TURKS BURGERLIJK WETBOEK

advertisement
Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007
rechten.vu.nl
Vrije Universiteit
Faculteit der Rechtsgeleerdheid
Afdeling Internationaal Recht en Rechtsvergelijking
Kamer 7A-17
De Boelelaan 1105
1081 HV Amsterdam
VERTALİNG İN DE NEDERLANDSE TAAL
VAN HET
TURKS BURGERLIJK WETBOEK
Wet Nr 4721 van 22 november 2001,
Resmî Gazete Nr 24607 van 8 december 2001,
in werking getreden op 1 januari 2002,
gewijzigd bij Wet Nr 5399 van 3 juli 2005, Resmî Gazete Nr 25876 van 15 juli 2005,
in werking getreden op 15 juli 2005,
ALSMEDE VAN DE
Wet inzake de invoering en de toepassing van het Turks Burgerlijk Wetboek
Wet Nr 4722 van 3 december 2001,
Resmî Gazete Nr 24607 van 8 december 2001,
in werking getreden op 1 januari 2002
(versie 1 maart 2007)
Vertaalprojektgroep:
S. Akgün
S. Akkaş
D. Akkoyun
U. Alhan
M. Aydın
M. Dur
T. Esen
A.G. Eskiköy
F. Gul
Redactie en begeleiding:
D. Kaplan
Y. Kaplan
Y. Karga
A. Kotan (erfrecht)
H. Paytar
L. Yıldırım
A. Yılmaz
M. Yurdakan
mr F. Ibili
prof.mr F.J.A. van der Velden
1
Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007
rechten.vu.nl
HET NIEUWE TURKSE BURGERLIJKE WETBOEK
Op 1 januari 2002 trad een nieuw Turks Burgerlijk Wetboek in werking. Het vervangt het Burgerlijk
Wetboek dat in 1926 in opdracht van Kemal Ataturk was ingevoerd en dat grotendeels gebaseerd was op
het Zwitserse Zivilgesetzbuch van 1912.1 Het BW van 1926 was bestemd voor de seculiere maatschappij
die Ataturk had ingevoerd en brak met de bestaande traditie dat het Turkse recht gebaseerd was op het
islamitische recht. Nadat het BW in de loop der tijd enkele malen op onderdelen was gewijzigd en
aangevuld,2 werd na 75 jaar een algehele herziening zeer noodzakelijk geacht; het BW sloot niet meer aan
aan de moderne ontwikkelingen in de westerse maatschappij, met name zoals die waren neergelegd in het
Europees Verdrag van de rechten van de mens en in de jurisprudentie van het Europese Hof van de
rechten van de mens, alsook in andere verdragen. In het bijzonder de ondergeschikte positie van de
gehuwde vrouw en de achtergestelde plaats van buitenechtelijke kinderen in het Turkse BW waren
daarmee in strijd. Toch was de invoering van een aan de huidige tijd aangepast BW geen gemakkelijke
zaak. Het kostte drieënhalf jaar discussie in het parlement, dat voor meer dan 95 procent uit mannen
bestaat en waarin traditioneel rechts in belangrijke invloed heeft, alvorens het nieuwe BW werd aanvaard
en ingevoerd. Het BW is niet geheel gewijzigd; zijn structuur is gehandhaafd en ook een ruime aantal van
zijn artikelen zijn in de kern gelijk gebleven. De wijzigingen zijn deels gebaseerd op bovengenoemde
principiële veranderingen, deels zijn zij reacties op jurisprudentie en doctrine. De belangrijkste
wijzigingen zijn in het familierecht te vinden.
De veranderingen wegens de gelijkheid van man en vrouw blijken al bij de huwelijkssluiting. Beide
partners moeten thans zeventien jaar zijn om te kunnen trouwen. Tijdens het huwelijk hebben zij een
gelijk positie; de man is niet langer hoofd van zijn gezin, de vrouw hoeft hem niet meer te volgen en is
hem geen rekenschap verschuldigd. Beide hebben dezelfde vertegenwoordigingsbevoegdheid en
aansprakelijkheid bij huishoudelijke schulden, beide bepalen de woonplaats en beide hebben gelijke
woonbescherming, ook indien de echtelijke woning eigendom van slechts een is, of slechts een het
huurcontract heeft gesloten. Beide hebben gelijke rechten om buitenshuis te werken. Ook het
huwelijksvermogensrecht probeert beide echtgenoten een zo gelijk mogelijke positie te geven. Het
scheidingsrecht was reeds in 1988 herzien. Thans hebben man en vrouw bij de echtscheidingsgevolgen
gelijke rechten, zowel waar het betreft het onderhoudsrecht als met betrekking tot de kinderen. De positie
van buitenechtelijke kinderen in het erfrecht is zodanig gewijzigd dat deze thans gelijk is aan die van
wettige kinderen. Het adoptierecht is aangepast aan de eisen die het Haags adoptieverdrag 1993 stelt.
Met dit Wetboek heeft Turkije thans een burgerrechtelijke regelgeving die in zijn moderniteit geheel past
binnen de rechtsbeginselen die de West-Europese staten aan hun wetgeving ten grondslag gelegd hebben.
Bij wet van 3 juli 2005 is artikel 313 gewijzigd. Voor zover van belang is ook de wet tot invoering van het
nieuwe BW hier in vertaling opgenomen.
Omdat in de Nederlandse rechtspraktijk regelmatig het Turkse privaatrecht en in het bijzonder het Turkse
personen-, familie- en erfrecht toegepast moet worden, is een Nederlandstalige vertaling van het nieuwe
Turkse burgerlijke Wetboek gewenst. De hier volgende vertaling van deze delen van het Turks Burgerlijk
Wetboek tracht daarin te voorzien. Omdat een volmaakte vertaling een utopie is, maar anderzijds een ieder
gebaat is bij een zo goed mogelijke vertaling, staat de vertaalprojektgroep geheel open voor iedere
bijdrage aan een beter produkt.3
F.J.A. van der Velden, projektleider
1
Evenals het Zwitserse Burgerlijk wetboek behandelt het Turkse BW het personen-, familie- en erfrecht alsook het goederenrecht.
Het verbintenissenrecht is in beide rechtsstelsels in een afzonderlijk wetboek opgenomen.
2
M.n. in mei 1988 en november 1990.
3
U kunt ons bereiken per post op bovenstaand adres, of per email op [email protected].
2
Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007
rechten.vu.nl
Inhoudsopgave
BURGERLIJK WETBOEK
* INLEIDING
A. BRONNEN EN TOEPASSING VAN HET RECHT (ART. 1)
B. INHOUD VAN RECHTSBETREKKINGEN (ART. 2-4)
C. BEPALINGEN VAN ALGEMENE AARD (ART. 5)
D. BEWIJSREGELS (ART. 6-7)
* BOEK EEN - PERSONENRECHT
- DEEL EEN - NATUURLIJKE PERSONEN
TITEL EEN - PERSOONLIJKHEID
A. IN HET ALGEMEEN
I. Rechtsbevoegdheid (art. 8)
II. Handelingsbekwaamheid (art. 9-13)
III. Handelingsonbekwaamheid (art. 14-16)
IV. Verwantschap (art. 17-18)
V. Woonplaats (art. 19-22)
B. BESCHERMING VAN DE PERSOONLIJKHEID
I. Tegen het afzien en excessief beperken (art. 23)
II. Tegen aantasting (art. 24-25)
III. Recht betreffende de naam (art. 26-27)
C. BEGIN EN EINDE VAN DE PERSOONLIJKHEID
I. Geboorte en overlijden (art. 28)
II. Bewijs van het in leven en dood zijn (art. 29-31)
III. Beslissing van vermissing (art. 32-35)
TITEL TWEE - REGISTER VAN DE BURGERLIJKE STAND
A. IN HET ALGEMEEN
I. Register (art. 36)
II. Bevoegde ambtenaar (art. 37)
III. Aansprakelijkheid (art. 38)
IV. Verbetering (art. 39-40)
B. REGISTER VAN GEBOORTEN
I. Aangifte (art. 41)
II. Veranderingen in het geboorteregister (art. 42)
C. REGISTER VAN OVERLIJDEN
I. Aangifte van overlijden (art. 43)
II. Vermist persoon (art. 44)
III. Beslissing betreffende vermissing (art. 45)
IV. Aanbrengen van veranderingen in het register (art. 46)
- DEEL TWEE - RECHTSPERSONEN
(artikelen 47 – 117: zijn niet opgenomen)
* BOEK TWEE - FAMILIERECHT
- DEEL EEN - HUWELIJKSRECHT
TITEL EEN - HUWELIJKSSLUITING
EERSTE AFDELING - DE VERLOVING
A. VERLOVING (ART. 118)
B. BEPALINGEN INZAKE HET VERLOOFD ZIJN
I. Afwezigheid van het recht op een rechtszaak (art. 119)
II. Gevolgen van de verbreking van de verloving (art. 120-121)
III. Teruggave van geschenken (art. 122)
IV. Verjaring (art. 123)
TWEEDE AFDELING - HUWELIJKSBEVOEGDHEID EN HUWELIJKSBELETSELEN
A. VOORWAARDEN VAN HUWELIJKSBEVOEGDHEID
I. Leeftijd (art. 124)
II. Onderscheidingsvermogen (art. 125)
3
Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007
rechten.vu.nl
III. Toestemming van wettelijke vertegenwoordiger (art. 126-128)
B. HUWELIJKSBELETSELEN
I. Verwantschap (art. 129)
II. Eerdere huwelijk (art. 130-132)
III. Geestelijke stoornis (art. 133)
DERDE AFDELING - AANGIFTE EN HUWELIJKSSLUITING
A. AANGIFTE
I. Plaats van aangifte (art. 134)
II. Vorm (art. 135)
III. Documenten (art. 136)
IV. Onderzoek van aangifte en afwijzing (art. 137)
V. Bezwaar tegen afwijzing en methode van oordelen (art. 138)
B. HUWELIJKSSLUITING EN REGISTRATIE
I. Voorwaarden (art. 139-140)
II. Uitvoering (art. 141-143)
C. AMBTELIJKE VOORSCHRIFTEN (ART. 144)
VIERDE AFDELING - ONGELDIGE HUWELIJKEN
A. NIETIGHEID
I. Gronden (art. 145)
II. Bevoegdheid en recht om een rechtszaak te beginnen (art. 146)
III. Beperking of opheffing van recht om een rechtszaak te voeren (art. 147)
B. RELATIEVE NIETIGHEID
I. Rechten van echtgenoten (art. 148-152)
II. Recht van de wettelijke vertegenwoordiger om een rechtszaak te beginnen (art. 153)
C. REDENEN DIE GEEN VERNIETIGING MEEBRENGEN
I. Zich niet houden aan de wachttijd (art. 154)
II. Niet voldoen aan vormvoorschriften (art. 155)
D. BESLISSING VAN ONGELDIGHEID
I. In het algemeen (art. 156)
II. Gevolgen (art. 157-158)
E. RECHT VAN ERFGENAMEN OM EEN RECHTSZAAK TE VOEREN (ART. 159)
F. BEVOEGDHEID EN DE WIJZE VAN PROCEDEREN (ART. 160)
TITEL TWEE – ECHTSCHEIDING
A. ECHTSCHEIDINGSGRONDEN
I. Overspel (art. 161)
II. Levensbedreiging, slechte behandeling en aantasting van eer (art. 162)
III. Het plegen van een strafbaar feit en het leiden van een eerloos leven (art. 163)
IV. Verlating (art. 164)
V. Geestelijke stoornis (art. 165)
VI. Duurzame ontwrichting (art. 166)
B. PROCEDURE
I. Onderwerp (art. 167)
II.Bevoegdheid (art. 168)
III. Voorlopige voorzieningen (art. 169)
C. BESLISSING
I. Echtscheiding of scheiding van tafel en bed (art. 170)
II. Termijn van scheiding van tafel en bed (art. 171)
III. Einde van de periode van scheiding van tafel en bed (art. 172)
IV. Persoonlijke staat van de gescheiden vrouw (art. 173)
V. Schadevergoeding en alimentatie bij echtscheiding (art. 174-178)
VI. Ontbinding huwelijksvermogen (art. 179-180)
VII. Erfrecht (art. 181)
VIII. De rechten van moeder en vader ten aanzien van de kinderen (art. 182-183)
D. WIJZE VAN PROCEDEREN BIJ ECHTSCHEIDING (ART. 184)
TITEL DRIE - ALGEMENE BEPALINGEN BETREFFENDE HET HUWELIJK
4
Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007
rechten.vu.nl
A. RECHTEN EN VERPLICHTINGEN
I. Algemeen (art. 185)
II. Keuze van de woning, bestuur van de gemeenschap, bijdrage aan de uitgaven (art. 186)
III. Geslachtsnaam van de vrouw (art. 187)
B. VERTEGENWOORDIGING VAN DE GEMEENSCHAP
I. Vertegenwoordigingsbevoegdheid van de echtgenoten (art. 188)
II. Aansprakelijkheid (art. 189)
III. Ontneming en/of beperking van de vertegenwoordigingsbevoegdheid (art. 190)
IV. Herstel van de vertegenwoordigingsbevoegdheid (art. 191)
C. BEROEP EN BEDRIJF VAN DE ECHTGENOTEN (ART. 192)
D. RECHTSHANDELINGEN VAN DE ECHTGENOTEN
I. Algemeen (art. 193)
II. Echtelijke woning (art. 194)
E. BESCHERMING VAN DE GEMEENSCHAP
I. Algemeen (art. 195)
II. Tijdens het samenleven van de echtgenoten (art. 196)
III. Onderbreking van de samenleving (art. 197)
IV. Voorzieningen behorend bij schuldenaars (art. 198)
V. Begrenzing van beschikkingsbevoegdheid (art. 199)
VI. Wijziging van de omstandigheid (art. 200)
VII. Bevoegdheid (art. 201)
TITEL VIER - HUWELIJKSGOEDERENREGIME TUSSEN ECHTGENOTEN
EERSTE AFDELING - ALGEMENE BEPALINGEN
A. WETTELIJKE HUWELIJKSGOEDERENREGIME (art. 202)
B. OVEREENKOMST INZAKE HUWELIJKSGOEDERENREGIME
I. Inhoud van de overeenkomst (art. 203)
II. Bevoegdheid tot sluiting van een overeenkomst (art. 204)
III. Vorm van overeenkomst (art. 205)
C. BUITENGEWOON HUWELIJKSGOEDERENREGIME
I. Op verzoek van een van de echtgenoten (art. 206-208)
II. Bij gedwongen executie (art. 209-211)
III. Vereffening van eerder regime (art. 212)
D. BESCHERMING VAN SCHULDEISERS (art. 213)
E. BEVOEGDHEID IN RECHTSZAKEN TOT VEREFFENING HUWELIJKSGOEDERENREGIME (art. 214)
F. BESTUUR VAN DE GOEDEREN VAN EEN ECHTGENOOT DOOR DE ANDER (art. 215)
G. BOEDELBESCHRIJVING (art. 216)
H. SCHULDEN TUSSEN ECHTGENOTEN (art. 217)
TWEEDE AFDELING - HET REGIME VAN VERWERVINGSDEELNEMING
A. EIGENDOM
I. Inhoud (art. 218)
II. Verwervingen (art. 219)
III. Persoonlijke vermogen (art. 220-221)
IV. Bewijs (art. 222)
B. BEHEER, GEBRUIK EN BESCHIKKING (art. 223)
C. AANSPRAKELIJKHEID JEGENS DERDEN (art. 224)
D. BEËINDIGING VAN HUWELIJKSGOEDERENREGIME EN VEREFFENING
I. Tijdstip van beëindiging (art. 225)
II. Terugname van goederen; schulden (art. 226-227)
III. Berekening van aandeel van de echtgenoten (art. 228-231)
IV. Waardebepaling (art. 232-235)
V. Deelname in de nettowaarde (art. 236-238)
VI. Betaling van aanspraak uit [verwervings-]deelneming en van aandeel in vermeerderde waarde
(art. 239-241)
DERDE AFDELING - ALGEHELE SCHEIDING VAN GOEDEREN
A. BESTUUR, GEBRUIK EN BESCHIKKING (art. 242)
5
Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007
rechten.vu.nl
B. OVERIGE BEPALINGEN (art. 243)
VIERDE AFDELING - BEPERKTE SCHEIDING VAN GOEDEREN
A. BESTUUR, GEBRUIK EN BESCHIKKING
I. In het algemeen (art. 244)
II. Bewijs (art. 245)
B. AANSPRAKELIJKHEID VOOR SCHULDEN (art. 246)
C. EINDE HUWELIJKSGOEDERENREGIME EN VEREFFENING
I. Tijdstip van einde (art. 247)
II. Terugname van goederen en afgifte van goederen in mede-eigendom (art. 248-249)
III. Voor het gezin bestemde goederen (art. 250-253)
IV. Echtelijke woning en huisraad (art. 254-255)
VIJFDE AFDELING - GEMEENSCHAP VAN GOEDEREN
A. EIGENDOM
I. Omvang (art. 256)
II. Gemeenschapsvermogen (art. 257-259)
III. Persoonlijk vermogen (art. 260)
IV Bewijs (art. 261)
B. BESTUUR EN BESCHIKKING
I. Bij gemeenschapsvermogen (art. 262-266)
II. Persoonlijk vermogen (art. 267)
C. AANSPRAKELIJKHEID JEGENS DERDEN
I. Schulden van de gemeenschap (art. 268)
II. Persoonlijke schulden (art. 269)
D. SCHULDEN TUSSEN ECHTGENOTEN (art. 270)
E. BEËINDIGING VAN HUWELIJKSGOEDERENREGIME EN VEREFFENING
I. Tijdstip van beëindiging (art. 271)
II. Toevoeging aan persoonlijk vermogen (art. 272)
III. Verrekening tussen persoonlijk vermogen en gemeenschapsvermogen (art. 273)
IV. Aandeel in vermeerderde waarde (art. 274)
V. Waardebepaling (art. 275)
VI. Verdeling (art. 276-277)
VII. Wijze van verdeling (art. 278-281)
- DEEL TWEE - VERWANTSCHAP
TITEL EEN – ONTSTAAN VAN VERWANTSCHAP
EERSTE AFDELİNG – ALGEMENE BEPALİNGEN
A. ONTSTAAN VAN VERWANTSCHAP IN HET ALGEMEEN (art. 282)
B. BEVOEGDHEID EN WIJZE VAN PROCEDEREN
I. Bevoegdheid (art. 283)
II. Wijze van beoordeling (art. 284)
TWEEDE AFDELING - VADERSCHAP VAN DE ECHTGENOOT
A. VERMOEDEN VAN VADERSCHAP (art. 285)
B. ONTKENNING VAN VERWANTSCHAP
I. Recht op een rechtszaak (art. 286)
II. Bewijs (art. 287-288)
III. Vervaltermijnen (art. 289)
C. SAMENLOOP VAN VERMOEDENS (art. 290)
D. RECHT OP RECHTSZAAK VAN ANDERE BELANGHEBBENDEN (art. 291)
E. LATERE HUWELIJKSSLUITING
I. Voorwaarden (art. 292)
II. Aangifte (art. 293)
III. Bezwaar en vernietiging (art. 294)
DERDE AFDELING - ERKENNING EN GEVOLGEN VAN VADERSCHAP
A. ERKENNING
I. Voorwaarde en vorm (art. 295)
II. Aangifte (art. 296)
6
Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007
rechten.vu.nl
III. Procedure tot vernietiging (art. 297-300)
B. GEVOLG VAN VADERSCHAP
I. Recht op een rechtszaak (art. 301)
II. Vermoeden (art. 302)
III. Vervaltermijnen (art. 303)
IV. De financiële rechten van de moeder
VIERDE AFDELING - ADOPTIE
A. ADOPTIE VAN MINDERJARIGEN
I. Algemene voorwaarden (art. 305)
II. Gezamenlijke adoptie (art. 306)
III. Eenpersoons adoptie (art. 307)
IV. Toestemming en leeftijd van de minderjarige (art. 308)
V. Toestemming van moeder en vader (art. 309-312)
B. ADOPTIE VAN MEERDERJARIGEN EN ONDER CURATELE GESTELDEN (art. 313)
C. GEVOLGEN (art. 314)
D. VORM EN WIJZE
I. Algemeen (art. 315)
II. Onderzoek (art. 316)
E. BEËINDIGING VAN DE ADOPTIEVERHOUDING
I. Oorzaken (art. 317–318)
II. Vervaltermijn
F. ADOPTIEBEMIDDELING (art. 320)
VIJFDE AFDELING - GEVOLGEN VAN VERWANTSCHAP
A. GESLACHTSNAAM (art. 321)
B. WEDERZIJDSE VERPLICHTINGEN (art. 322)
C. PERSOONLIJKE VERHOUDING MET HET KIND
I. Moeder en vader (art. 323-324)
II. Derden (art. 325)
III. Bevoegdheid (art. 326)
D. VERGOEDING VAN KOSTEN VAN VERZORGING EN OPVOEDING VAN KINDEREN
I. Omvang (art. 327)
II. D uur (art. 328)
III. Recht op rechtszaak (art. 329)
IV. Vaststelling van bedrag ter zake van levensonderhoud (art. 330)
V. Wijziging van omstandigheden (art. 331)
VI. Voorlopige maatregelen (art. 332)
VII. Zekerheidstelling (art. 334)
ZESDE AFDELING - GEZAG
A. IN HET ALGEMEEN
I. Voorwaarde (art. 335)
II. Indien moeder en vader gehuwd zijn (art. 336)
III. Indien moeder en vader niet gehuwd zijn (art. 337)
IV. Stiefkinderen (art. 338)
B. OMVANG VAN GEZAG
I. In het algemeen (art. 339)
II. Opvoeding (art. 340)
III. Godsdienstige opvoeding (art. 341)
IV. Vertegenwoordiging van het kind (art. 342)
V. Handelingsbekwaamheid van het kind (art. 343)
VI. Vertegenwoordiging van het gezin door het kind (art. 344)
VII. Rechtshandelingen tussen het kind en de moeder en vader (art. 345)
C. BESCHERMING VAN HET KIND
I. Beschermingsmaatregelen (art. 346)
II. Uithuisplaatsing van kinderen (art. 347)
III. Ontheffing uit het gezag (art. 348)
7
Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007
rechten.vu.nl
IV. Wijziging van omstandigheden (art. 351)
ZEVENDE AFDELING - VERMOGEN VAN HET KIND
A. BEHEER
I. In het algemeen (art. 352)
II. Bij beëindiging van het huwelijk (art. 353)
B. GEBRUIKSRECHT (art. 354)
C. BESTEDING VAN DE OPBRENGSTEN (art. 355)
D. GEDEELTELIJKE BESTEDING VAN HET VERMOGEN VAN HET KIND (art. 356)
E. VRIJ VERMOGEN VAN HET KIND
I. Begunstigingen (art. 357)
II. Legitieme portie (art. 358)
III. Vermogen gegeven voor uitoefening van beroep of bedrijf, en eigen inkomen (art. 359)
F. BESCHERMING VAN HET VERMOGEN VAN HET KIND
I. Maatregelen (art. 360)
II. Ontneming van bevoegdheid van moeder en vader tot beheer (art. 361)
G. BEËINDIGING VAN HET BEHEER
I. Overdracht van het vermogen (art. 362)
II. Aansprakelijkheid van moeder en vader (art. 363)
TITEL TWEE - DE FAMILIE
EERSTE AFDELING - ONDERHOUDSVERPLICHTING
A. ONDERHOUDSPLICHTIGEN (art. 364)
B. RECHT OP EEN RECHTSZAAK (art. 365)
C. BESCHERMING BEHOEVENDE PERSONEN (art. 366)
TWEEDE AFDELING - HUISELIJKE ORDE
A. VOORWAARDEN (art. 367)
B. WERKINGEN
I. Huiselijke orde en toezicht (art. 368)
II. Aansprakelijkheid (art. 369)
III. Aanspraak van afstammelingen op verrekening (art. 370-371)
DERDE AFDELING - FAMILIEVERMOGEN
A. FAMILIESTICHTING (art. 372)
B. GEZAMENDEHANDS EIGENDOM VAN FAMILIEVERMOGEN
I. Ontstaan (art. 373-374)
II. Duur (art. 375)
III. Werking (art. 376-379)
IV. Einde van mede-eigendom (art. 380-383)
V. Gezamendehands familievermogen met winstuitkering (art. 384-385)
C. FAMILIEWOONOORD
I. Algemeen (art. 386)
II. Vestiging (art. 387-390)
III. Gevolgen (art. 391-393)
IV. Beëindiging (art. 394-395)
DEEL DRIE - VOOGDIJ
TITEL EEN - INRICHTING VAN DE VOOGDIJ
EERSTE AFDELING - VOOGDIJ-ORGANEN
A. IN HET ALGEMEEN (art. 396)
B. VOOGDIJ-AFDELINGEN
I. Overheidsvoogdij (art. 397)
II. Privaatvoogdij (art. 398-402)
C. VOOGD EN KAYYIM (art. 403)
TWEEDE AFDELING - GEVALLEN DIE VOOGDIJ NOODZAKELIJK MAKEN
A. MINDERJARIGHEID (art. 404)
B. CURATELE
I. Geestelijke stoornis of zwakzinnigheid (art. 405)
II.Verkwisting, verslaving aan alcohol of verdovende middelen, slechte leefstijl, slecht beheer (art.
8
Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007
rechten.vu.nl
406)
III. Vrijheidsbeperkende straf (art. 407)
IV. Op verzoek (art. 408)
C. PROCEDURE
I. Horen van belanghebbende en deskundigenrapport (art. 409)
II. Bekendmaking (art. 410)
DERDE AFDELING - BEVOEGDHEID
A. BEVOEGDHEID IN VOOGDIJZAKEN (art. 411)
B. WIJZIGING VAN WOONPLAATS (art. 412)
VIERDE AFDELING - BENOEMING VAN DE VOOGD
A. VOORWAARDEN
I. In het algemeen (art. 413)
II. Voorrang van echtgenoot en verwanten (art. 414)
III. Wil van belanghebbenden (art. 415)
IV. Verplichting tot aanvaarding van voogdijschap (art. 416)
V. Redenen om voogdijschap te weigeren (art. 417)
VI. Redenen die voogdijschap beletten (art. 418)
B. WIJZE VAN BENOEMING
I. Benoeming van voogd (art. 419)
II. Voorlopige maatregelen (art. 420)
III. Betekening en bekendmaking (art. 421)
IV. Weigering en bezwaar (art. 422-424)
V. Taakoverdracht (art. 425)
VIJFDE AFDELING - FUNCTIES VAN KAYYIM EN JURIDISCHE RAADGEVER
A. GEVALLEN DIE KAYYIMSCHAP NOODZAKELIJK MAKEN
I. Vertegenwoordiging (art. 426)
II. Vermogensbeheer (art. 427-428)
B. FUNCTIE VAN JURIDISCHE RAADGEVER (art. 429)
C. BEVOEGDHEID (art. 430)
D. PROCEDURE (art. 431)
ZESDE AFDELING - VRIJHEIDSBEPERKING TER BESCHERMING
A. VOORWAARDEN (art. 432)
B. BEVOEGDHEID (art. 433)
C. MELDINGSPLICHT (art. 434)
D. BEZWAAR (art. 435)
E. PROCEDURE
I. In het algemeen (art. 436)
II. Gerechtelijke procedure (art. 437)
TITEL TWEE - UITOEFENING VAN VOOGDIJSCHAP
EERSTE AFDELING - TAKEN VAN DE VOOGD
A. AANVANG VAN DE TAAK
I. Boedelbeschrijving (art. 438)
II. Bewaring van waardevolle zaken (art. 439)
III. Verkoop van roerende zaken (art. 440)
IV. Belegging van geld (art. 441-442)
V. Commerciële en industriële ondernemingen (art. 443)
VI. Verkoop van onroerende goederen (art. 444)
B. VERZORGING EN VERTEGENWOORDIGING
I. Verzorging van een persoon (art. 445-447)
II. Vertegenwoordiging (art. 448-453)
C. VERMOGENSBEHEER
I. Beheer en boekhoudplicht (art. 454)
II. Vrije goederen (art. 455)
D. DUUR VAN DE TAAK (art. 456)
E. BELONING VAN VOOGD (art. 457)
9
Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007
rechten.vu.nl
TWEEDE AFDELING - TAKEN VAN DE KAYYIM
A. POSITIE VAN KAYYIM (art. 458)
B. OMVANG VAN KAYYIMSCHAP
I. Bepaalde functie (art. 459)
II. Vermogensbeheer (art. 460)
DERDE AFDELING - TAKEN VAN VOOGDIJ-AFDELINGEN
A. KLACHT EN BEROEP (art. 461)
B. TOESTEMMING
I. Van de voogdij-autoriteit (art. 462)
II. Van de toezichtautoriteit (art. 463)
C. ONDERZOEK VAN RAPPORT EN AFREKENINGEN (art. 464)
D. ONTBREKEN VAN TOESTEMMING (art. 465)
VIERDE AFDELING - AANSPRAKELIJKHEID VAN VOOGDIJ-ORGANEN
A. ZORGVULDIGHEIDSPLICHT (art. 466)
B. AANSPRAKELIJKHEID VAN VOOGD (art. 467)
C. AANSPRAKELIJKHEID VAN STAAT (art. 468)
D. TAAK EN BEVOEGDHEID (art. 469)
TITEL DRIE - EINDE VAN VOOGDIJ
EERSTE AFDELING - EINDE IN GEVALLEN DIE VOOGDIJ NOODZAKELIJK MAKEN
A. BIJ MINDERJARIGEN (art. 470)
B. BIJ VEROORDEELDEN (art. 471)
C. BIJ ANDERE ONDER CURATELE GESTELDEN
I. Opheffing (art. 472)
II. Procedure (art. 473-476)
D. BIJ KAYYIMSCHAP EN BIJ JURIDISCH RAADGEVERSCHAP
І. In het algemeen (art. 477)
ІІ. Bekendmaking (art. 478)
TWEEDE AFDELING - EINDE VAN TAAK VAN VOOGD
A. VERLIES VAN HANDELINGSBEKWAAMHEID EN OVERLIJDEN (art. 479)
B. BEËINDIGING EN NIET-VOORTZETTING VAN DE TERMIJN
I. Verloop van termijn (art. 480)
II. Bij beletsel of reden tot weigering (art. 481)
III. Plicht tot voortzetting van taak (art. 482)
C. ONTHEFFING VAN TAAK
I. Gronden (art. 483)
II. Procedure (art. 484-488)
DERDE AFDELING - GEVOLGEN VAN EINDE VAN VOOGDIJ
A. DEFINITIEVE AFREKENING EN TERUGGAVE VAN VERMOGEN (art. 489)
B. ONDERZOEK VAN VERSLAG EN AFREKENING (art. 490)
C. BEËINDIGING VAN TAAK VAN VOOGD (art. 491)
D. VERJARING VAN AANSPRAKELIJKHEIDSPROCEDURE
I. Gewone verjaring (art. 492)
II. Buitengewone verjaring (art. 493)
E. VORDERING VAN ONDER VOOGDIJ GESTELDE PERSOON (art. 494)
* BOEK DRIE – ERFRECHT
- DEEL EEN: ERFGENAMEN
TITEL EEN: ERFGENAMEN BIJ VERSTERF
A. BLOEDVERWANTEN
I. Afstammelingen (art. 495)
II. Moeder en vader (art. 496)
III. Grootmoeder en grootvader (art. 497)
IV. Verwanten buiten huwelijk (art. 498)
B. LANGSTLEVENDE ECHTGENOOT (art. 499)
C. ADOPTIE (art. 500)
D. STAAT (art. 501)
10
Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007
rechten.vu.nl
- DEEL TWEE - BESCHIKKINGEN TER ZAKE DES DOODS
EERSTE AFDELING - BEKWAAMHEID OM TE BESCHIKKEN
A. BEKWAAMHEID
I. Bij testament (art. 502)
II. Bij overeenkomst inzake erfopvolging (art. 503)
B. WILSGEBREK (art. 504)
TWEEDE AFDELING - BESCHIKKINGSVRIJHEID
A. BESCHIKBARE DEEL
I. Omvang (art. 505)
II. Legitieme portie (art. 506)
III. Berekening van het beschikbare deel (art. 507-509)
B. ONTERVING
I. Gronden (art. 510)
II. Werking (art. 511)
III. Bewijslast (art. 512)
IV. Onterving op grond van onvermogen schulden te betalen (art. 513)
DERDE AFDELING - SOORTEN VAN BESCHIKKINGEN TER ZAKE DES DOODS
A. ALGEMEEN (art. 514)
B. VOORWAARDEN EN LASTEN (art. 515)
C. BENOEMING VAN ERFGENAMEN (art. 516)
D. EEN BEPAALD GOED NALATEN
I. Onderwerp (art. 517)
II. Verplichting tot levering (art. 518)
III. Verhouding tot de boedel (art. 519)
E. BENOEMİNG VAN EEN RESERVE-ERFGENAAM (art. 520)
F. ERFSTELLING OVER DE HAND
I. Vaststelling (art. 521)
II. Overgang op de verwachter (art. 522)
III. Zekerheid (art. 523)
IV. Werking (art. 524-525)
G. STİCHTİNG (art. 526)
H. OVEREENKOMSTEN İNZAKE ERFOPVOLGİNG
I. Positieve overeenkomst inzake erfopvolging (art. 527)
II. Overeenkomst inzake afstand van nalatenschap (art. 528-530)
VIERDE AFDELING - VORMEN VAN BESCHIKKINGEN TER ZAKE DES DOODS
A. TESTAMENT
I. Vormen (art. 531-541)
II. Herroepen van een testament (art. 542-544)
B. OVEREENKOMST İNZAKE ERFOPVOLGİNG
I. Vorm (art. 545)
II. Vernietiging (art. 546-548)
C. VERMINDERING VAN HET BESCHIKBARE DEEL (art. 549)
VIJFDE AFDELING - EXECUTEUR TESTAMENTAIR
A. BENOEMING
I. Benoeming en bevoegdheid (art. 550)
II. Meerdere executeurs testamentair (art. 551)
B. TAKEN EN BEVOEGDHEDEN
I. Algemeen (art. 552)
II. Beschikking over boedelgoederen (art. 553)
C. EINDE VAN DE OPDRACHT (art. 554)
D. TOEZICHT (art. 555)
E. AANSPRAKELİJKHEİD (art. 556)
ZESDE AFDELING en volgende
(artikelen 557-681: wachten op vertaling)
* BOEK VIER - ZAKENRECHT
11
Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007
rechten.vu.nl
(artikelen 682-1027: worden niet vertaald)
DE WET DIE BUITEN WERKING WORDT GESTELD (art. 1028)
INWERKINGTREDING (art. 1029)
UITVOERING (art. 1030).
* - * -* - * - *
Wet inzake de invoering en toepassing van het Turks Burgerlijk Wetboek
AFDELING EEN – ALGEMENE BEPALINGEN
A. GEEN TERUGWERKENDE KRACHT (art. 1)
B. TERUGWERKENDE KRACHT
I. Openbare orde en algemene zedelijkheid (art. 2)
II. Verhoudingen waarvan de inhoud door de wet wordt bepaald (art. 3)
III. Verworven rechten (art. 4)
AFDELING TWEE – PERSONENRECHT
A. HANDELINGSBEKWAAMHEID (art. 5)
B. BESLISSING VAN VERMISSING (art. 6)
C. VERENIGINGEN (art. 7: wordt niet vertaald)
D. STICHTINGEN (art. 8: wordt niet vertaald)
AFDELING DRIE – FAMILIERECHT
A. HUWELIJKSSLUITING, ECHTSCHEIDING EN ALGEMENE BEPALINGEN INZAKE HUWELIJK (art. 9)
B. HUWELIJKSGOEDERENREGIMES (art. 10)
C. BESCHERMING VAN DERDEN (art. 11)
D. VERWANTSCHAP (art. 12)
E. RECHTSZAAK BETREFFENDE HET VADERSCHAP (art. 13)
F. ADOPTIE (art. 14)
G. GEZAG (art. 15)
H. VOOGDIJ (art. 16)
AFDELING VIER – ERFRECHT
A. ERFGENAAMSCHAP EN OVERGANG VAN DE NALATENSCHAP (art. 17)
AFDELING VIJF – GOEDERENRECHT (art. 18 en 19: worden niet vertaald)
AFDELING ZES –OVERIGE BEPALINGEN
A. VERVALTERMİJNEN EN VERJARİNGSTERMİJNEN (art. 20)
B.C. (art. 21 en 22 worden niet vertaald)
D. DE WET DİE BUİTENWERKİNG WORDT GESTELD (art. 23)
E. INWERKİNGTREDİNG (art. 24)
F. UİTVOERİNG (art. 25)
12
Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007
rechten.vu.nl
BURGERLIJK WETBOEK4
INLEIDING
A. BRONNEN EN TOEPASSİNG VAN HET RECHT
ARTIKEL 1.- De wet is naar zijn bewoordingen en inhoud van toepassing op alle
onderwerpen waarop hij betrekking heeft.
Kan in de wet geen toepasselijke bepaling gevonden worden dan beslist de rechter
overeenkomstig de regels van gewoonte en gebruik en bij afwezigheid daarvan overeenkomstig
de regel die hij zou opstellen als hij wetgever was geweest.
Bij het wijzen van de beslissing maakt de rechter gebruik van wetenschappelijke opvattingen
en rechterlijke beslissingen.
B. INHOUD VAN RECHTSBETREKKINGEN
I. Handelen naar behoren
ARTIKEL 2.- Ieder is gehouden bij de uitoefening van zijn rechten en bij de nakoming van
zijn plichten naar de regels van behoorlijkheid te handelen.
Het kennelijke misbruik van een recht wordt rechtens niet beschermd.
II. Goede trouw
ARTIKEL 3.- In de gevallen waarin de wet aan de goede trouw een rechtsgevolg verbindt,
wordt de aanwezigheid van de goede trouw aangenomen.
Echter, wie niet voldoet aan de zorgvuldigheid die naar de omstandigheden van het geval van
hem verlangd kan worden, kan zich niet op goede trouw beroepen.
