Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007 rechten.vu.nl Vrije Universiteit Faculteit der Rechtsgeleerdheid Afdeling Internationaal Recht en Rechtsvergelijking Kamer 7A-17 De Boelelaan 1105 1081 HV Amsterdam VERTALİNG İN DE NEDERLANDSE TAAL VAN HET TURKS BURGERLIJK WETBOEK Wet Nr 4721 van 22 november 2001, Resmî Gazete Nr 24607 van 8 december 2001, in werking getreden op 1 januari 2002, gewijzigd bij Wet Nr 5399 van 3 juli 2005, Resmî Gazete Nr 25876 van 15 juli 2005, in werking getreden op 15 juli 2005, ALSMEDE VAN DE Wet inzake de invoering en de toepassing van het Turks Burgerlijk Wetboek Wet Nr 4722 van 3 december 2001, Resmî Gazete Nr 24607 van 8 december 2001, in werking getreden op 1 januari 2002 (versie 1 maart 2007) Vertaalprojektgroep: S. Akgün S. Akkaş D. Akkoyun U. Alhan M. Aydın M. Dur T. Esen A.G. Eskiköy F. Gul Redactie en begeleiding: D. Kaplan Y. Kaplan Y. Karga A. Kotan (erfrecht) H. Paytar L. Yıldırım A. Yılmaz M. Yurdakan mr F. Ibili prof.mr F.J.A. van der Velden 1 Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007 rechten.vu.nl HET NIEUWE TURKSE BURGERLIJKE WETBOEK Op 1 januari 2002 trad een nieuw Turks Burgerlijk Wetboek in werking. Het vervangt het Burgerlijk Wetboek dat in 1926 in opdracht van Kemal Ataturk was ingevoerd en dat grotendeels gebaseerd was op het Zwitserse Zivilgesetzbuch van 1912.1 Het BW van 1926 was bestemd voor de seculiere maatschappij die Ataturk had ingevoerd en brak met de bestaande traditie dat het Turkse recht gebaseerd was op het islamitische recht. Nadat het BW in de loop der tijd enkele malen op onderdelen was gewijzigd en aangevuld,2 werd na 75 jaar een algehele herziening zeer noodzakelijk geacht; het BW sloot niet meer aan aan de moderne ontwikkelingen in de westerse maatschappij, met name zoals die waren neergelegd in het Europees Verdrag van de rechten van de mens en in de jurisprudentie van het Europese Hof van de rechten van de mens, alsook in andere verdragen. In het bijzonder de ondergeschikte positie van de gehuwde vrouw en de achtergestelde plaats van buitenechtelijke kinderen in het Turkse BW waren daarmee in strijd. Toch was de invoering van een aan de huidige tijd aangepast BW geen gemakkelijke zaak. Het kostte drieënhalf jaar discussie in het parlement, dat voor meer dan 95 procent uit mannen bestaat en waarin traditioneel rechts in belangrijke invloed heeft, alvorens het nieuwe BW werd aanvaard en ingevoerd. Het BW is niet geheel gewijzigd; zijn structuur is gehandhaafd en ook een ruime aantal van zijn artikelen zijn in de kern gelijk gebleven. De wijzigingen zijn deels gebaseerd op bovengenoemde principiële veranderingen, deels zijn zij reacties op jurisprudentie en doctrine. De belangrijkste wijzigingen zijn in het familierecht te vinden. De veranderingen wegens de gelijkheid van man en vrouw blijken al bij de huwelijkssluiting. Beide partners moeten thans zeventien jaar zijn om te kunnen trouwen. Tijdens het huwelijk hebben zij een gelijk positie; de man is niet langer hoofd van zijn gezin, de vrouw hoeft hem niet meer te volgen en is hem geen rekenschap verschuldigd. Beide hebben dezelfde vertegenwoordigingsbevoegdheid en aansprakelijkheid bij huishoudelijke schulden, beide bepalen de woonplaats en beide hebben gelijke woonbescherming, ook indien de echtelijke woning eigendom van slechts een is, of slechts een het huurcontract heeft gesloten. Beide hebben gelijke rechten om buitenshuis te werken. Ook het huwelijksvermogensrecht probeert beide echtgenoten een zo gelijk mogelijke positie te geven. Het scheidingsrecht was reeds in 1988 herzien. Thans hebben man en vrouw bij de echtscheidingsgevolgen gelijke rechten, zowel waar het betreft het onderhoudsrecht als met betrekking tot de kinderen. De positie van buitenechtelijke kinderen in het erfrecht is zodanig gewijzigd dat deze thans gelijk is aan die van wettige kinderen. Het adoptierecht is aangepast aan de eisen die het Haags adoptieverdrag 1993 stelt. Met dit Wetboek heeft Turkije thans een burgerrechtelijke regelgeving die in zijn moderniteit geheel past binnen de rechtsbeginselen die de West-Europese staten aan hun wetgeving ten grondslag gelegd hebben. Bij wet van 3 juli 2005 is artikel 313 gewijzigd. Voor zover van belang is ook de wet tot invoering van het nieuwe BW hier in vertaling opgenomen. Omdat in de Nederlandse rechtspraktijk regelmatig het Turkse privaatrecht en in het bijzonder het Turkse personen-, familie- en erfrecht toegepast moet worden, is een Nederlandstalige vertaling van het nieuwe Turkse burgerlijke Wetboek gewenst. De hier volgende vertaling van deze delen van het Turks Burgerlijk Wetboek tracht daarin te voorzien. Omdat een volmaakte vertaling een utopie is, maar anderzijds een ieder gebaat is bij een zo goed mogelijke vertaling, staat de vertaalprojektgroep geheel open voor iedere bijdrage aan een beter produkt.3 F.J.A. van der Velden, projektleider 1 Evenals het Zwitserse Burgerlijk wetboek behandelt het Turkse BW het personen-, familie- en erfrecht alsook het goederenrecht. Het verbintenissenrecht is in beide rechtsstelsels in een afzonderlijk wetboek opgenomen. 2 M.n. in mei 1988 en november 1990. 3 U kunt ons bereiken per post op bovenstaand adres, of per email op [email protected]. 2 Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007 rechten.vu.nl Inhoudsopgave BURGERLIJK WETBOEK * INLEIDING A. BRONNEN EN TOEPASSING VAN HET RECHT (ART. 1) B. INHOUD VAN RECHTSBETREKKINGEN (ART. 2-4) C. BEPALINGEN VAN ALGEMENE AARD (ART. 5) D. BEWIJSREGELS (ART. 6-7) * BOEK EEN - PERSONENRECHT - DEEL EEN - NATUURLIJKE PERSONEN TITEL EEN - PERSOONLIJKHEID A. IN HET ALGEMEEN I. Rechtsbevoegdheid (art. 8) II. Handelingsbekwaamheid (art. 9-13) III. Handelingsonbekwaamheid (art. 14-16) IV. Verwantschap (art. 17-18) V. Woonplaats (art. 19-22) B. BESCHERMING VAN DE PERSOONLIJKHEID I. Tegen het afzien en excessief beperken (art. 23) II. Tegen aantasting (art. 24-25) III. Recht betreffende de naam (art. 26-27) C. BEGIN EN EINDE VAN DE PERSOONLIJKHEID I. Geboorte en overlijden (art. 28) II. Bewijs van het in leven en dood zijn (art. 29-31) III. Beslissing van vermissing (art. 32-35) TITEL TWEE - REGISTER VAN DE BURGERLIJKE STAND A. IN HET ALGEMEEN I. Register (art. 36) II. Bevoegde ambtenaar (art. 37) III. Aansprakelijkheid (art. 38) IV. Verbetering (art. 39-40) B. REGISTER VAN GEBOORTEN I. Aangifte (art. 41) II. Veranderingen in het geboorteregister (art. 42) C. REGISTER VAN OVERLIJDEN I. Aangifte van overlijden (art. 43) II. Vermist persoon (art. 44) III. Beslissing betreffende vermissing (art. 45) IV. Aanbrengen van veranderingen in het register (art. 46) - DEEL TWEE - RECHTSPERSONEN (artikelen 47 – 117: zijn niet opgenomen) * BOEK TWEE - FAMILIERECHT - DEEL EEN - HUWELIJKSRECHT TITEL EEN - HUWELIJKSSLUITING EERSTE AFDELING - DE VERLOVING A. VERLOVING (ART. 118) B. BEPALINGEN INZAKE HET VERLOOFD ZIJN I. Afwezigheid van het recht op een rechtszaak (art. 119) II. Gevolgen van de verbreking van de verloving (art. 120-121) III. Teruggave van geschenken (art. 122) IV. Verjaring (art. 123) TWEEDE AFDELING - HUWELIJKSBEVOEGDHEID EN HUWELIJKSBELETSELEN A. VOORWAARDEN VAN HUWELIJKSBEVOEGDHEID I. Leeftijd (art. 124) II. Onderscheidingsvermogen (art. 125) 3 Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007 rechten.vu.nl III. Toestemming van wettelijke vertegenwoordiger (art. 126-128) B. HUWELIJKSBELETSELEN I. Verwantschap (art. 129) II. Eerdere huwelijk (art. 130-132) III. Geestelijke stoornis (art. 133) DERDE AFDELING - AANGIFTE EN HUWELIJKSSLUITING A. AANGIFTE I. Plaats van aangifte (art. 134) II. Vorm (art. 135) III. Documenten (art. 136) IV. Onderzoek van aangifte en afwijzing (art. 137) V. Bezwaar tegen afwijzing en methode van oordelen (art. 138) B. HUWELIJKSSLUITING EN REGISTRATIE I. Voorwaarden (art. 139-140) II. Uitvoering (art. 141-143) C. AMBTELIJKE VOORSCHRIFTEN (ART. 144) VIERDE AFDELING - ONGELDIGE HUWELIJKEN A. NIETIGHEID I. Gronden (art. 145) II. Bevoegdheid en recht om een rechtszaak te beginnen (art. 146) III. Beperking of opheffing van recht om een rechtszaak te voeren (art. 147) B. RELATIEVE NIETIGHEID I. Rechten van echtgenoten (art. 148-152) II. Recht van de wettelijke vertegenwoordiger om een rechtszaak te beginnen (art. 153) C. REDENEN DIE GEEN VERNIETIGING MEEBRENGEN I. Zich niet houden aan de wachttijd (art. 154) II. Niet voldoen aan vormvoorschriften (art. 155) D. BESLISSING VAN ONGELDIGHEID I. In het algemeen (art. 156) II. Gevolgen (art. 157-158) E. RECHT VAN ERFGENAMEN OM EEN RECHTSZAAK TE VOEREN (ART. 159) F. BEVOEGDHEID EN DE WIJZE VAN PROCEDEREN (ART. 160) TITEL TWEE – ECHTSCHEIDING A. ECHTSCHEIDINGSGRONDEN I. Overspel (art. 161) II. Levensbedreiging, slechte behandeling en aantasting van eer (art. 162) III. Het plegen van een strafbaar feit en het leiden van een eerloos leven (art. 163) IV. Verlating (art. 164) V. Geestelijke stoornis (art. 165) VI. Duurzame ontwrichting (art. 166) B. PROCEDURE I. Onderwerp (art. 167) II.Bevoegdheid (art. 168) III. Voorlopige voorzieningen (art. 169) C. BESLISSING I. Echtscheiding of scheiding van tafel en bed (art. 170) II. Termijn van scheiding van tafel en bed (art. 171) III. Einde van de periode van scheiding van tafel en bed (art. 172) IV. Persoonlijke staat van de gescheiden vrouw (art. 173) V. Schadevergoeding en alimentatie bij echtscheiding (art. 174-178) VI. Ontbinding huwelijksvermogen (art. 179-180) VII. Erfrecht (art. 181) VIII. De rechten van moeder en vader ten aanzien van de kinderen (art. 182-183) D. WIJZE VAN PROCEDEREN BIJ ECHTSCHEIDING (ART. 184) TITEL DRIE - ALGEMENE BEPALINGEN BETREFFENDE HET HUWELIJK 4 Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007 rechten.vu.nl A. RECHTEN EN VERPLICHTINGEN I. Algemeen (art. 185) II. Keuze van de woning, bestuur van de gemeenschap, bijdrage aan de uitgaven (art. 186) III. Geslachtsnaam van de vrouw (art. 187) B. VERTEGENWOORDIGING VAN DE GEMEENSCHAP I. Vertegenwoordigingsbevoegdheid van de echtgenoten (art. 188) II. Aansprakelijkheid (art. 189) III. Ontneming en/of beperking van de vertegenwoordigingsbevoegdheid (art. 190) IV. Herstel van de vertegenwoordigingsbevoegdheid (art. 191) C. BEROEP EN BEDRIJF VAN DE ECHTGENOTEN (ART. 192) D. RECHTSHANDELINGEN VAN DE ECHTGENOTEN I. Algemeen (art. 193) II. Echtelijke woning (art. 194) E. BESCHERMING VAN DE GEMEENSCHAP I. Algemeen (art. 195) II. Tijdens het samenleven van de echtgenoten (art. 196) III. Onderbreking van de samenleving (art. 197) IV. Voorzieningen behorend bij schuldenaars (art. 198) V. Begrenzing van beschikkingsbevoegdheid (art. 199) VI. Wijziging van de omstandigheid (art. 200) VII. Bevoegdheid (art. 201) TITEL VIER - HUWELIJKSGOEDERENREGIME TUSSEN ECHTGENOTEN EERSTE AFDELING - ALGEMENE BEPALINGEN A. WETTELIJKE HUWELIJKSGOEDERENREGIME (art. 202) B. OVEREENKOMST INZAKE HUWELIJKSGOEDERENREGIME I. Inhoud van de overeenkomst (art. 203) II. Bevoegdheid tot sluiting van een overeenkomst (art. 204) III. Vorm van overeenkomst (art. 205) C. BUITENGEWOON HUWELIJKSGOEDERENREGIME I. Op verzoek van een van de echtgenoten (art. 206-208) II. Bij gedwongen executie (art. 209-211) III. Vereffening van eerder regime (art. 212) D. BESCHERMING VAN SCHULDEISERS (art. 213) E. BEVOEGDHEID IN RECHTSZAKEN TOT VEREFFENING HUWELIJKSGOEDERENREGIME (art. 214) F. BESTUUR VAN DE GOEDEREN VAN EEN ECHTGENOOT DOOR DE ANDER (art. 215) G. BOEDELBESCHRIJVING (art. 216) H. SCHULDEN TUSSEN ECHTGENOTEN (art. 217) TWEEDE AFDELING - HET REGIME VAN VERWERVINGSDEELNEMING A. EIGENDOM I. Inhoud (art. 218) II. Verwervingen (art. 219) III. Persoonlijke vermogen (art. 220-221) IV. Bewijs (art. 222) B. BEHEER, GEBRUIK EN BESCHIKKING (art. 223) C. AANSPRAKELIJKHEID JEGENS DERDEN (art. 224) D. BEËINDIGING VAN HUWELIJKSGOEDERENREGIME EN VEREFFENING I. Tijdstip van beëindiging (art. 225) II. Terugname van goederen; schulden (art. 226-227) III. Berekening van aandeel van de echtgenoten (art. 228-231) IV. Waardebepaling (art. 232-235) V. Deelname in de nettowaarde (art. 236-238) VI. Betaling van aanspraak uit [verwervings-]deelneming en van aandeel in vermeerderde waarde (art. 239-241) DERDE AFDELING - ALGEHELE SCHEIDING VAN GOEDEREN A. BESTUUR, GEBRUIK EN BESCHIKKING (art. 242) 5 Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007 rechten.vu.nl B. OVERIGE BEPALINGEN (art. 243) VIERDE AFDELING - BEPERKTE SCHEIDING VAN GOEDEREN A. BESTUUR, GEBRUIK EN BESCHIKKING I. In het algemeen (art. 244) II. Bewijs (art. 245) B. AANSPRAKELIJKHEID VOOR SCHULDEN (art. 246) C. EINDE HUWELIJKSGOEDERENREGIME EN VEREFFENING I. Tijdstip van einde (art. 247) II. Terugname van goederen en afgifte van goederen in mede-eigendom (art. 248-249) III. Voor het gezin bestemde goederen (art. 250-253) IV. Echtelijke woning en huisraad (art. 254-255) VIJFDE AFDELING - GEMEENSCHAP VAN GOEDEREN A. EIGENDOM I. Omvang (art. 256) II. Gemeenschapsvermogen (art. 257-259) III. Persoonlijk vermogen (art. 260) IV Bewijs (art. 261) B. BESTUUR EN BESCHIKKING I. Bij gemeenschapsvermogen (art. 262-266) II. Persoonlijk vermogen (art. 267) C. AANSPRAKELIJKHEID JEGENS DERDEN I. Schulden van de gemeenschap (art. 268) II. Persoonlijke schulden (art. 269) D. SCHULDEN TUSSEN ECHTGENOTEN (art. 270) E. BEËINDIGING VAN HUWELIJKSGOEDERENREGIME EN VEREFFENING I. Tijdstip van beëindiging (art. 271) II. Toevoeging aan persoonlijk vermogen (art. 272) III. Verrekening tussen persoonlijk vermogen en gemeenschapsvermogen (art. 273) IV. Aandeel in vermeerderde waarde (art. 274) V. Waardebepaling (art. 275) VI. Verdeling (art. 276-277) VII. Wijze van verdeling (art. 278-281) - DEEL TWEE - VERWANTSCHAP TITEL EEN – ONTSTAAN VAN VERWANTSCHAP EERSTE AFDELİNG – ALGEMENE BEPALİNGEN A. ONTSTAAN VAN VERWANTSCHAP IN HET ALGEMEEN (art. 282) B. BEVOEGDHEID EN WIJZE VAN PROCEDEREN I. Bevoegdheid (art. 283) II. Wijze van beoordeling (art. 284) TWEEDE AFDELING - VADERSCHAP VAN DE ECHTGENOOT A. VERMOEDEN VAN VADERSCHAP (art. 285) B. ONTKENNING VAN VERWANTSCHAP I. Recht op een rechtszaak (art. 286) II. Bewijs (art. 287-288) III. Vervaltermijnen (art. 289) C. SAMENLOOP VAN VERMOEDENS (art. 290) D. RECHT OP RECHTSZAAK VAN ANDERE BELANGHEBBENDEN (art. 291) E. LATERE HUWELIJKSSLUITING I. Voorwaarden (art. 292) II. Aangifte (art. 293) III. Bezwaar en vernietiging (art. 294) DERDE AFDELING - ERKENNING EN GEVOLGEN VAN VADERSCHAP A. ERKENNING I. Voorwaarde en vorm (art. 295) II. Aangifte (art. 296) 6 Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007 rechten.vu.nl III. Procedure tot vernietiging (art. 297-300) B. GEVOLG VAN VADERSCHAP I. Recht op een rechtszaak (art. 301) II. Vermoeden (art. 302) III. Vervaltermijnen (art. 303) IV. De financiële rechten van de moeder VIERDE AFDELING - ADOPTIE A. ADOPTIE VAN MINDERJARIGEN I. Algemene voorwaarden (art. 305) II. Gezamenlijke adoptie (art. 306) III. Eenpersoons adoptie (art. 307) IV. Toestemming en leeftijd van de minderjarige (art. 308) V. Toestemming van moeder en vader (art. 309-312) B. ADOPTIE VAN MEERDERJARIGEN EN ONDER CURATELE GESTELDEN (art. 313) C. GEVOLGEN (art. 314) D. VORM EN WIJZE I. Algemeen (art. 315) II. Onderzoek (art. 316) E. BEËINDIGING VAN DE ADOPTIEVERHOUDING I. Oorzaken (art. 317–318) II. Vervaltermijn F. ADOPTIEBEMIDDELING (art. 320) VIJFDE AFDELING - GEVOLGEN VAN VERWANTSCHAP A. GESLACHTSNAAM (art. 321) B. WEDERZIJDSE VERPLICHTINGEN (art. 322) C. PERSOONLIJKE VERHOUDING MET HET KIND I. Moeder en vader (art. 323-324) II. Derden (art. 325) III. Bevoegdheid (art. 326) D. VERGOEDING VAN KOSTEN VAN VERZORGING EN OPVOEDING VAN KINDEREN I. Omvang (art. 327) II. D uur (art. 328) III. Recht op rechtszaak (art. 329) IV. Vaststelling van bedrag ter zake van levensonderhoud (art. 330) V. Wijziging van omstandigheden (art. 331) VI. Voorlopige maatregelen (art. 332) VII. Zekerheidstelling (art. 334) ZESDE AFDELING - GEZAG A. IN HET ALGEMEEN I. Voorwaarde (art. 335) II. Indien moeder en vader gehuwd zijn (art. 336) III. Indien moeder en vader niet gehuwd zijn (art. 337) IV. Stiefkinderen (art. 338) B. OMVANG VAN GEZAG I. In het algemeen (art. 339) II. Opvoeding (art. 340) III. Godsdienstige opvoeding (art. 341) IV. Vertegenwoordiging van het kind (art. 342) V. Handelingsbekwaamheid van het kind (art. 343) VI. Vertegenwoordiging van het gezin door het kind (art. 344) VII. Rechtshandelingen tussen het kind en de moeder en vader (art. 345) C. BESCHERMING VAN HET KIND I. Beschermingsmaatregelen (art. 346) II. Uithuisplaatsing van kinderen (art. 347) III. Ontheffing uit het gezag (art. 348) 7 Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007 rechten.vu.nl IV. Wijziging van omstandigheden (art. 351) ZEVENDE AFDELING - VERMOGEN VAN HET KIND A. BEHEER I. In het algemeen (art. 352) II. Bij beëindiging van het huwelijk (art. 353) B. GEBRUIKSRECHT (art. 354) C. BESTEDING VAN DE OPBRENGSTEN (art. 355) D. GEDEELTELIJKE BESTEDING VAN HET VERMOGEN VAN HET KIND (art. 356) E. VRIJ VERMOGEN VAN HET KIND I. Begunstigingen (art. 357) II. Legitieme portie (art. 358) III. Vermogen gegeven voor uitoefening van beroep of bedrijf, en eigen inkomen (art. 359) F. BESCHERMING VAN HET VERMOGEN VAN HET KIND I. Maatregelen (art. 360) II. Ontneming van bevoegdheid van moeder en vader tot beheer (art. 361) G. BEËINDIGING VAN HET BEHEER I. Overdracht van het vermogen (art. 362) II. Aansprakelijkheid van moeder en vader (art. 363) TITEL TWEE - DE FAMILIE EERSTE AFDELING - ONDERHOUDSVERPLICHTING A. ONDERHOUDSPLICHTIGEN (art. 364) B. RECHT OP EEN RECHTSZAAK (art. 365) C. BESCHERMING BEHOEVENDE PERSONEN (art. 366) TWEEDE AFDELING - HUISELIJKE ORDE A. VOORWAARDEN (art. 367) B. WERKINGEN I. Huiselijke orde en toezicht (art. 368) II. Aansprakelijkheid (art. 369) III. Aanspraak van afstammelingen op verrekening (art. 370-371) DERDE AFDELING - FAMILIEVERMOGEN A. FAMILIESTICHTING (art. 372) B. GEZAMENDEHANDS EIGENDOM VAN FAMILIEVERMOGEN I. Ontstaan (art. 373-374) II. Duur (art. 375) III. Werking (art. 376-379) IV. Einde van mede-eigendom (art. 380-383) V. Gezamendehands familievermogen met winstuitkering (art. 384-385) C. FAMILIEWOONOORD I. Algemeen (art. 386) II. Vestiging (art. 387-390) III. Gevolgen (art. 391-393) IV. Beëindiging (art. 394-395) DEEL DRIE - VOOGDIJ TITEL EEN - INRICHTING VAN DE VOOGDIJ EERSTE AFDELING - VOOGDIJ-ORGANEN A. IN HET ALGEMEEN (art. 396) B. VOOGDIJ-AFDELINGEN I. Overheidsvoogdij (art. 397) II. Privaatvoogdij (art. 398-402) C. VOOGD EN KAYYIM (art. 403) TWEEDE AFDELING - GEVALLEN DIE VOOGDIJ NOODZAKELIJK MAKEN A. MINDERJARIGHEID (art. 404) B. CURATELE I. Geestelijke stoornis of zwakzinnigheid (art. 405) II.Verkwisting, verslaving aan alcohol of verdovende middelen, slechte leefstijl, slecht beheer (art. 8 Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007 rechten.vu.nl 406) III. Vrijheidsbeperkende straf (art. 407) IV. Op verzoek (art. 408) C. PROCEDURE I. Horen van belanghebbende en deskundigenrapport (art. 409) II. Bekendmaking (art. 410) DERDE AFDELING - BEVOEGDHEID A. BEVOEGDHEID IN VOOGDIJZAKEN (art. 411) B. WIJZIGING VAN WOONPLAATS (art. 412) VIERDE AFDELING - BENOEMING VAN DE VOOGD A. VOORWAARDEN I. In het algemeen (art. 413) II. Voorrang van echtgenoot en verwanten (art. 414) III. Wil van belanghebbenden (art. 415) IV. Verplichting tot aanvaarding van voogdijschap (art. 416) V. Redenen om voogdijschap te weigeren (art. 417) VI. Redenen die voogdijschap beletten (art. 418) B. WIJZE VAN BENOEMING I. Benoeming van voogd (art. 419) II. Voorlopige maatregelen (art. 420) III. Betekening en bekendmaking (art. 421) IV. Weigering en bezwaar (art. 422-424) V. Taakoverdracht (art. 425) VIJFDE AFDELING - FUNCTIES VAN KAYYIM EN JURIDISCHE RAADGEVER A. GEVALLEN DIE KAYYIMSCHAP NOODZAKELIJK MAKEN I. Vertegenwoordiging (art. 426) II. Vermogensbeheer (art. 427-428) B. FUNCTIE VAN JURIDISCHE RAADGEVER (art. 429) C. BEVOEGDHEID (art. 430) D. PROCEDURE (art. 431) ZESDE AFDELING - VRIJHEIDSBEPERKING TER BESCHERMING A. VOORWAARDEN (art. 432) B. BEVOEGDHEID (art. 433) C. MELDINGSPLICHT (art. 434) D. BEZWAAR (art. 435) E. PROCEDURE I. In het algemeen (art. 436) II. Gerechtelijke procedure (art. 437) TITEL TWEE - UITOEFENING VAN VOOGDIJSCHAP EERSTE AFDELING - TAKEN VAN DE VOOGD A. AANVANG VAN DE TAAK I. Boedelbeschrijving (art. 438) II. Bewaring van waardevolle zaken (art. 439) III. Verkoop van roerende zaken (art. 440) IV. Belegging van geld (art. 441-442) V. Commerciële en industriële ondernemingen (art. 443) VI. Verkoop van onroerende goederen (art. 444) B. VERZORGING EN VERTEGENWOORDIGING I. Verzorging van een persoon (art. 445-447) II. Vertegenwoordiging (art. 448-453) C. VERMOGENSBEHEER I. Beheer en boekhoudplicht (art. 454) II. Vrije goederen (art. 455) D. DUUR VAN DE TAAK (art. 456) E. BELONING VAN VOOGD (art. 457) 9 Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007 rechten.vu.nl TWEEDE AFDELING - TAKEN VAN DE KAYYIM A. POSITIE VAN KAYYIM (art. 458) B. OMVANG VAN KAYYIMSCHAP I. Bepaalde functie (art. 459) II. Vermogensbeheer (art. 460) DERDE AFDELING - TAKEN VAN VOOGDIJ-AFDELINGEN A. KLACHT EN BEROEP (art. 461) B. TOESTEMMING I. Van de voogdij-autoriteit (art. 462) II. Van de toezichtautoriteit (art. 463) C. ONDERZOEK VAN RAPPORT EN AFREKENINGEN (art. 464) D. ONTBREKEN VAN TOESTEMMING (art. 465) VIERDE AFDELING - AANSPRAKELIJKHEID VAN VOOGDIJ-ORGANEN A. ZORGVULDIGHEIDSPLICHT (art. 466) B. AANSPRAKELIJKHEID VAN VOOGD (art. 467) C. AANSPRAKELIJKHEID VAN STAAT (art. 468) D. TAAK EN BEVOEGDHEID (art. 469) TITEL DRIE - EINDE VAN VOOGDIJ EERSTE AFDELING - EINDE IN GEVALLEN DIE VOOGDIJ NOODZAKELIJK MAKEN A. BIJ MINDERJARIGEN (art. 470) B. BIJ VEROORDEELDEN (art. 471) C. BIJ ANDERE ONDER CURATELE GESTELDEN I. Opheffing (art. 472) II. Procedure (art. 473-476) D. BIJ KAYYIMSCHAP EN BIJ JURIDISCH RAADGEVERSCHAP І. In het algemeen (art. 477) ІІ. Bekendmaking (art. 478) TWEEDE AFDELING - EINDE VAN TAAK VAN VOOGD A. VERLIES VAN HANDELINGSBEKWAAMHEID EN OVERLIJDEN (art. 479) B. BEËINDIGING EN NIET-VOORTZETTING VAN DE TERMIJN I. Verloop van termijn (art. 480) II. Bij beletsel of reden tot weigering (art. 481) III. Plicht tot voortzetting van taak (art. 482) C. ONTHEFFING VAN TAAK I. Gronden (art. 483) II. Procedure (art. 484-488) DERDE AFDELING - GEVOLGEN VAN EINDE VAN VOOGDIJ A. DEFINITIEVE AFREKENING EN TERUGGAVE VAN VERMOGEN (art. 489) B. ONDERZOEK VAN VERSLAG EN AFREKENING (art. 490) C. BEËINDIGING VAN TAAK VAN VOOGD (art. 491) D. VERJARING VAN AANSPRAKELIJKHEIDSPROCEDURE I. Gewone verjaring (art. 492) II. Buitengewone verjaring (art. 493) E. VORDERING VAN ONDER VOOGDIJ GESTELDE PERSOON (art. 494) * BOEK DRIE – ERFRECHT - DEEL EEN: ERFGENAMEN TITEL EEN: ERFGENAMEN BIJ VERSTERF A. BLOEDVERWANTEN I. Afstammelingen (art. 495) II. Moeder en vader (art. 496) III. Grootmoeder en grootvader (art. 497) IV. Verwanten buiten huwelijk (art. 498) B. LANGSTLEVENDE ECHTGENOOT (art. 499) C. ADOPTIE (art. 500) D. STAAT (art. 501) 10 Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007 rechten.vu.nl - DEEL TWEE - BESCHIKKINGEN TER ZAKE DES DOODS EERSTE AFDELING - BEKWAAMHEID OM TE BESCHIKKEN A. BEKWAAMHEID I. Bij testament (art. 502) II. Bij overeenkomst inzake erfopvolging (art. 503) B. WILSGEBREK (art. 504) TWEEDE AFDELING - BESCHIKKINGSVRIJHEID A. BESCHIKBARE DEEL I. Omvang (art. 505) II. Legitieme portie (art. 506) III. Berekening van het beschikbare deel (art. 507-509) B. ONTERVING I. Gronden (art. 510) II. Werking (art. 511) III. Bewijslast (art. 512) IV. Onterving op grond van onvermogen schulden te betalen (art. 513) DERDE AFDELING - SOORTEN VAN BESCHIKKINGEN TER ZAKE DES DOODS A. ALGEMEEN (art. 514) B. VOORWAARDEN EN LASTEN (art. 515) C. BENOEMING VAN ERFGENAMEN (art. 516) D. EEN BEPAALD GOED NALATEN I. Onderwerp (art. 517) II. Verplichting tot levering (art. 518) III. Verhouding tot de boedel (art. 519) E. BENOEMİNG VAN EEN RESERVE-ERFGENAAM (art. 520) F. ERFSTELLING OVER DE HAND I. Vaststelling (art. 521) II. Overgang op de verwachter (art. 522) III. Zekerheid (art. 523) IV. Werking (art. 524-525) G. STİCHTİNG (art. 526) H. OVEREENKOMSTEN İNZAKE ERFOPVOLGİNG I. Positieve overeenkomst inzake erfopvolging (art. 527) II. Overeenkomst inzake afstand van nalatenschap (art. 528-530) VIERDE AFDELING - VORMEN VAN BESCHIKKINGEN TER ZAKE DES DOODS A. TESTAMENT I. Vormen (art. 531-541) II. Herroepen van een testament (art. 542-544) B. OVEREENKOMST İNZAKE ERFOPVOLGİNG I. Vorm (art. 545) II. Vernietiging (art. 546-548) C. VERMINDERING VAN HET BESCHIKBARE DEEL (art. 549) VIJFDE AFDELING - EXECUTEUR TESTAMENTAIR A. BENOEMING I. Benoeming en bevoegdheid (art. 550) II. Meerdere executeurs testamentair (art. 551) B. TAKEN EN BEVOEGDHEDEN I. Algemeen (art. 552) II. Beschikking over boedelgoederen (art. 553) C. EINDE VAN DE OPDRACHT (art. 554) D. TOEZICHT (art. 555) E. AANSPRAKELİJKHEİD (art. 556) ZESDE AFDELING en volgende (artikelen 557-681: wachten op vertaling) * BOEK VIER - ZAKENRECHT 11 Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007 rechten.vu.nl (artikelen 682-1027: worden niet vertaald) DE WET DIE BUITEN WERKING WORDT GESTELD (art. 1028) INWERKINGTREDING (art. 1029) UITVOERING (art. 1030). * - * -* - * - * Wet inzake de invoering en toepassing van het Turks Burgerlijk Wetboek AFDELING EEN – ALGEMENE BEPALINGEN A. GEEN TERUGWERKENDE KRACHT (art. 1) B. TERUGWERKENDE KRACHT I. Openbare orde en algemene zedelijkheid (art. 2) II. Verhoudingen waarvan de inhoud door de wet wordt bepaald (art. 3) III. Verworven rechten (art. 4) AFDELING TWEE – PERSONENRECHT A. HANDELINGSBEKWAAMHEID (art. 5) B. BESLISSING VAN VERMISSING (art. 6) C. VERENIGINGEN (art. 7: wordt niet vertaald) D. STICHTINGEN (art. 8: wordt niet vertaald) AFDELING DRIE – FAMILIERECHT A. HUWELIJKSSLUITING, ECHTSCHEIDING EN ALGEMENE BEPALINGEN INZAKE HUWELIJK (art. 9) B. HUWELIJKSGOEDERENREGIMES (art. 10) C. BESCHERMING VAN DERDEN (art. 11) D. VERWANTSCHAP (art. 12) E. RECHTSZAAK BETREFFENDE HET VADERSCHAP (art. 13) F. ADOPTIE (art. 14) G. GEZAG (art. 15) H. VOOGDIJ (art. 16) AFDELING VIER – ERFRECHT A. ERFGENAAMSCHAP EN OVERGANG VAN DE NALATENSCHAP (art. 17) AFDELING VIJF – GOEDERENRECHT (art. 18 en 19: worden niet vertaald) AFDELING ZES –OVERIGE BEPALINGEN A. VERVALTERMİJNEN EN VERJARİNGSTERMİJNEN (art. 20) B.C. (art. 21 en 22 worden niet vertaald) D. DE WET DİE BUİTENWERKİNG WORDT GESTELD (art. 23) E. INWERKİNGTREDİNG (art. 24) F. UİTVOERİNG (art. 25) 12 Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007 rechten.vu.nl BURGERLIJK WETBOEK4 INLEIDING A. BRONNEN EN TOEPASSİNG VAN HET RECHT ARTIKEL 1.- De wet is naar zijn bewoordingen en inhoud van toepassing op alle onderwerpen waarop hij betrekking heeft. Kan in de wet geen toepasselijke bepaling gevonden worden dan beslist de rechter overeenkomstig de regels van gewoonte en gebruik en bij afwezigheid daarvan overeenkomstig de regel die hij zou opstellen als hij wetgever was geweest. Bij het wijzen van de beslissing maakt de rechter gebruik van wetenschappelijke opvattingen en rechterlijke beslissingen. B. INHOUD VAN RECHTSBETREKKINGEN I. Handelen naar behoren ARTIKEL 2.- Ieder is gehouden bij de uitoefening van zijn rechten en bij de nakoming van zijn plichten naar de regels van behoorlijkheid te handelen. Het kennelijke misbruik van een recht wordt rechtens niet beschermd. II. Goede trouw ARTIKEL 3.- In de gevallen waarin de wet aan de goede trouw een rechtsgevolg verbindt, wordt de aanwezigheid van de goede trouw aangenomen. Echter, wie niet voldoet aan de zorgvuldigheid die naar de omstandigheden van het geval van hem verlangd kan worden, kan zich niet op goede trouw beroepen. III. Rechterlijke beoordelingsbevoegdheid ARTIKEL 4.- Indien de wet de rechter de bevoegdheid geeft tot beoordeling van, of hem verplicht om rekening te houden met de omstandigheden van het geval of met gerechtvaardigde zwaarwegende gronden, beslist hij naar recht en billijkheid. C. BEPALINGEN VAN ALGEMENE AARD ARTIKEL 5.- Algemene bepalingen in dit Wetboek en in het Wetboek van verbintenissenrecht zijn voor zover geschikt van toepassing op alle burgerrechtelijke rechtsbetrekkingen. D. BEWIJSREGELS I. Bewijslast ARTIKEL 6.- Indien de wet niet anders bepaalt, rust op ieder de last de aanwezigheid te bewijzen van de feiten waarop hij zijn recht baseert. II. Bewijs door openbare akten ARTIKEL 7.- Openbare registers en openbare akten vormen bewijs van de juistheid van de daarin neergelegde feiten. Het bewijs dat de daarin opgenomen feiten onjuist zijn is, tenzij de wetten anders bepalen, aan geen enkele vorm gebonden. 4 Wet Nr 4721 van 22 november 2001, Resmî Gazete Nr 24607 van 8 december 2001, in werking getreden op 1 januari 2002. 13 Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007 rechten.vu.nl BOEK EEN PERSONENRECHT DEEL EEN NATUURLIJKE PERSONEN TITEL EEN PERSOONLIJKHEID A. IN HET ALGEMEEN I. Rechtsbevoegdheid ARTIKEL 8.- Iedere persoon heeft rechtsbevoegdheid. Dienovereenkomstig hebben allen, binnen de grenzen van het recht, dezelfde bevoegdheid om rechten en verplichtingen te hebben. II. Handelingsbekwaamheid 1. Inhoud ARTIKEL 9.- Wie handelingsbekwaam is, kan door eigen handelen een recht verwerven en een verplichting aangaan. 2. Voorwaarden a. In het algemeen ARTIKEL 10.- Iedere meerderjarige die onderscheidingsvermogen bezit en niet onder curatele staat, is handelingsbekwaam. b. Meerderjarigheid ARTIKEL 11.- Meerderjarigheid vangt aan met het bereiken van de achttienjarige leeftijd. Huwelijk maakt een persoon meerderjarig. c. Meerderjarigverklaring ARTIKEL 12.- Een minderjarige die de leeftijd van vijftien jaar heeft bereikt, kan op eigen verzoek en met toestemming van zijn ouder door de rechtbank meerderjarig worden verklaard. d. Onderscheidingsvermogen ARTIKEL 13.- Wie niet vanwege zijn minderjarigheid, geestelijke stoornis, zwakzinnigheid, dronkenschap of om vergelijkbare redenen de bekwaamheid mist om zich op een verstandige manier te gedragen, beschikt over onderscheidingsvermogen in de zin van deze wet. III. Handelingsonbekwaamheid 1. In het algemeen ARTIKEL 14.- Degenen bij wie het onderscheidingsvermogen ontbreekt, minderjarigen en onder curatele gestelden zijn handelingsonbekwaam. 2. Ontbreken van onderscheidingsvermogen ARTIKEL 15.- Behoudens andersluidende wettelijke bepalingen hebben handelingen van een persoon zonder onderscheidingsvermogen geen rechtsgevolg. 3. Minderjarigen en onder curatele gestelden die over onderscheidingsvermogen beschikken ARTIKEL 16.- Minderjarigen en onder curatele gestelden die over onderscheidingsvermogen beschikken kunnen zolang de toestemming van de wettelijke vertegenwoordigers ontbreekt niet door eigen handelingen een verplichting aangaan. Bij een verkrijging om niet en bij uitoefening van rechten die nadrukkelijk persoonsgebonden zijn, is 14 Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007 rechten.vu.nl deze toestemming niet vereist. Minderjarigen en onder curatele gestelden die over onderscheidingsvermogen beschikken, zijn verantwoordelijk voor hun onrechtmatige handelingen. IV. Verwantschap 1. Bloedverwantschap ARTIKEL 17.- De graad van bloedverwantschap blijkt uit het aantal geboorten waardoor de verwanten aaneengebonden worden. Verwantschap in de opgaande en neergaande linie bestaat tussen personen die van elkaar afstammen; verwantschap in de zijlinie bestaat tussen personen die niet van elkaar afstammen, maar wel dezelfde afkomst5 hebben. 2. Aanverwantschap ARTIKEL 18.- De echtgenoot en de bloedverwanten van de andere echtgenoot worden aanverwanten in dezelfde soort en graad. Aanverwantschap eindigt niet bij het eindigen van het huwelijk waardoor deze tot stand kwam. V. Woonplaats 1. Begripsbepaling ARTIKEL 19.- Woonplaats is de plaats waar een persoon verblijft met de bedoeling om daar voortdurend te blijven. Een persoon kan niet gelijktijdig meer dan één woonplaats hebben. Deze regel is niet van toepassing op handels- en industriële ondernemingen. 2. Wijziging van woonplaats en verblijfplaats ARTIKEL 20.- De wijziging van een woonplaats is afhankelijk van het verkrijgen van een nieuwe woonplaats. Voor een persoon wiens eerdere woonplaats niet duidelijk is of die na het verlaten van zijn woonplaats in het buitenland nog geen woonplaats in Turkije heeft verkregen, zal de verblijfplaats als woonplaats gelden. 3. Wettelijk woonplaats ARTIKEL 21.- De woonplaats van een kind dat onder ouderlijk gezag staat, is die van zijn moeder en vader. Indien moeder en vader geen gemeenschappelijke woonplaats hebben, is de woonplaats van het kind die van de moeder of vader aan wie het is toevertrouwd. In overige gevallen geldt de verblijfplaats van het kind als zijn woonplaats. De woonplaats van personen die onder voogdij staan, is de plaats waar de voogdij-instelling waaraan zij verbonden zijn, zich bevindt. 4. Verblijf in instellingen ARTIKEL 22.- Het verblijf op een plaats om onderwijs te volgen of de plaatsing in een opleidings-, gezondheids-, behandelings- of strafinstelling heeft niet tot gevolg dat een nieuwe woonplaats wordt verkregen. B. BESCHERMİNG VAN DE PERSOONLİJKHEİD I. Tegen het afzien en excessief beperken ARTIKEL 23.- Niemand kan van zijn rechtsbevoegdheden en handelingsbekwaamheden afzien, ook niet gedeeltelijk. Niemand kan van zijn vrijheden afzien of deze beperken in strijd met het recht of de zedelijkheid. Met schriftelijke toestemming is het mogelijk dat menselijk biologisch materiaal wordt afgenomen, geïnjecteerd en getransporteerd. Echter, van degene die de verplichting is aangegaan 5 Kök, lett. o.a. wortel, oorsprong, herkomst. 15 Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007 rechten.vu.nl om biologisch materiaal af te staan, kan geen nakoming van zijn verplichting worden verzocht; vergoeding van materiële en immateriële schade kan niet worden verzocht. II. Tegen aantasting 1. Beginsel ARTIKEL 24.