Samenvatting Maatschappijleer PERIODE 1 Regels veranderen vaak in de loop van de tijd. Welke regels op een bepaald moment gelden hangt af van: -de opvatting van de gene die de meeste macht heef/hebben -de invloed van degene die een ondergeschikte positie innemen - de machtsmiddelen die beide groepen hebben In Nederland worden de regels democratisch vastgesteld. Wij hebben inbreng op welke regels en over de aanpak van maatschappelijke problemen. Maatschappijleer gaat over de maatschappelijke problemen, niet de persoonlijke. Een probleem is maatschappelijk als: -Er gevolgen voor grote grepen in de samenleving zijn (sociale problemen bv: drugs) -Het door de maatschappelijke ontwikkeling wordt veroorzaakt. (door dynamische samenleving ontstaat een onbedoeld probleem. bv: fileprobleem door toegenomen welvaart.) -Het gemeenschappelijk opgelost moet worden. (als er wetten voor moeten komen is het ook een politiek probleem. vb: broeikaseffect > vermindering CO2 gassen ) -Het te maken heeft met tegengestelde belangen bij het oplossen. (vb: belasting) Ze worden opgelost/besproken dmv dit analyse schema Begrippen: Analyse vragen: . Probleem -Wat is het probleem? (motivatie, waarom een maatschappelijke kwestie, feitelijke informatie en historische schets.) Belangen -Welke groepen en organisaties zijn betrokken bij de kwestie? -Welke belangen hebben deze betrokkenen? ( noem de –economischebelangen per groep en of ze overeenkomstig zijn) -Welke concrete oorstellen hebben groepen? Waarden en -Wat zijn de achterliggende waarden, normen en idealen van welke groep of normen organisatie? (welke rol spelen geloof, traditie en groepsgedrag?) Overheid en -Welk beleid voert de overheid? (wetten en standpunten van ministers e.d.) politieke -Wat vinden de partijen van deze kwestie? partijen Samenvatting -Vat de belangrijkste feiten, standpunten en voorstellen samen en eigen -Welke oplossing is volgens jou de beste? mening -Hoe zal het verder ontwikkelen? -De sociaal economische invalshoek: belangrijk is wie er financieel voor of nadelen bij een beslissing hebben. -De sociaal-culturele invalshoek: waarden (uitgangspunten en principes om naar te streven) en normen (hoe goed je op de grond van een waarde leeft) invloeden de kijk op een probleem. Waarden verschillen echter per groep of individu, plaats en tijd. -De politiek-juridische invalshoek: Mensen hebben verschillend belangen én normen & waarden. Er zijn bijna altijd compromissen nodig om de samenleving ordelijk te laten verlopen. De oplossing moet aanvaardbaar zijn, vaak wordt deze vast gelegd in een wet. -De vergelijkende invalshoek:je analyseert hoe de samenleving over een tijd zal zijn, maar ook hoe deze nu en vroeger was. Een historisch en geografisch perspectief. Conclusie: De samenleving veranderd voortdurend, er ontstaan steeds nieuwe maatschappelijk kwesties die moeten worden opgelost afhankelijk van de normen, waarden en belangen op dat moment. Dit is de dynamiek van de samenleving. Politieke Besluitvorming hst 1 rechtsstaat en democratie Een staat is onafhankelijk als: -er een vast grondgebied of territoir is -op het grondgebied een bevolking woont -er een vorm van gezag uitgeoefend wordt. 1.1 Staat Om regels gehanteerd te laten worden is gezag nodig, het hoogste gezag in een staat heet soevereiniteit. Deze wordt uitgeoefend door de overheid. Zij hebben de wettelijke geregelde macht over de bevolking, omdat de verhouding tussen burgers en overheid vastligt zijn we een rechtsstaat. Volksvertegenwoordigers controleren de overheid. In een dictatuur is dit niet zo, voorbeelden van dictaturen: China, Libië en Noord Korea. 