De psychologie van de ongelijkheid: iedereen voelt zich middenklasse Door Wimar Bolhuis op 30 juni 2014 Het thema ongelijkheid staat weer op de maatschappelijke agenda. Waar het wetenschappelijk bewijs voor het verband tussen ongelijkheid en ongeluk zich al jaren opstapeldei, zorgt het levenswerk van de Franse econoom Pikettyii voor de internationale doorbraak. Linkse politici spreken na decennia van stilte weer schande over de scheefgroeiende verdeling van inkomen en (vooral) vermogen in de Westerse wereld. Maatregelen zijn nodig, maar komt er daadwerkelijk politieke stootkracht? In dit essay betoog ik dat de politieke wens voor een rechtvaardigere verdeling van inkomen en vermogen zal worden tegenwerkt. Verassend genoeg niet alleen door de bovenklasse die de verliezer zou zijn van het voorgestelde beleid, maar ook …. door de middenklasse en onderklasse die zouden profiteren van de maatregelen. Waarom tegenstand? Waar de statistieken ook groeiende ongelijkheid voor Nederland laten zien, vooral op het gebied van de vermogensverdeling, zijn er toch drie diepgewortelde psychologische of ideologische geloofslijnen in de hoofden van beleidsmakers, politici en kiezers die hervormingen tegenhouden. De eerste (ideologische) is: 1. Ongelijkheid is nodig voor economische groei en werkgelegenheid, want het geeft de juiste prikkels om te werken, te sparen en te investeren. Dit is het economische gedachtegoed dat we allemaal hebben geleerd. Natuurlijk is er is een zekere ongelijkheid noodzakelijk omdat uitmuntende prestatie en inzet beloond moet om welvaartsgroei te bevorderen, maar het zegt niets over de mate waarin ongelijkheid noodzakelijk is. Er zijn geen links-progressieve denkers (meer) te vinden die volledige gelijkheid van inkomens en vermogens willen. Wat we wel weten is dat meerdere onderzoeken, zoals recent van het IMF, laten zien dat grote ongelijkheid geen grotere economische groei veroorzaakt.iii Het frame dat meer gelijkheid moet leiden tot mindere economische prestaties en minder werkgelegenheid is echter sterk genoeg om een inefficiente scheefverdeling van inkomen en vermogen – die leidt tot minder dan potentiële 1 economische groei en werkgelegenheid omdat het wordt gespaard en gerentenierd in plaats van geconsumeerd of geinvesteerd en zo de effectieve verhoogt - te laten bestaan omdat het kiezers uit de onder-, midden- en bovenklasse afschrikt. De overheid zou hier echter haar economische rol op moeten pakken; stilstaand geld benutten voor productieve investeringen in infrastructuur en onderwijs die leiden tot meer economische groei en werkgelegenheid. De tweede en derde geloofslijnen zijn niet zozeer ideologisch, maar van sociaal-psychologische aard en daarom sterker. Laten we beginnen met: 2. Ongelijkheid is volgens de winaars met inkomen en vermogen een persoonlijke verdienste en volgens de verliezers de verdienste van de context. Hier speelt wat men in de sociale psychologie de fundamentele attributiefout noemt.iv Mensen moeten succes en falen ergens aan toeschrijven; over het algemeen gebeurt dit aan persoonlijke eigenschappen/karakter van de winnaar of verliezer of aan de situationele kenmerken waarin gewonnen of verloren wordt. Interessant genoeg schrijven winnaars hun successen in het algemeen zelf toe aan hun persoonlijke kwaliteiten – let op het spreekwoord 'geluk dwing je af' - ondanks het empirische bewijs dat het vooral aan de context ligt. Beoordelaars van buiten zijn geneigd successen realistischer (deels) toe te schrijven aan de context; je had rijke ouders, een goede opleiding, net het goede netwerk of gewoon mazzel. De consequentie van deze vorm van self-serving bias isduidelijk voor het politieke gevecht over het terugdringen van ongelijkheid: reken niet op begrip van de winnaars. Zij zijn en blijven – ondanks alle tegengestelde argumenten - overtuigd dat hun hoge inkomens en vermogens volledig aan henzelf te danken zijn. VVD en D66 spelen hier hard op in met hun frame 'jaloezie-belasting' als linkse partijen een rechtvaardiger belastingstelsel voorstellen; prestaties en waardering worden niet gegund. Het succesvolle hardwerkende indivu wordt achterna gejaagd door