EUROPEES PARLEMENT 1999 2004 Commissie ontwikkelingssamenwerking 27 februari 2001 VOORLOPIGE VERSIE 2000/0239(ACC) ONTWERPVERSLAG over het voorstel van de Commissie voor een verordening van de Raad tot wijziging van verordening (EG) nr. 2820/98 van de Raad houdende toepassing, voor de periode van 1 juli 1999 tot en met 31 december 2001, van een meerjarenschema van algemene tariefpreferenties teneinde de douanevrijstelling zonder enige kwantitatieve beperking uit te breiden tot producten van oorsprong uit de minst ontwikkelde landen (COM(2000) 561 – C5-0000/2001 - 2000/0239(ACC)) Commissie ontwikkelingssamenwerking Rapporteur: Joaquim Miranda PR\424117NL.doc NL PE 286.839 NL PE 286.839 NL 2/9 PR\424117NL.doc INHOUD Blz. PROCEDUREVERLOOP ............................................................................................................... 3 ONTWERPRESOLUTIE ................................................................................................................ 4 TOELICHTING ................................................................................................................................ ADVIES VAN DE COMMISSIE LANDBOUW EN PLATTELANDSONTWIKKELING .......... PR\424117NL.doc 3/9 PE 286.839 NL PROCEDUREVERLOOP Bij schrijven van 5 oktober 2000 deed de Commissie een voorstel voor een verordening van de Raad tot wijziging van verordening (EG) nr. 2820/98 van de Raad houdende toepassing, voor de periode van 1 juli 1999 tot en met 31 december 2001, van een meerjarenschema van algemene tariefpreferenties teneinde de douanevrijstelling zonder enige kwantitatieve beperking uit te breiden tot producten van oorsprong uit de minst ontwikkelde landen (COM(2000) 561 - 2000/0239(ACC)) toekomen aan het Parlement. Bij schrijven van .. verzocht de Voorzitter van het Parlement de Raad om facultatieve raadpleging van het Parlement. Bij schrijven van … verzocht de voorzitter van de Commissie ontwikkelingssamenwerking om toestemming voor de opstelling van een niet-wetgevingsverslag. De Conferentie van voorzitters verleende hiertoe toestemming bij besluit van … De Commissie ontwikkelingssamenwerking benoemde op haar vergadering van 22 november 2000 Joaquim Miranda tot rapporteur. De commissie behandelde het voorstel van de Commissie en het ontwerpverslag op haar vergadering(en) van .... Op dezelfde/laatstgenoemde vergadering hechtte zij met ... stemmen voor en ... tegen bij ... onthouding(en)/met algemene stemmen haar goedkeuring aan de ontwerpresolutie. Bij de stemming waren aanwezig: ..., voorzitter; ..., ondervoorzitter(s); ..., rapporteur; ... (verving ...), ... (verving ... overeenkomstig artikel 153, lid 2 van het Reglement). Het advies van de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling is bij dit verslag gevoegd. Het verslag werd ingediend op …. De termijn voor de indiening van amendementen wordt bekendgemaakt in de ontwerpagenda voor de vergaderperiode waarin het verslag wordt behandeld./Termijn voor de indiening van amendementen: ..., ... uur. PE 286.839 NL 4/9 PR\424117NL.doc ONTWERPRESOLUTIE Resolutie van het Europees Parlement over het voorstel van de Commissie voor een verordening van de Raad tot wijziging van verordening (EG) nr. 2820/98 van de Raad houdende toepassing, voor de periode van 1 juli 1999 tot en met 31 december 2001, van een meerjarenschema van algemene tariefpreferenties teneinde de douanevrijstelling zonder enige kwantitatieve beperking uit te breiden tot producten van oorsprong uit de minst ontwikkelde landen (COM(2000) 561 – C5-0000/2001 - 2000/0239(ACC)) Het Europees Parlement, - gezien het "Alles-behalve-wapens"-voorstel van de Commissie voor een verordening van de Raad tot wijziging van verordening (EG) nr. 2820/98 van de Raad houdende toepassing, voor de periode van 1 juli 1999 tot en met 31 december 2001, van een meerjarenschema van algemene tariefpreferenties teneinde de douanevrijstelling zonder enige kwantitatieve beperking uit te breiden tot producten van oorsprong uit de minst ontwikkelde landen (COM (2000) 561 - C5-000/20011), - gelet op het besluit van de Raad van 26 februari 2001 betreffende het "Alles-behalvewapens"-voorstel van de Commissie voor een