1.2 Rechtsstaat In een rechtsstaat krijgen de burgers rechtsbescherming. Maar ook de overheid heeft zijn beperkingen. De grondwet waarin de belangrijke rechten zijn opgenomen bevat klassieke, sociale en landsbestuur rechten. Onder klassieke rechten vallen de vrijheid meningsuiting, onaantastbaarheid van het lichaam, politieke rechten en gelijke behandeling. Onder de sociale rechten vallen ook werkgelegenheden, leefmilieu, gezondheid en onderwijs. Het verschil is dat de overheid verplicht is om de klassieke rechten te garanderen, de sociale rechten zijn afhankelijk van het vermogen en ook geen voorwarde voor een rechtsstaat. De rechter zorgt ervoor dat niemand de wetten overtreedt. 1.3 Democratie Een democratie is een land waar het volk regeert. Maar eigenlijk zijn het de volksvertegenwoordigers die dat doen, dit heet representatieve democratie. De eerste grondwed kwam uit 1798, toen de fransen weg waren uit Nederlanden in 1814 Willem 1e koning werd, werd de wed gewijzigd in 1848. De burgers kregen meer invloed, mannen die belasting betaalden kregen censuskiesrecht. N 1917 kreeg je het algemeen mannenkiesrecht en in 1922 het vrouwenkiesrecht. Iedereen boven de achttien heeft nu actief en passief kiesrecht. De stemmingen zijn geheim. Nederland kent 3 bestuurslagen: Het rijk, de provincie en de gemeente. Maar alleen mensen met een Nederlandse nationaliteit mogen stemmen. Wel mogen ze als ze langer dan 5 jaar hier wonen deelnemen aan de gemeenteraadsverkiezing. Mensen die uitgesloten van kiesrecht zijn, zijn mensen die dat door een rechtelijke uitspraak geworden zijn door landverraad of geestelijke soortnissen. Sinds 1979 mogen we eens in de 5 jaar ook voor het Europees parlement kiezen. Iedereen mag een partij oprichten, mits deze: -zich officieel laat registreren bij de Kiesraad, incl. waarborgsom van 450 euro. -voor elke kieskring(v.d. 19 in NL.) waar het wil meedoen een kandidatenlijst inlevert. -in elke kieskring 30 Nederlanders hun steunbetuiging geven. -een som van 11.250 euro betaald (terug als deze 75% v.d. stemmen voor een zetel krijgt.) Kiesstelsel: Ons kiesstelsel is gebaseerd op de evenredige vertegenwoordiging. Dit betekend dat alle uitgebrachte stemmen worden verdeeld over het aantal beschikbare zetels. De kiesdeler hierbij is de hoeveelheid stemmen die je nodig hebt voor één zetel. Voordeel: elke stem telt even zwaar. Nadeel: veel kleine partijen. Een oplossing voor het nadeel zou een kiesdrempel kunnen zijn, dat betekend dat een partij een bepaald m minimum percentage stemmen moet hebben om mee te delen in de zetels. Andere landen doen aan een districtenstelsel. Dan word het land verdeeld in gebieden en de kandidaat in een gebied met de meeste stemmen wordt afgevaardigd naar het landelijk bestuur. Voordeel: de kiezers kennen de kandidaat goed. Nadeel: een partij met de meeste stemmen kan de minste zetels krijgen. Verkiezingsprogramma: hierin staan de belangrijkste pannen en opvattingen van de partij. De lijsttrekker is de persoon die als eerste p de kandidatenlijst is geplaatst. Hij bepaalt het gezicht van de partij. De partijen proberen de zwevende keizers, zij die niet elke keer op dezelfde stemmen, over te halen om op hun te stemmen. Na de verkiezingen moeten ze onderhandelen met andere partijen over de samenstelling v.d. regering. Voorkeurstemmen: Als je stemt stem je op een kandidaat van een partij. Een persoon die na een ruzie met zijn partij de Tweede Kamer verlaat, is nog steeds lid van de Tweede Kamer. Als mensen niet op de lijsttrekker maar op een andere kandidaat stemmen noemen we het een voorkeurstem. Zo kan iemand die laag staat toch worden gekozen. Hst 2 Het landsbestuur: De politieke cultuur is de manier waarop de samenwerking van regering en parlement verloopt op juridisch gebied en op het gebied van tradities en gewoonten. Regering: ministers en de koningin Parlement: Eerste en Tweede Kamer. 