Voedsel kan ons maken of breken. De Wereldgezondheidsorganisatie constateert in haar rapport ‘Diet, nutrition and the prevention of chronic diseases‘ dat goede voeding de kans op veelkomende beschavingsziekten verkleint. Of we het willen of niet: doordat we steeds meer en ongezonder eten - en minder bewegen - zijn we (mede)verantwoordelijk voor de toename van chronische ziekten zoals zwaarlijvigheid, metabool syndroom, diabetes, hart- en vaatziekten, kanker, longziekten, botontkalking, dementie en tandcariës. Voorlichting over gezonde eet- en leefgewoonten lijkt aan dovemansoren gericht. We maken ons liever druk over de nieuwe basisverzekering, die zorg moet garanderen als het misgegaan is. Intussen neemt het aantal mensen met overgewicht en diabetes schrikbarend toe. Maar waarom is onze voeding zo ongezond? <Door: Selma Timmer> Moderne voeding brengt de Evolutionaire geneeskunde werpt licht op moderne Evolutionaire geneeskunde Het is aannemelijk dat onze huidige voeding niet past bij de stofwisseling die de mens gedurende zijn lange bestaan op aarde heeft ontwikkeld. Mensachtigen ontstonden ruim vier miljoen jaar geleden; de moderne mens (homo sapiens) ontwikkelde zich 160.000 jaar geleden als jager-verzamelaars. Pas tijdens het Neolithicum (nieuwe steentijd, 2000-10.000 jaar v. Chr.) vond de overgang plaats van jagen en verzamelen naar akkerbouw en veeteelt. Het genoom van de mens heeft zich gedurende de evolutie aangepast aan de omgeving (klimaat, ziektekiemen, voeding van jager-verzamelaars). De samenstelling van de voeding is sinds het Neolithicum en vooral sinds de industriële revolutie dramatisch gewijzigd. Deze ontwikkelingen zijn te snel gegaan voor de mens om zich genetisch aan te passen: ons genoom verandert naar schatting 0,5% per miljoen jaar. De evolutionaire geneeskunde 4 Supplement+ special, mei 2006 gaat ervan uit dat het conflict tussen erfelijke aanleg/stofwisseling en huidige voeding leidt tot beschavingsziekten. Onze voeding is op zeven hoofdpunten gewijzigd: 1. Glycemische belasting 2. Vetzuursamenstelling 3. Verhouding tussen macronutriënten (koolhydraten, eiwitten, vetten) 4. Gehalte aan micronutriënten (vitamines, mineralen) 5. Balans tussen zuur- en basevormende bestanddelen 6. Natrium-kaliumverhouding 7. Vezelgehalte Gewijzigd voedselpakket Voor de introductie van akkerbouw en veeteelt aten mensen voornamelijk minimaal bewerkte wilde groenten, fruit, noten en zaden en wat vis en (mager) vlees. Door akkerbouw en veeteelt zijn granen, peulvruchten en zuivel aan het voedselpakket toegevoegd: producten die de mens voordien niet of nauwelijks at. Sinds de industriële revolutie maken (sterk) geraffineerde producten zoals plantaardige oliën, geraffineerde granen, suiker en alcohol een belangrijk deel uit in onze voeding; tevens hebben we te maken gekregen met bestrijdingsmiddelen en voedseladditieven. Momenteel is ongeveer 70% van de dagelijkse calorie-inname afkomstig van melk en melkproducten, (geraffineerde) granen, geraffineerde suikers, geraffineerde plantaardige oliën, zout, alcohol en combinaties hiervan. Deze voedingsmiddelen, die veel (lege) calorieën leveren, waren onbekend bij onze voorouders. Nu eet zeker tachtig procent van de Nederlanders te weinig groenten en zestig procent te weinig fruit. Volgens de Wereldgezondheidsorganisatie behoort een lage consumptie van groenten en fruit tot de top 10 van risicofactoren voor ziekte en sterfte door onder meer hart- en vaatziekten, kanker, overgewicht, diabetes