- Wie in strijd met het recht in zijn persoonlijkheid is aangetast, kan de rechter verzoeken om bescherming tegen de aantasters. Zolang de toestemming ontbreekt van degene die in zijn persoonlijkheid is beschadigd, of zolang de inbreuk niet gerechtvaardigd is door een privé of openbaar belang van een hogere orde of om een van de redenen die het recht geeft van de bevoegdheid gebruik te maken, zal elke verrichte aantasting van de persoonlijkheidsrechten in strijd met het recht zijn. 2. Procedures ARTIKEL 25.- De verzoeker kan de rechter verzoeken om het gevaar van aantasting te voorkomen, de voortdurende aantasting te beëindigen of te bepalen dat de voortdurende effecten van een reeds geëindigde aantasting in strijd met het recht zijn. De verzoeker kan bovendien verzoeken dat een verbetering of de beslissing aan derden bekend wordt gemaakt of wordt gepubliceerd. De verzoeker behoudt het recht om samen met het verzoek tot materiële en immateriële schadevergoeding te verzoeken dat de winst verkregen uit een aantasting in strijd met het recht overeenkomstig de bepalingen van onbevoegde vertegenwoordiging aan hemzelf wordt toegekend. Het verzoek om immateriële schadevergoeding kan niet worden overgedragen zolang dit door de wederpartij niet is geaccepteerd; zolang het verzoek door de erflater niet naar voren gebracht is, gaat het niet over op de erfgenamen. De verzoeker kan ter bescherming van zijn persoonlijkheidsrechten procederen bij de rechtbank van zijn eigen woonplaats of van de woonplaats van de wederpartij. III. Recht betreffende de naam 1. Naamsbescherming ARTIKEL 26.- Een persoon wiens recht op gebruik van zijn naam wordt betwist, kan verzoeken zijn recht vast te stellen. Een persoon wiens naam onrechtmatig wordt gebruikt, kan de beëindiging hiervan verzoeken; indien de onbevoegde gebruiker schuld heeft, kan bovendien worden verzocht om vergoeding van de materiële schade en indien de aard van het geleden onrecht dat vereist, kan om vergoeding van immateriële schade worden verzocht. 2. Naamswijziging ARTIKEL 27.- Naamswijzing kan slechts wegens gegronde redenen aan de rechter worden verzocht. De naamswijziging wordt in het bevolkingsregister geregistreerd en gepubliceerd. Door een wijziging van de naam wijzigt niet de persoonlijke staat. Wie door de naamswijziging nadeel ondervindt, kan binnen een jaar na de dag dat hij deze vernomen heeft om opheffing van de wijzigingsbeslissing verzoeken. C. BEGIN EN EINDE VAN DE PERSOONLIJKHEID I. Geboorte en overlijden ARTIKEL 28.- De persoonlijkheid vangt aan op het tijdstip dat het kind volledig en levend ter wereld is gekomen en eindigt bij de dood. Onder de voorwaarde dat het levend geboren wordt, verkrijgt het kind rechtsbevoegdheid vanaf het tijdstip van verwekking. II. Bewijs van het in leven en dood zijn 1. Bewijslast ARTIKEL 29.- Een persoon die met het oog op het gebruik van een recht beweert dat een 16 Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007 rechten.vu.nl persoon levend of dood is, of op een bepaald tijdstip of bij de dood van een andere persoon in leven was, is verplicht om zijn bewering te bewijzen. Indien van meerdere personen niet bewezen kan worden wie eerder of later is overleden, worden zij geacht gelijktijdig te zijn overleden. 2. Bewijsmiddelen a. In het algemeen ARTIKEL 30.- De geboorte en het overlijden van een persoon worden bewezen door de registraties in het bevolkingsregister. Indien een registratie in het bevolkingsregister ontbreekt of indien blijkt dat de aanwezige registratie niet correct is, kan de werkelijke situatie met elke vorm van bewijs bewezen worden. b. Vermoeden van overlijden ARTIKEL 31.- Indien een persoon verdwijnt onder omstandigheden waaronder zijn overlijden als zeker moet worden aangenomen, wordt hij geacht werkelijk te zijn overleden, ook indien zijn lijk niet is gevonden. III. Beslissing van vermissing 1. In het algemeen ARTIKEL 32.- Indien omtrent een persoon die is verdwenen terwijl hij in levensgevaar verkeerde of van wie lange tijd geen bericht is verkregen, een sterke mogelijkheid bestaat dat hij dood is, kan de rechtbank, op verzoek van degenen die aan deze dood rechten ontlenen, beslissen dat deze persoon vermist is. Bevoegd is de rechtbank van de laatste woonplaats in Turkije van de [vermiste] persoon, of indien hij nooit in Turkije woonplaats heeft gehad, van de plaats waar hij in het bevolkingsregister staat ingeschreven; of indien ook zulk een registratie ontbreekt de rechtbank van de plaats waar zijn moeder of vader staat ingeschreven. 2. Wijze van procederen ARTIKEL 33.- Om een verzoek om een beslissing tot vermissing te kunnen doen, zal sinds het levensgevaar ten minste één jaar of sinds de datum van het laatste bericht ten minste vijf jaar verstreken moeten zijn. De rechtbank roept op de daarvoor voorgeschreven wijze van bekendmaking personen die informatie hebben omtrent de persoon over wiens vermissing zal worden beslist op om binnen een bepaalde termijn informatie te geven. Deze termijn bedraagt ten minste zes maanden vanaf de dag waarop de eerste bekendmaking is gedaan. 3. Verval van verzoek ARTIKEL 34.- Indien de persoon over wiens vermissing beslist zal worden, verschijnt voordat de bekendmakingstermijn is verstreken of indien van hem bericht wordt ontvangen dan wel de datum van zijn overlijden komt vast te staan, vervalt het verzoek om tot vermissing te beslissen. 4. Rechterlijke beslissing ARTIKEL 35.- Indien de bekendmaking niet tot een resultaat heeft geleid, beslist de rechtbank tot vermissing en zullen de aan de dood gerelateerde rechten worden uitgeoefend alsof het overlijden van de vermiste is bewezen. De beslissing tot vermissing heeft werking vanaf het tijdstip dat het levensgevaar zich heeft verwezenlijkt of vanaf de dag dat het laatste bericht is ontvangen. TITEL TWEE REGISTER VAN DE BURGERLIJKE STAND 17 Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007 rechten.vu.nl A. IN HET ALGEMEEN I. Register ARTIKEL 36.- De burgerlijke staat wordt bepaald door een voor dit doel gehouden officieel register. Het houden van dit register en de vermelding van de verplichte gegevens worden geregeld door de daarop betrekking hebbende wet. II. Bevoegde ambtenaar ARTIKEL 37.- Het register van de burgerlijke stand wordt gehouden door de door de Staat benoemde ambtenaren. Het bijhouden van de register en de afgifte van uittreksels is de taak van deze ambtenaren. Aan Turkse vertegenwoordigers in het buitenland kan op voorstel van het Ministerie van Buitenlandse Zaken en in overleg met het Ministerie van Binnenlandse Zaken en met toestemming van het Bureau van de Minister-President, de bevoegdheid van ambtenaar van de burgerlijke stand verleend worden. III. Aansprakelijkheid ARTIKEL 38.- De nadelige gevolgen van het houden van het register van de burgerlijke stand worden door de Staat vergoed, met regres op de nalatige ambtenaar. De procedure tot schadevergoeding en regres wordt verzocht bij de rechtbank van de plaats van het register van de burgerlijke stand. IV. Verbetering 1. In het algemeen ARTIKEL 39.- Zolang er geen rechterlijke beslissing is, vindt geen verbetering in het register van de burgerlijke stand plaats. 2. Geslachtsverandering ARTIKEL 40.- Degene die van geslacht wil veranderen, kan de rechter in een persoonlijk verzoek om toestemming tot verandering van geslacht vragen. Echter, voor toestemming is vereist dat de verzoeker de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt en niet gehuwd is; bovendien is vereist dat hij transsexueel is aangelegd en dat hij met een verklaring afgegeven door een erkende academisch-medische instelling bewijst dat geslachtsverandering op psychologische gronden noodzakelijk is en hij blijvend de mogelijkheid tot voortplanting mist. Nadat voor dit doel toestemming gegeven is en met een verklaring van een erkende medische instelling bewezen is dat in overeenstemming met de medische methoden daadwerkelijk een operatie tot verandering van geslacht heeft plaatsgehad, kan door de rechtbank besloten worden tot verandering in de burgerlijke stand. B. REGISTER VAN GEBOORTEN I. Aangifte ARTIKEL 41.- Aangiften betreffende geboorten en betreffende niet geïdentificeerde vondelingen worden gedaan in overeenstemming met de desbetreffende wettelijke bepalingen. II. Veranderingen in het geboorteregister ARTIKEL 42.- Veranderingen in de burgerlijke staat, in het bijzonder door erkenning van een buitenechtelijk kind of door gerechtelijke vaststelling van vaderschap, door wijziging van de afstamming, door adoptie of door het bekend worden van de afstamming van een vondeling, worden in de register verwerkt overeenkomstig de wet. C. REGISTER VAN OVERLIJDEN 18 Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007 rechten.vu.nl I. Aangifte van overlijden ARTIKEL 43.- Aangiften van overlijden worden gedaan overeenkomstig de daarop betrekking hebbende wettelijke bepalingen. II. Vermist persoon ARTIKEL 44.- Indien een persoon verdwijnt onder omstandigheden waaronder zijn overlijden als zeker moet worden aangenomen, wordt hij op bevel van de hoogste burgerlijke gezagsdrager ter plaatse als overleden in het register ingeschreven ook indien zijn lijk niet is gevonden. Daarnaast kan iedere belanghebbende verzoeken om gerechtelijke vaststelling omtrent de dood en het leven van deze persoon. III. Beslissing betreffende vermissing ARTIKEL 45.- Na een verklaring van de rechter wordt de beslissing betreffende vermissing ingeschreven in het register van overlijden. IV. Aanbrengen van veranderingen in het register ARTIKEL 46.- De noodzakelijke veranderingen van een in de registers voor juist gehouden mededeling waarvan de onjuistheid wordt bewezen of de noodzakelijke veranderingen wegens de identificatie van een ongeïdentificeerde lijk of wegens de opheffing van een beslissing betreffende vermissing worden in het register van de betrokkene in de kolom opmerkingen vermeld. DEEL TWEE RECHTSPERSONEN (artikelen 47 – 117: niet opgenomen)6 BOEK TWEE FAMILIERECHT DEEL EEN HUWELIJKSRECHT TITEL EEN HUWELIJKSSLUITING EERSTE AFDELING DE VERLOVING A. VERLOVING ARTIKEL 118.- Een verloving komt tot stand door de toezegging om te trouwen. Zolang de toestemming van de wettelijke vertegenwoordigers ontbreekt, bindt een verloving de minderjarige en de onder curatele gestelde niet. B. BEPALİNGEN İNZAKE HET VERLOOFD ZİJN I. Afwezigheid van het recht op een rechtszaak ARTIKEL 119.- Verloving geeft niet het recht om een rechtszaak te beginnen waarbij tot 6 Het betreft de algemene bepalingen van rechtspersonen, verenigingen en stichtingen. 19 Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007 rechten.vu.nl een huwelijk wordt gedwongen. Is voorzien in een schadevergoeding of boetebeding indien het huwelijk wordt ontweken, dan kan [daarover] niet worden geprocedeerd. Verrichte betalingen kunnen niet worden teruggevorderd. II. Gevolgen van de verbreking van de verloving 1. Vergoeding van materiële schade ARTIKEL 120.- Indien één van de verloofden zonder een gerechtvaardigde reden de verloving verbreekt of indien de verloving verbroken wordt om een reden die aan een van de partijen te wijten is, zal de schuldige partij aan de ander een passende schadevergoeding dienen te geven voor de uitgaven en voor de gedulde materiële offers die naar de regels van behoorlijkheid7 met het oog op het huwelijk zijn gedaan. Dezelfde regel is van toepassing met betrekking tot de kosten van de verloving. De moeder en vader van de partij die recht heeft schadevergoeding te verzoeken of de personen die zich als zodanig gedragen, kunnen voor de door hen onder dezelfde voorwaarden verrichte uitgaven een passende schadevergoeding vragen. 2. Vergoeding van immateriële schade ARTIKEL 121.- Wie door het verbreken van de verloving in zijn persoonlijkheid is aangetast, kan van de schuldige wederpartij verlangen dat een passend geldbedrag aan immateriële schadevergoeding wordt betaald. III. Teruggave van geschenken ARTIKEL 122.- Indien de verloving om een andere reden dan door het huwelijk eindigt, kunnen de geschenken die door de verloofden aan elkaar of door de moeder en vader of personen die zich als zodanig gedragen, aan de andere verloofde gegeven zijn, de gebruikelijke uitgezonderd, worden teruggevorderd door degenen die deze gegeven hebben. Indien het onmogelijk is een geschenk in dezelfde staat of door een vervangende zaak terug te geven, worden de bepalingen van ongerechtvaardigde verrijking toegepast. IV. Verjaring ARTIKEL 123.- Vorderingsrechten die ontstaan zijn door het eindigen van een verloving verjaren na één jaar nadat de verloving geëindigd is. TWEEDE AFDELING HUWELIJKSBEVOEGDHEID EN HUWELIJKSBELETSELEN A. VOORWAARDEN VAN HUWELIJKSBEVOEGDHEID I. Leeftijd ARTIKEL 124.- Een man of vrouw mag geen huwelijk aangaan vóór de leeftijd van zeventien jaar. Echter, de rechter kan in bijzondere gevallen om zeer gewichtige redenen toestemming verlenen tot het aangaan van een huwelijk van een man of vrouw die de leeftijd van zestien jaar heeft bereikt. Voor het verlenen van de toestemming worden, indien mogelijk, de moeder en vader of de voogd gehoord. II. Onderscheidingsvermogen ARTIKEL 125.- Wie niet over onderscheidingsvermogen beschikt, mag geen huwelijk 7 Zie artikel 2. 20 Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007 rechten.vu.nl aangaan.8 III. Toestemming van wettelijke vertegenwoordiger 1. Omtrent minderjarigen ARTIKEL 126.- Een minderjarige mag geen huwelijk aangaan zonder toestemming van zijn wettelijke vertegenwoordiger. 2. Omtrent handelingsonbekwamen ARTIKEL 127.- Een onder curatele gestelde mag geen huwelijk aangaan zonder toestemming van zijn wettelijke vertegenwoordiger. 3. Rechtsgang ARTIKEL 128.- De rechter kan de minderjarige of de onder curatele gestelde op diens verzoek toestemming tot het huwelijk verlenen, nadat hij de wettelijke vertegenwoordiger die zijn toestemming voor het sluiten van het huwelijk zonder geldige redenen niet verleent, gehoord heeft. B. HUWELIJKSBELETSELEN I. Verwantschap ARTIKEL 129.- Een huwelijk mag niet worden gesloten: 1. tussen personen die een natuurlijke relatie hebben in opgaande en nederdalende lijn, tussen broeders en zusters, tussen neven en tantes of nichten en ooms van zowel vaderskant als van moederskant,9 2. tussen een echtgenoot en de verwanten in de opgaande en nederdalende lijn van zijn [eerdere] echtgenoot, ook al is het huwelijk waaruit de verwantschap is ontstaan beëindigd, 3. tussen een adoptant en de geadopteerde, of met personen in de nederdalende lijn van beide zijde of met de echtgenoten. II. Eerdere huwelijk 1. Bewijs van beëindiging van een eerdere huwelijk a. Algemeen ARTIKEL 130.- Wie een nieuw huwelijk wil aangaan, is gehouden bewijs te leveren van de beëindiging van zijn eerdere huwelijk. b. In geval van vermissing ARTIKEL 131.- De echtgenoot van een vermiste persoon mag geen nieuw huwelijk aangaan voordat de rechter een uitspraak heeft gedaan betreffende de ontbinding van diens eerdere huwelijk. De echtgenoot van een vermiste persoon kan de rechtbank om ontbinding van het huwelijk verzoeken hetzij tesamen met het verzoek tot verklaring van vermissing, hetzij bij afzonderlijk verzoekschrift. In geval van een afzonderlijk verzoekschrift tot ontbinding wordt het verzoek ingediend bij de rechtbank van de woonplaats van de verzoeker. 2. Wachtperiode voor de vrouw ARTIKEL 132.- In geval van beëindiging van het huwelijk mag de vrouw geen nieuwe huwelijk aangaan binnen driehonderd dagen na de beëindiging van het [eerdere] huwelijk. Deze termijn eindigt door bevalling. Indien duidelijk wordt dat de vrouw niet zwanger is van haar eerdere huwelijk of indien de eerdere echtgenoten willen hertrouwen, zal de rechter de bovengenoemde periode buiten toepassing laten. 8 9 Zie ook art. 13. Zie ook art. 17. 21 Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007 rechten.vu.nl III. Geestelijke stoornis ARTIKEL 133.- Geestelijk gestoorden mogen niet trouwen zonder een medische verklaring van geen bezwaar van een erkende medische instelling10. DERDE AFDELING AANGIFTE EN HUWELIJKSSLUITING A. AANGIFTE I. Plaats van aangifte ARTIKEL 134.- De vrouw en de man die voornemens zijn om met elkaar te trouwen, doen hiervan samen in de woonplaats van één van hen aangifte bij de instantie die het huwelijk zal voltrekken. De huwelijksambtenaar11 is in plaatsen waar zich een gemeente bevindt de burgemeester of een ambtenaar die door de burgemeester hiermee belast is. In dorpen is dit het dorpshoofd. II. Vorm ARTIKEL 135.- Aangifte wordt door de aanstaande echtgenoten schriftelijk of mondeling gedaan. III. Documenten ARTIKEL 136.- Zowel de man als de vrouw zijn verplicht aan de instantie die het huwelijk zal voltrekken te overleggen hun identiteitsbewijs, een uittreksel uit het bevolkingsregister, indien een vorig huwelijk tot een einde is gekomen het bewijsstuk hieromtrent; indien sprake is van minderjarigheid of curatele is bovendien vereist de handtekening en een schriftelijk bewijsstuk waaruit de toestemming van de wettelijke vertegenwoordiger blijkt, als ook een gezondheidsverklaring waaruit blijkt dat er geen ziekten aanwezig zijn die het huwelijk belemmeren. IV. Onderzoek van aangifte en afwijzing ARTIKEL 137.- De huwelijksambtenaar onderzoekt de huwelijksaangifte en de bewijsstukken die hieraan toegevoegd moeten worden. Indien hij in de aangifte een gebrek ontdekt, zal hij deze aanvullen of laten aanvullen. Indien blijkt dat de aangifte niet in de juiste vorm is gedaan of dat één van de aanstaande echtgenoten niet bevoegd is om te trouwen, of indien blijkt dat een wettelijke belemmering bestaat, wordt de aangifte afgewezen en de situatie direct schriftelijk aan de aanstaande echtgenoten bekend gemaakt. V. Bezwaar tegen afwijzing en methode van oordelen ARTIKEL 138.- Elk van de aanstaande echtgenoten kan bij de rechtbank bezwaar maken tegen de afwijzingsbeslissing van de huwelijksambtenaar. Het bezwaar wordt op de stukken onderzocht en er wordt een definitieve beslissing genomen. Echter, rechtszaken die worden gevoerd tegen afwijzingsbeslissingen die te maken hebben met een absolute nietigheidsgrond worden in een vereenvoudigde procedure in aanwezigheid van het Openbaar Ministerie behandeld. B. HUWELIJKSSLUITING EN REGISTRATIE 10 11 Resmî sağlık kurulu. Evlendirme memuru, lett. ambtenaar die het huwelijk voltrekt. 22 Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007 rechten.vu.nl I. Voorwaarden 1. Toestemming om te trouwen ARTIKEL 139.- Indien de huwelijksambtenaar vaststelt dat voldaan is aan de voorwaarden om te kunnen trouwen of indien de afwijzingsbeslissing door de rechtbank is opgeheven, wordt de dag en tijdstip van het huwelijk aan de aanstaande echtgenoten bekend gemaakt of wordt op verzoek een bewijs van huwelijkstoestemming afgegeven. Het bewijs van huwelijkstoestemming verschaft de aanstaande echtgenoten het recht om binnen zes maanden vanaf de dag van afgifte voor elk willekeurige huwelijksambtenaar te kunnen trouwen. 2. Het niet kunnen sluiten van het huwelijk ARTIKEL 140.- Indien blijkt dat niet voldaan is aan de voorwaarden om te kunnen trouwen of indien er zes maanden verstreken zijn nadat de bewijsstukken afgegeven zijn, kan de huwelijksambtenaar het huwelijk niet voltrekken. II. Uitvoering 1. Plaats van huwelijkssluiting ARTIKEL 141.- De huwelijkssluiting vindt op het gemeentehuis12 in het bijzijn van de huwelijksambtenaar en twee meerderjarige handelingsbekwame getuigen in het openbaar plaats. Slechts op verzoek van de aanstaande echtgenoten kan de huwelijkssluiting plaatsvinden op andere plaatsen die door de huwelijksambtenaar geschikt zijn bevonden. 2. Vorm van huwelijkssluiting ARTIKEL 142.- De huwelijksambtenaar vraagt aan elk van de aanstaande echtgenoten of zij al dan niet met elkaar willen trouwen. Het huwelijk komt tot stand op het tijdstip dat beide partijen mondeling hun bevestigende antwoorden hebben gegeven. De ambtenaar verklaart dat het huwelijk met wederzijdse toestemming van partijen volgens de wet heeft plaatsgevonden. 3. Trouwboekje en religieuze huwelijkssluiting ARTIKEL 143.- Zodra de huwelijkssluiting heeft plaatsgevonden, overhandigt de huwelijksambtenaar aan de echtgenoten een trouwboekje. Indien het trouwboekje niet getoond kan worden, kan geen religieuze huwelijkssluiting plaatsvinden. De geldigheid van het huwelijk is niet afhankelijk van een religieuze huwelijkssluiting. C. AMBTELIJKE VOORSCHRIFTEN ARTIKEL 144.- De huwelijksvoltrekking, het huwelijksregister, de correspondentie betreffende de huwelijkssluiting en de overige onderwerpen betreffende de huwelijkssluiting worden in ambtelijke voorschriften geregeld. VIERDE AFDELING ONGELDIGE HUWELIJKEN A. NIETIGHEID I. Gronden ARTIKEL 145.- In de onderstaande gevallen is een huwelijk nietig: 1. indien een der echtgenoten ten tijde van de huwelijkssluiting reeds getrouwd is, 2. indien een der echtgenoten ten tijde van de huwelijkssluiting vanwege een voortdurende 12 Evlendirme dairesi, lett. huwelijkskantoor; plaats waar huwelijkssluitingen plaatsvinden. 23 Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007 rechten.vu.nl reden handelingsonbekwaam is, 3. indien een der echtgenoten een zodanige vorm van geestelijke stoornis heeft dat deze het huwelijk kan beletten, 4. indien tussen echtgenoten een zodanige verwantschap bestaat, dat deze het huwelijk kan beletten. II. Bevoegdheid en recht om een rechtszaak te beginnen ARTIKEL 146.- Een rechtszaak omtrent nietigheid wordt door het Openbaar Ministerie ambtshalve ingesteld. Deze rechtszaak kan ook door iedere belanghebbende worden ingesteld. III. Beperking of opheffing van recht om een rechtszaak te voeren ARTIKEL 147.- De nietigverklaring van een tot een einde gekomen huwelijk kan door het Openbaar Ministerie niet ambtshalve verzocht worden; echter, iedere belanghebbende kan om een nietigverklaring verzoeken. Indien op een later tijdstip handelingsbekwaamheid wordt verkregen of indien de geestelijke stoornis is genezen, kan een procedure tot nietigverklaring alleen worden verzocht door de handelingsbekwaam geworden of van de geestelijke stoornis genezen echtgenoot. Indien een getrouwd persoon hertrouwt en indien het eerdere huwelijk is geëindigd voordat een nietigverklaring [van het tweede huwelijk] is uitgesproken, kan niet worden besloten tot nietigheid van dit laatste huwelijk indien de andere echtgenoot [in dat huwelijk] te goeder trouw is. B. RELATIEVE NIETIGHEID I. Rechten van echtgenoten 1. Tijdelijk ontbreken van onderscheidingsvermogen ARTIKEL 148.De echtgenoot wiens onderscheidingsvermogen tijdens de huwelijkssluiting wegens een tijdelijke reden ontbreekt, kan de nietigverklaring van het huwelijk verzoeken. 2. Dwaling ARTIKEL 149.- In de onderstaande gevallen kan een der echtgenoten de nietigverklaring van het huwelijk verzoeken: 1. Indien deze echtgenoot beslist niet wilde trouwen of niet dacht te trouwen met de persoon waarmee hij getrouwd is, maar door dwaling heeft ingestemd met het huwelijk, 2. Indien het huwelijk tot stand gekomen is onder dwaling omtrent een eigenschap van de andere echtgenoot, welke van zodanige aard is dat dit de samenleving met hem onmogelijk maakt. 3. Bedrog ARTIKEL 150.- In de onderstaande gevallen kan een der echtgenoten nietigverklaring van het huwelijk verzoeken: 1. Indien deze echtgenoot heeft ingestemd te trouwen als gevolg van bedrog omtrent de eer en fatsoen van de andere echtgenoot, rechtstreeks door die echtgenoot zelf of met diens medeweten gepleegd, 2. Indien een ziekte verzwegen is die een ernstig gevaar oplevert voor de gezondheid van de eiser of zijn nageslacht. 4. Bedreiging ARTIKEL 151.- De echtgenoot die onder bedreiging met een ernstig gevaar voor de aantasting van het leven, gezondheid, eer en fatsoen van hemzelf of van een van zijn verwanten met het huwelijk heeft ingestemd, kan de nietigverklaring van het huwelijk verzoeken. 5. Vervaltermijn 24 Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007 rechten.vu.nl ARTIKEL 152.- Het recht om nietigverklaring te verzoeken vervalt na zes maanden, nadat men op de hoogte is geraakt van de grond tot nietigverklaring of de bedreiging is geëindigd, en in ieder geval na vijf jaar na de huwelijkssluiting. II. Recht van de wettelijke vertegenwoordiger om een rechtszaak te beginnen ARTIKEL 153.- Indien een minderjarige of handelingsonbekwame zonder toestemming van zijn wettelijke vertegenwoordiger trouwt, kan de wettelijke vertegenwoordiger, wiens toestemming ontbreekt, de nietigverklaring van het huwelijk verzoeken. Indien degene die op deze wijze is getrouwd door het bereiken van de achttienjarige leeftijd meerderjarig geworden is of niet meer handelingsonbekwaam is, of indien de echtgenote zwanger is, kan niet meer tot nietigverklaring van het huwelijk worden besloten. C. REDENEN DIE GEEN VERNIETIGING MEEBRENGEN I. Zich niet houden aan de wachttijd ARTIKEL 154.- Indien een vrouw trouwt voordat haar wachttijd geëindigd is, brengt dit geen nietigheid van het huwelijk met zich mee. II. Niet voldoen aan vormvoorschriften ARTIKEL 155.- Een huwelijk dat voltrokken is ten overstaan van een bevoegde ambtenaar kan niet wegens het niet naleven van de overige wettelijke vormvereisten vernietigd worden. D BESLISSING VAN ONGELDIGHEID I. In het algemeen ARTIKEL 156.- Een ongeldig huwelijk komt slechts door een beslissing van de rechter tot een einde. Ook het huwelijk aangegaan onder omstandigheden die nietigheid opleveren, heeft tot de beslissing van de rechter alle gevolgen van een geldig huwelijk. II Gevolgen 1. Voor de kinderen ARTIKEL 157.- Kinderen geboren uit een door de rechtbank nietig verklaard huwelijk worden, zelfs indien de moeder en de vader niet te goeder trouw zijn, geacht binnen een huwelijk geboren te zijn. Op de betrekkingen tussen de kinderen enerzijds en de moeder en vader anderzijds worden de bepalingen inzake echtscheiding toegepast. 2. Voor de echtgenoten ARTIKEL 158.- Indien wordt besloten tot nietigheid van het huwelijk, behoudt de echtgenoot die ten tijde van het aangaan van het huwelijk te goeder trouw was, zijn door het huwelijk verkregen persoonlijke staat. Op de ontbinding van het tussen echtgenoten bestaande huwelijksgoederenregime en op de schadevergoeding, alimentatie en geslachtsnaam worden de bepalingen inzake de echtscheiding toegepast. E. RECHT VAN ERFGENAMEN OM EEN RECHTSZAAK TE VOEREN ARTIKEL 159.- Het recht om een rechtszaak te voeren omtrent de nietigheid van het huwelijk gaat niet over op de erfgenamen. Echter, erfgenamen kunnen wel een reeds begonnen rechtszaak voortzetten. Indien tijdens de rechtszaak blijkt dat de langstlevende echtgenoot ten tijde van het aangaan van het huwelijk niet te goeder trouw was, kan hij geen wettelijke erfgenaam zijn en verliest hij de eerdere aan hem bij aan de dood gerelateerde beschikkingen toegekende rechten. F. BEVOEGDHEID EN DE WIJZE VAN PROCEDEREN 25 Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007 rechten.vu.nl ARTIKEL 160.- In een rechtszaak omtrent de nietigheid van het huwelijk worden wat betreft de bevoegdheid en de wijze van procederen de bepalingen inzake echtscheiding toegepast. TITEL TWEE ECHTSCHEIDING A. ECHTSCHEIDINGSGRONDEN I. Overspel ARTIKEL 161.- Indien één van de echtgenoten overspel pleegt, kan de andere echtgenoot echtscheiding verzoeken. Het recht om echtscheiding wegens overspel te verzoeken vervalt na zes maanden na de dag waarop de echtgenoot met het de grond voor echtscheiding bekend is geworden. De verjaringstermijn verloopt in ieder geval na vijf jaren na de dag van het plaatsvinden van het overspel. Wie vergeeft, kan dit verzoek niet instellen. II. Levensbedreiging, slechte behandeling en aantasting van eer ARTIKEL 162.- Elk der echtgenoten kan echtscheiding verzoeken wegens levensbedreiging door de andere echtgenoot, wegens zeer slechte behandeling of wegens een ernstige aantasting van diens eer door de andere echtgenoot. Het recht om echtscheiding te verzoeken wegens de redenen opgesomd in de eerste alinea vervalt na zes maanden na de dag dat de echtgenoot met de grond voor echtscheiding bekend is geworden. De verjaringstermijn verloopt in ieder geval na vijf jaren na de dag van het plaatsvinden van het feit. Wie vergeeft, kan dit verzoek niet instellen. III. Het plegen van een strafbaar feit en het leiden van een eerloos leven ARTIKEL 163.- Indien één der echtgenoten een onterend strafbaar feit pleegt, of een eerloos leven leidt, en indien om die reden van de andere echtgenoot de samenleving met hem niet langer verlangd kan worden, heeft de laatstgenoemde echtgenoot op elk moment het recht om echtscheiding te verzoeken. IV. Verlating ARTIKEL 164.- Indien één der echtgenoten de ander verlaat met de bedoeling zich aan de uit het huwelijk voortvloeiende verplichtingen te onttrekken, of zonder geldige redenen niet naar de gezamenlijke woning terugkeert, en indien die situatie ten minste zes maanden heeft geduurd en blijft voortduren, en een vermaning van de rechter op verzoek van de andere echtgenoot geen resultaat oplevert, kan de andere echtgenoot echtscheiding verzoeken. De echtgenoot die de ander dwingt de gezamenlijke woning te verlaten, of die de terugkeer van de andere echtgenoot naar de echtelijke woning zonder een geldige reden belet, wordt geacht de ander verlaten te hebben. Op verzoek van de echtgenoot die het recht heeft [wegens verlating echtscheiding te verzoeken] vermaant de rechter zonder een inhoudelijke onderzoek [van de redenen] de andere echtgenoot binnen twee maanden naar de gezamenlijke woning terug te keren. In de vermaning wordt eveneens melding gemaakt van de gevolgen van het niet terugkeren naar de gezamenlijke woning. Indien nodig wordt deze vermaning gepubliceerd. Echter het verzoek tot vermaning tot terugkeer naar de gezamenlijke woning kan niet worden ingediend indien de vierde maand van de bovengenoemde periode van verlating13 nog niet is beëindigd, en een echtscheiding kan niet worden verzocht indien nog geen twee maanden na de vermaning zijn verlopen.14 13 14 Van zes maanden. Hier wordt verwezen naar de in de eerste zin bedoelde periode van zes maanden waarin de andere echtgenoot niet terugkeert. 26 Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007 rechten.vu.nl V. Geestelijke stoornis ARTIKEL 165.- Indien één van de echtgenoten aan een geestelijke stoornis lijdt en daardoor het samenleven voor de ander ondragelijk wordt, kan de laatste echtscheiding verzoeken indien uit een verklaring van een erkende medische instelling blijkt dat de geestelijke stoornis ongeneselijk is. VI. Duurzame ontwrichting ARTIKEL 166.- Indien het huwelijk zo ernstig ontwricht is dat het samenzijn van de echtgenoten niet meer gevergd kan worden, kan ieder der echtgenoten echtscheiding verzoeken. In de bovengenoemde gevallen heeft de andere echtgenoot het recht bezwaar te maken tegen de procedure, indien de verzoeker een hogere mate van schuld [aan de ontwrichting] heeft. Echter, als het maken van bezwaar het kenmerk draagt van misbruik van bevoegdheid en indien het voortduren van het huwelijk niet beschermingswaardig [meer] is voor de verweerder en de kinderen, kan worden beslist tot echtscheiding. Een huwelijk wordt geacht duurzaam ontwricht te zijn indien het huwelijk ten minste één jaar heeft geduurd en de echtgenoten een gezamenlijk verzoek tot echtscheiding hebben gedaan of de een instemt met het verzoek van de ander. Om in dat geval de echtscheiding uit te kunnen spreken, dient de rechter zelf van de echtgenoten te vernemen dat zij uit vrije wil tot de echtscheiding hebben besloten, en dient hij de regeling van de financiële gevolgen van de echtscheiding en van de gevolgen voor de kinderen, waarmee de echtgenoten hebben ingestemd, passend te achten. Rekening houdend met de belangen van de echtgenoten en de kinderen kan de rechter in deze overeenkomst de volgens hem noodzakelijke wijzigingen aanbrengen. De echtscheiding wordt uitgesproken indien de partijen ook instemmen met deze wijzigingen. Derhalve wordt het beginsel dat de bekentenissen van partijen de rechter binden, niet toegepast. Indien het verzoek tot echtscheiding wegens één van de echtscheidingsgronden is afgewezen en sinds het tijdstip waarop deze beslissing in kracht van gewijsde gegaan is een termijn van drie jaren verlopen is en in die periode om welke redenen dan ook de herleving van het samenleven niet mogelijk geweest is, wordt het huwelijk geacht duurzaam te zijn ontwricht en wordt op verzoek van één der echtgenoten beslist tot de echtscheiding. B. PROCEDURE I. Onderwerp ARTIKEL 167.- De echtgenoot die bevoegd is een procedure tot echtscheiding te beginnen, kan hetzij echtscheiding hetzij scheiding van tafel en bed verzoeken. II. Bevoegdheid ARTIKEL 168.- Bevoegd inzake een procedure tot echtscheiding of scheiding van tafel en bed is de rechtbank van de woonplaats van een der echtgenoten of van de woonplaats waar zij vóór de procedure voor het laatst zes maanden samen hebben verbleven. III. Voorlopige voorzieningen ARTIKEL 169.- In een procedure tot echtscheiding of scheiding van tafel en bed treft de rechter ambtshalve voor de duur van de procedure de noodzakelijke voorlopige voorzieningen, in het bijzonder omtrent onderdak, levensonderhoud, huwelijksgoederenregime van de echtgenoten en de verzorging en bescherming van de kinderen. C. BESLISSING I. Echtscheiding of scheiding van tafel en bed ARTIKEL 170.