de jaloerse onsuccesvolle massa. Dit is een heel sterk frame, ook voor de onderklasse die voor hervormingen zou moeten stemmen: niemand wil worden beschuldigd van jaloezie. Maar de moeilijkste psychologische geloofslijn die het streven naar een rechtvaardigere inkomensen vermogensverdeling verhindert is: 3. Ongelijkheid terugdringen lijkt bij de uitvoering over de rug van de middenklasse te gaan, en bijna iedereen voelt zich middenklasse. Dit grijpt terug op het onrealistisch positieve zelfbeeld en zelfvertrouwen wat alle mensen van 2 zichzelf hebben. Fascinerende psychologie van de massa is dat er een enorme, onrealistische grote middenklasse is en een kleine minderheid zich lage klasse of hoge klasse voelt. In Nederland valt dit nog beter te begrijpen uit het spreekwoord 'Doe maar normaal, dan doe je al gek genoeg'. Uit de psychologische wetenschap weten we dat mensen zich altijd onderling vergelijken – social comparison – om hun zelfbeeld te bepalen.v Mensen aan de onderkant van de inkomens- en vermogenspiramide moeten zich sowieso omhoog vergelijken, maar voelen zich hier interessant genoeg 'middenklasse' door. Het mediane inkomen (of modale inkomen/vaakst voorkomend) in Nederland is bruto ongeveer 33.000 euro, maar ook mensen die het wettelijk minimumloon van bruto 19.000 euro verdienen zullen zich middenklasse voelen. Maar hetzelfde geldt voor de bovenklasse! Zij vergelijkt zich vaak omhoog met de bijna 200.000 miljonairs, en voelen zich daardoor ook middenklasse. Dit was duidelijk bij de discussie over de inkomensafhankelijke zorgpremie in 2013. Mensen die individueel bruto 66.000 euro (of 2x modaal) verdienden en hierdoor meer zorgpremie zouden gaan betalen waren woendend: de middenklasse werd gepakt! Hetzelfde verhaal kwam terug in de VVD-PvdA deal over terugdringing strafbaarstelling illegaliteit: er werd 500 miljoen euro uitgetrokken om de arbeidskorting voor inkomens tussen bruto 40.000 euro en 110.000 euro te verhogen. Het werd gevierd als een overwinning voor de middenklasse! Conclusie Hoewel de groeiende ongelijkheid zich binnen het huidige politieke en economische klimaat lijkt door te zetten, leven er onder de kiezers sterke ideologische en psychologische geloofslijnen die hervormingen zullen tegenwerken. Het feit dat een kleine groep in Nederland enorme inkomens verdient en een kwart van het totale vermogen bezit, is onvoldoende om de kiezers te overtuigen. Fascinerend is dat de middenklasse de grootste weerstand zal bieden, maar dat die veel groter is dan dat politici en wetenschappers zich nu nog realiseren. Politieke economie die zich baseert op rationele kiezers met preferenties en nutsmaximalisatie is onvoldoende, want anders was de brede steun voor meer gelijkheid al veel eerder gekomen.vi Linkse politici staan voor de uitdaging de onder- en middenklasse niet tegen zich in het harnas te jagen; een moeilijke taak, want de psychologie van de ongelijkheid is sterk. 3 Noten i ii iii iv v vi Het belangrijkste boek de afgelopen jaren was Wilkinson R. Y& Pickett, K. (2009). The Spirit Level; Why Equality is Better for Everyone. Londen: Penguin Books. Piketty, T. (2014). Capital in the Twenty-First Century. Harvard: Harvard University Press. Bijvoorbeeld een recente publicatie van het IMF-stafbureau: Ostry, JD., Berg, A., & Tsangarides, C. G. (2014). Redistribution, Inequality and Growth, IMF Staff Discussion Note, of natuurlijk Ross, L. (1977). The intuitive psychologist and his shortcomings: Distortions in the attribution process. In Berkowitz, L. Advances in experimental social psychology, New York: Academic Press,73–220. Bekendste theorie is van Festinger (1954), de 'social comparison theory'. Centraal idee is dat individuen een objectief zelbeeld proberen te verkijgen door zelfevaluaties ten opzichte van anderen. Men kan opwaarts (negatief) en neerwaarts (positief) vergelijken. Overigens speelt hier ook doorheen dat de feitelijke onderklasse en middenklasse minder vaak gaat stemmen dan de bovenklasse; zij kennen een lager opkomstpercentage De democratische uitkomst van een verkiezing en beleid kent daarom altijd een 'bias' richting de bovenklasse of een 'opleidingsbias'. 4