en kanker. Groenten Mo d er n e en fruit zijn rijk aan vitamines, mineralen, vezels en waardevolle fytonutriënten. Bovendien is de energiedichtheid van groenten en fruit laag en de verzadiging goed, zodat de kans om dik te worden minder is. Om voldoende beschermd te zijn dienen we dagelijks minimaal 400 gram groenten (behalve aardappelen en cassave) en fruit te eten. 1 Glycemische belasting Sinds de overgang van het bestaan van jager-verzamelaars naar een agrarische samenleving eet de mens veel granen en is de consumptie van groenten en fruit afgenomen. De suikerconsumptie is de laatste 150 jaar vertienvoudigd van 6,5 naar 65 kilogram per persoon per jaar. De glycemische belasting GL; hoe sneller je eet en hoe sneller de spijsvertering, des te hoger de GL van de maaltijd. Voeding met een hoge glycemische belasting is ongunstig: om de bloedsuikerspiegel laag te houden is veel insuline nodig. De bloedsuikerspiegel gaat sterker schommelen, de alvleesklier raakt overbelast en weefsels nemen moeilijker glucose op (insulineresistentie) waardoor de eetlust snel terugkomt. Door meer te eten - en vetreserves niet goed aan te spreken - neemt het lichaamsgewicht gaandeweg toe. Insulineresistentie en hogere insulinespiegels leiden tot overgewicht en metabool syndroom; een stofwisselingsstoornis gekenmerkt door stijging van de bloeddruk, glucose-intolerantie, insulineresistentie, mens uit balans beschavingsziekten van ons voedsel is hierdoor sterk toegenomen. Koolhydraten die we eten verhogen de bloedglucosespiegel. De glycemische index (GI) van koolhydraten in een voedingsmiddel geeft aan, hoe snel de bloedsuikerspiegel stijgt na het eten van deze koolhydraten vergeleken met suiker of witbrood. Bij de glycemische belasting (Glycemic Load of GL) wordt het percentage koolhydraten in het voedingsmiddel meegewogen, waardoor het een betere maat is dan de GI voor het effect van een voedingsmiddel op de bloedspiegel. Koolhydraten in wortelen hebben een hoge GI, de GL van wortelen is relatief laag omdat het koolhydraatpercentage in wortelen laag is. De GL van een maaltijd is de optelsom van de GL van de afzonderlijke delen. De totale GL wordt lager (gunstiger) door de aanwezigheid van eiwitten, vetten en vezels in de voeding. (Over)rijpe, fijngemalen en doorgekookte voedingsmiddelen hebben een hogere verstoring van de vetstofwisseling (stijging triglyceriden-, daling van HDL-bloedspiegel), toename van de ontstekingsactiviteit en stollingsneiging, en microalbuminurie. Deze cluster van risicofactoren verhoogt de kans op onder meer obesitas, suikerziekte, hart- en vaatziekten, kanker, botontkalking, jicht, nierfalen en dementie. De moderne Westerse voeding bestaat voor circa 40 energieprocent uit suikers en granen met een hoge GL die metabool syndroom bevorderen. De GL van een maaltijd daalt wanneer het minder geraffineerde suikers, geraffineerde granen, kant-en-klare producten, rijst, brood en aardappelen bevat, en meer zetmeelarme groenten en fruit, aangevuld met noten, vis, gevogelte, mager vlees, tofu, vetarme zuivel, peulvruchten, en (met mate) volkorengranen. Uit onderzoek is gebleken dat voeding met een lagere glycemische belasting (lager percentage koolhydraten v oe di n g met een lagere glycemische index) beter verzadigt en voor een betere gewichtsdaling zorgt dan een energiebeperkt vetarm dieet. Minder eten is niet nodig; gebalanceerde voeding met een lagere GL bevat per portie minder calorieën, bovendien verbetert de glucosehuishouding wat afvallen makkelijker maakt.