- Indien de echtscheidingsgrond bewezen is, beslist de rechter tot echtscheiding of tot scheiding van tafel en bed. Heeft de procedure alleen betrekking op scheiding van tafel en bed, dan kan niet besloten worden tot echtscheiding. 27 Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007 rechten.vu.nl Heeft de procedure betrekking op echtscheiding, dan kan besloten worden tot scheiding van tafel en bed als er een gerede kans is op hervatting van het gemeenschappelijke leven15. II.Termijn van scheiding van tafel en bed ARTIKEL 171.- Scheiding van tafel en bed kan worden uitgesproken voor een termijn van een tot drie jaar. Deze termijn vangt aan bij het onherroepelijk worden van de beslissing tot scheiding van tafel en bed. III. Einde van de periode van scheiding van tafel en bed ARTIKEL 172.- Na afloop van de termijn eindigt scheiding van tafel en bed van rechtswege. Ieder van de echtgenoten kan echtscheiding verzoeken indien de samenleving niet is hervat. Bij het regelen van de gevolgen van de echtscheiding wordt acht geslagen op bewezen gebeurtenissen uit de eerste procedure en op omstandigheden die gedurende de periode van scheiding van tafel en bed naar voren zijn gekomen. IV. Persoonlijke staat van de gescheiden vrouw ARTIKEL 173.- Een gescheiden vrouw behoudt haar door het huwelijk verkregen persoonlijke staat; zij verkrijgt echter opnieuw de geslachtsnaam die zij voor het huwelijk had. Indien de vrouw voordat zij trouwde weduwe was, kan zij de rechter verzoeken haar meisjesnaam te mogen voeren. De rechter kan op verzoek van de vrouw toestemming geven tot gebruik van de geslachtsnaam van de ex-echtgenoot indien bewezen wordt dat zij daar belang bij heeft en dat het voeren daarvan geen nadelige gevolgen voor de man heeft. De man kan om intrekking van deze toestemming verzoeken in geval van veranderde omstandigheden. V. Schadevergoeding en alimentatie bij echtscheiding 1. Materiële en immateriële schadevergoeding ARTIKEL 174.- De onschuldige of minder schuldige partij, die door de echtscheiding geschaad is in een belang of verwacht belang kan van de schuldige partij een passende materiële schadevergoeding vragen. De partij die door omstandigheden die aanleiding waren voor de echtscheiding in zijn persoonlijkheid is aangetast, kan van de schuldige wederpartij vragen dat een passend geldbedrag als immaterieel schadevergoeding wordt betaald. 2. Levensonderhoud voor de behoeftige ARTIKEL 175.- Degene die door echtscheiding in behoeftige omstandigheden komt te verkeren, kan van de ander levensonderhoud voor onbepaalde tijd vragen in overeenstemming met diens vermogenskracht op voorwaarde dat hij [de verzoeker] geen grotere schuld [aan de echtscheiding] heeft. De mate van schuld van de onderhoudsplichtige is van geen belang. 3. Wijze van betaling van schadevergoeding en levensonderhoud ARTIKEL 176.- Met betrekking tot materiële schadevergoeding en levensonderhoud kan tot betaling ineens of afhankelijk van de omstandigheden tot betaling in termijnen worden besloten. Tot betaling van immateriële schadevergoeding in termijnen kan niet worden besloten. De betaling in termijnen van materiële schadevergoeding of van levensonderhoud eindigt van rechtswege bij hertrouwen van de onderhoudsgerechtigde of bij het overlijden van een der partijen; indien de gerechtigde niet hertrouwd is, maar samenwoont [met een ander persoon] als waren zij gehuwd, indien geen sprake meer is van behoeftigheid of in geval van een eerloos leven, wordt de betaling in termijnen door beslissing van de rechtbank opgeheven. Indien de financiële toestand van partijen verandert of de billijkheid dit vereist, kan worden 15 Ortak hayat surdurmek: samenleving. 28 Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007 rechten.vu.nl besloten tot vermeerdering of vermindering van de periodieke betaling. De rechter kan op verzoek het bedrag van de periodieke betaling van materiële schadevergoeding of levensonderhoud naar de sociale en economische omstandigheden van partijen voor de komende jaren vaststellen. 4. Bevoegdheid ARTIKEL 177.- Bevoegd inzake alimentatieprocedures die na echtscheiding worden ingesteld, is de rechter van de woonplaats van de onderhoudsgerechtigde. 5. Verjaring ARTIKEL 178.- Procedurele rechten die door een echtscheiding zijn ontstaan, verjaren na één jaar nadat de rechterlijke beslissing tot ontbinding van het huwelijk onherroepelijk is geworden. VI Ontbinding huwelijksvermogen 1. Ten aanzien van echtscheiding ARTIKEL 179.- Op de ontbinding van het huwelijksvermogen worden de regels toegepast van het huwelijksgoederenregime waaraan de echtgenoten gebonden zijn. 2. Ten aanzien van scheiding van tafel en bed ARTIKEL 180.- Wordt besloten tot scheiding van tafel en bed, dan kan de rechter, al naar gelang de duur [van de scheiding van tafel en bed] en omstandigheden waarin de echtgenoten verkeren, beslissen het bij overeenkomst tussen partijen aangegane huwelijksvermogensregime op te heffen. VII. Erfrecht ARTIKEL 181.- Gescheiden echtgenoten worden in deze hoedanigheid geen wettig erfgenaam van elkaar en verliezen de aanspraken uit voor de echtscheiding gemaakte aan de dood gerelateerde beschikkingen, zolang uit de beschikking niet het tegendeel blijkt. Indien de verzoeker tijdens de echtscheidingsprocedure overlijdt en een van de erfgenamen de echtscheidingsprocedure voortzet, wordt de in de bovenstaande zin genoemde bepaling toegepast indien schuld van de wederpartij is bewezen. VIII De rechten van moeder en vader ten aanzien van de kinderen 1. De beoordelingsbevoegdheid van de rechter ARTIKEL 182.- De rechtbank regelt bij de beslissing tot echtscheiding of scheiding van tafel en bed, indien mogelijk na de moeder en de vader en indien het kind onder voogdij staat de voogd gehoord te hebben, en na het advies van de voogdij-instantie te hebben ontvangen, de rechten van de moeder en de vader en hun persoonlijke betrekkingen met het kind. Uitgangspunt bij de regeling van de persoonlijke betrekkingen tussen de echtgenoot aan wie het gezag over het kind niet is toegewezen en het kind is in het bijzonder zijn gezondheid, onderwijs en zedelijkheid. Deze echtgenoot moet naar vermogen bijdragen aan de uitgave voor verzorging en opvoeding. De rechter kan op verzoek het bedrag van deze uitgaven naar de sociale en economische situatie van partijen voor de komende jaren vaststellen. 2. Gewijzigde omstandigheden ARTIKEL 183.- De rechter neemt ambtshalve of op verzoek van de moeder of de vader de nodige maatregelen indien de omstandigheden gewijzigd zijn zoals in geval dat de moeder of de vader met een ander hertrouwt, verhuist of overlijdt. D. WIJZE VAN PROCEDEREN BIJ ECHTSCHEIDING ARTIKEL 184.- Behoudens de onderstaande bepalingen vindt de wijze van procederen bij echtscheiding plaats overeenkomstig het Wetboek van Rechtsvordering: 29 Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007 rechten.vu.nl 1. De rechter kan, in geval hij van de aanwezigheid van een van de bij een echtscheidingsprocedure of een procedure tot scheiding van tafel en bed aangevoerde feiten niet in gemoede overtuigd is, deze niet bewezen achten. 2. De rechter kan omtrent deze feiten noch ambtshalve noch op verzoek aan partijen voorstellen de eed af te leggen. 3. De rechter is niet gebonden aan welke bekentenissen van partijen dan ook. 4. De rechter is vrij in het beoordelen van het bewijs. 5. De overeengekomen gevolgen van echtscheiding of scheiding van tafel en bed zijn niet rechtsgeldig zolang de rechter deze niet heeft goedgekeurd. 6. De rechter kan op verzoek van een der partijen beslissen dat de procedure niet in het openbaar zal plaatsvinden. TITEL DRIE ALGEMENE BEPALINGEN BETREFFENDE HET HUWELIJK A. RECHTEN EN VERPLICHTINGEN I. Algemeen ARTIKEL 185.- Door het aangaan van het huwelijk ontstaat tussen de echtgenoten een huwelijksgemeenschap. De echtgenoten zijn verplicht gezamenlijk te zorgen voor het geluk van deze gemeenschap en voor verzorging en opvoeding van en het toezicht op de kinderen. De echtgenoten zijn gehouden om samen te leven, elkaar trouw te blijven en behulpzaam te zijn. II. Keuze van de woning, bestuur van de gemeenschap, bijdrage aan de uitgaven ARTIKEL 186.- De echtgenoten kiezen samen de woning waar zij zullen wonen. De echtgenoten besturen de gemeenschap samen. De echtgenoten dragen samen de uitgaven van de gemeenschap, ieder naar zijn draagkracht in arbeid of vermogen. III. Geslachtsnaam van de vrouw16 ARTIKEL 187.- De vrouw verkrijgt door het huwelijk de [geslachts-]naam van haar echtgenoot; zij kan echter na een verzoek aan de huwelijksambtenaar of op een later tijdstip na een schriftelijk verzoek aan het bevolkingsbureau,17 vóór de naam van haar echtgenoot haar eerdere geslachtsnaam gebruiken. De vrouw die eerder twee namen gebruikte, kan deze regeling slechts voor één naam gebruiken. B. VERTEGENWOORDIGING VAN DE GEMEENSCHAP I. Vertegenwoordigingsbevoegdheid van de echtgenoten ARTIKEL 188.- Ieder der echtgenoten vertegenwoordigt gedurende het samenleven de huwelijksgemeenschap voor de gewoonlijke benodigdheden. Voor de overige benodigdheden vertegenwoordigt één van de echtgenoten de huwelijksgemeenschap slechts in de onderstaande gevallen: 1. Indien hij bevoegd is verklaard door de andere echtgenoot of, wegens gerechtvaardigde redenen, door de rechter, 2. Indien in het belang van de gemeenschap niet langer gewacht kan worden op de toestemming van de andere echtgenoot of indien de toestemming wegens ziekte of afwezigheid van de ander of wegens soortgelijke redenen niet verkregen kan worden. 16 Recentelijk is een voorstel tot wetswijziging ingediend, dat de discriminatie tussen man en vrouw op het gebied van het namenrecht wil beëindigen. 17 “nufus idaresi” 30 Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007 rechten.vu.nl II. Aansprakelijkheid ARTIKEL 189.- In de gevallen waarin gebruik wordt gemaakt van de vertegenwoordigingsbevoegdheid van de gemeenschap, worden de echtgenoten jegens derden hoofdelijk aansprakelijk18. Ieder der echtgenoten is persoonlijk aansprakelijk voor zijn handeling bij het ontbreken van de vertegenwoordigingsbevoegdheid van de gemeenschap. Echter, de echtgenoten zijn hoofdelijk aansprakelijk in de gevallen waarin de overschrijding van de vertegenwoordigingsbevoegdheid voor derden niet duidelijk is. III. Ontneming en/of beperking van de vertegenwoordigingsbevoegdheid ARTIKEL 190.- Indien één van de echtgenoten de vertegenwoordigingsbevoegdheid overschrijdt of tekortschiet in het gebruikmaken van deze bevoegdheid, kan de rechter op verzoek van de andere echtgenoot die bevoegdheid ontnemen of beperken. De echtgenoot die het verzoek doet, kan de ontneming of de beperking van de vertegenwoordigingsbevoegdheid aan derden slechts kenbaar maken door middel van een persoonlijke mededeling. De rechtsgevolgen van de ontneming of de beperking van de vertegenwoordigingsbevoegdheid komen jegens derden te goeder trouw slechts tot stand bij een bekendgemaakte rechterlijke beslissing. IV. Herstel van de vertegenwoordigingsbevoegdheid ARTIKEL 191.- De beslissing van de rechter inzake de ontneming of de beperking van de vertegenwoordigingsbevoegdheid kan op verzoek van één van de echtgenoten wegens gewijzigde omstandigheden door de rechter worden herzien. Indien de eerste beslissing is gepubliceerd, wordt de beslissing tot herziening ook gepubliceerd. C. BEROEP EN BEDRIJF VAN DE ECHTGENOTEN ARTIKEL 192.- Geen van de echtgenoten is bij het kiezen van een beroep of bedrijf verplicht toestemming van de andere echtgenoot te verkrijgen. Echter, bij de keuze en de uitoefening van een beroep of bedrijf wordt rekening gehouden met de belangen en de vrede van de huwelijksgemeenschap. D. RECHTSHANDELINGEN VAN DE ECHTGENOTEN I. Algemeen ARTIKEL 193.- Tenzij de wet anders bepaalt, mag ieder van de echtgenoten alle soorten rechtshandelingen met elkaar en met derden aangaan. II. Echtelijke woning ARTIKEL 194.- Geen van de echtgenoten kan zonder een uitdrukkelijke toestemming van de andere echtgenoot de huurovereenkomst betreffende de echtelijke woning opzeggen, of de woning aan een derde overdragen, of de rechten op de woning beperken. De echtgenoot die van de ander geen toestemming kan krijgen, of aan wie zonder een geldige reden geen toestemming wordt gegeven, kan de rechter om een voorziening19 vragen. De echtgenoot die geen rechthebbende is op het onroerende goed dat als echtelijke woning wordt beschouwd, kan verzoeken dat de noodzakelijke verklaring betreffende de woning aan het kadaster wordt doorgegeven.20 Indien de echtelijke woning door één van de echtgenoten op grond van een huurovereenkomst is verkregen, wordt de andere echtgenoot die geen partij is bij deze 18 “muteselsilen sorumluluk”. Letterlijk: “de rechter verzoeken om in te grijpen”. 20 Serhetmek: “verklaren”. 19 31 Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007 rechten.vu.nl overeenkomst door een mededeling aan de verhuurder partij bij de overeenkomst en wordt hij samen met de andere echtgenoot hoofdelijk aansprakelijk. E. BESCHERMING VAN DE GEMEENSCHAP I. Algemeen ARTIKEL 195.- Indien de verplichtingen uit de huwelijksgemeenschap niet worden nagekomen of indien een geschil ontstaat over een belangrijk onderwerp betreffende de huwelijksgemeenschap, kunnen de echtgenoten gezamenlijk of afzonderlijk de rechter om een voorziening vragen. De rechter wijst de echtgenoten op hun verplichtingen; hij probeert tussen de echtgenoten te bemiddelen en kan met instemming van beide echtgenoten de hulp inroepen van deskundigen. Zonodig treft de rechter op verzoek van één van de echtgenoten de in de wet bepaalde maatregelen. II. Tijdens het samenleven van de echtgenoten ARTIKEL 196.- Op verzoek van één van de echtgenoten bepaalt de rechter de hoogte van de financiële bijdrage in de kosten van de huishouding van ieder der echtgenoten. Dat een echtgenoot de huishouding doet en de kinderen verzorgt, of voor de andere echtgenoot zonder vergoeding werkt, is bepalend voor de hoogte van de bijdrage in de gemeenschap. Deze bijdragen kunnen voor het afgelopen jaar of voor de komende jaren verzocht worden. III. Onderbreking van de samenleving ARTIKEL 197.- Ieder der echtgenoten heeft recht op een gescheiden leven wanneer zijn eigen bestaan, de economische veiligheid of de vrede van de familie door het samenleven in gevaar verkeert. Indien de onderbreking van de samenleving op een goede reden berust, treft de rechter op verzoek van één van de echtgenoten voorzieningen over de bijdrage van de één aan de ander, over het gebruik van de woning en de inboedel en over het bestuur van de gemeenschap. Ieder der echtgenoten kan ook de bovenstaande [voorzieningen] verzoeken, indien de ander zonder een goede reden de samenleving mijdt of indien de samenleving om een andere reden onmogelijk wordt. Indien de echtgenoten minderjarige kinderen hebben, treft de rechter de benodigde voorzieningen overeenkomstig de bepalingen die voor de verhouding tussen de moeder, de vader en de kinderen gelden. IV. Voorzieningen behorend bij schuldenaars ARTIKEL 198.- Indien één van de echtgenoten zijn verplichting tot het bijdragen aan de gemeenschapsuitgaven niet nakomt, kan de rechter bepalen dat zijn schuldenaren het verschuldigde geheel of gedeeltelijk aan de andere echtgenoot betalen. V. Begrenzing van beschikkingsbevoegdheid ARTIKEL 199.- Ter bescherming van het economische huwelijksvermogen of van de nakoming van de uit de huwelijksgemeenschap voortvloeiende verplichtingen kan de rechter op verzoek van één van de echtgenoten beslissen dat de beschikkingsbevoegdheid betreffende de door de rechter te bepalen vermogenswaarde van zijn toestemming afhankelijk is. De rechter treft in deze situatie de benodigde voorzieningen. Indien de rechter de beschikkingsbevoegdheid over onroerend goed aan één van de echtgenoten ontneemt, beslist hij ambtshalve tot registratie hiervan in het kadaster. VI. Wijziging van de omstandigheid ARTIKEL 200.- Bij wijziging van de omstandigheden herziet de rechter op verzoek van één van de echtgenoten zijn beslissing of heft hij de genomen voorzieningen op indien de grond daarvoor is komen te vervallen. 32 Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007 rechten.vu.nl VII. Bevoegdheid ARTIKEL 201.- De bevoegde rechtbank voor voorzieningen betreffende de bescherming van de huwelijksgemeenschap is de rechtbank van de woonplaats van één van de echtgenoten. Indien de echtgenoten verschillende woonplaatsen hebben en beiden een voorziening hebben verzocht, is bevoegd de rechtbank van degene die als eerste het verzoek heeft ingediend. De bevoegde rechtbank bij wijziging, beëindiging of opheffing van voorzieningen is de rechtbank die de voorziening heeft getroffen. Echter, indien de woonplaats van beide echtgenoten is veranderd, is de rechtbank van de woonplaats van één van de echtgenoten bevoegd. TITEL VIER HUWELIJKSGOEDERENREGIME TUSSEN ECHTGENOTEN EERSTE AFDELING ALGEMENE BEPALINGEN A. WETTELIJKE HUWELIJKSGOEDERENREGIME ARTIKEL 202.- In het algemeen geldt tussen de echtgenoten het regime van verwervingsdeelneming.21 De echtgenoten kunnen bij een overeenkomst inzake het huwelijksgoederenregime een van de andere in de wet genoemde regimes aanvaarden. B. OVEREENKOMST INZAKE HUWELIJKSGOEDERENREGIME I. Inhoud van de overeenkomst ARTIKEL 203.- Een overeenkomst inzake het huwelijksgoederenregime kan voor of na de huwelijkssluiting gesloten worden. Partijen kunnen het door hen gewenste huwelijksgoederenregime slechts binnen de in de wet omschreven grenzen kiezen, opheffen of wijzigen. II. Bevoegdheid tot sluiting van een overeenkomst ARTIKEL 204.- Een overeenkomst inzake het huwelijksgoederenregime kan alleen gesloten worden door partijen die over onderscheidingsvermogen beschikken. Minderjarigen en onder curatele gestelden zijn verplicht de toestemming van hun wettelijke vertegenwoordigers te verkrijgen. III. Vorm van overeenkomst ARTIKEL 205.- Een overeenkomst inzake het huwelijksgoederenregime komt tot stand bij de notaris door opstelling [van een notariële akte] of door bekrachtiging [van een onderhandse akte]. Partijen kunnen echter ook tijdens de huwelijksaangifte schriftelijk te kennen geven welk huwelijksgoederenregime zij kiezen. Een overeenkomst inzake het huwelijksgoederenregime dient door partijen en indien vereist door hun wettelijke vertegenwoordigers ondertekend te worden. C. BUITENGEWOON HUWELIJKSGOEDERENREGIME I. Op verzoek van een van de echtgenoten 1. Beslissing ARTIKEL 206.- Indien een gerechtvaardigde reden bestaat, kan de rechter op verzoek van een van de echtgenoten beslissen om het bestaande huwelijksgoederenregime om te zetten in een algehele scheiding van goederen. 21 Edinilmiş mallara katılma rejimi = lett: het regime van deelneming in verwervingen. 33 Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007 rechten.vu.nl Het bestaan van een gerechtvaardigde reden wordt in het bijzonder in de onderstaande gevallen aanvaard: 1. Indien het vermogen van de andere echtgenoot negatief is of indien beslag is gelegd op zijn aandeel in de gemeenschap, 2. Indien de andere echtgenoot de belangen van de verzoeker of van de gemeenschap in gevaar heeft gebracht, 3. Indien de andere echtgenoot zonder een gerechtvaardigde reden zijn toestemming, die vereist is voor een beschikking over het gemeenschapsvermogen, onthoudt, 4. Indien de andere echtgenoot weigert om aan de verzoekende echtgenoot informatie te verstrekken over zijn vermogen, zijn inkomsten, zijn schulden of het gemeenschapsvermogen, 5. Indien de andere echtgenoot voortdurend het onderscheidingsvermogen mist. Indien een van de echtgenoten voortdurend het onderscheidingsvermogen mist, kan ook zijn wettelijke vertegenwoordiger op deze grond om een beslissing tot algehele scheiding van goederen verzoeken. 2. Bevoegdheid ARTIKEL 207.- Bevoegd is de rechtbank van de woonplaats van een van beide echtgenoten. 3. Herstel na overgang naar algehele scheiding van goederen ARTIKEL 208.- De echtgenoten kunnen te allen tijde bij een nieuwe overeenkomst inzake het huwelijksgoederenregime het vorige of een ander huwelijksgoederenregime aanvaarden. Indien de oorzaak die de overgang naar de algehele scheiding van goederen nodig maakte, komt te vervallen, kan de rechter op verzoek van een van de echtgenoten beslissen het oude huwelijksgoederenregime te herstellen. II. Bij gedwongen executie 1. Bij faillissement ARTIKEL 209.- Indien een van de echtgenoten, die een gemeenschap van goederen zijn overeengekomen, failliet wordt verklaard, gaat de gemeenschap van rechtswege over in een algehele scheiding van goederen. 2. Bij beslaglegging ARTIKEL 210.- De schuldeiser die tegen een van de echtgenoten, die een gemeenschap van goederen zijn overeengekomen, gedwongen executie instelt, kan indien hij bij de beslaglegging nadeel ondervindt, de rechter verzoeken tot de algehele scheiding van goederen te beslissen. Het verzoek van de schuldeiser richt zich tegen beide echtgenoten. Bevoegd is de rechtbank van de woonplaats van de schuldenaar. 3. Herstel van oude regime ARTIKEL 211.- Indien de schuldeiser wordt voldaan, kan de rechter op verzoek van een van de echtgenoten beslissen dat de gemeenschap van goederen opnieuw wordt gevestigd. De echtgenoten kunnen bij een overeenkomst inzake het huwelijksgoederenregime het regime van verwervingsdeelneming aanvaarden. III. Vereffening van eerder regime ARTIKEL 212.- Indien tot algehele scheiding van goederen wordt overgegaan, vindt de vereffening van het tussen de echtgenoten eerdere huwelijksgoederenregime plaats volgens de bepalingen die op dit regime van toepassing zijn, tenzij de wet anders bepaalt. D. BESCHERMING VAN SCHULDEISERS ARTIKEL 213.- De vestiging of wijziging van een huwelijksgoederenregime of de vereffening van het eerdere regime onttrekt de goederen waarop de schuldeisers van een van de 34 Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007 rechten.vu.nl echtgenoten of van de gemeenschap hun rechten kunnen uitoefenen niet aan verhaal. De echtgenoot op wie dergelijke goederen zijn overgegaan, is persoonlijk aansprakelijk voor de schulden; echter, indien hij bewijst dat deze goederen [in bepaalde mate] onvoldoende zijn ter voldoening van de schuld, kan hij zich in die mate van zijn aansprakelijkheid bevrijden. E. BEVOEGDHEID IN RECHTSZAKEN TOT VEREFFENING VAN HUWELIJKSGOEDERENREGIME ARTIKEL 214.- In rechtszaken tussen echtgenoten of erfgenamen inzake de vereffening van een huwelijksgoederenregime zijn de onderstaande rechtbanken bevoegd: 1. Bij beëindiging van het huwelijksgoederenregime door overlijden, de rechtbank van de laatste woonplaats van de overledene, 2. Bij echtscheiding, nietigverklaring van het huwelijk of indien de rechter beslist tot algehele scheiding van goederen, de rechtbank bevoegd in deze rechtszaken, 3. In de overige gevallen, de rechtbank van de woonplaats van de echtgenoot-verweerder. F. BESTUUR VAN DE GOEDEREN VAN EEN ECHTGENOOT DOOR DE ANDER ARTIKEL 215.- Indien een van de echtgenoten het bestuur over zijn goederen uitdrukkelijk of stilzwijgend overlaat aan de andere echtgenoot zijn de bepalingen inzake de volmacht van toepassing, tenzij anders is overeengekomen. G. BOEDELBESCHRIJVING ARTIKEL 216.- Ieder van de echtgenoten kan te allen tijde van de ander verlangen dat een boedelbeschrijving van zijn vermogen bij authentieke akte wordt opgemaakt. Indien deze beschrijving is opgemaakt binnen een jaar nadat de goederen zijn ingebracht, wordt deze beschrijving voor juist gehouden, tenzij het tegendeel wordt bewezen. H. SCHULDEN TUSSEN ECHTGENOTEN ARTIKEL 217.- Het huwelijksgoederenregime belet niet dat schulden tussen echtgenoten opeisbaar worden. Echter, indien de voldoening van een schuld de echtgenoot-schuldenaar in een zodanige moeilijke positie brengt dat hierdoor de huwelijkseenheid in gevaar wordt gebracht, kan deze echtgenoot uitstel van betaling verzoeken. Indien de feiten en omstandigheden dit vereisen, kan de rechter de verzoekende echtgenoot verplichten zekerheid te stellen. TWEEDE AFDELING HET REGIME VAN VERWERVINGSDEELNEMING A. EIGENDOM I. Inhoud ARTIKEL 218.- Het regime van verwervingsdeelneming omvat de verwervingen en het persoonlijke vermogen van ieder der echtgenoten. II. Verwervingen ARTIKEL 219.- Verwervingen zijn vermogensbestanddelen die iedere echtgenoot gedurende dit regime onder bezwarende titel heeft verkregen. De verwervingen van een echtgenoot zijn in het bijzonder de volgende: 1. Zijn inkomsten uit arbeid, 2. De betalingen door instanties voor sociale zekerheid, instellingen voor hulp aan personeel en soortgelijke, 3. De uitkeringen wegens verlies van zijn vermogen om arbeid te verrichten, 4. De inkomsten uit zijn persoonlijk vermogen, 35 Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007 rechten.vu.nl 5. De vermogenswaarden die verwervingen vervangen. III. Persoonlijke vermogen 1. Op grond van de wet ARTIKEL 220.- Tot het persoonlijke vermogen behoort op grond van de wet: 1. Het goed dat alleen voor persoonlijk gebruik door een van de echtgenoten bestemd is, 2. Vermogensbestanddelen die bij aanvang van het huwelijksgoederenregime aan een van de echtgenoten toebehoren of later door een van de echtgenoten wegens een erfenis of op een enige andere wijze om niet zijn verkregen, 3. Vorderingen uit immateriële schade, 4. Vermogenswaarden die persoonlijk vermogen vervangen. 2. Op grond van overeenkomst ARTIKEL 221.- De echtgenoten kunnen bij een overeenkomst inzake het huwelijksgoederenregime aanvaarden dat vermogensbestanddelen die voortvloeien uit beroepsuitoefening of ondernemingsactiviteit en die tot de verwervingen zouden moeten worden gerekend, als persoonlijk vermogen worden beschouwd. De echtgenoten kunnen bij een overeenkomst inzake het huwelijksgoederenregime ook bepalen dat inkomsten uit persoonlijk vermogen niet tot de verwervingen worden gerekend. IV. Bewijs ARTIKEL 222.- Wie beweert dat een bepaald vermogensbestanddeel aan een van de echtgenoten toebehoort, is verplicht om zijn bewering te bewijzen. Vermogensbestanddelen waarvan niet bewezen is aan welke echtgenoot zij toebehoren, worden geacht hun mede-eigendom te zijn. Alle vermogensbestanddelen van een echtgenoot worden geacht verwerving te zijn totdat het tegendeel is bewezen. B. BEHEER, GEBRUIK EN BESCHIKKING ARTIKEL 223.- Iedere echtgenoot heeft binnen de wettelijke grenzen het recht zijn persoonlijke vermogen en zijn verwervingen te beheren, te gebruiken en hierover te beschikken. Een van de echtgenoten kan niet zonder toestemming van de ander beschikken over zijn aandeel in het vermogen dat in mede-eigendom staat, tenzij anders is overeengekomen. C. AANSPRAKELIJKHEID JEGENS DERDEN ARTIKEL 224.Iedere echtgenoot is met zijn gehele vermogen voor zijn schulden aansprakelijk. D. BEËINDIGING VAN HUWELIJKSGOEDERENREGIME EN VEREFFENING I. Tijdstip van beëindiging ARTIKEL 225.- Het huwelijksgoederenregime eindigt bij het overlijden van een der echtgenoten of door de aanvaarding van een ander huwelijksgoederenregime. Indien door de rechter is beslist tot nietigverklaring van het huwelijk, tot beëindiging ervan wegens echtscheiding of tot omzetting [van het bestaande huwelijksgoederenregime] in een algehele scheiding van goederen, eindigt het huwelijksgoederenregime op het tijdstip waarop de rechtszaak aanvangt. II. Terugname van goederen; schulden 1. In het algemeen ARTIKEL 226.- Elke echtgenoot neemt zijn goederen die zich bij de andere echtgenoot bevinden terug. Is een goed voorwerp van mede-eigendom dan kan één van de echtgenoten bij de vereffening 36 Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007 rechten.vu.nl naast een beroep op de andere in de wet voorziene mogelijkheden, verzoeken om het goed tegen betaling van het aandeel van de ander ongedeeld aan hem af te geven, indien hij bewijst een zwaarderwegend belang te hebben. De echtgenoten kunnen hun wederzijdse schulden [bij notariële akte] regelen. 2. Aandeel in vermeerderde waarde ARTIKEL 227.- Indien een van de echtgenoten zonder enige of zonder een passende vergoeding heeft bijgedragen aan de verkrijging, de verbetering of het behoud van een aan de ander toebehorend goed, verkrijgt hij voor zijn bijgedragen deel een vorderingsrecht op de ten tijde van de vereffening bij dit goed vastgestelde vermeerderde waarde. Deze vordering wordt berekend naar de waarde van het goed op het tijdstip van de vereffening; indien sprake is van waardevermindering wordt de beginwaarde van de bijdrage als grondslag genomen. Indien een dergelijk goed reeds vervreemd is, bepaalt de rechter naar billijkheid wat aan de andere echtgenoot betaald moet worden. De echtgenoten kunnen bij een schriftelijke overeenkomst zowel van hun aandeel in de waardevermeerdering afzien als de hoogte van hun aandeel wijzigen. III. Berekening van aandeel van de echtgenoten 1. Scheiding van persoonlijk vermogen en verwervingen ARTIKEL 228.- Het persoonlijk vermogen en de verwervingen van de echtgenoten worden gescheiden naar de staat daarvan op het tijdstip van de beëindiging van het huwelijksgoederenregime. Van de kapitaalsuitkeringen en de schadeloosstelling wegens arbeidsongeschiktheid die een van de echtgenoten van de instanties voor sociale zekerheid heeft ontvangen, wordt bij de vereffening aan het persoonlijke vermogen toegevoegd het gekapitaliseerde bedrag van de periodieke uitkering die vanaf het tijdstip van het eindigen van het huwelijksgoederenregime zou zijn uitgekeerd, indien er in plaats van de kapitaalsuitkering of schadeloosstelling sprake zou zijn geweest van periodieke uitkeringen voor de duur van het leven volgens de voorschriften van de instanties voor sociale zekerheid. 2. Toe te voegen vermogenswaarden ARTIKEL 229.- Aan de verwervingen worden als vermogenswaarden toegevoegd: 1. De in het jaar voorafgaand aan de beëindiging van het huwelijksgoederenregime door een van de echtgenoten zonder toestemming van de andere echtgenoot verrichte prestaties om niet, met uitzondering van de gebruikelijke schenkingen, 2. De vervreemdingen die door een van de echtgenoten tijdens het bestaan van het huwelijksgoederenregime zijn gedaan met de bedoeling de aanspraak uit deelneming van de andere echtgenoot te verminderen. Bij geschillen inzake een dergelijke prestatie om niet of inzake een dergelijke vervreemding kan de beslissing van de rechtbank ook worden tegengeworpen aan derden die voordeel hebben gehad bij de prestatie om niet of bij de vervreemding, indien het bestaan van de rechtszaak aan hen is medegedeeld. 3. Verrekening tussen persoonlijk vermogen en verwervingen ARTIKEL 230.- Indien de schulden van een van de echtgenoten betreffende het persoonlijk vermogen uit verwervingen zijn betaald of indien schulden [van een van hen] betreffende de verwervingen uit zijn persoonlijk vermogen zijn betaald, kan bij de vereffening om verrekening worden verzocht. Elke schuld bezwaart dat gedeelte van het vermogen waarop zij betrekking heeft. Indien niet duidelijk is aan welk gedeelte de schuld toebehoort, wordt deze geacht betrekking te hebben op de verwervingen. Indien een goed uit een deel van het vermogen heeft bijgedragen aan de verkrijging, de verbetering of het behoud van een goed uit het andere deel van het vermogen, vindt in geval van waardevermeerdering of waardevermindering de verrekening plaats naar de mate van de bijdrage en naar de waarde van het vermogensbestanddeel op het tijdstip van de vereffening of indien de 37 Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007 rechten.vu.nl goederen reeds zijn vervreemd naar billijkheid. 4. Nettowaarde22 ARTIKEL 231.- De nettowaarde is de waarde die overblijft nadat de totale waarde van de verwervingen van elk der echtgenoten, met inbegrip van de toegevoegde waarde en de verrekeningen, is verminderd met de op deze goederen rustende schulden. Waardevermindering wordt niet in beschouwing genomen. IV. Waardebepaling 1. Marktwaarde ARTIKEL 232.- Bij de vereffening van het huwelijksgoederenregime wordt de marktwaarde van de goederen als grondslag genomen. 2. Opbrengstwaarde a. In het algemeen ARTIKEL 233.- Indien een echtgenoot die als eigenaar de exploitatie van een onderneming persoonlijk voortzet of indien de langstlevende echtgenoot of een van zijn afstammelingen het recht heeft voor zichzelf de ongedeelde toekenning van een landbouwbedrijf te verzoeken, wordt het te ontvangen aandeel in de vermeerderde waarde en zijn aanspraak uit [verwervings]deelneming berekend naar de opbrengstwaarde. De eigenaar van een landbouwbedrijf of zijn erfgenamen kunnen bij de bepaling van zijn aandeel in de vermeerderde waarde of van de aanspraak uit [verwervings-]deelneming die hij jegens de andere echtgenoot heeft, verzoeken om het bedrijf slechts te berekenen naar de marktwaarde. Op de waardering van en het aandeel van de erfgenamen in de winsten van de onderneming zijn de bepalingen inzake het erfrecht op vergelijkbare wijze van toepassing. b. Bijzondere gevallen ARTIKEL 234.- Indien het in bijzondere gevallen noodzakelijk is, kan de berekende waarde met een redelijk bedrag worden vermeerderd. Met name worden tot de bijzondere gevallen gerekend de behoefte aan levensonderhoud van de langstlevende echtgenoot, de aankoopwaarde van het landbouwbedrijf, alsook de investeringen verricht door en de financiële toestand van de echtgenoot die eigenaar is van het landbouwbedrijf. 3. Tijdstip van waardering ARTIKEL 235.- De op het tijdstip van de beëindiging van het huwelijksgoederenregime aanwezige verwervingen worden naar de waarde van het tijdstip van de vereffening aan de berekening toegevoegd. De berekening van de aan de verwervingen toe te voegen [vermogens-]waarden geschiedt op basis van de datum van overdracht. V. Deelname in de nettowaarde 1. Op grond van de wet ARTIKEL 236.