2.1 Politieke macht is het vermogen om invloed en controle uit te oefenen p politieke besluiten. Trias Politica: is de scheiding van de machten in deze drie onderdelen -De wetgevende macht, stelt wetten vast. De wetsvoorstellen van de ministers worden overwogen door het parlement. -De uitvoerende macht, zorgt ervoor dat de goedgekeurde wetten worden uitgevoerd. De ministers zijn verantwoordelijk, zij wijzen hun ambtenaren of de instanties. -De rechtelijke macht, beoordeelt of wetten goed worden nageleefd. Dit doen de rechters. Hieruit blijkt dat de ministers de meeste politieke macht hebben omdat ze de meeste voorstellen indienen. 2.2 De volksvertegenwoordiging De statengeneraal vormt de volksvertegenwoordiging op landelijk niveau, deze bestaat uit de Eerste en Tweede kamer(parlement). De Tweede kamer telt 150 leden die rechtstreeks gekozen worden. Zij zijn medewetgever en controleren de regering. Hiervoor hebben ze enkele rechten: -stemrecht om wetsvoorstellen te beoordelen. -amendement recht is om een wet te wijzigen. -initiatiefrecht kunnen ze zelf met voostellen komen. -budgetrecht voor begrotingsvoorstellen. (prinsjesdag 3e dinsdag van september) -vragenrecht voor de regering, binnen drie weken moeten ze antwoord krijgen. -interpellatie recht om bewindspersonen om uitleg van het regeringsbeleid te vragen. -recht van motie, een schriftelijke uitspraak over het beleid van een minister. -recht van enquête, om zelfstandig een onderzoek te doen. De Eerste Kamer, het senaat, telt 75 leden. Gekozen door de Provinciale Staten. Zij vergaderen een dag per week. Zij zijn de laatste controle, ze toetsen de wetsvoorstellen aan de normen en waarden van de wetgeving. Zij kunnen geen veranderingen doorvoeren slechts toestaan of afwerpen, en geen eigen wetsvoorstellen indienen. (wel vragen recht en enquête maar wordt weinig gebruik van gemaakt omdat de Tweede kamer het primaat heeft) 2.3 De regering. Ministers en staatssecretarissen: Een regering bestaat uit het staatshoofd en de ministers. Een minister is verantwoordelijk voor een beleidsterrein. De voornamen worden besproken in de ministerraad. De voorzitter hiervan is de premier/minister president. Als er te veel ministers in een ministerie zitten kunnen er ook onderdelen door staatssecretarissen worden aangesteld. Een minister zonder eigen ministerie heet “minister zonder portefeuille”. Alle ministers en staatssecretarissen samen heten het kabinet. Zij zijn verantwoording schuldig aan de volksvertegenwoordiging. Het staatshoofd niet, deze is onschendbaar. Het staatshoofd wordt door erfopvolging bepaald. Haar belangrijkste taken zijn: -wetten voorzien van handtekening(goedkeuring) -het voorlezen van de Troonrede op Prinsjesdag -het benoemen van ministers en formateurs -het voeren van regelmatig overleg met de minister-president over het kabinetsbeleid. Nederland heeft een monarchie. En omdat de positie van het koningshuis bij ons in de grondwet staat(constitutie) noemen we Nederland een constitutionele monarchie met een democratisch parlementair stelsel. 