Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid: Informatie over de arbeidsmarkt en de kredietcrisis Hoe wordt het beleid op de arbeidsmarkt de komende tijd vormgegeven? Werktijdverkorting en mobiliteitscentra De financiële crisis veroorzaakte een teruggang in de reële economie. Dat gebeurde met zo’n ongekende en onverwachte snelheid dat bedrijven soms van de ene op de andere dag werden geconfronteerd met een acute vraaguitval. Om te voorkomen dat zulke bedrijven onder druk van de snelle veranderingen overhaast beslissingen zouden moeten nemen over vermindering van de arbeidscapaciteit, heeft het kabinet besloten tot werktijdverkorting voor bedrijven die de gevolgen van de crisis ondervinden en tot het inrichten van mobiliteitscentra. • Bijzondere regeling wtv Per 30 november 2008 kunnen bedrijven die door de kredietcrisis een acuut omzetverlies hebben een beroep doen op de bijzondere regeling werktijdverkorting. Hiermee moet worden voorkomen dat bedrijven onder druk van snelle veranderingen in de economie overhaast beslissingen moeten nemen over het verminderen van arbeidscapaciteit. • Mobiliteitscentra Tegelijkertijd met de bijzondere regeling werktijdverkorting zijn er mobiliteitscentra ingericht. Deze centra staan in de regio’s die geconfronteerd worden met een snelle groei van het aantal ontslagaanvragen. Werknemers voor wie er geen werk meer is, kunnen, zo mogelijk nog voor zij werkloos worden, elders worden ingezet. Structurele maatregelen Werktijdverkorting berust op de veronderstelling dat de vraaguitval en verminderde productie van tijdelijke aard zijn. Binnen afzienbare tijd (maximaal 6 maanden) ontstaat weer behoefte aan het arbeidsvermogen waarvoor werktijdverkorting is aangevraagd. Volgens ramingen zal de crisis aanzienlijk langer duren dan 24 weken. De komende jaren zal Nederland naar verwachting te maken hebben met een sterke toename van werkloosheid. De snelheid van de ontwikkelingen vergt dat er zo snel mogelijk meer structurele maatregelen worden genomen. Het beleid ten aanzien van de arbeidsmarkt in de komende tijd zal worden ingevuld vanuit het perspectief dat als gevolg van de economische neergang een toenemend aantal mensen elders naar een baan moeten zoeken. Hoofdpunten van dit beleid zullen zijn: • versterking van de arbeidsmobiliteit • ontwikkeling van-werk-naar-werk • scholing en omscholing • nieuwe zekerheden en flexibiliteit Wat zijn de plannen op het gebied van arbeidsmobiliteit? Een eerste voorwaarde voor de versterking van arbeidsmobiliteit is inzicht waar werk beschikbaar is of op korte termijn beschikbaar komt. In het najaarsoverleg zijn hier met sociale partners en de verschillende bedrijfssectoren afspraken over gemaakt. Deze moeten versneld ten uitvoer worden gebracht. Andere maatregelen zijn: • De basisinfrastructuur van de mobiliteitscentra wordt versneld ingericht op 30 plaatsen in het land. Tot nu toe werden deze centra alleen ingericht daar waar dat op het moment echt nodig was. De locaties zijn gekoppeld aan de Locatie Werk en Inkomen (LWI) plus vestigingen. • Er moet voorrang worden gegeven aan bemiddeling (werklozen actief met sollicitaties benaderen) boven re-integratie (trajecten,scholing) Daarbij gaat het in veel gevallen om een overgang naar werk in andere sectoren. Er moet creatief worden gezocht naar alle instrumenten waar werknemers, zo mogelijk tijdelijk, elders worden ingezet. • Voorkomen moet worden dat werk verloren gaat bij gebrek aan beschikbare werknemers. Activerende bevoegdheden in de verschillende regelingen moeten zich hierop richten (work first trajecten, passende arbeid). De geografische mobiliteit kan mogelijk worden verruimd. Uitkeringsgerechtigden zouden dan een sollicitatie-/acceptatieplicht hebben voor aangeboden banen in een bredere schaal rond hun woonplaats. Hoe zal de ontwikkeling van-werk-naar-werk worden vormgegeven? Er moet verder gegaan worden met het ontwikkelen van van-werk-naar-werk trajecten en met het vergroten van de inzetbaarheid van werknemers. In het najaarsoverleg hebben kabinet en sociale partners gezamenlijk het belang hiervan aangegeven. • Werkgevers en werknemers kunnen nu al veel doen om van-werk-naar-werk te bevorderen. Werkgevers en werknemers kunnen onder meer door afspraken in sociale plannen eraan bijdragen dat met ontslag bedreigde werknemers elders aan de slag kunnen. • Sociale partners kunnen bij het implementeren van sociale plannen gebruik maken van de mobiliteitscentra. Onder bepaalde voorwaarden zou daarbij van overheidszijde een deel van het re-integratiebudget ingezet kunnen worden, bijvoorbeeld in de vorm van omscholingstrajecten. Met gemeenten zou het gesprek kunnen worden aangegaan om een deel