- Iedere echtgenoot of zijn erfgenamen zijn rechthebbende op de helft van de aan de andere echtgenoot toebehorende nettowaarde [van diens verwervingen]. Vorderingen worden verrekend. Indien het huwelijk wegens overspel of aanslag op het leven wordt beëindigd, kan de rechter naar billijkheid beslissen tot vermindering of opheffing van het aandeel van de schuldige echtgenoot in de nettowaarde. 2. Op grond van overeenkomst a. In het algemeen 22 Artık değer = lett.: overblijvende waarde/ waardeoverschot. 38 Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007 rechten.vu.nl ARTIKEL 237.- Bij een overeenkomst inzake het huwelijksgoederenregime kan een andere mate van deelname in de nettowaarde worden aanvaard. Dergelijke overeenkomsten kunnen de legitieme portie van de niet gemeenschappelijke kinderen van de echtgenoten en hun nakomelingen niet aantasten. b. Bij nietigverklaring, echtscheiding of beëindiging van huwelijksgoederenregime door rechterlijke beslissing ARTIKEL 238.- Indien door de rechter is beslist tot nietigverklaring van het huwelijk of tot beëindiging ervan wegens echtscheiding of tot omzetting [van het bestaande huwelijksgoederenregime] in een algehele scheiding van goederen, zijn overeenkomsten die afwijken van de wettelijke bepalingen inzake de deelneming in de nettowaarde slechts geldig, indien hierin uitdrukkelijk is voorzien in de overeenkomst inzake het huwelijksgoederenregime. VI. Betaling van aanspraak uit [verwervings-]deelneming en van aandeel in vermeerderde waarde 1. Betaling en uitstel ARTIKEL 239.- De aanspraak uit [verwervings-]deelneming en het aandeel in de vermeerderde waarde kan betaald worden in goed of geld. Bij betaling in goed wordt de marktwaarde van de goederen als uitgangspunt genomen; met de economische eenheid van bedrijven en van zelfstandige eenheden bestemd voor beroeps- of bedrijfsuitoefening wordt rekening gehouden. Indien de onverwijlde betaling van de aanspraak uit [verwervings-]deelneming en van het aandeel in de vermeerderde waarde hem ernstige betalingsproblemen geeft, kan de echtgenootschuldenaar voor zijn betalingen een passend uitstel vragen. Vanaf de beëindiging van de vereffening is voor de aanspraak uit [verwervings-]deelneming en het aandeel in de vermeerderde waarde rente verschuldigd, tenzij anders is overeengekomen; indien de feiten en omstandigheden dit vereisen, kan van de schuldenaar tevens zekerheid worden gevraagd. 2. Echtelijke woning en huisraad ARTIKEL 240.- Om zijn oude levensstijl te kunnen voortzetten, kan de langstlevende echtgenoot verzoeken het gebruiksrecht of woonrecht op de woning die aan de overleden echtgenoot toebehoorde en die zij gezamenlijk bewoonden, te verkrijgen onder verrekening tegen de aanspraak uit deelneming en indien dat onvoldoende is onder bijbetaling van een vergoeding; andersluidende regelingen die aanvaard zijn in een overeenkomst inzake het huwelijksgoederenregime blijven voorbehouden. De langstlevende echtgenoot kan onder dezelfde voorwaarden verzoeken dat hem het eigendomsrecht over de huisraad wordt toegekend. Bij het bestaan van gerechtvaardigde redenen kan op verzoek van de langstlevende echtgenoot of de wettelijke erfgenamen van de overleden echtgenoot in plaats van het gebruiksrecht of het woonrecht, het eigendomsrecht over de woning worden toegekend. De langstlevende echtgenoot kan deze rechten niet uitoefenen op ruimten waarin de erflater een beroep of ambacht uitoefende en die een van zijn afstammelingen nodig heeft voor de uitoefening van hetzelfde beroep of ambacht. Bepalingen van het erfrecht inzake agrarisch onroerend goed blijven voorbehouden. 3. Rechtszaak tegen derden ARTIKEL 241.- Indien bij de vereffening het vermogen of de nalatenschap van de echtgenoot-schuldenaar de aanspraak uit [verwervings-]deelneming niet dekt, kan de echtgenootschuldeiser of zijn erfgenamen de prestaties om niet die bij de berekening aan de verwervingen zouden moeten worden toegevoegd, tot de hoogte van het ontbrekende bedrag terugvragen van derden die hierdoor zijn begunstigd. Het recht op een rechtszaak vervalt binnen een jaar na de dag waarop de echtgenootschuldeiser of zijn erfgenamen vernomen hebben dat hun rechten zijn geschonden en in ieder geval na verloop van vijf jaren na de beëindiging van het huwelijksgoederenregime. 39 Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007 rechten.vu.nl Met uitzondering van het bepaalde in de bovenstaande alinea’s en van de [rechterlijke] bevoegdheidsregels zijn de bepalingen inzake de erfrechtelijke verminderingsprocedure op vergelijkbare wijze van toepassing. DERDE AFDELING ALGEHELE SCHEIDING VAN GOEDEREN23 A. BESTUUR, GEBRUIK EN BESCHIKKING ARTIKEL 242.- In het regime van algehele scheiding van goederen behoudt elk der echtgenoten binnen de grenzen van de wet het recht van bestuur en gebruik van zijn vermogen en het recht daarover te beschikken. B. OVERIGE BEPALINGEN ARTIKEL 243.- Op de onderwerpen van bewijs, aansprakelijkheid voor de schulden en toekenning van de mede-eigendom zijn de bepalingen betreffende het regime van beperkte scheiding van goederen van toepassing. VIERDE AFDELING BEPERKTE SCHEIDING VAN GOEDEREN A. BESTUUR, GEBRUIK EN BESCHIKKING I. In het algemeen ARTIKEL 244.- Elk der echtgenoten behoudt binnen de grenzen van de wet het recht van bestuur en gebruik van en beschikking over zijn vermogen. II. Bewijs ARTIKEL 245.- Wie stelt dat een bepaald goed aan een van de echtgenoten toebehoort, is verplicht zijn stelling te bewijzen. Goederen waarvan niet bewezen kan worden aan welke echtgenoot zij toebehoren, worden geacht hun mede-eigendom te zijn. B. AANSPRAKELIJKHEID VOOR SCHULDEN ARTIKEL 246.- Elk der echtgenoten is met zijn gehele vermogen aansprakelijk voor zijn schulden. C. EINDE HUWELIJKSGOEDERENREGIME EN VEREFFENING I. Tijdstip van einde ARTIKEL 247.- Het huwelijksgoederenregime eindigt bij het overlijden van een van de echtgenoten of door de aanvaarding van een ander huwelijksgoederenregime. Indien door de rechter is beslist tot nietigverklaring van het huwelijk, tot beëindiging ervan wegens echtscheiding of tot omzetting [van het bestaande huwelijksgoederenregime] in een algehele scheiding van goederen, eindigt het huwelijksgoederenregime op het tijdstip waarop de rechtszaak aanvangt. II. Terugname van goederen en afgifte van goederen in mede-eigendom 23 Mal ayrılığı = lett: scheiding van goederen. 40 Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007 rechten.vu.nl 1. In het algemeen ARTIKEL 248.- Elke echtgenoot neemt zijn goederen die zich bij de andere echtgenoot bevinden terug. Bij het eindigen van het regime van beperkte scheiding van goederen kan de echtgenoot, die bewijst daarbij een zwaarwegend belang te hebben, naast de andere [wettelijke] maatregelen afgifte van een in mede-eigendom staand goed verzoeken onder de voorwaarde dat aan zijn echtgenoot de tegenwaarde van diens aandeel naar de dag van betaling wordt gegeven. 2. Recht wegens bijdrage ARTIKEL 249.- De echtgenoot die heeft bijgedragen aan de verkrijging, de verbetering of het behoud van een aan de ander toebehorend goed dat buiten de verdeling is gebleven en die hiervoor geen of geen passende vergoeding heeft gekregen, kan bij de beëindiging van het huwelijksgoederenregime verzoeken om betaling van een in verhouding tot zijn bijdrage billijke vergoeding. Hetzelfde verzoek kan ook worden ingesteld met betrekking tot vermogenswaarden die in de plaats komen van het goed dat buiten de verdeling is gebleven. III. Voor het gezin bestemde goederen 1. Hoofdregel ARTIKEL 250.- Indien een van de echtgenoten na het vestigen van het regime van beperkte scheiding van goederen, goederen heeft verkregen en deze heeft bestemd voor het gemeenschappelijk gebruik, en ten behoeve van het gezin, en investeringen heeft gedaan gericht op de waarborging van de economische toekomst van het gezin, worden deze [goederen en investeringen] of de vervangende vermogenswaarden hiervan bij het eindigen van het huwelijksgoederenregime in gelijke mate tussen de echtgenoten verdeeld. Bij de verdeling wordt rekening gehouden met de economische eenheid van ondernemingen. Deze regel is niet van toepassing op vorderingen uit immateriële schade, op goederen verkregen door erfenis en op goederen verkregen bij beschikking onder levende of terzake des doods, tenzij uit de uitdrukkelijke wil van degene die de prestatie om niet heeft verricht anders blijkt. 2. Gedragingen in strijd met de verdeling ARTIKEL 251.- Indien een der echtgenoten vóór de verdeling goederen om niet heeft vervreemd met de bedoeling het aandeel van de andere echtgenoot te verminderen, bepaalt de rechter een billijke vergoeding ter compensatie van de aanspraak van de andere echtgenoot. De in het jaar voorafgaand aan het einde van het huwelijksgoederenregime door een van de echtgenoten zonder toestemming van de andere echtgenoot verrichte prestaties om niet worden, met uitzondering van de gebruikelijke schenkingen, geacht te zijn gedaan met de bedoeling het aandeel van de andere echtgenoot te verminderen. Bij geschillen inzake dergelijke prestaties kan de beslissing van de rechtbank ook worden tegengeworpen aan derden die voordeel hebben gehad bij de prestatie, indien het bestaan van de rechtszaak aan hen is medegedeeld. 3. Weigering van verzoek tot verdeling ARTIKEL 252.- Indien het huwelijk wegens overspel of aanslag op het leven wordt beëindigd, kan de rechter naar billijkheid beslissen tot vermindering of opheffing van het aandeel van de schuldige echtgenoot. 4. Wijze van verdeling ARTIKEL 253.- In het algemeen geschiedt de verdeling in goed. Indien dat niet mogelijk is, worden de aandelen door bijbetaling van een vergoeding gecompenseerd. De vergoeding die een van de echtgenoten aan de ander moet betalen, wordt berekend naar de marktwaarde van de goederen op het tijdstip van de vereffening. Bij deze berekening worden de schulden, die verband houden met de verkrijging van de goederen die onderwerp van de verdeling zijn, in mindering gebracht. 41 Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007 rechten.vu.nl Indien de onverwijlde betaling van de vergoeding ter compensatie hem ernstige betalingsproblemen geeft, kan de echtgenoot-schuldenaar voor de betalingen een passend uitstel vragen. Vanaf de beëindiging van de vereffening is voor de vergoeding ter compensatie rente verschuldigd, tenzij anders is overeengekomen; indien de feiten en omstandigheden dit vereisen, kan van de schuldenaar tevens zekerheid worden gevraagd. IV. Echtelijke woning en huisraad 1. Bij nietigverklaring of echtscheiding ARTIKEL 254.- Indien het huwelijk is beëindigd door een beslissing tot nietigverklaring of echtscheiding, kunnen de echtgenoten overeenkomen wie in de woning die voor gemeenschappelijk gebruik van het gezin is bestemd en die onderwerp is van gelijke verdeling tussen echtgenoten zal blijven wonen en wie de huisraad zal blijven gebruiken. De echtgenoot die het recht van verblijf in de woning verkrijgt, kan verzoeken dit recht in het kadaster op te nemen. Indien de echtgenoten niet tot een overeenkomst hebben kunnen komen over wie in de echtelijke woning zal blijven wonen en wie de huisraad zal blijven gebruiken, beslist de rechter, indien de billijkheid dit vereist ambtshalve, gelijktijdig met de beslissing van nietigverklaring of echtscheiding, wie dit recht zal verkrijgen, met inachtneming van de bijzonderheden van het geval, de economische en sociale toestand van de echtgenoten en de belangen van de kinderen zo die er zijn; bij zijn beslissing bepaalt hij de duur van het verblijf en het gebruik en deelt hij dit ter opneming mee aan de dienst van het kadaster. Tenzij de rechter anders beslist, eindigt het recht van rechtswege na verloop van de vastgestelde duur. Echter, indien vóór het einde van deze periode een wijziging in de situatie van de begunstigde partij intreedt, kan de andere partij de rechter verzoeken de beslissing te herzien. Indien de echtgenoten de woning huren, kan de rechter zo nodig beslissen dat de echtgenoot die niet de hoedanigheid van huurder heeft [in de woning] blijft wonen. Om de rechten van de verhuurder voortvloeiend uit de [huur]overeenkomst garant te stellen, wordt in dit geval, gelijktijdig met de beslissing van nietigverklaring of echtscheiding, ambtshalve beslist tot de benodigde aanpassing [van de huurovereenkomst]. 2. Bij overlijden ARTIKEL 255.- Indien zich bij het overlijden van een van de echtgenoten huisraad en een gezamenlijke bewoonde woning bevinden onder de te verdelen goederen, kan de langstlevende echtgenoot het eigendomsrecht daarvan verzoeken tegen verrekening van het recht dat hem toekomt uit erfenis en uit verdeling en indien dat onvoldoende is onder bijbetaling van een vergoeding. Bij het bestaan van gerechtvaardigde redenen kan op verzoek van de langstlevende echtgenoot of van een van de wettelijke erfgenamen van de overleden echtgenoot in plaats van het eigendomsrecht ook beslist worden tot toekenning van een recht van gebruik of van bewoning. De langstlevende echtgenoot kan deze rechten niet uitoefenen op ruimten waarin de erflater een beroep of ambacht uitoefende en die een van zijn afstammelingen nodig heeft voor de uitoefening van hetzelfde beroep of ambacht. Bepalingen van het erfrecht inzake agrarisch onroerend goed blijven voorbehouden. VIJFDE AFDELING GEMEENSCHAP VAN GOEDEREN24 A. EIGENDOM I. Omvang 24 Mal ortaklığı. 42 Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007 rechten.vu.nl ARTIKEL 256.- Het regime van gemeenschap van goederen omvat het gemeenschapsvermogen en het persoonlijke vermogen van de echtgenoten. II. Gemeenschapsvermogen25 1. Algehele gemeenschap van goederen26 ARTIKEL 257.- Bij een algehele gemeenschap van goederen wordt het gemeenschapsvermogen gevormd uit het vermogen en de inkomsten van de echtgenoten met uitzondering van vermogen dat op grond van de wet persoonlijk is. De echtgenoten hebben het gemeenschapsvermogen als een ongedeeld geheel in eigendom. Geen van de echtgenoten heeft het recht om alleen over zijn aandeel in de gemeenschap te beschikken. 2. Beperkte gemeenschap van goederen27 a. Gemeenschap van verwervingen28 ARTIKEL 258.- De echtgenoten kunnen bij een overeenkomst inzake het huwelijksgoederenregime een gemeenschap aanvaarden die slechts uit verwervingen bestaat. Ook de inkomsten uit het persoonlijk vermogen behoren tot deze gemeenschap. b. Overige vormen van gemeenschap van goederen ARTIKEL 259.- De echtgenoten kunnen bij een overeenkomst inzake het huwelijksgoederenregime bepaalde vermogenswaarden of vermogenssoorten, in het bijzonder onroerende goederen, inkomsten van een echtgenoot of goederen die hij voor de uitoefening van zijn beroep of ambacht gebruikt, uitsluiten van de gemeenschap. De inkomsten uit dit vermogen behoren niet tot de gemeenschap, tenzij de overeenkomst het tegendeel bepaalt. III. Persoonlijk vermogen ARTIKEL 260.- Of vermogen persoonlijk is, wordt bepaald door de overeenkomst inzake het huwelijksgoederenregime, door schenking door derden, of door de wet. De goederen van elk der echtgenoten die uitsluitend voor persoonlijk gebruik bestemd zijn, en zijn vorderingen uit immateriële schade zijn op grond van de wet persoonlijk vermogen. Vermogensbestanddelen die aan een echtgenoot als legitieme portie kunnen toekomen, kunnen voor zover zij op grond van de overeenkomst inzake het huwelijksgoederenregime tot de gemeenschap behoren, niet door zijn erflaters aan hem als persoonlijk vermogen worden toegekend. IV. Bewijs ARTIKEL 261.- Alle vermogensbestanddelen worden geacht gemeenschapsvermogen te zijn, tenzij bewezen wordt dat zij tot het persoonlijke vermogen van een echtgenoot behoren. B. BESTUUR EN BESCHIKKING I. Van gemeenschapsvermogen 1. Gewoon bestuur ARTIKEL 262.- De echtgenoten besturen hun gemeenschapsvermogen in het belang van de 25 Ortaklık malları. Genel mal ortaklığı. 27 Sınırlı mal ortaklığı. 28 Edinilmiş mallarda ortaklık. 26 43 Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007 rechten.vu.nl huwelijkseenheid.29 Binnen de grenzen van het gewone bestuur kan iedere echtgenoot de gemeenschap bezwaren en over het gemeenschapsvermogen beschikken. 2. Buitengewoon bestuur ARTIKEL 263.- In zaken die buiten het gewone bestuur vallen, kunnen de echtgenoten slechts gezamenlijk of kan de ene echtgenoot [slechts] met toestemming van de ander de gemeenschap bezwaren of over het vermogen beschikken. Voor derden die niet van het ontbreken van de toestemming afwisten of daarvan niet konden afweten, wordt de toestemming aanwezig geacht. De bepalingen betreffende de vertegenwoordiging van de huwelijkseenheid blijven van toepassing.30 3. Gemeenschapsvermogen en beroeps- of ambachtsuitoefening ARTIKEL 264.- Indien een echtgenoot met toestemming van de ander gemeenschapsvermogen gebruikt ten behoeve van een beroep of ambacht dat hij alleen uitoefent, kan hij alle rechtshandelingen verrichten die verband houden met dit beroep of ambacht. 4. Aanvaarding of verwerping nalatenschap ARTIKEL 265.- Geen van de echtgenoten kan zonder toestemming van de ander een nalatenschap verwerpen die in de gemeenschap zal vallen, noch een nalatenschap aanvaarden als de boedel door schulden is bezwaard. Indien het niet mogelijk is de toestemming van de andere echtgenoot te verkrijgen of indien het verzoek [om toestemming] door deze zonder een gerechtvaardigde reden wordt afgewezen, kan de verzoekende echtgenoot zich wenden tot de rechtbank van zijn woonplaats. 5. Aansprakelijkheid en bestuurskosten ARTIKEL 266.- Indien de gemeenschap van goederen eindigt, is iedere echtgenoot voor de handelingen met betrekking tot [hun] gemeenschapsvermogen als een gemachtigde aansprakelijk. De bestuurskosten worden uit het gemeenschapsvermogen vergoed. II. Van persoonlijk vermogen ARTIKEL 267.- Iedere echtgenoot heeft binnen de grenzen van de wet het recht om zijn eigen persoonlijk vermogen te besturen en hierover te beschikken. Indien er inkomsten uit persoonlijk vermogen zijn, worden de bestuurskosten uit deze inkomsten vergoed. C. AANSPRAKELIJKHEID JEGENS DERDEN I. Schulden van de gemeenschap ARTIKEL 268.- Iedere echtgenoot is voor de onderstaande schulden met zijn persoonlijk vermogen en met het gemeenschapsvermogen aansprakelijk: 1. Schulden voortgekomen uit de bevoegdheid tot vertegenwoordiging van de huwelijkseenheid of de bevoegdheid tot bestuur van het gemeenschapsvermogen, 2. Schulden die met gebruikmaking van het gemeenschapsvermogen of van inkomsten uit het gemeenschapsvermogen zijn gemaakt ten behoeve van de uitoefening van een beroep of ambacht, 3. Schulden waarvoor ook de andere echtgenoot persoonlijk aansprakelijkheid is, 4. Schulden waarover de echtgenoten met derden zijn overeengekomen dat naast het persoonlijk vermogen ook het gemeenschapsvermogen aansprakelijk is. II. Persoonlijke schulden 29 Evlilik birliği, lett: huwelijkseenheid; hieronder wordt zowel de emotionele als de familie- en de vermogensrechtelijke relatie tussen de echtgenoten verstaan. 30 Saklıdır, lett: blijven voorbehouden. 44 Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007 rechten.vu.nl ARTIKEL 269.- Elke echtgenoot is voor alle andere schulden met zijn persoonlijk vermogen en met de helft van de waarde van hun gemeenschapsvermogen aansprakelijk. De aanspraken wegens verrijking van de gemeenschap blijven van kracht. D. Schulden tussen echtgenoten ARTIKEL 270.- Het huwelijksgoederenregime belet niet dat schulden tussen echtgenoten opeisbaar worden. Echter, indien de voldoening van een schuld de echtgenoot-schuldenaar in een zodanige moeilijke positie brengt dat hierdoor de huwelijkseenheid in gevaar wordt gebracht, kan deze echtgenoot uitstel van betaling verzoeken. Indien de feiten en omstandigheden dit vereisen, kan de rechter de verzoekende echtgenoot verplichten zekerheid te stellen. E. BEËINDIGING VAN HUWELIJKSGOEDERENREGIME EN VEREFFENING I. Tijdstip van beëindiging ARTIKEL 271.- Het huwelijksgoederenregime eindigt bij het overlijden van een der echtgenoten, door de aanvaarding van een ander huwelijksgoederenregime of door de faillietverklaring31 van een der echtgenoten. Indien door de rechter is beslist tot nietigverklaring van het huwelijk, tot beëindiging ervan wegens echtscheiding of tot de omzetting [van het bestaande huwelijksgoederenregime] in een algehele scheiding van goederen, eindigt het huwelijksgoederenregime op het tijdstip waarop de rechtszaak aanvangt. Bij de bepaling van de omvang van het gemeenschapsvermogen en het persoonlijk vermogen wordt de datum van beëindiging van de gemeenschap van goederen als grondslag genomen. II. Toevoeging aan persoonlijk vermogen ARTIKEL 272.- Van de kapitaalsuitkeringen en de schadeloosstelling wegens arbeidsongeschiktheid die een van de echtgenoten van de instanties voor sociale zekerheid heeft ontvangen, wordt bij de vereffening aan het persoonlijke vermogen toegevoegd het gekapitaliseerde bedrag van de periodieke uitkering die vanaf het tijdstip van het eindigen van het huwelijksgoederenregime zou zijn uitgekeerd, indien er in plaats van de kapitaalsuitkering of schadeloosstelling sprake zou zijn geweest van periodieke uitkeringen voor de duur van het leven volgens de voorschriften van de instanties voor sociale zekerheid. III. Verrekening tussen persoonlijk vermogen en gemeenschapsvermogen ARTIKEL 273.- Indien de schulden van een van de echtgenoten betreffende het persoonlijk vermogen uit het gemeenschapsvermogen zijn betaald of indien schulden betreffende het gemeenschapsvermogen uit het persoonlijk vermogen [van een van hen] zijn betaald, kan bij de vereffening om verrekening worden verzocht. Elke schuld bezwaart dat gedeelte van het vermogen waarop zij betrekking heeft. Indien niet duidelijk is aan welk gedeelte de schuld toebehoort, wordt deze geacht betrekking te hebben op het gemeenschapsvermogen. IV. Aandeel in vermeerderde waarde ARTIKEL 274.- Indien het persoonlijke vermogen van een echtgenoot of zijn gemeenschapsvermogen heeft bijgedragen aan de verkrijging, de verbetering of het behoud van vermogensbestanddelen uit een ander deel van het vermogen, zijn de bepalingen met betrekking tot het aandeel in de vermeerderde waarde uit het regime van verwervingsdeelneming van toepassing.32 V. Waardebepaling ARTIKEL 275.- Bij de beëindiging van het huwelijksgoederenregime wordt voor de waardering van het aanwezige gemeenschapsvermogen het tijdstip van de vereffening als 31 32 Iflâsın açılmasıyla, lett: opening van het faillissement. Zie artikel 227. 45 Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007 rechten.vu.nl grondslag genomen. VI. Verdeling 1. Bij overlijden of aanvaarding van een ander huwelijksgoederenregime ARTIKEL 276.- Indien de gemeenschap van goederen eindigt door het overlijden van een der echtgenoten of door de aanvaarding van een ander huwelijksgoederenregime, komt aan iedere echtgenoot of aan zijn erfgenamen de helft van het gemeenschapsvermogen toe. In de overeenkomst inzake het huwelijksgoederenregime kan voor de verdeling een andere verhouding vastgesteld worden. Dergelijke overeenkomsten kunnen de legitieme portie van de afstammelingen niet aantasten. 2. In overige gevallen ARTIKEL 277.- Bij echtscheiding of bij nietigverklaring van het huwelijk of bij omzetting in een algehele scheiding van goederen op grond van de wet of een rechterlijke beslissing kan iedere echtgenoot dat, wat in het regime van verwervingsdeelneming als zijn eigen persoonlijke vermogen gezien zou worden, aan het gemeenschapsvermogen onttrekken. Het overgebleven gemeenschapsvermogen wordt tussen de echtgenoten bij helfte verdeeld. Afspraken over de wijziging van de wettelijke verdeling zijn slechts geldig indien daarin in de overeenkomst inzake het huwelijksgoederenregime uitdrukkelijk is voorzien. VII. Wijze van verdeling 1. Persoonlijk vermogen ARTIKEL 278.- Indien de gemeenschap van goederen eindigt door het overlijden van een van de echtgenoten kan bij het regime van verwervingsdeelneming de langstlevende echtgenoot verzoeken dat wat als zijn persoonlijke vermogen gezien zou worden aan hem toe te delen tegen verrekening met zijn aandeel [in de gemeenschap]. 2. Echtelijke woning en huisraad ARTIKEL 279.- Indien de woning die de echtgenoten gezamenlijk in bewoonden of het huisraad tot de algehele gemeenschapsvermogen gerekend wordt, kan de langstlevende echtgenoot verzoeken tegen verrekening met zijn aandeel het eigendom hiervan aan hem toe te delen. Bij aanwezigheid van gerechtvaardigde redenen kan op verzoek van de langstlevende echtgenoot of van andere wettelijke erfgenamen van de overledene in plaats van de eigendom het gebruiksrecht of het woonrecht worden toegekend. Indien het regime van gemeenschap van goederen om een andere reden dan het overlijden eindigt, kan ieder der echtgenoten dezelfde verzoeken instellen, indien hij bewijst [daarbij] een zwaarwegend belang te hebben. 3. Andere vermogensbestanddelen ARTIKEL 280.- Indien een echtgenoot bewijst [daarbij] een zwaarwegend belang te hebben, kan hij verzoeken ook andere vermogensbestanddelen tegen verrekening met zijn aandeel [in de gemeenschap] aan hem toe te delen. 4. Overige verdelingsregels ARTIKEL 281.- In de overige gevallen zijn de bepalingen inzake verdeling van medeeigendom en van nalatenschap op vergelijkbare wijze van toepassing. DEEL TWEE VERWANTSCHAP33 33 Hısımlık: zie art. 17. 46 Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007 rechten.vu.nl TITEL EEN ONTSTAAN VAN VERWANTSCHAP34 EERSTE AFDELING ALGEMENE BEPALINGEN A. ONTSTAAN VAN VERWANTSCHAP IN HET ALGEMEEN ARTIKEL 282.- Tussen kind en moeder ontstaat verwantschap door de geboorte. Tussen kind en vader ontstaat verwantschap door het huwelijk met de moeder, door erkenning of door rechterlijke beslissing. Verwantschap ontstaat bovendien door adoptie. B. BEVOEGDHEID EN WIJZE VAN PROCEDEREN I. Bevoegdheid ARTIKEL 283.- In rechtszaken betreffende verwantschap is bevoegd de rechtbank van de woonplaats van een der partijen ten tijde van de rechtszaak of ten tijde van de geboorte. II. Wijze van beoordeling ARTIKEL 284.- In rechtszaken betreffende verwantschap wordt het Wetboek van Rechtsvordering toegepast behoudens de onderstaande regels: 1. De rechter onderzoekt ambtshalve de feiten en is vrij in de beoordeling van het bewijs. 2. Partijen en derden zijn verplicht in te stemmen met het onderzoek, dat noodzakelijk is voor de vaststelling van de verwantschap en dat geen gevaar oplevert voor hun gezondheid. Indien een partij niet instemt met het onderzoek, dat de rechter nodig acht, kan de rechter het gezien de feiten en omstandigheden te verwachten resultaat ten nadele van deze waarderen. TWEEDE AFDELING VADERSCHAP VAN DE ECHTGENOOT A. VERMOEDEN VAN VADERSCHAP ARTIKEL 285.- Vader van het kind, dat gedurende het huwelijk of binnen driehonderd dagen na beëindiging van het huwelijk is geboren, is de echtgenoot. Indien het kind is geboren na verloop van deze periode kan het feit dat de moeder zwanger is geraakt tijdens het huwelijk als bewijs dienen voor de verwantschap tussen het kind en de echtgenoot. Indien de echtgenoot vermist verklaard is, vangt de termijn van driehonderd dagen aan op het tijdstip van het levensgevaar of van het laatst ontvangen bericht. B. ONTKENNING VAN VERWANTSCHAP I. Recht op een rechtszaak ARTIKEL 286.- De echtgenoot kan door het indienen van een verzoek tot ontkenning van verwantschap het vermoeden van zijn vaderschap weerleggen. Deze rechtszaak is gericht tegen de moeder en het kind. Ook het kind is gerechtigd tot een rechtszaak. Deze rechtszaak is gericht tegen de moeder en de echtgenoot. II. Bewijs 34 Soybağın: verwantschap van kind tot zijn vader en moeder. 47 Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007 rechten.vu.nl 1. Verwekking tijdens huwelijk ARTIKEL 287.- Indien het kind tijdens huwelijk is verwekt, dient de verzoeker te bewijzen dat de echtgenoot niet de vader is. Het kind dat is geboren na verloop van een termijn van honderdtachtig dagen na aanvang van het huwelijk en binnen driehonderd dagen na beëindiging van het huwelijk, wordt geacht te zijn verwekt binnen het huwelijk. 2. Verwekking voor het huwelijk of ten tijde van het gescheiden leven ARTIKEL 288.- Indien het kind is verwekt voor het huwelijk of ten tijde van het gescheiden leven behoeft de verzoeker geen verder bewijs te leveren. Echter, het vermoeden van vaderschap van de echtgenoot blijft van kracht indien er geloofwaardig bewijs is van geslachtsgemeenschap van de echtgenoot met zijn vrouw ten tijde van de zwangerschap. III. Vervaltermijnen ARTIKEL 289.- De echtgenoot is verplicht de rechtszaak te beginnen binnen een jaar nadat hij vernomen heeft van de geboorte van het kind en van het feit dat hij de vader niet is, of tot de wetenschap is gekomen dat de moeder geslachtsgemeenschap heeft gehad met een andere man ten tijde van de zwangerschap, en in ieder geval binnen vijf jaar na de geboorte van het kind. Het kind is verplicht de procedure te beginnen uiterlijk binnen een jaar na zijn meerderjarigheid. Indien er een gerechtvaardigde reden bestaat voor de overschrijding van de termijn, vangt de termijn van een jaar aan nadat die reden is vervallen. C. SAMENLOOP VAN VERMOEDENS ARTIKEL 290.- Indien het kind binnen driehonderd dagen na beëindiging van het huwelijk is geboren en de moeder binnen deze periode is hertrouwd, wordt de echtgenoot uit het tweede huwelijk geacht de vader te zijn. Wanneer dit vermoeden weerlegd wordt, wordt de echtgenoot uit het eerste huwelijk geacht de vader te zijn. D. RECHT OP RECHTSZAAK VAN ANDERE BELANGHEBBENDEN ARTIKEL 291.- Indien de echtgenoot voor het einde van de termijn tot het instellen van de procedure overleden of vermist is of handelingsonbekwaam geworden is, kan de procedure tot ontkenning van verwantschap door de nakomelingen van de echtgenoot, zijn moeder, zijn vader of degene die beweert de vader te zijn, ingesteld worden binnen een jaar na de wetenschap van de geboorte, van het overlijden van de echtgenoot, zijn voortdurende handelingsonbekwaamheid of de verklaring van zijn vermissing. De kayyim35 die voor het minderjarige kind wordt aangesteld, stelt een rechtszaak tot ontkenning van het vaderschap in binnen een jaar na de bekendmaking aan hem van de beslissing tot de aanstelling en in ieder geval binnen vijf jaar na de geboorte. De bepalingen met betrekking tot de door de echtgenoot in te stellen rechtszaak tot ontkenning van de verwantschap worden op analoge wijze toegepast. E. LATERE HUWELIJKSSLUITING I. Voorwaarden ARTIKEL 292.- Op het kind geboren buiten huwelijk zijn van rechtswege dezelfde bepalingen van toepassing als op kinderen geboren binnen het huwelijk, indien de moeder en de 35 Kayyim = bijzonder voogd, door de rechtbank aangesteld om voor een bepaald geval of gedurende een bepaalde periode een minderjarige met betrekking tot zijn persoon en/of zijn vermogen te vertegenwoordigen. 48 Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007 rechten.vu.nl vader met elkaar trouwen. II. Aangifte ARTIKEL 293.- Echtgenoten zijn verplicht hun gemeenschappelijke buiten het huwelijk geboren kinderen bij de huwelijkssluiting of daarna aan te geven bij de ambtenaar van de burgerlijke stand van hun woonplaats of van de burgerlijke stand van de plaats van de huwelijkssluiting. Het nalaten van de aangifte belet niet dat de regels die gelden voor kinderen geboren binnen het huwelijk van toepassing zijn op het kind. Als de moeder en de vader van kinderen, die eerder zijn erkend of waarvan eerder de verwantschap met de vader gerechtelijk is vastgesteld, met elkaar trouwen, verricht de ambtenaar van de burgerlijke stand ambtshalve de vereiste handelingen. III. Bezwaar en vernietiging ARTIKEL 294.- De wettelijke erfgenamen van de moeder en de vader, het kind en het Openbaar Ministerie kunnen bezwaar maken tegen de verwantschap, die door de latere huwelijkssluiting is ontstaan. Degene die bezwaar maakt, is belast met het bewijs dat de echtgenoot de vader niet is. Ook de nakomelingen van het kind dat is overleden of voortdurend onbekwaam is geworden, hebben het recht bezwaar te maken. De bepalingen met betrekking tot vernietiging van de erkenning worden op analoge wijze toegepast. DEEL DRIE ERKENNING EN GEVOLGEN VAN VADERSCHAP A. ERKENNING I. Voorwaarde en vorm ARTIKEL 295.- Erkenning geschiedt door een schriftelijke verklaring van de vader bij de ambtenaar van de burgerlijke stand of bij de rechtbank, of door een mededeling in een authentieke akte of in zijn testament. Indien de persoon die de mededeling van erkenning doet minderjarig of handelingsonbekwaam is, is de toestemming van zijn ouder of voogd vereist. Het kind dat verwant is met een andere man kan niet worden erkend zolang deze verwantschap niet ongeldig is verklaard. II. Aangifte ARTIKEL 296.- De ambtenaar van de burgerlijke stand, de vrederechter36, de notaris bij wie de mededeling is gedaan of de rechter die het testament geopend heeft, deelt de erkenning mee aan de ambtenaren van de burgerlijke stand, waarin [in het register] de vader en het kind ingeschreven staan. De burgerlijke stand waar het kind is ingeschreven, deelt de erkenning mee aan het kind, zijn moeder en indien het kind onder voogdij staat aan zijn voogd. III. Procedure tot vernietiging 1. Recht van de erkenner op een rechtszaak ARTIKEL 297.- De erkenner kan vernietiging van de erkenning verzoeken wegens dwaling, bedrog of bedreiging. De rechtszaak tot vernietiging wordt gericht tegen de moeder en het kind. 36 Vrederechter= sulh hakimi. 