III. Rechterlijke beoordelingsbevoegdheid
ARTIKEL 4.- Indien de wet de rechter de bevoegdheid geeft tot beoordeling van, of hem
verplicht om rekening te houden met de omstandigheden van het geval of met gerechtvaardigde
zwaarwegende gronden, beslist hij naar recht en billijkheid.
C. BEPALINGEN VAN ALGEMENE AARD
ARTIKEL 5.- Algemene bepalingen in dit Wetboek en in het Wetboek van
verbintenissenrecht zijn voor zover geschikt van toepassing op alle burgerrechtelijke
rechtsbetrekkingen.
D. BEWIJSREGELS
I. Bewijslast
ARTIKEL 6.- Indien de wet niet anders bepaalt, rust op ieder de last de aanwezigheid te
bewijzen van de feiten waarop hij zijn recht baseert.
II. Bewijs door openbare akten
ARTIKEL 7.- Openbare registers en openbare akten vormen bewijs van de juistheid van de
daarin neergelegde feiten.
Het bewijs dat de daarin opgenomen feiten onjuist zijn is, tenzij de wetten anders bepalen,
aan geen enkele vorm gebonden.
4
Wet Nr 4721 van 22 november 2001, Resmî Gazete Nr 24607 van 8 december 2001, in werking getreden op 1 januari 2002.
13
Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007
rechten.vu.nl
BOEK EEN
PERSONENRECHT
DEEL EEN
NATUURLIJKE PERSONEN
TITEL EEN
PERSOONLIJKHEID
A. IN HET ALGEMEEN
I. Rechtsbevoegdheid
ARTIKEL 8.- Iedere persoon heeft rechtsbevoegdheid.
Dienovereenkomstig hebben allen, binnen de grenzen van het recht, dezelfde bevoegdheid
om rechten en verplichtingen te hebben.
II. Handelingsbekwaamheid
1. Inhoud
ARTIKEL 9.- Wie handelingsbekwaam is, kan door eigen handelen een recht verwerven en
een verplichting aangaan.
2. Voorwaarden
a. In het algemeen
ARTIKEL 10.- Iedere meerderjarige die onderscheidingsvermogen bezit en niet onder
curatele staat, is handelingsbekwaam.
b. Meerderjarigheid
ARTIKEL 11.- Meerderjarigheid vangt aan met het bereiken van de achttienjarige leeftijd.
Huwelijk maakt een persoon meerderjarig.
c. Meerderjarigverklaring
ARTIKEL 12.- Een minderjarige die de leeftijd van vijftien jaar heeft bereikt, kan op eigen
verzoek en met toestemming van zijn ouder door de rechtbank meerderjarig worden verklaard.
d. Onderscheidingsvermogen
ARTIKEL 13.- Wie niet vanwege zijn minderjarigheid, geestelijke stoornis,
zwakzinnigheid, dronkenschap of om vergelijkbare redenen de bekwaamheid mist om zich op
een verstandige manier te gedragen, beschikt over onderscheidingsvermogen in de zin van deze
wet.
III. Handelingsonbekwaamheid
1. In het algemeen
ARTIKEL 14.- Degenen bij wie het onderscheidingsvermogen ontbreekt, minderjarigen en
onder curatele gestelden zijn handelingsonbekwaam.
2. Ontbreken van onderscheidingsvermogen
ARTIKEL 15.- Behoudens andersluidende wettelijke bepalingen hebben handelingen van
een persoon zonder onderscheidingsvermogen geen rechtsgevolg.
3. Minderjarigen en onder curatele gestelden die over onderscheidingsvermogen beschikken
ARTIKEL 16.- Minderjarigen en onder curatele gestelden die over
onderscheidingsvermogen beschikken kunnen zolang de toestemming van de wettelijke
vertegenwoordigers ontbreekt niet door eigen handelingen een verplichting aangaan. Bij een
verkrijging om niet en bij uitoefening van rechten die nadrukkelijk persoonsgebonden zijn, is
14
Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007
rechten.vu.nl
deze toestemming niet vereist.
Minderjarigen en onder curatele gestelden die over onderscheidingsvermogen beschikken,
zijn verantwoordelijk voor hun onrechtmatige handelingen.
IV. Verwantschap
1. Bloedverwantschap
ARTIKEL 17.- De graad van bloedverwantschap blijkt uit het aantal geboorten waardoor de
verwanten aaneengebonden worden.
Verwantschap in de opgaande en neergaande linie bestaat tussen personen die van elkaar
afstammen; verwantschap in de zijlinie bestaat tussen personen die niet van elkaar afstammen,
maar wel dezelfde afkomst5 hebben.
2. Aanverwantschap
ARTIKEL 18.- De echtgenoot en de bloedverwanten van de andere echtgenoot worden
aanverwanten in dezelfde soort en graad.
Aanverwantschap eindigt niet bij het eindigen van het huwelijk waardoor deze tot stand
kwam.
V. Woonplaats
1. Begripsbepaling
ARTIKEL 19.- Woonplaats is de plaats waar een persoon verblijft met de bedoeling om
daar voortdurend te blijven.
Een persoon kan niet gelijktijdig meer dan één woonplaats hebben.
Deze regel is niet van toepassing op handels- en industriële ondernemingen.
2. Wijziging van woonplaats en verblijfplaats
ARTIKEL 20.- De wijziging van een woonplaats is afhankelijk van het verkrijgen van een
nieuwe woonplaats. Voor een persoon wiens eerdere woonplaats niet duidelijk is of die na het
verlaten van zijn woonplaats in het buitenland nog geen woonplaats in Turkije heeft verkregen,
zal de verblijfplaats als woonplaats gelden.
3. Wettelijk woonplaats
ARTIKEL 21.- De woonplaats van een kind dat onder ouderlijk gezag staat, is die van zijn
moeder en vader. Indien moeder en vader geen gemeenschappelijke woonplaats hebben, is de
woonplaats van het kind die van de moeder of vader aan wie het is toevertrouwd. In overige
gevallen geldt de verblijfplaats van het kind als zijn woonplaats.
De woonplaats van personen die onder voogdij staan, is de plaats waar de voogdij-instelling
waaraan zij verbonden zijn, zich bevindt.
4. Verblijf in instellingen
ARTIKEL 22.- Het verblijf op een plaats om onderwijs te volgen of de plaatsing in een
opleidings-, gezondheids-, behandelings- of strafinstelling heeft niet tot gevolg dat een nieuwe
woonplaats wordt verkregen.
B. BESCHERMİNG VAN DE PERSOONLİJKHEİD
I. Tegen het afzien en excessief beperken
ARTIKEL 23.- Niemand kan van zijn rechtsbevoegdheden en handelingsbekwaamheden
afzien, ook niet gedeeltelijk.
Niemand kan van zijn vrijheden afzien of deze beperken in strijd met het recht of de
zedelijkheid.
Met schriftelijke toestemming is het mogelijk dat menselijk biologisch materiaal wordt
afgenomen, geïnjecteerd en getransporteerd. Echter, van degene die de verplichting is aangegaan
5
Kök, lett. o.a. wortel, oorsprong, herkomst.
15
Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007
rechten.vu.nl
om biologisch materiaal af te staan, kan geen nakoming van zijn verplichting worden verzocht;
vergoeding van materiële en immateriële schade kan niet worden verzocht.
II. Tegen aantasting
1. Beginsel
ARTIKEL 24.- Wie in strijd met het recht in zijn persoonlijkheid is aangetast, kan de
rechter verzoeken om bescherming tegen de aantasters.
Zolang de toestemming ontbreekt van degene die in zijn persoonlijkheid is beschadigd, of
zolang de inbreuk niet gerechtvaardigd is door een privé of openbaar belang van een hogere orde
of om een van de redenen die het recht geeft van de bevoegdheid gebruik te maken, zal elke
verrichte aantasting van de persoonlijkheidsrechten in strijd met het recht zijn.
2. Procedures
ARTIKEL 25.- De verzoeker kan de rechter verzoeken om het gevaar van aantasting te
voorkomen, de voortdurende aantasting te beëindigen of te bepalen dat de voortdurende effecten
van een reeds geëindigde aantasting in strijd met het recht zijn.
De verzoeker kan bovendien verzoeken dat een verbetering of de beslissing aan derden
bekend wordt gemaakt of wordt gepubliceerd.
De verzoeker behoudt het recht om samen met het verzoek tot materiële en immateriële
schadevergoeding te verzoeken dat de winst verkregen uit een aantasting in strijd met het recht
overeenkomstig de bepalingen van onbevoegde vertegenwoordiging aan hemzelf wordt
toegekend.
Het verzoek om immateriële schadevergoeding kan niet worden overgedragen zolang dit
door de wederpartij niet is geaccepteerd; zolang het verzoek door de erflater niet naar voren
gebracht is, gaat het niet over op de erfgenamen.
De verzoeker kan ter bescherming van zijn persoonlijkheidsrechten procederen bij de
rechtbank van zijn eigen woonplaats of van de woonplaats van de wederpartij.
III. Recht betreffende de naam
1. Naamsbescherming
ARTIKEL 26.- Een persoon wiens recht op gebruik van zijn naam wordt betwist, kan
verzoeken zijn recht vast te stellen. Een persoon wiens naam onrechtmatig wordt gebruikt, kan de
beëindiging hiervan verzoeken; indien de onbevoegde gebruiker schuld heeft, kan bovendien
worden verzocht om vergoeding van de materiële schade en indien de aard van het geleden
onrecht dat vereist, kan om vergoeding van immateriële schade worden verzocht.
2. Naamswijziging
ARTIKEL 27.- Naamswijzing kan slechts wegens gegronde redenen aan de rechter worden
verzocht.
De naamswijziging wordt in het bevolkingsregister geregistreerd en gepubliceerd.
Door een wijziging van de naam wijzigt niet de persoonlijke staat.
Wie door de naamswijziging nadeel ondervindt, kan binnen een jaar na de dag dat hij deze
vernomen heeft om opheffing van de wijzigingsbeslissing verzoeken.
C. BEGIN EN EINDE VAN DE PERSOONLIJKHEID
I. Geboorte en overlijden
ARTIKEL 28.- De persoonlijkheid vangt aan op het tijdstip dat het kind volledig en levend
ter wereld is gekomen en eindigt bij de dood.
Onder de voorwaarde dat het levend geboren wordt, verkrijgt het kind rechtsbevoegdheid
vanaf het tijdstip van verwekking.
II. Bewijs van het in leven en dood zijn
1. Bewijslast
ARTIKEL 29.- Een persoon die met het oog op het gebruik van een recht beweert dat een
16
Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007
rechten.vu.nl
persoon levend of dood is, of op een bepaald tijdstip of bij de dood van een andere persoon in
leven was, is verplicht om zijn bewering te bewijzen.
Indien van meerdere personen niet bewezen kan worden wie eerder of later is overleden,
worden zij geacht gelijktijdig te zijn overleden.
2. Bewijsmiddelen
a. In het algemeen
ARTIKEL 30.- De geboorte en het overlijden van een persoon worden bewezen door de
registraties in het bevolkingsregister. Indien een registratie in het bevolkingsregister ontbreekt of
indien blijkt dat de aanwezige registratie niet correct is, kan de werkelijke situatie met elke vorm
van bewijs bewezen worden.
b. Vermoeden van overlijden
ARTIKEL 31.- Indien een persoon verdwijnt onder omstandigheden waaronder zijn
overlijden als zeker moet worden aangenomen, wordt hij geacht werkelijk te zijn overleden, ook
indien zijn lijk niet is gevonden.
III. Beslissing van vermissing
1. In het algemeen
ARTIKEL 32.- Indien omtrent een persoon die is verdwenen terwijl hij in levensgevaar
verkeerde of van wie lange tijd geen bericht is verkregen, een sterke mogelijkheid bestaat dat hij
dood is, kan de rechtbank, op verzoek van degenen die aan deze dood rechten ontlenen, beslissen
dat deze persoon vermist is.
Bevoegd is de rechtbank van de laatste woonplaats in Turkije van de [vermiste] persoon, of
indien hij nooit in Turkije woonplaats heeft gehad, van de plaats waar hij in het
bevolkingsregister staat ingeschreven; of indien ook zulk een registratie ontbreekt de rechtbank
van de plaats waar zijn moeder of vader staat ingeschreven.
2. Wijze van procederen
ARTIKEL 33.- Om een verzoek om een beslissing tot vermissing te kunnen doen, zal sinds
het levensgevaar ten minste één jaar of sinds de datum van het laatste bericht ten minste vijf jaar
verstreken moeten zijn.
De rechtbank roept op de daarvoor voorgeschreven wijze van bekendmaking personen die
informatie hebben omtrent de persoon over wiens vermissing zal worden beslist op om binnen
een bepaalde termijn informatie te geven.
Deze termijn bedraagt ten minste zes maanden vanaf de dag waarop de eerste bekendmaking
is gedaan.
3. Verval van verzoek
ARTIKEL 34.- Indien de persoon over wiens vermissing beslist zal worden, verschijnt
voordat de bekendmakingstermijn is verstreken of indien van hem bericht wordt ontvangen dan
wel de datum van zijn overlijden komt vast te staan, vervalt het verzoek om tot vermissing te
beslissen.
4. Rechterlijke beslissing
ARTIKEL 35.- Indien de bekendmaking niet tot een resultaat heeft geleid, beslist de
rechtbank tot vermissing en zullen de aan de dood gerelateerde rechten worden uitgeoefend alsof
het overlijden van de vermiste is bewezen.
De beslissing tot vermissing heeft werking vanaf het tijdstip dat het levensgevaar zich heeft
verwezenlijkt of vanaf de dag dat het laatste bericht is ontvangen.
TITEL TWEE
REGISTER VAN DE BURGERLIJKE STAND
17
Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007
rechten.vu.nl
A. IN HET ALGEMEEN
I. Register
ARTIKEL 36.- De burgerlijke staat wordt bepaald door een voor dit doel gehouden officieel
register.
Het houden van dit register en de vermelding van de verplichte gegevens worden geregeld
door de daarop betrekking hebbende wet.
II. Bevoegde ambtenaar
ARTIKEL 37.- Het register van de burgerlijke stand wordt gehouden door de door de Staat
benoemde ambtenaren.
Het bijhouden van de register en de afgifte van uittreksels is de taak van deze ambtenaren.
Aan Turkse vertegenwoordigers in het buitenland kan op voorstel van het Ministerie van
Buitenlandse Zaken en in overleg met het Ministerie van Binnenlandse Zaken en met
toestemming van het Bureau van de Minister-President, de bevoegdheid van ambtenaar van de
burgerlijke stand verleend worden.
III. Aansprakelijkheid
ARTIKEL 38.- De nadelige gevolgen van het houden van het register van de burgerlijke
stand worden door de Staat vergoed, met regres op de nalatige ambtenaar.
De procedure tot schadevergoeding en regres wordt verzocht bij de rechtbank van de plaats
van het register van de burgerlijke stand.
IV. Verbetering
1. In het algemeen
ARTIKEL 39.- Zolang er geen rechterlijke beslissing is, vindt geen verbetering in het
register van de burgerlijke stand plaats.
2. Geslachtsverandering
ARTIKEL 40.- Degene die van geslacht wil veranderen, kan de rechter in een persoonlijk
verzoek om toestemming tot verandering van geslacht vragen.
Echter, voor toestemming is vereist dat de verzoeker de leeftijd van achttien jaar heeft
bereikt en niet gehuwd is; bovendien is vereist dat hij transsexueel is aangelegd en dat hij met een
verklaring afgegeven door een erkende academisch-medische instelling bewijst dat
geslachtsverandering op psychologische gronden noodzakelijk is en hij blijvend de mogelijkheid
tot voortplanting mist.
Nadat voor dit doel toestemming gegeven is en met een verklaring van een erkende medische
instelling bewezen is dat in overeenstemming met de medische methoden daadwerkelijk een
operatie tot verandering van geslacht heeft plaatsgehad, kan door de rechtbank besloten worden
tot verandering in de burgerlijke stand.
B. REGISTER VAN GEBOORTEN
I. Aangifte
ARTIKEL 41.- Aangiften betreffende geboorten en betreffende niet geïdentificeerde
vondelingen worden gedaan in overeenstemming met de desbetreffende wettelijke bepalingen.
II. Veranderingen in het geboorteregister
ARTIKEL 42.- Veranderingen in de burgerlijke staat, in het bijzonder door erkenning van
een buitenechtelijk kind of door gerechtelijke vaststelling van vaderschap, door wijziging van de
afstamming, door adoptie of door het bekend worden van de afstamming van een vondeling,
worden in de register verwerkt overeenkomstig de wet.
C. REGISTER VAN OVERLIJDEN
18
Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007
rechten.vu.nl
I. Aangifte van overlijden
ARTIKEL 43.- Aangiften van overlijden worden gedaan overeenkomstig de daarop
betrekking hebbende wettelijke bepalingen.
II. Vermist persoon
ARTIKEL 44.- Indien een persoon verdwijnt onder omstandigheden waaronder zijn
overlijden als zeker moet worden aangenomen, wordt hij op bevel van de hoogste burgerlijke
gezagsdrager ter plaatse als overleden in het register ingeschreven ook indien zijn lijk niet is
gevonden.
Daarnaast kan iedere belanghebbende verzoeken om gerechtelijke vaststelling omtrent de
dood en het leven van deze persoon.
III. Beslissing betreffende vermissing
ARTIKEL 45.- Na een verklaring van de rechter wordt de beslissing betreffende vermissing
ingeschreven in het register van overlijden.
IV. Aanbrengen van veranderingen in het register
ARTIKEL 46.- De noodzakelijke veranderingen van een in de registers voor juist gehouden
mededeling waarvan de onjuistheid wordt bewezen of de noodzakelijke veranderingen wegens de
identificatie van een ongeïdentificeerde lijk of wegens de opheffing van een beslissing
betreffende vermissing worden in het register van de betrokkene in de kolom opmerkingen
vermeld.
DEEL TWEE
RECHTSPERSONEN
(artikelen 47 – 117: niet opgenomen)6
BOEK TWEE
FAMILIERECHT
DEEL EEN
HUWELIJKSRECHT
TITEL EEN
HUWELIJKSSLUITING
EERSTE AFDELING
DE VERLOVING
A. VERLOVING
ARTIKEL 118.- Een verloving komt tot stand door de toezegging om te trouwen.
Zolang de toestemming van de wettelijke vertegenwoordigers ontbreekt, bindt een verloving de
minderjarige en de onder curatele gestelde niet.
B. BEPALİNGEN İNZAKE HET VERLOOFD ZİJN
I. Afwezigheid van het recht op een rechtszaak
ARTIKEL 119.- Verloving geeft niet het recht om een rechtszaak te beginnen waarbij tot
6
Het betreft de algemene bepalingen van rechtspersonen, verenigingen en stichtingen.
19
Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007
rechten.vu.nl
een huwelijk wordt gedwongen.
Is voorzien in een schadevergoeding of boetebeding indien het huwelijk wordt ontweken,
dan kan [daarover] niet worden geprocedeerd. Verrichte betalingen kunnen niet worden
teruggevorderd.
II. Gevolgen van de verbreking van de verloving
1. Vergoeding van materiële schade
ARTIKEL 120.- Indien één van de verloofden zonder een gerechtvaardigde reden de
verloving verbreekt of indien de verloving verbroken wordt om een reden die aan een van de
partijen te wijten is, zal de schuldige partij aan de ander een passende schadevergoeding dienen te
geven voor de uitgaven en voor de gedulde materiële offers die naar de regels van behoorlijkheid7
met het oog op het huwelijk zijn gedaan. Dezelfde regel is van toepassing met betrekking tot de
kosten van de verloving.
De moeder en vader van de partij die recht heeft schadevergoeding te verzoeken of de
personen die zich als zodanig gedragen, kunnen voor de door hen onder dezelfde voorwaarden
verrichte uitgaven een passende schadevergoeding vragen.
2. Vergoeding van immateriële schade
ARTIKEL 121.- Wie door het verbreken van de verloving in zijn persoonlijkheid is
aangetast, kan van de schuldige wederpartij verlangen dat een passend geldbedrag aan
immateriële schadevergoeding wordt betaald.
III. Teruggave van geschenken
ARTIKEL 122.- Indien de verloving om een andere reden dan door het huwelijk eindigt,
kunnen de geschenken die door de verloofden aan elkaar of door de moeder en vader of personen
die zich als zodanig gedragen, aan de andere verloofde gegeven zijn, de gebruikelijke
uitgezonderd, worden teruggevorderd door degenen die deze gegeven hebben.
Indien het onmogelijk is een geschenk in dezelfde staat of door een vervangende zaak terug
te geven, worden de bepalingen van ongerechtvaardigde verrijking toegepast.
IV. Verjaring
ARTIKEL 123.- Vorderingsrechten die ontstaan zijn door het eindigen van een verloving
verjaren na één jaar nadat de verloving geëindigd is.
TWEEDE AFDELING
HUWELIJKSBEVOEGDHEID EN HUWELIJKSBELETSELEN
A. VOORWAARDEN VAN HUWELIJKSBEVOEGDHEID
I. Leeftijd
ARTIKEL 124.- Een man of vrouw mag geen huwelijk aangaan vóór de leeftijd van
zeventien jaar.
Echter, de rechter kan in bijzondere gevallen om zeer gewichtige redenen toestemming
verlenen tot het aangaan van een huwelijk van een man of vrouw die de leeftijd van zestien jaar
heeft bereikt. Voor het verlenen van de toestemming worden, indien mogelijk, de moeder en
vader of de voogd gehoord.
II. Onderscheidingsvermogen
ARTIKEL 125.- Wie niet over onderscheidingsvermogen beschikt, mag geen huwelijk
7
Zie artikel 2.
20
Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007
rechten.vu.nl
aangaan.8
III. Toestemming van wettelijke vertegenwoordiger
1. Omtrent minderjarigen
ARTIKEL 126.- Een minderjarige mag geen huwelijk aangaan zonder toestemming van zijn
wettelijke vertegenwoordiger.
2. Omtrent handelingsonbekwamen
ARTIKEL 127.- Een onder curatele gestelde mag geen huwelijk aangaan zonder
toestemming van zijn wettelijke vertegenwoordiger.
3. Rechtsgang
ARTIKEL 128.- De rechter kan de minderjarige of de onder curatele gestelde op diens
verzoek toestemming tot het huwelijk verlenen, nadat hij de wettelijke vertegenwoordiger die zijn
toestemming voor het sluiten van het huwelijk zonder geldige redenen niet verleent, gehoord
heeft.
B. HUWELIJKSBELETSELEN
I. Verwantschap
ARTIKEL 129.- Een huwelijk mag niet worden gesloten:
1. tussen personen die een natuurlijke relatie hebben in opgaande en nederdalende lijn, tussen
broeders en zusters, tussen neven en tantes of nichten en ooms van zowel vaderskant als van
moederskant,9
2. tussen een echtgenoot en de verwanten in de opgaande en nederdalende lijn van zijn
[eerdere] echtgenoot, ook al is het huwelijk waaruit de verwantschap is ontstaan beëindigd,
3. tussen een adoptant en de geadopteerde, of met personen in de nederdalende lijn van beide
zijde of met de echtgenoten.
II. Eerdere huwelijk
1. Bewijs van beëindiging van een eerdere huwelijk
a. Algemeen
ARTIKEL 130.- Wie een nieuw huwelijk wil aangaan, is gehouden bewijs te leveren van de
beëindiging van zijn eerdere huwelijk.
b. In geval van vermissing
ARTIKEL 131.- De echtgenoot van een vermiste persoon mag geen nieuw huwelijk
aangaan voordat de rechter een uitspraak heeft gedaan betreffende de ontbinding van diens
eerdere huwelijk.
De echtgenoot van een vermiste persoon kan de rechtbank om ontbinding van het huwelijk
verzoeken hetzij tesamen met het verzoek tot verklaring van vermissing, hetzij bij afzonderlijk
verzoekschrift.
In geval van een afzonderlijk verzoekschrift tot ontbinding wordt het verzoek ingediend bij
de rechtbank van de woonplaats van de verzoeker.
2. Wachtperiode voor de vrouw
ARTIKEL 132.- In geval van beëindiging van het huwelijk mag de vrouw geen nieuwe
huwelijk aangaan binnen driehonderd dagen na de beëindiging van het [eerdere] huwelijk.
Deze termijn eindigt door bevalling.
Indien duidelijk wordt dat de vrouw niet zwanger is van haar eerdere huwelijk of indien de
eerdere echtgenoten willen hertrouwen, zal de rechter de bovengenoemde periode buiten
toepassing laten.
8
9
Zie ook art. 13.
Zie ook art. 17.
21
Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007
rechten.vu.nl
III. Geestelijke stoornis
ARTIKEL 133.- Geestelijk gestoorden mogen niet trouwen zonder een medische verklaring
van geen bezwaar van een erkende medische instelling10.
DERDE AFDELING
AANGIFTE EN HUWELIJKSSLUITING
A. AANGIFTE
I. Plaats van aangifte
ARTIKEL 134.- De vrouw en de man die voornemens zijn om met elkaar te trouwen, doen
hiervan samen in de woonplaats van één van hen aangifte bij de instantie die het huwelijk zal
voltrekken.
De huwelijksambtenaar11 is in plaatsen waar zich een gemeente bevindt de burgemeester of
een ambtenaar die door de burgemeester hiermee belast is. In dorpen is dit het dorpshoofd.
II. Vorm
ARTIKEL 135.- Aangifte wordt door de aanstaande echtgenoten schriftelijk of mondeling
gedaan.
III. Documenten
ARTIKEL 136.- Zowel de man als de vrouw zijn verplicht aan de instantie die het huwelijk
zal voltrekken te overleggen hun identiteitsbewijs, een uittreksel uit het bevolkingsregister,
indien een vorig huwelijk tot een einde is gekomen het bewijsstuk hieromtrent; indien sprake is
van minderjarigheid of curatele is bovendien vereist de handtekening en een schriftelijk
bewijsstuk waaruit de toestemming van de wettelijke vertegenwoordiger blijkt, als ook een
gezondheidsverklaring waaruit blijkt dat er geen ziekten aanwezig zijn die het huwelijk
belemmeren.
IV. Onderzoek van aangifte en afwijzing
ARTIKEL 137.- De huwelijksambtenaar onderzoekt de huwelijksaangifte en de
bewijsstukken die hieraan toegevoegd moeten worden. Indien hij in de aangifte een gebrek
ontdekt, zal hij deze aanvullen of laten aanvullen.
Indien blijkt dat de aangifte niet in de juiste vorm is gedaan of dat één van de aanstaande
echtgenoten niet bevoegd is om te trouwen, of indien blijkt dat een wettelijke belemmering
bestaat, wordt de aangifte afgewezen en de situatie direct schriftelijk aan de aanstaande
echtgenoten bekend gemaakt.
V. Bezwaar tegen afwijzing en methode van oordelen
ARTIKEL 138.- Elk van de aanstaande echtgenoten kan bij de rechtbank bezwaar maken
tegen de afwijzingsbeslissing van de huwelijksambtenaar. Het bezwaar wordt op de stukken
onderzocht en er wordt een definitieve beslissing genomen.
Echter, rechtszaken die worden gevoerd tegen afwijzingsbeslissingen die te maken hebben
met een absolute nietigheidsgrond worden in een vereenvoudigde procedure in aanwezigheid van
het Openbaar Ministerie behandeld.
B. HUWELIJKSSLUITING EN REGISTRATIE
10
11
Resmî sağlık kurulu.
Evlendirme memuru, lett. ambtenaar die het huwelijk voltrekt.
22
Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007
rechten.vu.nl
I. Voorwaarden
1. Toestemming om te trouwen
ARTIKEL 139.- Indien de huwelijksambtenaar vaststelt dat voldaan is aan de voorwaarden
om te kunnen trouwen of indien de afwijzingsbeslissing door de rechtbank is opgeheven, wordt
de dag en tijdstip van het huwelijk aan de aanstaande echtgenoten bekend gemaakt of wordt op
verzoek een bewijs van huwelijkstoestemming afgegeven.
Het bewijs van huwelijkstoestemming verschaft de aanstaande echtgenoten het recht om
binnen zes maanden vanaf de dag van afgifte voor elk willekeurige huwelijksambtenaar te
kunnen trouwen.
2. Het niet kunnen sluiten van het huwelijk
ARTIKEL 140.- Indien blijkt dat niet voldaan is aan de voorwaarden om te kunnen trouwen
of indien er zes maanden verstreken zijn nadat de bewijsstukken afgegeven zijn, kan de
huwelijksambtenaar het huwelijk niet voltrekken.
II. Uitvoering
1. Plaats van huwelijkssluiting
ARTIKEL 141.- De huwelijkssluiting vindt op het gemeentehuis12 in het bijzijn van de
huwelijksambtenaar en twee meerderjarige handelingsbekwame getuigen in het openbaar plaats.
Slechts op verzoek van de aanstaande echtgenoten kan de huwelijkssluiting plaatsvinden op
andere plaatsen die door de huwelijksambtenaar geschikt zijn bevonden.
2. Vorm van huwelijkssluiting
ARTIKEL 142.- De huwelijksambtenaar vraagt aan elk van de aanstaande echtgenoten of
zij al dan niet met elkaar willen trouwen. Het huwelijk komt tot stand op het tijdstip dat beide
partijen mondeling hun bevestigende antwoorden hebben gegeven. De ambtenaar verklaart dat
het huwelijk met wederzijdse toestemming van partijen volgens de wet heeft plaatsgevonden.
3. Trouwboekje en religieuze huwelijkssluiting
ARTIKEL 143.- Zodra de huwelijkssluiting heeft plaatsgevonden, overhandigt de
huwelijksambtenaar aan de echtgenoten een trouwboekje.
Indien het trouwboekje niet getoond kan worden, kan geen religieuze huwelijkssluiting
plaatsvinden.
De geldigheid van het huwelijk is niet afhankelijk van een religieuze huwelijkssluiting.
C. AMBTELIJKE VOORSCHRIFTEN
ARTIKEL 144.- De huwelijksvoltrekking, het huwelijksregister, de correspondentie
betreffende de huwelijkssluiting en de overige onderwerpen betreffende de huwelijkssluiting
worden in ambtelijke voorschriften geregeld.
VIERDE AFDELING
ONGELDIGE HUWELIJKEN
A. NIETIGHEID
I. Gronden
ARTIKEL 145.- In de onderstaande gevallen is een huwelijk nietig:
1. indien een der echtgenoten ten tijde van de huwelijkssluiting reeds getrouwd is,
2. indien een der echtgenoten ten tijde van de huwelijkssluiting vanwege een voortdurende
12
Evlendirme dairesi, lett. huwelijkskantoor; plaats waar huwelijkssluitingen plaatsvinden.
23
Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007
rechten.vu.nl
reden handelingsonbekwaam is,
3. indien een der echtgenoten een zodanige vorm van geestelijke stoornis heeft dat deze het
huwelijk kan beletten,
4. indien tussen echtgenoten een zodanige verwantschap bestaat, dat deze het huwelijk kan
beletten.
II. Bevoegdheid en recht om een rechtszaak te beginnen
ARTIKEL 146.- Een rechtszaak omtrent nietigheid wordt door het Openbaar Ministerie
ambtshalve ingesteld.
Deze rechtszaak kan ook door iedere belanghebbende worden ingesteld.
III. Beperking of opheffing van recht om een rechtszaak te voeren
ARTIKEL 147.- De nietigverklaring van een tot een einde gekomen huwelijk kan door het
Openbaar Ministerie niet ambtshalve verzocht worden; echter, iedere belanghebbende kan om
een nietigverklaring verzoeken.
Indien op een later tijdstip handelingsbekwaamheid wordt verkregen of indien de geestelijke
stoornis is genezen, kan een procedure tot nietigverklaring alleen worden verzocht door de
handelingsbekwaam geworden of van de geestelijke stoornis genezen echtgenoot.
Indien een getrouwd persoon hertrouwt en indien het eerdere huwelijk is geëindigd voordat
een nietigverklaring [van het tweede huwelijk] is uitgesproken, kan niet worden besloten tot
nietigheid van dit laatste huwelijk indien de andere echtgenoot [in dat huwelijk] te goeder trouw
is.
B. RELATIEVE NIETIGHEID
I. Rechten van echtgenoten
1. Tijdelijk ontbreken van onderscheidingsvermogen
ARTIKEL 148.De echtgenoot wiens onderscheidingsvermogen tijdens de huwelijkssluiting wegens een
tijdelijke reden ontbreekt, kan de nietigverklaring van het huwelijk verzoeken.
2. Dwaling
ARTIKEL 149.- In de onderstaande gevallen kan een der echtgenoten de nietigverklaring
van het huwelijk verzoeken:
1. Indien deze echtgenoot beslist niet wilde trouwen of niet dacht te trouwen met de persoon
waarmee hij getrouwd is, maar door dwaling heeft ingestemd met het huwelijk,
2. Indien het huwelijk tot stand gekomen is onder dwaling omtrent een eigenschap van de
andere echtgenoot, welke van zodanige aard is dat dit de samenleving met hem onmogelijk
maakt.
3. Bedrog
ARTIKEL 150.- In de onderstaande gevallen kan een der echtgenoten nietigverklaring van
het huwelijk verzoeken:
1. Indien deze echtgenoot heeft ingestemd te trouwen als gevolg van bedrog omtrent de eer
en fatsoen van de andere echtgenoot, rechtstreeks door die echtgenoot zelf of met diens
medeweten gepleegd,
2. Indien een ziekte verzwegen is die een ernstig gevaar oplevert voor de gezondheid van de
eiser of zijn nageslacht.
4. Bedreiging
ARTIKEL 151.- De echtgenoot die onder bedreiging met een ernstig gevaar voor de
aantasting van het leven, gezondheid, eer en fatsoen van hemzelf of van een van zijn verwanten
met het huwelijk heeft ingestemd, kan de nietigverklaring van het huwelijk verzoeken.
5. Vervaltermijn
24
Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007
rechten.vu.nl
ARTIKEL 152.- Het recht om nietigverklaring te verzoeken vervalt na zes maanden, nadat
men op de hoogte is geraakt van de grond tot nietigverklaring of de bedreiging is geëindigd, en in
ieder geval na vijf jaar na de huwelijkssluiting.
II. Recht van de wettelijke vertegenwoordiger om een rechtszaak te beginnen
ARTIKEL 153.- Indien een minderjarige of handelingsonbekwame zonder toestemming van
zijn wettelijke vertegenwoordiger trouwt, kan de wettelijke vertegenwoordiger, wiens
toestemming ontbreekt, de nietigverklaring van het huwelijk verzoeken.
Indien degene die op deze wijze is getrouwd door het bereiken van de achttienjarige leeftijd
meerderjarig geworden is of niet meer handelingsonbekwaam is, of indien de echtgenote zwanger
is, kan niet meer tot nietigverklaring van het huwelijk worden besloten.
C. REDENEN DIE GEEN VERNIETIGING MEEBRENGEN
I. Zich niet houden aan de wachttijd
ARTIKEL 154.- Indien een vrouw trouwt voordat haar wachttijd geëindigd is, brengt dit
geen nietigheid van het huwelijk met zich mee.
II. Niet voldoen aan vormvoorschriften
ARTIKEL 155.- Een huwelijk dat voltrokken is ten overstaan van een bevoegde ambtenaar
kan niet wegens het niet naleven van de overige wettelijke vormvereisten vernietigd worden.
D BESLISSING VAN ONGELDIGHEID
I. In het algemeen
ARTIKEL 156.- Een ongeldig huwelijk komt slechts door een beslissing van de rechter tot
een einde. Ook het huwelijk aangegaan onder omstandigheden die nietigheid opleveren, heeft tot
de beslissing van de rechter alle gevolgen van een geldig huwelijk.
II Gevolgen
1. Voor de kinderen
ARTIKEL 157.- Kinderen geboren uit een door de rechtbank nietig verklaard huwelijk
worden, zelfs indien de moeder en de vader niet te goeder trouw zijn, geacht binnen een huwelijk
geboren te zijn.
Op de betrekkingen tussen de kinderen enerzijds en de moeder en vader anderzijds worden
de bepalingen inzake echtscheiding toegepast.
2. Voor de echtgenoten
ARTIKEL 158.- Indien wordt besloten tot nietigheid van het huwelijk, behoudt de
echtgenoot die ten tijde van het aangaan van het huwelijk te goeder trouw was, zijn door het
huwelijk verkregen persoonlijke staat.
Op de ontbinding van het tussen echtgenoten bestaande huwelijksgoederenregime en op de
schadevergoeding, alimentatie en geslachtsnaam worden de bepalingen inzake de echtscheiding
toegepast.
E. RECHT VAN ERFGENAMEN OM EEN RECHTSZAAK TE VOEREN
ARTIKEL 159.- Het recht om een rechtszaak te voeren omtrent de nietigheid van het
huwelijk gaat niet over op de erfgenamen. Echter, erfgenamen kunnen wel een reeds begonnen
rechtszaak voortzetten. Indien tijdens de rechtszaak blijkt dat de langstlevende echtgenoot ten
tijde van het aangaan van het huwelijk niet te goeder trouw was, kan hij geen wettelijke
erfgenaam zijn en verliest hij de eerdere aan hem bij aan de dood gerelateerde beschikkingen
toegekende rechten.
F. BEVOEGDHEID EN DE WIJZE VAN PROCEDEREN
25
Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007
rechten.vu.nl
ARTIKEL 160.- In een rechtszaak omtrent de nietigheid van het huwelijk worden wat betreft
de bevoegdheid en de wijze van procederen de bepalingen inzake echtscheiding toegepast.
TITEL TWEE
ECHTSCHEIDING
A. ECHTSCHEIDINGSGRONDEN
I. Overspel
ARTIKEL 161.- Indien één van de echtgenoten overspel pleegt, kan de andere echtgenoot
echtscheiding verzoeken.
Het recht om echtscheiding wegens overspel te verzoeken vervalt na zes maanden na de dag
waarop de echtgenoot met het de grond voor echtscheiding bekend is geworden. De
verjaringstermijn verloopt in ieder geval na vijf jaren na de dag van het plaatsvinden van het
overspel.
Wie vergeeft, kan dit verzoek niet instellen.
II. Levensbedreiging, slechte behandeling en aantasting van eer
ARTIKEL 162.- Elk der echtgenoten kan echtscheiding verzoeken wegens levensbedreiging
door de andere echtgenoot, wegens zeer slechte behandeling of wegens een ernstige aantasting
van diens eer door de andere echtgenoot.
