Aangifteplicht, geheimhouding en verschoningsrecht van de vertrouwenspersoon Aangifteplicht Vertrouwenspersonen hebben een geheimhoudingsplicht. Er zijn echter wettelijke bepalingen die de geheimhoudingsplicht beperken. Met name gaat het dan over de artikelen 160 (verkrachting) en 162 (ambtsmisdrijven) uit het Wetboek van Strafvordering. Met betrekking tot deze misdrijven geldt een aangifteverplichting voor iedereen, dus ook voor vertrouwenspersonen. Artikel 160 geldt voor de vertrouwenspersoon ongewenste omgangsvormen (bij de publieke en private sector) en artikel 162 geldt voor de vertrouwenspersoon integriteit (als ambtenaar werkzaam bij de publieke sector). Daarnaast geldt er in het onderwijs een meldplicht voor interne vertrouwenspersonen voor zedenmisdrijven jegens minderjarigen. De Wet op de jeugdzorg kent ook een soortgelijke meldplicht (voor kindermishandeling). De wet op de jeugdzorg kent ook een meldrecht waardoor een vertrouwenspersoon ondanks zijn zwijgplicht een geval van kindermishandeling kan melden bij het AMK, zelfs zonder dat er toestemming van de jeugdige of de wettelijk vertegenwoordigers gegeven is. Afspraken over de geheimhouding kunnen daarnaast ook in een overeenkomst tussen werkgever en vertrouwenspersoon opgenomen worden. Doorbreken zwijgplicht De vertrouwenspersoon kan de geheimhouding doorbreken als een klager daartoe toestemming geeft, maar ook wanneer die toestemming ontbreekt en er zeer dringende en ernstige redenen aanwezig zijn waardoor de vertrouwenspersoon zich kan beroepen op een ‘conflict van plichten’. 1. In dat geval moet echter tenminste voldaan zijn aan al de hieronder genoemde voorwaarden! 2. alles is in het werk gesteld de toestemming van de betrokken persoon te verkrijgen; 3. de vertrouwenspersoon verkeert in gewetensnood door het handhaven van de geheimhouding; 4. er is geen andere weg dan doorbreking van de geheimhouding om het probleem op te lossen; 5. het is vrijwel zeker dat het niet-doorbreken van de geheimhouding voor betrokkenen of voor derden aanwijsbare en ernstige schade en/of gevaar zal opleveren; 6. de vertrouwenspersoon is er vrijwel zeker van dat de doorbreking van de geheimhouding die schade aan de betrokkenen of anderen in belangrijke mate zal voorkomen of beperken; 7. indien een dergelijke situatie zich voordoet, dient de vertrouwenspersoon de redenen om de geheimhouding te doorbreken met een ter zake kundige partij bespreken alvorens de geheimhouding te doorbreken; 8. de vertrouwenspersoon brengt betrokkene op de hoogte van het voornemen de geheimhouding te doorbreken alvorens dit daadwerkelijk te doen; 9. de vertrouwenspersoon verwijst betrokkene zo mogelijk naar een andere vertrouwenspersoon binnen of buiten de organisatie. Pagina 1 van 2 Een vertrouwenspersoon mag niet lichtvaardig omgaan met doorbreking van de geheimhoudingsplicht. Zo kan de vertrouwenspersoon voor de rechter of klachtencommissie gedaagd worden indien hij of zij de geheimhouding doorbreekt zonder dat de bovengenoemde redenen en voorwaarden (in voldoende mate) aanwezig zijn. Tevens is het voor het aanzien van de beroepsgroep van vertrouwenspersonen een slechte zaak als zij te snel ‘praten’. Klagers zouden dan niet snel meer naar een vertrouwenspersoon toe stappen. Verschoningsrecht Verschoningsrecht is het recht van een getuige om niet door een rechter gehoord te worden. De vertrouwenspersoon heeft soms binnen de organisatie een dergelijk verschoningsrecht, mits dit ook intern (bv. in een klachtenregeling) is vastgelegd. De vertrouwenspersoon kent (buiten de eigen organisatie) echter geen wettelijk verschoningsrecht (zoals bv. artsen, psychologen, advocaten) bij de rechter. Wel kan hij een beroep doen (net zoals elke burger) op een situationeel verschoningsrecht. Het hangt dan van de specifieke situatie af of dit toegekend wordt. De kans is meestal niet groot. De rechter mag het beroep op het verschoningsrecht slechts marginaal toetsen. In het verleden heeft de schrijver van dit artikel het verschoningsrecht door de rechtbank toegekend gekregen in zijn toenmalige functie van Patiëntenvertrouwenspersoon (GGZ) voor een dergelijke situatie. Verschil vertrouwenspersoon ongewenste omgangsvormen en vertrouwenspersoon integriteit In het bovenstaande is overigens uitgegaan van de functie vertrouwenspersoon ongewenste omgangsvormen. Wanneer het gaat om een vertrouwenspersoon integriteit gelden andere regels. Naast de hierboven genoemde wettelijke aangifteverplichting voor ambtsmisdrijven geldt hier ook een (interne) meldingsplicht bij meldingen van een vermoeden van een misstand betreffende strafbare feiten en de anonimiteit kan dan niet gegarandeerd worden, tenzij de desbetreffende regeling voor misstanden een bepaling kent dat de vertrouwenspersoon integriteit de identiteit van de melder niet bekend maakt, zonder instemming van de melder. De vertrouwelijkheid ten opzichte van de melder kan soms strijdig zijn met andere taken, zoals de signalerings- en adviesfunctie. Bij integriteitschendingen zijn de belangen van de organisatie in het geding en geldt een meldingsplicht. Tevens is de vertrouwenspersoon gebonden aan hetgeen in de klachtenregeling van de organisatie hierover vermeld staat. Meer lezen? In het handboek van de Landelijke Vereniging van Vertrouwenspersonen (jubileumeditie LVV 1999-2009) staat een stuk over zwijgplicht en over de geheimhouding naar politie en justitie toe. Piet de Boer, Bestuurslid LVV februari 2015 Pagina 2 van 2