49 Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007 rechten.vu.nl 2. Recht van belanghebbenden a. Algemeen ARTIKEL 298.- De moeder, het kind en bij het overlijden van het kind zijn nakomelingen, het Openbaar Ministerie, de Staatskas en andere belanghebbenden kunnen vernietiging van de erkenning verzoeken. De rechtszaak tot vernietiging wordt gericht tegen de erkenner of, bij overlijden van de erkenner tegen zijn erfgenamen. b. Bewijslast ARTIKEL 299.- De verzoeker is belast met het bewijs dat de erkenner de vader niet is. Indien de rechtszaak tot vernietiging wordt ingesteld door de moeder of het kind met de stelling dat de erkenner de vader niet is, ontstaat bewijslast alleen nadat de erkenner geloofwaardig bewijs heeft geleverd omtrent zijn geslachtsgemeenschap met de moeder ten tijde van de zwangerschap. 3. Vervaltermijnen ARTIKEL 300.- Het recht op een rechtszaak vervalt voor de erkenner een jaar na kennisneming van de grond tot vernietiging of na beëindiging van de bedreiging, en in ieder geval vijf jaar na de erkenning. Het recht van belanghebbenden op een rechtszaak vervalt een jaar na kennisneming van het feit dat de erkenner niet de vader van het kind kan zijn en in ieder geval vijf jaar na de erkenning. Het recht van het kind op een rechtszaak vervalt een jaar na zijn meerderjarigheid. Indien er een gerechtvaardigde reden bestaat voor de overschrijding van bovengenoemde termijnen kan de rechtszaak tot vernietiging worden ingesteld binnen een maand nadat die reden is opgeheven. B. GEVOLG VAN VADERSCHAP I. Recht op een rechtszaak ARTIKEL 301.- De moeder en het kind kunnen de gerechtelijke vaststelling van de verwantschap tussen het kind en de vader verzoeken. Deze rechtszaak is gericht tegen de vader of indien de vader is overleden tegen zijn erfgenamen. De rechtszaak betreffende het vaderschap wordt medegedeeld aan het Openbaar Ministerie en de Staatskas; indien de rechtszaak door de moeder ingesteld is, wordt het medegedeeld aan de kayyim: wanneer de rechtszaak ingesteld is door de voogd wordt het aan de moeder medegedeeld. II. Vermoeden ARTIKEL 302.- De gedaagde, die tussen driehonderd en honderdtachtig dagen voor de geboorte van het kind geslachtsgemeenschap heeft gehad met de moeder, wordt vermoed de vader te zijn. Ook buiten deze termijn blijft hetzelfde vermoeden van kracht indien bewezen wordt dat de gedaagde met de moeder geslachtsgemeenschap heeft gehad tijdens de feitelijke zwangerschapsperiode. Indien de gedaagde bewijst dat hij onmogelijk de vader kan zijn van het kind of de mogelijkheid dat een derde de vader is groter is dan dat hij dat is, verliest het vermoeden zijn kracht. III. Vervaltermijnen ARTIKEL 303.- De rechtszaak betreffende het vaderschap kan worden ingesteld voor of na de geboorte van het kind. Het recht van de moeder op een rechtszaak vervalt een jaar na de geboorte. Indien na de geboorte van het kind een kayyim is aangesteld, vangt de periode van een jaar 50 Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007 rechten.vu.nl aan na de benoeming van de kayyim37; indien er geen kayyim is aangesteld na de meerderjarigheid van het kind. Indien er een verwantschapsband bestaat tussen het kind en een andere man, vangt de periode van een jaar aan na de beëindiging van deze band. Indien er na het verstrijken van de periode van een jaar een gerechtvaardigde reden bestaat voor overschrijding van de termijn kan de procedure worden ingesteld binnen een maand na het vervallen van die reden. IV. De financiële rechten van de moeder ARTIKEL 304.- De moeder kan in of buiten de rechtszaak betreffende het vaderschap vergoeding van de onderstaande kosten door de vader of zijn erfgenamen verzoeken: 1. De kosten van geboorte; 2. De kosten van verzorging gedurende zes weken voor en zes weken na de geboorte; 3. De andere kosten die de zwangerschap en de geboorte voortbrengen. Zelfs indien het kind dood geboren wordt, kan de rechter tot de vergoeding van deze kosten beslissen. De betalingen die derden of de sociale zekerheidsinstanties aan de moeder hebben gedaan worden op de vergoeding in mindering gebracht naar mate van evenredigheid. VIERDE AFDELING ADOPTIE A. ADOPTIE VAN MINDERJARIGEN I. Algemene voorwaarden ARTIKEL 305.- De adoptie van een minderjarige is afhankelijk van de voorwaarde dat de adoptant de minderjarige gedurende één jaar heeft verzorgd en opgevoed. Bovendien moet de adoptie in ieder geval in het belang van de minderjarige zijn en mogen de andere kinderen van de adoptant niet in hun belang worden geschaad. II. Gezamenlijke adoptie ARTIKEL 306.- Echtgenoten kunnen alleen gezamenlijk adopteren; ongehuwden kunnen niet gezamenlijk adopteren. De echtgenoten dienen tenminste vijf jaar getrouwd te zijn of de leeftijd van dertig jaar bereikt te hebben. Een van de echtgenoten kan indien beide tenminste twee jaar gehuwd zijn of indien hij de leeftijd van dertig jaar heeft bereikt, het kind van de ander adopteren. III. Eenpersoons adoptie ARTIKEL 307.- De ongehuwde die de leeftijd van dertig jaar heeft bereikt, kan zelfstandig adopteren. De gehuwde die de leeftijd van dertig jaar heeft bereikt, kan zelfstandig adopteren indien zijn echtgenoot het onderscheidingsvermogen voortdurend mist of indien al meer dan twee jaar onbekend is waar deze zich bevindt, of indien hij bewijst dat hij al meer dan twee jaar op grond van een rechterlijke beslissing gescheiden leeft van zijn echtgenoot en het daardoor onmogelijk is om gezamenlijk te adopteren. IV. Toestemming en leeftijd van de minderjarige ARTIKEL 308.- De te adopteren persoon dient tenminste achttien jaar jonger te zijn dan de adoptant. De minderjarige die over onderscheidingsvermogen beschikt, kan niet zonder zijn toestemming worden geadopteerd. 37 Kayyim: zie noot 35. 51 Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007 rechten.vu.nl De minderjarige die onder voogdij staat, kan met toestemming van zijn voogd worden geadopteerd, ongeacht of hij over onderscheidingsvermogen beschikt. V. Toestemming van moeder en vader 1. Vorm ARTIKEL 309.- Voor adoptie is toestemming van de moeder en de vader van de minderjarige vereist. De toestemming wordt schriftelijk of mondeling verleend en neergelegd in een procesverbaal van de rechtbank van de woonplaats van de minderjarige of van zijn moeder en vader. De verleende toestemming is geldig zelfs indien de namen van de adoptanten niet zijn vermeld of indien de adoptanten nog niet bekend zijn. 2. Tijdstip ARTIKEL 310.- De toestemming wordt niet eerder verleend dan nadat zes weken sinds de geboorte van de minderjarige zijn verlopen. De toestemming kan binnen zes weken na de neerlegging in het proces-verbaal worden herroepen. Een na de herroeping opnieuw gegeven toestemming is onherroepelijk. 3. Geen toestemming vereist a. Voorwaarde ARTIKEL 311.- In de volgende gevallen is de toestemming van de moeder of de vader niet vereist: 1. Indien deze onbekend is of sinds een lange periode niet bekend is waar hij woont of indien deze voortdurend het onderscheidingsvermogen mist, 2. Indien deze jegens de minderjarige tekortschiet in de verzorgingsplicht. b. Beslissing ARTIKEL 312.- Indien de minderjarige in een instelling wordt geplaatst met het doel in de toekomst geadopteerd te worden en de toestemming van de moeder of de vader ontbreekt, beslist de rechtbank van zijn woonplaats op verzoek van de adoptant of van de bij de adoptie bemiddelende instelling en in de regel voor de plaatsing van de minderjarige, of deze toestemming al dan niet vereist is. In andere gevallen wordt de beslissing over dit onderwerp gegeven tijdens de adoptieprocedure. Indien de toestemming van de moeder of de vader wegens het niet voldoen aan de verplichting tot verzorging jegens de minderjarige niet vereist is, wordt de beslissing hierover schriftelijk aan deze medegedeeld. B. ADOPTIE VAN MEERDERJARIGEN EN ONDER CURATELE GESTELDEN ARTIKEL 313.- Indien de afstammeling van de adoptant daarmee uitdrukkelijk instemt, kan in de volgende gevallen een meerderjarige of onder curatele gestelde geadopteerd worden38: 1. Indien deze door een lichamelijk of geestelijk gebrek voortdurend hulpbehoevend is en door de adoptant reeds tenminste vijf jaar verzorgd wordt en onder zijn hoede is, 2. Indien deze tijdens zijn minderjarigheid gedurende tenminste vijf jaar door de adoptant is verzorgd, onder zijn hoede is genomen en opgevoed, 3. Indien wegens andere gerechtvaardigde redenen de te adopteren persoon reeds tenminste drie jaar met de adoptant een gezamenlijke gezinsleven heeft. Wie gehuwd is, kan slecht met toestemming van zijn echtgenoot geadopteerd worden. Voor het overige worden de bepalingen met betrekking tot adoptie van minderjarigen op 38 De aanhef van artikel 313 is bij wet van 3 juli 2005 met ingang van 14 augustus 2005 gewijzigd. Tot die datum luidde de aanhef: Indien de adoptant geen afstammelingen heeft, kan in de volgende gevallen een meerderjarige of onder curatele gestelde geadopteerd worden. 52 Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007 rechten.vu.nl overeenkomstige wijze toegepast. C. WERKING ARTIKEL 314.- De rechten en plichten van de moeder en de vader gaan over op de adoptant. De geadopteerde wordt erfgenaam van de adoptant. Indien de geadopteerde minderjarig is, neemt hij de geslachtsnaam van de adoptant aan. De adoptant kan indien hij dat wil het kind een nieuwe [voor]naam geven. De geadopteerde die meerderjarig is, kan indien hij dat wil bij de adoptie de geslachtsnaam van de adoptant aannemen. Indien minderjarigen het onderscheidingsvermogen nog niet hebben, worden bij gezamenlijke adoptie door gehuwden de namen van de adoptanten in het register van de burgerlijke stand als moeder en vader geregistreerd. Tussen het oorspronkelijke burgerlijk stand register van het kind en het register van de adoptant worden alle [benodigde] verwijzingen aangebracht tot handhaving van zijn erfrecht en van zijn andere rechten en tot voortzetting van de familiebetrekkingen. Bovendien wordt de onherroepelijke rechterlijke beslissing tot adoptie in beide registers ingeschreven. Inschrijvingen, documenten en gegevens over adoptie worden zonder rechterlijke beslissing of toestemming van de geadopteerde op geen enkele wijze openbaar gemaakt. D. VORM EN WIJZE I. Algemeen ARTIKEL 315.- De adoptiebeslissing wordt gegeven door de rechtbank van de woonplaats van de adoptant of bij gezamenlijke adoptie van de woonplaats van een van de echtgenoten. Met de rechterlijke beslissing komt de adoptieverhouding tot stand. Overlijdt de adoptant na de adoptieaanvraag of verliest hij daarna zijn onderscheidingsvermogen dan vormt dit, indien de andere voorwaarden hierdoor niet beïnvloed worden, geen beletsel voor de adoptie. Wordt de minderjarige na de aanvraag meerderjarig dan blijven de bepalingen met betrekking tot adoptie van minderjarigen van toepassing, mits eerder [tijdens zijn minderjarigheid] aan de voorwaarden voldaan is. II. Onderzoek ARTIKEL 316.- Tot adoptie wordt pas besloten nadat alle wezenlijke feiten en omstandigheden uitvoerig zijn onderzocht, nadat de adoptant en de geadopteerde gehoord zijn en indien nodig na advies van deskundigen. Dit onderzoek dient in het bijzonder duidelijkheid te verschaffen over de persoonlijkheid en de gezondheid van de adoptant en de geadopteerde, hun wederzijdse relaties, de economische omstandigheden, de opvoedingscompetenties van de adoptant, de redenen voor de adoptie en ontwikkeling van de verhouding binnen het gezin van de adoptanten en hun zorgrelatie. Indien de adoptant afstammelingen heeft, wordt hun houding en mening over de adoptie ook in acht genomen. E. BEËINDIGING VAN DE ADOPTIEVERHOUDING I. Oorzaken 1. Ontbreken van toestemming. ARTIKEL 317.- Indien zonder wettelijke grondslag geen toestemming gevraagd is, kunnen degenen wier toestemming nodig is de rechter verzoeken de adoptieverhouding te beëindigen, mits het belang van de minderjarige daardoor niet op ernstig wijze wordt geschaad. 2. Andere tekortkomingen ARTIKEL 318.- Indien de adoptie gebrekkig is wegens een ander wezenlijke tekortkoming, 53 Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007 rechten.vu.nl kan het Openbaar Ministerie of ieder andere belanghebbende verzoeken de adoptieverhouding te beëindigen. Indien de tekortkomingen inmiddels niet meer aanwezig zijn of slechts betrekking hebben op vormgebreken, is deze weg niet toegestaan, indien de beëindiging van de adoptieverhouding het belang van de minderjarige ernstig schaadt. II. Vervaltermijn ARTIKEL 319.- Het recht op een rechtszaak vervalt na een jaar na bekendheid met de reden tot beëindiging van de adoptie, en in ieder geval na vijf jaar na de datum van de adoptie. F. ADOPTIEBEMIDDELING ARTIKEL 320.- Bemiddelingshandelingen bij de adoptie van minderjarigen kunnen alleen worden verricht door instellingen39, die daartoe van de ministerraad de bevoegdheid hebben verkregen. Zaken betreffende de uitvoering van de bemiddelingshandelingen worden bij verordening geregeld. VIJFDE AFDELING GEVOLGEN VAN VERWANTSCHAP A. GESLACHTSNAAM ARTIKEL 321.- Indien de moeder en de vader gehuwd zijn, heeft het kind de geslachtsnaam van de familie; indien zij niet [met elkaar] gehuwd zijn, [heeft het] de geslachtsnaam van de moeder. Echter indien de moeder twee geslachtsnamen heeft wegens haar vorige huwelijk heeft het kind haar meisjesnaam.40 B. WEDERZIJDSE VERPLICHTINGEN ARTIKEL 322.- De moeder, de vader en het kind zijn elkaar over en weer steun, respect en begrip verschuldigd in de mate waarin de vrede en de eenheid van de familie dat vergen, en zij zijn verplicht over de familie-eer te waken. C. PERSOONLIJKE VERHOUDING MET HET KIND I. Moeder en vader 1. Regel ARTIKEL 323.- De moeder en de vader hebben ieder het recht te verzoeken een passende persoonlijke verhouding aan te mogen gaan met het kind dat niet onder haar of zijn gezag staat of niet aan haar of hem is toevertrouwd. 2. Beperkingen ARTIKEL 324.- De moeder en de vader zijn ieder verplicht zich te onthouden van gedragingen die schade toebrengen aan de persoonlijke verhouding die de ander met het kind heeft en die de opvoeding en het grootbrengen van het kind tegenwerken. Het recht op het aangaan van een passende persoonlijke verhouding kan worden ontzegd of 39 Kurum ve kuruluşlarca = lett: instellingen en instituten. Zie noot 16. Met ingang van 29 april 2006 is de Turkse wet op de Burgerlijke Stand gewijzigd, waardoor kinderen die door hun vader zijn erkend ook de geslachtsnaam van de vader kunnen krijgen. Zie verder Burgerzaken & Recht 2007, p. 21. 40 54 Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007 rechten.vu.nl ontnomen, indien door de persoonlijke verhouding de gemoedsrust41 van het kind in gevaar komt, of indien de moeder en de vader hun rechten in strijd met de in de eerste alinea voorziene verplichtingen uitoefenen of in ernstige mate verwaarlozen, of indien er andere gewichtige redenen zijn. II. Derden ARTIKEL 325.- In uitzonderlijke gevallen kan het recht op het aangaan van een passende persoonlijke verhouding met het kind, voorzover in het belang van het kind, toegekend worden aan derden, in het bijzonder aan bloedverwanten. De beperkingen die voor de moeder en de vader zijn voorzien, worden op overeenkomstige wijze op derden toegepast. III. Bevoegdheid ARTIKEL 326.- In alle voorzieningen betreffende het aangaan van een persoonlijke verhouding is mede bevoegd de rechtbank van de woonplaats van het kind. De bevoegdheidsbepalingen met betrekking tot echtscheiding en tot de bescherming van de huwelijksband blijven van toepassing. Totdat een voorziening is getroffen met betrekking tot de persoonlijke verhouding met het kind kan geen persoonlijke verhouding worden aangegaan buiten de toestemming van degene die recht heeft op het gezag of aan wie het kind is toevertrouwd. D. VERGOEDING VAN KOSTEN VAN VERZORGING EN OPVOEDING VAN KINDEREN I. Omvang ARTIKEL 327.- De kosten die nodig zijn voor de verzorging, de opvoeding en de bescherming van het kind worden door de moeder en de vader gedragen. Indien de moeder en de vader behoeftig zijn of bijzondere omstandigheden van het kind uitzonderlijke bestedingen vergen of indien een andere uitzonderlijke reden aanwezig is, kunnen zij met rechterlijke toestemming een bepaalde hoeveelheid van het vermogen van het kind aanwenden voorzover dat nodig is voor zijn zorg en opvoeding. II. Duur ARTIKEL 328.- De verplichting van de moeder en de vader betreffende de kosten van verzorging duurt voort tot de meerderjarigheid van het kind. Indien de opleiding van het kind voortduurt ondanks zijn meerderjarigheid zijn de moeder en de vader verplicht te zorgen voor het kind naar wat gezien de feiten en omstandigheden van hen gevergd kan worden totdat de opleiding wordt beëindigd. III. Recht op rechtszaak ARTIKEL 329.- De moeder of de vader die de minderjarige feitelijk verzorgt, kan namens het kind tegen de ander een rechtszaak tot levensonderhoud instellen. Ook de aan te stellen kayyim42 of de voogd kan indien nodig een rechtszaak tot levensonderhoud instellen ten behoeve van de minderjarige die niet over onderscheidingsvermogen beschikt. De minderjarige die over onderscheidingsvermogen beschikt, kan ook zelf een rechtszaak tot levensonderhoud instellen. IV. Vaststelling van bedrag ter zake van levensonderhoud ARTIKEL 330.- Het bedrag ter zake van levensonderhoud wordt vastgesteld naar de behoefte van het kind en de levensomstandigheden en draagkracht van de moeder en de vader. Bij de vaststelling van het bedrag ter zake van de levensonderhoud wordt ook met de inkomsten van het kind rekening gehouden. 41 42 Huzur = rust/ vrede. Kayyim: zie noot 35. 55 Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007 rechten.vu.nl Het levensonderhoud wordt maandelijks vooruit betaald. De rechter kan op verzoek vaststellen in welke mate het levensonderhoud in de komende jaren in de vorm van inkomsten zal worden betaald waarbij acht wordt geslagen op de sociale en financiële omstandigheden van partijen. V. Wijziging van omstandigheden ARTIKEL 331.- Bij wijziging van omstandigheden stelt de rechter op verzoek het bedrag ter zake van levensonderhoud opnieuw vast of beëindigt hij het levensonderhoud. VI. Voorlopige maatregelen 1. In het algemeen ARTIKEL 332.- Indien een rechtszaak inzake levensonderhoud wordt ingesteld, treft de rechter op aanvraag van de verzoeker de nodige maatregelen voor de duur van het geschil. Indien de verwantschap wordt vastgesteld, kan worden besloten dat de verweerder een passend bedrag ter zake van levensonderhoud deponeert of voorlopig betaalt. 2. Vóór vaststelling van vaderschap ARTIKEL 333.- Indien samen met de rechtszaak betreffende het vaderschap om levensonderhoud wordt verzocht en de rechter het vermoeden van vaderschap groot acht, kan voorafgaand aan de beslissing besloten worden tot levensonderhoud overeenkomstig de behoefte van het kind. VII. Zekerheidstelling ARTIKEL 334.- Indien de moeder en de vader zich voortdurend en aanhoudend aan hun verplichtingen tot levensonderhoud onttrekken, of voorbereidingen treffen zich daaraan te onttrekken, of hun vermogen naar kan worden aangenomen willekeurig uitgeven of verkwisten, kan de rechter met betrekking tot toekomstige verplichtingen tot levensonderhoud tot een passende zekerheid beslissen of zonodig andere maatregelen treffen. ZESDE AFDELING GEZAG A. IN HET ALGEMEEN I. Voorwaarde ARTIKEL 335.- Het kind dat niet meerderjarig is, staat onder het gezag van zijn moeder en vader. Zonder wettelijke grondslag kan het gezag de moeder en de vader niet worden ontnomen. Indien de rechter de aanstelling van een curator43 niet nodig acht, staan ook onder curatele gestelde meerderjarige kinderen onder het gezag van de moeder en de vader. II. Indien moeder en vader gehuwd zijn ARTIKEL 336.- Gedurende het huwelijk oefenen de moeder en de vader het gezag gezamenlijk uit. Indien het gemeenschappelijke leven is beëindigd of een scheiding van tafel en bed is verwezenlijkt, kan de rechter het gezag aan een van de echtgenoten opdragen. Het gezag komt na het overlijden van de moeder of de vader toe aan de ander, bij echtscheiding [aan de ouder] bij wie het kind achtergebleven is. III. Indien moeder en vader niet gehuwd zijn ARTIKEL 337.- Indien de moeder en de vader niet gehuwd zijn, komt het gezag toe aan de moeder. Indien de moeder minderjarig, onder curatele gesteld of overleden is, of het gezag haar is 43 Vasi= voogd / curator. 56 Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007 rechten.vu.nl ontnomen, stelt de rechter al naar gelang het belang van het kind een voogd aan of draagt hij het gezag op aan de vader. IV. Stiefkinderen ARTIKEL 338.- De echtgenoten zijn ook verplicht hun niet-meerderjarige stiefkinderen zorg en aandacht te geven. De andere echtgenoot helpt op passende wijze de echtgenoot die gezag uitoefent over zijn eigen kind; hij vertegenwoordigt deze voor zover dat gezien de behoeften van het kind en de feiten en omstandigheden noodzakelijk is. B. OMVANG VAN GEZAG I. In het algemeen ARTIKEL 339.- De moeder en de vader nemen in het belang van het kind de nodige beslissingen met betrekking tot zijn zorg en opvoeding en voeren deze uit. Het kind is verplicht zijn moeder en vader te gehoorzamen. De moeder en de vader kennen het kind naar de mate van zijn ontwikkeling de mogelijkheid toe zijn leven vorm te geven; bij belangrijke onderwerpen houden zij zoveel mogelijk rekening met zijn mening. Het kind mag het [ouderlijk] huis niet verlaten zonder toestemming van zijn moeder en vader en kan zonder wettelijke grondslag hun niet ontnomen worden. De voornaam van het kind wordt gegeven door zijn moeder en vader. II. Opvoeding ARTIKEL 340.- De moeder en de vader voeden het kind naar hun mogelijkheden op en dragen zorg voor zijn lichamelijke, verstandelijke, geestelijke, morele en maatschappelijke ontwikkeling en beschermen deze. De moeder en de vader dragen zorg voor een algemene en beroepsmatige scholing van het kind, in het bijzonder van het lichamelijk en verstandelijk gehandicapte, naar de mate van diens bekwaamheid en aanleg. III. Godsdienstige opvoeding ARTIKEL 341.- Het recht de godsdienstige opvoeding van het kind te bepalen komt aan de moeder en de vader toe. Iedere overeenkomst die het recht van de moeder en de vader op dit terrein beperkt, is nietig. De meerderjarige is vrij zijn godsdienst te kiezen. IV. Vertegenwoordiging van het kind ARTIKEL 342.- De moeder en de vader zijn in het kader van hun gezag jegens derden de wettelijke vertegenwoordigers van hun kind. Derden te goeder trouw mogen ervan uitgaan dat ieder der echtgenoten handelt met toestemming van de ander. De bepalingen betreffende de vertegenwoordiging van onder curatele gestelden zijn ook van toepassing op vertegenwoordiging bij voogdij behoudens de onderwerpen waarvoor de toestemming van de voogdij-autoriteit vereist is. V. Handelingsbekwaamheid van het kind ARTIKEL 343.- De handelingsbekwaamheid van het kind dat onder gezag staat, is dezelfde als de bekwaamheid van degene die onder voogdij staat. Het kind is met zijn eigen vermogen verantwoordelijk voor de door hem gemaakte schulden ongeacht de rechten van de moeder en de vader op het vermogen van het kind. VI. Vertegenwoordiging van het gezin door het kind ARTIKEL 344.- Het kind dat onder gezag staat, kan indien het over onderscheidingsvermogen beschikt met toestemming van de moeder en de vader namens het 57 Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007 rechten.vu.nl gezin rechtshandelingen verrichten; deze handelingen komen voor rekening van de moeder en de vader. VII. Rechtshandelingen tussen het kind en de moeder en vader ARTIKEL 345.- De mogelijkheid dat een kind voor een rechtshandeling van hem met de moeder of de vader, of met een derde in het belang van de moeder en de vader, aansprakelijk is, is afhankelijk van de medewerking van een kayyim44 en de goedkeuring van de rechter. C. BESCHERMING VAN HET KIND I. Beschermingsmaatregelen ARTIKEL 346.- Indien het belang en de ontwikkeling van het kind in gevaar komen en de moeder en de vader hiervoor geen oplossing kunnen vinden of niet in staat zijn deze te verwezenlijken, treft de rechter passende maatregelen ter bescherming van het kind. II. Uithuisplaatsing van kinderen ARTIKEL 347.- Indien de lichamelijke en geestelijke ontwikkeling van het kind in gevaar verkeert of het kind moreel verwaarloosd wordt, kan de rechter het kind wegnemen bij de moeder en vader en in een gezin of instelling plaatsen. Indien het kind met zijn verblijf in het gezin de rust van het gezin verstoort in een zodanige mate dat van hen niet gevergd kan worden dit te verdragen en indien naar de omstandigheden geen andere uitweg bestaat, kan de rechter op verzoek van de moeder en de vader of het kind dezelfde maatregelen treffen. Indien de moeder en de vader en het kind onvoldoende draagkracht hebben, worden de kosten van deze maatregelen vergoed door de Overheid. De bepalingen inzake levensonderhoud blijven van toepassing. III. Ontheffing uit het gezag 1. In het algemeen ARTIKEL 348.- Indien andere maatregelen ter bescherming van het kind geen uitkomst bieden of indien bij voorbaat duidelijk is dat deze maatregelen onvoldoende zullen zijn, beslist de rechter in de onderstaande gevallen tot ontneming van het gezag: 1. Indien door onervarenheid, ziekte, handicap, of het zich elders bevinden van de moeder en de vader of om een soortgelijke reden deze de bevoegdheid niet naar behoren kan uitoefenen; 2. Indien de moeder en de vader onvoldoende aandacht schenken aan het kind of hun verplichtingen jegens hem ernstig veronachtzamen. Indien zowel de moeder als de vader uit het gezag worden ontheven, wordt over het kind een voogd aangesteld. Tenzij uit de beslissing het tegendeel blijkt, behelst de ontheffing van het gezag zowel alle bestaande kinderen als zij die in de toekomst geboren worden. 2. Bij hertrouwen van de moeder of de vader ARTIKEL 349.- Indien de moeder of de vader die het gezag heeft, hertrouwt, brengt dat niet de ontheffing van het gezag mee. Echter indien het belang van het kind dat vergt, kan van persoon die het gezag heeft, worden gewisseld; ook kan al naar gelang de feiten en omstandigheden het ouderlijk gezag worden opgeheven en een voogd over het kind worden aangesteld. 3. De plichten van de moeder en vader bij ontheffing van gezag ARTIKEL 350.- Bij de ontheffing van het gezag duren de verplichtingen van de moeder en de vader inzake de kosten van verzorging en opvoeding van het kind voort. Indien de moeder en de vader en het kind onvoldoende draagkracht hebben, worden deze kosten vergoed door de Overheid. 44 Kayyim: zie noot 35. 58 Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007 rechten.vu.nl De bepalingen inzake levensonderhoud blijven van toepassing. IV. Wijziging van omstandigheden ARTIKEL 351.- Bij wijziging van omstandigheden dienen de maatregelen tot bescherming van het kind aangepast te worden aan de nieuwe omstandigheden. Indien de reden die de ontheffing van het gezag nodig maakte, is weggevallen, geeft de rechter ambtshalve of op verzoek van de moeder of de vader het gezag terug. ZEVENDE AFDELING VERMOGEN VAN HET KIND A. BEHEER I. In het algemeen ARTIKEL 352.- De moeder en de vader hebben zolang hun gezag voortduurt het recht om het vermogen van het kind te beheren en zijn hiertoe verplicht; in de regel geven zij geen rekenschap en stellen zij geen zekerheid. Indien de moeder en de vader niet aan hun verplichtingen voldoen, neemt de rechter maatregelen. II. Bij beëindiging van het huwelijk ARTIKEL 353.- In geval van beëindiging van het huwelijk is de echtgenoot die met het gezag bekleed blijft, verplicht om aan de rechter een geschrift te geven waarin het vermogen van het kind is gespecificeerd, en om belangrijke wijzigingen die in dit vermogen of in de verrichte investeringen zijn opgetreden, aan te geven. B. GEBRUIKSRECHT ARTIKEL 354.- De moeder en de vader kunnen het vermogen van het kind gebruiken zolang het gezag niet wegens hun tekortkomingen is opgeheven. C. BESTEDING VAN DE OPBRENGSTEN ARTIKEL 355.- De moeder en de vader besteden de opbrengsten van het vermogen van het kind in de eerste plaats aan de verzorging, opvoeding en opleiding van het kind; tevens kan het in redelijke mate worden besteed om tegemoet te komen aan de behoeften van het gezin. Het meerdere van de opbrengst wordt toegevoegd aan het vermogen van het kind. D. GEDEELTELIJKE BESTEDING VAN HET VERMOGEN VAN HET KIND ARTIKEL 356.- Voorzover de gewone behoeften dat nodig maken, kunnen betalingen in de vorm van kapitaal, schadevergoedingen en soortgelijke prestaties gedeeltelijk worden gebruikt voor de verzorging van het kind. Indien er een verplichting bestaat voor de verzorging, opvoeding en opleiding van het kind kan de rechter aan de moeder en de vader de bevoegdheid verlenen om voor een door de rechter bepaald bedrag ook een beroep te doen op het overige vermogen van het kind. E. VRIJ VERMOGEN VAN HET KIND I. Begunstigingen ARTIKEL 357.- Opbrengsten uit een rentedragende belegging of spaarrekening of uit schenkingen die aan het kind zijn gedaan onder de uitdrukkelijke voorwaarde dat de moeder en 59 Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007 rechten.vu.nl de vader hiervan geen gebruik mogen maken, mogen door de moeder en de vader niet voor hun eigen belangen worden aangewend. Indien degene die begunstigt bij de begunstiging niet anders heeft bepaald, hebben de moeder en de vader het recht deze te beheren. II. Legitieme portie ARTIKEL 358.- In een aan de dood gerelateerde beschikking kan de legitieme portie van het kind buiten het beheer van de moeder en de vader worden gesteld. Indien de erflater het beheer aan een derde heeft overgelaten, kan hij in zijn beschikking bepalen dat deze persoon op bepaalde tijden rekenschap moet geven aan de vrederechter. III. Vermogen gegeven voor uitoefening van beroep of bedrijf, en eigen inkomen ARTIKEL 359.- Wat het kind van zijn moeder en vader uit zijn eigen vermogen verkrijgt voor de uitoefening van een beroep of bedrijf, of wat het kind door eigen arbeid verwerft, staat onder zijn eigen beheer. Indien het kind met zijn moeder en vader een gezamenlijke huishouding voert, kunnen de moeder en de vader vragen dat hij op passende wijze bijdraagt aan zijn verzorging. F. BESCHERMING VAN HET VERMOGEN VAN HET KIND I. Maatregelen ARTIKEL 360.- Indien de moeder en de vader om welke reden dan ook niet voldoende zorgvuldigheid betrachten bij het beheer van het vermogen van het kind, neemt de rechter passende maatregelen ter bescherming van het vermogen. De rechter kan in het bijzonder aanwijzingen geven met betrekking tot het beheer van het vermogen; indien de rechter de op bepaalde tijden gegeven informatie en rekenschap onvoldoende acht, kan hij beslissen tot het in bewaring geven van het vermogen of een zekerheid vragen. II. Ontneming van bevoegdheid van moeder en vader tot beheer ARTIKEL 361.- Indien het niet op een andere manier mogelijk is te voorkomen dat het vermogen van het kind in gevaar komt, kan de rechter beslissen het beheer van het vermogen over te dragen aan een kayyim45. Indien vermogensbestanddelen van het kind die niet onder beheer van de moeder en de vader staan in gevaar komen, kan de rechter tot dezelfde maatregelen beslissen. Indien er twijfel aan bestaat dat het kind de inkomsten uit zijn vermogen of uit bepaalde van het vermogen afgezonderde delen overeenkomstig de wet besteedt, kan de rechter het beheer ook hierover aan een kayyim overdragen. G. BEËINDIGING VAN HET BEHEER I. Overdracht van het vermogen ARTIKEL 362.- In geval van beëindiging van het gezag of van het recht van beheer van de moeder en de vader dragen zij het vermogen van het kind, onder het geven van rekenschap daarover, over aan het meerderjarige kind, de voogd of de kayyim46. II. Aansprakelijkheid van moeder en vader ARTIKEL 363.- De moeder en de vader zijn voor de teruggave van vermogensbestanddelen van het kind aansprakelijk als waren zij gevolmachtigde. Voor aan een ander naar de regels van behoorlijkheid overgedragen vermogensbestanddelen zijn zij slechts verplicht tot overdracht van wat zij als tegenprestatie hebben verkregen. Voor de bestedingen die zij overeenkomstig de wet hebben gedaan ten behoeve van het kind 45 46 Kayyim: zie noot 35. Kayyim: zie noot 35. 60 Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007 rechten.vu.nl of van het gezin kunnen zij niet tot schadevergoeding worden verplicht. TITEL TWEE DE FAMILIE EERSTE AFDELING ONDERHOUDSVERPLICHTING A. ONDERHOUDSPLICHTIGEN ARTIKEL 364.- Ieder is verplicht om onderhoud te verstrekken aan zijn verwanten in opgaande en neergaande lijn en aan zijn broers en zusters die indien hij geen hulp verstrekt in behoeftigheid geraken. De onderhoudsverplichting van de broers en zusters is afhankelijk van hun welstand. De bepalingen inzake de verzorgingsplicht van de echtgenoot, de moeder en de vader blijven voorbehouden. B. RECHT OP EEN RECHTSZAAK ARTIKEL 365.- Een rechtszaak betreffende onderhoud wordt ingesteld met inachtneming van de volgorde van het erfgenaamschap. De rechtszaak betreft een verzoek om hulp die nodig is voor het levensonderhoud van de verzoeker en die past bij de vermogenskracht van de wederpartij. Indien het verzoek om onderhoud jegens een of meerdere [onderhouds-]plichtigen in strijd is met de billijkheid kan de rechter hun onderhoudsverplichting verminderen of opheffen. De rechtszaak kan ook worden ingesteld door overheids- of maatschappelijke instanties die de onderhoudsgerechtigde verzorgen. Op verzoek kan de rechter met inachtneming van de sociale en economische omstandigheden van partijen de hoogte van de vastgestelde periodieke onderhoudsuitkering voor de komende jaren bepalen. Bevoegd is de rechtbank van de woonplaats van een der partijen. C. BESCHERMING BEHOEVENDE PERSONEN ARTIKEL 366.