Het recht om echtscheiding te verzoeken wegens de redenen opgesomd in de eerste alinea
vervalt na zes maanden na de dag dat de echtgenoot met de grond voor echtscheiding bekend is
geworden. De verjaringstermijn verloopt in ieder geval na vijf jaren na de dag van het
plaatsvinden van het feit.
Wie vergeeft, kan dit verzoek niet instellen.
III. Het plegen van een strafbaar feit en het leiden van een eerloos leven
ARTIKEL 163.- Indien één der echtgenoten een onterend strafbaar feit pleegt, of een
eerloos leven leidt, en indien om die reden van de andere echtgenoot de samenleving met hem
niet langer verlangd kan worden, heeft de laatstgenoemde echtgenoot op elk moment het recht
om echtscheiding te verzoeken.
IV. Verlating
ARTIKEL 164.- Indien één der echtgenoten de ander verlaat met de bedoeling zich aan de
uit het huwelijk voortvloeiende verplichtingen te onttrekken, of zonder geldige redenen niet naar
de gezamenlijke woning terugkeert, en indien die situatie ten minste zes maanden heeft geduurd
en blijft voortduren, en een vermaning van de rechter op verzoek van de andere echtgenoot geen
resultaat oplevert, kan de andere echtgenoot echtscheiding verzoeken. De echtgenoot die de ander
dwingt de gezamenlijke woning te verlaten, of die de terugkeer van de andere echtgenoot naar de
echtelijke woning zonder een geldige reden belet, wordt geacht de ander verlaten te hebben.
Op verzoek van de echtgenoot die het recht heeft [wegens verlating echtscheiding te
verzoeken] vermaant de rechter zonder een inhoudelijke onderzoek [van de redenen] de andere
echtgenoot binnen twee maanden naar de gezamenlijke woning terug te keren. In de vermaning
wordt eveneens melding gemaakt van de gevolgen van het niet terugkeren naar de gezamenlijke
woning. Indien nodig wordt deze vermaning gepubliceerd. Echter het verzoek tot vermaning tot
terugkeer naar de gezamenlijke woning kan niet worden ingediend indien de vierde maand van de
bovengenoemde periode van verlating13 nog niet is beëindigd, en een echtscheiding kan niet
worden verzocht indien nog geen twee maanden na de vermaning zijn verlopen.14
13
14
Van zes maanden.
Hier wordt verwezen naar de in de eerste zin bedoelde periode van zes maanden waarin de andere echtgenoot niet terugkeert.
26
Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007
rechten.vu.nl
V. Geestelijke stoornis
ARTIKEL 165.- Indien één van de echtgenoten aan een geestelijke stoornis lijdt en
daardoor het samenleven voor de ander ondragelijk wordt, kan de laatste echtscheiding verzoeken
indien uit een verklaring van een erkende medische instelling blijkt dat de geestelijke stoornis
ongeneselijk is.
VI. Duurzame ontwrichting
ARTIKEL 166.- Indien het huwelijk zo ernstig ontwricht is dat het samenzijn van de
echtgenoten niet meer gevergd kan worden, kan ieder der echtgenoten echtscheiding verzoeken.
In de bovengenoemde gevallen heeft de andere echtgenoot het recht bezwaar te maken tegen de
procedure, indien de verzoeker een hogere mate van schuld [aan de ontwrichting] heeft. Echter,
als het maken van bezwaar het kenmerk draagt van misbruik van bevoegdheid en indien het
voortduren van het huwelijk niet beschermingswaardig [meer] is voor de verweerder en de
kinderen, kan worden beslist tot echtscheiding.
Een huwelijk wordt geacht duurzaam ontwricht te zijn indien het huwelijk ten minste één
jaar heeft geduurd en de echtgenoten een gezamenlijk verzoek tot echtscheiding hebben gedaan
of de een instemt met het verzoek van de ander. Om in dat geval de echtscheiding uit te kunnen
spreken, dient de rechter zelf van de echtgenoten te vernemen dat zij uit vrije wil tot de
echtscheiding hebben besloten, en dient hij de regeling van de financiële gevolgen van de
echtscheiding en van de gevolgen voor de kinderen, waarmee de echtgenoten hebben ingestemd,
passend te achten. Rekening houdend met de belangen van de echtgenoten en de kinderen kan de
rechter in deze overeenkomst de volgens hem noodzakelijke wijzigingen aanbrengen. De
echtscheiding wordt uitgesproken indien de partijen ook instemmen met deze wijzigingen.
Derhalve wordt het beginsel dat de bekentenissen van partijen de rechter binden, niet toegepast.
Indien het verzoek tot echtscheiding wegens één van de echtscheidingsgronden is afgewezen
en sinds het tijdstip waarop deze beslissing in kracht van gewijsde gegaan is een termijn van drie
jaren verlopen is en in die periode om welke redenen dan ook de herleving van het samenleven
niet mogelijk geweest is, wordt het huwelijk geacht duurzaam te zijn ontwricht en wordt op
verzoek van één der echtgenoten beslist tot de echtscheiding.
B. PROCEDURE
I. Onderwerp
ARTIKEL 167.- De echtgenoot die bevoegd is een procedure tot echtscheiding te
beginnen, kan hetzij echtscheiding hetzij scheiding van tafel en bed verzoeken.
II. Bevoegdheid
ARTIKEL 168.- Bevoegd inzake een procedure tot echtscheiding of scheiding van tafel en
bed is de rechtbank van de woonplaats van een der echtgenoten of van de woonplaats waar zij
vóór de procedure voor het laatst zes maanden samen hebben verbleven.
III. Voorlopige voorzieningen
ARTIKEL 169.- In een procedure tot echtscheiding of scheiding van tafel en bed treft de
rechter ambtshalve voor de duur van de procedure de noodzakelijke voorlopige voorzieningen, in
het bijzonder omtrent onderdak, levensonderhoud, huwelijksgoederenregime van de echtgenoten
en de verzorging en bescherming van de kinderen.
C. BESLISSING
I. Echtscheiding of scheiding van tafel en bed
ARTIKEL 170.- Indien de echtscheidingsgrond bewezen is, beslist de rechter tot
echtscheiding of tot scheiding van tafel en bed.
Heeft de procedure alleen betrekking op scheiding van tafel en bed, dan kan niet besloten
worden tot echtscheiding.
27
Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007
rechten.vu.nl
Heeft de procedure betrekking op echtscheiding, dan kan besloten worden tot scheiding van
tafel en bed als er een gerede kans is op hervatting van het gemeenschappelijke leven15.
II.Termijn van scheiding van tafel en bed
ARTIKEL 171.- Scheiding van tafel en bed kan worden uitgesproken voor een termijn van
een tot drie jaar. Deze termijn vangt aan bij het onherroepelijk worden van de beslissing tot
scheiding van tafel en bed.
III. Einde van de periode van scheiding van tafel en bed
ARTIKEL 172.- Na afloop van de termijn eindigt scheiding van tafel en bed van
rechtswege.
Ieder van de echtgenoten kan echtscheiding verzoeken indien de samenleving niet is hervat.
Bij het regelen van de gevolgen van de echtscheiding wordt acht geslagen op bewezen
gebeurtenissen uit de eerste procedure en op omstandigheden die gedurende de periode van
scheiding van tafel en bed naar voren zijn gekomen.
IV. Persoonlijke staat van de gescheiden vrouw
ARTIKEL 173.- Een gescheiden vrouw behoudt haar door het huwelijk verkregen
persoonlijke staat; zij verkrijgt echter opnieuw de geslachtsnaam die zij voor het huwelijk had.
Indien de vrouw voordat zij trouwde weduwe was, kan zij de rechter verzoeken haar
meisjesnaam te mogen voeren.
De rechter kan op verzoek van de vrouw toestemming geven tot gebruik van de
geslachtsnaam van de ex-echtgenoot indien bewezen wordt dat zij daar belang bij heeft en dat het
voeren daarvan geen nadelige gevolgen voor de man heeft.
De man kan om intrekking van deze toestemming verzoeken in geval van veranderde
omstandigheden.
V. Schadevergoeding en alimentatie bij echtscheiding
1. Materiële en immateriële schadevergoeding
ARTIKEL 174.- De onschuldige of minder schuldige partij, die door de echtscheiding
geschaad is in een belang of verwacht belang kan van de schuldige partij een passende materiële
schadevergoeding vragen.
De partij die door omstandigheden die aanleiding waren voor de echtscheiding in zijn
persoonlijkheid is aangetast, kan van de schuldige wederpartij vragen dat een passend geldbedrag
als immaterieel schadevergoeding wordt betaald.
2. Levensonderhoud voor de behoeftige
ARTIKEL 175.- Degene die door echtscheiding in behoeftige omstandigheden komt te
verkeren, kan van de ander levensonderhoud voor onbepaalde tijd vragen in overeenstemming
met diens vermogenskracht op voorwaarde dat hij [de verzoeker] geen grotere schuld [aan de
echtscheiding] heeft.
De mate van schuld van de onderhoudsplichtige is van geen belang.
3. Wijze van betaling van schadevergoeding en levensonderhoud
ARTIKEL 176.- Met betrekking tot materiële schadevergoeding en levensonderhoud kan tot
betaling ineens of afhankelijk van de omstandigheden tot betaling in termijnen worden besloten.
Tot betaling van immateriële schadevergoeding in termijnen kan niet worden besloten.
De betaling in termijnen van materiële schadevergoeding of van levensonderhoud eindigt
van rechtswege bij hertrouwen van de onderhoudsgerechtigde of bij het overlijden van een der
partijen; indien de gerechtigde niet hertrouwd is, maar samenwoont [met een ander persoon] als
waren zij gehuwd, indien geen sprake meer is van behoeftigheid of in geval van een eerloos
leven, wordt de betaling in termijnen door beslissing van de rechtbank opgeheven.
Indien de financiële toestand van partijen verandert of de billijkheid dit vereist, kan worden
15
Ortak hayat surdurmek: samenleving.
28
Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007
rechten.vu.nl
besloten tot vermeerdering of vermindering van de periodieke betaling.
De rechter kan op verzoek het bedrag van de periodieke betaling van materiële
schadevergoeding of levensonderhoud naar de sociale en economische omstandigheden van
partijen voor de komende jaren vaststellen.
4. Bevoegdheid
ARTIKEL 177.- Bevoegd inzake alimentatieprocedures die na echtscheiding worden
ingesteld, is de rechter van de woonplaats van de onderhoudsgerechtigde.
5. Verjaring
ARTIKEL 178.- Procedurele rechten die door een echtscheiding zijn ontstaan, verjaren na
één jaar nadat de rechterlijke beslissing tot ontbinding van het huwelijk onherroepelijk is
geworden.
VI Ontbinding huwelijksvermogen
1. Ten aanzien van echtscheiding
ARTIKEL 179.- Op de ontbinding van het huwelijksvermogen worden de regels toegepast
van het huwelijksgoederenregime waaraan de echtgenoten gebonden zijn.
2. Ten aanzien van scheiding van tafel en bed
ARTIKEL 180.- Wordt besloten tot scheiding van tafel en bed, dan kan de rechter, al naar
gelang de duur [van de scheiding van tafel en bed] en omstandigheden waarin de echtgenoten
verkeren, beslissen het bij overeenkomst tussen partijen aangegane huwelijksvermogensregime
op te heffen.
VII. Erfrecht
ARTIKEL 181.- Gescheiden echtgenoten worden in deze hoedanigheid geen wettig
erfgenaam van elkaar en verliezen de aanspraken uit voor de echtscheiding gemaakte aan de dood
gerelateerde beschikkingen, zolang uit de beschikking niet het tegendeel blijkt.
Indien de verzoeker tijdens de echtscheidingsprocedure overlijdt en een van de erfgenamen
de echtscheidingsprocedure voortzet, wordt de in de bovenstaande zin genoemde bepaling
toegepast indien schuld van de wederpartij is bewezen.
VIII De rechten van moeder en vader ten aanzien van de kinderen
1. De beoordelingsbevoegdheid van de rechter
ARTIKEL 182.- De rechtbank regelt bij de beslissing tot echtscheiding of scheiding van
tafel en bed, indien mogelijk na de moeder en de vader en indien het kind onder voogdij staat de
voogd gehoord te hebben, en na het advies van de voogdij-instantie te hebben ontvangen, de
rechten van de moeder en de vader en hun persoonlijke betrekkingen met het kind.
Uitgangspunt bij de regeling van de persoonlijke betrekkingen tussen de echtgenoot aan wie
het gezag over het kind niet is toegewezen en het kind is in het bijzonder zijn gezondheid,
onderwijs en zedelijkheid. Deze echtgenoot moet naar vermogen bijdragen aan de uitgave voor
verzorging en opvoeding.
De rechter kan op verzoek het bedrag van deze uitgaven naar de sociale en economische
situatie van partijen voor de komende jaren vaststellen.
2. Gewijzigde omstandigheden
ARTIKEL 183.- De rechter neemt ambtshalve of op verzoek van de moeder of de vader de
nodige maatregelen indien de omstandigheden gewijzigd zijn zoals in geval dat de moeder of de
vader met een ander hertrouwt, verhuist of overlijdt.
D. WIJZE VAN PROCEDEREN BIJ ECHTSCHEIDING
ARTIKEL 184.- Behoudens de onderstaande bepalingen vindt de wijze van procederen bij
echtscheiding plaats overeenkomstig het Wetboek van Rechtsvordering:
29
Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007
rechten.vu.nl
1. De rechter kan, in geval hij van de aanwezigheid van een van de bij een
echtscheidingsprocedure of een procedure tot scheiding van tafel en bed aangevoerde feiten niet
in gemoede overtuigd is, deze niet bewezen achten.
2. De rechter kan omtrent deze feiten noch ambtshalve noch op verzoek aan partijen
voorstellen de eed af te leggen.
3. De rechter is niet gebonden aan welke bekentenissen van partijen dan ook.
4. De rechter is vrij in het beoordelen van het bewijs.
5. De overeengekomen gevolgen van echtscheiding of scheiding van tafel en bed zijn niet
rechtsgeldig zolang de rechter deze niet heeft goedgekeurd.
6. De rechter kan op verzoek van een der partijen beslissen dat de procedure niet in het
openbaar zal plaatsvinden.
TITEL DRIE
ALGEMENE BEPALINGEN BETREFFENDE HET HUWELIJK
A. RECHTEN EN VERPLICHTINGEN
I. Algemeen
ARTIKEL 185.- Door het aangaan van het huwelijk ontstaat tussen de echtgenoten een
huwelijksgemeenschap.
De echtgenoten zijn verplicht gezamenlijk te zorgen voor het geluk van deze gemeenschap
en voor verzorging en opvoeding van en het toezicht op de kinderen.
De echtgenoten zijn gehouden om samen te leven, elkaar trouw te blijven en behulpzaam te zijn.
II. Keuze van de woning, bestuur van de gemeenschap, bijdrage aan de uitgaven
ARTIKEL 186.- De echtgenoten kiezen samen de woning waar zij zullen wonen.
De echtgenoten besturen de gemeenschap samen.
De echtgenoten dragen samen de uitgaven van de gemeenschap, ieder naar zijn draagkracht
in arbeid of vermogen.
III. Geslachtsnaam van de vrouw16
ARTIKEL 187.- De vrouw verkrijgt door het huwelijk de [geslachts-]naam van haar
echtgenoot; zij kan echter na een verzoek aan de huwelijksambtenaar of op een later tijdstip na
een schriftelijk verzoek aan het bevolkingsbureau,17 vóór de naam van haar echtgenoot haar
eerdere geslachtsnaam gebruiken. De vrouw die eerder twee namen gebruikte, kan deze regeling
slechts voor één naam gebruiken.
B. VERTEGENWOORDIGING VAN DE GEMEENSCHAP
I. Vertegenwoordigingsbevoegdheid van de echtgenoten
ARTIKEL 188.- Ieder der echtgenoten vertegenwoordigt gedurende het samenleven de
huwelijksgemeenschap voor de gewoonlijke benodigdheden.
Voor de overige benodigdheden vertegenwoordigt één van de echtgenoten de
huwelijksgemeenschap slechts in de onderstaande gevallen:
1. Indien hij bevoegd is verklaard door de andere echtgenoot of, wegens gerechtvaardigde
redenen, door de rechter,
2. Indien in het belang van de gemeenschap niet langer gewacht kan worden op de
toestemming van de andere echtgenoot of indien de toestemming wegens ziekte of afwezigheid
van de ander of wegens soortgelijke redenen niet verkregen kan worden.
16
Recentelijk is een voorstel tot wetswijziging ingediend, dat de discriminatie tussen man en vrouw op het gebied van het
namenrecht wil beëindigen.
17
“nufus idaresi”
30
Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007
rechten.vu.nl
II. Aansprakelijkheid
ARTIKEL 189.- In de gevallen waarin gebruik wordt gemaakt van de
vertegenwoordigingsbevoegdheid van de gemeenschap, worden de echtgenoten jegens derden
hoofdelijk aansprakelijk18.
Ieder der echtgenoten is persoonlijk aansprakelijk voor zijn handeling bij het ontbreken van
de vertegenwoordigingsbevoegdheid van de gemeenschap. Echter, de echtgenoten zijn hoofdelijk
aansprakelijk in de gevallen waarin de overschrijding van de vertegenwoordigingsbevoegdheid
voor derden niet duidelijk is.
III. Ontneming en/of beperking van de vertegenwoordigingsbevoegdheid
ARTIKEL 190.- Indien één van de echtgenoten de vertegenwoordigingsbevoegdheid
overschrijdt of tekortschiet in het gebruikmaken van deze bevoegdheid, kan de rechter op
verzoek van de andere echtgenoot die bevoegdheid ontnemen of beperken. De echtgenoot die het
verzoek doet, kan de ontneming of de beperking van de vertegenwoordigingsbevoegdheid aan
derden slechts kenbaar maken door middel van een persoonlijke mededeling.
De rechtsgevolgen van de ontneming of de beperking van de vertegenwoordigingsbevoegdheid komen jegens derden te goeder trouw slechts tot stand bij een bekendgemaakte
rechterlijke beslissing.
IV. Herstel van de vertegenwoordigingsbevoegdheid
ARTIKEL 191.- De beslissing van de rechter inzake de ontneming of de beperking van de
vertegenwoordigingsbevoegdheid kan op verzoek van één van de echtgenoten wegens gewijzigde
omstandigheden door de rechter worden herzien.
Indien de eerste beslissing is gepubliceerd, wordt de beslissing tot herziening ook
gepubliceerd.
C. BEROEP EN BEDRIJF VAN DE ECHTGENOTEN
ARTIKEL 192.- Geen van de echtgenoten is bij het kiezen van een beroep of bedrijf
verplicht toestemming van de andere echtgenoot te verkrijgen. Echter, bij de keuze en de
uitoefening van een beroep of bedrijf wordt rekening gehouden met de belangen en de vrede van
de huwelijksgemeenschap.
D. RECHTSHANDELINGEN VAN DE ECHTGENOTEN
I. Algemeen
ARTIKEL 193.- Tenzij de wet anders bepaalt, mag ieder van de echtgenoten alle soorten
rechtshandelingen met elkaar en met derden aangaan.
II. Echtelijke woning
ARTIKEL 194.- Geen van de echtgenoten kan zonder een uitdrukkelijke toestemming van
de andere echtgenoot de huurovereenkomst betreffende de echtelijke woning opzeggen, of de
woning aan een derde overdragen, of de rechten op de woning beperken.
De echtgenoot die van de ander geen toestemming kan krijgen, of aan wie zonder een
geldige reden geen toestemming wordt gegeven, kan de rechter om een voorziening19 vragen.
De echtgenoot die geen rechthebbende is op het onroerende goed dat als echtelijke woning
wordt beschouwd, kan verzoeken dat de noodzakelijke verklaring betreffende de woning aan het
kadaster wordt doorgegeven.20
Indien de echtelijke woning door één van de echtgenoten op grond van een
huurovereenkomst is verkregen, wordt de andere echtgenoot die geen partij is bij deze
18
“muteselsilen sorumluluk”.
Letterlijk: “de rechter verzoeken om in te grijpen”.
20
Serhetmek: “verklaren”.
19
31
Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007
rechten.vu.nl
overeenkomst door een mededeling aan de verhuurder partij bij de overeenkomst en wordt hij
samen met de andere echtgenoot hoofdelijk aansprakelijk.
E. BESCHERMING VAN DE GEMEENSCHAP
I. Algemeen
ARTIKEL 195.- Indien de verplichtingen uit de huwelijksgemeenschap niet worden
nagekomen of indien een geschil ontstaat over een belangrijk onderwerp betreffende de
huwelijksgemeenschap, kunnen de echtgenoten gezamenlijk of afzonderlijk de rechter om een
voorziening vragen.
De rechter wijst de echtgenoten op hun verplichtingen; hij probeert tussen de echtgenoten te
bemiddelen en kan met instemming van beide echtgenoten de hulp inroepen van deskundigen.
Zonodig treft de rechter op verzoek van één van de echtgenoten de in de wet bepaalde
maatregelen.
II. Tijdens het samenleven van de echtgenoten
ARTIKEL 196.- Op verzoek van één van de echtgenoten bepaalt de rechter de hoogte van
de financiële bijdrage in de kosten van de huishouding van ieder der echtgenoten.
Dat een echtgenoot de huishouding doet en de kinderen verzorgt, of voor de andere
echtgenoot zonder vergoeding werkt, is bepalend voor de hoogte van de bijdrage in de
gemeenschap.
Deze bijdragen kunnen voor het afgelopen jaar of voor de komende jaren verzocht worden.
III. Onderbreking van de samenleving
ARTIKEL 197.- Ieder der echtgenoten heeft recht op een gescheiden leven wanneer zijn
eigen bestaan, de economische veiligheid of de vrede van de familie door het samenleven in
gevaar verkeert.
Indien de onderbreking van de samenleving op een goede reden berust, treft de rechter op
verzoek van één van de echtgenoten voorzieningen over de bijdrage van de één aan de ander,
over het gebruik van de woning en de inboedel en over het bestuur van de gemeenschap.
Ieder der echtgenoten kan ook de bovenstaande [voorzieningen] verzoeken, indien de ander
zonder een goede reden de samenleving mijdt of indien de samenleving om een andere reden
onmogelijk wordt.
Indien de echtgenoten minderjarige kinderen hebben, treft de rechter de benodigde
voorzieningen overeenkomstig de bepalingen die voor de verhouding tussen de moeder, de vader
en de kinderen gelden.
IV. Voorzieningen behorend bij schuldenaars
ARTIKEL 198.- Indien één van de echtgenoten zijn verplichting tot het bijdragen aan de
gemeenschapsuitgaven niet nakomt, kan de rechter bepalen dat zijn schuldenaren het
verschuldigde geheel of gedeeltelijk aan de andere echtgenoot betalen.
V. Begrenzing van beschikkingsbevoegdheid
ARTIKEL 199.- Ter bescherming van het economische huwelijksvermogen of van de
nakoming van de uit de huwelijksgemeenschap voortvloeiende verplichtingen kan de rechter op
verzoek van één van de echtgenoten beslissen dat de beschikkingsbevoegdheid betreffende de
door de rechter te bepalen vermogenswaarde van zijn toestemming afhankelijk is.
De rechter treft in deze situatie de benodigde voorzieningen.
Indien de rechter de beschikkingsbevoegdheid over onroerend goed aan één van de echtgenoten
ontneemt, beslist hij ambtshalve tot registratie hiervan in het kadaster.
VI. Wijziging van de omstandigheid
ARTIKEL 200.- Bij wijziging van de omstandigheden herziet de rechter op verzoek van één
van de echtgenoten zijn beslissing of heft hij de genomen voorzieningen op indien de grond
daarvoor is komen te vervallen.
32
Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007
rechten.vu.nl
VII. Bevoegdheid
ARTIKEL 201.- De bevoegde rechtbank voor voorzieningen betreffende de bescherming
van de huwelijksgemeenschap is de rechtbank van de woonplaats van één van de echtgenoten.
Indien de echtgenoten verschillende woonplaatsen hebben en beiden een voorziening hebben
verzocht, is bevoegd de rechtbank van degene die als eerste het verzoek heeft ingediend.
De bevoegde rechtbank bij wijziging, beëindiging of opheffing van voorzieningen is de
rechtbank die de voorziening heeft getroffen. Echter, indien de woonplaats van beide echtgenoten
is veranderd, is de rechtbank van de woonplaats van één van de echtgenoten bevoegd.
TITEL VIER
HUWELIJKSGOEDERENREGIME TUSSEN ECHTGENOTEN
EERSTE AFDELING
ALGEMENE BEPALINGEN
A. WETTELIJKE HUWELIJKSGOEDERENREGIME
ARTIKEL 202.- In het algemeen geldt tussen de echtgenoten het regime van
verwervingsdeelneming.21
De echtgenoten kunnen bij een overeenkomst inzake het huwelijksgoederenregime een van
de andere in de wet genoemde regimes aanvaarden.
B. OVEREENKOMST INZAKE HUWELIJKSGOEDERENREGIME
I. Inhoud van de overeenkomst
ARTIKEL 203.- Een overeenkomst inzake het huwelijksgoederenregime kan voor of na de
huwelijkssluiting gesloten worden. Partijen kunnen het door hen gewenste
huwelijksgoederenregime slechts binnen de in de wet omschreven grenzen kiezen, opheffen of
wijzigen.
II. Bevoegdheid tot sluiting van een overeenkomst
ARTIKEL 204.- Een overeenkomst inzake het huwelijksgoederenregime kan alleen
gesloten worden door partijen die over onderscheidingsvermogen beschikken.
Minderjarigen en onder curatele gestelden zijn verplicht de toestemming van hun wettelijke
vertegenwoordigers te verkrijgen.
III. Vorm van overeenkomst
ARTIKEL 205.- Een overeenkomst inzake het huwelijksgoederenregime komt tot stand bij
de notaris door opstelling [van een notariële akte] of door bekrachtiging [van een onderhandse
akte].
Partijen kunnen echter ook tijdens de huwelijksaangifte schriftelijk te kennen geven welk
huwelijksgoederenregime zij kiezen.
Een overeenkomst inzake het huwelijksgoederenregime dient door partijen en indien vereist
door hun wettelijke vertegenwoordigers ondertekend te worden.
C. BUITENGEWOON HUWELIJKSGOEDERENREGIME
I. Op verzoek van een van de echtgenoten
1. Beslissing
ARTIKEL 206.- Indien een gerechtvaardigde reden bestaat, kan de rechter op verzoek van
een van de echtgenoten beslissen om het bestaande huwelijksgoederenregime om te zetten in een
algehele scheiding van goederen.
21
Edinilmiş mallara katılma rejimi = lett: het regime van deelneming in verwervingen.
33
Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007
rechten.vu.nl
Het bestaan van een gerechtvaardigde reden wordt in het bijzonder in de onderstaande
gevallen aanvaard:
1. Indien het vermogen van de andere echtgenoot negatief is of indien beslag is gelegd
op zijn aandeel in de gemeenschap,
2. Indien de andere echtgenoot de belangen van de verzoeker of van de gemeenschap in
gevaar heeft gebracht,
3. Indien de andere echtgenoot zonder een gerechtvaardigde reden zijn toestemming, die
vereist is voor een beschikking over het gemeenschapsvermogen, onthoudt,
4. Indien de andere echtgenoot weigert om aan de verzoekende echtgenoot informatie te
verstrekken over zijn vermogen, zijn inkomsten, zijn schulden of het
gemeenschapsvermogen,
5. Indien de andere echtgenoot voortdurend het onderscheidingsvermogen mist.
Indien een van de echtgenoten voortdurend het onderscheidingsvermogen mist, kan ook zijn
wettelijke vertegenwoordiger op deze grond om een beslissing tot algehele scheiding van
goederen verzoeken.
2. Bevoegdheid
ARTIKEL 207.- Bevoegd is de rechtbank van de woonplaats van een van beide
echtgenoten.
3. Herstel na overgang naar algehele scheiding van goederen
ARTIKEL 208.- De echtgenoten kunnen te allen tijde bij een nieuwe overeenkomst inzake
het huwelijksgoederenregime het vorige of een ander huwelijksgoederenregime aanvaarden.
Indien de oorzaak die de overgang naar de algehele scheiding van goederen nodig maakte,
komt te vervallen, kan de rechter op verzoek van een van de echtgenoten beslissen het oude
huwelijksgoederenregime te herstellen.
II. Bij gedwongen executie
1. Bij faillissement
ARTIKEL 209.- Indien een van de echtgenoten, die een gemeenschap van goederen zijn
overeengekomen, failliet wordt verklaard, gaat de gemeenschap van rechtswege over in een
algehele scheiding van goederen.
2. Bij beslaglegging
ARTIKEL 210.- De schuldeiser die tegen een van de echtgenoten, die een gemeenschap van
goederen zijn overeengekomen, gedwongen executie instelt, kan indien hij bij de beslaglegging
nadeel ondervindt, de rechter verzoeken tot de algehele scheiding van goederen te beslissen.
Het verzoek van de schuldeiser richt zich tegen beide echtgenoten.
Bevoegd is de rechtbank van de woonplaats van de schuldenaar.
3. Herstel van oude regime
ARTIKEL 211.- Indien de schuldeiser wordt voldaan, kan de rechter op verzoek van een
van de echtgenoten beslissen dat de gemeenschap van goederen opnieuw wordt gevestigd.
De echtgenoten kunnen bij een overeenkomst inzake het huwelijksgoederenregime het
regime van verwervingsdeelneming aanvaarden.
III. Vereffening van eerder regime
ARTIKEL 212.- Indien tot algehele scheiding van goederen wordt overgegaan, vindt de
vereffening van het tussen de echtgenoten eerdere huwelijksgoederenregime plaats volgens de
bepalingen die op dit regime van toepassing zijn, tenzij de wet anders bepaalt.
D. BESCHERMING VAN SCHULDEISERS
ARTIKEL 213.- De vestiging of wijziging van een huwelijksgoederenregime of de
vereffening van het eerdere regime onttrekt de goederen waarop de schuldeisers van een van de
34
Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007
rechten.vu.nl
echtgenoten of van de gemeenschap hun rechten kunnen uitoefenen niet aan verhaal.
De echtgenoot op wie dergelijke goederen zijn overgegaan, is persoonlijk aansprakelijk voor
de schulden; echter, indien hij bewijst dat deze goederen [in bepaalde mate] onvoldoende zijn ter
voldoening van de schuld, kan hij zich in die mate van zijn aansprakelijkheid bevrijden.
E. BEVOEGDHEID IN RECHTSZAKEN TOT VEREFFENING VAN HUWELIJKSGOEDERENREGIME
ARTIKEL 214.- In rechtszaken tussen echtgenoten of erfgenamen inzake de vereffening
van een huwelijksgoederenregime zijn de onderstaande rechtbanken bevoegd:
1. Bij beëindiging van het huwelijksgoederenregime door overlijden, de rechtbank van de
laatste woonplaats van de overledene,
2. Bij echtscheiding, nietigverklaring van het huwelijk of indien de rechter beslist tot
algehele scheiding van goederen, de rechtbank bevoegd in deze rechtszaken,
3. In de overige gevallen, de rechtbank van de woonplaats van de echtgenoot-verweerder.
F. BESTUUR VAN DE GOEDEREN VAN EEN ECHTGENOOT DOOR DE ANDER
ARTIKEL 215.- Indien een van de echtgenoten het bestuur over zijn goederen uitdrukkelijk
of stilzwijgend overlaat aan de andere echtgenoot zijn de bepalingen inzake de volmacht van
toepassing, tenzij anders is overeengekomen.
G. BOEDELBESCHRIJVING
ARTIKEL 216.- Ieder van de echtgenoten kan te allen tijde van de ander verlangen dat een
boedelbeschrijving van zijn vermogen bij authentieke akte wordt opgemaakt.
Indien deze beschrijving is opgemaakt binnen een jaar nadat de goederen zijn ingebracht,
wordt deze beschrijving voor juist gehouden, tenzij het tegendeel wordt bewezen.
H. SCHULDEN TUSSEN ECHTGENOTEN
ARTIKEL 217.- Het huwelijksgoederenregime belet niet dat schulden tussen echtgenoten
opeisbaar worden. Echter, indien de voldoening van een schuld de echtgenoot-schuldenaar in een
zodanige moeilijke positie brengt dat hierdoor de huwelijkseenheid in gevaar wordt gebracht, kan
deze echtgenoot uitstel van betaling verzoeken. Indien de feiten en omstandigheden dit vereisen,
kan de rechter de verzoekende echtgenoot verplichten zekerheid te stellen.
TWEEDE AFDELING
HET REGIME VAN VERWERVINGSDEELNEMING
A. EIGENDOM
I. Inhoud
ARTIKEL 218.- Het regime van verwervingsdeelneming omvat de verwervingen en het
persoonlijke vermogen van ieder der echtgenoten.
II. Verwervingen
ARTIKEL 219.- Verwervingen zijn vermogensbestanddelen die iedere echtgenoot
gedurende dit regime onder bezwarende titel heeft verkregen.
De verwervingen van een echtgenoot zijn in het bijzonder de volgende:
1. Zijn inkomsten uit arbeid,
2. De betalingen door instanties voor sociale zekerheid, instellingen voor hulp aan
personeel en soortgelijke,
3. De uitkeringen wegens verlies van zijn vermogen om arbeid te verrichten,
4. De inkomsten uit zijn persoonlijk vermogen,
35
Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007
rechten.vu.nl
5. De vermogenswaarden die verwervingen vervangen.
III. Persoonlijke vermogen
1. Op grond van de wet
ARTIKEL 220.- Tot het persoonlijke vermogen behoort op grond van de wet:
1. Het goed dat alleen voor persoonlijk gebruik door een van de echtgenoten bestemd is,
2. Vermogensbestanddelen die bij aanvang van het huwelijksgoederenregime aan een van de
echtgenoten toebehoren of later door een van de echtgenoten wegens een erfenis of op een enige
andere wijze om niet zijn verkregen,
3. Vorderingen uit immateriële schade,
4. Vermogenswaarden die persoonlijk vermogen vervangen.
2. Op grond van overeenkomst
ARTIKEL 221.- De echtgenoten kunnen bij een overeenkomst inzake het
huwelijksgoederenregime aanvaarden dat vermogensbestanddelen die voortvloeien uit
beroepsuitoefening of ondernemingsactiviteit en die tot de verwervingen zouden moeten worden
gerekend, als persoonlijk vermogen worden beschouwd.
De echtgenoten kunnen bij een overeenkomst inzake het huwelijksgoederenregime ook
bepalen dat inkomsten uit persoonlijk vermogen niet tot de verwervingen worden gerekend.
IV. Bewijs
ARTIKEL 222.- Wie beweert dat een bepaald vermogensbestanddeel aan een van de
echtgenoten toebehoort, is verplicht om zijn bewering te bewijzen.
Vermogensbestanddelen waarvan niet bewezen is aan welke echtgenoot zij toebehoren,
worden geacht hun mede-eigendom te zijn.
Alle vermogensbestanddelen van een echtgenoot worden geacht verwerving te zijn totdat het
tegendeel is bewezen.
B. BEHEER, GEBRUIK EN BESCHIKKING
ARTIKEL 223.- Iedere echtgenoot heeft binnen de wettelijke grenzen het recht zijn
persoonlijke vermogen en zijn verwervingen te beheren, te gebruiken en hierover te beschikken.
Een van de echtgenoten kan niet zonder toestemming van de ander beschikken over zijn
aandeel in het vermogen dat in mede-eigendom staat, tenzij anders is overeengekomen.
C. AANSPRAKELIJKHEID JEGENS DERDEN
ARTIKEL 224.Iedere echtgenoot is met zijn gehele vermogen voor zijn schulden aansprakelijk.
D. BEËINDIGING VAN HUWELIJKSGOEDERENREGIME EN VEREFFENING
I. Tijdstip van beëindiging
ARTIKEL 225.- Het huwelijksgoederenregime eindigt bij het overlijden van een der
echtgenoten of door de aanvaarding van een ander huwelijksgoederenregime.
Indien door de rechter is beslist tot nietigverklaring van het huwelijk, tot beëindiging ervan
wegens echtscheiding of tot omzetting [van het bestaande huwelijksgoederenregime] in een
algehele scheiding van goederen, eindigt het huwelijksgoederenregime op het tijdstip waarop de
rechtszaak aanvangt.
II. Terugname van goederen; schulden
1. In het algemeen
ARTIKEL 226.- Elke echtgenoot neemt zijn goederen die zich bij de andere echtgenoot
bevinden terug.
Is een goed voorwerp van mede-eigendom dan kan één van de echtgenoten bij de vereffening
36
Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007
rechten.vu.nl
naast een beroep op de andere in de wet voorziene mogelijkheden, verzoeken om het goed tegen
betaling van het aandeel van de ander ongedeeld aan hem af te geven, indien hij bewijst een
zwaarderwegend belang te hebben.
De echtgenoten kunnen hun wederzijdse schulden [bij notariële akte] regelen.
2. Aandeel in vermeerderde waarde
ARTIKEL 227.- Indien een van de echtgenoten zonder enige of zonder een passende
vergoeding heeft bijgedragen aan de verkrijging, de verbetering of het behoud van een aan de
ander toebehorend goed, verkrijgt hij voor zijn bijgedragen deel een vorderingsrecht op de ten
tijde van de vereffening bij dit goed vastgestelde vermeerderde waarde. Deze vordering wordt
berekend naar de waarde van het goed op het tijdstip van de vereffening; indien sprake is van
waardevermindering wordt de beginwaarde van de bijdrage als grondslag genomen.
Indien een dergelijk goed reeds vervreemd is, bepaalt de rechter naar billijkheid wat aan de
andere echtgenoot betaald moet worden.
De echtgenoten kunnen bij een schriftelijke overeenkomst zowel van hun aandeel in de
waardevermeerdering afzien als de hoogte van hun aandeel wijzigen.
III. Berekening van aandeel van de echtgenoten
1. Scheiding van persoonlijk vermogen en verwervingen
ARTIKEL 228.- Het persoonlijk vermogen en de verwervingen van de echtgenoten worden
gescheiden naar de staat daarvan op het tijdstip van de beëindiging van het
huwelijksgoederenregime.