(16) 2 Vetsamenstelling Sinds de industriële revolutie zijn we beduidend meer verzadigde vetten (vet vlees, zuivel, gebakken producten), omega-6-vetzuren (plantaardige oliën) en giftige transvetten (gehard plantaardig vet) gaan eten en minder vis (omega-3vetzuren). Vlees dat onze voorouders aten was minder vet (2-4% vet tegenover 20-40% vet in producten uit de vleesindustrie) en bevatte in verhouding minder verzadigd vet (depot- en onderhuids vet) en meer meervoudig onverzadigde omega-3en omega-6-vetzuren (spiervet). Zes op de tien Nederlanders eet te vet in de verkeerde verhouding. Op zich is iets meer vetten eten geen ramp, mits de verhouding tussen verzadigde vetten, enkelvoudig en meervoudig onverzadigde vetten goed is (1:1:1). Daarbij dient de ratio tussen de meervoudig onverzadigde omega-6- en omega-3-vetzuren circa 3:1 te zijn en niet 10 tot 20:1 zoals momenteel het geval is. Een dieet met 22% of 39% energieprocent vetten in de juiste verhouding heeft een vergelijkbaar effect op de spiegels van bloedvetten. De vetkwaliteit in voeding is vermoedelijk belangrijker dan de kwantiteit als het gaat om het risico van hart- en vaatziekten. Een percentueel hogere inname van omega-3-zetzuren (lijnzaad, vette vis) en enkelvoudig onverzadigde vetzuren (olijfolie) is gewenst. We hebben omega-3-vetzuren hard nodig: ze verlagen het risico van hartritmestoornissen en trombose, gaan aderverkalking tegen, verlagen de bloeddruk en remmen ontstekings- en autoimmuunziekten. Supplement+ special, mei 2006 > 5 Omega-3-vetzuren verlagen de bloedspiegel van C-reactief eiwit (CRP), een ontstekingsmarker die waarschijnlijk een betere voorspeller is van hart- en vaatziekten dan de LDL-cholesterolspiegel. De CRPspiegel stijgt door voeding met een hoge glycemische belasting en door een lage inname van omega-3-vetzuren. 3+4 Macro- en micronutriënten Onze voorouders aten vermoedelijk meer eiwitten (20-30%) en vetten (25-45%) en minder koolhydraten (25-55%) dan onze huidige richtlijnen voor goede voeding aangeven (eiwitten 10-15%, vetten 20-40%, koolhydraten 4570%). Een hoger percentage eiwitten is niet slecht voor de nieren, mits de nieren goed functioneren. Een hogere eiwitinname - zo blijkt uit verschillende studies - verbetert de vetstofwisseling, verlaagt de 6 Supplement+ special, mei 2006 glycemische belasting van voedsel, verbetert de insulinegevoeligheid en glucosestofwisseling, verlaagt de homocysteïnespiegel, verlaagt de bloeddruk en maakt het makkelijker om op gewicht te blijven door een beter gevoel van verzadiging. De kans op hart- en vaatziekten neemt daardoor af. Verschillende klinische studies van de laatste jaren tonen aan dat caloriebeperkte eiwitrijke diëten tot een grotere gewichtsdaling leiden dan caloriebeperkte vetarme (koolhydraatrijke) diëten. Voedingsmiddelen die het rijkst zijn aan vitamines, mineralen, spoorelementen en fytonutriënten (groenten, fruit) hebben we vervangen door producten die arm(er) zijn aan micronutriënten (geraffineerde suikers, geraffineerde oliën, granen, zuivel); daarbij is het gehalte aan micronutriënten in producten door moderne landbouwmethoden afgenomen. Het gevolg is dat minimaal de helft van de mensen in Westerse landen een of meer tekorten heeft aan vitamines of mineralen, waaronder vitamine A, vitamine B6, foliumzuur, vitamine B12, vitamine C, magnesium, chroom en zink. Een niet-optimale inname van micronutriënten verhoogt de kans op ziekten, waaronder kanker, longklachten, hart- en vaatziekten en metabool syndroom. Een tekort aan B-vitamines (B6, B12, foliumzuur) verhoogt de homocysteïnespiegel, een onafhankelijke risicofactor van kransvatziekte, beroerte en trombose. 