Dierkunde: Oefeningen Test Dierkunde Epitheliaalweefsel a) Algemeen/inleiding - gevormd door dicht bij elkaar gestapelde cellen met grote kern weinig of geen tussencelstof Epitheliaalweefsel rusten steeds op bindweefsel o OPM: ertussen vind men meestal een fijn vliesje, basale membraan (afgescheiden door epitheel) alle uitwendige en inwendige lichaamsoppervlakten zijn bedekt 2 types bedekkingsepitheel b) dek of bekledingsepitheel a. b. c. uitwendig epitheel (epithelium) inwendig epitheel (endothelium) meerlagig of eenlagig i. eenlagig: gevormd door 1 laag cellen, verschillende soorten 1. plaveiselachtig of afgeplat epitheel (brede, platte dichtaaneengesloten cellen) 2. cilindervormig epitheel (hoge cilindervormige cellen met of zonder trilharen) 3. kubisch of prismatisch epitheel (kubische/prismatische cellen met meerdere vlakken) 4. pseudo meerlagig epitheel (gelijkend op meerlagig omdat, celkernen bevinden zich op verschillende hoogtes in de cellen, wel allemaal rustend op het basale membraan) ii. meerlagig of gelaagd 1. verschillende lagen cellen boven elkaar (kubische, cilindrische, platte , al of niet verhoornd. Trilhaartjes die een mechanische transportfunctie uitoefenen c) klierepitheel d. e. f. functie: secretie functies … vormt dus klieren morfologisch onderscheid men : i. eencellige klieren: 1 cel die tussen andere epitheel cellen is gelegen bv slijmbekercel ii. meercellige klieren: meerdere cellen die samen een klier vormen 1. men onderscheid buisvormige klieren (zweetklieren) 2. trosvormige klieren volgens aard van het secreet onderscheidt men i. sereuze klieren (waterig secreet) ii. mukeuze klieren ( slijmachtig secreet) Bindweefsel (bevat steeds bloedvaten en zenuwvezels) a) algemeen/ inleiding - kleiner aantal cellen grotere hoeveelheid tussencelstof functie : o mechanische functie (ondersteunen+omhullen, verbinden en verenigen van weefsels en organen o stofwisselingsfunctie (vormt verbinding tussen bloedvaten en andere weefsels ) o verdedigingsfunctie (bindweefsel maakt en bevat fagocyterende cellen+cellen die anti lichamen maken = reticulair bindweefsel b) bestaat uit - amorfe basisstof of tussencelstof waarin de andere bindelementen gedompeld zijn o afgescheiden door bindweefsel cellen en bestaan uit eiwitten, vetten, polysacchariden bindweefsel cellen of fibroblasten (groot, afgeplat en onregelmatig van vorm) bindweefsel bundels of collageenbundels o gevormd door dunne,regelmatige vezels tot bundels die vaak omringd worden door 1 of meer ringvezels elastische vezels: deze geven een grote elasticiteit aan het bindweefsel) o gevormd door geknikte vezels c) verschillende soorten volgens verhouding verschillende structuurelementen 1) elastisch bindweefsel i. geelachtige kleiur ii. vooral elastische vezels iii. eventueel ook cellen en vezelbundels iv. komt voor in de nekband, longalveolen, ophangbanden van de uier, buikwand 2) vezelachtig bindweefsel i. witachtige kleur ii. vooral collageenbundels onderling evenwijdig of gekruist iii. weinig elastische vezels iv. komt voor in het weefsel der pezen : vd gewrichtsbanden, vliezen rond de spieren Stijn Vandelanotte 1 Dierkunde: Oefeningen 3) gelei achtig bindweefsel of slijmweefsel i. embryogonale vorm vh bindweefsel ii. tussencelstof is homogeen en geleiachtig, de cellen zijn zeer talkrijk, de vezels zeldzaam iii. komt voor rond de navelstreng bij de geboorte 4) netweefsel of reticulair weefsel i. talrijke cellen die onderling verbonden zijn door fijne uitlopers ii. tussen de cellen basisstof en de mazen vooral opgevuld met lymfocyten iii. komt voor in de lymfe klieren, beenmerg, milt 5) vetweefsel i. vetcellen = bindweefselcellen die hun uitsteeksels verloren hebben en rond geworden zijn ii. protoplasma propt zich vol met vetdruppeltjes die geleidelijk versmelten tot 1 grote vetdruppel Kraakbeenweefsel (bevat geen bloedvaten en zenuwvezels) a) inleiding/ algemeen - tussencelstof(chondrine) is harder dan in het bindweefsel maar bevat geen kalk - niet vasculerend - gevoed door diffusie - geneest traag - omgeven door kraakbeenvlies, het perichondrium Het embryogonale skelet bestaat voor een zeer groot deel uit kraakbeen. Dit wordt dan in het vroege embryo omgezet in been. Men stelt dat alle beenderen door kraakbeen worden voorafgegaan behalve die rond de hersenen b) soorten kraakbeen - hyaline kraakbeen: o iets blauw en iets doorschijnend o wordt harder bij ouder worden o voorloper van het been o komt blijvend voor bij de gewrichtsuiteinden en in het neus tussenschot en sommige andere plaatsen ribben, borstbeen, hoefbeen, strottenhoofd - elastisch kraakbeen: geel, bij de ingang vh strottenhoofd, oorschelp - fibreus of vezelig kraakbeen: wit, taai, hard, meniscus Meestal komen ze samen voor Bloed - bindweefsel waarvan de amorfe stof vloeibaar is o het vloeit in bloedvaten (gesloten bloedsomloop) o het vloeit in bloedholten (openbloedsomloop) Samenstelling bij de mens: - plasma: 55% bloedvolume (= serum (90% water, 7% eiwitten, vetten, suikers, zouten,hormonen, enzymen, antilichamen, voedingsstoffen, vitaminen,gassen afscheidingsproducten ) + fibrinogeen ) - bloedcellen: witte bloedcellen (leukocyten), rode bloedcellen (erythrocyten), bloedplaatjes (thrombocyten) Spierweefsel a) inleiding/algemeen - sterk gespecialiseerd, samentrekbaar contractiele basis eenheid spiercel, met het uitzicht van vezels .⇒ men noemt ze spiervezels cytoplasma vd cellen bevat dunne lange draden (myofibrillen) die kunnen samentrekken bevat ook belangrijke hoeveelheid bindweefsel ⇒ men kan het als een gemengd weefsel beschouwen b) glad spierweefsel - contractie onafhankelijk van wil spiercellen spoelvormig met staafvormige kern die centraal gelegen is geen dwarsstreping, ondanks myofibrillen in lengte as van cel bv: huid, wand van sommige organen, wand van spijsverteringskanaal c) gestreept spierweefsel - contractie afhankelijk van wil grote lange meestal cilindervormige veelkernige spiercel duidelijke dwarsstreping bv: skeletspieren d) hart contractie onafhankelijk van wil bevat ook dwarsgestreepte myofibrillen Stijn Vandelanotte 2