Van de kapitaalsuitkeringen en de schadeloosstelling wegens arbeidsongeschiktheid die een
van de echtgenoten van de instanties voor sociale zekerheid heeft ontvangen, wordt bij de
vereffening aan het persoonlijke vermogen toegevoegd het gekapitaliseerde bedrag van de
periodieke uitkering die vanaf het tijdstip van het eindigen van het huwelijksgoederenregime zou
zijn uitgekeerd, indien er in plaats van de kapitaalsuitkering of schadeloosstelling sprake zou zijn
geweest van periodieke uitkeringen voor de duur van het leven volgens de voorschriften van de
instanties voor sociale zekerheid.
2. Toe te voegen vermogenswaarden
ARTIKEL 229.- Aan de verwervingen worden als vermogenswaarden toegevoegd:
1. De in het jaar voorafgaand aan de beëindiging van het huwelijksgoederenregime door een
van de echtgenoten zonder toestemming van de andere echtgenoot verrichte prestaties om niet,
met uitzondering van de gebruikelijke schenkingen,
2. De vervreemdingen die door een van de echtgenoten tijdens het bestaan van het
huwelijksgoederenregime zijn gedaan met de bedoeling de aanspraak uit deelneming van de
andere echtgenoot te verminderen.
Bij geschillen inzake een dergelijke prestatie om niet of inzake een dergelijke vervreemding
kan de beslissing van de rechtbank ook worden tegengeworpen aan derden die voordeel hebben
gehad bij de prestatie om niet of bij de vervreemding, indien het bestaan van de rechtszaak aan
hen is medegedeeld.
3. Verrekening tussen persoonlijk vermogen en verwervingen
ARTIKEL 230.- Indien de schulden van een van de echtgenoten betreffende het persoonlijk
vermogen uit verwervingen zijn betaald of indien schulden [van een van hen] betreffende de
verwervingen uit zijn persoonlijk vermogen zijn betaald, kan bij de vereffening om verrekening
worden verzocht.
Elke schuld bezwaart dat gedeelte van het vermogen waarop zij betrekking heeft. Indien niet
duidelijk is aan welk gedeelte de schuld toebehoort, wordt deze geacht betrekking te hebben op
de verwervingen.
Indien een goed uit een deel van het vermogen heeft bijgedragen aan de verkrijging, de
verbetering of het behoud van een goed uit het andere deel van het vermogen, vindt in geval van
waardevermeerdering of waardevermindering de verrekening plaats naar de mate van de bijdrage
en naar de waarde van het vermogensbestanddeel op het tijdstip van de vereffening of indien de
37
Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007
rechten.vu.nl
goederen reeds zijn vervreemd naar billijkheid.
4. Nettowaarde22
ARTIKEL 231.- De nettowaarde is de waarde die overblijft nadat de totale waarde van de
verwervingen van elk der echtgenoten, met inbegrip van de toegevoegde waarde en de
verrekeningen, is verminderd met de op deze goederen rustende schulden.
Waardevermindering wordt niet in beschouwing genomen.
IV. Waardebepaling
1. Marktwaarde
ARTIKEL 232.- Bij de vereffening van het huwelijksgoederenregime wordt de
marktwaarde van de goederen als grondslag genomen.
2. Opbrengstwaarde
a. In het algemeen
ARTIKEL 233.- Indien een echtgenoot die als eigenaar de exploitatie van een onderneming
persoonlijk voortzet of indien de langstlevende echtgenoot of een van zijn afstammelingen het
recht heeft voor zichzelf de ongedeelde toekenning van een landbouwbedrijf te verzoeken, wordt
het te ontvangen aandeel in de vermeerderde waarde en zijn aanspraak uit
[verwervings]deelneming berekend naar de opbrengstwaarde.
De eigenaar van een landbouwbedrijf of zijn erfgenamen kunnen bij de bepaling van zijn
aandeel in de vermeerderde waarde of van de aanspraak uit [verwervings-]deelneming die hij
jegens de andere echtgenoot heeft, verzoeken om het bedrijf slechts te berekenen naar de
marktwaarde.
Op de waardering van en het aandeel van de erfgenamen in de winsten van de onderneming
zijn de bepalingen inzake het erfrecht op vergelijkbare wijze van toepassing.
b. Bijzondere gevallen
ARTIKEL 234.- Indien het in bijzondere gevallen noodzakelijk is, kan de berekende waarde
met een redelijk bedrag worden vermeerderd.
Met name worden tot de bijzondere gevallen gerekend de behoefte aan levensonderhoud van
de langstlevende echtgenoot, de aankoopwaarde van het landbouwbedrijf, alsook de
investeringen verricht door en de financiële toestand van de echtgenoot die eigenaar is van het
landbouwbedrijf.
3. Tijdstip van waardering
ARTIKEL 235.- De op het tijdstip van de beëindiging van het huwelijksgoederenregime
aanwezige verwervingen worden naar de waarde van het tijdstip van de vereffening aan de
berekening toegevoegd.
De berekening van de aan de verwervingen toe te voegen [vermogens-]waarden geschiedt op
basis van de datum van overdracht.
V. Deelname in de nettowaarde
1. Op grond van de wet
ARTIKEL 236.- Iedere echtgenoot of zijn erfgenamen zijn rechthebbende op de helft van de
aan de andere echtgenoot toebehorende nettowaarde [van diens verwervingen].
Vorderingen worden verrekend.
Indien het huwelijk wegens overspel of aanslag op het leven wordt beëindigd, kan de rechter
naar billijkheid beslissen tot vermindering of opheffing van het aandeel van de schuldige
echtgenoot in de nettowaarde.
2. Op grond van overeenkomst
a. In het algemeen
22
Artık değer = lett.: overblijvende waarde/ waardeoverschot.
38
Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007
rechten.vu.nl
ARTIKEL 237.- Bij een overeenkomst inzake het huwelijksgoederenregime kan een andere
mate van deelname in de nettowaarde worden aanvaard.
Dergelijke overeenkomsten kunnen de legitieme portie van de niet gemeenschappelijke
kinderen van de echtgenoten en hun nakomelingen niet aantasten.
b. Bij nietigverklaring, echtscheiding of beëindiging van huwelijksgoederenregime door
rechterlijke beslissing
ARTIKEL 238.- Indien door de rechter is beslist tot nietigverklaring van het huwelijk of tot
beëindiging ervan wegens echtscheiding of tot omzetting [van het bestaande
huwelijksgoederenregime] in een algehele scheiding van goederen, zijn overeenkomsten die
afwijken van de wettelijke bepalingen inzake de deelneming in de nettowaarde slechts geldig,
indien hierin uitdrukkelijk is voorzien in de overeenkomst inzake het huwelijksgoederenregime.
VI. Betaling van aanspraak uit [verwervings-]deelneming en van aandeel in
vermeerderde waarde
1. Betaling en uitstel
ARTIKEL 239.- De aanspraak uit [verwervings-]deelneming en het aandeel in de
vermeerderde waarde kan betaald worden in goed of geld. Bij betaling in goed wordt de
marktwaarde van de goederen als uitgangspunt genomen; met de economische eenheid van
bedrijven en van zelfstandige eenheden bestemd voor beroeps- of bedrijfsuitoefening wordt
rekening gehouden.
Indien de onverwijlde betaling van de aanspraak uit [verwervings-]deelneming en van het
aandeel in de vermeerderde waarde hem ernstige betalingsproblemen geeft, kan de echtgenootschuldenaar voor zijn betalingen een passend uitstel vragen.
Vanaf de beëindiging van de vereffening is voor de aanspraak uit [verwervings-]deelneming
en het aandeel in de vermeerderde waarde rente verschuldigd, tenzij anders is overeengekomen;
indien de feiten en omstandigheden dit vereisen, kan van de schuldenaar tevens zekerheid worden
gevraagd.
2. Echtelijke woning en huisraad
ARTIKEL 240.- Om zijn oude levensstijl te kunnen voortzetten, kan de langstlevende
echtgenoot verzoeken het gebruiksrecht of woonrecht op de woning die aan de overleden
echtgenoot toebehoorde en die zij gezamenlijk bewoonden, te verkrijgen onder verrekening tegen
de aanspraak uit deelneming en indien dat onvoldoende is onder bijbetaling van een vergoeding;
andersluidende regelingen die aanvaard zijn in een overeenkomst inzake het
huwelijksgoederenregime blijven voorbehouden.
De langstlevende echtgenoot kan onder dezelfde voorwaarden verzoeken dat hem het
eigendomsrecht over de huisraad wordt toegekend.
Bij het bestaan van gerechtvaardigde redenen kan op verzoek van de langstlevende
echtgenoot of de wettelijke erfgenamen van de overleden echtgenoot in plaats van het
gebruiksrecht of het woonrecht, het eigendomsrecht over de woning worden toegekend.
De langstlevende echtgenoot kan deze rechten niet uitoefenen op ruimten waarin de erflater
een beroep of ambacht uitoefende en die een van zijn afstammelingen nodig heeft voor de
uitoefening van hetzelfde beroep of ambacht. Bepalingen van het erfrecht inzake agrarisch
onroerend goed blijven voorbehouden.
3. Rechtszaak tegen derden
ARTIKEL 241.- Indien bij de vereffening het vermogen of de nalatenschap van de
echtgenoot-schuldenaar de aanspraak uit [verwervings-]deelneming niet dekt, kan de echtgenootschuldeiser of zijn erfgenamen de prestaties om niet die bij de berekening aan de verwervingen
zouden moeten worden toegevoegd, tot de hoogte van het ontbrekende bedrag terugvragen van
derden die hierdoor zijn begunstigd.
Het recht op een rechtszaak vervalt binnen een jaar na de dag waarop de echtgenootschuldeiser of zijn erfgenamen vernomen hebben dat hun rechten zijn geschonden en in ieder
geval na verloop van vijf jaren na de beëindiging van het huwelijksgoederenregime.
39
Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007
rechten.vu.nl
Met uitzondering van het bepaalde in de bovenstaande alinea’s en van de [rechterlijke]
bevoegdheidsregels zijn de bepalingen inzake de erfrechtelijke verminderingsprocedure op
vergelijkbare wijze van toepassing.
DERDE AFDELING
ALGEHELE SCHEIDING VAN GOEDEREN23
A. BESTUUR, GEBRUIK EN BESCHIKKING
ARTIKEL 242.- In het regime van algehele scheiding van goederen behoudt elk der
echtgenoten binnen de grenzen van de wet het recht van bestuur en gebruik van zijn vermogen en
het recht daarover te beschikken.
B. OVERIGE BEPALINGEN
ARTIKEL 243.- Op de onderwerpen van bewijs, aansprakelijkheid voor de schulden en
toekenning van de mede-eigendom zijn de bepalingen betreffende het regime van beperkte
scheiding van goederen van toepassing.
VIERDE AFDELING
BEPERKTE SCHEIDING VAN GOEDEREN
A. BESTUUR, GEBRUIK EN BESCHIKKING
I. In het algemeen
ARTIKEL 244.- Elk der echtgenoten behoudt binnen de grenzen van de wet het recht van
bestuur en gebruik van en beschikking over zijn vermogen.
II. Bewijs
ARTIKEL 245.- Wie stelt dat een bepaald goed aan een van de echtgenoten toebehoort, is
verplicht zijn stelling te bewijzen.
Goederen waarvan niet bewezen kan worden aan welke echtgenoot zij toebehoren, worden
geacht hun mede-eigendom te zijn.
B. AANSPRAKELIJKHEID VOOR SCHULDEN
ARTIKEL 246.- Elk der echtgenoten is met zijn gehele vermogen aansprakelijk voor zijn
schulden.
C. EINDE HUWELIJKSGOEDERENREGIME EN VEREFFENING
I. Tijdstip van einde
ARTIKEL 247.- Het huwelijksgoederenregime eindigt bij het overlijden van een van de
echtgenoten of door de aanvaarding van een ander huwelijksgoederenregime.
Indien door de rechter is beslist tot nietigverklaring van het huwelijk, tot beëindiging ervan
wegens echtscheiding of tot omzetting [van het bestaande huwelijksgoederenregime] in een
algehele scheiding van goederen, eindigt het huwelijksgoederenregime op het tijdstip waarop de
rechtszaak aanvangt.
II. Terugname van goederen en afgifte van goederen in mede-eigendom
23
Mal ayrılığı = lett: scheiding van goederen.
40
Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007
rechten.vu.nl
1. In het algemeen
ARTIKEL 248.- Elke echtgenoot neemt zijn goederen die zich bij de andere echtgenoot
bevinden terug.
Bij het eindigen van het regime van beperkte scheiding van goederen kan de echtgenoot, die
bewijst daarbij een zwaarwegend belang te hebben, naast de andere [wettelijke] maatregelen
afgifte van een in mede-eigendom staand goed verzoeken onder de voorwaarde dat aan zijn
echtgenoot de tegenwaarde van diens aandeel naar de dag van betaling wordt gegeven.
2. Recht wegens bijdrage
ARTIKEL 249.- De echtgenoot die heeft bijgedragen aan de verkrijging, de verbetering of
het behoud van een aan de ander toebehorend goed dat buiten de verdeling is gebleven en die
hiervoor geen of geen passende vergoeding heeft gekregen, kan bij de beëindiging van het
huwelijksgoederenregime verzoeken om betaling van een in verhouding tot zijn bijdrage billijke
vergoeding.
Hetzelfde verzoek kan ook worden ingesteld met betrekking tot vermogenswaarden die in de
plaats komen van het goed dat buiten de verdeling is gebleven.
III. Voor het gezin bestemde goederen
1. Hoofdregel
ARTIKEL 250.- Indien een van de echtgenoten na het vestigen van het regime van beperkte
scheiding van goederen, goederen heeft verkregen en deze heeft bestemd voor het
gemeenschappelijk gebruik, en ten behoeve van het gezin, en investeringen heeft gedaan gericht
op de waarborging van de economische toekomst van het gezin, worden deze [goederen en
investeringen] of de vervangende vermogenswaarden hiervan bij het eindigen van het
huwelijksgoederenregime in gelijke mate tussen de echtgenoten verdeeld. Bij de verdeling wordt
rekening gehouden met de economische eenheid van ondernemingen.
Deze regel is niet van toepassing op vorderingen uit immateriële schade, op goederen
verkregen door erfenis en op goederen verkregen bij beschikking onder levende of terzake des
doods, tenzij uit de uitdrukkelijke wil van degene die de prestatie om niet heeft verricht anders
blijkt.
2. Gedragingen in strijd met de verdeling
ARTIKEL 251.- Indien een der echtgenoten vóór de verdeling goederen om niet heeft
vervreemd met de bedoeling het aandeel van de andere echtgenoot te verminderen, bepaalt de
rechter een billijke vergoeding ter compensatie van de aanspraak van de andere echtgenoot.
De in het jaar voorafgaand aan het einde van het huwelijksgoederenregime door een van de
echtgenoten zonder toestemming van de andere echtgenoot verrichte prestaties om niet worden,
met uitzondering van de gebruikelijke schenkingen, geacht te zijn gedaan met de bedoeling het
aandeel van de andere echtgenoot te verminderen.
Bij geschillen inzake dergelijke prestaties kan de beslissing van de rechtbank ook worden
tegengeworpen aan derden die voordeel hebben gehad bij de prestatie, indien het bestaan van de
rechtszaak aan hen is medegedeeld.
3. Weigering van verzoek tot verdeling
ARTIKEL 252.- Indien het huwelijk wegens overspel of aanslag op het leven wordt
beëindigd, kan de rechter naar billijkheid beslissen tot vermindering of opheffing van het aandeel
van de schuldige echtgenoot.
4. Wijze van verdeling
ARTIKEL 253.- In het algemeen geschiedt de verdeling in goed. Indien dat niet mogelijk is,
worden de aandelen door bijbetaling van een vergoeding gecompenseerd. De vergoeding die een
van de echtgenoten aan de ander moet betalen, wordt berekend naar de marktwaarde van de
goederen op het tijdstip van de vereffening. Bij deze berekening worden de schulden, die verband
houden met de verkrijging van de goederen die onderwerp van de verdeling zijn, in mindering
gebracht.
41
Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007
rechten.vu.nl
Indien de onverwijlde betaling van de vergoeding ter compensatie hem ernstige
betalingsproblemen geeft, kan de echtgenoot-schuldenaar voor de betalingen een passend uitstel
vragen.
Vanaf de beëindiging van de vereffening is voor de vergoeding ter compensatie rente
verschuldigd, tenzij anders is overeengekomen; indien de feiten en omstandigheden dit vereisen,
kan van de schuldenaar tevens zekerheid worden gevraagd.
IV. Echtelijke woning en huisraad
1. Bij nietigverklaring of echtscheiding
ARTIKEL 254.- Indien het huwelijk is beëindigd door een beslissing tot nietigverklaring of
echtscheiding, kunnen de echtgenoten overeenkomen wie in de woning die voor
gemeenschappelijk gebruik van het gezin is bestemd en die onderwerp is van gelijke verdeling
tussen echtgenoten zal blijven wonen en wie de huisraad zal blijven gebruiken. De echtgenoot die
het recht van verblijf in de woning verkrijgt, kan verzoeken dit recht in het kadaster op te nemen.
Indien de echtgenoten niet tot een overeenkomst hebben kunnen komen over wie in de
echtelijke woning zal blijven wonen en wie de huisraad zal blijven gebruiken, beslist de rechter,
indien de billijkheid dit vereist ambtshalve, gelijktijdig met de beslissing van nietigverklaring of
echtscheiding, wie dit recht zal verkrijgen, met inachtneming van de bijzonderheden van het
geval, de economische en sociale toestand van de echtgenoten en de belangen van de kinderen zo
die er zijn; bij zijn beslissing bepaalt hij de duur van het verblijf en het gebruik en deelt hij dit ter
opneming mee aan de dienst van het kadaster.
Tenzij de rechter anders beslist, eindigt het recht van rechtswege na verloop van de
vastgestelde duur. Echter, indien vóór het einde van deze periode een wijziging in de situatie van
de begunstigde partij intreedt, kan de andere partij de rechter verzoeken de beslissing te herzien.
Indien de echtgenoten de woning huren, kan de rechter zo nodig beslissen dat de echtgenoot
die niet de hoedanigheid van huurder heeft [in de woning] blijft wonen. Om de rechten van de
verhuurder voortvloeiend uit de [huur]overeenkomst garant te stellen, wordt in dit geval,
gelijktijdig met de beslissing van nietigverklaring of echtscheiding, ambtshalve beslist tot de
benodigde aanpassing [van de huurovereenkomst].
2. Bij overlijden
ARTIKEL 255.- Indien zich bij het overlijden van een van de echtgenoten huisraad en een
gezamenlijke bewoonde woning bevinden onder de te verdelen goederen, kan de langstlevende
echtgenoot het eigendomsrecht daarvan verzoeken tegen verrekening van het recht dat hem
toekomt uit erfenis en uit verdeling en indien dat onvoldoende is onder bijbetaling van een
vergoeding.
Bij het bestaan van gerechtvaardigde redenen kan op verzoek van de langstlevende
echtgenoot of van een van de wettelijke erfgenamen van de overleden echtgenoot in plaats van
het eigendomsrecht ook beslist worden tot toekenning van een recht van gebruik of van
bewoning.
De langstlevende echtgenoot kan deze rechten niet uitoefenen op ruimten waarin de erflater
een beroep of ambacht uitoefende en die een van zijn afstammelingen nodig heeft voor de
uitoefening van hetzelfde beroep of ambacht. Bepalingen van het erfrecht inzake agrarisch
onroerend goed blijven voorbehouden.
VIJFDE AFDELING
GEMEENSCHAP VAN GOEDEREN24
A. EIGENDOM
I. Omvang
24
Mal ortaklığı.
42
Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007
rechten.vu.nl
ARTIKEL 256.- Het regime van gemeenschap van goederen omvat het
gemeenschapsvermogen en het persoonlijke vermogen van de echtgenoten.
II. Gemeenschapsvermogen25
1. Algehele gemeenschap van goederen26
ARTIKEL 257.- Bij een algehele gemeenschap van goederen wordt het
gemeenschapsvermogen gevormd uit het vermogen en de inkomsten van de echtgenoten met
uitzondering van vermogen dat op grond van de wet persoonlijk is.
De echtgenoten hebben het gemeenschapsvermogen als een ongedeeld geheel in eigendom.
Geen van de echtgenoten heeft het recht om alleen over zijn aandeel in de gemeenschap te
beschikken.
2. Beperkte gemeenschap van goederen27
a. Gemeenschap van verwervingen28
ARTIKEL 258.- De echtgenoten kunnen bij een overeenkomst inzake het
huwelijksgoederenregime een gemeenschap aanvaarden die slechts uit verwervingen bestaat.
Ook de inkomsten uit het persoonlijk vermogen behoren tot deze gemeenschap.
b. Overige vormen van gemeenschap van goederen
ARTIKEL 259.- De echtgenoten kunnen bij een overeenkomst inzake het
huwelijksgoederenregime bepaalde vermogenswaarden of vermogenssoorten, in het bijzonder
onroerende goederen, inkomsten van een echtgenoot of goederen die hij voor de uitoefening van
zijn beroep of ambacht gebruikt, uitsluiten van de gemeenschap.
De inkomsten uit dit vermogen behoren niet tot de gemeenschap, tenzij de overeenkomst het
tegendeel bepaalt.
III. Persoonlijk vermogen
ARTIKEL 260.- Of vermogen persoonlijk is, wordt bepaald door de overeenkomst inzake
het huwelijksgoederenregime, door schenking door derden, of door de wet.
De goederen van elk der echtgenoten die uitsluitend voor persoonlijk gebruik bestemd zijn,
en zijn vorderingen uit immateriële schade zijn op grond van de wet persoonlijk vermogen.
Vermogensbestanddelen die aan een echtgenoot als legitieme portie kunnen toekomen,
kunnen voor zover zij op grond van de overeenkomst inzake het huwelijksgoederenregime tot de
gemeenschap behoren, niet door zijn erflaters aan hem als persoonlijk vermogen worden
toegekend.
IV. Bewijs
ARTIKEL 261.- Alle vermogensbestanddelen worden geacht gemeenschapsvermogen te
zijn, tenzij bewezen wordt dat zij tot het persoonlijke vermogen van een echtgenoot behoren.
B. BESTUUR EN BESCHIKKING
I. Van gemeenschapsvermogen
1. Gewoon bestuur
ARTIKEL 262.- De echtgenoten besturen hun gemeenschapsvermogen in het belang van de
25
Ortaklık malları.
Genel mal ortaklığı.
27
Sınırlı mal ortaklığı.
28
Edinilmiş mallarda ortaklık.
26
43
Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007
rechten.vu.nl
huwelijkseenheid.29
Binnen de grenzen van het gewone bestuur kan iedere echtgenoot de gemeenschap bezwaren
en over het gemeenschapsvermogen beschikken.
2. Buitengewoon bestuur
ARTIKEL 263.- In zaken die buiten het gewone bestuur vallen, kunnen de echtgenoten
slechts gezamenlijk of kan de ene echtgenoot [slechts] met toestemming van de ander de
gemeenschap bezwaren of over het vermogen beschikken.
Voor derden die niet van het ontbreken van de toestemming afwisten of daarvan niet konden
afweten, wordt de toestemming aanwezig geacht.
De bepalingen betreffende de vertegenwoordiging van de huwelijkseenheid blijven van
toepassing.30
3. Gemeenschapsvermogen en beroeps- of ambachtsuitoefening
ARTIKEL 264.- Indien een echtgenoot met toestemming van de ander
gemeenschapsvermogen gebruikt ten behoeve van een beroep of ambacht dat hij alleen uitoefent,
kan hij alle rechtshandelingen verrichten die verband houden met dit beroep of ambacht.
4. Aanvaarding of verwerping nalatenschap
ARTIKEL 265.- Geen van de echtgenoten kan zonder toestemming van de ander een
nalatenschap verwerpen die in de gemeenschap zal vallen, noch een nalatenschap aanvaarden als
de boedel door schulden is bezwaard.
Indien het niet mogelijk is de toestemming van de andere echtgenoot te verkrijgen of indien
het verzoek [om toestemming] door deze zonder een gerechtvaardigde reden wordt afgewezen,
kan de verzoekende echtgenoot zich wenden tot de rechtbank van zijn woonplaats.
5. Aansprakelijkheid en bestuurskosten
ARTIKEL 266.- Indien de gemeenschap van goederen eindigt, is iedere echtgenoot voor de
handelingen met betrekking tot [hun] gemeenschapsvermogen als een gemachtigde aansprakelijk.
De bestuurskosten worden uit het gemeenschapsvermogen vergoed.
II. Van persoonlijk vermogen
ARTIKEL 267.- Iedere echtgenoot heeft binnen de grenzen van de wet het recht om zijn
eigen persoonlijk vermogen te besturen en hierover te beschikken.
Indien er inkomsten uit persoonlijk vermogen zijn, worden de bestuurskosten uit deze
inkomsten vergoed.
C. AANSPRAKELIJKHEID JEGENS DERDEN
I. Schulden van de gemeenschap
ARTIKEL 268.- Iedere echtgenoot is voor de onderstaande schulden met zijn persoonlijk
vermogen en met het gemeenschapsvermogen aansprakelijk:
1. Schulden voortgekomen uit de bevoegdheid tot vertegenwoordiging van de
huwelijkseenheid of de bevoegdheid tot bestuur van het gemeenschapsvermogen,
2. Schulden die met gebruikmaking van het gemeenschapsvermogen of van inkomsten uit het
gemeenschapsvermogen zijn gemaakt ten behoeve van de uitoefening van een beroep of ambacht,
3. Schulden waarvoor ook de andere echtgenoot persoonlijk aansprakelijkheid is,
4. Schulden waarover de echtgenoten met derden zijn overeengekomen dat naast het
persoonlijk vermogen ook het gemeenschapsvermogen aansprakelijk is.
II. Persoonlijke schulden
29
Evlilik birliği, lett: huwelijkseenheid; hieronder wordt zowel de emotionele als de familie- en de vermogensrechtelijke relatie
tussen de echtgenoten verstaan.
30
Saklıdır, lett: blijven voorbehouden.
44
Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007
rechten.vu.nl
ARTIKEL 269.- Elke echtgenoot is voor alle andere schulden met zijn persoonlijk
vermogen en met de helft van de waarde van hun gemeenschapsvermogen aansprakelijk.
De aanspraken wegens verrijking van de gemeenschap blijven van kracht.
D. Schulden tussen echtgenoten
ARTIKEL 270.- Het huwelijksgoederenregime belet niet dat schulden tussen echtgenoten
opeisbaar worden. Echter, indien de voldoening van een schuld de echtgenoot-schuldenaar in een
zodanige moeilijke positie brengt dat hierdoor de huwelijkseenheid in gevaar wordt gebracht, kan
deze echtgenoot uitstel van betaling verzoeken. Indien de feiten en omstandigheden dit vereisen,
kan de rechter de verzoekende echtgenoot verplichten zekerheid te stellen.
E. BEËINDIGING VAN HUWELIJKSGOEDERENREGIME EN VEREFFENING
I. Tijdstip van beëindiging
ARTIKEL 271.- Het huwelijksgoederenregime eindigt bij het overlijden van een der
echtgenoten, door de aanvaarding van een ander huwelijksgoederenregime of door de
faillietverklaring31 van een der echtgenoten.
Indien door de rechter is beslist tot nietigverklaring van het huwelijk, tot beëindiging ervan
wegens echtscheiding of tot de omzetting [van het bestaande huwelijksgoederenregime]
in een algehele scheiding van goederen, eindigt het huwelijksgoederenregime op het tijdstip
waarop de rechtszaak aanvangt.
Bij de bepaling van de omvang van het gemeenschapsvermogen en het persoonlijk vermogen
wordt de datum van beëindiging van de gemeenschap van goederen als grondslag genomen.
II. Toevoeging aan persoonlijk vermogen
ARTIKEL 272.- Van de kapitaalsuitkeringen en de schadeloosstelling wegens
arbeidsongeschiktheid die een van de echtgenoten van de instanties voor sociale zekerheid heeft
ontvangen, wordt bij de vereffening aan het persoonlijke vermogen toegevoegd het
gekapitaliseerde bedrag van de periodieke uitkering die vanaf het tijdstip van het eindigen van het
huwelijksgoederenregime zou zijn uitgekeerd, indien er in plaats van de kapitaalsuitkering of
schadeloosstelling sprake zou zijn geweest van periodieke uitkeringen voor de duur van het leven
volgens de voorschriften van de instanties voor sociale zekerheid.
III. Verrekening tussen persoonlijk vermogen en gemeenschapsvermogen
ARTIKEL 273.- Indien de schulden van een van de echtgenoten betreffende het persoonlijk
vermogen uit het gemeenschapsvermogen zijn betaald of indien schulden betreffende het
gemeenschapsvermogen uit het persoonlijk vermogen [van een van hen] zijn betaald, kan bij de
vereffening om verrekening worden verzocht.
Elke schuld bezwaart dat gedeelte van het vermogen waarop zij betrekking heeft. Indien niet
duidelijk is aan welk gedeelte de schuld toebehoort, wordt deze geacht betrekking te hebben op
het gemeenschapsvermogen.
IV. Aandeel in vermeerderde waarde
ARTIKEL 274.- Indien het persoonlijke vermogen van een echtgenoot of zijn
gemeenschapsvermogen heeft bijgedragen aan de verkrijging, de verbetering of het behoud van
vermogensbestanddelen uit een ander deel van het vermogen, zijn de bepalingen met betrekking
tot het aandeel in de vermeerderde waarde uit het regime van verwervingsdeelneming van
toepassing.32
V. Waardebepaling
ARTIKEL 275.- Bij de beëindiging van het huwelijksgoederenregime wordt voor de
waardering van het aanwezige gemeenschapsvermogen het tijdstip van de vereffening als
31
32
Iflâsın açılmasıyla, lett: opening van het faillissement.
Zie artikel 227.
45
Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007
rechten.vu.nl
grondslag genomen.
VI. Verdeling
1. Bij overlijden of aanvaarding van een ander huwelijksgoederenregime
ARTIKEL 276.- Indien de gemeenschap van goederen eindigt door het overlijden van een
der echtgenoten of door de aanvaarding van een ander huwelijksgoederenregime, komt aan iedere
echtgenoot of aan zijn erfgenamen de helft van het gemeenschapsvermogen toe.
In de overeenkomst inzake het huwelijksgoederenregime kan voor de verdeling een andere
verhouding vastgesteld worden.
Dergelijke overeenkomsten kunnen de legitieme portie van de afstammelingen niet
aantasten.
2. In overige gevallen
ARTIKEL 277.- Bij echtscheiding of bij nietigverklaring van het huwelijk of bij omzetting
in een algehele scheiding van goederen op grond van de wet of een rechterlijke beslissing kan
iedere echtgenoot dat, wat in het regime van verwervingsdeelneming als zijn eigen persoonlijke
vermogen gezien zou worden, aan het gemeenschapsvermogen onttrekken.
Het overgebleven gemeenschapsvermogen wordt tussen de echtgenoten bij helfte verdeeld.
Afspraken over de wijziging van de wettelijke verdeling zijn slechts geldig indien daarin in
de overeenkomst inzake het huwelijksgoederenregime uitdrukkelijk is voorzien.
VII. Wijze van verdeling
1. Persoonlijk vermogen
ARTIKEL 278.- Indien de gemeenschap van goederen eindigt door het overlijden van een
van de echtgenoten kan bij het regime van verwervingsdeelneming de langstlevende echtgenoot
verzoeken dat wat als zijn persoonlijke vermogen gezien zou worden aan hem toe te delen tegen
verrekening met zijn aandeel [in de gemeenschap].
2. Echtelijke woning en huisraad
ARTIKEL 279.- Indien de woning die de echtgenoten gezamenlijk in bewoonden of het
huisraad tot de algehele gemeenschapsvermogen gerekend wordt, kan de langstlevende
echtgenoot verzoeken tegen verrekening met zijn aandeel het eigendom hiervan aan hem toe te
delen.
Bij aanwezigheid van gerechtvaardigde redenen kan op verzoek van de langstlevende
echtgenoot of van andere wettelijke erfgenamen van de overledene in plaats van de eigendom het
gebruiksrecht of het woonrecht worden toegekend.
Indien het regime van gemeenschap van goederen om een andere reden dan het overlijden
eindigt, kan ieder der echtgenoten dezelfde verzoeken instellen, indien hij bewijst [daarbij] een
zwaarwegend belang te hebben.
3. Andere vermogensbestanddelen
ARTIKEL 280.- Indien een echtgenoot bewijst [daarbij] een zwaarwegend belang te
hebben, kan hij verzoeken ook andere vermogensbestanddelen tegen verrekening met zijn
aandeel [in de gemeenschap] aan hem toe te delen.
4. Overige verdelingsregels
ARTIKEL 281.- In de overige gevallen zijn de bepalingen inzake verdeling van medeeigendom en van nalatenschap op vergelijkbare wijze van toepassing.
DEEL TWEE
VERWANTSCHAP33
33
Hısımlık: zie art. 17.
46
Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007
rechten.vu.nl
TITEL EEN
ONTSTAAN VAN VERWANTSCHAP34
EERSTE AFDELING
ALGEMENE BEPALINGEN
A. ONTSTAAN VAN VERWANTSCHAP IN HET ALGEMEEN
ARTIKEL 282.- Tussen kind en moeder ontstaat verwantschap door de geboorte.
Tussen kind en vader ontstaat verwantschap door het huwelijk met de moeder, door
erkenning of door rechterlijke beslissing.
Verwantschap ontstaat bovendien door adoptie.
B. BEVOEGDHEID EN WIJZE VAN PROCEDEREN
I. Bevoegdheid
ARTIKEL 283.- In rechtszaken betreffende verwantschap is bevoegd de rechtbank van de
woonplaats van een der partijen ten tijde van de rechtszaak of ten tijde van de geboorte.
II. Wijze van beoordeling
ARTIKEL 284.- In rechtszaken betreffende verwantschap wordt het Wetboek van
Rechtsvordering toegepast behoudens de onderstaande regels:
1. De rechter onderzoekt ambtshalve de feiten en is vrij in de beoordeling van het bewijs.
2. Partijen en derden zijn verplicht in te stemmen met het onderzoek, dat noodzakelijk is
voor de vaststelling van de verwantschap en dat geen gevaar oplevert voor hun gezondheid.
Indien een partij niet instemt met het onderzoek, dat de rechter nodig acht, kan de rechter het
gezien de feiten en omstandigheden te verwachten resultaat ten nadele van deze waarderen.
TWEEDE AFDELING
VADERSCHAP VAN DE ECHTGENOOT
A. VERMOEDEN VAN VADERSCHAP
ARTIKEL 285.- Vader van het kind, dat gedurende het huwelijk of binnen driehonderd
dagen na beëindiging van het huwelijk is geboren, is de echtgenoot.
Indien het kind is geboren na verloop van deze periode kan het feit dat de moeder zwanger is
geraakt tijdens het huwelijk als bewijs dienen voor de verwantschap tussen het kind en de
echtgenoot.
Indien de echtgenoot vermist verklaard is, vangt de termijn van driehonderd dagen aan op het
tijdstip van het levensgevaar of van het laatst ontvangen bericht.
B. ONTKENNING VAN VERWANTSCHAP
I. Recht op een rechtszaak
ARTIKEL 286.- De echtgenoot kan door het indienen van een verzoek tot ontkenning van
verwantschap het vermoeden van zijn vaderschap weerleggen. Deze rechtszaak is gericht tegen
de moeder en het kind.
Ook het kind is gerechtigd tot een rechtszaak. Deze rechtszaak is gericht tegen de moeder en
de echtgenoot.
II. Bewijs
34
Soybağın: verwantschap van kind tot zijn vader en moeder.
47
Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007
rechten.vu.nl
1. Verwekking tijdens huwelijk
ARTIKEL 287.- Indien het kind tijdens huwelijk is verwekt, dient de verzoeker te bewijzen
dat de echtgenoot niet de vader is.
Het kind dat is geboren na verloop van een termijn van honderdtachtig dagen na aanvang van
het huwelijk en binnen driehonderd dagen na beëindiging van het huwelijk, wordt geacht te zijn
verwekt binnen het huwelijk.
2. Verwekking voor het huwelijk of ten tijde van het gescheiden leven
ARTIKEL 288.- Indien het kind is verwekt voor het huwelijk of ten tijde van het gescheiden
leven behoeft de verzoeker geen verder bewijs te leveren.
Echter, het vermoeden van vaderschap van de echtgenoot blijft van kracht indien er
geloofwaardig bewijs is van geslachtsgemeenschap van de echtgenoot met zijn vrouw ten tijde
van de zwangerschap.
III. Vervaltermijnen
ARTIKEL 289.- De echtgenoot is verplicht de rechtszaak te beginnen binnen een jaar nadat
hij vernomen heeft van de geboorte van het kind en van het feit dat hij de vader niet is, of tot de
wetenschap is gekomen dat de moeder geslachtsgemeenschap heeft gehad met een andere man
ten tijde van de zwangerschap, en in ieder geval binnen vijf jaar na de geboorte van het kind.
Het kind is verplicht de procedure te beginnen uiterlijk binnen een jaar na zijn
meerderjarigheid.
Indien er een gerechtvaardigde reden bestaat voor de overschrijding van de termijn, vangt de
termijn van een jaar aan nadat die reden is vervallen.
C. SAMENLOOP VAN VERMOEDENS
ARTIKEL 290.- Indien het kind binnen driehonderd dagen na beëindiging van het huwelijk
is geboren en de moeder binnen deze periode is hertrouwd, wordt de echtgenoot uit het tweede
huwelijk geacht de vader te zijn.
Wanneer dit vermoeden weerlegd wordt, wordt de echtgenoot uit het eerste huwelijk geacht
de vader te zijn.
D. RECHT OP RECHTSZAAK VAN ANDERE BELANGHEBBENDEN
ARTIKEL 291.- Indien de echtgenoot voor het einde van de termijn tot het instellen van de
procedure overleden of vermist is of handelingsonbekwaam geworden is, kan de procedure tot
ontkenning van verwantschap door de nakomelingen van de echtgenoot, zijn moeder, zijn vader
of degene die beweert de vader te zijn, ingesteld worden binnen een jaar na de wetenschap van de
geboorte, van het overlijden van de echtgenoot, zijn voortdurende handelingsonbekwaamheid of
de verklaring van zijn vermissing.