verordening van de Raad tot wijziging van verordening (EG) nr. 2820/98 van de Raad houdende toepassing, voor de periode van 1 juli 1999 tot en met 31 december 2001, van een meerjarenschema van algemene tariefpreferenties teneinde de douanevrijstelling zonder enige kwantitatieve beperking uit te breiden tot producten van oorsprong uit de minst ontwikkelde landen, - gelet op de derde conferentie van de Verenigde Naties over minst ontwikkelde landen, die van 14 t/m 20 mei 2001 zal plaatsvinden in de gebouwen van het Europees Parlement in Brussel, - gelet op artikel 47, lid 1 van zijn Reglement, - gezien het verslag van de Commissie ontwikkelingssamenwerking en het advies van de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling (A5-0000/2001), A. overwegende dat volgens het UNCTAD-rapport 2000 over minst ontwikkelde landen de economische en sociale situatie in de minst ontwikkelde landen in de jaren '90 bijna niet verbeterd is en de minst ontwikkelde landen het laagste BBP per hoofd van de bevolking en het hoogste analfabetismepercentage kennen, B. overwegende dat in het begin van de jaren '90 nog alom de verwachting bestond dat met name de minst ontwikkelde landen profijt zouden trekken uit de globalisering van de productiesystemen en liberalisering van de wereldhandel en dat de afschaffing van juridische en politieke handelsbarrières hen in staat zou stellen versnelde economische groei en hogere inkomens te bewerkstelligen, C. overwegende dat slechts 0,4% van de totale wereldhandel en slechts 1% van de EUinvoer voor rekening komt van de 48 minst ontwikkelde landen, 1 PB C …. PR\424117NL.doc 5/9 PE 286.839 NL D. overwegende dat in tal van minst ontwikkelde landen de liberalisering van de handel er niet toe heeft bijgedragen de economische en sociale kloof tussen hen en de overige ontwikkelingslanden en de industrielanden te verkleinen, E. overwegende dat het nul-invoerrecht reeds van toepassing is op meer dan 99% van de communautaire handel met de minst ontwikkelde landen, dit krachtens de Overeenkomst van Lomé of het Stelsel van Algemene Preferenties (SAP), F. overwegende dat er nog steeds sprake is van bescherming van de communautaire invoer en dat het daarbij dikwijls gaat om producten waarin de handel van de minst ontwikkelde met de Gemeenschap zeer gering of non-existent is en dat dit ontbreken van handel deels toe te schrijven is aan de bescherming van de Gemeenschap, G. overwegende dat een toegang van producten uit minst ontwikkelde landen bij vrijstelling van douanerechten en zonder kwantitatieve beperkingen de ontwikkeling van de handel in deze producten zou stimuleren, H. overwegende dat het "Alles-behalve-wapens"-voorstel van de Commissie een eerste positief signaal is voor een coherente aanpak van het handels- en ontwikkelingsbeleid van de EU, I. overwegende dat de EU bij de openstelling van haar markten, met name die voor suiker, rijst en bananen, naar behoren rekening moet houden met de bepalingen van de Overeenkomst van Cotonou aangezien diverse ACS-landen, met name die in het Caribisch gebied, in hoge mate afhankelijk zijn van hun export van deze producten naar de EU, 1. juicht de openstelling van de EU-markten voor alle producten, behalve wapens, uit de minst ontwikkelde landen toe, die een duidelijk einde betekent van het vroegere isolationisme van de Gemeenschap op het gebied van het handels- en landbouwbeleid en die mogelijk de tot op heden verst reikende bijdrage van de EU is in het belang van de minst ontwikkelde landen; 2. betreurt dat de Raad het Parlement niet vrijwillig over het "Alles-behalve-wapens"voorstel van de Commissie geraadpleegd heeft, ondanks een eerder verzoek daartoe van het Parlement en ondanks de steun die dit verzoek kreeg van de kant van de Commissie; is helaas van oordeel dat deze weigering een negatief gevolg kan hebben voor een op vertrouwen gebaseerde samenwerking in de toekomst tussen de Raad en het Parlement; 3. wijst erop dat de openstelling van EU-markten voor alle producten uit de minst ontwikkelde landen plaats moet vinden overeenkomstig de letter en geest van de Overeenkomst van Cotonou met de ACS-landen en het Suikerprotocol; is daarom voorstander van adequate