2.4 De Kabinetsformatie Een regering moet kunnen rekenen op steun van de meerderheid in de Tweede kamer. Bij het tot stand komen van een regering zijn er altijd coalities tussen verschillende partijen. Na de verkiezingen, vergadert de nieuwe Tweede Kamer over mogelijke combinaties van partijen voor een nieuw kabinet. Hierna komt de adviesronde(vicepresident van Raad van State, voorzitters 1e en 2e Kamer en de leiders van de politieke partijen gaan op bezoek bij de koningin.) De persoon die gekozen wordt het onderzoek, naar de beste mogelijkheid tot een beleid van partijen, uit te voeren heet informateur. Als de partijen die samen een regering willen vormen over de hoofdlijnen een overeenstemming hebben bereikt wordt dit opgenomen in het regeerakkoord voor de komende 4 jaar. De partijen ondertekenen het en beloven hiermee niet dwars te gaan liggen. De precieze plannen worden aangekondigd in de Troonrede. de miljoenennota, door de minister van financiën gepresenteerd, gaat over de preciezere voornemens er zijn op elk beleidsterrein en hoeveel geld er daarvoor is. Het is een begroting. Als de informateur partijen heeft gekozen wordt een formateur gekozen, deze gaat daadwerkelijk een kabinet vormen. De grootte regeringspartij zorgt voor de premier, de andere bewindspersonen worden evenwichtig verdeeld. Als een wetsvoorstel wordt afgewezen en de minister of staatssecretaris houdt zich er toch aanvast zal de Tweede kamer een motie van afkeuring geven(wantrouwen). De minister treed dan meestal af. Als het voorstel zo belangrijk is voor het kabinet bindt zij zich aan het voorste. Verwerpt de Tweede kamer deze dan valt het kabinet, deze dient zijn ontslag aan. Er wordt dan een formateur benoemd en een nieuw kabinet gezocht of er worden weer verkiezingen uitgeschreven voor een nieuwe Tweede Kamer. De keus hangt af van de oorzaak van de crisis. 2.5 Provincie en gemeente in Nederland delegeren we bevoegdheden naar lagere overheden (provinciale en gemeentelijke overheid) zodat de provincie en gemeente beter op de hoogte zijn van de situatie en zo beter kunnen beoordelen. En omdat ze dichter bij de burgers staan en zij dus het bestuur ook makkelijker kunnen aanspreken. De provincie zorgt voor ruimtelijke ordening en milieu. De provincie maakt steekplannen waarin staat welke activiteiten in een gebied passen, rekening houdend met het Rijksbeleid. De gekozen vertegenwoordigers heten Provinciale Staten. De gedeputeerde Staten zijn hier weer de belangrijkste van. De voorzitter van de gedeputeerde als de provinciale staten i de Commissaris van de koningin. Deze wordt benoemd. Door de minister van binnenlandse zaken. De Staten kunnen in een vertrouwenscommissie hun voorkeur voor deze persoon kunnen uiten. De gemeente is een bestuurslaag die het dichts bij de burger staat. Verantwoordelijk voor de ordelijke verloop van het openbare leven in een gemeente. Zij maken bestemmingsplannen die de steekplannen van de provincie detailleren. De laatste jaren worden er meer taken naar de gemeenten gedecentraliseerd zoals de voorziening voor gehandicapten en asielzoekers. Dit is zo omdat het gemeentebestuur beter maatwerk kan leveren. Het besstuur van een gemeente wordt gevormd door de gemeenterad. Ook zij worden eens in de vier jaar gekozen. Ook niet Nederlanders, die hier wel al vijf jaar wonen, mogen meedoen aan de verkiezingen. Het college van burgemeester en wethouders. Van monisme naar dualisme Een monistische structuur is dat wethouders deel uitmaken van de gemeenteraa. In maart 2002 werd Nederland dualistisch. De bevoegdheden van de wethouders en de raad waren nu gescheiden. De gemeenteraad is nu verantwoordelijk voor de regelgeving, beleidskaders enz. Het college van burgemeester en wethouders is nu verantoodelijk voor het bestuur van de gemeente, een uitvoerende taak.