De kayyim35 die voor het minderjarige kind wordt aangesteld, stelt een rechtszaak tot
ontkenning van het vaderschap in binnen een jaar na de bekendmaking aan hem van de beslissing
tot de aanstelling en in ieder geval binnen vijf jaar na de geboorte.
De bepalingen met betrekking tot de door de echtgenoot in te stellen rechtszaak tot
ontkenning van de verwantschap worden op analoge wijze toegepast.
E. LATERE HUWELIJKSSLUITING
I. Voorwaarden
ARTIKEL 292.- Op het kind geboren buiten huwelijk zijn van rechtswege dezelfde
bepalingen van toepassing als op kinderen geboren binnen het huwelijk, indien de moeder en de
35
Kayyim = bijzonder voogd, door de rechtbank aangesteld om voor een bepaald geval of gedurende een bepaalde periode een
minderjarige met betrekking tot zijn persoon en/of zijn vermogen te vertegenwoordigen.
48
Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007
rechten.vu.nl
vader met elkaar trouwen.
II. Aangifte
ARTIKEL 293.- Echtgenoten zijn verplicht hun gemeenschappelijke buiten het huwelijk
geboren kinderen bij de huwelijkssluiting of daarna aan te geven bij de ambtenaar van de
burgerlijke stand van hun woonplaats of van de burgerlijke stand van de plaats van de
huwelijkssluiting.
Het nalaten van de aangifte belet niet dat de regels die gelden voor kinderen geboren binnen
het huwelijk van toepassing zijn op het kind.
Als de moeder en de vader van kinderen, die eerder zijn erkend of waarvan eerder de
verwantschap met de vader gerechtelijk is vastgesteld, met elkaar trouwen, verricht de ambtenaar
van de burgerlijke stand ambtshalve de vereiste handelingen.
III. Bezwaar en vernietiging
ARTIKEL 294.- De wettelijke erfgenamen van de moeder en de vader, het kind en het
Openbaar Ministerie kunnen bezwaar maken tegen de verwantschap, die door de latere
huwelijkssluiting is ontstaan. Degene die bezwaar maakt, is belast met het bewijs dat de
echtgenoot de vader niet is.
Ook de nakomelingen van het kind dat is overleden of voortdurend onbekwaam is geworden,
hebben het recht bezwaar te maken.
De bepalingen met betrekking tot vernietiging van de erkenning worden op analoge wijze
toegepast.
DEEL DRIE
ERKENNING EN GEVOLGEN VAN VADERSCHAP
A. ERKENNING
I. Voorwaarde en vorm
ARTIKEL 295.- Erkenning geschiedt door een schriftelijke verklaring van de vader bij de
ambtenaar van de burgerlijke stand of bij de rechtbank, of door een mededeling in een
authentieke akte of in zijn testament.
Indien de persoon die de mededeling van erkenning doet minderjarig of
handelingsonbekwaam is, is de toestemming van zijn ouder of voogd vereist.
Het kind dat verwant is met een andere man kan niet worden erkend zolang deze
verwantschap niet ongeldig is verklaard.
II. Aangifte
ARTIKEL 296.- De ambtenaar van de burgerlijke stand, de vrederechter36, de notaris bij
wie de mededeling is gedaan of de rechter die het testament geopend heeft, deelt de erkenning
mee aan de ambtenaren van de burgerlijke stand, waarin [in het register] de vader en het kind
ingeschreven staan.
De burgerlijke stand waar het kind is ingeschreven, deelt de erkenning mee aan het kind, zijn
moeder en indien het kind onder voogdij staat aan zijn voogd.
III. Procedure tot vernietiging
1. Recht van de erkenner op een rechtszaak
ARTIKEL 297.- De erkenner kan vernietiging van de erkenning verzoeken wegens dwaling,
bedrog of bedreiging.
De rechtszaak tot vernietiging wordt gericht tegen de moeder en het kind.
36
Vrederechter= sulh hakimi.
49
Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007
rechten.vu.nl
2. Recht van belanghebbenden
a. Algemeen
ARTIKEL 298.- De moeder, het kind en bij het overlijden van het kind zijn nakomelingen,
het Openbaar Ministerie, de Staatskas en andere belanghebbenden kunnen vernietiging van de
erkenning verzoeken.
De rechtszaak tot vernietiging wordt gericht tegen de erkenner of, bij overlijden van de
erkenner tegen zijn erfgenamen.
b. Bewijslast
ARTIKEL 299.- De verzoeker is belast met het bewijs dat de erkenner de vader niet is.
Indien de rechtszaak tot vernietiging wordt ingesteld door de moeder of het kind met de
stelling dat de erkenner de vader niet is, ontstaat bewijslast alleen nadat de erkenner
geloofwaardig bewijs heeft geleverd omtrent zijn geslachtsgemeenschap met de moeder ten tijde
van de zwangerschap.
3. Vervaltermijnen
ARTIKEL 300.- Het recht op een rechtszaak vervalt voor de erkenner een jaar na
kennisneming van de grond tot vernietiging of na beëindiging van de bedreiging, en in ieder
geval vijf jaar na de erkenning.
Het recht van belanghebbenden op een rechtszaak vervalt een jaar na kennisneming van het
feit dat de erkenner niet de vader van het kind kan zijn en in ieder geval vijf jaar na de erkenning.
Het recht van het kind op een rechtszaak vervalt een jaar na zijn meerderjarigheid.
Indien er een gerechtvaardigde reden bestaat voor de overschrijding van bovengenoemde
termijnen kan de rechtszaak tot vernietiging worden ingesteld binnen een maand nadat die reden
is opgeheven.
B. GEVOLG VAN VADERSCHAP
I. Recht op een rechtszaak
ARTIKEL 301.- De moeder en het kind kunnen de gerechtelijke vaststelling van de
verwantschap tussen het kind en de vader verzoeken.
Deze rechtszaak is gericht tegen de vader of indien de vader is overleden tegen zijn
erfgenamen.
De rechtszaak betreffende het vaderschap wordt medegedeeld aan het Openbaar Ministerie
en de Staatskas; indien de rechtszaak door de moeder ingesteld is, wordt het medegedeeld aan de
kayyim: wanneer de rechtszaak ingesteld is door de voogd wordt het aan de moeder medegedeeld.
II. Vermoeden
ARTIKEL 302.- De gedaagde, die tussen driehonderd en honderdtachtig dagen voor de
geboorte van het kind geslachtsgemeenschap heeft gehad met de moeder, wordt vermoed de
vader te zijn.
Ook buiten deze termijn blijft hetzelfde vermoeden van kracht indien bewezen wordt dat de
gedaagde met de moeder geslachtsgemeenschap heeft gehad tijdens de feitelijke
zwangerschapsperiode.
Indien de gedaagde bewijst dat hij onmogelijk de vader kan zijn van het kind of de
mogelijkheid dat een derde de vader is groter is dan dat hij dat is, verliest het vermoeden zijn
kracht.
III. Vervaltermijnen
ARTIKEL 303.- De rechtszaak betreffende het vaderschap kan worden ingesteld voor of na
de geboorte van het kind. Het recht van de moeder op een rechtszaak vervalt een jaar na de
geboorte.
Indien na de geboorte van het kind een kayyim is aangesteld, vangt de periode van een jaar
50
Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007
rechten.vu.nl
aan na de benoeming van de kayyim37; indien er geen kayyim is aangesteld na de
meerderjarigheid van het kind.
Indien er een verwantschapsband bestaat tussen het kind en een andere man, vangt de
periode van een jaar aan na de beëindiging van deze band.
Indien er na het verstrijken van de periode van een jaar een gerechtvaardigde reden bestaat
voor overschrijding van de termijn kan de procedure worden ingesteld binnen een maand na het
vervallen van die reden.
IV. De financiële rechten van de moeder
ARTIKEL 304.- De moeder kan in of buiten de rechtszaak betreffende het vaderschap
vergoeding van de onderstaande kosten door de vader of zijn erfgenamen verzoeken:
1. De kosten van geboorte;
2. De kosten van verzorging gedurende zes weken voor en zes weken na de geboorte;
3. De andere kosten die de zwangerschap en de geboorte voortbrengen.
Zelfs indien het kind dood geboren wordt, kan de rechter tot de vergoeding van deze kosten
beslissen.
De betalingen die derden of de sociale zekerheidsinstanties aan de moeder hebben gedaan
worden op de vergoeding in mindering gebracht naar mate van evenredigheid.
VIERDE AFDELING
ADOPTIE
A. ADOPTIE VAN MINDERJARIGEN
I. Algemene voorwaarden
ARTIKEL 305.- De adoptie van een minderjarige is afhankelijk van de voorwaarde dat de
adoptant de minderjarige gedurende één jaar heeft verzorgd en opgevoed.
Bovendien moet de adoptie in ieder geval in het belang van de minderjarige zijn en mogen
de andere kinderen van de adoptant niet in hun belang worden geschaad.
II. Gezamenlijke adoptie
ARTIKEL 306.- Echtgenoten kunnen alleen gezamenlijk adopteren; ongehuwden kunnen
niet gezamenlijk adopteren.
De echtgenoten dienen tenminste vijf jaar getrouwd te zijn of de leeftijd van dertig jaar
bereikt te hebben.
Een van de echtgenoten kan indien beide tenminste twee jaar gehuwd zijn of indien hij de
leeftijd van dertig jaar heeft bereikt, het kind van de ander adopteren.
III. Eenpersoons adoptie
ARTIKEL 307.- De ongehuwde die de leeftijd van dertig jaar heeft bereikt, kan zelfstandig
adopteren.
De gehuwde die de leeftijd van dertig jaar heeft bereikt, kan zelfstandig adopteren indien zijn
echtgenoot het onderscheidingsvermogen voortdurend mist of indien al meer dan twee jaar
onbekend is waar deze zich bevindt, of indien hij bewijst dat hij al meer dan twee jaar op grond
van een rechterlijke beslissing gescheiden leeft van zijn echtgenoot en het daardoor onmogelijk is
om gezamenlijk te adopteren.
IV. Toestemming en leeftijd van de minderjarige
ARTIKEL 308.- De te adopteren persoon dient tenminste achttien jaar jonger te zijn dan de
adoptant.
De minderjarige die over onderscheidingsvermogen beschikt, kan niet zonder zijn
toestemming worden geadopteerd.
37
Kayyim: zie noot 35.
51
Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007
rechten.vu.nl
De minderjarige die onder voogdij staat, kan met toestemming van zijn voogd worden
geadopteerd, ongeacht of hij over onderscheidingsvermogen beschikt.
V. Toestemming van moeder en vader
1. Vorm
ARTIKEL 309.- Voor adoptie is toestemming van de moeder en de vader van de
minderjarige vereist.
De toestemming wordt schriftelijk of mondeling verleend en neergelegd in een procesverbaal van de rechtbank van de woonplaats van de minderjarige of van zijn moeder en vader.
De verleende toestemming is geldig zelfs indien de namen van de adoptanten niet zijn
vermeld of indien de adoptanten nog niet bekend zijn.
2. Tijdstip
ARTIKEL 310.- De toestemming wordt niet eerder verleend dan nadat zes weken sinds de
geboorte van de minderjarige zijn verlopen.
De toestemming kan binnen zes weken na de neerlegging in het proces-verbaal worden
herroepen.
Een na de herroeping opnieuw gegeven toestemming is onherroepelijk.
3. Geen toestemming vereist
a. Voorwaarde
ARTIKEL 311.- In de volgende gevallen is de toestemming van de moeder of de vader niet
vereist:
1. Indien deze onbekend is of sinds een lange periode niet bekend is waar hij woont of indien
deze voortdurend het onderscheidingsvermogen mist,
2. Indien deze jegens de minderjarige tekortschiet in de verzorgingsplicht.
b. Beslissing
ARTIKEL 312.- Indien de minderjarige in een instelling wordt geplaatst met het doel in de
toekomst geadopteerd te worden en de toestemming van de moeder of de vader ontbreekt, beslist
de rechtbank van zijn woonplaats op verzoek van de adoptant of van de bij de adoptie
bemiddelende instelling en in de regel voor de plaatsing van de minderjarige, of deze
toestemming al dan niet vereist is.
In andere gevallen wordt de beslissing over dit onderwerp gegeven tijdens de
adoptieprocedure.
Indien de toestemming van de moeder of de vader wegens het niet voldoen aan de
verplichting tot verzorging jegens de minderjarige niet vereist is, wordt de beslissing hierover
schriftelijk aan deze medegedeeld.
B. ADOPTIE VAN MEERDERJARIGEN EN ONDER CURATELE GESTELDEN
ARTIKEL 313.- Indien de afstammeling van de adoptant daarmee uitdrukkelijk instemt, kan
in de volgende gevallen een meerderjarige of onder curatele gestelde geadopteerd worden38:
1. Indien deze door een lichamelijk of geestelijk gebrek voortdurend hulpbehoevend is en
door de adoptant reeds tenminste vijf jaar verzorgd wordt en onder zijn hoede is,
2. Indien deze tijdens zijn minderjarigheid gedurende tenminste vijf jaar door de adoptant is
verzorgd, onder zijn hoede is genomen en opgevoed,
3. Indien wegens andere gerechtvaardigde redenen de te adopteren persoon reeds tenminste
drie jaar met de adoptant een gezamenlijke gezinsleven heeft.
Wie gehuwd is, kan slecht met toestemming van zijn echtgenoot geadopteerd worden.
Voor het overige worden de bepalingen met betrekking tot adoptie van minderjarigen op
38
De aanhef van artikel 313 is bij wet van 3 juli 2005 met ingang van 14 augustus 2005 gewijzigd. Tot die datum luidde de
aanhef: Indien de adoptant geen afstammelingen heeft, kan in de volgende gevallen een meerderjarige of onder curatele gestelde
geadopteerd worden.
52
Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007
rechten.vu.nl
overeenkomstige wijze toegepast.
C. WERKING
ARTIKEL 314.- De rechten en plichten van de moeder en de vader gaan over op de
adoptant.
De geadopteerde wordt erfgenaam van de adoptant.
Indien de geadopteerde minderjarig is, neemt hij de geslachtsnaam van de adoptant aan. De
adoptant kan indien hij dat wil het kind een nieuwe [voor]naam geven. De geadopteerde die
meerderjarig is, kan indien hij dat wil bij de adoptie de geslachtsnaam van de adoptant aannemen.
Indien minderjarigen het onderscheidingsvermogen nog niet hebben, worden bij
gezamenlijke adoptie door gehuwden de namen van de adoptanten in het register van de
burgerlijke stand als moeder en vader geregistreerd.
Tussen het oorspronkelijke burgerlijk stand register van het kind en het register van de
adoptant worden alle [benodigde] verwijzingen aangebracht tot handhaving van zijn erfrecht en
van zijn andere rechten en tot voortzetting van de familiebetrekkingen.
Bovendien wordt de onherroepelijke rechterlijke beslissing tot adoptie in beide registers
ingeschreven.
Inschrijvingen, documenten en gegevens over adoptie worden zonder rechterlijke beslissing
of toestemming van de geadopteerde op geen enkele wijze openbaar gemaakt.
D. VORM EN
WIJZE
I. Algemeen
ARTIKEL 315.- De adoptiebeslissing wordt gegeven door de rechtbank van de woonplaats
van de adoptant of bij gezamenlijke adoptie van de woonplaats van een van de echtgenoten. Met
de rechterlijke beslissing komt de adoptieverhouding tot stand.
Overlijdt de adoptant na de adoptieaanvraag of verliest hij daarna zijn
onderscheidingsvermogen dan vormt dit, indien de andere voorwaarden hierdoor niet beïnvloed
worden, geen beletsel voor de adoptie.
Wordt de minderjarige na de aanvraag meerderjarig dan blijven de bepalingen met betrekking tot
adoptie van minderjarigen van toepassing, mits eerder [tijdens zijn minderjarigheid] aan de
voorwaarden voldaan is.
II. Onderzoek
ARTIKEL 316.- Tot adoptie wordt pas besloten nadat alle wezenlijke feiten en
omstandigheden uitvoerig zijn onderzocht, nadat de adoptant en de geadopteerde gehoord zijn en
indien nodig na advies van deskundigen.
Dit onderzoek dient in het bijzonder duidelijkheid te verschaffen over de persoonlijkheid en
de gezondheid van de adoptant en de geadopteerde, hun wederzijdse relaties, de economische
omstandigheden, de opvoedingscompetenties van de adoptant, de redenen voor de adoptie en
ontwikkeling van de verhouding binnen het gezin van de adoptanten en hun zorgrelatie.
Indien de adoptant afstammelingen heeft, wordt hun houding en mening over de adoptie ook
in acht genomen.
E. BEËINDIGING VAN DE ADOPTIEVERHOUDING
I. Oorzaken
1. Ontbreken van toestemming.
ARTIKEL 317.- Indien zonder wettelijke grondslag geen toestemming gevraagd is, kunnen
degenen wier toestemming nodig is de rechter verzoeken de adoptieverhouding te beëindigen,
mits het belang van de minderjarige daardoor niet op ernstig wijze wordt geschaad.
2. Andere tekortkomingen
ARTIKEL 318.- Indien de adoptie gebrekkig is wegens een ander wezenlijke tekortkoming,
53
Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007
rechten.vu.nl
kan het Openbaar Ministerie of ieder andere belanghebbende verzoeken de adoptieverhouding te
beëindigen.
Indien de tekortkomingen inmiddels niet meer aanwezig zijn of slechts betrekking hebben op
vormgebreken, is deze weg niet toegestaan, indien de beëindiging van de adoptieverhouding het
belang van de minderjarige ernstig schaadt.
II. Vervaltermijn
ARTIKEL 319.- Het recht op een rechtszaak vervalt na een jaar na bekendheid met de reden
tot beëindiging van de adoptie, en in ieder geval na vijf jaar na de datum van de adoptie.
F. ADOPTIEBEMIDDELING
ARTIKEL 320.- Bemiddelingshandelingen bij de adoptie van minderjarigen kunnen alleen
worden verricht door instellingen39, die daartoe van de ministerraad de bevoegdheid hebben
verkregen.
Zaken betreffende de uitvoering van de bemiddelingshandelingen worden bij verordening
geregeld.
VIJFDE AFDELING
GEVOLGEN VAN VERWANTSCHAP
A. GESLACHTSNAAM
ARTIKEL 321.- Indien de moeder en de vader gehuwd zijn, heeft het kind de
geslachtsnaam van de familie; indien zij niet [met elkaar] gehuwd zijn, [heeft het] de
geslachtsnaam van de moeder. Echter indien de moeder twee geslachtsnamen heeft wegens haar
vorige huwelijk heeft het kind haar meisjesnaam.40
B. WEDERZIJDSE VERPLICHTINGEN
ARTIKEL 322.- De moeder, de vader en het kind zijn elkaar over en weer steun, respect en
begrip verschuldigd in de mate waarin de vrede en de eenheid van de familie dat vergen, en zij
zijn verplicht over de familie-eer te waken.
C. PERSOONLIJKE VERHOUDING MET HET KIND
I. Moeder en vader
1. Regel
ARTIKEL 323.- De moeder en de vader hebben ieder het recht te verzoeken een passende
persoonlijke verhouding aan te mogen gaan met het kind dat niet onder haar of zijn gezag staat of
niet aan haar of hem is toevertrouwd.
2. Beperkingen
ARTIKEL 324.- De moeder en de vader zijn ieder verplicht zich te onthouden van
gedragingen die schade toebrengen aan de persoonlijke verhouding die de ander met het kind
heeft en die de opvoeding en het grootbrengen van het kind tegenwerken.
Het recht op het aangaan van een passende persoonlijke verhouding kan worden ontzegd of
39
Kurum ve kuruluşlarca = lett: instellingen en instituten.
Zie noot 16. Met ingang van 29 april 2006 is de Turkse wet op de Burgerlijke Stand gewijzigd, waardoor kinderen die door
hun vader zijn erkend ook de geslachtsnaam van de vader kunnen krijgen. Zie verder Burgerzaken & Recht 2007, p. 21.
40
54
Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007
rechten.vu.nl
ontnomen, indien door de persoonlijke verhouding de gemoedsrust41 van het kind in gevaar komt,
of indien de moeder en de vader hun rechten in strijd met de in de eerste alinea voorziene
verplichtingen uitoefenen of in ernstige mate verwaarlozen, of indien er andere gewichtige
redenen zijn.
II. Derden
ARTIKEL 325.- In uitzonderlijke gevallen kan het recht op het aangaan van een passende
persoonlijke verhouding met het kind, voorzover in het belang van het kind, toegekend worden
aan derden, in het bijzonder aan bloedverwanten.
De beperkingen die voor de moeder en de vader zijn voorzien, worden op overeenkomstige
wijze op derden toegepast.
III. Bevoegdheid
ARTIKEL 326.- In alle voorzieningen betreffende het aangaan van een persoonlijke
verhouding is mede bevoegd de rechtbank van de woonplaats van het kind.
De bevoegdheidsbepalingen met betrekking tot echtscheiding en tot de bescherming van de
huwelijksband blijven van toepassing.
Totdat een voorziening is getroffen met betrekking tot de persoonlijke verhouding met het
kind kan geen persoonlijke verhouding worden aangegaan buiten de toestemming van degene die
recht heeft op het gezag of aan wie het kind is toevertrouwd.
D. VERGOEDING VAN KOSTEN VAN VERZORGING EN OPVOEDING VAN KINDEREN
I. Omvang
ARTIKEL 327.- De kosten die nodig zijn voor de verzorging, de opvoeding en de
bescherming van het kind worden door de moeder en de vader gedragen.
Indien de moeder en de vader behoeftig zijn of bijzondere omstandigheden van het kind
uitzonderlijke bestedingen vergen of indien een andere uitzonderlijke reden aanwezig is, kunnen
zij met rechterlijke toestemming een bepaalde hoeveelheid van het vermogen van het kind
aanwenden voorzover dat nodig is voor zijn zorg en opvoeding.
II. Duur
ARTIKEL 328.- De verplichting van de moeder en de vader betreffende de kosten van
verzorging duurt voort tot de meerderjarigheid van het kind.
Indien de opleiding van het kind voortduurt ondanks zijn meerderjarigheid zijn de moeder en
de vader verplicht te zorgen voor het kind naar wat gezien de feiten en omstandigheden van hen
gevergd kan worden totdat de opleiding wordt beëindigd.
III. Recht op rechtszaak
ARTIKEL 329.- De moeder of de vader die de minderjarige feitelijk verzorgt, kan namens
het kind tegen de ander een rechtszaak tot levensonderhoud instellen.
Ook de aan te stellen kayyim42 of de voogd kan indien nodig een rechtszaak tot
levensonderhoud instellen ten behoeve van de minderjarige die niet over
onderscheidingsvermogen beschikt.
De minderjarige die over onderscheidingsvermogen beschikt, kan ook zelf een rechtszaak tot
levensonderhoud instellen.
IV. Vaststelling van bedrag ter zake van levensonderhoud
ARTIKEL 330.- Het bedrag ter zake van levensonderhoud wordt vastgesteld naar de
behoefte van het kind en de levensomstandigheden en draagkracht van de moeder en de vader.
Bij de vaststelling van het bedrag ter zake van de levensonderhoud wordt ook met de
inkomsten van het kind rekening gehouden.
41
42
Huzur = rust/ vrede.
Kayyim: zie noot 35.
55
Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007
rechten.vu.nl
Het levensonderhoud wordt maandelijks vooruit betaald.
De rechter kan op verzoek vaststellen in welke mate het levensonderhoud in de komende
jaren in de vorm van inkomsten zal worden betaald waarbij acht wordt geslagen op de sociale en
financiële omstandigheden van partijen.
V. Wijziging van omstandigheden
ARTIKEL 331.- Bij wijziging van omstandigheden stelt de rechter op verzoek het bedrag
ter zake van levensonderhoud opnieuw vast of beëindigt hij het levensonderhoud.
VI. Voorlopige maatregelen
1. In het algemeen
ARTIKEL 332.- Indien een rechtszaak inzake levensonderhoud wordt ingesteld, treft de
rechter op aanvraag van de verzoeker de nodige maatregelen voor de duur van het geschil.
Indien de verwantschap wordt vastgesteld, kan worden besloten dat de verweerder een
passend bedrag ter zake van levensonderhoud deponeert of voorlopig betaalt.
2. Vóór vaststelling van vaderschap
ARTIKEL 333.- Indien samen met de rechtszaak betreffende het vaderschap om
levensonderhoud wordt verzocht en de rechter het vermoeden van vaderschap groot acht, kan
voorafgaand aan de beslissing besloten worden tot levensonderhoud overeenkomstig de behoefte
van het kind.
VII. Zekerheidstelling
ARTIKEL 334.- Indien de moeder en de vader zich voortdurend en aanhoudend aan hun
verplichtingen tot levensonderhoud onttrekken, of voorbereidingen treffen zich daaraan te
onttrekken, of hun vermogen naar kan worden aangenomen willekeurig uitgeven of verkwisten,
kan de rechter met betrekking tot toekomstige verplichtingen tot levensonderhoud tot een
passende zekerheid beslissen of zonodig andere maatregelen treffen.
ZESDE AFDELING
GEZAG
A. IN HET ALGEMEEN
I. Voorwaarde
ARTIKEL 335.- Het kind dat niet meerderjarig is, staat onder het gezag van zijn moeder en
vader. Zonder wettelijke grondslag kan het gezag de moeder en de vader niet worden ontnomen.
Indien de rechter de aanstelling van een curator43 niet nodig acht, staan ook onder curatele
gestelde meerderjarige kinderen onder het gezag van de moeder en de vader.
II. Indien moeder en vader gehuwd zijn
ARTIKEL 336.- Gedurende het huwelijk oefenen de moeder en de vader het gezag
gezamenlijk uit.
Indien het gemeenschappelijke leven is beëindigd of een scheiding van tafel en bed is
verwezenlijkt, kan de rechter het gezag aan een van de echtgenoten opdragen.
Het gezag komt na het overlijden van de moeder of de vader toe aan de ander, bij
echtscheiding [aan de ouder] bij wie het kind achtergebleven is.
III. Indien moeder en vader niet gehuwd zijn
ARTIKEL 337.- Indien de moeder en de vader niet gehuwd zijn, komt het gezag toe aan de
moeder.
Indien de moeder minderjarig, onder curatele gesteld of overleden is, of het gezag haar is
43
Vasi= voogd / curator.
56
Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007
rechten.vu.nl
ontnomen, stelt de rechter al naar gelang het belang van het kind een voogd aan of draagt hij het
gezag op aan de vader.
IV. Stiefkinderen
ARTIKEL 338.- De echtgenoten zijn ook verplicht hun niet-meerderjarige stiefkinderen
zorg en aandacht te geven.
De andere echtgenoot helpt op passende wijze de echtgenoot die gezag uitoefent over zijn
eigen kind; hij vertegenwoordigt deze voor zover dat gezien de behoeften van het kind en de
feiten en omstandigheden noodzakelijk is.
B. OMVANG VAN GEZAG
I. In het algemeen
ARTIKEL 339.- De moeder en de vader nemen in het belang van het kind de nodige
beslissingen met betrekking tot zijn zorg en opvoeding en voeren deze uit.
Het kind is verplicht zijn moeder en vader te gehoorzamen.
De moeder en de vader kennen het kind naar de mate van zijn ontwikkeling de mogelijkheid
toe zijn leven vorm te geven; bij belangrijke onderwerpen houden zij zoveel mogelijk rekening
met zijn mening.
Het kind mag het [ouderlijk] huis niet verlaten zonder toestemming van zijn moeder en vader
en kan zonder wettelijke grondslag hun niet ontnomen worden.
De voornaam van het kind wordt gegeven door zijn moeder en vader.
II. Opvoeding
ARTIKEL 340.- De moeder en de vader voeden het kind naar hun mogelijkheden op en
dragen zorg voor zijn lichamelijke, verstandelijke, geestelijke, morele en maatschappelijke
ontwikkeling en beschermen deze.
De moeder en de vader dragen zorg voor een algemene en beroepsmatige scholing van het
kind, in het bijzonder van het lichamelijk en verstandelijk gehandicapte, naar de mate van diens
bekwaamheid en aanleg.
III. Godsdienstige opvoeding
ARTIKEL 341.- Het recht de godsdienstige opvoeding van het kind te bepalen komt aan de
moeder en de vader toe.
Iedere overeenkomst die het recht van de moeder en de vader op dit terrein beperkt, is nietig.
De meerderjarige is vrij zijn godsdienst te kiezen.
IV. Vertegenwoordiging van het kind
ARTIKEL 342.- De moeder en de vader zijn in het kader van hun gezag jegens derden de
wettelijke vertegenwoordigers van hun kind.
Derden te goeder trouw mogen ervan uitgaan dat ieder der echtgenoten handelt met
toestemming van de ander.
De bepalingen betreffende de vertegenwoordiging van onder curatele gestelden zijn ook van
toepassing op vertegenwoordiging bij voogdij behoudens de onderwerpen waarvoor de
toestemming van de voogdij-autoriteit vereist is.
V. Handelingsbekwaamheid van het kind
ARTIKEL 343.- De handelingsbekwaamheid van het kind dat onder gezag staat, is dezelfde
als de bekwaamheid van degene die onder voogdij staat.
Het kind is met zijn eigen vermogen verantwoordelijk voor de door hem gemaakte schulden
ongeacht de rechten van de moeder en de vader op het vermogen van het kind.
VI. Vertegenwoordiging van het gezin door het kind
ARTIKEL 344.- Het kind dat onder gezag staat, kan indien het over
onderscheidingsvermogen beschikt met toestemming van de moeder en de vader namens het
57
Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007
rechten.vu.nl
gezin rechtshandelingen verrichten; deze handelingen komen voor rekening van de moeder en de
vader.
VII. Rechtshandelingen tussen het kind en de moeder en vader
ARTIKEL 345.- De mogelijkheid dat een kind voor een rechtshandeling van hem met de
moeder of de vader, of met een derde in het belang van de moeder en de vader, aansprakelijk is,
is afhankelijk van de medewerking van een kayyim44 en de goedkeuring van de rechter.
C. BESCHERMING VAN HET KIND
I. Beschermingsmaatregelen
ARTIKEL 346.- Indien het belang en de ontwikkeling van het kind in gevaar komen en de
moeder en de vader hiervoor geen oplossing kunnen vinden of niet in staat zijn deze te
verwezenlijken, treft de rechter passende maatregelen ter bescherming van het kind.
II. Uithuisplaatsing van kinderen
ARTIKEL 347.- Indien de lichamelijke en geestelijke ontwikkeling van het kind in gevaar
verkeert of het kind moreel verwaarloosd wordt, kan de rechter het kind wegnemen bij de moeder
en vader en in een gezin of instelling plaatsen.
Indien het kind met zijn verblijf in het gezin de rust van het gezin verstoort in een zodanige
mate dat van hen niet gevergd kan worden dit te verdragen en indien naar de omstandigheden
geen andere uitweg bestaat, kan de rechter op verzoek van de moeder en de vader of het kind
dezelfde maatregelen treffen.
Indien de moeder en de vader en het kind onvoldoende draagkracht hebben, worden de
kosten van deze maatregelen vergoed door de Overheid.
De bepalingen inzake levensonderhoud blijven van toepassing.
III. Ontheffing uit het gezag
1. In het algemeen
ARTIKEL 348.- Indien andere maatregelen ter bescherming van het kind geen uitkomst
bieden of indien bij voorbaat duidelijk is dat deze maatregelen onvoldoende zullen zijn, beslist de
rechter in de onderstaande gevallen tot ontneming van het gezag:
1. Indien door onervarenheid, ziekte, handicap, of het zich elders bevinden van de moeder en
de vader of om een soortgelijke reden deze de bevoegdheid niet naar behoren kan uitoefenen;
2. Indien de moeder en de vader onvoldoende aandacht schenken aan het kind of hun
verplichtingen jegens hem ernstig veronachtzamen.
Indien zowel de moeder als de vader uit het gezag worden ontheven, wordt over het kind een
voogd aangesteld.
Tenzij uit de beslissing het tegendeel blijkt, behelst de ontheffing van het gezag zowel alle
bestaande kinderen als zij die in de toekomst geboren worden.
2. Bij hertrouwen van de moeder of de vader
ARTIKEL 349.- Indien de moeder of de vader die het gezag heeft, hertrouwt, brengt dat niet
de ontheffing van het gezag mee. Echter indien het belang van het kind dat vergt, kan van
persoon die het gezag heeft, worden gewisseld; ook kan al naar gelang de feiten en
omstandigheden het ouderlijk gezag worden opgeheven en een voogd over het kind worden
aangesteld.
3. De plichten van de moeder en vader bij ontheffing van gezag
ARTIKEL 350.- Bij de ontheffing van het gezag duren de verplichtingen van de moeder en
de vader inzake de kosten van verzorging en opvoeding van het kind voort.
Indien de moeder en de vader en het kind onvoldoende draagkracht hebben, worden deze
kosten vergoed door de Overheid.
44
Kayyim: zie noot 35.
58
Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007
rechten.vu.nl
De bepalingen inzake levensonderhoud blijven van toepassing.
IV. Wijziging van omstandigheden
ARTIKEL 351.- Bij wijziging van omstandigheden dienen de maatregelen tot bescherming
van het kind aangepast te worden aan de nieuwe omstandigheden.
Indien de reden die de ontheffing van het gezag nodig maakte, is weggevallen, geeft de
rechter ambtshalve of op verzoek van de moeder of de vader het gezag terug.
ZEVENDE AFDELING
VERMOGEN VAN HET KIND
A. BEHEER
I. In het algemeen
ARTIKEL 352.- De moeder en de vader hebben zolang hun gezag voortduurt het recht om
het vermogen van het kind te beheren en zijn hiertoe verplicht; in de regel geven zij geen
rekenschap en stellen zij geen zekerheid.
Indien de moeder en de vader niet aan hun verplichtingen voldoen, neemt de rechter
maatregelen.
II. Bij beëindiging van het huwelijk
ARTIKEL 353.- In geval van beëindiging van het huwelijk is de echtgenoot die met het
gezag bekleed blijft, verplicht om aan de rechter een geschrift te geven waarin het vermogen van
het kind is gespecificeerd, en om belangrijke wijzigingen die in dit vermogen of in de verrichte
investeringen zijn opgetreden, aan te geven.
B. GEBRUIKSRECHT
ARTIKEL 354.- De moeder en de vader kunnen het vermogen van het kind gebruiken
zolang het gezag niet wegens hun tekortkomingen is opgeheven.
C. BESTEDING VAN DE OPBRENGSTEN
ARTIKEL 355.- De moeder en de vader besteden de opbrengsten van het vermogen van het
kind in de eerste plaats aan de verzorging, opvoeding en opleiding van het kind; tevens kan het in
redelijke mate worden besteed om tegemoet te komen aan de behoeften van het gezin.
Het meerdere van de opbrengst wordt toegevoegd aan het vermogen van het kind.
D. GEDEELTELIJKE BESTEDING VAN HET VERMOGEN VAN HET KIND
ARTIKEL 356.- Voorzover de gewone behoeften dat nodig maken, kunnen betalingen in de
vorm van kapitaal, schadevergoedingen en soortgelijke prestaties gedeeltelijk worden gebruikt
voor de verzorging van het kind.
Indien er een verplichting bestaat voor de verzorging, opvoeding en opleiding van het kind
kan de rechter aan de moeder en de vader de bevoegdheid verlenen om voor een door de rechter
bepaald bedrag ook een beroep te doen op het overige vermogen van het kind.
E. VRIJ VERMOGEN VAN HET KIND
I. Begunstigingen
ARTIKEL 357.- Opbrengsten uit een rentedragende belegging of spaarrekening of uit
schenkingen die aan het kind zijn gedaan onder de uitdrukkelijke voorwaarde dat de moeder en
59
Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007
rechten.vu.nl
de vader hiervan geen gebruik mogen maken, mogen door de moeder en de vader niet voor hun
eigen belangen worden aangewend.
Indien degene die begunstigt bij de begunstiging niet anders heeft bepaald, hebben de moeder
en de vader het recht deze te beheren.
II. Legitieme portie
ARTIKEL 358.- In een aan de dood gerelateerde beschikking kan de legitieme portie van het
kind buiten het beheer van de moeder en de vader worden gesteld.
Indien de erflater het beheer aan een derde heeft overgelaten, kan hij in zijn beschikking
bepalen dat deze persoon op bepaalde tijden rekenschap moet geven aan de vrederechter.
III. Vermogen gegeven voor uitoefening van beroep of bedrijf, en eigen inkomen
ARTIKEL 359.- Wat het kind van zijn moeder en vader uit zijn eigen vermogen verkrijgt
voor de uitoefening van een beroep of bedrijf, of wat het kind door eigen arbeid verwerft, staat
onder zijn eigen beheer.
Indien het kind met zijn moeder en vader een gezamenlijke huishouding voert, kunnen de
moeder en de vader vragen dat hij op passende wijze bijdraagt aan zijn verzorging.
F. BESCHERMING VAN HET VERMOGEN VAN HET KIND
I. Maatregelen
ARTIKEL 360.- Indien de moeder en de vader om welke reden dan ook niet voldoende
zorgvuldigheid betrachten bij het beheer van het vermogen van het kind, neemt de rechter
passende maatregelen ter bescherming van het vermogen.
De rechter kan in het bijzonder aanwijzingen geven met betrekking tot het beheer van het
vermogen; indien de rechter de op bepaalde tijden gegeven informatie en rekenschap
onvoldoende acht, kan hij beslissen tot het in bewaring geven van het vermogen of een zekerheid
vragen.
II. Ontneming van bevoegdheid van moeder en vader tot beheer
ARTIKEL 361.- Indien het niet op een andere manier mogelijk is te voorkomen dat het
vermogen van het kind in gevaar komt, kan de rechter beslissen het beheer van het vermogen
over te dragen aan een kayyim45.
Indien vermogensbestanddelen van het kind die niet onder beheer van de moeder en de vader
staan in gevaar komen, kan de rechter tot dezelfde maatregelen beslissen.
Indien er twijfel aan bestaat dat het kind de inkomsten uit zijn vermogen of uit bepaalde van
het vermogen afgezonderde delen overeenkomstig de wet besteedt, kan de rechter het beheer ook
hierover aan een kayyim overdragen.