overgangsperioden voor de totstandbrenging van een van rechten vrijgestelde invoer van suiker, rijst en bananen uit de minst ontwikkelde landen; 4. betreurt dat de Commissie niet tijdig adequate studies heeft verricht naar de mogelijke gevolgen van haar voorstel, met name wat betreft de snelle openstelling van de EUmarkten voor suiker, rijst en bananen; PE 286.839 NL 6/9 PR\424117NL.doc 5. beklemtoont dat de snelle inwerkingtreding en toepassing van het "Alles-behalvewapens"-initiatief een maatstaf zal zijn voor de geloofwaardigheid van de EU bij de komende WTO-onderhandelingen; 6. is voorstander van tijdelijke maatregelen met het oog op een effectieve markttoegang voor suiker en rijst uit minst ontwikkelde landen gedurende de periode die voorafgaat aan het liberaliseringsproces; 7. verzoekt de Commissie de minst ontwikkelde landen te ondersteunen bij de opbouw van bestuurlijke en logistieke capaciteiten zodat zij ten volle van de vrije toegang tot EUmarkten kunnen profiteren; 8. wijst erop dat de openstelling van de markt het gevaar vergroot dat zich fraude voordoet en dat de regels van oorsprong niet worden nageleefd; doet derhalve op de lidstaten een beroep doeltreffender garantiemaatregelen te treffen; 9. dringt erop aan dat tariefconcessies bij fraude of in gevallen waarin de regels van oorsprong niet worden nageleefd, tijdelijk worden opgeschort; 10. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie. PR\424117NL.doc 7/9 PE 286.839 NL TOELICHTING De Commissie stelde aanvankelijk voor met onmiddellijke ingang alle producten uit de minst ontwikkelde landen, met uitzondering van wapens en munitie, in te voeren bij vrijstelling van douanerechten zonder enige kwantitatieve beperking. Voor suiker, rijst en bananen, die onder gemeenschappelijke marktordeningen vallen, was echter een geleidelijke vrije markttoegang over een periode van drie jaar gepland. Op 26 februari 2001 heeft de Raad het Commissievoorstel met aanzienlijke wijzigingen bij de speciale regelingen voor suiker, rijst en bananen goedgekeurd. Aan het verzoek van het Parlement van november 2000 om facultatieve raadpleging heeft de Raad geen gevolg gegeven. Tot medio februari 2001 heeft de Raad niet eens op een desbetreffende brief van de Parlementsvoorzitter geantwoord. Dit is geen hoopgevend signaal voor een op vertrouwen gebaseerde toekomstige samenwerking tussen de Raad en het Parlement. Het besluit van de Raad laat bovendien eens te meer het grote democratisch manco in het handelsbeleid van de Gemeenschap zien. Met betrekking tot de drie "gevoelige" producten (bananen, rijst en suiker) zijn de belangrijkste bepalingen van de verordening (volgens de persmededeling van de Raad van 27 februari 2001): - voor bananen, volledige liberalisering met ingang van 2006 - voor suiker, volledige liberalisering met ingang van 1 juli 2009 - voor rijst, volledige liberalisering met ingang van 1 september 2009 - toewijzing van quota's, bij vrijstelling van rechten, voor rijst en suiker gedurende de aan de liberalisering voorafgaande interimperiode. Deze quota's worden aanvankelijk gebaseerd op de beste exportcijfers van de minst ontwikkelde landen gedurende de jaren '90, plus 15%. Gedurende de interimperiode zullen zij jaarlijks 15% toenemen. - toepassing van de volgende tariefverlagingen gedurende de interimperiode: bananen: jaarlijkse verlaging van 20% met ingang van januari 2002 suiker: verlaging van 20% op 1 juli 2006 verlaging van 50% op 1 juli 2007 verlaging van 80% op 1 juli 2008 rijst: verlaging van 20% op 1 september 2006 verlaging van 50% op 1 september 2007 verlaging van 80% op 1 september 2008. De verordening is van toepassing met ingang van 5 maart 2001. Ondanks het feit dat de geplande openstelling van de markt voor de minst ontwikkelde landen principieel alom wordt toegejuicht, blijft toch een aantal kwesties onbeantwoord. In de eerste plaats moet worden gewaarschuwd voor de illusie dat de openstelling van de markt een heilsmiddel voor de minst ontwikkelde landen is en op slag de economische en sociale situatie zal verbeteren. De openstelling van de markt alleen betekent immers niet dat er niet langer hinderpalen voor deelneming aan de markt bestaan: voor producten uit de minst ontwikkelde landen gelden immers bij de invoer naar de EU nog tal van regels en normen. Dit is met name het geval wat betreft de veiligheid van levensmiddelen, waaraan de EU terecht groot belang hecht. Zo kan aan de hoge gezondheids- en fytosanitaire eisen die de EU aan landbouwproducten uit minst ontwikkelde landen stelt, bij gebrek aan technische capaciteiten deels met moeite worden voldaan. De abattoirs in de minst ontwikkelde landen voldoen vrijwel niet aan de EU-hygiënevoorschriften. PE 286.839 NL 8/9 PR\424117NL.doc In de minst ontwikkelde landen ontbreekt het bovendien vaak aan de nodige capaciteiten voor de verwerking en verpakking van voor de export bestemde landbouwproducten. Voor de bouw van complexen voor de industriële verwerking van dergelijke producten zijn echter aanzienlijke investeringen en knowhow nodig. Zonder technische hulpverlening door de industrielanden en zonder aanzienlijke buitenlandse rechtstreekse investeringen, die een betrekkelijk geordend politiek en juridisch bestel impliceren, kan uit de voordelen die een vrij toegankelijke markt met zich meebrengt, slechts ontoereikend profijt worden getrokken. Van essentieel belang zijn in dit verband de regels van oorsprong. In dit opzicht stelt de Commissie geen nieuwe regeling voor. Mogelijk is echter een nieuw instrument – naar het model van de Overeenkomst van Cotonou met de ACS-landen – dat voorziet in regelingen inzake cumulatie en bepaalde uitzonderingen. Betere cumulatiemogelijkheden zouden bovendien de economische integratie op regionaal niveau ten goede komen – een aspect waaraan de Commissie in haar strategiedocument (COM(2000) 212) bijzonder belang hecht. Voor de minst ontwikkelde landen is de volledige openstelling van de markt slechts een eerste belangrijke stap de goede kant op, waarop nog verdere stappen moeten volgen, vooral in de vorm van technische hulpverlening, om uit de nieuw verkregen handelsvoordelen ook ten volle profijt te kunnen trekken. Een aanzienlijk probleem bij het Commissievoorstel was het mogelijke negatieve effect van de openstelling van de markt op de export van ontwikkelingslanden die niet tot de minst ontwikkelde landen behoren. Het voorstel had vanzelfsprekend ook gevolgen voor de relatie met de ACS-landen (van de 77 ACS-landen behoren er 39 tot de minst ontwikkelde landen), welke relatie onlangs in juni 2000 door de nieuwe partnerschapsovereenkomst (Overeenkomst van Cotonou) op een nieuwe leest werd geschoeid. Hierbij gaat het met name om de gevolgen voor de export van suiker, rijst en bananen naar de EU, waarvan sommige kleine (insulaire landen), met name in het Caribisch gebied, economisch volledig afhankelijk zijn. Veel van deze landen hebben een belangrijke, maar op de wereldmarkt niet concurrentiebestendige suikersector, die al jarenlang door preferentiële overeenkomsten met de EU (Suikerprotocol) beschermd is tegen concurrentie op de EUmarkt. De Caribische suikerproducenten vrezen dat de Europese markt met goedkope suiker uit de minst ontwikkelde landen wordt overspoeld met als gevolg dat de EU-suikermarkt zijn stabiliteit verliest en de producenten, die tot dusver profiteerden van de voordelen van het ACS-Suikerprotocol, van de markt worden verdrongen. De opvattingen over een mogelijke toename van de suikerexport van de minst ontwikkelde landen naar de EU lopen echter uiteen. Zelfs indien het voorstel voor de suikerproducenten in de minst ontwikkelde landen een grote stimulans betekent, valt wegens het gebrek aan bestuurlijke en logistieke capaciteiten in de minst ontwikkelde landen niet uit te gaan van een door de EU-suikerindustrie gevreesde explosieve toename van de suikerexport van de minst ontwikkelde landen. Desondanks heeft de Raad de invoerregelingen voor suiker, rijst en bananen uit de minst ontwikkelde landen aanzienlijk aangescherpt, waarschijnlijk op aandringen van de Europese suikerindustrie en -producenten. Voorzover daarmee de legitieme belangen van de ACS-exporteurs gediend zijn, is dit ongetwijfeld verantwoord. De geloofwaardigheid van de Gemeenschap bij de komende WTO-onderhandelingen is daar bepaald niet mee gediend. PR\424117NL.doc 9/9 PE 286.839 NL