- De verzorging van bescherming behoevende personen vindt plaats door de hiertoe verplichte instanties. Deze instanties kunnen de door hen gemaakte kosten verhalen op de onderhoudsplichtige verwanten. TWEEDE AFDELING HUISELIJKE ORDE A. VOORWAARDEN ARTIKEL 367.- Indien een in familieverband levende gemeenschap van meer dan één persoon een op grond van de wet, overeenkomst of gewoonte aangewezen hoofd kent, is deze bevoegd de huiselijke orde te besturen. De bevoegdheid om het huis te besturen strekt zich uit over allen die wegens bloedverwantschap, aanverwantschap, arbeid, leerlingschap of soortgelijke redenen dan wel wegens bescherming of toezicht als huisgenoten bij elkaar leven. B. WERKINGEN I. Huiselijke orde en toezicht 61 Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007 rechten.vu.nl ARTIKEL 368.- Degenen die tezamen leven, zijn onderworpen aan de huiselijke orde. Bij de opstelling van deze huiselijke orde worden de belangen van elk der huisgenoten op rechtvaardige wijze in acht genomen. Elk der huisgenoten geniet in het bijzonder de vrijheden die nodig zijn voor zijn scholing, opvoeding, geloofsovertuiging, beroep en bedrijf. Het hoofd is verplicht om de zich in het huis bevindende goederen van degenen die tezamen leven zorgvuldig te beschermen en in veiligheid te stellen. II. Aansprakelijkheid ARTIKEL 369.- Het hoofd is aansprakelijk voor de schade toegebracht door een tot de huisgenoten behorende minderjarige, onder curatele gestelde, geestelijk gestoorde of zwakzinnige, tenzij hij kan bewijzen dat hij de gebruikelijke oplettendheid, die de feiten en omstandigheden vereisen, heeft betracht dan wel dat hij het ontstaan van de schade ook als hij deze oplettendheid en zorgvuldigheid had betracht, niet had kunnen voorkomen. Het hoofd is verplicht om de benodigde voorzorgsmaatregelen te nemen om te voorkomen dat de tot de huisgenoten behorende geestelijk gestoorden of zwakzinnigen zichzelf of anderen in gevaar brengen of schade toebrengen. Zo nodig verzoekt hij de bevoegde autoriteiten om de benodigde voorzorgsmaatregelen te nemen. III. Aanspraak van afstammelingen op verrekening 1. Voorwaarden ARTIKEL 370.- De meerderjarige afstammelingen die samenleven met de moeder en vader of de grootmoeder en grootvader en die hun arbeid of inkomsten ten goede doen komen aan de familie, kunnen hiervoor een passende vergoeding vragen. Bij geschil beslist de rechter over de hoogte, de zekerheidsstelling en de wijze van betaling van de vergoeding. 2. Verzoek ARTIKEL 371.- De afstammeling kan deze vergoeding verzoeken ingeval van overlijden van de schuldenaar. Tijdens het leven van de schuldenaar kan de schuldeiser deze, hem toekomende, vordering instellen bij beëindiging van het samenleven of bij overdracht van de onderneming, bij gedwongen executie jegens de schuldenaar of bij diens faillissement. Deze vordering verjaart niet. Zij kan echter uiterlijk tot het tijdstip van de verdeling van de boedel van de schuldenaar worden gevraagd. DERDE AFDELING FAMILIEVERMOGEN A. FAMILIESTICHTING47 ARTIKEL 372.- Ter bestrijding van de kosten van opvoeding en scholing, inrichting48 en ondersteuning van familieleden, en vergelijkbare doeleinden kan overeenkomstig de regels van het [rechts]personenrecht en erfrecht een familiestichting worden ingesteld. Het van generatie tot generatie laten overgaan van een goed of recht op personen van eenzelfde afstamming met als doel dat dit niet in handen van anderen zal komen, is verboden. Een dergelijke overgang kan evenmin geschieden door het instellen van een stichting. B. GEZAMENDEHANDS EIGENDOM VAN FAMILIEVERMOGEN49 47 Verder uitgewerkt in artikel 101 e.v.; niet vertaald. Donanim: bir iş için gerekli malzemenin tamami; middelen die nodig zijn om een doel te verwezenlijken (o.a. bij beroep of bedrijf). 49 Aile malları ortaklığı; lett: gemeenschap van familievermogen. 48 62 Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007 rechten.vu.nl I. Ontstaan 1. Voorwaarden ARTIKEL 373.- Verwanten kunnen met het geheel of met een deel van een door hen verkregen erfenis dan wel door het inbrengen van ander vermogen onderling een gezamendehands eigendom van familievermogen vestigen. 2. Vorm ARTIKEL 374.- De overeenkomst van het gezamendehands familievermogen dient op formele wijze tot stand te komen en dient de handtekeningen van alle mede-eigenaren of hun vertegenwoordigers te bevatten. II. Duur ARTIKEL 375.- Een gezamendehands familievermogen kan voor bepaalde of onbepaalde tijd worden ingesteld. Indien geen duur is bepaald, kan ieder der mede-eigenaren, mits zes maanden van tevoren gemeld, uit de gemeenschap treden. Deze melding is bij een gezamendehands eigendom van een landbouwbedrijf alleen geldig indien zij plaatsvindt tegen het einde van de gebruikelijke oogstperiode van de plaats waar de producten worden verbouwd. III. Werking 1. Gezamenlijke exploitatie ARTIKEL 376.- Het gezamendehands familievermogen brengt de mede-eigenaren bijeen om gezamenlijk economische activiteiten te verrichten. Tenzij anders is overeengekomen, heeft ieder der mede-eigenaren gelijke rechten. Zolang de gemeenschap voortduurt, kunnen de mede-eigenaren hun deel niet opvragen noch over hun deel beschikken. 2. Bestuur en vertegenwoordiging a. In het algemeen ARTIKEL 377.- Het gezamendehands familievermogen wordt door alle mede-eigenaren gezamenlijk bestuurd. Ieder der mede-eigenaren kan de gebruikelijke bestuurshandelingen verrichten zonder de medewerking van de andere mede-eigenaren. b. De bevoegdheid van de bestuurder ARTIKEL 378.- De mede-eigenaren kunnen uit hun midden iemand tot bestuurder benoemen. De bestuurder bestuurt de mede-eigendom en vertegenwoordigt deze bij handelingen die met de mede-eigendom samenhangen. Voorzover het register50 niet vermeldt wie het gezamendehands familievermogen bestuurt, kan het ontbreken van de vertegenwoordigingsbevoegdheid van de andere mede-eigenaren aan derden te goeder trouw niet worden tegengeworpen. 3. Gemeenschappelijk vermogen en persoonlijke eigendom ARTIKEL 379.- De mede-eigenaren zijn gezamenlijk eigenaar van de goederen die onder de mede-eigendom vallen. De mede-eigenaren zijn hoofdelijk aansprakelijk voor de schulden van de mede-eigendom. Het vermogen van de mede-eigenaren dat zij buiten de mede-eigendom hebben gelaten en, tenzij anders is bepaald, het vermogen dat zij tijdens de mede-eigendom [voor zichzelf] krachtens erfrecht of op enige andere wijze zonder tegenprestatie hebben verkregen, zijn hun persoonlijke vermogen. 50 Ticaret sicili: handelsregister, dit bevindt zich bij de rechtbank die handelszaken behandelt. 63 Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007 rechten.vu.nl IV. Einde van mede-eigendom 1. Gronden ARTIKEL 380.- In de onderstaande gevallen eindigt de mede-eigendom: 1. Indien alle mede-eigenaren dit overeenkomen of [een van hen] de opzegging meedeelt, 2. Indien de termijn van de mede-eigendom niet uitdrukkelijk of stilzwijgend wordt verlengd en daardoor verloopt, 3. Indien op het aandeel van een van de mede-eigenaren beslag is gelegd en om verkoop daarvan is verzocht, 4. Bij faillissement van een van de mede-eigenaren, 5. Indien een der mede-eigenaren dit om een gerechtvaardigde reden verzoekt. 2. Mededeling van opzegging, financieel onvermogen, huwelijk ARTIKEL 381.- Indien een van de mede-eigenaren de opzegging meedeelt of in staat van faillissement geraakt of indien om verkoop wordt verzocht van het aandeel van een medeeigenaar waarop beslag is gelegd, kunnen de overige mede-eigenaren door vergoeding van de rechten van de scheidende mede-eigenaar of van diens schuldeisers, de mede-eigendom tussen hen voortzetten. De mede-eigenaar die in het huwelijk treedt, kan zonder dat mededeling van de opzegging nodig is om vergoeding van zijn aandeel in de mede-eigendom vragen. 3. Overlijden ARTIKEL 382.- Bij overlijden van een van de mede-eigenaren kunnen zijn erfgenamen die niet deelnemen aan de mede-eigendom slechts vragen om vergoeding van de tegenwaarde van het aandeel dat aan de overleden mede-eigenaar toekomt. De afstammelingen van de overleden mede-eigenaar die erfgenaam zijn kunnen met toestemming van de overige mede-eigenaren diens plaats in de mede-eigendom innemen. 4. Verdelingregels ARTIKEL 383.- De verdeling van het gemeenschappelijke vermogen of de berekening van het aandeel van een scheidende mede-eigenaar vindt plaats op basis van de waarde en de staat waarin het gemeenschappelijke vermogen zich op het tijdstip van de verdeling of scheiding bevindt. Verdeling en berekening kunnen niet op een ongeschikt tijdstip worden verzocht. V. Gezamendehands familievermogen met winstuitkering 1. Onderwerp ATIKEL 384.- Onder voorwaarde dat een deel van de jaarlijkse winst aan hen wordt uitgekeerd, kunnen de mede-eigenaren bij een onderling te sluiten overeenkomst de vertegenwoordiging van de mede-eigendom en het bestuur van het vermogen van de medeeigendom overlaten aan een uit hun midden. Indien dit deel niet bij overeenkomst is bepaald, wordt dit naar billijkheid bepaald met inachtneming van de over een voldoende lange termijn gemiddeld behaalde opbrengst uit het vermogen van de mede-eigendom alsmede van de arbeid van de besturende mede-eigenaar en van de door hem gemaakte kosten. 2. Bijzondere beëindigingsgronden ARTIKEL 385.- Indien de mede-eigenaar die het bestuur en de vertegenwoordiging op zich heeft genomen de goederen niet op de juiste wijze bestuurt of zijn verplichtingen niet nakomt, hebben de mede-eigenaren het recht om ontbinding van het gezamendehands familievermogen te vragen. De rechter kan met inachtneming van de verdelingsregels van het erfrecht op een op gerechtvaardigde redenen berustend verzoek van een der mede-eigenaren beslissen dat deze mede-eigenaar samen met de mede-eigenaar die het bestuur en vertegenwoordiging op zich heeft genomen, deelneemt aan het bestuur en gebruik maakt van de goederen van de mede-eigendom. De regels betreffende mede-eigendom, dat door de mede-eigenaren gezamenlijk wordt 64 Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007 rechten.vu.nl bestuurd, zijn ook van toepassing op het gezamendehands familievermogen met winstuitkering. C. FAMILIEWOONOORD I. Algemeen ARTIKEL 386.- Woningen en voor landbouw of industrie geschikte goederen kunnen, tezamen met hun bestanddelen, worden omgevormd tot een familiewoonoord. II. Vestiging 1. Voorwaarden ARTIKEL 387.- De grootte van de onroerende goederen die tot een familiewoonoord worden omgevormd, mag ongeacht de beperkte rechten daarop en ongeacht het overige vermogen van de eigenaar niet groter zijn dan noodzakelijk is om een normaal leven te leiden en voor de huisvesting van een gezin. De eigenaar is verplicht het onroerend goed of de daarop gevestigde opstal zelf te exploiteren of de woning te bewonen, tenzij door het gerecht om gerechtvaardigde redenen een tijdelijke uitzondering is aanvaard. 2. Wijze en vorm a. Bekendmaking ARTIKEL 388.- Schuldeisers en personen wier rechten door de vestiging van het familiewoonoord zouden kunnen worden aangetast, worden vóór de vestiging door het gerecht door middel van een bekendmaking opgeroepen om hun bezwaren binnen twee maanden kenbaar te maken. Een en ander wordt afzonderlijk bekendgemaakt aan degenen voor wier vorderingen hypothecaire zekerheid is gesteld en aan de schuldeisers die executoriaal beslag hebben doen leggen. b. Bescherming van rechten van derden ARTIKEL 389.- Indien het tot familiewoonoord om te vormen onroerende goed voldoet aan de voorwaarden om als woonoord te dienen en indien derden geen bezwaar maken tegen de oprichting van het woonoord of indien het bezwaar ongegrond blijkt te zijn, verleent het gerecht toestemming tot de oprichting. De toestemming tot oprichting van een familiewoonoord wordt niet verleend indien niet bewezen is dat de schuldeisers die tijdig bezwaar hebben gemaakt geen belang meer hebben, of indien de hypothecaire zekerheid en het executoriale beslag op het onroerend goed niet is opgeheven. Zelfs als een schuld ten gunste van degene die bezwaar maakt of van de zekerheidsgerechtigde aan een termijn gebonden is, kan de schuldenaar die het familiewoonoord wil oprichten onverwijld overgaan tot betaling. c. Aantekening in onroerend goed register ARTIKEL 390.- Een onroerend goed kan alleen tot een familiewoonoord worden omgevormd indien de rechterlijke beslissing tot toestemming in het onroerend goed register is aangetekend; dit wordt door het gerecht bekendgemaakt. III. Gevolgen 1. Begrenzing van beschikkingsrecht ARTIKEL 391.- De onroerende goederen die tot een familiewoonoord zijn omgevormd, kunnen niet worden overgedragen, bezwaard of verhuurd. Op het familiewoonoord en zijn bestanddelen kan geen executoriaal beslag worden gelegd, tenzij door het gerecht een bestuur is aangesteld.51 2. Opname van bloedverwanten in het familiewoonoord 51 Zie artikel 393. 65 Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007 rechten.vu.nl ARTIKEL 392.- Het gerecht kan beslissen dat de eigenaar zijn verwanten in opgaande en neergaande lijn en zijn broers en zusters die wegens hun armoede daaraan behoefte hebben en die niet in een toestand verkeren die hun toelating verhindert, in het familiewoonoord opneemt. 3. Tekortschieten in betaling door eigenaar ARTIKEL 393.- Indien de eigenaar tekortschiet in de betaling van zijn schulden wordt door het gerecht een bestuurder aangesteld om het familiewoonoord te besturen. De bestuurder bestuurt het woonoord op een wijze die past bij het doel ervan en bij de belangen van de schuldeisers. De vorderingen van de schuldeisers worden voldaan naar de data van de akten van onvermogen52 en naar de volgorde in het faillissement. IV. Beëindiging 1. Bij overlijden van eigenaar ARTIKEL 394.- Of een familiewoonoord na het overlijden van de eigenaar kan worden voortgezet, is afhankelijk van het bestaan van een beschikking ter zake des doods op grond waarvan het onroerend goed als woonoord op de erfgenamen overgaat. Indien een dergelijke beschikking ontbreekt, wordt bij het overlijden van de eigenaar de aantekening betreffende het woonoord in het onroerend goed register doorgehaald. 2. Bij leven van eigenaar ARTIKEL 395.- De eigenaar kan bij zijn leven het woonoord beëindigen. Daartoe dient de eigenaar bij het gerecht een verzoekschrift in tot doorhaling van de aantekening in het onroerend goed register; dit verzoek wordt door het gerecht bekendgemaakt. Indien niet binnen twee maanden vanaf de datum van bekendmaking bezwaar is gemaakt of indien het ingediende bezwaar ongegrond blijkt te zijn, geeft het gerecht toestemming tot doorhaling van de aantekening in het onroerend goed register. DEEL DRIE VOOGDIJ TITEL EEN INRICHTING VAN DE VOOGDIJ EERSTE AFDELING VOOGDIJ-ORGANEN A. IN HET ALGEMEEN ARTIKEL 396.- De voogdij-organen zijn de voogdij-afdelingen, de voogden en de kayyim’s.53 B. VOOGDIJ-AFDELINGEN I. Overheidsvoogdij ARTIKEL 397.- De overheidsvoogdij wordt uitgeoefend door de voogdij-afdelingen bestaande uit de voogdij-autoriteit en de toezichtautoriteit. De voogdij-autoriteit is het vredegerecht54; de toezichtautoriteit is de rechtbank55. 52 Zie voetnoot bij art. 513. Kayyim = bijzonder voogd, door de rechtbank aangesteld om voor een bepaald geval of gedurende een bepaalde periode een minderjarige of meerderjarige met betrekking tot zijn persoon en/of zijn vermogen te vertegenwoordigen, zie art. 426 e.v., art. 458 e.v.. 54 Sulh hukuk mahkemesi = vredegerecht. 53 66 Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007 rechten.vu.nl II. Privaatvoogdij 1. Voorwaarden ARTIKEL 398.- Indien het belang van de onder voogdij staande persoon dit rechtvaardigt, in het bijzonder als de voortzetting van een onderneming, een vennootschap of soortgelijke activiteiten dat vergt, kan de voogdij bij uitzondering aan een familie worden toegewezen. In dat geval gaan de bevoegdheid, de taak en de aansprakelijkheid van de voogdij-autoriteit over op de in te stellen familieraad. 2. Instelling ARTIKEL 399.- Privaatvoogdij wordt op verzoek van twee handelingsbekwame verwanten van de persoon die onder voogdij wordt gesteld, of van één van zijn verwanten samen met zijn echtgenoot, ingesteld door de toezichtautoriteit. 3. Familieraad ARTIKEL 400.- De familieraad bestaat uit ten minste drie verwanten die bekwaam zijn om voogd van de onder voogdij staande persoon te zijn; zij worden door de voogdij-autoriteit voor vier jaar benoemd. Ook de echtgenoot van de persoon die onder voogdij wordt gesteld, kan lid zijn van de familieraad. 4. Zekerheid ARTIKEL 401.- De leden van de familieraad zijn gehouden om zekerheid te stellen dat zij hun taken naar behoren zullen vervullen. Privaatvoogdij vangt niet aan zolang de zekerheid niet is gesteld. 5. Beëindiging ARTIKEL 402.- Indien de familieraad zijn taak niet nakomt of indien het belang van de onder voogdij staande persoon dat vergt, kan de toezichtautoriteit te allen tijde zowel de familieraad wijzigen als de privaatvoogdij beëindigen. C. VOOGD EN KAYYIM ARTIKEL 403.- De voogd is verplicht alle belangen met betrekking tot de persoon en het vermogen van de onder voogdij staande minderjarige of de onder curatele gestelde te beschermen en hem bij rechtshandelingen te vertegenwoordigen. De kayyim wordt benoemd om in bepaalde zaken te voorzien of om het vermogen [van deze persoon] te beheren. De bepalingen van deze wet met betrekking tot de voogd zijn, voor zover niet anders is bepaald, ook van toepassing op de kayyim. TWEEDE AFDELING GEVALLEN DIE VOOGDIJ56 NOODZAKELIJK MAKEN A. MINDERJARIGHEID 55 Asliye hukuk mahkemesi; dit is in Nederland te vergelijken met de enkelvoudige kamer van de rechtbank. Formeel bestaat het uit drie leden, waarvan één de voorzitter, maar in de praktijk worden de zaken behandeld door één rechter. 56 Het woord vesayet betreft de vertegenwoordiging van een minderjarige of meerderjarige handelingsonbekwame en wordt hier met voogdij vertaald; het woord kısıtlama betreft specifiek de meerderjarige handelingsonbekwame en wordt hier met curatele vertaald. 67 Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007 rechten.vu.nl ARTIKEL 404.- Elke minderjarige die niet onder gezag staat, wordt onder voogdij gesteld. Indien ambtenaren van de burgerlijke stand, bestuurlijke autoriteiten, notarissen en gerechten bij de uitoefening van hun taak bekend worden met het bestaan van een zodanig geval dat voogdij noodzakelijk is, zijn zij verplicht deze omstandigheid onverwijld aan de bevoegde voogdijautoriteit te melden. B. CURATELE I. Geestelijke stoornis of zwakzinnigheid ARTIKEL 405.- Elke meerderjarige die wegens een geestelijke stoornis of zwakzinnigheid zijn belangen niet kan behartigen of voor zijn bescherming en verzorging blijvend hulp behoeft of de veiligheid van anderen in gevaar brengt, wordt onder curatele gesteld. Indien bestuurlijke autoriteiten, notarissen en gerechten bij de uitoefening van hun taak bekend worden met het bestaan van een geval waarin voogdij noodzakelijk is, zijn zij verplicht deze omstandigheid onverwijld aan de bevoegde voogdij-autoriteit te melden. II. Verkwisting, verslaving aan alcohol of verdovende middelen, slechte leefstijl, slecht beheer ARTIKEL 406.- Elke meerderjarige die wegens zijn verkwisting, verslaving aan alcohol of aan verdovende middelen, slechte leefstijl of slecht beheer van zijn vermogen voor zichzelf of zijn gezin gevaar voor krapte of armoede teweeg brengt en daarom blijvende bescherming en verzorging behoeft of de veiligheid van anderen bedreigt, wordt onder curatele gesteld. III. Vrijheidsbeperkende straf ARTIKEL 407.- Elke meerderjarige die veroordeeld is tot een vrijheidsbeperkende straf voor de duur van één jaar of meer wordt onder curatele gesteld. De autoriteit belast met de tenuitvoerlegging van de straf is verplicht de bevoegde voogdijautoriteit onverwijld te melden dat een zodanig veroordeelde is begonnen met het ondergaan van zijn straf, opdat voor hem een voogd wordt aangesteld. IV. Op verzoek ARTIKEL 408.- Elke meerderjarige die bewijst dat hij wegens zijn ouderdom, lichamelijk gebrek, onervarenheid of ernstige ziekte zijn belangen niet naar behoren kan behartigen, kan verzoeken om onder curatele gesteld te worden. C. PROCEDURE I. Horen van belanghebbende en deskundigenrapport ARTIKEL 409.- Niemand kan wegens zijn verkwisting, verslaving aan alcohol of verdovende middelen, slechte leefstijl of slecht beheer, of op zijn verzoek onder curatele worden gesteld dan nadat hij is gehoord. Tot ondercuratelestelling vanwege geestelijke stoornis of zwakzinnigheid wordt slechts beslist op basis van een rapport van een erkende medische instelling. De rechter kan met inachtneming van het rapport van de instelling de persoon om wiens curatele wordt verzocht, horen. II. Bekendmaking ARTIKEL 410.- Indien de beslissing tot ondercuratelestelling in kracht van gewijsde is gegaan, wordt deze beslissing onverwijld bekend gemaakt in de woonplaats van de ondercuratelegestelde en in de plaats waar hij in de registers van de burgerlijke stand staat ingeschreven. Vóór de bekendmaking heeft de ondercuratelestelling geen werking ten aanzien van derden te goeder trouw. De bepalingen over de gevolgen van het ontbreken van het onderscheidingsvermogen blijven 68 Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007 rechten.vu.nl voorbehouden. DERDE AFDELING BEVOEGDHEID A. BEVOEGDHEID IN VOOGDIJZAKEN ARTIKEL 411.- Bevoegd in voogdijzaken zijn de voogdij-afdelingen van de woonplaats van de minderjarige of de ondercuratelegestelde. B. WIJZIGING VAN WOONPLAATS ARTIKEL 412.- Zonder de toestemming van de voogdij-autoriteit kan een onder voogdij staande persoon zijn woonplaats niet wijzigen. Bij wijziging van de woonplaats gaat de bevoegdheid over op de nieuwe voogdij-afdelingen. In dat geval wordt de curatele in de nieuwe woonplaats bekendgemaakt. VIERDE AFDELING BENOEMING VAN DE VOOGD A. VOORWAARDEN I. In het algemeen ARTIKEL 413.- De voogdij-autoriteit benoemt een meerderjarige die bekwaam is tot het vervullen van deze taak tot voogd. Zonodig kan meer dan één voogd worden benoemd teneinde deze taak gezamenlijk of afzonderlijk overeenkomstig de door de voogdij-autoriteit vastgestelde bevoegdheden uit te oefenen. Zonder hun toestemming kunnen meerdere personen niet belast worden met de gezamenlijke uitoefening van de voogdij. II. Voorrang van echtgenoot en verwanten ARTIKEL 414.- Zolang gerechtvaardigde redenen zich daartegen niet verzetten, benoemt de voogdij-autoriteit bij voorrang de echtgenoot of één van de naaste verwanten van de persoon die onder voogdij zal worden gesteld tot deze taak mits zij voldoen aan de voorwaarden voor de functie van voogd. Bij deze benoeming wordt rekening gehouden met de nabijheid van de woonplaatsen en met de persoonlijke betrekkingen. III. Wil van belanghebbenden ARTIKEL 415.- Zolang gerechtvaardigde redenen zich daartegen niet verzetten, wordt degene die door de persoon die onder voogdij zal worden gesteld of door zijn moeder of vader wordt voorgedragen, tot voogd benoemd. IV. Verplichting tot aanvaarding van voogdijschap ARTIKEL 416.- De tot voogd benoemde personen die in de woonplaats van de onder voogdijgestelde personen wonen, zijn verplicht deze taak te aanvaarden. Bij benoeming door de familieraad bestaat geen verplichting tot aanvaarding van het voogdijschap. 69 Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007 rechten.vu.nl V. Redenen om voogdijschap te weigeren ARTIKEL 417.- De onderstaande personen behoeven het voogdijschap niet te aanvaarden: 1. Zij die de leeftijd van zestig jaren hebben bereikt, 2. Zij die wegens een lichamelijke handicap of chronische ziekte deze taak slechts met moeite kunnen vervullen, 3. Zij die het ouderlijk gezag over meer dan vier kinderen uitoefenen, 4. Zij die belast zijn met de taak van voogd, 5. De President, de leden van het Turkse parlement en van de ministerraad, de leden van de rechterlijke macht en van het openbaar ministerie. VI. Redenen die voogdijschap beletten ARTIKEL 418.- De onderstaande personen kunnen geen voogd zijn: 1. Zij die onder curatele zijn gesteld, 2. Zij die uitgesloten zijn van de uitoefening van openbare ambten of een eerloos leven leiden, 3. Zij wier belangen in belangrijke mate in strijd zijn met de belangen van de onder voogdij te stellen persoon of indien tussen hen vijandigheid bestaat, 4. De rechters van de betrokken voogdij-afdelingen. B. WIJZE VAN BENOEMING I. Benoeming van voogd ARTIKEL 419.- De voogdij-autoriteit is gehouden zo spoedig mogelijk een voogd te benoemen. Zonodig kan worden beslist om ook personen die nog niet meerderjarig zijn onder curatele te stellen; de beslissing tot ondercuratelestelling treedt echter eerst in werking na de meerderjarigheid. Onder curatele staande meerderjarige kinderen worden in de regel niet onder voogdij gesteld maar onder ouderlijk gezag gelaten. II. Voorlopige maatregelen ARTIKEL 420.- Indien voogdij-aangelegenheden dit nodig maken, neemt de voogdijautoriteit ook vóór de benoeming van de voogd ambtshalve de benodigde maatregelen; in het bijzonder kan hij de handelingsbekwaamheid van degene om wiens ondercuratelestelling wordt verzocht, tijdelijk opheffen en voor hem een vertegenwoordiger benoemen. De beslissing van de voogdij-autoriteit wordt bekend gemaakt. III. Betekening en bekendmaking ARTIKEL 421.- De beslissing tot benoeming wordt onverwijld aan de voogd betekend. De beslissing tot ondercuratelestelling, tot benoeming van een voogd of, als de ondercuratelegestelde onder ouderlijk gezag is gelaten, de beslissing hieromtrent, wordt bekend gemaakt in de woonplaats van de ondercuratelegestelde en in de plaats waar deze in de registers van de burgerlijke stand staat ingeschreven. IV. Weigering en bezwaar 1. Procedure ARTIKEL 422.- De tot voogd benoemde persoon heeft het recht om binnen tien dagen nadat hem dit bekend gemaakt is het voogdijschap te weigeren. Alle betrokkenen kunnen binnen tien dagen vanaf de dag dat ze kennis hebben genomen van de benoeming van de voogd aanvoeren dat de benoeming in strijd is met de wet. 70 Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007 rechten.vu.nl Indien de voogdij-autoriteit de weigering van het voogdijschap of het bezwaar gegrond acht, benoemt hij een nieuwe voogd; indien hij dat ongegrond acht, bericht hij dit samen met zijn overwegingen op dit punt aan de toezichtautoriteit opdat deze de benodigde beslissing neemt. 2. Tijdelijke taak ARTIKEL 423.- Zelfs als de tot voogd benoemde persoon het voogdijschap heeft geweigerd of als tegen zijn benoeming bezwaar is gemaakt, is hij gehouden de taken die aan een voogd toebehoren uit te oefenen totdat een ander in zijn plaats is benoemd. 3. Beslissing ARTIKEL 424.- De toezichtautoriteit deelt zijn voorgenomen beslissing mee aan de tot voogd benoemde persoon en aan de voogdij-autoriteit. Indien de benoemde voogd van zijn taak wordt ontheven, benoemt de voogdij-autoriteit onverwijld een nieuwe voogd. V. Taakoverdracht ARTIKEL 425.- Indien de beslissing tot benoeming in kracht van gewijsde is gegaan, neemt de voogdij-autoriteit de nodige maatregelen opdat de voogd kan beginnen met de uitoefening van zijn taak. VIJFDE AFDELING FUNCTIES VAN KAYYIM EN JURIDISCHE RAADGEVER A. GEVALLEN DIE KAYYIMSCHAP NOODZAKELIJK MAKEN I. Vertegenwoordiging ARTIKEL 426.- In de onderstaande of in andere in de wet genoemde gevallen benoemt de voogdij-autoriteit op verzoek van de betrokkene of ambtshalve een kayyim: 1. Indien een meerderjarige persoon vanwege zijn ziekte, afwezigheid of een soortgelijke reden niet in staat is zijn spoedeisende belang te behartigen of een vertegenwoordiger te benoemen, 2. Indien in een zaak het belang van de wettelijke vertegenwoordiger strijdig is met het belang van de minderjarige of de ondervoogdijgestelde, 3. Indien de wettelijke vertegenwoordiger belet wordt zijn taak uit te oefenen. II. Beheer 1. Van rechtswege ARTIKEL 427.- De voogdij-autoriteit neemt voor onbeheerde goederen de nodige maatregelen en benoemt in het bijzonder in de onderstaande gevallen een kayyim: 1. Indien een persoon gedurende geruime tijd onvindbaar is en zijn woonplaats niet bekend is, 2. Indien er onvoldoende reden is om een persoon onder voogdij te plaatsen en hij tevens niet in staat is zijn vermogen alleen te beheren of hiervoor een vertegenwoordiger te benoemen, 3. Indien erfrechtelijke aanspraken op een nalatenschap nog niet bekend zijn of de belangen van de ongeboren vrucht dit nodig maken, 4. Indien een rechtspersoon niet over de benodigde organen beschikt en er niet op een andere manier in het bestuur kon worden voorzien, 5. Indien niet is voorzien in het beheer en de besteding van geld uit een openbare inzameling voor liefdadigheidswerk of ander werk van algemeen belang. 2. Op verzoek ARTIKEL 428.- Indien een van de redenen voor een verzoek tot ondercuratelestelling 71 Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007 rechten.vu.nl aanwezig is, kan voor een meerderjarige op eigen verzoek een kayyim benoemd worden. B. FUNCTIE VAN JURIDISCHE RAADGEVER ARTIKEL 429.- Indien voor ondercuratelestelling onvoldoende reden bestaat, en een beperking van zijn handelingsbekwaamheid noodzakelijk is, wordt, nadat hij daarover gehoord is, voor een meerderjarige persoon in de onderstaande gevallen een juridische raadgever benoemd: 1. bij instelling van een vordering en het aangaan van een schikking, 2. bij koop, verkoop, verpanding van onroerende goederen en vestiging van soortgelijke rechten daarop, 3. bij koop, verkoop en verpanding van waardepapieren, 4. bij bouwwerkzaamheden die de grenzen van het gebruikelijk bestuur te buiten gaan, 5. bij uitlening en lening, 6. bij ontvangst van kapitaal, 7. bij schenking, 8. bij sluiting van deviezentransacties, 9. bij borgstelling. Onder dezelfde omstandigheden kan de bevoegdheid tot vermogensbeheer van een persoon worden opgeheven, met uitzondering van zijn recht zijn inkomsten naar eigen believen te besteden. C. BEVOEGDHEID ARTIKEL 430.- De vertegenwoordigende kayyim wordt benoemd door de voogdijautoriteit van de woonplaats van degene voor wie hij tot kayyim wordt benoemd. De beherende kayyim wordt benoemd door de voogdij-autoriteit van de plaats waar het grootste gedeelte van zijn vermogen wordt beheerd of waar [het grootste gedeelte van] de bezittingen, die aan de vertegenwoordigde persoon toevallen, zich bevindt. D. PROCEDURE ARTIKEL 431.- De bepalingen betreffende de benoemingsprocedure van de voogd zijn eveneens van toepassing op de benoeming van de kayyim en van de juridische raadgever. De beslissing betreffende de benoeming van de kayyim of juridische raadgever wordt slechts bekend gemaakt indien de voogdij-autoriteit dit nodig acht. ZESDE AFDELING VRIJHEIDSBEPERKING TER BESCHERMING A. VOORWAARDEN ARTIKEL 432.- Elke meerderjarige die wegens een geestelijke stoornis, zwakzinnigheid, verslaving aan alcohol of aan verdovende middelen, een ernstig gevaar vormende besmettelijke ziekte of schooierij een gevaar vormt voor de samenleving, kan indien de persoonlijke bescherming niet op een andere wijze mogelijk is, voor behandeling, opleiding of heropvoeding in een geschikte instelling geplaatst of vastgehouden worden. Indien overheidsfunctionarissen bij de uitoefening van hun taak bekend worden met één van deze redenen, zijn zij verplicht deze omstandigheid onverwijld aan de bevoegde voogdij-autoriteit te melden. In dit geval wordt ook rekening gehouden met het door de persoon veroorzaakte ongemak voor zijn omgeving. 72 Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007 rechten.vu.nl Zodra de toestand van de betrokken persoon dit toelaat, wordt hij uit de inrichting ontslagen. B. BEVOEGDHEID ARTIKEL 433.- De bevoegdheid om tot plaatsing of vasthouding te beslissen, komt toe aan de voogdij-autoriteit van de woonplaats van de betrokkene of, in spoedeisende gevallen, van de plaats waar deze zich bevindt. De voogdij-autoriteit die de beslissing tot plaatsing of vasthouding neemt, is tevens bevoegd tot ontslag uit de instelling. C. MELDINGSPLICHT ARTIKEL 434.- Indien een onder curatele staande persoon in een instelling wordt geplaatst of vastgehouden of wanneer voor een meerderjarige persoon met betrekking tot de voogdij andere maatregelen dienen te worden getroffen, is de voogdij-autoriteit van de plaats waar de persoon zich bevindt of zijn de in bijzondere wetten aangewezen betrokkenen gehouden dit aan de voogdij-autoriteit van de woonplaats te melden. D. BEZWAAR ARTIKEL 435.- De in een instelling geplaatste persoon of zijn verwanten kunnen binnen tien dagen vanaf het tijdstip dat de beslissing aan hen is medegedeeld, daartegen bezwaar maken bij de toezichtautoriteit. Dit recht kan ook gebruikt worden indien het verzoek om ontslag uit de instelling is afgewezen. E. PROCEDURE I. In het algemeen ARTIKEL 436.- Behoudens de onderstaande bepalingen is in geval van vrijheidsbeperking ter bescherming op de wijze van procederen het Wetboek van Rechtsvordering van toepassing: 1. Bij het geven van de beslissing dient de betrokkene op de hoogte gesteld te worden van de redenen daarvan en schriftelijk erop te worden gewezen dat hij tegen de beslissing bezwaar kan maken bij de toezichtautoriteit. 