G. BEËINDIGING VAN HET BEHEER
I. Overdracht van het vermogen
ARTIKEL 362.- In geval van beëindiging van het gezag of van het recht van beheer van de
moeder en de vader dragen zij het vermogen van het kind, onder het geven van rekenschap
daarover, over aan het meerderjarige kind, de voogd of de kayyim46.
II. Aansprakelijkheid van moeder en vader
ARTIKEL 363.- De moeder en de vader zijn voor de teruggave van vermogensbestanddelen
van het kind aansprakelijk als waren zij gevolmachtigde.
Voor aan een ander naar de regels van behoorlijkheid overgedragen vermogensbestanddelen
zijn zij slechts verplicht tot overdracht van wat zij als tegenprestatie hebben verkregen.
Voor de bestedingen die zij overeenkomstig de wet hebben gedaan ten behoeve van het kind
45
46
Kayyim: zie noot 35.
Kayyim: zie noot 35.
60
Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007
rechten.vu.nl
of van het gezin kunnen zij niet tot schadevergoeding worden verplicht.
TITEL TWEE
DE FAMILIE
EERSTE AFDELING
ONDERHOUDSVERPLICHTING
A. ONDERHOUDSPLICHTIGEN
ARTIKEL 364.- Ieder is verplicht om onderhoud te verstrekken aan zijn verwanten in
opgaande en neergaande lijn en aan zijn broers en zusters die indien hij geen hulp verstrekt in
behoeftigheid geraken.
De onderhoudsverplichting van de broers en zusters is afhankelijk van hun welstand.
De bepalingen inzake de verzorgingsplicht van de echtgenoot, de moeder en de vader blijven
voorbehouden.
B. RECHT OP EEN RECHTSZAAK
ARTIKEL 365.- Een rechtszaak betreffende onderhoud wordt ingesteld met inachtneming
van de volgorde van het erfgenaamschap.
De rechtszaak betreft een verzoek om hulp die nodig is voor het levensonderhoud van de
verzoeker en die past bij de vermogenskracht van de wederpartij.
Indien het verzoek om onderhoud jegens een of meerdere [onderhouds-]plichtigen in strijd is
met de billijkheid kan de rechter hun onderhoudsverplichting verminderen of opheffen.
De rechtszaak kan ook worden ingesteld door overheids- of maatschappelijke instanties die
de onderhoudsgerechtigde verzorgen.
Op verzoek kan de rechter met inachtneming van de sociale en economische omstandigheden
van partijen de hoogte van de vastgestelde periodieke onderhoudsuitkering voor de komende
jaren bepalen.
Bevoegd is de rechtbank van de woonplaats van een der partijen.
C. BESCHERMING BEHOEVENDE PERSONEN
ARTIKEL 366.- De verzorging van bescherming behoevende personen vindt plaats door de
hiertoe verplichte instanties. Deze instanties kunnen de door hen gemaakte kosten verhalen op de
onderhoudsplichtige verwanten.
TWEEDE AFDELING
HUISELIJKE ORDE
A. VOORWAARDEN
ARTIKEL 367.- Indien een in familieverband levende gemeenschap van meer dan één
persoon een op grond van de wet, overeenkomst of gewoonte aangewezen hoofd kent, is deze
bevoegd de huiselijke orde te besturen.
De bevoegdheid om het huis te besturen strekt zich uit over allen die wegens
bloedverwantschap, aanverwantschap, arbeid, leerlingschap of soortgelijke redenen dan wel
wegens bescherming of toezicht als huisgenoten bij elkaar leven.
B. WERKINGEN
I. Huiselijke orde en toezicht
61
Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007
rechten.vu.nl
ARTIKEL 368.- Degenen die tezamen leven, zijn onderworpen aan de huiselijke orde. Bij de
opstelling van deze huiselijke orde worden de belangen van elk der huisgenoten op rechtvaardige
wijze in acht genomen.
Elk der huisgenoten geniet in het bijzonder de vrijheden die nodig zijn voor zijn scholing,
opvoeding, geloofsovertuiging, beroep en bedrijf.
Het hoofd is verplicht om de zich in het huis bevindende goederen van degenen die tezamen
leven zorgvuldig te beschermen en in veiligheid te stellen.
II. Aansprakelijkheid
ARTIKEL 369.- Het hoofd is aansprakelijk voor de schade toegebracht door een tot de
huisgenoten behorende minderjarige, onder curatele gestelde, geestelijk gestoorde of
zwakzinnige, tenzij hij kan bewijzen dat hij de gebruikelijke oplettendheid, die de feiten en
omstandigheden vereisen, heeft betracht dan wel dat hij het ontstaan van de schade ook als hij
deze oplettendheid en zorgvuldigheid had betracht, niet had kunnen voorkomen.
Het hoofd is verplicht om de benodigde voorzorgsmaatregelen te nemen om te voorkomen dat
de tot de huisgenoten behorende geestelijk gestoorden of zwakzinnigen zichzelf of anderen in
gevaar brengen of schade toebrengen.
Zo nodig verzoekt hij de bevoegde autoriteiten om de benodigde voorzorgsmaatregelen te
nemen.
III. Aanspraak van afstammelingen op verrekening
1. Voorwaarden
ARTIKEL 370.- De meerderjarige afstammelingen die samenleven met de moeder en vader
of de grootmoeder en grootvader en die hun arbeid of inkomsten ten goede doen komen aan de
familie, kunnen hiervoor een passende vergoeding vragen.
Bij geschil beslist de rechter over de hoogte, de zekerheidsstelling en de wijze van betaling
van de vergoeding.
2. Verzoek
ARTIKEL 371.- De afstammeling kan deze vergoeding verzoeken ingeval van overlijden
van de schuldenaar.
Tijdens het leven van de schuldenaar kan de schuldeiser deze, hem toekomende, vordering
instellen bij beëindiging van het samenleven of bij overdracht van de onderneming, bij
gedwongen executie jegens de schuldenaar of bij diens faillissement.
Deze vordering verjaart niet. Zij kan echter uiterlijk tot het tijdstip van de verdeling van de
boedel van de schuldenaar worden gevraagd.
DERDE AFDELING
FAMILIEVERMOGEN
A. FAMILIESTICHTING47
ARTIKEL 372.- Ter bestrijding van de kosten van opvoeding en scholing, inrichting48 en
ondersteuning van familieleden, en vergelijkbare doeleinden kan overeenkomstig de regels van
het [rechts]personenrecht en erfrecht een familiestichting worden ingesteld.
Het van generatie tot generatie laten overgaan van een goed of recht op personen van
eenzelfde afstamming met als doel dat dit niet in handen van anderen zal komen, is verboden.
Een dergelijke overgang kan evenmin geschieden door het instellen van een stichting.
B. GEZAMENDEHANDS EIGENDOM VAN FAMILIEVERMOGEN49
47
Verder uitgewerkt in artikel 101 e.v.; niet vertaald.
Donanim: bir iş için gerekli malzemenin tamami; middelen die nodig zijn om een doel te verwezenlijken (o.a. bij beroep of
bedrijf).
49
Aile malları ortaklığı; lett: gemeenschap van familievermogen.
48
62
Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007
rechten.vu.nl
I. Ontstaan
1. Voorwaarden
ARTIKEL 373.- Verwanten kunnen met het geheel of met een deel van een door hen
verkregen erfenis dan wel door het inbrengen van ander vermogen onderling een
gezamendehands eigendom van familievermogen vestigen.
2. Vorm
ARTIKEL 374.- De overeenkomst van het gezamendehands familievermogen dient op
formele wijze tot stand te komen en dient de handtekeningen van alle mede-eigenaren of hun
vertegenwoordigers te bevatten.
II. Duur
ARTIKEL 375.- Een gezamendehands familievermogen kan voor bepaalde of onbepaalde
tijd worden ingesteld. Indien geen duur is bepaald, kan ieder der mede-eigenaren, mits zes
maanden van tevoren gemeld, uit de gemeenschap treden.
Deze melding is bij een gezamendehands eigendom van een landbouwbedrijf alleen geldig
indien zij plaatsvindt tegen het einde van de gebruikelijke oogstperiode van de plaats waar de
producten worden verbouwd.
III. Werking
1. Gezamenlijke exploitatie
ARTIKEL 376.- Het gezamendehands familievermogen brengt de mede-eigenaren bijeen om
gezamenlijk economische activiteiten te verrichten.
Tenzij anders is overeengekomen, heeft ieder der mede-eigenaren gelijke rechten.
Zolang de gemeenschap voortduurt, kunnen de mede-eigenaren hun deel niet opvragen noch
over hun deel beschikken.
2. Bestuur en vertegenwoordiging
a. In het algemeen
ARTIKEL 377.- Het gezamendehands familievermogen wordt door alle mede-eigenaren
gezamenlijk bestuurd.
Ieder der mede-eigenaren kan de gebruikelijke bestuurshandelingen verrichten zonder de
medewerking van de andere mede-eigenaren.
b. De bevoegdheid van de bestuurder
ARTIKEL 378.- De mede-eigenaren kunnen uit hun midden iemand tot bestuurder
benoemen.
De bestuurder bestuurt de mede-eigendom en vertegenwoordigt deze bij handelingen die met
de mede-eigendom samenhangen.
Voorzover het register50 niet vermeldt wie het gezamendehands familievermogen bestuurt,
kan het ontbreken van de vertegenwoordigingsbevoegdheid van de andere mede-eigenaren aan
derden te goeder trouw niet worden tegengeworpen.
3. Gemeenschappelijk vermogen en persoonlijke eigendom
ARTIKEL 379.- De mede-eigenaren zijn gezamenlijk eigenaar van de goederen die onder de
mede-eigendom vallen.
De mede-eigenaren zijn hoofdelijk aansprakelijk voor de schulden van de mede-eigendom.
Het vermogen van de mede-eigenaren dat zij buiten de mede-eigendom hebben gelaten en,
tenzij anders is bepaald, het vermogen dat zij tijdens de mede-eigendom [voor zichzelf] krachtens
erfrecht of op enige andere wijze zonder tegenprestatie hebben verkregen, zijn hun persoonlijke
vermogen.
50
Ticaret sicili: handelsregister, dit bevindt zich bij de rechtbank die handelszaken behandelt.
63
Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007
rechten.vu.nl
IV. Einde van mede-eigendom
1. Gronden
ARTIKEL 380.- In de onderstaande gevallen eindigt de mede-eigendom:
1. Indien alle mede-eigenaren dit overeenkomen of [een van hen] de opzegging meedeelt,
2. Indien de termijn van de mede-eigendom niet uitdrukkelijk of stilzwijgend wordt verlengd
en daardoor verloopt,
3. Indien op het aandeel van een van de mede-eigenaren beslag is gelegd en om verkoop
daarvan is verzocht,
4. Bij faillissement van een van de mede-eigenaren,
5. Indien een der mede-eigenaren dit om een gerechtvaardigde reden verzoekt.
2. Mededeling van opzegging, financieel onvermogen, huwelijk
ARTIKEL 381.- Indien een van de mede-eigenaren de opzegging meedeelt of in staat van
faillissement geraakt of indien om verkoop wordt verzocht van het aandeel van een medeeigenaar waarop beslag is gelegd, kunnen de overige mede-eigenaren door vergoeding van de
rechten van de scheidende mede-eigenaar of van diens schuldeisers, de mede-eigendom tussen
hen voortzetten.
De mede-eigenaar die in het huwelijk treedt, kan zonder dat mededeling van de opzegging
nodig is om vergoeding van zijn aandeel in de mede-eigendom vragen.
3. Overlijden
ARTIKEL 382.- Bij overlijden van een van de mede-eigenaren kunnen zijn erfgenamen die
niet deelnemen aan de mede-eigendom slechts vragen om vergoeding van de tegenwaarde van het
aandeel dat aan de overleden mede-eigenaar toekomt.
De afstammelingen van de overleden mede-eigenaar die erfgenaam zijn kunnen met
toestemming van de overige mede-eigenaren diens plaats in de mede-eigendom innemen.
4. Verdelingregels
ARTIKEL 383.- De verdeling van het gemeenschappelijke vermogen of de berekening van
het aandeel van een scheidende mede-eigenaar vindt plaats op basis van de waarde en de staat
waarin het gemeenschappelijke vermogen zich op het tijdstip van de verdeling of scheiding
bevindt.
Verdeling en berekening kunnen niet op een ongeschikt tijdstip worden verzocht.
V. Gezamendehands familievermogen met winstuitkering
1. Onderwerp
ATIKEL 384.- Onder voorwaarde dat een deel van de jaarlijkse winst aan hen wordt
uitgekeerd, kunnen de mede-eigenaren bij een onderling te sluiten overeenkomst de
vertegenwoordiging van de mede-eigendom en het bestuur van het vermogen van de medeeigendom overlaten aan een uit hun midden.
Indien dit deel niet bij overeenkomst is bepaald, wordt dit naar billijkheid bepaald met
inachtneming van de over een voldoende lange termijn gemiddeld behaalde opbrengst uit het
vermogen van de mede-eigendom alsmede van de arbeid van de besturende mede-eigenaar en
van de door hem gemaakte kosten.
2. Bijzondere beëindigingsgronden
ARTIKEL 385.- Indien de mede-eigenaar die het bestuur en de vertegenwoordiging op zich
heeft genomen de goederen niet op de juiste wijze bestuurt of zijn verplichtingen niet nakomt,
hebben de mede-eigenaren het recht om ontbinding van het gezamendehands familievermogen te
vragen.
De rechter kan met inachtneming van de verdelingsregels van het erfrecht op een op
gerechtvaardigde redenen berustend verzoek van een der mede-eigenaren beslissen dat deze
mede-eigenaar samen met de mede-eigenaar die het bestuur en vertegenwoordiging op zich heeft
genomen, deelneemt aan het bestuur en gebruik maakt van de goederen van de mede-eigendom.
De regels betreffende mede-eigendom, dat door de mede-eigenaren gezamenlijk wordt
64
Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007
rechten.vu.nl
bestuurd, zijn ook van toepassing op het gezamendehands familievermogen met winstuitkering.
C. FAMILIEWOONOORD
I. Algemeen
ARTIKEL 386.- Woningen en voor landbouw of industrie geschikte goederen kunnen,
tezamen met hun bestanddelen, worden omgevormd tot een familiewoonoord.
II. Vestiging
1. Voorwaarden
ARTIKEL 387.- De grootte van de onroerende goederen die tot een familiewoonoord
worden omgevormd, mag ongeacht de beperkte rechten daarop en ongeacht het overige
vermogen van de eigenaar niet groter zijn dan noodzakelijk is om een normaal leven te leiden en
voor de huisvesting van een gezin.
De eigenaar is verplicht het onroerend goed of de daarop gevestigde opstal zelf te exploiteren
of de woning te bewonen, tenzij door het gerecht om gerechtvaardigde redenen een tijdelijke
uitzondering is aanvaard.
2. Wijze en vorm
a. Bekendmaking
ARTIKEL 388.- Schuldeisers en personen wier rechten door de vestiging van het
familiewoonoord zouden kunnen worden aangetast, worden vóór de vestiging door het gerecht
door middel van een bekendmaking opgeroepen om hun bezwaren binnen twee maanden kenbaar
te maken.
Een en ander wordt afzonderlijk bekendgemaakt aan degenen voor wier vorderingen
hypothecaire zekerheid is gesteld en aan de schuldeisers die executoriaal beslag hebben doen
leggen.
b. Bescherming van rechten van derden
ARTIKEL 389.- Indien het tot familiewoonoord om te vormen onroerende goed voldoet aan
de voorwaarden om als woonoord te dienen en indien derden geen bezwaar maken tegen de
oprichting van het woonoord of indien het bezwaar ongegrond blijkt te zijn, verleent het gerecht
toestemming tot de oprichting.
De toestemming tot oprichting van een familiewoonoord wordt niet verleend indien niet
bewezen is dat de schuldeisers die tijdig bezwaar hebben gemaakt geen belang meer hebben, of
indien de hypothecaire zekerheid en het executoriale beslag op het onroerend goed niet is
opgeheven. Zelfs als een schuld ten gunste van degene die bezwaar maakt of van de
zekerheidsgerechtigde aan een termijn gebonden is, kan de schuldenaar die het familiewoonoord
wil oprichten onverwijld overgaan tot betaling.
c. Aantekening in onroerend goed register
ARTIKEL 390.- Een onroerend goed kan alleen tot een familiewoonoord worden
omgevormd indien de rechterlijke beslissing tot toestemming in het onroerend goed register is
aangetekend; dit wordt door het gerecht bekendgemaakt.
III. Gevolgen
1. Begrenzing van beschikkingsrecht
ARTIKEL 391.- De onroerende goederen die tot een familiewoonoord zijn omgevormd,
kunnen niet worden overgedragen, bezwaard of verhuurd.
Op het familiewoonoord en zijn bestanddelen kan geen executoriaal beslag worden gelegd,
tenzij door het gerecht een bestuur is aangesteld.51
2. Opname van bloedverwanten in het familiewoonoord
51
Zie artikel 393.
65
Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007
rechten.vu.nl
ARTIKEL 392.- Het gerecht kan beslissen dat de eigenaar zijn verwanten in opgaande en
neergaande lijn en zijn broers en zusters die wegens hun armoede daaraan behoefte hebben en die
niet in een toestand verkeren die hun toelating verhindert, in het familiewoonoord opneemt.
3. Tekortschieten in betaling door eigenaar
ARTIKEL 393.- Indien de eigenaar tekortschiet in de betaling van zijn schulden wordt door
het gerecht een bestuurder aangesteld om het familiewoonoord te besturen.
De bestuurder bestuurt het woonoord op een wijze die past bij het doel ervan en bij de
belangen van de schuldeisers.
De vorderingen van de schuldeisers worden voldaan naar de data van de akten van
onvermogen52 en naar de volgorde in het faillissement.
IV. Beëindiging
1. Bij overlijden van eigenaar
ARTIKEL 394.- Of een familiewoonoord na het overlijden van de eigenaar kan worden
voortgezet, is afhankelijk van het bestaan van een beschikking ter zake des doods op grond
waarvan het onroerend goed als woonoord op de erfgenamen overgaat.
Indien een dergelijke beschikking ontbreekt, wordt bij het overlijden van de eigenaar de
aantekening betreffende het woonoord in het onroerend goed register doorgehaald.
2. Bij leven van eigenaar
ARTIKEL 395.- De eigenaar kan bij zijn leven het woonoord beëindigen.
Daartoe dient de eigenaar bij het gerecht een verzoekschrift in tot doorhaling van de
aantekening in het onroerend goed register; dit verzoek wordt door het gerecht bekendgemaakt.
Indien niet binnen twee maanden vanaf de datum van bekendmaking bezwaar is gemaakt of
indien het ingediende bezwaar ongegrond blijkt te zijn, geeft het gerecht toestemming tot
doorhaling van de aantekening in het onroerend goed register.
DEEL DRIE
VOOGDIJ
TITEL EEN
INRICHTING VAN DE VOOGDIJ
EERSTE AFDELING
VOOGDIJ-ORGANEN
A. IN HET ALGEMEEN
ARTIKEL 396.- De voogdij-organen zijn de voogdij-afdelingen, de voogden en de
kayyim’s.53
B. VOOGDIJ-AFDELINGEN
I. Overheidsvoogdij
ARTIKEL 397.- De overheidsvoogdij wordt uitgeoefend door de voogdij-afdelingen bestaande
uit de voogdij-autoriteit en de toezichtautoriteit.
De voogdij-autoriteit is het vredegerecht54; de toezichtautoriteit is de rechtbank55.
52
Zie voetnoot bij art. 513.
Kayyim = bijzonder voogd, door de rechtbank aangesteld om voor een bepaald geval of gedurende een bepaalde periode een
minderjarige of meerderjarige met betrekking tot zijn persoon en/of zijn vermogen te vertegenwoordigen, zie art. 426 e.v., art. 458
e.v..
54
Sulh hukuk mahkemesi = vredegerecht.
53
66
Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007
rechten.vu.nl
II. Privaatvoogdij
1. Voorwaarden
ARTIKEL 398.- Indien het belang van de onder voogdij staande persoon dit rechtvaardigt, in
het bijzonder als de voortzetting van een onderneming, een vennootschap of soortgelijke
activiteiten dat vergt, kan de voogdij bij uitzondering aan een familie worden toegewezen.
In dat geval gaan de bevoegdheid, de taak en de aansprakelijkheid van de voogdij-autoriteit
over op de in te stellen familieraad.
2. Instelling
ARTIKEL 399.- Privaatvoogdij wordt op verzoek van twee handelingsbekwame verwanten
van de persoon die onder voogdij wordt gesteld, of van één van zijn verwanten samen met zijn
echtgenoot, ingesteld door de toezichtautoriteit.
3. Familieraad
ARTIKEL 400.- De familieraad bestaat uit ten minste drie verwanten die bekwaam zijn om
voogd van de onder voogdij staande persoon te zijn; zij worden door de voogdij-autoriteit voor
vier jaar benoemd.
Ook de echtgenoot van de persoon die onder voogdij wordt gesteld, kan lid zijn van de
familieraad.
4. Zekerheid
ARTIKEL 401.- De leden van de familieraad zijn gehouden om zekerheid te stellen dat zij
hun taken naar behoren zullen vervullen.
Privaatvoogdij vangt niet aan zolang de zekerheid niet is gesteld.
5. Beëindiging
ARTIKEL 402.- Indien de familieraad zijn taak niet nakomt of indien het belang van de
onder voogdij staande persoon dat vergt, kan de toezichtautoriteit te allen tijde zowel de
familieraad wijzigen als de privaatvoogdij beëindigen.
C. VOOGD EN KAYYIM
ARTIKEL 403.- De voogd is verplicht alle belangen met betrekking tot de persoon en het
vermogen van de onder voogdij staande minderjarige of de onder curatele gestelde te beschermen
en hem bij rechtshandelingen te vertegenwoordigen.
De kayyim wordt benoemd om in bepaalde zaken te voorzien of om het vermogen [van deze
persoon] te beheren.
De bepalingen van deze wet met betrekking tot de voogd zijn, voor zover niet anders is
bepaald, ook van toepassing op de kayyim.
TWEEDE AFDELING
GEVALLEN DIE VOOGDIJ56 NOODZAKELIJK MAKEN
A. MINDERJARIGHEID
55
Asliye hukuk mahkemesi; dit is in Nederland te vergelijken met de enkelvoudige kamer van de rechtbank. Formeel bestaat het
uit drie leden, waarvan één de voorzitter, maar in de praktijk worden de zaken behandeld door één rechter.
56
Het woord vesayet betreft de vertegenwoordiging van een minderjarige of meerderjarige handelingsonbekwame en
wordt hier met voogdij vertaald; het woord kısıtlama betreft specifiek de meerderjarige handelingsonbekwame en
wordt hier met curatele vertaald.
67
Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007
rechten.vu.nl
ARTIKEL 404.- Elke minderjarige die niet onder gezag staat, wordt onder voogdij gesteld.
Indien ambtenaren van de burgerlijke stand, bestuurlijke autoriteiten, notarissen en gerechten bij
de uitoefening van hun taak bekend worden met het bestaan van een zodanig geval dat voogdij
noodzakelijk is, zijn zij verplicht deze omstandigheid onverwijld aan de bevoegde voogdijautoriteit te melden.
B. CURATELE
I. Geestelijke stoornis of zwakzinnigheid
ARTIKEL 405.- Elke meerderjarige die wegens een geestelijke stoornis of zwakzinnigheid
zijn belangen niet kan behartigen of voor zijn bescherming en verzorging blijvend hulp behoeft
of de veiligheid van anderen in gevaar brengt, wordt onder curatele gesteld.
Indien bestuurlijke autoriteiten, notarissen en gerechten bij de uitoefening van hun taak
bekend worden met het bestaan van een geval waarin voogdij noodzakelijk is, zijn zij verplicht
deze omstandigheid onverwijld aan de bevoegde voogdij-autoriteit te melden.
II. Verkwisting, verslaving aan alcohol of verdovende middelen, slechte leefstijl, slecht
beheer
ARTIKEL 406.- Elke meerderjarige die wegens zijn verkwisting, verslaving aan alcohol of
aan verdovende middelen, slechte leefstijl of slecht beheer van zijn vermogen voor zichzelf of
zijn gezin gevaar voor krapte of armoede teweeg brengt en daarom blijvende bescherming en
verzorging behoeft of de veiligheid van anderen bedreigt, wordt onder curatele gesteld.
III. Vrijheidsbeperkende straf
ARTIKEL 407.- Elke meerderjarige die veroordeeld is tot een vrijheidsbeperkende straf
voor de duur van één jaar of meer wordt onder curatele gesteld.
De autoriteit belast met de tenuitvoerlegging van de straf is verplicht de bevoegde voogdijautoriteit onverwijld te melden dat een zodanig veroordeelde is begonnen met het ondergaan van
zijn straf, opdat voor hem een voogd wordt aangesteld.
IV. Op verzoek
ARTIKEL 408.- Elke meerderjarige die bewijst dat hij wegens zijn ouderdom, lichamelijk
gebrek, onervarenheid of ernstige ziekte zijn belangen niet naar behoren kan behartigen, kan
verzoeken om onder curatele gesteld te worden.
C. PROCEDURE
I. Horen van belanghebbende en deskundigenrapport
ARTIKEL 409.- Niemand kan wegens zijn verkwisting, verslaving aan alcohol of
verdovende middelen, slechte leefstijl of slecht beheer, of op zijn verzoek onder curatele worden
gesteld dan nadat hij is gehoord.
Tot ondercuratelestelling vanwege geestelijke stoornis of zwakzinnigheid wordt slechts
beslist op basis van een rapport van een erkende medische instelling. De rechter kan met
inachtneming van het rapport van de instelling de persoon om wiens curatele wordt verzocht,
horen.
II. Bekendmaking
ARTIKEL 410.- Indien de beslissing tot ondercuratelestelling in kracht van gewijsde is
gegaan, wordt deze beslissing onverwijld bekend gemaakt in de woonplaats van de
ondercuratelegestelde en in de plaats waar hij in de registers van de burgerlijke stand staat
ingeschreven.
Vóór de bekendmaking heeft de ondercuratelestelling geen werking ten aanzien van derden te
goeder trouw.
De bepalingen over de gevolgen van het ontbreken van het onderscheidingsvermogen blijven
68
Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007
rechten.vu.nl
voorbehouden.
DERDE AFDELING
BEVOEGDHEID
A. BEVOEGDHEID IN VOOGDIJZAKEN
ARTIKEL 411.- Bevoegd in voogdijzaken zijn de voogdij-afdelingen van de woonplaats
van de minderjarige of de ondercuratelegestelde.
B. WIJZIGING VAN WOONPLAATS
ARTIKEL 412.- Zonder de toestemming van de voogdij-autoriteit kan een
onder voogdij staande persoon zijn woonplaats niet wijzigen.
Bij wijziging van de woonplaats gaat de bevoegdheid over op de nieuwe voogdij-afdelingen. In
dat geval wordt de curatele in de nieuwe woonplaats bekendgemaakt.
VIERDE AFDELING
BENOEMING VAN DE VOOGD
A. VOORWAARDEN
I. In het algemeen
ARTIKEL 413.- De voogdij-autoriteit benoemt een meerderjarige die bekwaam is tot het
vervullen van deze taak tot voogd.
Zonodig kan meer dan één voogd worden benoemd teneinde deze taak gezamenlijk of
afzonderlijk overeenkomstig de door de voogdij-autoriteit vastgestelde bevoegdheden uit te
oefenen.
Zonder hun toestemming kunnen meerdere personen niet belast worden met de gezamenlijke
uitoefening van de voogdij.
II. Voorrang van echtgenoot en verwanten
ARTIKEL 414.- Zolang gerechtvaardigde redenen zich daartegen niet verzetten, benoemt
de voogdij-autoriteit bij voorrang de echtgenoot of één van de naaste verwanten van de persoon
die onder voogdij zal worden gesteld tot deze taak mits zij voldoen aan de voorwaarden voor de
functie van voogd. Bij deze benoeming wordt rekening gehouden met de nabijheid van de
woonplaatsen en met de persoonlijke betrekkingen.
III. Wil van belanghebbenden
ARTIKEL 415.- Zolang gerechtvaardigde redenen zich daartegen niet verzetten, wordt degene
die door de persoon die onder voogdij zal worden gesteld of door zijn moeder of vader wordt
voorgedragen, tot voogd benoemd.
IV. Verplichting tot aanvaarding van voogdijschap
ARTIKEL 416.- De tot voogd benoemde personen die in de woonplaats van de onder
voogdijgestelde personen wonen, zijn verplicht deze taak te aanvaarden.
Bij benoeming door de familieraad bestaat geen verplichting tot aanvaarding van het
voogdijschap.
69
Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007
rechten.vu.nl
V. Redenen om voogdijschap te weigeren
ARTIKEL 417.- De onderstaande personen behoeven het voogdijschap niet te aanvaarden:
1. Zij die de leeftijd van zestig jaren hebben bereikt,
2. Zij die wegens een lichamelijke handicap of chronische ziekte deze taak slechts
met moeite kunnen vervullen,
3. Zij die het ouderlijk gezag over meer dan vier kinderen uitoefenen,
4. Zij die belast zijn met de taak van voogd,
5. De President, de leden van het Turkse parlement en van de ministerraad, de leden
van de rechterlijke macht en van het openbaar ministerie.
VI. Redenen die voogdijschap beletten
ARTIKEL 418.- De onderstaande personen kunnen geen voogd zijn:
1. Zij die onder curatele zijn gesteld,
2. Zij die uitgesloten zijn van de uitoefening van openbare ambten of een eerloos leven
leiden,
3. Zij wier belangen in belangrijke mate in strijd zijn met de belangen van de onder voogdij
te stellen persoon of indien tussen hen vijandigheid bestaat,
4. De rechters van de betrokken voogdij-afdelingen.
B. WIJZE VAN BENOEMING
I. Benoeming van voogd
ARTIKEL 419.- De voogdij-autoriteit is gehouden zo spoedig mogelijk een voogd te
benoemen.
Zonodig kan worden beslist om ook personen die nog niet meerderjarig zijn onder curatele
te stellen; de beslissing tot ondercuratelestelling treedt echter eerst in werking na de
meerderjarigheid.
Onder curatele staande meerderjarige kinderen worden in de regel niet onder voogdij
gesteld maar onder ouderlijk gezag gelaten.
II. Voorlopige maatregelen
ARTIKEL 420.- Indien voogdij-aangelegenheden dit nodig maken, neemt de voogdijautoriteit ook vóór de benoeming van de voogd ambtshalve de benodigde maatregelen; in het
bijzonder kan hij de handelingsbekwaamheid van degene om wiens ondercuratelestelling wordt
verzocht, tijdelijk opheffen en voor hem een vertegenwoordiger benoemen.
De beslissing van de voogdij-autoriteit wordt bekend gemaakt.
III. Betekening en bekendmaking
ARTIKEL 421.- De beslissing tot benoeming wordt onverwijld aan de voogd betekend.
De beslissing tot ondercuratelestelling, tot benoeming van een voogd of, als de
ondercuratelegestelde onder ouderlijk gezag is gelaten, de beslissing hieromtrent, wordt bekend
gemaakt in de woonplaats van de ondercuratelegestelde en in de plaats waar deze in de registers
van de burgerlijke stand staat ingeschreven.
IV. Weigering en bezwaar
1. Procedure
ARTIKEL 422.- De tot voogd benoemde persoon heeft het recht om binnen tien dagen
nadat hem dit bekend gemaakt is het voogdijschap te weigeren.
Alle betrokkenen kunnen binnen tien dagen vanaf de dag dat ze kennis hebben genomen van
de benoeming van de voogd aanvoeren dat de benoeming in strijd is met de wet.
70
Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007
rechten.vu.nl
Indien de voogdij-autoriteit de weigering van het voogdijschap of het bezwaar gegrond acht,
benoemt hij een nieuwe voogd; indien hij dat ongegrond acht, bericht hij dit samen met zijn
overwegingen op dit punt aan de toezichtautoriteit opdat deze de benodigde beslissing neemt.
2. Tijdelijke taak
ARTIKEL 423.- Zelfs als de tot voogd benoemde persoon het voogdijschap heeft geweigerd
of als tegen zijn benoeming bezwaar is gemaakt, is hij gehouden de taken die aan een voogd
toebehoren uit te oefenen totdat een ander in zijn plaats is benoemd.
3. Beslissing
ARTIKEL 424.- De toezichtautoriteit deelt zijn voorgenomen beslissing mee aan de tot
voogd benoemde persoon en aan de voogdij-autoriteit.
Indien de benoemde voogd van zijn taak wordt ontheven, benoemt de voogdij-autoriteit
onverwijld een nieuwe voogd.
V. Taakoverdracht
ARTIKEL 425.- Indien de beslissing tot benoeming in kracht van gewijsde is gegaan, neemt
de voogdij-autoriteit de nodige maatregelen opdat de voogd kan beginnen met de uitoefening van
zijn taak.
VIJFDE AFDELING
FUNCTIES VAN KAYYIM EN JURIDISCHE RAADGEVER
A. GEVALLEN DIE KAYYIMSCHAP NOODZAKELIJK MAKEN
I. Vertegenwoordiging
ARTIKEL 426.- In de onderstaande of in andere in de wet genoemde gevallen
benoemt de voogdij-autoriteit op verzoek van de betrokkene of ambtshalve een kayyim:
1. Indien een meerderjarige persoon vanwege zijn ziekte, afwezigheid of een soortgelijke
reden
niet in staat is zijn spoedeisende belang te behartigen of een vertegenwoordiger te benoemen,
2. Indien in een zaak het belang van de wettelijke vertegenwoordiger strijdig is met het
belang van de minderjarige of de ondervoogdijgestelde,
3. Indien de wettelijke vertegenwoordiger belet wordt zijn taak uit te oefenen.
II. Beheer
1. Van rechtswege
ARTIKEL 427.- De voogdij-autoriteit neemt voor onbeheerde goederen de nodige
maatregelen en benoemt in het bijzonder in de onderstaande gevallen een kayyim:
1. Indien een persoon gedurende geruime tijd onvindbaar is en zijn woonplaats niet
bekend is,
2. Indien er onvoldoende reden is om een persoon onder voogdij te plaatsen en hij tevens
niet in staat is zijn vermogen alleen te beheren of hiervoor een vertegenwoordiger te benoemen,
3. Indien erfrechtelijke aanspraken op een nalatenschap nog niet bekend zijn of de
belangen van de ongeboren vrucht dit nodig maken,
4. Indien een rechtspersoon niet over de benodigde organen beschikt en er niet op een
andere manier in het bestuur kon worden voorzien,
5. Indien niet is voorzien in het beheer en de besteding van geld uit een openbare
inzameling voor liefdadigheidswerk of ander werk van algemeen belang.
2. Op verzoek
ARTIKEL 428.- Indien een van de redenen voor een verzoek tot ondercuratelestelling
71
Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007
rechten.vu.nl
aanwezig is, kan voor een meerderjarige op eigen verzoek een kayyim benoemd worden.
B. FUNCTIE VAN JURIDISCHE RAADGEVER
ARTIKEL 429.- Indien voor ondercuratelestelling onvoldoende reden bestaat, en een beperking
van zijn handelingsbekwaamheid noodzakelijk is, wordt, nadat hij daarover gehoord is, voor een
meerderjarige persoon in de onderstaande gevallen een juridische raadgever benoemd:
1. bij instelling van een vordering en het aangaan van een schikking,
2. bij koop, verkoop, verpanding van onroerende goederen en vestiging van soortgelijke
rechten daarop,
3. bij koop, verkoop en verpanding van waardepapieren,
4. bij bouwwerkzaamheden die de grenzen van het gebruikelijk bestuur te buiten gaan,
5. bij uitlening en lening,
6. bij ontvangst van kapitaal,
7. bij schenking,
8. bij sluiting van deviezentransacties,
9. bij borgstelling.
Onder dezelfde omstandigheden kan de bevoegdheid tot vermogensbeheer van een persoon
worden opgeheven, met uitzondering van zijn recht zijn inkomsten naar eigen believen te
besteden.
C. BEVOEGDHEID
ARTIKEL 430.- De vertegenwoordigende kayyim wordt benoemd door de voogdijautoriteit van de woonplaats van degene voor wie hij tot kayyim wordt benoemd.
De beherende kayyim wordt benoemd door de voogdij-autoriteit van de plaats waar het
grootste gedeelte van zijn vermogen wordt beheerd of waar [het grootste gedeelte van] de
bezittingen, die aan de vertegenwoordigde persoon toevallen, zich bevindt.
D. PROCEDURE
ARTIKEL 431.- De bepalingen betreffende de benoemingsprocedure van de voogd zijn
eveneens van toepassing op de benoeming van de kayyim en van de juridische raadgever.
De beslissing betreffende de benoeming van de kayyim of juridische raadgever wordt slechts
bekend gemaakt indien de voogdij-autoriteit dit nodig acht.
ZESDE AFDELING
VRIJHEIDSBEPERKING TER BESCHERMING
A. VOORWAARDEN
ARTIKEL 432.- Elke meerderjarige die wegens een geestelijke stoornis, zwakzinnigheid,
verslaving aan alcohol of aan verdovende middelen, een ernstig gevaar vormende besmettelijke
ziekte of schooierij een gevaar vormt voor de samenleving, kan indien de persoonlijke
bescherming niet op een andere wijze mogelijk is, voor behandeling, opleiding of heropvoeding
in een geschikte instelling geplaatst of vastgehouden worden. Indien overheidsfunctionarissen bij
de uitoefening van hun taak bekend worden met één van deze redenen, zijn zij verplicht deze
omstandigheid onverwijld aan de bevoegde voogdij-autoriteit te melden.
In dit geval wordt ook rekening gehouden met het door de persoon veroorzaakte ongemak
voor zijn omgeving.
72
Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007
rechten.vu.nl
Zodra de toestand van de betrokken persoon dit toelaat, wordt hij uit de inrichting
ontslagen.
B. BEVOEGDHEID
ARTIKEL 433.- De bevoegdheid om tot plaatsing of vasthouding te beslissen, komt toe
aan de voogdij-autoriteit van de woonplaats van de betrokkene of, in spoedeisende gevallen, van
de plaats waar deze zich bevindt.