5 Zuurbasebalans Voedingsmiddelen hebben een verzurende of basevormende werking op de stofwisseling. Vlees, vis, gevogelte, vetten, koffie, eieren, zuivel, granen, suiker, zout en alcohol zijn zuurvormend; fruit, groenten en noten zijn basevormend; peulvruchten zijn neutraal. Het typische Westerse dieet is per saldo zuurvormend, het Mo d er n e v oe di n g voedsel van onze voorouders was echter licht basevormend omdat het rijk was aan fruit, groenten en noten. Voedsel met een baseoverschot biedt een betere bescherming tegen osteoporose, gewrichtsklachten, spierafbraak op oudere leeftijd, (calcium)nierstenen, hoge bloeddruk, astma en afname van de nierfunctie. Een (paleolithisch) dieet met meer eiwit kan worden gebalanceerd door voldoende groenten, fruit en noten. Rauwe groenten zijn sterker alkaliserend dan gekookte groenten (salade, groentesap). 6+7 Zout en vezels We eten meer natrium (zout) dan kalium doordat kant-en-klare producten en snacks veel zout bevatten en we geneigd zijn overal zout overheen te strooien; dit in tegenstellling tot onze voorouders, die geen belangstelling hadden voor deze goedkope smaakmaker. De natrium-kaliumbalans is verstoord, mede omdat we minder kali enten en fruit zijn vervangen door kaliumarme plantaardige oliën, suikers, granen en zuivel). Groenten bevatten gemiddeld respectievelijk 4 en 12 keer meer kalium dan melk en volkorengranen, fruit bevat 2 en 5 keer meer kalium dan melk en volkorengranen. Het gevolg is daling van de kaliuminname met 400% en stijging van de natriuminname met 400% in vergelijking tot wat onze voorouders aten. Dit bevordert en verergert hoge bloeddruk en vermoedelijk ook botontkalking, nierstenen, maagdarmkanker, astma, slapeloosheid, hoogteziekte en de ziekte van Menière. De Wereldge zondheidsorganisatie adviseert de zoutinname te beperken tot maximaal vijf gram per dag, de helft van wat Nederlanders momenteel consumeren. Daarnaast moeten we natuurlijke meer groenten en fruit eten. Producten die we graag eten: suikers, geraffineerde oliën en granen, melkproducten, alcohol en andere bewerkte voedingsmiddelen, zijn arm aan vezels. Fruit bevat twee keer en zetmeelarme groenten acht keer zoveel vezels als volkorengranen. Een vezelarm dieet verzadigt minder en nodigt uit tot overeten. Het verhoogt de cholesterolspiegel en verhoogt de kans op hoge bloeddruk, obstipatie, appendicitis, spataderen, veneuze trombose, diverticulitis en het terugvloeien (reflux) van maagzuur in de slokdarm. Een hogere vezelinname – onder meer uit groenten en fruit –verlaagt de bloeddruk en helpt hoge bloeddruk te voorkomen. Gooi het roer om Het eetpatroon van veel mensen is dusdanig verstoord, dat het invoeren van een ‘balansdag’ en het kopen van ‘light’producten en voedings- supplementen lapmiddelen zijn. Gooi het roer om. De traditionele Mediterrane voeding en het paleolithische dieet zijn eetwijzen die passen bij de voedingsgewoonten van onze voorouders. We weten dat traditionele Mediterrane voeding bescherming biedt tegen beschavingsziekten en de levensverwachting verlengt. Nu maar hopen dat we de kwellende gedachte ‘gezond eten is niet lekker’ kwijtraken. < Zie: www.who.int/nut/documents/ trs_916.pdf Zie: www.glycemicindex.com Zie: www.thepaleodiet.com Supplement+ special, mei 2006 7