2. Aan degene die in een instelling wordt geplaatst, dient onverwijld schriftelijk worden medegedeeld dat hij binnen ten hoogste tien dagen bij de toezichtautoriteit bezwaar kan maken tegen de beslissing tot plaatsing of tegen de afwijzing van zijn verzoek tot ontslag uit de instelling. 3. Elk verzoek dat een gerechtelijke beslissing nodig maakt, wordt onverwijld ingediend bij de bevoegde rechter. 4. De voogdij-autoriteit of de rechter die de beslissing tot plaatsing heeft genomen, kan afhankelijk van de bijzonderheden van het geval de behandeling van het verzoek opschorten. 5. Met betrekking tot degenen die een geestesziekte hebben, zwakzinnig zijn, lijden aan een alcohol- of drugsverslaving of een besmettelijke ziekte die een ernstig gevaar veroorzaakt, kan een beslissing eerst worden genomen nadat een officieel rapport van de gezondheidsraad is verkregen. Indien de voogdij-autoriteit reeds eerder een deskundige heeft geraadpleegd, kan de toezichtautoriteit hiervan afzien. II. Gerechtelijke procedure ARTIKEL 437.- De rechter beslist overeenkomstig de eenvoudige gerechtelijke procedure. Aan de betrokken persoon wordt zonodig juridische bijstand verleend. Alvorens een uitspraak te doen, hoort de rechter de betrokken persoon. 73 Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007 rechten.vu.nl TITEL TWEE UITOEFENING VAN VOOGDIJSCHAP EERSTE AFDELING TAKEN VAN DE VOOGD A. AANVANG VAN DE TAAK I. Boedelbeschrijving ARTIKEL 438.- Nadat de beslissing tot benoeming van de voogd in kracht van gewijsde is gegaan, stelt de voogd tezamen met een door de voogdij-autoriteit [daartoe] aan te stellen persoon onverwijld een boedelbeschrijving van het te beheren vermogen op. Indien de onder voogdij staande persoon over onderscheidingsvermogen beschikt, wordt hij zo mogelijk betrokken bij de boedelbeschrijving. Indien de omstandigheden dit vereisen, kan de toezichtautoriteit op verzoek van de voogd en de voogdij-autoriteit beslissen dat van het vermogen van de onder voogdij staande persoon een formele boedelbeschrijving wordt opgesteld. Deze boedelbeschrijving heeft ten opzichte van de schuldeisers dezelfde werking als de formele boedelbeschrijving van de nalatenschap en wordt volgens dezelfde procedure vastgesteld.57 II. Bewaring van waardevolle goederen ARTIKEL 439.- Waardepapieren, waardevolle goederen, belangrijke documenten en dergelijke zaken worden, indien daartegen gezien het vermogensbeheer geen bezwaar bestaat, onder toezicht van de voogdij-autoriteit op een veilige plek bewaard. III. Verkoop van roerende goederen ARTIKEL 440.- Indien het belang van de onder voogdij staande persoon dit vereist, worden roerende goederen met uitzondering van waardevolle goederen op aanwijzing van de voogdijautoriteit bij openbare verkoop verkocht. In bijzondere gevallen kan de rechter, de aard of de geringe waarde van het roerende goed in aanmerking nemend, beslissen tot verkoop door middel van onderhandeling. Goederen die voor de onder voogdij staande persoon of zijn familie van bijzondere waarde zijn, kunnen niet zonder noodzaak worden verkocht. IV. Belegging van geld 1. Beleggingsplicht ARTIKEL 441.- Geld dat niet nodig is voor de onder voogdij staande persoon zelf of voor het beheer van zijn vermogen wordt rentedragend belegd bij een door de voogdij-autoriteit aangewezen nationale bank of omgezet in staatsobligaties. Indien de voogd de belegging van geld met meer dan een maand uitstelt, is hij gehouden het renteverlies te vergoeden. 2. Omzetting van beleggingen ARTIKEL 442.- Onvoldoende betrouwbare beleggingen dienen te worden omgezet in betrouwbare beleggingen. De omzettingshandeling dient te geschieden op een geschikt tijdstip en met inachtneming van het belang van de onder voogdij staande persoon. V. Commerciële en industriële ondernemingen ARTIKEL 443.- Indien tot het vermogen van de onder voogdij staande persoon een commerciële, industriële of soortgelijke onderneming behoort, geeft de voogdij-autoriteit de 57 Zie art. 619 e.v. 74 Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007 rechten.vu.nl nodige aanwijzingen met betrekking tot de voortzetting van de exploitatie of tot de liquidatie daarvan. VI. Verkoop van onroerende goederen ARTIKEL 444.- De verkoop van onroerende goederen is op aanwijzing van de voogdijautoriteit slechts dan mogelijk als het belang van de onder voogdij staande persoon dit vereist. De verkoop geschiedt bij openbare verkoop door een door de voogdij-autoriteit met deze taak belaste persoon en in aanwezigheid van de voogd, waarbij de toewijzing onherroepelijk wordt door de goedkeuring van de voogdij-autoriteit; het besluit tot goedkeuring dient binnen tien dagen vanaf de dag van toewijzing te worden genomen. Bij uitzondering kan de toezichtautoriteit echter, gezien de bijzondere omstandigheden, de aard of de geringe waarde van het onroerende goed, beslissen tot verkoop door middel van onderhandeling. B. VERZORGING EN VERTEGENWOORDIGING I. Verzorging van een persoon 1. Bij minderjarigen a. In het algemeen ARTIKEL 445.- Indien de onder voogdij staande persoon minderjarig is, is de voogd gehouden de nodige maatregelen voor zijn verzorging en opvoeding te nemen. Behoudens de bepalingen betreffende de bevoegdheden van de voogdij-afdelingen bezit de voogd met betrekking tot dit onderwerp de bevoegdheden van de moeder en de vader. b. Vrijheidsbeperking ter bescherming ARTIKEL 446.- Ter bescherming van minderjarigen beslist de voogdij-autoriteit op verzoek van de voogd tot plaatsing in een inrichting; in spoedeisende gevallen neemt de voogd zelf deze beslissing en doet hiervan onverwijld mededeling aan de voogdij-autoriteit.58 Voor het overige zijn met betrekking tot de procedure en de bevoegdheid de bepalingen omtrent vrijheidsbeperking ter bescherming van al dan niet onder curatele gestelde meerderjarigen van toepassing. Een minderjarige die de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt, kan dit onderwerp niet zelfstandig bij het gerecht aanhangig maken. 2. Bij onder curatele gestelden ARTIKEL 447.- De voogd is gehouden om de onder curatele gestelde te beschermen en hem te helpen bij al zijn persoonlijke aangelegenheden. In spoedeisende gevallen kan de voogd met inachtneming van de bepalingen inzake vrijheidsbeperking ter bescherming de onder curatele gestelde ter bescherming in een instelling plaatsen of daar vasthouden; hij deelt dit onverwijld mede aan de voogdij-autoriteit. II. Vertegenwoordiging 1. In het algemeen ARTIKEL 448.- Behoudens de bepalingen betreffende de bevoegdheden van de voogdijafdelingen vertegenwoordigt de voogd de onder voogdij staande persoon in alle rechtshandelingen. 2. Verboden handelingen ARTIKEL 449.- Het is verboden om op naam van de onder voogdij staande persoon borg te staan, een stichting op te richten en belangrijke schenkingen te doen. 58 Zie art. 432 e.v. 75 Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007 rechten.vu.nl 3. Mening van onder voogdij staande persoon ARTIKEL 450.- Indien de onder voogdij staande persoon in staat is zijn mening te vormen en te uiten, is de voogd gehouden om alvorens in belangrijke zaken een beslissing te nemen voor zover mogelijk diens mening te vragen. De instemming van de onder voogdij staande persoon ontheft de voogd niet van [zijn] aansprakelijkheid. 4. Handelingen die de onder voogdij staande persoon kan verrichten a. Toestemming van voogd ARTIKEL 451.- De onder voogdij staande persoon die onderscheidingsvermogen bezit, kan met uitdrukkelijke of stilzwijgende toestemming van de voogd of met diens latere bekrachtiging een verplichting aangaan of van een recht afzien. Indien de handeling niet binnen een door de wederpartij of op diens verzoek door het gerecht vastgestelde redelijke termijn wordt bekrachtigd, wordt de wederpartij van zijn verplichting ontheven. b. Gevolg van niet-bekrachtiging ARTIKEL 452.- Bij handelingen die niet door de voogd zijn bekrachtigd, kan elk der partijen het geleverde terugvragen. De onder voogdij staande persoon kan echter slechts aansprakelijk worden gesteld voor het bedrag dat voor zijn eigen baat is uitgegeven of waarmee hij op het tijdstip van terugvragen is verrijkt of dat niet te goeder trouw is uitgegeven. De onder voogdij staande persoon die de wederpartij heeft misleid omtrent zijn handelingsbekwaamheid, is aansprakelijk voor diens hierdoor opgelopen schade. 5. Beroep of ambacht ARTIKEL 453.- Indien de voogdij-autoriteit aan de onder voogdij staande persoon toestemming heeft verleend om een beroep of ambacht uit te oefenen, is deze bevoegd om alle daarmee verband houdende gebruikelijke handelingen te verrichten en is hij met zijn hele vermogen aansprakelijk voor deze handelingen. C. Vermogensbeheer I. Beheer en boekhoudplicht ARTIKEL 454.- De voogd is gehouden het vermogen van de onder voogdij staande persoon met de zorg van een goed beheerder te beheren. De voogd is gehouden met betrekking tot het bestuur boek te houden en op de door de voogdij-autoriteit vastgestelde tijdstippen en in ieder geval éénmaal per jaar de boeken aan deze voor onderzoek aan te bieden. Indien de onder voogdij staande persoon in staat is zijn mening te vormen en te uiten, dient hij zo mogelijk bij het onderzoek van de boeken door de rechter aanwezig te zijn. II. Vrije goederen ARTIKEL 455.- De onder voogdij staande persoon kan de goederen die hem ter vrije besteding zijn overgelaten en die hij met de door de voogd goedgekeurde arbeid heeft verdiend, vrij beheren en gebruiken. D. DUUR VAN DE TAAK ARTIKEL 456.- De voogd wordt in de regel voor twee jaren benoemd. De voogdijautoriteit kan deze termijn telkens met twee jaar verlengen. Na vier jaar kan de voogd gebruik maken van zijn recht om het voogdijschap te weigeren. 76 Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007 rechten.vu.nl E. BELONING VAN VOOGD ARTIKEL 457.- De voogd kan voor zichzelf een beloning verlangen uit het vermogen van de onder voogdij staande persoon of, als dat niet mogelijk is, uit de Staatskas. De te betalen beloning wordt door de voogdij-autoriteit voor elke verrekeningsperiode vastgesteld, rekening houdend met de voor het beheer benodigde inspanning en de uit het beheerde vermogen verkregen inkomsten. TWEEDE AFDELING TAKEN VAN DE KAYYIM A. POSITIE VAN KAYYIM ARTIKEL 458.- De handelingsbekwaamheid van een persoon wordt niet beïnvloed door de benoeming van een kayyim. De bepalingen inzake de juridische raadgever blijven voorbehouden. De duur van de taak en de beloning van de kayyim worden door de voogdij-autoriteit bepaald. B. OMVANG VAN KAYYIMSCHAP I. Bepaalde taak ARTIKEL 459.- De kayyim die voor een bepaalde taak is aangesteld, is gehouden de aanwijzingen van de voogdij-autoriteit nauwkeurig op te volgen. II. Vermogensbeheer ARTIKEL 460.- Indien de kayyim is aangesteld tot beheer van en toezicht op het vermogen kan hij alleen de voor het bestuur en de bescherming van dat vermogen benodigde handelingen verrichten. Voor het verrichten van handelingen daarbuiten behoeft de kayyim een door de vertegenwoordigde [persoon] te geven bijzondere volmacht of, indien de vertegenwoordigde niet in staat is om deze volmacht te geven, de toestemming van de voogdij-autoriteit. DERDE AFDELING TAKEN VAN VOOGDIJ-AFDELINGEN A. KLACHT EN BEROEP ARTIKEL 461.- De onder voogdij staande persoon met onderscheidingsvermogen en iedere belanghebbende kan tegen de daden en handelingen van de voogd een klacht indienen bij de voogdij-autoriteit. Tegen de beslissing van de voogdij-autoriteit kan binnen tien dagen vanaf de dag van betekening beroep worden ingesteld bij de toezichtautoriteit. B. TOESTEMMING I. Van de voogdij-autoriteit ARTIKEL 462.- In de onderstaande gevallen is de toestemming van de voogdij-autoriteit vereist: 1. bij koop, verkoop, verpanding van onroerend goed of de vestiging daarop van een ander soortgelijke recht, 2. bij koop, verkoop, vervreemding of verpanding van roerende goederen of andere rechten en vermogenswaarden buiten die welke nodig zijn voor het gewone bestuur en de gewone 77 Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007 rechten.vu.nl onderneming, 3. bij bouwwerkzaamheden die de grenzen van het gewone bestuur overschrijden, 4. bij uitlening en lening, 5. bij het sluiten van een deviezentransactie, 6. bij het aangaan van deelpacht van een jaar of meer en het aangaan van een huurovereenkomst van drie jaar of meer betreffende onroerend goed, 7. bij de uitoefening van een ambacht of een beroep door de onder voogdij staande persoon, 8. bij het aanhangig maken van een rechtszaak, het aangaan van een schikking, het voeren van een scheidsgeding en het aangaan van een faillissementsakkoord, met uitzondering van de bevoegdheid van de voogd om in spoedeisende gevallen tijdelijke maatregelen te nemen, 9. bij het aangaan van overeenkomsten inzake het huwelijksgoederenregime, van overeenkomsten tot verdeling van de nalatenschap en van overeenkomsten inzake de overdracht van een erfdeel, 10. bij een verklaring van onvermogen wegens schuld59, 11. bij het aangaan van een levensverzekering ten behoeve van de onder voogdij staande persoon, 12. bij het aangaan van een leerovereenkomst, 13. bij plaatsing van de onder voogdij staande persoon in een opleidings-, verzorgings- of gezondheidsinstelling, 14. bij wijziging van de woonplaats van de onder voogdij staande persoon. II. Van de toezichtautoriteit ARTIKEL 463.- In de onderstaande gevallen is naast de toestemming van de voogdij-autoriteit tevens de toestemming van de toezichtautoriteit vereist: 1. bij adoptie van of door de onder voogdij staande persoon, 2. bij verkrijging of verlies van het staatsburgerschap door de onder voogdij staande persoon, 3. bij overname of opheffing van een onderneming, het toetreden tot een gemeenschap met persoonlijke aansprakelijkheid of bij deelname aan een onderneming met een aanzienlijk kapitaal, 4. bij het aangaan van een overeenkomst tot een levenslange maandelijkse uitkering of tot verzorging tot de dood, 5. bij aanvaarding of verwerping van een erfenis of bij het aangaan van een overeenkomst inzake erfopvolging, 6. bij meerderjarigverklaring van een minderjarige, 7. bij het aangaan van een overeenkomst tussen de onder voogdij staande persoon en de voogd. C. ONDERZOEK VAN RAPPORT EN AFREKENINGEN ARTIKEL 464.- De voogdij-autoriteit onderzoekt het door de voogd af te geven periodieke rapport en de afrekeningen; zonodig verlangt hij de aanvulling of verbetering daarvan. De voogdij-autoriteit aanvaardt of weigert het rapport en de afrekeningen; zonodig neemt hij passende maatregelen ter bescherming van het belang van de onder voogdij staande persoon. D. ONTBREKEN VAN TOESTEMMING ARTIKEL 465.- De handelingen die de voogd zonder de wettelijk vereiste toestemming van de bevoegde voogdij-afdelingen heeft verricht, gelden als een handeling verricht door een onder voogdij staande persoon zonder de toestemming van zijn voogd. 59 Zie Turks faillissementsrecht. 78 Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007 rechten.vu.nl VIERDE AFDELING AANSPRAKELIJKHEID VAN VOOGDIJ-ORGANEN A. ZORGVULDIGHEIDSPLICHT ARTIKEL 466.- De voogdij-organen en de overige met voogdijzaken belaste personen zijn bij de uitvoering van hun taken gehouden de voor een goed bestuur vereiste zorg in acht te nemen. B. AANSPRAKELIJKHEID VAN VOOGD ARTIKEL 467.- De voogd is aansprakelijk voor de schade die hij bij de uitoefening van zijn functie door onzorgvuldig handelen aan de onder voogdij staande persoon toebrengt. Deze bepaling is ook van toepassing op de kayyım’s en de juridische raadgevers. C. AANSPRAKELIJKHEID VAN STAAT ARTIKEL 468.- De Staat is, op dezelfde wijze als waarop hij rechtstreeks aansprakelijk is voor onrechtmatige schade toegebracht door personen in dienst van de voogdij-autoriteiten, ook aansprakelijk voor de schade die niet verhaald kan worden op de voogden, de kayyım’s en juridische raadgevers.60 De Staat die de schade vergoed heeft, verhaalt deze op degenen die de schade door onzorgvuldigheid hebben veroorzaakt. De personen door wier onzorgvuldigheid schade is ontstaan, zijn hoofdelijk aansprakelijk jegens de Staat die gebruik maakt van zijn regresrecht. D. TAAK EN BEVOEGDHEID ARTIKEL 469.- De rechtbank die het meest nabijgelegen is bij de plaats waar de voogdijautoriteiten zich bevinden, is bevoegd de regresvordering van de Staat op de personen die in dienst zijn van de voogdij-autoriteiten te behandelen. Schadevergoedingszaken en andere regresvorderingen met betrekking tot voogdij worden behandeld door de rechtbank van de plaats waar de voogdij-autoriteiten zich bevinden. TITEL DRIE EINDE VAN VOOGDIJ EERSTE AFDELING EINDE IN GEVALLEN DIE VOOGDIJ NOODZAKELIJK MAKEN A. BIJ MINDERJARIGEN ARTIKEL 470.- De voogdij over een minderjarige eindigt van rechtswege bij zijn meerderjarigheid. Indien het gerecht de meerderjarigheid uitspreekt, stelt het gerecht gelijktijdig de datum vast waarop de minderjarige meerderjarig wordt en maakt deze bekend. B. BIJ VEROORDEELDEN 60 De aansprakelijkheid van de Staat voor personen in dienst van de Staat of van zijn instellingen is geregeld in art. 129 van de Turkse Grondwet. 79 Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007 rechten.vu.nl ARTIKEL 471.- De voogdij over degene die wegens een veroordeling tot een vrijheidsbeperkende straf onder curatele is gesteld, eindigt van rechtswege bij de beëindiging van zijn gevangenhouding. C. BIJ ANDERE ONDER CURATELE GESTELDEN I. Opheffing ARTIKEL 472.- De voogdij over andere onder curatele gestelden eindigt door een beslissing van de bevoegde voogdij-autoriteit. Indien de reden die voogdij noodzakelijk maakte, is vervallen, beslist de voogdij-autoriteit tot beëindiging van de voogdij. De onder curatele gestelde en ieder der belanghebbenden kunnen een verzoek tot opheffing van de voogdij instellen. II. Procedure 1. Bekendmaking ARTIKEL 473.- Indien de ondercuratelestelling bekendgemaakt is, wordt ook de opheffing daarvan bekendgemaakt. De herverkrijging van de handelingsbekwaamheid is niet afhankelijk van de bekendmaking. 2. Bij geestelijke stoornis of zwakzinnigheid ARTIKEL 474.- Tot beëindiging van de voogdij over degene die wegens een geestelijke stoornis of zwakzinnigheid onder curatele is gesteld, kan alleen worden beslist indien uit een rapport van een erkende medische instelling blijkt dat de reden van de curatele verdwenen is. 3. Bij verkwisting, verslaving aan alcohol of verdovende middelen, slechte leefwijze, slecht beheer ARTIKEL 475.- Degene die om reden van verkwisting, verslaving aan alcohol of verdovende middelen, slechte leefstijl of slecht beheer van zijn vermogen onder curatele is gesteld, kan een verzoek tot opheffing van de voogdij indienen wanneer hij gedurende tenminste één jaar geen aanleiding heeft gegeven tot een klacht inzake de reden waarvoor hij onder voogdij is gesteld. 4. Ondercuratelestelling op eigen verzoek ARTIKEL 476.- De opheffing van de voogdij van degene die op eigen verzoek onder curatele is gesteld, is afhankelijk van het vervallen van de reden die de ondercuratelestelling noodzakelijk maakte. D. BIJ KAYYIMSCHAP EN BIJ JURIDISCH RAADGEVERSCHAP І. In het algemeen ARTIKEL 477.- Het kayyımschap tot vertegenwoordiging eindigt bij het voltooien van de taak die de kayyım is opgedragen. Het kayyımschap tot beheer eindigt indien de reden die de aanstelling van de kayyım noodzakelijk maakte, is verdwenen of indien de kayyım van de taak wordt ontheven. Het juridisch raadgeverschap eindigt overeenkomstig de voorschriften betreffende de beëindiging van de voogdij door een beslissing van de voogdij-autoriteit. ІІ. Bekendmaking ARTIKEL 478.- Wanneer de aanstelling bekend is gemaakt of wanneer de voogdij-autoriteit dit noodzakelijk acht, wordt ook de beëindiging van het kayyımschap bekendgemaakt. TWEEDE AFDELING BEËINDIGING VAN TAAK VAN VOOGD 80 Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007 rechten.vu.nl A. VERLIES VAN HANDELINGSBEKWAAMHEID EN OVERLIJDEN ARTIKEL 479.- De taak van de voogd eindigt bij verlies van de handelingsbekwaamheid van de voogd of bij zijn overlijden. B. BEËINDIGING EN NIET VOORTZETTING VAN DE TERMIJN I. Verloop van termijn ARTIKEL 480.- Tenzij de taak van de voogd wordt verlengd, eindigt deze na verloop van de [daarvoor bepaalde] termijn. II. Bij beletsel of reden tot weigering ARTIKEL 481.- Indien zich een reden voordoet die [hem] het voogdijschap belet, is de voogd verplicht afstand te doen van zijn taak. Indien zich een reden tot weigering voortdoet, kan de voogd voordat zijn termijn is verlopen, verzoeken van zijn taak te worden ontheven; echter, indien daartoe belangrijke redenen bestaan, is hij verplicht zijn taak voort te zetten. III. Verplichting tot voortzetting van taak ARTIKEL 482.- De voogd wiens taak is beëindigd, is verplicht tot het voortzetten van de noodzakelijke werkzaamheden totdat een nieuwe [voogd] aan zijn taak begint. C. ONTHEFFING VAN TAAK I. Gronden ARTIKEL 483.- Indien de voogd zijn taak op ernstige wijze veronachtzaamt, misbruik maakt van zijn bevoegdheden of handelingen verricht die het vertrouwen in hem beschadigen danwel tekortschiet in betaling van een schuld wordt hij door de voogdij-autoriteiten van zijn taak ontheven. Indien de belangen van de onder voogdij gestelde persoon door een gebrekkige taakvervulling van de voogd in gevaar komen, kan de voogdij-autoriteit de voogd van zijn taak ontheffen ook als hem geen verwijt treft. II. Procedure 1. Op verzoek of ambtshalve ARTIKEL 484.- De onder voogdij gestelde persoon die onderscheidingsvermogen bezit en iedere belanghebbende kan verzoeken de voogd uit zijn taak te ontheffen. De voogdij-autoriteit die op een andere wijze het bestaan van een grond tot ontheffing verneemt, is gehouden de voogd ambtshalve uit zijn taak te ontheffen. 2. Onderzoek en aanmaning ARTIKEL 485.- De voogdij-autoriteit kan de voogd alleen uit zijn taak ontheffen nadat zij het nodige onderzoek heeft verricht en hem heeft gehoord. In minder ernstige gevallen vermaant de voogdij-autoriteit de voogd en deelt hem mee dat hij uit zijn taak kan worden ontheven. 3. Voorlopige maatregelen ARTIKEL 486.- Indien door vertraging gevaarlijke omstandigheden kunnen ontstaan, kan de voogdij-autoriteit de voogd tijdelijk van zijn taak afhalen en een kayyım aanstellen; zonodig kan zij met het oog op de mogelijke schade eveneens conservatoir beslag op de goederen van de voogd laten leggen en eveneens zijn gevangenneming vragen. 4. Overige maatregelen 81 Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007 rechten.vu.nl ARTIKEL 487.- Naast ontheffing uit de taak en aanmaning is de voogdij-autoriteit gehouden om ook de noodzakelijke overige maatregelen ter bescherming van de onder voogdij gestelde te nemen. 5. Bezwaar ARTIKEL 488.- Belanghebbenden kunnen binnen tien dagen vanaf de dag van de betekening bij de toezichtautoriteit bezwaar maken tegen de beslissingen van de voogdijautoriteit. De toezichtautoriteit beslist zonodig na het houden van een zitting definitief over het bezwaar. DERDE AFDELING GEVOLGEN VAN EINDE VAN VOOGDIJ A. DEFINITIEVE AFREKENING EN TERUGGAVE VAN GOEDEREN ARTIKEL 489.- De voogd wiens taak is beëindigd, is verplicht aan de voogdij-autoriteit een eindverslag en eindafrekening over het beheer te geven alsmede om de goederen gereed te houden ter overdracht aan de onder voogdij gestelde, diens erfgenamen of de nieuwe voogd. B. ONDERZOEK VAN VERSLAG EN AFREKENING ARTIKEL 490.- Het eindverslag en de eindafrekening worden op dezelfde wijze als periodieke verslagen en afrekeningen door de voogdij-autoriteit onderzocht en goedgekeurd. C. BEËINDIGING VAN TAAK VAN VOOGD ARTIKEL 491.- Nadat het eindverslag en de eindafrekening zijn goedgekeurd en de goederen aan de onder voogdij gestelde, diens erfgenamen of de nieuwe voogd zijn overgedragen, beslist de voogdij-autoriteit tot beeïndiging van de taak van de voogd. De voogdij-autoriteit betekent het eindverslag tezamen met de beslissing tot goed- of afkeuring van de eindafrekening en de eindafrekening [zelf] aan de onder voogdij gestelde, diens erfgenamen of de nieuwe voogd en wijst op hun recht om een procedure tot schadevergoeding in te stellen. Bij deze betekening wordt ook vermeld dat de taak van de voogd is beëindigd. D. VERJARING VAN AANSPRAKELIJKHEIDSPROCEDURE I. Gewone verjaring ARTIKEL 492.- De schadevergoedingsprocedure tegen de aansprakelijke voogd en kayyım verjaart na één jaar vanaf de datum van betekening van de eindafrekening. De schadevergoedingsprocedure tegen de Staat voor schaden die niet verhaald kunnen worden, verjaart na één jaar vanaf de datum dat duidelijk wordt dat de schade niet verhaald kan worden op de voogd, de kayyım en de juridische raadgever. De verjaring van de schadevergoedingsprocedure tegen de Staat wegens schaden veroorzaakt door medewerkers van voogdij-instellingen wordt beheerst door de algemene bepalingen. De regresprocedure van de Staat verjaart na één jaar vanaf het ontstaan van het regresrecht. II. Buitengewone verjaring ARTIKEL 493.- Een schadevergoedingsprocedure die berust op een rekenfout of op een reden van aansprakelijkheid die voor de aanvang van de gewone verjaring door de benadeelde niet geweten of begrepen kon worden, kan worden ingesteld binnen één jaar nadat de rekenfout of aansprakelijkheidsgrond bekend is geworden. De schadevergoedingsprocedures bij voogdij verjaren in elk geval na tien jaar vanaf de datum 82 Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007 rechten.vu.nl van betekening van de eindafrekening. E. VORDERING VAN ONDER VOOGDIJ GESTELDE PERSOON ARTIKEL 494.- De vorderingen van een onder voogdij gestelde persoon op de voogd of de Staat zijn bevoorrechte vorderingen. BOEK DRIE ERFRECHT DEEL EEN ERFGENAMEN TITEL EEN WETTELIJKE ERFGENAMEN A. BLOEDVERWANTEN I. Afstammelingen ARTIKEL 495.- Erfgenamen van de erflater in de eerste graad zijn diens afstammelingen. Kinderen zijn erfgenamen voor gelijke delen. De plaats van vooroverleden kinderen wordt in alle graden staaksgewijs ingenomen door hun afstammelingen. II. Moeder en vader ARTIKEL 496.- Erfgenamen van de erflater die geen afstammelingen heeft, zijn diens moeder en vader. Zij zijn erfgenamen voor gelijke delen. De plaats van de vooroverleden moeder en vader wordt in alle graden staaksgewijs ingenomen door hun afstammelingen. Indien aan een zijde in het geheel geen erfgenamen zijn, komt de gehele nalatenschap toe aan de erfgenamen van de andere zijde. III. Grootmoeder en grootvader Artikel 497.- Erfgenamen van de erflater die geen afstammelingen, noch moeder en vader en hun afstammelingen heeft, zijn diens grootmoeders en grootvaders. Zij zijn erfgenamen voor gelijke delen. De plaats van vooroverleden grootmoeders en grootvaders wordt in alle graden staaksgewijs ingenomen door hun afstammelingen. Indien een der grootouders van de zijde van de moeder of de vader vóór de erflater is overleden zonder afstammelingen, komt diens deel toe aan de erfgenamen van dezelfde zijde. Indien beide grootouders van de zijde van de moeder of de vader vóór de erflater zijn overleden zonder afstammelingen, komt de gehele nalatenschap toe aan de erfgenamen van de andere zijde. Indien er een langstlevende echtgenoot is en een der grootouders vóór de erflater is overleden, komt het deel van deze grootouder toe aan het eigen kind, indien hij geen kind heeft, aan de grootouder van dezelfde zijde. Indien beide grootouders van een zijde zijn overleden, komt hun deel toe aan de andere zijde.61 IV. Verwanten buiten huwelijk ARTIKEL 498.- Zij die buiten het huwelijk zijn geboren en van wie de afstamming door 61 Deze laatste bepaling dient in samenhang met artikel 499 gelezen te worden. 83 Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007 rechten.vu.nl erkenning of rechterlijke uitspraak tot stand is gekomen, zijn binnen de vaderlijke lijn erfgenamen als waren zij verwanten binnen het huwelijk. B. LANGSTLEVENDE ECHTGENOOT ARTIKEL 499.- De langstlevende echtgenoot is, afhankelijk van de groep waarmee hij opkomt, erfgenaam van de erflater voor het breukdeel zoals hieronder vermeld: 1. Indien hij erfgenaam is tezamen met afstammelingen van de erflater, voor eenvierde deel van de nalatenschap, 2. Indien hij erfgenaam is tezamen met de groep van de moeder en de vader van de erflater, voor de helft van de nalatenschap, 3. Indien hij erfgenaam is tezamen met de groep van de grootouders van de erflater en hun kinderen, voor drievierde deel van de nalatenschap, en indien ook deze er niet zijn, komt de gehele nalatenschap aan de echtgenoot toe. C. ADOPTIE ARTIKEL 500. - De geadopteerde en zijn afstammelingen zijn erfgenamen van de adoptant als waren zij bloedverwanten. De geadopteerde behoudt zijn hoedanigheid van erfgenaam ook in zijn eigen familie. De adoptant en zijn verwanten zijn geen erfgenamen van de geadopteerde. D. STAAT ARTIKEL 501. - De nalatenschap van een persoon die zonder erfgenaam overlijdt, komt toe aan de Staat. DEEL TWEE BESCHIKKINGEN TER ZAKE DES DOODS EERSTE AFDELING BEKWAAMHEID OM TE BESCHIKKEN A. BEKWAAMHEID I. Bij testament ARTIKEL 502.- Voor het maken van een testament zijn onderscheidingsvermogen en de leeftijd van vijftien jaar vereist. II. Bij overeenkomst inzake erfopvolging ARTIKEL 503.- Voor het maken van een overeenkomst inzake erfopvolging zijn onderscheidingsvermogen, meerderjarigheid en de afwezigheid van curatele vereist. B. WILSGEBREK ARTIKEL 504.- Een beschikking ter zake des doods van de erflater die onder invloed van dwaling, misleiding, bedreiging of dwang tot stand is gekomen, is ongeldig. Echter, indien de erflater niet binnen een jaar na de dag van kennisneming van de dwaling of de misleiding of van de beëindiging van de invloed van bedreiging of dwang, de beschikking herroept, wordt deze geacht geldig te zijn. Indien er bij een beschikking ter zake des doods sprake is van een duidelijke dwaling bij het benoemen van een persoon of zaak wordt, indien de daadwerkelijke wens van de erflater met zekerheid is vast te stellen, de beschikking volgens deze wens gecorrigeerd. 84 Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007 rechten.vu.nl TWEEDE AFDELING BESCHIKKINGSVRIJHEID A. BESCHIKBARE DEEL I. Omvang ARTIKEL 505.- De erflater met afstammelingen, moeder en vader, zusters en broeders of een echtgenoot als erfgenaam kan over zijn nalatenschap, met uitzondering van de legitieme portie, beschikkingen ter zake des doods maken. Indien er geen van deze erfgenamen zijn, kan de erflater over zijn gehele nalatenschap beschikken. II. Legitieme portie ARTIKEL 506.-De legitieme portie bedraagt de onderstaande breukdelen: 1. Voor de afstammelingen, de helft van het erfdeel bij versterf, 2. Voor de moeder en de vader, elk afzonderlijk eenvierde deel van het erfdeel bij versterf, 3. Voor de zusters en de broeders, elk afzonderlijk eenachtste deel van het erfdeel bij versterf, 4. Voor de langstlevende echtgenoot, indien hij erfgenaam is tezamen met de groep van afstammelingen of met de groep van de moeder en de vader, het totaal van het erfdeel bij versterf, in andere gevallen drievierde deel van het erfdeel bij versterf. III. Berekening van het beschikbare deel 1. Aftrek van schulden ARTIKEL 507.- Het beschikbare deel wordt berekend naar de stand van de boedel van de erflater op de dag van zijn overlijden. Bij de berekening worden op de boedel in mindering gebracht de schulden van de erflater, de begrafeniskosten, de kosten van de verzegeling en beschrijving van de boedel en de kosten voor het levensonderhoud gedurende drie maanden van hen die met de erflater samenwoonden en waarvoor de erflater zorg droeg. 2. Giften onder levenden ARTIKEL 508.- Giften onder levenden door de erflater gedaan worden voor zover zij voor vermindering vatbaar zijn, toegevoegd aan het beschikbare deel van de nalatenschap. 3. Vorderingen uit verzekering ARTIKEL 509.- Indien de erflater ten gunste van een derde een levensverzekering heeft afgesloten die bij zijn overlijden aan deze derde wordt uitgekeerd, of indien de erflater op een later tijdstip iemand als begunstigde aanwijst, of indien de erflater aan een derde zijn vorderingsrecht op de verzekeraar onder levenden of bij een beschikking ter zake des doods om niet overdraagt, wordt de vordering uit de verzekering naar de verkoopwaarde ten tijde van het overlijden van de erflater toegevoegd aan de boedel. B. ONTERVING I. Gronden ARTIKEL 510.-In de onderstaande gevallen kan de erflater bij een beschikking ter zake des doods zijn erfgenaam met legitieme portie onterven: 1. Indien de erfgenaam een ernstig misdrijf heeft begaan jegens de erflater of een van zijn naasten, 2. Indien de erfgenaam zijn uit het familierecht voortvloeiende verplichtingen jegens de erflater of zijn familieleden in belangrijke mate niet is nagekomen. II. Werking 85 Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007 rechten.vu.nl ARTIKEL 511.- De onterfde kan geen deel uit de nalatenschap verkrijgen; evenmin kan hij een rechtszaak tot inkorting instellen. Tenzij de erflater anders heeft beschikt, komt het erfdeel van de onterfde als ware hij vooroverleden toe aan zijn afstammelingen, indien aanwezig, en indien deze ontbreken aan de erfgenamen bij versterf van de erflater. Afstammelingen van de onterfde kunnen zijn legitieme portie opeisen als ware hij vooroverleden. III. Bewijslast ARTIKEL 512.- Onterving is alleen geldig indien de erflater in zijn hiertoe genomen beschikking de reden van onterving heeft vermeld. Indien de onterfde bezwaar maakt, rust de bewijslast omtrent het bestaan van de vermelde reden op de door de onterving bevoordeelde erfgenaam of de testamentair begunstigde. Indien het bestaan van de reden niet is bewezen of de reden voor de onterving niet in de beschikking is vermeld, wordt de beschikking uitgevoerd met uitzondering van de legitieme portie van de erfgenaam; echter, indien de erflater deze beschikking op grond van een duidelijke dwaling inzake de onterving heeft genomen, is de onterving nietig. IV. Onterving op grond van onvermogen schulden te betalen ARTIKEL 513.