De voogdij-autoriteit die de beslissing tot plaatsing of vasthouding neemt, is tevens bevoegd
tot ontslag uit de instelling.
C. MELDINGSPLICHT
ARTIKEL 434.- Indien een onder curatele staande persoon in een instelling wordt geplaatst
of vastgehouden of wanneer voor een meerderjarige persoon met betrekking tot de voogdij
andere maatregelen dienen te worden getroffen, is de voogdij-autoriteit van de plaats waar de
persoon zich bevindt of zijn de in bijzondere wetten aangewezen betrokkenen gehouden dit aan
de voogdij-autoriteit van de woonplaats te melden.
D. BEZWAAR
ARTIKEL 435.- De in een instelling geplaatste persoon of zijn verwanten kunnen binnen
tien dagen vanaf het tijdstip dat de beslissing aan hen is medegedeeld, daartegen bezwaar maken
bij de toezichtautoriteit.
Dit recht kan ook gebruikt worden indien het verzoek om ontslag uit de instelling is
afgewezen.
E. PROCEDURE
I. In het algemeen
ARTIKEL 436.- Behoudens de onderstaande bepalingen is in geval van vrijheidsbeperking
ter bescherming op de wijze van procederen het Wetboek van Rechtsvordering van toepassing:
1. Bij het geven van de beslissing dient de betrokkene op de hoogte gesteld te worden van de
redenen daarvan en schriftelijk erop te worden gewezen dat hij tegen de beslissing bezwaar kan
maken bij de toezichtautoriteit.
2. Aan degene die in een instelling wordt geplaatst, dient onverwijld schriftelijk worden
medegedeeld dat hij binnen ten hoogste tien dagen bij de toezichtautoriteit bezwaar kan maken
tegen de beslissing tot plaatsing of tegen de afwijzing van zijn verzoek tot ontslag uit de
instelling.
3. Elk verzoek dat een gerechtelijke beslissing nodig maakt, wordt onverwijld ingediend bij
de bevoegde rechter.
4. De voogdij-autoriteit of de rechter die de beslissing tot plaatsing heeft genomen, kan
afhankelijk van de bijzonderheden van het geval de behandeling van het verzoek opschorten.
5. Met betrekking tot degenen die een geestesziekte hebben, zwakzinnig zijn, lijden aan een
alcohol- of drugsverslaving of een besmettelijke ziekte die een ernstig gevaar veroorzaakt, kan
een beslissing eerst worden genomen nadat een officieel rapport van de gezondheidsraad is
verkregen. Indien de voogdij-autoriteit reeds eerder een deskundige heeft geraadpleegd, kan de
toezichtautoriteit hiervan afzien.
II. Gerechtelijke procedure
ARTIKEL 437.- De rechter beslist overeenkomstig de eenvoudige gerechtelijke procedure.
Aan de betrokken persoon wordt zonodig juridische bijstand verleend.
Alvorens een uitspraak te doen, hoort de rechter de betrokken persoon.
73
Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007
rechten.vu.nl
TITEL TWEE
UITOEFENING VAN VOOGDIJSCHAP
EERSTE AFDELING
TAKEN VAN DE VOOGD
A. AANVANG VAN DE TAAK
I. Boedelbeschrijving
ARTIKEL 438.- Nadat de beslissing tot benoeming van de voogd in kracht van gewijsde is
gegaan, stelt de voogd tezamen met een door de voogdij-autoriteit [daartoe] aan te stellen persoon
onverwijld een boedelbeschrijving van het te beheren vermogen op.
Indien de onder voogdij staande persoon over onderscheidingsvermogen beschikt, wordt hij
zo mogelijk betrokken bij de boedelbeschrijving.
Indien de omstandigheden dit vereisen, kan de toezichtautoriteit op verzoek van de voogd en
de voogdij-autoriteit beslissen dat van het vermogen van de onder voogdij staande persoon een
formele boedelbeschrijving wordt opgesteld. Deze boedelbeschrijving heeft ten opzichte van de
schuldeisers dezelfde werking als de formele boedelbeschrijving van de nalatenschap en wordt
volgens dezelfde procedure vastgesteld.57
II. Bewaring van waardevolle goederen
ARTIKEL 439.- Waardepapieren, waardevolle goederen, belangrijke documenten en
dergelijke zaken worden, indien daartegen gezien het vermogensbeheer geen bezwaar bestaat,
onder toezicht van de voogdij-autoriteit op een veilige plek bewaard.
III. Verkoop van roerende goederen
ARTIKEL 440.- Indien het belang van de onder voogdij staande persoon dit vereist, worden
roerende goederen met uitzondering van waardevolle goederen op aanwijzing van de voogdijautoriteit bij openbare verkoop verkocht. In bijzondere gevallen kan de rechter, de aard of de
geringe waarde van het roerende goed in aanmerking nemend, beslissen tot verkoop door middel
van onderhandeling.
Goederen die voor de onder voogdij staande persoon of zijn familie van bijzondere waarde
zijn, kunnen niet zonder noodzaak worden verkocht.
IV. Belegging van geld
1. Beleggingsplicht
ARTIKEL 441.- Geld dat niet nodig is voor de onder voogdij staande persoon zelf of voor
het beheer van zijn vermogen wordt rentedragend belegd bij een door de voogdij-autoriteit
aangewezen nationale bank of omgezet in staatsobligaties.
Indien de voogd de belegging van geld met meer dan een maand uitstelt, is hij gehouden het
renteverlies te vergoeden.
2. Omzetting van beleggingen
ARTIKEL 442.- Onvoldoende betrouwbare beleggingen dienen te worden omgezet in
betrouwbare beleggingen.
De omzettingshandeling dient te geschieden op een geschikt tijdstip en met inachtneming
van het belang van de onder voogdij staande persoon.
V. Commerciële en industriële ondernemingen
ARTIKEL 443.- Indien tot het vermogen van de onder voogdij staande persoon een
commerciële, industriële of soortgelijke onderneming behoort, geeft de voogdij-autoriteit de
57
Zie art. 619 e.v.
74
Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007
rechten.vu.nl
nodige aanwijzingen met betrekking tot de voortzetting van de exploitatie of tot de liquidatie
daarvan.
VI. Verkoop van onroerende goederen
ARTIKEL 444.- De verkoop van onroerende goederen is op aanwijzing van de voogdijautoriteit slechts dan mogelijk als het belang van de onder voogdij staande persoon dit vereist.
De verkoop geschiedt bij openbare verkoop door een door de voogdij-autoriteit met deze taak
belaste persoon en in aanwezigheid van de voogd, waarbij de toewijzing onherroepelijk wordt
door de goedkeuring van de voogdij-autoriteit; het besluit tot goedkeuring dient binnen tien
dagen vanaf de dag van toewijzing te worden genomen.
Bij uitzondering kan de toezichtautoriteit echter, gezien de bijzondere omstandigheden, de
aard of de geringe waarde van het onroerende goed, beslissen tot verkoop door middel van
onderhandeling.
B. VERZORGING EN VERTEGENWOORDIGING
I. Verzorging van een persoon
1. Bij minderjarigen
a. In het algemeen
ARTIKEL 445.- Indien de onder voogdij staande persoon minderjarig is, is de voogd
gehouden de nodige maatregelen voor zijn verzorging en opvoeding te nemen.
Behoudens de bepalingen betreffende de bevoegdheden van de voogdij-afdelingen bezit de
voogd met betrekking tot dit onderwerp de bevoegdheden van de moeder en de vader.
b. Vrijheidsbeperking ter bescherming
ARTIKEL 446.- Ter bescherming van minderjarigen beslist de voogdij-autoriteit op verzoek
van de voogd tot plaatsing in een inrichting; in spoedeisende gevallen neemt de voogd zelf deze
beslissing en doet hiervan onverwijld mededeling aan de voogdij-autoriteit.58
Voor het overige zijn met betrekking tot de procedure en de bevoegdheid de bepalingen
omtrent vrijheidsbeperking ter bescherming van al dan niet onder curatele gestelde
meerderjarigen van toepassing.
Een minderjarige die de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt, kan dit onderwerp
niet zelfstandig bij het gerecht aanhangig maken.
2. Bij onder curatele gestelden
ARTIKEL 447.- De voogd is gehouden om de onder curatele gestelde te beschermen en
hem te helpen bij al zijn persoonlijke aangelegenheden.
In spoedeisende gevallen kan de voogd met inachtneming van de bepalingen inzake
vrijheidsbeperking ter bescherming de onder curatele gestelde ter bescherming in een instelling
plaatsen of daar vasthouden; hij deelt dit onverwijld mede aan de voogdij-autoriteit.
II. Vertegenwoordiging
1. In het algemeen
ARTIKEL 448.- Behoudens de bepalingen betreffende de bevoegdheden van de voogdijafdelingen vertegenwoordigt de voogd de onder voogdij staande persoon in alle
rechtshandelingen.
2. Verboden handelingen
ARTIKEL 449.- Het is verboden om op naam van de onder voogdij staande persoon borg te
staan, een stichting op te richten en belangrijke schenkingen te doen.
58
Zie art. 432 e.v.
75
Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007
rechten.vu.nl
3. Mening van onder voogdij staande persoon
ARTIKEL 450.- Indien de onder voogdij staande persoon in staat is zijn mening te vormen
en te uiten, is de voogd gehouden om alvorens in belangrijke zaken een beslissing te nemen voor
zover mogelijk diens mening te vragen.
De instemming van de onder voogdij staande persoon ontheft de voogd niet van [zijn]
aansprakelijkheid.
4. Handelingen die de onder voogdij staande persoon kan verrichten
a. Toestemming van voogd
ARTIKEL 451.- De onder voogdij staande persoon die onderscheidingsvermogen bezit, kan
met uitdrukkelijke of stilzwijgende toestemming van de voogd of met diens latere bekrachtiging
een verplichting aangaan of van een recht afzien.
Indien de handeling niet binnen een door de wederpartij of op diens verzoek door het gerecht
vastgestelde redelijke termijn wordt bekrachtigd, wordt de wederpartij van zijn verplichting
ontheven.
b. Gevolg van niet-bekrachtiging
ARTIKEL 452.- Bij handelingen die niet door de voogd zijn bekrachtigd, kan elk der
partijen het geleverde terugvragen. De onder voogdij staande persoon kan echter slechts
aansprakelijk worden gesteld voor het bedrag dat voor zijn eigen baat is uitgegeven of waarmee
hij op het tijdstip van terugvragen is verrijkt of dat niet te goeder trouw is uitgegeven.
De onder voogdij staande persoon die de wederpartij heeft misleid omtrent zijn
handelingsbekwaamheid, is aansprakelijk voor diens hierdoor opgelopen schade.
5. Beroep of ambacht
ARTIKEL 453.- Indien de voogdij-autoriteit aan de onder voogdij staande persoon
toestemming heeft verleend om een beroep of ambacht uit te oefenen, is deze bevoegd om alle
daarmee verband houdende gebruikelijke handelingen te verrichten en is hij met zijn hele
vermogen aansprakelijk voor deze handelingen.
C. Vermogensbeheer
I. Beheer en boekhoudplicht
ARTIKEL 454.- De voogd is gehouden het vermogen van de onder voogdij staande persoon
met de zorg van een goed beheerder te beheren.
De voogd is gehouden met betrekking tot het bestuur boek te houden en op de door de
voogdij-autoriteit vastgestelde tijdstippen en in ieder geval éénmaal per jaar de boeken aan deze
voor onderzoek aan te bieden.
Indien de onder voogdij staande persoon in staat is zijn mening te vormen en te uiten, dient
hij zo mogelijk bij het onderzoek van de boeken door de rechter aanwezig te zijn.
II. Vrije goederen
ARTIKEL 455.- De onder voogdij staande persoon kan de goederen die hem ter vrije
besteding zijn overgelaten en die hij met de door de voogd goedgekeurde arbeid heeft verdiend,
vrij beheren en gebruiken.
D. DUUR VAN DE TAAK
ARTIKEL 456.- De voogd wordt in de regel voor twee jaren benoemd. De voogdijautoriteit kan deze termijn telkens met twee jaar verlengen. Na vier jaar kan de voogd gebruik
maken van zijn recht om het voogdijschap te weigeren.
76
Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007
rechten.vu.nl
E. BELONING VAN VOOGD
ARTIKEL 457.- De voogd kan voor zichzelf een beloning verlangen uit het vermogen van
de onder voogdij staande persoon of, als dat niet mogelijk is, uit de Staatskas. De te betalen
beloning wordt door de voogdij-autoriteit voor elke verrekeningsperiode vastgesteld, rekening
houdend met de voor het beheer benodigde inspanning en de uit het beheerde vermogen
verkregen inkomsten.
TWEEDE AFDELING
TAKEN VAN DE KAYYIM
A. POSITIE VAN KAYYIM
ARTIKEL 458.- De handelingsbekwaamheid van een persoon wordt niet beïnvloed door de
benoeming van een kayyim. De bepalingen inzake de juridische raadgever blijven voorbehouden.
De duur van de taak en de beloning van de kayyim worden door de voogdij-autoriteit bepaald.
B. OMVANG VAN KAYYIMSCHAP
I. Bepaalde taak
ARTIKEL 459.- De kayyim die voor een bepaalde taak is aangesteld, is gehouden de
aanwijzingen van de voogdij-autoriteit nauwkeurig op te volgen.
II. Vermogensbeheer
ARTIKEL 460.- Indien de kayyim is aangesteld tot beheer van en toezicht op het vermogen
kan hij alleen de voor het bestuur en de bescherming van dat vermogen benodigde handelingen
verrichten.
Voor het verrichten van handelingen daarbuiten behoeft de kayyim een door de
vertegenwoordigde [persoon] te geven bijzondere volmacht of, indien de vertegenwoordigde niet
in staat is om deze volmacht te geven, de toestemming van de voogdij-autoriteit.
DERDE AFDELING
TAKEN VAN VOOGDIJ-AFDELINGEN
A. KLACHT EN BEROEP
ARTIKEL 461.- De onder voogdij staande persoon met onderscheidingsvermogen en iedere
belanghebbende kan tegen de daden en handelingen van de voogd een klacht indienen bij de
voogdij-autoriteit.
Tegen de beslissing van de voogdij-autoriteit kan binnen tien dagen vanaf de dag van
betekening beroep worden ingesteld bij de toezichtautoriteit.
B. TOESTEMMING
I. Van de voogdij-autoriteit
ARTIKEL 462.- In de onderstaande gevallen is de toestemming van de voogdij-autoriteit
vereist:
1. bij koop, verkoop, verpanding van onroerend goed of de vestiging daarop van een
ander soortgelijke recht,
2. bij koop, verkoop, vervreemding of verpanding van roerende goederen of andere rechten
en vermogenswaarden buiten die welke nodig zijn voor het gewone bestuur en de gewone
77
Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007
rechten.vu.nl
onderneming,
3. bij bouwwerkzaamheden die de grenzen van het gewone bestuur overschrijden,
4. bij uitlening en lening,
5. bij het sluiten van een deviezentransactie,
6. bij het aangaan van deelpacht van een jaar of meer en het aangaan van een
huurovereenkomst van drie jaar of meer betreffende onroerend goed,
7. bij de uitoefening van een ambacht of een beroep door de onder voogdij staande persoon,
8. bij het aanhangig maken van een rechtszaak, het aangaan van een schikking, het voeren van
een scheidsgeding en het aangaan van een faillissementsakkoord, met uitzondering van de
bevoegdheid van de voogd om in spoedeisende gevallen tijdelijke maatregelen te nemen,
9. bij het aangaan van overeenkomsten inzake het huwelijksgoederenregime, van
overeenkomsten tot verdeling van de nalatenschap en van overeenkomsten inzake de overdracht
van een erfdeel,
10. bij een verklaring van onvermogen wegens schuld59,
11. bij het aangaan van een levensverzekering ten behoeve van de onder voogdij staande
persoon,
12. bij het aangaan van een leerovereenkomst,
13. bij plaatsing van de onder voogdij staande persoon in een opleidings-, verzorgings- of
gezondheidsinstelling,
14. bij wijziging van de woonplaats van de onder voogdij staande persoon.
II. Van de toezichtautoriteit
ARTIKEL 463.- In de onderstaande gevallen is naast de toestemming van de
voogdij-autoriteit tevens de toestemming van de toezichtautoriteit vereist:
1. bij adoptie van of door de onder voogdij staande persoon,
2. bij verkrijging of verlies van het staatsburgerschap door de onder voogdij staande persoon,
3. bij overname of opheffing van een onderneming, het toetreden tot een gemeenschap
met persoonlijke aansprakelijkheid of bij deelname aan een onderneming met een aanzienlijk
kapitaal,
4. bij het aangaan van een overeenkomst tot een levenslange maandelijkse uitkering of
tot verzorging tot de dood,
5. bij aanvaarding of verwerping van een erfenis of bij het aangaan van een
overeenkomst inzake erfopvolging,
6. bij meerderjarigverklaring van een minderjarige,
7. bij het aangaan van een overeenkomst tussen de onder voogdij staande persoon en de
voogd.
C. ONDERZOEK VAN RAPPORT EN AFREKENINGEN
ARTIKEL 464.- De voogdij-autoriteit onderzoekt het door de voogd af te geven periodieke
rapport en de afrekeningen; zonodig verlangt hij de aanvulling of verbetering daarvan.
De voogdij-autoriteit aanvaardt of weigert het rapport en de afrekeningen; zonodig neemt hij
passende maatregelen ter bescherming van het belang van de onder voogdij staande persoon.
D. ONTBREKEN VAN TOESTEMMING
ARTIKEL 465.- De handelingen die de voogd zonder de wettelijk vereiste toestemming van
de bevoegde voogdij-afdelingen heeft verricht, gelden als een handeling verricht door een onder
voogdij staande persoon zonder de toestemming van zijn voogd.
59
Zie Turks faillissementsrecht.
78
Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007
rechten.vu.nl
VIERDE AFDELING
AANSPRAKELIJKHEID VAN VOOGDIJ-ORGANEN
A. ZORGVULDIGHEIDSPLICHT
ARTIKEL 466.- De voogdij-organen en de overige met voogdijzaken belaste personen
zijn bij de uitvoering van hun taken gehouden de voor een goed bestuur vereiste zorg in acht te
nemen.
B. AANSPRAKELIJKHEID VAN VOOGD
ARTIKEL 467.- De voogd is aansprakelijk voor de schade die hij bij de uitoefening van zijn
functie door onzorgvuldig handelen aan de onder voogdij staande persoon toebrengt.
Deze bepaling is ook van toepassing op de kayyım’s en de juridische raadgevers.
C. AANSPRAKELIJKHEID VAN STAAT
ARTIKEL 468.- De Staat is, op dezelfde wijze als waarop hij rechtstreeks aansprakelijk is
voor onrechtmatige schade toegebracht door personen in dienst van de voogdij-autoriteiten, ook
aansprakelijk voor de schade die niet verhaald kan worden op de voogden, de kayyım’s en
juridische raadgevers.60
De Staat die de schade vergoed heeft, verhaalt deze op degenen die de schade door
onzorgvuldigheid hebben veroorzaakt.
De personen door wier onzorgvuldigheid schade is ontstaan, zijn hoofdelijk aansprakelijk
jegens de Staat die gebruik maakt van zijn regresrecht.
D. TAAK EN BEVOEGDHEID
ARTIKEL 469.- De rechtbank die het meest nabijgelegen is bij de plaats waar de voogdijautoriteiten zich bevinden, is bevoegd de regresvordering van de Staat op de personen die in
dienst zijn van de voogdij-autoriteiten te behandelen.
Schadevergoedingszaken en andere regresvorderingen met betrekking tot voogdij worden
behandeld door de rechtbank van de plaats waar de voogdij-autoriteiten zich bevinden.
TITEL DRIE
EINDE VAN VOOGDIJ
EERSTE AFDELING
EINDE IN GEVALLEN
DIE VOOGDIJ NOODZAKELIJK MAKEN
A. BIJ MINDERJARIGEN
ARTIKEL 470.- De voogdij over een minderjarige eindigt van rechtswege bij zijn
meerderjarigheid.
Indien het gerecht de meerderjarigheid uitspreekt, stelt het gerecht gelijktijdig de datum vast
waarop de minderjarige meerderjarig wordt en maakt deze bekend.
B. BIJ VEROORDEELDEN
60
De aansprakelijkheid van de Staat voor personen in dienst van de Staat of van zijn instellingen is geregeld in art.
129 van de Turkse Grondwet.
79
Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007
rechten.vu.nl
ARTIKEL 471.- De voogdij over degene die wegens een veroordeling tot een
vrijheidsbeperkende straf onder curatele is gesteld, eindigt van rechtswege bij de beëindiging van
zijn gevangenhouding.
C. BIJ ANDERE ONDER CURATELE GESTELDEN
I. Opheffing
ARTIKEL 472.- De voogdij over andere onder curatele gestelden eindigt door een beslissing
van de bevoegde voogdij-autoriteit.
Indien de reden die voogdij noodzakelijk maakte, is vervallen, beslist de voogdij-autoriteit tot
beëindiging van de voogdij.
De onder curatele gestelde en ieder der belanghebbenden kunnen een verzoek tot opheffing
van de voogdij instellen.
II. Procedure
1. Bekendmaking
ARTIKEL 473.- Indien de ondercuratelestelling bekendgemaakt is, wordt ook de opheffing
daarvan bekendgemaakt.
De herverkrijging van de handelingsbekwaamheid is niet afhankelijk van de bekendmaking.
2. Bij geestelijke stoornis of zwakzinnigheid
ARTIKEL 474.- Tot beëindiging van de voogdij over degene die wegens een geestelijke
stoornis of zwakzinnigheid onder curatele is gesteld, kan alleen worden beslist indien uit een
rapport van een erkende medische instelling blijkt dat de reden van de curatele verdwenen is.
3. Bij verkwisting, verslaving aan alcohol of verdovende middelen, slechte leefwijze, slecht
beheer
ARTIKEL 475.- Degene die om reden van verkwisting, verslaving aan alcohol of
verdovende middelen, slechte leefstijl of slecht beheer van zijn vermogen onder curatele is
gesteld, kan een verzoek tot opheffing van de voogdij indienen wanneer hij gedurende tenminste
één jaar geen aanleiding heeft gegeven tot een klacht inzake de reden waarvoor hij onder voogdij
is gesteld.
4. Ondercuratelestelling op eigen verzoek
ARTIKEL 476.- De opheffing van de voogdij van degene die op eigen verzoek onder
curatele is gesteld, is afhankelijk van het vervallen van de reden die de ondercuratelestelling
noodzakelijk maakte.
D. BIJ KAYYIMSCHAP EN BIJ JURIDISCH RAADGEVERSCHAP
І. In het algemeen
ARTIKEL 477.- Het kayyımschap tot vertegenwoordiging eindigt bij het voltooien van de
taak die de kayyım is opgedragen.
Het kayyımschap tot beheer eindigt indien de reden die de aanstelling van de kayyım
noodzakelijk maakte, is verdwenen of indien de kayyım van de taak wordt ontheven.
Het juridisch raadgeverschap eindigt overeenkomstig de voorschriften betreffende de
beëindiging van de voogdij door een beslissing van de voogdij-autoriteit.
ІІ. Bekendmaking
ARTIKEL 478.- Wanneer de aanstelling bekend is gemaakt of wanneer de voogdij-autoriteit
dit noodzakelijk acht, wordt ook de beëindiging van het kayyımschap bekendgemaakt.
TWEEDE AFDELING
BEËINDIGING VAN TAAK VAN VOOGD
80
Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007
rechten.vu.nl
A. VERLIES VAN HANDELINGSBEKWAAMHEID EN OVERLIJDEN
ARTIKEL 479.- De taak van de voogd eindigt bij verlies van de handelingsbekwaamheid
van de voogd of bij zijn overlijden.
B. BEËINDIGING EN NIET VOORTZETTING VAN DE TERMIJN
I. Verloop van termijn
ARTIKEL 480.- Tenzij de taak van de voogd wordt verlengd, eindigt deze na verloop van de
[daarvoor bepaalde] termijn.
II. Bij beletsel of reden tot weigering
ARTIKEL 481.- Indien zich een reden voordoet die [hem] het voogdijschap belet, is de
voogd verplicht afstand te doen van zijn taak.
Indien zich een reden tot weigering voortdoet, kan de voogd voordat zijn termijn is verlopen,
verzoeken van zijn taak te worden ontheven; echter, indien daartoe belangrijke redenen bestaan,
is hij verplicht zijn taak voort te zetten.
III. Verplichting tot voortzetting van taak
ARTIKEL 482.- De voogd wiens taak is beëindigd, is verplicht tot het voortzetten van de
noodzakelijke werkzaamheden totdat een nieuwe [voogd] aan zijn taak begint.
C. ONTHEFFING VAN TAAK
I. Gronden
ARTIKEL 483.- Indien de voogd zijn taak op ernstige wijze veronachtzaamt, misbruik
maakt van zijn bevoegdheden of handelingen verricht die het vertrouwen in hem beschadigen
danwel tekortschiet in betaling van een schuld wordt hij door de voogdij-autoriteiten van zijn
taak ontheven.
Indien de belangen van de onder voogdij gestelde persoon door een gebrekkige
taakvervulling van de voogd in gevaar komen, kan de voogdij-autoriteit de voogd van zijn taak
ontheffen ook als hem geen verwijt treft.
II. Procedure
1. Op verzoek of ambtshalve
ARTIKEL 484.- De onder voogdij gestelde persoon die onderscheidingsvermogen bezit en
iedere belanghebbende kan verzoeken de voogd uit zijn taak te ontheffen.
De voogdij-autoriteit die op een andere wijze het bestaan van een grond tot ontheffing
verneemt, is gehouden de voogd ambtshalve uit zijn taak te ontheffen.
2. Onderzoek en aanmaning
ARTIKEL 485.- De voogdij-autoriteit kan de voogd alleen uit zijn taak ontheffen nadat zij
het nodige onderzoek heeft verricht en hem heeft gehoord.
In minder ernstige gevallen vermaant de voogdij-autoriteit de voogd en deelt hem mee dat hij
uit zijn taak kan worden ontheven.
3. Voorlopige maatregelen
ARTIKEL 486.- Indien door vertraging gevaarlijke omstandigheden kunnen ontstaan, kan de
voogdij-autoriteit de voogd tijdelijk van zijn taak afhalen en een kayyım aanstellen; zonodig kan
zij met het oog op de mogelijke schade eveneens conservatoir beslag op de goederen van de
voogd laten leggen en eveneens zijn gevangenneming vragen.
4. Overige maatregelen
81
Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007
rechten.vu.nl
ARTIKEL 487.- Naast ontheffing uit de taak en aanmaning is de voogdij-autoriteit gehouden
om ook de noodzakelijke overige maatregelen ter bescherming van de onder voogdij gestelde te
nemen.
5. Bezwaar
ARTIKEL 488.- Belanghebbenden kunnen binnen tien dagen vanaf de dag van de
betekening bij de toezichtautoriteit bezwaar maken tegen de beslissingen van de voogdijautoriteit. De toezichtautoriteit beslist zonodig na het houden van een zitting definitief over het
bezwaar.
DERDE AFDELING
GEVOLGEN VAN EINDE VAN VOOGDIJ
A. DEFINITIEVE AFREKENING EN TERUGGAVE VAN GOEDEREN
ARTIKEL 489.- De voogd wiens taak is beëindigd, is verplicht aan de voogdij-autoriteit een
eindverslag en eindafrekening over het beheer te geven alsmede om de goederen gereed te
houden ter overdracht aan de onder voogdij gestelde, diens erfgenamen of de nieuwe voogd.
B. ONDERZOEK VAN VERSLAG EN AFREKENING
ARTIKEL 490.- Het eindverslag en de eindafrekening worden op dezelfde wijze als
periodieke verslagen en afrekeningen door de voogdij-autoriteit onderzocht en goedgekeurd.
C. BEËINDIGING VAN TAAK VAN VOOGD
ARTIKEL 491.- Nadat het eindverslag en de eindafrekening zijn goedgekeurd en de
goederen aan de onder voogdij gestelde, diens erfgenamen of de nieuwe voogd zijn
overgedragen, beslist de voogdij-autoriteit tot beeïndiging van de taak van de voogd.
De voogdij-autoriteit betekent het eindverslag tezamen met de beslissing tot goed- of
afkeuring van de eindafrekening en de eindafrekening [zelf] aan de onder voogdij gestelde, diens
erfgenamen of de nieuwe voogd en wijst op hun recht om een procedure tot schadevergoeding in
te stellen. Bij deze betekening wordt ook vermeld dat de taak van de voogd is beëindigd.
D. VERJARING VAN AANSPRAKELIJKHEIDSPROCEDURE
I. Gewone verjaring
ARTIKEL 492.- De schadevergoedingsprocedure tegen de aansprakelijke voogd en kayyım
verjaart na één jaar vanaf de datum van betekening van de eindafrekening.
De schadevergoedingsprocedure tegen de Staat voor schaden die niet verhaald kunnen
worden, verjaart na één jaar vanaf de datum dat duidelijk wordt dat de schade niet verhaald kan
worden op de voogd, de kayyım en de juridische raadgever.
De verjaring van de schadevergoedingsprocedure tegen de Staat wegens schaden veroorzaakt
door medewerkers van voogdij-instellingen wordt beheerst door de algemene bepalingen.
De regresprocedure van de Staat verjaart na één jaar vanaf het ontstaan van het regresrecht.
II. Buitengewone verjaring
ARTIKEL 493.- Een schadevergoedingsprocedure die berust op een rekenfout of op een
reden van aansprakelijkheid die voor de aanvang van de gewone verjaring door de benadeelde
niet geweten of begrepen kon worden, kan worden ingesteld binnen één jaar nadat de rekenfout
of aansprakelijkheidsgrond bekend is geworden.
De schadevergoedingsprocedures bij voogdij verjaren in elk geval na tien jaar vanaf de datum
82
Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007
rechten.vu.nl
van betekening van de eindafrekening.
E. VORDERING VAN ONDER VOOGDIJ GESTELDE PERSOON
ARTIKEL 494.- De vorderingen van een onder voogdij gestelde persoon op de voogd of de
Staat zijn bevoorrechte vorderingen.
BOEK DRIE
ERFRECHT
DEEL EEN
ERFGENAMEN
TITEL EEN
WETTELIJKE ERFGENAMEN
A. BLOEDVERWANTEN
I. Afstammelingen
ARTIKEL 495.- Erfgenamen van de erflater in de eerste graad zijn diens afstammelingen.
Kinderen zijn erfgenamen voor gelijke delen.
De plaats van vooroverleden kinderen wordt in alle graden staaksgewijs ingenomen door hun
afstammelingen.
II. Moeder en vader
ARTIKEL 496.- Erfgenamen van de erflater die geen afstammelingen heeft, zijn diens
moeder en vader. Zij zijn erfgenamen voor gelijke delen.
De plaats van de vooroverleden moeder en vader wordt in alle graden staaksgewijs
ingenomen door hun afstammelingen.
Indien aan een zijde in het geheel geen erfgenamen zijn, komt de gehele nalatenschap toe aan
de erfgenamen van de andere zijde.
III. Grootmoeder en grootvader
Artikel 497.- Erfgenamen van de erflater die geen afstammelingen, noch moeder en vader en
hun afstammelingen heeft, zijn diens grootmoeders en grootvaders. Zij zijn erfgenamen voor
gelijke delen.
De plaats van vooroverleden grootmoeders en grootvaders wordt in alle graden staaksgewijs
ingenomen door hun afstammelingen.
Indien een der grootouders van de zijde van de moeder of de vader vóór de erflater is
overleden zonder afstammelingen, komt diens deel toe aan de erfgenamen van dezelfde zijde.
Indien beide grootouders van de zijde van de moeder of de vader vóór de erflater zijn
overleden zonder afstammelingen, komt de gehele nalatenschap toe aan de erfgenamen van de
andere zijde.
Indien er een langstlevende echtgenoot is en een der grootouders vóór de erflater is
overleden, komt het deel van deze grootouder toe aan het eigen kind, indien hij geen kind heeft,
aan de grootouder van dezelfde zijde. Indien beide grootouders van een zijde zijn overleden,
komt hun deel toe aan de andere zijde.61
IV. Verwanten buiten huwelijk
ARTIKEL 498.- Zij die buiten het huwelijk zijn geboren en van wie de afstamming door
61
Deze laatste bepaling dient in samenhang met artikel 499 gelezen te worden.
83
Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007
rechten.vu.nl
erkenning of rechterlijke uitspraak tot stand is gekomen, zijn binnen de vaderlijke lijn
erfgenamen als waren zij verwanten binnen het huwelijk.
B. LANGSTLEVENDE ECHTGENOOT
ARTIKEL 499.- De langstlevende echtgenoot is, afhankelijk van de groep waarmee hij
opkomt, erfgenaam van de erflater voor het breukdeel zoals hieronder vermeld:
1. Indien hij erfgenaam is tezamen met afstammelingen van de erflater, voor eenvierde deel
van de nalatenschap,
2. Indien hij erfgenaam is tezamen met de groep van de moeder en de vader van de erflater,
voor de helft van de nalatenschap,
3. Indien hij erfgenaam is tezamen met de groep van de grootouders van de erflater en hun
kinderen, voor drievierde deel van de nalatenschap, en indien ook deze er niet zijn, komt de
gehele nalatenschap aan de echtgenoot toe.
C. ADOPTIE
ARTIKEL 500. - De geadopteerde en zijn afstammelingen zijn erfgenamen van de adoptant
als waren zij bloedverwanten. De geadopteerde behoudt zijn hoedanigheid van erfgenaam ook in
zijn eigen familie.
De adoptant en zijn verwanten zijn geen erfgenamen van de geadopteerde.
D. STAAT
ARTIKEL 501. - De nalatenschap van een persoon die zonder erfgenaam overlijdt, komt toe aan
de Staat.
DEEL TWEE
BESCHIKKINGEN TER ZAKE DES DOODS
EERSTE AFDELING
BEKWAAMHEID OM TE BESCHIKKEN
A. BEKWAAMHEID
I. Bij testament
ARTIKEL 502.- Voor het maken van een testament zijn onderscheidingsvermogen en de
leeftijd van vijftien jaar vereist.
II. Bij overeenkomst inzake erfopvolging
ARTIKEL 503.- Voor het maken van een overeenkomst inzake erfopvolging zijn
onderscheidingsvermogen, meerderjarigheid en de afwezigheid van curatele vereist.
B. WILSGEBREK
ARTIKEL 504.- Een beschikking ter zake des doods van de erflater die onder invloed van
dwaling, misleiding, bedreiging of dwang tot stand is gekomen, is ongeldig. Echter, indien de
erflater niet binnen een jaar na de dag van kennisneming van de dwaling of de misleiding of van
de beëindiging van de invloed van bedreiging of dwang, de beschikking herroept, wordt deze
geacht geldig te zijn.
Indien er bij een beschikking ter zake des doods sprake is van een duidelijke dwaling bij het
benoemen van een persoon of zaak wordt, indien de daadwerkelijke wens van de erflater met
zekerheid is vast te stellen, de beschikking volgens deze wens gecorrigeerd.
84
Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007
rechten.vu.nl
TWEEDE AFDELING
BESCHIKKINGSVRIJHEID
A. BESCHIKBARE DEEL
I. Omvang
ARTIKEL 505.- De erflater met afstammelingen, moeder en vader, zusters en broeders of
een echtgenoot als erfgenaam kan over zijn nalatenschap, met uitzondering van de legitieme
portie, beschikkingen ter zake des doods maken.
Indien er geen van deze erfgenamen zijn, kan de erflater over zijn gehele nalatenschap
beschikken.
II. Legitieme portie
ARTIKEL 506.-De legitieme portie bedraagt de onderstaande breukdelen:
1. Voor de afstammelingen, de helft van het erfdeel bij versterf,
2. Voor de moeder en de vader, elk afzonderlijk eenvierde deel van het erfdeel bij versterf,
3. Voor de zusters en de broeders, elk afzonderlijk eenachtste deel van het erfdeel bij
versterf,
4. Voor de langstlevende echtgenoot, indien hij erfgenaam is tezamen met de groep van
afstammelingen of met de groep van de moeder en de vader, het totaal van het erfdeel bij versterf,
in andere gevallen drievierde deel van het erfdeel bij versterf.
III. Berekening van het beschikbare deel
1. Aftrek van schulden
ARTIKEL 507.- Het beschikbare deel wordt berekend naar de stand van de boedel van de
erflater op de dag van zijn overlijden.
Bij de berekening worden op de boedel in mindering gebracht de schulden van de erflater, de
begrafeniskosten, de kosten van de verzegeling en beschrijving van de boedel en de kosten voor
het levensonderhoud gedurende drie maanden van hen die met de erflater samenwoonden en
waarvoor de erflater zorg droeg.
2. Giften onder levenden
ARTIKEL 508.- Giften onder levenden door de erflater gedaan worden voor zover zij voor
vermindering vatbaar zijn, toegevoegd aan het beschikbare deel van de nalatenschap.
3. Vorderingen uit verzekering
ARTIKEL 509.- Indien de erflater ten gunste van een derde een levensverzekering heeft
afgesloten die bij zijn overlijden aan deze derde wordt uitgekeerd, of indien de erflater op een
later tijdstip iemand als begunstigde aanwijst, of indien de erflater aan een derde zijn
vorderingsrecht op de verzekeraar onder levenden of bij een beschikking ter zake des doods om
niet overdraagt, wordt de vordering uit de verzekering naar de verkoopwaarde ten tijde van het
overlijden van de erflater toegevoegd aan de boedel.
B. ONTERVING
I. Gronden
ARTIKEL 510.-In de onderstaande gevallen kan de erflater bij een beschikking ter zake des
doods zijn erfgenaam met legitieme portie onterven:
1. Indien de erfgenaam een ernstig misdrijf heeft begaan jegens de erflater of een van zijn
naasten,
2. Indien de erfgenaam zijn uit het familierecht voortvloeiende verplichtingen jegens de
erflater of zijn familieleden in belangrijke mate niet is nagekomen.
II. Werking
85
Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007
rechten.vu.nl
ARTIKEL 511.- De onterfde kan geen deel uit de nalatenschap verkrijgen; evenmin kan hij
een rechtszaak tot inkorting instellen.