van de middelen van het W-deel te gebruiken om werkzoekenden naar een nieuwe baan te begeleiden. • Ook valt te denken aan de mogelijkheid dat werkgevers kiezen voor een grotere (financiële) verantwoordelijkheid om werknemers van-werk-naar-werk te leiden, nieuwe faciliteiten rondom scholing en het voorkomen van werkloosheid door effectieve begeleiding in een context waarbij er nog een relatie tussen werkgevers en werknemer bestaat. Toepassing van een vorm van deeltijd WW is daarbij een mogelijke optie. Wat zijn de plannen op het gebied van scholing en omscholing? Scholing is een belangrijk middel om de inzetbaarheid van mensen te vergroten en de overgang van de ene naar de andere baan te vereenvoudigen. De primaire verantwoordelijkheid voor scholing van werkenden ligt bij werknemers en werkgevers zelf. • Het kabinet richt leerwerkloketten en regionale samenwerkingverbanden in. Hierdoor ontstaat een blijvende infrastructuur van en voor werkgevers, werknemers en werkzoekenden op het terrein van leren en werken. Op de LWI- plus vestigingen worden de leerwerkloketten en mobiliteitscentra op elkaar aangesloten. • Per 1 januari 2009 is de fiscale tegemoetkoming voor studiekosten voor werkgevers verruimd, waardoor EVC-procedures belastingvrij kunnen worden verstrekt. • Verder zal worden bezien of middelen uit het Europees Sociaal Fonds (ESF) en het Europees Globaliseringsfonds (EGF) kunnen worden ingezet voor de scholing die nu nodig is. • Ook zijn er de al langer bestaande faciliteiten, zoals de subsidies voor O&O-fondsen uit het Europees Sociaal Fonds, de aftrek van studiekosten van de inkomstenbelasting en de mogelijkheid voor volwassenen om deel te nemen aan het reguliere door de overheid bekostigde onderwijs. • Verdere opties zijn om scholing voor werklozen of met werkloosheid bedreigde werknemers financieel te ondersteunen (cofinanciering overheid en O&O fondsen, scholingsvouchers), het instellen van een scholingsplicht, en werklozen leerwerktrajecten aan te bieden in sectoren met veel vacatures. • In het kader van de werktijdverkorting zullen de voorgenomen scholingsinspanningen worden gemonitord. Hoe wil het kabinet flexibiliteit op de arbeidsmarkt verder vergroten? Een andere manier om de flexibiliteit op de arbeidsmarkt te vergroten is het ondersteunen van zelfstandigen zonder personeel (zzp’ers). In de afgelopen jaren is het aantal zzp’ers al sterk gegroeid. De huidige economische neergang kan er voor zorgen dat meer mensen ervoor kiezen om als zelfstandige aan de slag te gaan. Een nieuwe generatie zzp’ers zou dan kunnen ontstaan. De vraag is in dat licht of er voor deze nieuwe generatie onnodige belemmeringen zijn om als zelfstandige aan de slag te gaan. In dat geval zou de overheid een rol kunnen spelen om zulke belemmeringen zoveel mogelijk weg te nemen, zodat de overstap naar zelfstandig ondernemerschap door meer mensen gemaakt kunnen worden. Hoe zit het met mensen met een moeilijke positie op de arbeidsmarkt? In het beleid is er aandacht voor de inkomenspositie van diegenen die door de crisis worden getroffen met een bijzonder oog voor de kwetsbare groepen. Afgelopen twee jaar is een participatiebeleid ontwikkeld dat berust op de erkenning van de wezenlijke betekenis van arbeid voor mensen, het sociaal belang daarvan en de financiële en economische noodzaak van optimale participatie om sociale zekerheid, publieke voorzieningen en zorg op peil te houden. Die noodzaak wordt slechts aangescherpt door de crisis. Versterking van de participatie blijft dus onverminderd van belang. Het groeiend structureel arbeidstekort gaat niet weg door de huidige economische neergang. Alle inspanningen om daar zo goed mogelijk doorheen en uit te komen, zouden tevergeefs zijn indien de economie al vrij snel bij een inzettend herstel weer op zou lopen tegen de grenzen van de arbeidscapaciteit. Het streven blijft dan ook onverminderd gericht op behoud van ouderen voor de arbeidsmarkt, uitbreiding van deeltijdarbeid en van de participatie van mensen met een arbeidsbeperking of met een grote afstand tot de arbeidsmarkt. Wat gebeurt er met de wtv? De bijzondere regeling voor werktijdverkorting loopt in beginsel tot 21 maart 2009. De regeling stopt zodra er vervangende maatregelen zijn. De minister heeft aangegeven dat de werktijdverkorting tijdelijk is en geen adequaat antwoord biedt op de huidige crisis. Andere, meer structurele maatregelen zijn nodig. Het kabinet verkent op dit moment de mogelijkheden van een sociaal akkoord met sociale partners over maatregelen om de gevolgen van de kredietcrisis voor de arbeidsmarkt op te vangen en tegen te gaan. Vervangende maatregelen voor de wtv-regeling kunnen hier onderdeel van uitmaken.