- De erflater kan zijn afstammeling ten aanzien van wie een akte van onvermogen62 bestaat voor de helft van de legitieme portie onterven. Echter, hij is verplicht om deze helft ten goede te laten komen aan de reeds geboren en de toekomstige kinderen van de onterfde. Indien bij het openvallen van de nalatenschap de akte van onvermogen geen werking meer heeft of indien het verschuldigde bedrag dat deze akte betreft niet meer bedraagt dan de helft van het erfdeel van de onterfde, wordt de onterving op verzoek van de onterfde vernietigd. DERDE AFDELING SOORTEN VAN BESCHIKKINGEN TER ZAKE DES DOODS A. ALGEMEEN ARTIKEL 514.- De erflater kan, binnen de grenzen van zijn beschikkingsvrijheid, bij testament of bij overeenkomst inzake erfopvolging over het geheel of een deel van zijn vermogen beschikken. Het deel waarover de erflater niet heeft beschikt, komt toe aan zijn erfgenamen bij versterf. B. VOORWAARDEN EN LASTEN ARTIKEL 515.- De erflater kan aan zijn beschikkingen ter zake des doods voorwaarden of lasten verbinden. Vanaf het tijdstip dat de beschikking in werking treedt en gevolgen heeft, kan iedere belanghebbende verzoeken dat aan de voorwaarde of last wordt voldaan. Voorwaarden en lasten die in strijd zijn met het recht of de goede zeden maken de beschikking waarop zij betrekking hebben nietig. Voorwaarden en lasten die geen betekenis hebben of slechts voor anderen krenkend van aard zijn, worden geacht niet te bestaan. C. BENOEMING VAN ERFGENAMEN ARTIKEL 516.- De erflater kan voor zijn gehele nalatenschap of voor een bepaald breukdeel daarvan een of meerdere personen tot erfgenaam benoemen. 62 Borç ödemeden acizlik belgesi: Aan crediteuren die na beslaglegging niet volledig zijn voldaan, wordt een akte van onvermogen van hun debiteur (hier de afstammeling) afgegeven. 86 Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007 rechten.vu.nl Elke beschikking die ertoe strekt dat een persoon de gehele nalatenschap of een bepaald breukdeel daarvan ontvangt, wordt aangemerkt als benoeming tot erfgenaam. D. EEN BEPAALD GOED NALATEN63 I. Onderwerp ARTIKEL 517.- De erflater kan iemand, zonder hem tot erfgenaam te benoemen, begunstigen door een bepaald goed na te laten. Het nalaten van een bepaald goed kan inhouden dat de erfgenamen of zij aan wie bepaalde goederen in een beschikking ter zake des doods zijn nagelaten, verplicht worden de eigendom van een goed over te dragen of op de gehele of een deel van de boedel het recht van vruchtgebruik te vestigen; ook [kan het inhouden] dat ten gunste van iemand uit de waarde van de boedel een prestatie moet worden verricht of een inkomen wordt verschaft of dat iemand van zijn schuld wordt bevrijd. Indien een bepaald nagelaten goed zich niet in de boedel bevindt en uit de beschikking het tegendeel niet blijkt, worden zij die verplicht zijn de beschikking ter zake des doods uit te voeren van deze verplichting bevrijd. II. Verplichting tot levering ARTIKEL 518.- Het bepaalde goed dat wordt nagelaten, wordt geleverd in de staat ten tijde van het openvallen van de nalatenschap; de baten en lasten gaan op het tijdstip van het openvallen van de nalatenschap over op de persoon aan wie het bepaalde goed is nagelaten. De persoon die belast is met de uitvoering van de beschikking heeft ten aanzien van de kosten die hij voor een bepaald goed na het openvallen van de nalatenschap heeft gemaakt en ten aanzien van de schade die hij [na het openvallen van de nalatenschap] aan het goed heeft toegebracht dezelfde rechten en plichten als een zaakwaarnemer. III. Verhouding tot de boedel ARTIKEL 519.- Indien beschikkingen de stand van de boedel, de begunstiging aan de persoon die belast is met de uitvoering van de beschikking, of de legitieme portie aantasten, kan een evenredige inkorting [hiervan] worden gevraagd. Zelfs indien hij, die belast is met de uitvoering van de beschikking, het erfgenaamschap of de voor hem gemaakte begunstiging heeft verworpen of vóór de erflater is overleden of van de nalatenschap is uitgesloten, blijft de beschikking gelden; de verplichting tot uitvoering gaat over op degenen die door deze omstandigheden worden begunstigd. Zelfs indien een erfgenaam bij versterf of benoemde erfgenaam de nalatenschap heeft verworpen, kan hij uitvoering vragen van een hem begunstigende beschikking. E. BENOEMİNG VAN EEN RESERVE-ERFGENAAM ARTIKEL 520.- De erflater kan voor het geval een benoemde erfgenaam vooroverlijdt of de nalatenschap verwerpt, een of meer personen tot reserve-erfgenamen benoemen om diens plaats in te nemen. Deze bepaling wordt ook toegepast bij het nalaten van een bepaald goed. F. ERFSTELLING OVER DE HAND64 I. Vaststelling ARTIKEL 521.- De erflater kan in zijn beschikking ter zake des doods de tot bezwaarde benoemde persoon verplichten de nalatenschap aan de verwachter over te dragen. Dezelfde verplichting kan niet opgelegd worden aan de verwachter. 63 Het betreft hier een legaat. De erfstelling over de hand (fidei commissum) kent twee soorten erfgenamen: de erfgenaam uit de hand, ook wel bezwaarde genoemd (önmirasçı) en de erfgenaam over de hand, ook wel verwachter genoemd (artmirasçı). 64 87 Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007 rechten.vu.nl Deze bepalingen worden ook toegepast bij het nalaten van een bepaald goed. II. Overgang op de verwachter ARTIKEL 522.- Indien in de beschikking het tijdstip van overgang niet is bepaald, gaat de nalatenschap bij de dood van de bezwaarde over op de verwachter. Indien in de beschikking het tijdstip van overgang is bepaald en dit tijdstip bij de dood van de bezwaarde nog niet is aangebroken, wordt de nalatenschap op voorwaarde van het stellen van zekerheid overgedragen aan de erfgenamen van de bezwaarde. Indien de overgang van de nalatenschap op de verwachter om welke reden dan ook niet meer mogelijk is, komt de nalatenschap toe aan de bezwaarde; indien de bezwaarde is overleden [komt de nalatenschap] definitief [toe] aan zijn erfgenamen. III. Zekerheid ARTIKEL 523.- Van de nalatenschap die overgaat op de bezwaarde wordt boekgehouden door de vrederechter. Voor zover de erflater [hem daarvan] niet openlijk heeft vrijgesteld, is de overdracht van de nalatenschap op de bezwaarde afhankelijk van een door hem te stellen zekerheid. Indien dat bij onroerende goederen voldoende wordt geacht, kan aan deze zekerheid worden voldaan door een aantekening in het kadaster van de verplichting tot overdracht van de nalatenschap. Indien de bezwaarde geen zekerheid stelt of indien hij de toekomstige rechten van de verwachter in gevaar brengt, wordt besloten tot onderbewindstelling van de nalatenschap. IV. Werking 1. Over de bezwaarde ARTIKEL 524.- De bezwaarde verkrijgt de nalatenschap op dezelfde wijze als de benoemde erfgenamen. De bezwaarde wordt eigenaar van de nalatenschap onder de verplichting tot overdracht aan de verwachter. 2. Over de verwachter ARTIKEL 525.- De verwachter verkrijgt de nalatenschap indien hij in leven is op het tijdstip dat bepaald is voor de overgang. Indien de verwachter overlijdt voor het tijdstip van overgang, komt de nalatenschap toe aan de bezwaarde tenzij in de beschikking het tegengestelde is bepaald. Indien de bezwaarde op het tijdstip van overlijden van de erflater niet in leven is of van de nalatenschap is uitgesloten of de nalatenschap verwerpt, gaat de nalatenschap over op de verwachter. G. STİCHTİNG ARTIKEL 526.- De erflater kan door het geheel of een gedeelte van het beschikbare deel van zijn boedel af te zonderen een stichting oprichten. De stichting verkrijgt alleen rechtspersoonlijkheid indien aan de wettelijke bepalingen is voldaan. H. OVEREENKOMSTEN İNZAKE ERFOPVOLGİNG I. Positieve overeenkomst inzake erfopvolging ARTIKEL 527.- De erflater kan bij een overeenkomst inzake erfopvolging een verplichting aangaan om zijn nalatenschap of een bepaald goed na te laten aan de persoon met wie hij de overeenkomst aangaat of aan een derde persoon. De erflater kan zoals voordien vrijelijk over zijn vermogen beschikken; echter, tegen beschikkingen of schenkingen ter zake des doods die in strijd zijn met zijn in de overeenkomst inzake erfopvolging opgenomen verplichting kan bezwaar worden gemaakt. 88 Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007 rechten.vu.nl II. Overeenkomst inzake afstand van nalatenschap 1. Omvang ARTIKEL 528.- De erflater kan met een van zijn erfgenamen om niet of in ruil voor een prestatie een overeenkomst inzake de afstand van nalatenschap sluiten. Hij die afstand doet, verliest zijn hoedanigheid van erfgenaam. Afstand van nalatenschap in ruil voor een prestatie heeft, indien in de overeenkomst het tegendeel niet is bepaald, ook gevolgen voor de afstammelingen van wie afstand doet. 2. Verlies werking ARTIKEL 529.- Indien de overeenkomst inzake afstand van nalatenschap ten gunste van een bepaalde persoon is gesloten en deze persoon om welke reden dan ook geen erfgenaam kan zijn, verliest de afstand zijn werking. Indien de overeenkomst inzake afstand van nalatenschap niet ten gunste van een bepaalde persoon is gesloten, wordt deze geacht ten gunste van de afstammeling uit de dichtstbijzijnde gemeenschappelijke stam gesloten te zijn; indien zij om welke reden dan ook geen erfgenamen kunnen zijn, verliest de afstand eveneens zijn werking. 3. Rechten van boedelcrediteuren ARTIKEL 530.- Indien de boedel op het tijdstip van het openvallen van de nalatenschap de schulden niet kan compenseren en de schulden ook niet door de erfgenamen worden betaald, zijn zij die afstand hebben gedaan en hun erfgenamen voor de prestatie die zij in de vijf jaar voor zijn overlijden in ruil voor het doen van afstand, van de erflater hebben ontvangen, jegens de schuldeisers aansprakelijk tot het bedrag van de verrijkingen ten tijde van het openvallen van de nalatenschap. VIERDE AFDELING VORMEN VAN BESCHIKKINGEN TER ZAKE DES DOODS A. TESTAMENT I. Vormen 1. Algemeen ARTIKEL 531.- Een testament kan op authentieke65 wijze of door de erflater handgeschreven of mondeling worden opgemaakt. 2. Openbaar testament a. Opstellen ARTIKEL 532.- Een openbaar testament wordt met deelname van twee getuigen door een openbare ambtenaar opgesteld. De openbare ambtenaar kan zijn een vrederechter, een notaris of een andere functionaris aan wie deze bevoegdheid door de wet is verleend. b. Taak van de ambtenaar ARTIKEL 533.- De erflater deelt zijn wensen mee aan de openbare ambtenaar. Hierop schrijft of doet de ambtenaar het testament schrijven en overhandigt hij het ter lezing aan de erflater. Het testament wordt door de erflater gelezen en ondertekend. De ambtenaar voorziet het testament van de datum en ondertekent het. c. Deelname van getuigen ARTIKEL 534.- Zodra het testament is voorzien van datum en handtekening, verklaart de erflater in aanwezigheid van de ambtenaar aan de getuigen dat hij het testament heeft gelezen en 65 Resmi: letterlijk officieel, hier vertaald als authentiek of openbaar. 89 Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007 rechten.vu.nl dat dit zijn uiterste wil bevat. De getuigen schrijven op het testament of doen [daarop] schrijven dat deze verklaring in hun aanwezigheid is afgegeven en dat zij de erflater bekwaam achtten om te beschikken66 en ondertekenen het. Het is niet verplicht de inhoud van het testament aan de getuigen kenbaar te maken. d. Opstellen zonder lezing en ondertekening door erflater ARTIKEL 535.- Indien de erflater het testament niet zelf kan lezen of ondertekenen, leest de ambtenaar het testament in aanwezigheid van de twee getuigen aan hem voor, waarop de erflater verklaart dat het testament zijn uiterste wil bevat. In dit geval schrijven of doen de getuigen schrijven dat de verklaring van de erflater in hun aanwezigheid is afgegeven en dat zij hem beschikkingsbevoegd achten, en dat het testament in hun aanwezigheid door de ambtenaar aan de erflater is voorgelezen en dat hij [de erflater] heeft verklaard dat het testament zijn uiterste wil bevat, en ondertekenen het. e. Verbod van deelname aan het opstellen ARTIKEL 536.- Zij die niet handelingsbekwaam zijn, zij die wegens een vonnis van een strafrechtbank van publieke diensten zijn uitgesloten, zij die analfabeet zijn, de echtgenoot van de erflater, zijn bloedverwanten in opgaande en neergaande linie, zijn zusters en broeders en de echtgenoten van deze personen, kunnen niet als ambtenaar of getuige deelnemen aan het opstellen van een openbaar testament. De ambtenaar en getuigen die deelnemen aan het opstellen van het openbaar testament, hun bloedverwanten in opgaande en neergaande linie, hun zusters en broeders en de echtgenoten van deze personen kunnen niet bij dit testament worden begunstigd. f. Bewaring van het testament ARTIKEL 537.- De ambtenaar die het openbaar testament opstelt, is belast met de bewaring van het originele testament. 3. Handgeschreven testament ARTIKEL 538.- Een handgeschreven testament dient het jaar, de maand en de dag van de opstelling te vermelden en dient vanaf het begin tot het eind in het handschrift van de erflater opgesteld en door hem ondertekend te zijn. Een handgeschreven testament kan in open of gesloten vorm bij de notaris, de vrederechter of de bevoegde ambtenaar ter bewaring worden achtergelaten. 4. Mondeling testament a. Verklaring uiterste wil ARTIKEL 539.- Indien de erflater wegens buitengewone omstandigheden zoals dreigend levensgevaar, wegvallen van de bereikbaarheid, ziekte of oorlog geen openbaar of een handgeschreven testament kan opmaken, kan hij kiezen voor een mondeling testament. De erflater verklaart daartoe zijn uiterste wil aan twee getuigen en geeft hen de opdracht een met deze verklaring overeenstemmend testament te schrijven of te doen schrijven. De verboden die betrekking hebben op getuigen bij het opstellen van het openbaar testament zijn, met uitzondering van die welke betrekking hebben op het gealfabetiseerd zijn, eveneens van toepassing op de getuigen van een mondeling testament. b. Op schrift stellen ARTIKEL 540.- Een van de door de erflater benoemde getuigen schrijft de aan hen verklaarde uiterste wil onverwijld op met vermelding van de plaats, jaar, maand en dag, ondertekent deze akte en laat deze door de andere getuige ondertekenen. Zo spoedig mogelijk overleggen zij gezamenlijk de opgestelde akte aan een vrederechter of arrondissementsrechtbank en verklaren aan de rechter dat zij de erflater bekwaam achtten een testament op te maken en dat 66 Zie artikel 502 en 503. 90 Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007 rechten.vu.nl hij zijn uiterste wil in een noodtoestand aan hen heeft verklaard. In plaats van eerst een akte op te stellen, kunnen de getuigen door zich zo spoedig mogelijk te melden bij een rechtbank, onder vermelding van bovenstaande gegevens de uiterste wil in een proces-verbaal laten opschrijven. Indien de persoon die gebruik maakt van een mondeling testament zich in militaire dienst bevindt, treedt de Teğmen67 of een officier van hogere rang in de plaats van de rechter, indien [de persoon] zich in een buiten de landsgrenzen varend vervoermiddel bevindt, de op dat vervoermiddel verantwoordelijke gezagvoerder en indien hij een behandeling ondergaat in een zorginstelling de hoogste leidinggevende van die zorginstelling. c. Verlies van werking ARTIKEL 541.- Indien het voor de erflater op een later tijdstip mogelijk is om een testament in een andere vorm op te stellen, verliest het mondeling testament een maand na dit tijdstip zijn werking. II. Herroepen van een testament 1. Door een nieuw testament ARTIKEL 542.- De erflater kan, indien hij voldoet aan een van de in de wet voorziene testamentvormen, door een nieuw testament op te stellen het vorige testament te allen tijde herroepen. Het gehele testament of een gedeelte ervan kan worden herroepen. 2. Door vernietiging ARTIKEL 543.- De erflater kan het testament ook herroepen door het te vernietigen. Het testament dat per ongeluk of door schuld van een derde is vernietigd en waarvan het niet mogelijk is de inhoud exact en volledig vast te stellen, verliest zijn werking. Het recht om schadevergoeding te verzoeken blijft behouden. 3. Door latere beschikkingen ARTIKEL 544.- Indien de erflater zonder zijn eerdere testament teniet te doen een nieuw testament opstelt, neemt het latere testament de plaats daarvan in, tenzij buiten twijfel is dat dit het vorige testament aanvult. Ook het testament waarin een bepaald goed wordt nagelaten, gaat teniet indien de erflater ten aanzien van dit goed een met dit testament onverenigbare beschikking neemt, tenzij het testament het tegendeel vermeldt. B. OVEREENKOMST İNZAKE ERFOPVOLGİNG I. Vorm ARTIKEL 545.- Om geldig te zijn dient een overeenkomst inzake erfopvolging in de vorm van een openbaar testament te worden opgesteld. De partijen bij de overeenkomst maken hun wensen tegelijkertijd bekend aan de openbare ambtenaar68 en ondertekenen de opgestelde overeenkomst in aanwezigheid van de ambtenaar en twee getuigen. II. Vernietiging 1. Tussen levenden a. Bij overeenkomst of testament ARTIKEL 546.- Een overeenkomst inzake erfopvolging kan door schriftelijke overeenstemming tussen partijen te allen tijde worden vernietigd. Indien de persoon die bij een overeenkomst inzake erfopvolging tot erfgenaam benoemd is of aan wie een bepaald goed is nagelaten, zich na de sluiting van de overeenkomst inzake 67 68 Luitenant 1e klas. Zie artikel 532. 91 Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007 rechten.vu.nl erfopvolging jegens de erflater op een wijze heeft gedragen die aanleiding geeft om hem te onterven, kan de erflater de overeenkomst inzake erfopvolging eenzijdig vernietigen. Eenzijdige vernietiging geschiedt in een van de vormen die bij wet voor testamenten zijn voorzien. b. Door herroeping van de overeenkomst ARTIKEL 547.- De partij die op grond van de overeenkomst inzake erfopvolging volgens de bepalingen van het verbintenissenrecht het recht heeft om prestaties tussen levenden te verzoeken, kan de overeenkomst herroepen indien deze [prestaties] niet in overeenstemming met de overeenkomst worden uitgevoerd of hiervoor geen zekerheid wordt gegeven. 2. Overlijden vóór de erflater ARTIKEL 548.- Indien de tot erfgenaam benoemde persoon of de persoon aan wie een bepaald goed is nagelaten, niet in leven is op het tijdstip van overlijden van de erflater, eindigt de overeenkomst inzake erfopvolging van rechtswege. Tenzij het tegendeel is bepaald, kunnen de erfgenamen van de persoon die vóór de erflater overlijdt, de begunstiging die op de datum van overlijden op grond van de overeenkomst inzake erfopvolging is genoten, terugvragen van hem die de beschikking ter zake des doods heeft gemaakt. C. VERMINDERING VAN HET BESCHIKBARE DEEL ARTIKEL 549.- Begunstigingen ter zake des doods die bij overeenkomst inzake erfopvolging of bij testament zijn gemaakt, verliezen hun werking niet doordat het beschikbare deel van de erflater later vermindert; zij kunnen slechts worden verminderd. VIJFDE AFDELING EXECUTEUR TESTAMENTAIR69 A. BENOEMING I. Benoeming en bevoegdheid ARTIKEL 550.- De erflater kan bij testament een of meerdere executeurs benoemen die belast zijn met de uitvoering van het testament. De executeur testamentair dient bij aanvang van zijn opdracht handelingsbekwaam te zijn. Aan de executeur testamentair wordt door de vrederechter zijn opdracht bericht; indien niet binnen vijftien dagen na [dit bericht] aan de vrederechter wordt meegedeeld dat de opdracht wordt geweigerd, wordt de opdracht geacht te zijn aanvaard. De executeur testamentair kan voor zijn diensten een passende vergoeding vragen. II. Meerdere executeurs testamentair ARTIKEL 551.- Indien meer dan een executeur testamentair is benoemd en uit de beschikking of uit de aard van de werkzaamheden het tegendeel niet blijkt, voeren zij de opdracht gezamenlijk uit. Indien een van hen de opdracht niet aanvaardt of niet kan aanvaarden of zijn opdracht om welke reden dan ook eindigt, zetten de anderen de opdracht voort zolang uit de beschikking van de erflater het tegendeel niet blijkt. Zelfs indien meer dan een executeur testamentair is benoemd om gezamenlijk op te treden, kan in spoedeisende gevallen ieder van hen de benodigde werkzaamheden uitvoeren. B. TAKEN EN BEVOEGDHEDEN I. Algemeen 69 Vasiyeti yerine getirme görevlisi: letterlijk functionaris belast met de uitvoering van het testament. 92 Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007 rechten.vu.nl ARTIKEL 552.- Indien de erflater in zijn beschikking niet het tegendeel heeft bepaald of niet een beperkte opdracht heeft gegeven, is de executeur testamentair belast en bevoegd alle werkzaamheden uit te voeren die nodig zijn om de uiterste wil van de erflater te verwezenlijken. De executeur testamentair dient in het bijzonder: 1. Na aanvang van de opdracht onverwijld een lijst op te maken van de goederen, rechten en schulden van de boedel. Indien mogelijk, [zorgt hij ervoor] dat de erfgenamen aanwezig zijn bij het opstellen van deze lijst. 2. De boedel te besturen en voor zover het bestuur dit vereist, te vragen het bezit van de boedelgoederen aan hem over te dragen. 3. De boedelvorderingen te innen en de [boedel]schulden te betalen. 4. Het testament uit te voeren. 5. Een plan van verdeling van de boedel te maken. 6. Met betrekking tot de boedel de gemeenschap van erfgenamen in en buiten rechte70 te vertegenwoordigen. In rechtszaken die door de erfgenamen zijn ingesteld en verband houden met zijn opdracht kan hij als tussenkomende partij deelnemen. 7. De erfgenamen te berichten over rechtszaken die hij heeft ingesteld of die tegen hem zijn ingesteld en over buitengerechtelijke aanspraken. II. Beschikking over boedelgoederen ARTIKEL 553.- Indien de erflater niet anders heeft bepaald, dient de executeur testamentair van de vrederechter de bevoegdheid te verkrijgen de boedelgoederen over te dragen of daarop beperkte rechten te vestigen. Indien mogelijk beslist de rechter na de erfgenamen te hebben gehoord. Voor beschikkingen ten behoeve van de gewone uitgaven behoeft geen bevoegdheid te worden gevraagd. C. EINDE VAN DE OPDRACHT ARTIKEL 554.- De opdracht van de executeur testamentair eindigt van rechtswege door zijn dood of door de aanwezigheid van een reden die de benoeming ongeldig maakt. De executeur testamentair kan door middel van een verklaring aan de vrederechter zijn opdracht neerleggen. De functie kan niet op een ongeschikt tijdstip worden neergelegd. D. TOEZICHT ARTIKEL 555.- De executeur testamentair staat bij de uitvoering van zijn opdracht onder toezicht van de vrederechter. De rechter kan op klacht of ambtshalve de benodigde maatregelen treffen. Indien de executeur testamentair tekort schiet of vastgesteld wordt dat hij zijn opdracht misbruikt of daarin ernstig nalatig is, wordt zijn opdracht door de vrederechter beëindigd. Tegen dit besluit kan binnen vijftien dagen na bekendmaking ervan bij de rechtbank in beroep worden gegaan. De beslissing in beroep is onherroepelijk. E. AANSPRAKELİJKHEİD ARTIKEL 556.- De executeur testamentair is bij de uitvoering van zijn opdracht gehouden zorgvuldigheid te betrachten; jegens belanghebbenden is hij aansprakelijk als een zaakwaarnemer. ZESDE AFDELING (artikelen 557-681: wacht op vertaling) 70 Dava ve takiplerde: letterlijk in rechtszaken en buitengerechtelijke aanspraken. 93 Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007 rechten.vu.nl BOEK VIER ZAKENRECHT (artikelen 682-1027: zal niet worden vertaald) DE WET DIE BUITEN WERKING WORDT GESTELD ARTIKEL 1028.- De Wet Nr. 743 van 17 februari 192671 is buiten werking gesteld. INWERKINGTREDING ARTIKEL 1029.- Deze wet treedt in werking op 1 januari 2002. UITVOERING ARTIKEL 1030.- De uitvoering van deze wet is in handen van de Ministerraad. *-*-*-*-*-*-*-*-* 71 ‘Türk Kanuni Medenîsi’. 94 Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007 rechten.vu.nl WET INZAKE DE INVOERING EN TOEPASSING VAN HET TURKS BURGERLIJK WETBOEK (Wet Nr 4722 van 3 december 2001, Resmî Gazete Nr 24607 van 8 december 2001) AFDELING EEN ALGEMENE BEPALINGEN A. GEEN TERUGWERKENDE KRACHT ARTIKEL 1.- Op de rechtsgevolgen van rechtsfeiten van vóór de datum van inwerkingtreding van het Turks Burgerlijk Wetboek zijn in de regel van toepassing de bepalingen van de wet die gold ten tijde van deze rechtsfeiten. Of handelingen die zijn verricht vóór de datum van inwerkingtreding van het Turks Burgerlijk Wetboek rechtens al dan niet bindend zijn en wat hun rechtsgevolgen zijn, wordt ook na deze datum bepaald volgens de wetten die golden op het tijdstip waarop zij werden verricht. Op rechtsfeiten van na de datum van inwerkingtreding van het Turks Burgerlijk Wetboek zijn de bepalingen van het Turks Burgerlijk Wetboek van toepassing, behoudens andersluidende wettelijke bepalingen. B. TERUGWERKENDE KRACHT I. Openbare orde en algemene zedelijkheid ARTIKEL 2.- De bepalingen van het Turks Burgerlijk Wetboek betreffende de handhaving van de openbare orde en de algemene zedelijkheid zijn van toepassing op alle rechtsfeiten waarvoor geen andersluidende bepalingen bestaan. In dit opzicht zijn de bepalingen van het oude recht72 die strijdig zijn met de openbare orde en de algemene zedelijkheid volgens het Turks Burgerlijk Wetboek, vanaf de inwerkingtreding van dit wetboek in geen geval van toepassing. II. Verhoudingen waarvan de inhoud door de wet wordt bepaald ARTIKEL 3.- Op handelingen en betrekkingen waarvan de inhoud buiten de wil van partijen om rechtstreeks door de wet wordt bepaald, zijn de bepalingen van het Turks Burgerlijk Wetboek van toepassing zelfs wanneer deze vóór de inwerkingtreding van dit wetboek tot stand zijn gekomen. III. Verworven rechten ARTIKEL 4.- Op rechtsfeiten onder het oude recht, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het Turks Burgerlijk Wetboek nog in het geheel geen rechten in het leven hebben geroepen, zijn de bepalingen van dit wetboek van toepassing. AFDELING TWEE PERSONENRECHT A. HANDELINGSBEKWAAMHEID ARTIKEL 5.- Op de handelingsbekwaamheid zijn de regels van het Turks Burgerlijk Wetboek van toepassing. Echter, hij die op de datum van inwerkingtreding van het Turks Burgerlijk Wetboek volgens het oude recht handelingsbekwaam was maar volgens dit wetboek onbekwaam, blijft bekwaam. B. BESLISSING VAN VERMISSING 72 Hiermee wordt bedoeld het vóór 1 januari 2002 geldende Turks Burgerlijk Wetboek. 95 Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007 rechten.vu.nl ARTIKEL 6.- Beslissingen van vermissing die onder het oude recht zijn gewezen, hebben na de datum van inwerkingtreding van het Turks Burgerlijk Wetboek dezelfde rechtsgevolgen als beslissingen die volgens dit wetboek zijn gewezen. Echter, de gevolgen van een overeenkomstig het oude recht vernietigd huwelijk blijven onaangetast. C. VERENIGINGEN (Artikel 7: wordt niet vertaald) D. STICHTINGEN (Artikel 8: wordt niet vertaald) AFDELING DRIE FAMILIERECHT A. HUWELIJKSSLUITING, ECHTSCHEIDING EN ALGEMENE BEPALINGEN INZAKE HUWELIJK ARTIKEL 9.- Op de totstandkoming en beëindiging van het huwelijk zijn de bepalingen van het Turks Burgerlijk Wetboek van toepassing. Huwelijken die vóór de inwerkingtreding van het Turks Burgerlijk Wetboek onder het oude recht tot stand zijn gekomen, behouden ook onder het Turks Burgerlijk Wetboek hun geldigheid; huwelijken die onder het oude recht zijn beëindigd, worden geacht ook volgens dit wetboek beëindigd te zijn. Op de vernietiging van een naar oud recht ongeldig huwelijk zijn de bepalingen van het Turks Burgerlijk Wetboek van toepassing. De algemene regels betreffende het huwelijk van het Turks Burgerlijk Wetboek zijn ook van toepassing op huwelijken die tot stand zijn gekomen vóór de inwerkingtreding van dit wetboek. B. HUWELIJKSGOEDERENREGIMES ARTIKEL 10.- Tussen echtgenoten die vóór de datum van inwerkingtreding van het Turks Burgerlijk Wetboek in het huwelijk zijn getreden, blijft het tot deze datum toepasselijke huwelijksgoederenregime gelden. Indien de echtgenoten niet binnen een jaar na de datum van inwerkingtreding van dit wetboek hebben gekozen voor een ander huwelijksgoederenregime, worden zij vanaf deze datum geacht te hebben gekozen voor het wettelijke huwelijksgoederenregime [van dit wetboek]. Totdat rechtszaken betreffende echtscheiding of nietigverklaring [van het huwelijk], die zijn ingesteld vóór de inwerkingtreding van het Turks Burgerlijk Wetboek, tot een einde zijn gekomen, blijft het tussen de echtgenoten geldende huwelijksgoederenregime van toepassing. Indien de rechtszaak eindigt met een beslissing tot echtscheiding of vernietiging zijn de bepalingen betreffende de beëindiging van dat huwelijksgoederenregime van toepassing. Indien de rechtszaak eindigt met een afwijzing worden de echtgenoten, wanneer zij niet binnen een jaar nadat de beslissing in kracht van gewijsde is gegaan voor een ander huwelijksgoederenregime hebben gekozen, geacht vanaf de datum van inwerkingtreding van dit wetboek te hebben gekozen voor het wettelijke huwelijksgoederenregime [van dit wetboek]. Echtgenoten kunnen binnen de in de vorige alinea’s genoemde periode van een jaar bij een overeenkomst inzake het huwelijksgoederenregime bepalen dat het wettelijke huwelijksgoederenregime van toepassing is vanaf de datum van huwelijkssluiting. Indien volgens de voorafgaande regels het [oude] regime van eenheid van vermogen73 of van scheiding van goederen overgaat in het wettelijk goederenregime, zijn de bepalingen van het Turks Burgerlijk Wetboek inzake de beëindiging van het desbetreffende 73 Mal birliği’, lett.: eenheid van vermogen; een van de twee systemen van huwelijksgoederenrecht, waaruit naast het wettelijke systeem gekozen kon worden. Het systeem van eenheid van vermogen is per 1 januari 2002 afgeschaft. 96 Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007 rechten.vu.nl huwelijksgoederenregime van toepassing. C. BESCHERMING VAN DERDEN ARTIKEL 11.- De bepalingen [van het oude recht] inzake de aansprakelijkheid ter zake van de bescherming van rechten van derden in verband met wijzigingen in het huwelijksgoederenregime tussen echtgenoten, zijn ook van toepassing op wijzigingen na de inwerkingtreding van het Turks Burgerlijk Wetboek. D. VERWANTSCHAP ARTIKEL 12.- Vanaf de datum van inwerkingtreding zijn op kinderen die vóór de inwerkingtreding van het Turks Burgerlijk Wetboek niet wettig waren, de bepalingen inzake verwantschap van dit wetboek van toepassing. Uiterlijk binnen een jaar gelden voor deze kinderen de bepalingen inzake gezag [van dit wetboek], indien zij onder voogdij staan en er geen gronden aanwezig zijn die de ontheffing uit het gezag nodig maken. Beslissingen over de verlening van of de ontheffing uit het gezag gewezen vóór de inwerkingtreding van dit wetboek, blijven geldig. E. RECHTSZAAK BETREFFENDE HET VADERSCHAP ARTIKEL 13.- Op rechtszaken betreffende het vaderschap die zijn ingesteld vóór de inwerkingtreding van het Turks Burgerlijk Wetboek wordt beslist volgens de bepalingen van dit wetboek. Indien vóór de inwerkingtreding van het Turks Burgerlijk Wetboek positief is beslist op rechtszaken betreffende het vaderschap die financiële gevolgen in het leven roepen, wordt de verwantschap van het kind vanaf de datum van inwerkingtreding geacht gevestigd te zijn volgens de bepalingen van dit wetboek. F. ADOPTIE ARTIKEL 14.- Alle bepalingen van overeenkomsten inzake adoptie die tot stand zijn gekomen vóór de inwerkingtreding van het Turks Burgerlijk Wetboek blijven ook na de inwerkingtreding van dit wetboek geldig. G. GEZAG ARTIKEL 15.- Beslissingen inzake het gezag die zijn gewezen vóór de inwerkingtreding van het Turks Burgerlijk Wetboek, blijven ook na de inwerkingtreding van dit wetboek geldig. H. VOOGDIJ ARTIKEL 16.- Voogden die vóór de inwerkingtreding van het Turks Burgerlijk Wetboek zijn aangesteld, zijn, ook wat betreft de duur van de opdracht, onderworpen aan de bepalingen van dit wetboek. AFDELING VIER ERFRECHT A. ERFGENAAMSCHAP EN OVERGANG VAN DE NALATENSCHAP ARTIKEL 17.- Het erfgenaamschap en de overgang van de nalatenschap zijn onderworpen aan de regels die gelden op de datum van overlijden van de erflater. 97 Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007 rechten.vu.nl AFDELING VIJF GOEDERENRECHT (Artikelen 18-19: worden niet vertaald) AFDELING ZES OVERIGE BEPALINGEN A. VERVALTERMIJNEN EN VERJARINGSTERMIJNEN ARTIKEL 20.- Op vervaltermijnen en verjaringstermijnen die zijn aangevangen vóór de inwerkingtreding van het Turks Burgerlijk Wetboek, blijven de bepalingen van het oude recht van toepassing. Echter, indien deze termijnen langer zijn dan de termijnen van het Turks Burgerlijk Wetboek, zijn deze na inwerkingtreding van dit wetboek verlopen wanneer de termijn genoemd in dit wetboek is bereikt. B. (Artikel 21 wordt niet vertaald) C. STATUTEN EN REGLEMENTEN (Artikel 22 wordt niet vertaald) D. DE WET DIE BUITEN WERKING WORDT GESTELD ARTIKEL 23.- De Wet Nr. 864 van 29 mei 192674 is buiten werking gesteld. E. INWERKINGTREDING ARTIKEL 24.- Deze wet treedt in werking op dezelfde datum als het Turks Burgerlijk Wetboek.75 F. UITVOERING ARTIKEL 25.- De uitvoering van deze wet is in handen van de Ministerraad. *-*-*-*-*-*-*-*-* 74 75 ‘Kanunu Medenînin Sureti Mer´iyet ve Sekli Tatbiki Hakkinda Kanun’. Zie artikel 1029 van het Turks Burgerlijk Wetboek. 98