Tenzij de erflater anders heeft beschikt, komt het erfdeel van de onterfde als ware hij
vooroverleden toe aan zijn afstammelingen, indien aanwezig, en indien deze ontbreken aan de
erfgenamen bij versterf van de erflater.
Afstammelingen van de onterfde kunnen zijn legitieme portie opeisen als ware hij
vooroverleden.
III. Bewijslast
ARTIKEL 512.- Onterving is alleen geldig indien de erflater in zijn hiertoe genomen
beschikking de reden van onterving heeft vermeld.
Indien de onterfde bezwaar maakt, rust de bewijslast omtrent het bestaan van de vermelde
reden op de door de onterving bevoordeelde erfgenaam of de testamentair begunstigde.
Indien het bestaan van de reden niet is bewezen of de reden voor de onterving niet in de
beschikking is vermeld, wordt de beschikking uitgevoerd met uitzondering van de legitieme
portie van de erfgenaam; echter, indien de erflater deze beschikking op grond van een duidelijke
dwaling inzake de onterving heeft genomen, is de onterving nietig.
IV. Onterving op grond van onvermogen schulden te betalen
ARTIKEL 513.- De erflater kan zijn afstammeling ten aanzien van wie een akte van
onvermogen62 bestaat voor de helft van de legitieme portie onterven. Echter, hij is verplicht om
deze helft ten goede te laten komen aan de reeds geboren en de toekomstige kinderen van de
onterfde.
Indien bij het openvallen van de nalatenschap de akte van onvermogen geen werking meer
heeft of indien het verschuldigde bedrag dat deze akte betreft niet meer bedraagt dan de helft van
het erfdeel van de onterfde, wordt de onterving op verzoek van de onterfde vernietigd.
DERDE AFDELING
SOORTEN VAN BESCHIKKINGEN TER ZAKE DES DOODS
A. ALGEMEEN
ARTIKEL 514.- De erflater kan, binnen de grenzen van zijn beschikkingsvrijheid, bij
testament of bij overeenkomst inzake erfopvolging over het geheel of een deel van zijn vermogen
beschikken.
Het deel waarover de erflater niet heeft beschikt, komt toe aan zijn erfgenamen bij versterf.
B. VOORWAARDEN EN LASTEN
ARTIKEL 515.- De erflater kan aan zijn beschikkingen ter zake des doods voorwaarden of
lasten verbinden. Vanaf het tijdstip dat de beschikking in werking treedt en gevolgen heeft, kan
iedere belanghebbende verzoeken dat aan de voorwaarde of last wordt voldaan.
Voorwaarden en lasten die in strijd zijn met het recht of de goede zeden maken de
beschikking waarop zij betrekking hebben nietig.
Voorwaarden en lasten die geen betekenis hebben of slechts voor anderen krenkend van aard
zijn, worden geacht niet te bestaan.
C. BENOEMING VAN ERFGENAMEN
ARTIKEL 516.- De erflater kan voor zijn gehele nalatenschap of voor een bepaald
breukdeel daarvan een of meerdere personen tot erfgenaam benoemen.
62
Borç ödemeden acizlik belgesi: Aan crediteuren die na beslaglegging niet volledig zijn voldaan, wordt een akte
van onvermogen van hun debiteur (hier de afstammeling) afgegeven.
86
Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007
rechten.vu.nl
Elke beschikking die ertoe strekt dat een persoon de gehele nalatenschap of een bepaald
breukdeel daarvan ontvangt, wordt aangemerkt als benoeming tot erfgenaam.
D. EEN BEPAALD GOED NALATEN63
I. Onderwerp
ARTIKEL 517.- De erflater kan iemand, zonder hem tot erfgenaam te benoemen,
begunstigen door een bepaald goed na te laten.
Het nalaten van een bepaald goed kan inhouden dat de erfgenamen of zij aan wie bepaalde
goederen in een beschikking ter zake des doods zijn nagelaten, verplicht worden de eigendom
van een goed over te dragen of op de gehele of een deel van de boedel het recht van
vruchtgebruik te vestigen; ook [kan het inhouden] dat ten gunste van iemand uit de waarde van
de boedel een prestatie moet worden verricht of een inkomen wordt verschaft of dat iemand van
zijn schuld wordt bevrijd.
Indien een bepaald nagelaten goed zich niet in de boedel bevindt en uit de beschikking het
tegendeel niet blijkt, worden zij die verplicht zijn de beschikking ter zake des doods uit te voeren
van deze verplichting bevrijd.
II. Verplichting tot levering
ARTIKEL 518.- Het bepaalde goed dat wordt nagelaten, wordt geleverd in de staat ten tijde
van het openvallen van de nalatenschap; de baten en lasten gaan op het tijdstip van het
openvallen van de nalatenschap over op de persoon aan wie het bepaalde goed is nagelaten.
De persoon die belast is met de uitvoering van de beschikking heeft ten aanzien van de
kosten die hij voor een bepaald goed na het openvallen van de nalatenschap heeft gemaakt en ten
aanzien van de schade die hij [na het openvallen van de nalatenschap] aan het goed heeft
toegebracht dezelfde rechten en plichten als een zaakwaarnemer.
III. Verhouding tot de boedel
ARTIKEL 519.- Indien beschikkingen de stand van de boedel, de begunstiging aan de
persoon die belast is met de uitvoering van de beschikking, of de legitieme portie aantasten, kan
een evenredige inkorting [hiervan] worden gevraagd.
Zelfs indien hij, die belast is met de uitvoering van de beschikking, het erfgenaamschap of de
voor hem gemaakte begunstiging heeft verworpen of vóór de erflater is overleden of van de
nalatenschap is uitgesloten, blijft de beschikking gelden; de verplichting tot uitvoering gaat over
op degenen die door deze omstandigheden worden begunstigd.
Zelfs indien een erfgenaam bij versterf of benoemde erfgenaam de nalatenschap heeft
verworpen, kan hij uitvoering vragen van een hem begunstigende beschikking.
E. BENOEMİNG VAN EEN RESERVE-ERFGENAAM
ARTIKEL 520.- De erflater kan voor het geval een benoemde erfgenaam vooroverlijdt of de
nalatenschap verwerpt, een of meer personen tot reserve-erfgenamen benoemen om diens plaats
in te nemen.
Deze bepaling wordt ook toegepast bij het nalaten van een bepaald goed.
F. ERFSTELLING OVER DE HAND64
I. Vaststelling
ARTIKEL 521.- De erflater kan in zijn beschikking ter zake des doods de tot bezwaarde
benoemde persoon verplichten de nalatenschap aan de verwachter over te dragen.
Dezelfde verplichting kan niet opgelegd worden aan de verwachter.
63
Het betreft hier een legaat.
De erfstelling over de hand (fidei commissum) kent twee soorten erfgenamen: de erfgenaam uit de hand, ook wel bezwaarde
genoemd (önmirasçı) en de erfgenaam over de hand, ook wel verwachter genoemd (artmirasçı).
64
87
Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007
rechten.vu.nl
Deze bepalingen worden ook toegepast bij het nalaten van een bepaald goed.
II. Overgang op de verwachter
ARTIKEL 522.- Indien in de beschikking het tijdstip van overgang niet is bepaald, gaat de
nalatenschap bij de dood van de bezwaarde over op de verwachter.
Indien in de beschikking het tijdstip van overgang is bepaald en dit tijdstip bij de dood van
de bezwaarde nog niet is aangebroken, wordt de nalatenschap op voorwaarde van het stellen van
zekerheid overgedragen aan de erfgenamen van de bezwaarde.
Indien de overgang van de nalatenschap op de verwachter om welke reden dan ook niet meer
mogelijk is, komt de nalatenschap toe aan de bezwaarde; indien de bezwaarde is overleden [komt
de nalatenschap] definitief [toe] aan zijn erfgenamen.
III. Zekerheid
ARTIKEL 523.- Van de nalatenschap die overgaat op de bezwaarde wordt boekgehouden
door de vrederechter.
Voor zover de erflater [hem daarvan] niet openlijk heeft vrijgesteld, is de overdracht van de
nalatenschap op de bezwaarde afhankelijk van een door hem te stellen zekerheid. Indien dat bij
onroerende goederen voldoende wordt geacht, kan aan deze zekerheid worden voldaan door een
aantekening in het kadaster van de verplichting tot overdracht van de nalatenschap.
Indien de bezwaarde geen zekerheid stelt of indien hij de toekomstige rechten van de
verwachter in gevaar brengt, wordt besloten tot onderbewindstelling van de nalatenschap.
IV. Werking
1. Over de bezwaarde
ARTIKEL 524.- De bezwaarde verkrijgt de nalatenschap op dezelfde wijze als de benoemde
erfgenamen.
De bezwaarde wordt eigenaar van de nalatenschap onder de verplichting tot overdracht aan
de verwachter.
2. Over de verwachter
ARTIKEL 525.- De verwachter verkrijgt de nalatenschap indien hij in leven is op het
tijdstip dat bepaald is voor de overgang.
Indien de verwachter overlijdt voor het tijdstip van overgang, komt de nalatenschap toe aan
de bezwaarde tenzij in de beschikking het tegengestelde is bepaald.
Indien de bezwaarde op het tijdstip van overlijden van de erflater niet in leven is of van de
nalatenschap is uitgesloten of de nalatenschap verwerpt, gaat de nalatenschap over op de
verwachter.
G. STİCHTİNG
ARTIKEL 526.- De erflater kan door het geheel of een gedeelte van het beschikbare deel
van zijn boedel af te zonderen een stichting oprichten.
De stichting verkrijgt alleen rechtspersoonlijkheid indien aan de wettelijke bepalingen is
voldaan.
H. OVEREENKOMSTEN İNZAKE ERFOPVOLGİNG
I. Positieve overeenkomst inzake erfopvolging
ARTIKEL 527.- De erflater kan bij een overeenkomst inzake erfopvolging een verplichting
aangaan om zijn nalatenschap of een bepaald goed na te laten aan de persoon met wie hij de
overeenkomst aangaat of aan een derde persoon.
De erflater kan zoals voordien vrijelijk over zijn vermogen beschikken; echter, tegen
beschikkingen of schenkingen ter zake des doods die in strijd zijn met zijn in de overeenkomst
inzake erfopvolging opgenomen verplichting kan bezwaar worden gemaakt.
88
Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007
rechten.vu.nl
II. Overeenkomst inzake afstand van nalatenschap
1. Omvang
ARTIKEL 528.- De erflater kan met een van zijn erfgenamen om niet of in ruil voor een
prestatie een overeenkomst inzake de afstand van nalatenschap sluiten.
Hij die afstand doet, verliest zijn hoedanigheid van erfgenaam.
Afstand van nalatenschap in ruil voor een prestatie heeft, indien in de overeenkomst het
tegendeel niet is bepaald, ook gevolgen voor de afstammelingen van wie afstand doet.
2. Verlies werking
ARTIKEL 529.- Indien de overeenkomst inzake afstand van nalatenschap ten gunste van
een bepaalde persoon is gesloten en deze persoon om welke reden dan ook geen erfgenaam kan
zijn, verliest de afstand zijn werking.
Indien de overeenkomst inzake afstand van nalatenschap niet ten gunste van een bepaalde
persoon is gesloten, wordt deze geacht ten gunste van de afstammeling uit de dichtstbijzijnde
gemeenschappelijke stam gesloten te zijn; indien zij om welke reden dan ook geen erfgenamen
kunnen zijn, verliest de afstand eveneens zijn werking.
3. Rechten van boedelcrediteuren
ARTIKEL 530.- Indien de boedel op het tijdstip van het openvallen van de nalatenschap de
schulden niet kan compenseren en de schulden ook niet door de erfgenamen worden betaald,
zijn zij die afstand hebben gedaan en hun erfgenamen voor de prestatie die zij in de vijf jaar voor
zijn overlijden in ruil voor het doen van afstand, van de erflater hebben ontvangen, jegens de
schuldeisers aansprakelijk tot het bedrag van de verrijkingen ten tijde van het openvallen van de
nalatenschap.
VIERDE AFDELING
VORMEN VAN BESCHIKKINGEN TER ZAKE DES DOODS
A. TESTAMENT
I. Vormen
1. Algemeen
ARTIKEL 531.- Een testament kan op authentieke65 wijze of door de erflater
handgeschreven of mondeling worden opgemaakt.
2. Openbaar testament
a. Opstellen
ARTIKEL 532.- Een openbaar testament wordt met deelname van twee getuigen door een
openbare ambtenaar opgesteld.
De openbare ambtenaar kan zijn een vrederechter, een notaris of een andere functionaris aan
wie deze bevoegdheid door de wet is verleend.
b. Taak van de ambtenaar
ARTIKEL 533.- De erflater deelt zijn wensen mee aan de openbare ambtenaar. Hierop
schrijft of doet de ambtenaar het testament schrijven en overhandigt hij het ter lezing aan de
erflater.
Het testament wordt door de erflater gelezen en ondertekend.
De ambtenaar voorziet het testament van de datum en ondertekent het.
c. Deelname van getuigen
ARTIKEL 534.- Zodra het testament is voorzien van datum en handtekening, verklaart de
erflater in aanwezigheid van de ambtenaar aan de getuigen dat hij het testament heeft gelezen en
65
Resmi: letterlijk officieel, hier vertaald als authentiek of openbaar.
89
Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007
rechten.vu.nl
dat dit zijn uiterste wil bevat.
De getuigen schrijven op het testament of doen [daarop] schrijven dat deze verklaring in hun
aanwezigheid is afgegeven en dat zij de erflater bekwaam achtten om te beschikken66 en
ondertekenen het.
Het is niet verplicht de inhoud van het testament aan de getuigen kenbaar te maken.
d. Opstellen zonder lezing en ondertekening door erflater
ARTIKEL 535.- Indien de erflater het testament niet zelf kan lezen of ondertekenen, leest
de ambtenaar het testament in aanwezigheid van de twee getuigen aan hem voor, waarop de
erflater verklaart dat het testament zijn uiterste wil bevat.
In dit geval schrijven of doen de getuigen schrijven dat de verklaring van de erflater in hun
aanwezigheid is afgegeven en dat zij hem beschikkingsbevoegd achten, en dat het testament in
hun aanwezigheid door de ambtenaar aan de erflater is voorgelezen en dat hij [de erflater] heeft
verklaard dat het testament zijn uiterste wil bevat, en ondertekenen het.
e. Verbod van deelname aan het opstellen
ARTIKEL 536.- Zij die niet handelingsbekwaam zijn, zij die wegens een vonnis van een
strafrechtbank van publieke diensten zijn uitgesloten, zij die analfabeet zijn, de echtgenoot van de
erflater, zijn bloedverwanten in opgaande en neergaande linie, zijn zusters en broeders en de
echtgenoten van deze personen, kunnen niet als ambtenaar of getuige deelnemen aan het
opstellen van een openbaar testament.
De ambtenaar en getuigen die deelnemen aan het opstellen van het openbaar testament, hun
bloedverwanten in opgaande en neergaande linie, hun zusters en broeders en de echtgenoten van
deze personen kunnen niet bij dit testament worden begunstigd.
f. Bewaring van het testament
ARTIKEL 537.- De ambtenaar die het openbaar testament opstelt, is belast met de bewaring
van het originele testament.
3. Handgeschreven testament
ARTIKEL 538.- Een handgeschreven testament dient het jaar, de maand en de dag van de
opstelling te vermelden en dient vanaf het begin tot het eind in het handschrift van de erflater
opgesteld en door hem ondertekend te zijn.
Een handgeschreven testament kan in open of gesloten vorm bij de notaris, de vrederechter
of de bevoegde ambtenaar ter bewaring worden achtergelaten.
4. Mondeling testament
a. Verklaring uiterste wil
ARTIKEL 539.- Indien de erflater wegens buitengewone omstandigheden zoals dreigend
levensgevaar, wegvallen van de bereikbaarheid, ziekte of oorlog geen openbaar of een
handgeschreven testament kan opmaken, kan hij kiezen voor een mondeling testament.
De erflater verklaart daartoe zijn uiterste wil aan twee getuigen en geeft hen de opdracht een
met deze verklaring overeenstemmend testament te schrijven of te doen schrijven.
De verboden die betrekking hebben op getuigen bij het opstellen van het openbaar testament
zijn, met uitzondering van die welke betrekking hebben op het gealfabetiseerd zijn, eveneens van
toepassing op de getuigen van een mondeling testament.
b. Op schrift stellen
ARTIKEL 540.- Een van de door de erflater benoemde getuigen schrijft de aan hen
verklaarde uiterste wil onverwijld op met vermelding van de plaats, jaar, maand en dag,
ondertekent deze akte en laat deze door de andere getuige ondertekenen. Zo spoedig mogelijk
overleggen zij gezamenlijk de opgestelde akte aan een vrederechter of arrondissementsrechtbank
en verklaren aan de rechter dat zij de erflater bekwaam achtten een testament op te maken en dat
66
Zie artikel 502 en 503.
90
Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007
rechten.vu.nl
hij zijn uiterste wil in een noodtoestand aan hen heeft verklaard.
In plaats van eerst een akte op te stellen, kunnen de getuigen door zich zo spoedig mogelijk
te melden bij een rechtbank, onder vermelding van bovenstaande gegevens de uiterste wil in een
proces-verbaal laten opschrijven.
Indien de persoon die gebruik maakt van een mondeling testament zich in militaire dienst
bevindt, treedt de Teğmen67 of een officier van hogere rang in de plaats van de rechter, indien [de
persoon] zich in een buiten de landsgrenzen varend vervoermiddel bevindt, de op dat
vervoermiddel verantwoordelijke gezagvoerder en indien hij een behandeling ondergaat in een
zorginstelling de hoogste leidinggevende van die zorginstelling.
c. Verlies van werking
ARTIKEL 541.- Indien het voor de erflater op een later tijdstip mogelijk is om een
testament in een andere vorm op te stellen, verliest het mondeling testament een maand na dit
tijdstip zijn werking.
II. Herroepen van een testament
1. Door een nieuw testament
ARTIKEL 542.- De erflater kan, indien hij voldoet aan een van de in de wet voorziene
testamentvormen, door een nieuw testament op te stellen het vorige testament te allen tijde
herroepen.
Het gehele testament of een gedeelte ervan kan worden herroepen.
2. Door vernietiging
ARTIKEL 543.- De erflater kan het testament ook herroepen door het te vernietigen.
Het testament dat per ongeluk of door schuld van een derde is vernietigd en waarvan het niet
mogelijk is de inhoud exact en volledig vast te stellen, verliest zijn werking. Het recht om
schadevergoeding te verzoeken blijft behouden.
3. Door latere beschikkingen
ARTIKEL 544.- Indien de erflater zonder zijn eerdere testament teniet te doen een nieuw
testament opstelt, neemt het latere testament de plaats daarvan in, tenzij buiten twijfel is dat dit
het vorige testament aanvult.
Ook het testament waarin een bepaald goed wordt nagelaten, gaat teniet indien de erflater ten
aanzien van dit goed een met dit testament onverenigbare beschikking neemt, tenzij het testament
het tegendeel vermeldt.
B. OVEREENKOMST İNZAKE ERFOPVOLGİNG
I. Vorm
ARTIKEL 545.- Om geldig te zijn dient een overeenkomst inzake erfopvolging in de vorm
van een openbaar testament te worden opgesteld.
De partijen bij de overeenkomst maken hun wensen tegelijkertijd bekend aan de openbare
ambtenaar68 en ondertekenen de opgestelde overeenkomst in aanwezigheid van de ambtenaar en
twee getuigen.
II. Vernietiging
1. Tussen levenden
a. Bij overeenkomst of testament
ARTIKEL 546.- Een overeenkomst inzake erfopvolging kan door schriftelijke
overeenstemming tussen partijen te allen tijde worden vernietigd.
Indien de persoon die bij een overeenkomst inzake erfopvolging tot erfgenaam benoemd is of
aan wie een bepaald goed is nagelaten, zich na de sluiting van de overeenkomst inzake
67
68
Luitenant 1e klas.
Zie artikel 532.
91
Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007
rechten.vu.nl
erfopvolging jegens de erflater op een wijze heeft gedragen die aanleiding geeft om hem te
onterven, kan de erflater de overeenkomst inzake erfopvolging eenzijdig vernietigen.
Eenzijdige vernietiging geschiedt in een van de vormen die bij wet voor testamenten zijn
voorzien.
b. Door herroeping van de overeenkomst
ARTIKEL 547.- De partij die op grond van de overeenkomst inzake erfopvolging volgens
de bepalingen van het verbintenissenrecht het recht heeft om prestaties tussen levenden te
verzoeken, kan de overeenkomst herroepen indien deze [prestaties] niet in overeenstemming met
de overeenkomst worden uitgevoerd of hiervoor geen zekerheid wordt gegeven.
2. Overlijden vóór de erflater
ARTIKEL 548.- Indien de tot erfgenaam benoemde persoon of de persoon aan wie een
bepaald goed is nagelaten, niet in leven is op het tijdstip van overlijden van de erflater, eindigt de
overeenkomst inzake erfopvolging van rechtswege.
Tenzij het tegendeel is bepaald, kunnen de erfgenamen van de persoon die vóór de erflater
overlijdt, de begunstiging die op de datum van overlijden op grond van de overeenkomst inzake
erfopvolging is genoten, terugvragen van hem die de beschikking ter zake des doods heeft
gemaakt.
C. VERMINDERING VAN HET BESCHIKBARE DEEL
ARTIKEL 549.- Begunstigingen ter zake des doods die bij overeenkomst inzake
erfopvolging of bij testament zijn gemaakt, verliezen hun werking niet doordat het beschikbare
deel van de erflater later vermindert; zij kunnen slechts worden verminderd.
VIJFDE AFDELING
EXECUTEUR TESTAMENTAIR69
A. BENOEMING
I. Benoeming en bevoegdheid
ARTIKEL 550.- De erflater kan bij testament een of meerdere executeurs benoemen die
belast zijn met de uitvoering van het testament.
De executeur testamentair dient bij aanvang van zijn opdracht handelingsbekwaam te zijn.
Aan de executeur testamentair wordt door de vrederechter zijn opdracht bericht; indien niet
binnen vijftien dagen na [dit bericht] aan de vrederechter wordt meegedeeld dat de opdracht
wordt geweigerd, wordt de opdracht geacht te zijn aanvaard.
De executeur testamentair kan voor zijn diensten een passende vergoeding vragen.
II. Meerdere executeurs testamentair
ARTIKEL 551.- Indien meer dan een executeur testamentair is benoemd en uit de
beschikking of uit de aard van de werkzaamheden het tegendeel niet blijkt, voeren zij de opdracht
gezamenlijk uit.
Indien een van hen de opdracht niet aanvaardt of niet kan aanvaarden of zijn opdracht om
welke reden dan ook eindigt, zetten de anderen de opdracht voort zolang uit de beschikking van
de erflater het tegendeel niet blijkt.
Zelfs indien meer dan een executeur testamentair is benoemd om gezamenlijk op te treden,
kan in spoedeisende gevallen ieder van hen de benodigde werkzaamheden uitvoeren.
B. TAKEN EN BEVOEGDHEDEN
I. Algemeen
69
Vasiyeti yerine getirme görevlisi: letterlijk functionaris belast met de uitvoering van het testament.
92
Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007
rechten.vu.nl
ARTIKEL 552.- Indien de erflater in zijn beschikking niet het tegendeel heeft bepaald of
niet een beperkte opdracht heeft gegeven, is de executeur testamentair belast en bevoegd alle
werkzaamheden uit te voeren die nodig zijn om de uiterste wil van de erflater te verwezenlijken.
De executeur testamentair dient in het bijzonder:
1. Na aanvang van de opdracht onverwijld een lijst op te maken van de goederen, rechten en
schulden van de boedel. Indien mogelijk, [zorgt hij ervoor] dat de erfgenamen aanwezig zijn bij
het opstellen van deze lijst.
2. De boedel te besturen en voor zover het bestuur dit vereist, te vragen het bezit van de
boedelgoederen aan hem over te dragen.
3. De boedelvorderingen te innen en de [boedel]schulden te betalen.
4. Het testament uit te voeren.
5. Een plan van verdeling van de boedel te maken.
6. Met betrekking tot de boedel de gemeenschap van erfgenamen in en buiten rechte70 te
vertegenwoordigen. In rechtszaken die door de erfgenamen zijn ingesteld en verband houden met
zijn opdracht kan hij als tussenkomende partij deelnemen.
7. De erfgenamen te berichten over rechtszaken die hij heeft ingesteld of die tegen hem zijn
ingesteld en over buitengerechtelijke aanspraken.
II. Beschikking over boedelgoederen
ARTIKEL 553.- Indien de erflater niet anders heeft bepaald, dient de executeur testamentair
van de vrederechter de bevoegdheid te verkrijgen de boedelgoederen over te dragen of daarop
beperkte rechten te vestigen.
Indien mogelijk beslist de rechter na de erfgenamen te hebben gehoord.
Voor beschikkingen ten behoeve van de gewone uitgaven behoeft geen bevoegdheid te
worden gevraagd.
C. EINDE VAN DE OPDRACHT
ARTIKEL 554.- De opdracht van de executeur testamentair eindigt van rechtswege door
zijn dood of door de aanwezigheid van een reden die de benoeming ongeldig maakt.
De executeur testamentair kan door middel van een verklaring aan de vrederechter zijn
opdracht neerleggen. De functie kan niet op een ongeschikt tijdstip worden neergelegd.
D. TOEZICHT
ARTIKEL 555.- De executeur testamentair staat bij de uitvoering van zijn opdracht onder
toezicht van de vrederechter.
De rechter kan op klacht of ambtshalve de benodigde maatregelen treffen.
Indien de executeur testamentair tekort schiet of vastgesteld wordt dat hij zijn opdracht
misbruikt of daarin ernstig nalatig is, wordt zijn opdracht door de vrederechter beëindigd. Tegen
dit besluit kan binnen vijftien dagen na bekendmaking ervan bij de rechtbank in beroep worden
gegaan. De beslissing in beroep is onherroepelijk.
E. AANSPRAKELİJKHEİD
ARTIKEL 556.- De executeur testamentair is bij de uitvoering van zijn opdracht gehouden
zorgvuldigheid te betrachten; jegens belanghebbenden is hij aansprakelijk als een
zaakwaarnemer.
ZESDE AFDELING
(artikelen 557-681: wacht op vertaling)
70
Dava ve takiplerde: letterlijk in rechtszaken en buitengerechtelijke aanspraken.
93
Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007
rechten.vu.nl
BOEK VIER
ZAKENRECHT
(artikelen 682-1027: zal niet worden vertaald)
DE WET DIE BUITEN WERKING WORDT GESTELD
ARTIKEL 1028.- De Wet Nr. 743 van 17 februari 192671 is buiten werking gesteld.
INWERKINGTREDING
ARTIKEL 1029.- Deze wet treedt in werking op 1 januari 2002.
UITVOERING
ARTIKEL 1030.- De uitvoering van deze wet is in handen van de Ministerraad.
*-*-*-*-*-*-*-*-*
71
‘Türk Kanuni Medenîsi’.
94
Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007
rechten.vu.nl
WET INZAKE DE INVOERING EN TOEPASSING VAN
HET TURKS BURGERLIJK WETBOEK
(Wet Nr 4722 van 3 december 2001, Resmî Gazete Nr 24607 van 8 december 2001)
AFDELING EEN
ALGEMENE BEPALINGEN
A. GEEN TERUGWERKENDE KRACHT
ARTIKEL 1.- Op de rechtsgevolgen van rechtsfeiten van vóór de datum van inwerkingtreding
van het Turks Burgerlijk Wetboek zijn in de regel van toepassing de bepalingen van de wet die
gold ten tijde van deze rechtsfeiten.
Of handelingen die zijn verricht vóór de datum van inwerkingtreding van het Turks Burgerlijk
Wetboek rechtens al dan niet bindend zijn en wat hun rechtsgevolgen zijn, wordt ook na deze
datum bepaald volgens de wetten die golden op het tijdstip waarop zij werden verricht.
Op rechtsfeiten van na de datum van inwerkingtreding van het Turks Burgerlijk Wetboek zijn
de bepalingen van het Turks Burgerlijk Wetboek van toepassing, behoudens andersluidende
wettelijke bepalingen.
B. TERUGWERKENDE KRACHT
I. Openbare orde en algemene zedelijkheid
ARTIKEL 2.- De bepalingen van het Turks Burgerlijk Wetboek betreffende de handhaving van
de openbare orde en de algemene zedelijkheid zijn van toepassing op alle rechtsfeiten waarvoor
geen andersluidende bepalingen bestaan. In dit opzicht zijn de bepalingen van het oude recht72
die strijdig zijn met de openbare orde en de algemene zedelijkheid volgens het Turks Burgerlijk
Wetboek, vanaf de inwerkingtreding van dit wetboek in geen geval van toepassing.
II. Verhoudingen waarvan de inhoud door de wet wordt bepaald
ARTIKEL 3.- Op handelingen en betrekkingen waarvan de inhoud buiten de wil van partijen om
rechtstreeks door de wet wordt bepaald, zijn de bepalingen van het Turks Burgerlijk Wetboek van
toepassing zelfs wanneer deze vóór de inwerkingtreding van dit wetboek tot stand zijn gekomen.
III. Verworven rechten
ARTIKEL 4.- Op rechtsfeiten onder het oude recht, die op het tijdstip van inwerkingtreding van
het Turks Burgerlijk Wetboek nog in het geheel geen rechten in het leven hebben geroepen, zijn
de bepalingen van dit wetboek van toepassing.
AFDELING TWEE
PERSONENRECHT
A. HANDELINGSBEKWAAMHEID
ARTIKEL 5.- Op de handelingsbekwaamheid zijn de regels van het Turks Burgerlijk Wetboek
van toepassing. Echter, hij die op de datum van inwerkingtreding van het Turks Burgerlijk
Wetboek volgens het oude recht handelingsbekwaam was maar volgens dit wetboek onbekwaam,
blijft bekwaam.
B. BESLISSING VAN VERMISSING
72
Hiermee wordt bedoeld het vóór 1 januari 2002 geldende Turks Burgerlijk Wetboek.
95
Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007
rechten.vu.nl
ARTIKEL 6.- Beslissingen van vermissing die onder het oude recht zijn gewezen, hebben na de
datum van inwerkingtreding van het Turks Burgerlijk Wetboek dezelfde rechtsgevolgen als
beslissingen die volgens dit wetboek zijn gewezen. Echter, de gevolgen van een overeenkomstig
het oude recht vernietigd huwelijk blijven onaangetast.
C. VERENIGINGEN
(Artikel 7: wordt niet vertaald)
D. STICHTINGEN
(Artikel 8: wordt niet vertaald)
AFDELING DRIE
FAMILIERECHT
A. HUWELIJKSSLUITING, ECHTSCHEIDING EN ALGEMENE BEPALINGEN INZAKE HUWELIJK
ARTIKEL 9.- Op de totstandkoming en beëindiging van het huwelijk zijn de bepalingen van het
Turks Burgerlijk Wetboek van toepassing.
Huwelijken die vóór de inwerkingtreding van het Turks Burgerlijk Wetboek onder het oude
recht tot stand zijn gekomen, behouden ook onder het Turks Burgerlijk Wetboek hun geldigheid;
huwelijken die onder het oude recht zijn beëindigd, worden geacht ook volgens dit wetboek
beëindigd te zijn.
Op de vernietiging van een naar oud recht ongeldig huwelijk zijn de bepalingen van het Turks
Burgerlijk Wetboek van toepassing.
De algemene regels betreffende het huwelijk van het Turks Burgerlijk Wetboek zijn ook van
toepassing op huwelijken die tot stand zijn gekomen vóór de inwerkingtreding van dit wetboek.
B. HUWELIJKSGOEDERENREGIMES
ARTIKEL 10.- Tussen echtgenoten die vóór de datum van inwerkingtreding van het Turks
Burgerlijk Wetboek in het huwelijk zijn getreden, blijft het tot deze datum toepasselijke
huwelijksgoederenregime gelden. Indien de echtgenoten niet binnen een jaar na de datum van
inwerkingtreding van dit wetboek hebben gekozen voor een ander huwelijksgoederenregime,
worden zij vanaf deze datum geacht te hebben gekozen voor het wettelijke
huwelijksgoederenregime [van dit wetboek].
Totdat rechtszaken betreffende echtscheiding of nietigverklaring [van het huwelijk], die zijn
ingesteld vóór de inwerkingtreding van het Turks Burgerlijk Wetboek, tot een einde zijn
gekomen, blijft het tussen de echtgenoten geldende huwelijksgoederenregime van toepassing.
Indien de rechtszaak eindigt met een beslissing tot echtscheiding of vernietiging zijn de
bepalingen betreffende de beëindiging van dat huwelijksgoederenregime van toepassing. Indien
de rechtszaak eindigt met een afwijzing worden de echtgenoten, wanneer zij niet binnen een jaar
nadat de beslissing in kracht van gewijsde is gegaan voor een ander huwelijksgoederenregime
hebben gekozen, geacht vanaf de datum van inwerkingtreding van dit wetboek te hebben gekozen
voor het wettelijke huwelijksgoederenregime [van dit wetboek].
Echtgenoten kunnen binnen de in de vorige alinea’s genoemde periode van een jaar bij een
overeenkomst inzake het huwelijksgoederenregime bepalen dat het wettelijke
huwelijksgoederenregime van toepassing is vanaf de datum van huwelijkssluiting.
Indien volgens de voorafgaande regels het [oude] regime van eenheid van vermogen73 of van
scheiding van goederen overgaat in het wettelijk goederenregime, zijn de bepalingen van het
Turks Burgerlijk Wetboek inzake de beëindiging van het desbetreffende
73
Mal birliği’, lett.: eenheid van vermogen; een van de twee systemen van huwelijksgoederenrecht, waaruit naast het wettelijke
systeem gekozen kon worden. Het systeem van eenheid van vermogen is per 1 januari 2002 afgeschaft.
96
Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007
rechten.vu.nl
huwelijksgoederenregime van toepassing.
C. BESCHERMING VAN DERDEN
ARTIKEL 11.- De bepalingen [van het oude recht] inzake de aansprakelijkheid ter zake van de
bescherming van rechten van derden in verband met wijzigingen in het huwelijksgoederenregime
tussen echtgenoten, zijn ook van toepassing op wijzigingen na de inwerkingtreding van het Turks
Burgerlijk Wetboek.
D. VERWANTSCHAP
ARTIKEL 12.- Vanaf de datum van inwerkingtreding zijn op kinderen die vóór de
inwerkingtreding van het Turks Burgerlijk Wetboek niet wettig waren, de bepalingen inzake
verwantschap van dit wetboek van toepassing.
Uiterlijk binnen een jaar gelden voor deze kinderen de bepalingen inzake gezag [van dit
wetboek], indien zij onder voogdij staan en er geen gronden aanwezig zijn die de ontheffing uit
het gezag nodig maken. Beslissingen over de verlening van of de ontheffing uit het gezag
gewezen vóór de inwerkingtreding van dit wetboek, blijven geldig.
E. RECHTSZAAK BETREFFENDE HET VADERSCHAP
ARTIKEL 13.- Op rechtszaken betreffende het vaderschap die zijn ingesteld vóór de
inwerkingtreding van het Turks Burgerlijk Wetboek wordt beslist volgens de bepalingen van dit
wetboek.
Indien vóór de inwerkingtreding van het Turks Burgerlijk Wetboek positief is beslist op
rechtszaken betreffende het vaderschap die financiële gevolgen in het leven roepen, wordt de
verwantschap van het kind vanaf de datum van inwerkingtreding geacht gevestigd te zijn volgens
de bepalingen van dit wetboek.
F. ADOPTIE
ARTIKEL 14.- Alle bepalingen van overeenkomsten inzake adoptie die tot stand zijn gekomen
vóór de inwerkingtreding van het Turks Burgerlijk Wetboek blijven ook na de inwerkingtreding
van dit wetboek geldig.
G. GEZAG
ARTIKEL 15.- Beslissingen inzake het gezag die zijn gewezen vóór de inwerkingtreding van
het Turks Burgerlijk Wetboek, blijven ook na de inwerkingtreding van dit wetboek geldig.
H. VOOGDIJ
ARTIKEL 16.- Voogden die vóór de inwerkingtreding van het Turks Burgerlijk Wetboek zijn
aangesteld, zijn, ook wat betreft de duur van de opdracht, onderworpen aan de bepalingen van dit
wetboek.
AFDELING VIER
ERFRECHT
A. ERFGENAAMSCHAP EN OVERGANG VAN DE NALATENSCHAP
ARTIKEL 17.- Het erfgenaamschap en de overgang van de nalatenschap zijn onderworpen aan
de regels die gelden op de datum van overlijden van de erflater.
97
Vertaling Turks BW – tekst –- 2-3-2007
rechten.vu.nl
AFDELING VIJF
GOEDERENRECHT
(Artikelen 18-19: worden niet vertaald)
AFDELING ZES
OVERIGE BEPALINGEN
A. VERVALTERMIJNEN EN VERJARINGSTERMIJNEN
ARTIKEL 20.- Op vervaltermijnen en verjaringstermijnen die zijn aangevangen vóór de
inwerkingtreding van het Turks Burgerlijk Wetboek, blijven de bepalingen van het oude recht
van toepassing. Echter, indien deze termijnen langer zijn dan de termijnen van het Turks
Burgerlijk Wetboek, zijn deze na inwerkingtreding van dit wetboek verlopen wanneer de termijn
genoemd in dit wetboek is bereikt.
B. (Artikel 21 wordt niet vertaald)
C. STATUTEN EN REGLEMENTEN
(Artikel 22 wordt niet vertaald)
D. DE WET DIE BUITEN WERKING WORDT GESTELD
ARTIKEL 23.- De Wet Nr. 864 van 29 mei 192674 is buiten werking gesteld.
E. INWERKINGTREDING
ARTIKEL 24.- Deze wet treedt in werking op dezelfde datum als het Turks Burgerlijk
Wetboek.75
F. UITVOERING
ARTIKEL 25.- De uitvoering van deze wet is in handen van de Ministerraad.
*-*-*-*-*-*-*-*-*
74
75
‘Kanunu Medenînin Sureti Mer´iyet ve Sekli Tatbiki Hakkinda Kanun’.
Zie artikel 1029 van het Turks Burgerlijk Wetboek.
98
Download