Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen

advertisement
MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP
Interuniversitaire master in samenwerking met:
UGent, KU Leuven, UHasselt, UAntwerpen,
Vives, HoGent, Arteveldehogeschool, AP Hogeschool Antwerpen, HoWest,
Odisee, PXL, Thomas More
Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen
Variabelen die van invloed zijn op de arbeidsre-integratie bij personen met
locomotorische en psychische problemen: systematische review en secundaire
analyse van een randomised controlled trial
Marijse BYNENS
Masterproef ingediend tot
het verkrijgen van de graad van
Master of science in de ergotherapeutische wetenschap
Promotor: prof. dr. Kos Daphne
Copromotor: Loenders Rik
Academiejaar 2015-2016
2
“De auteur en de promotor geven de toelating deze masterproef voor consultatie
beschikbaar te stellen en delen ervan te kopiëren voor persoonlijk gebruik. Elk
ander gebruik valt onder de beperkingen van het auteursrecht, in het bijzonder
met betrekking tot de verplichting uitdrukkelijk de bron te vermelden bij het
aanhalen van resultaten uit deze masterproef.”
Datum: 09 mei 2016
Bynens Marijse
Prof. Dr. Kos Daphne
3
ABSTRACT
Inleiding: Psychische en locomotorische stoornissen zijn de meest voorkomende
oorzaken voor langdurige arbeidsongeschiktheid. Er is nog geen duidelijkheid over
factoren die RTW (return to work) beïnvloeden bij deze groepen. Het doel van dit
onderzoek is om deze factoren in kaart te brengen.
Methode: Er werden twee methodes gebruikt om variabelen te onderzoeken: een
systematische review en een secundaire analyse van een RCT door CM Limburg. Voor
de systematische review werden vier databanken doorzocht (PubMed, TripDatabase,
Web of Science en Limo). In de secundaire analyse werd een steekproef van 379 personen
met psychische en/of locomotorische stoornissen opgenomen. Deze groep werd
gedurende één jaar opgevolgd. Hazard ratio’s voor RTW werden berekend aan de hand
van Cox regressieanalyses.
Resultaten: In de review werden twaalf studies opgenomen, die 31 significante
variabelen onderscheidden. Bijna de helft van deze variabelen bestond uit persoonlijke
variabelen. De kwaliteit van de studies was matig tot goed. In de secundaire analyse
werden zes persoonlijke variabelen opgenomen. Een hogere score op self-efficacy, een
hogere zelfingeschatte kans op werkhervatting en een lagere pijnscore op T1 en T2 waren
significant geassocieerd met een kortere duur tot werkhervatting.
Conclusie: In de literatuur is er geen eenduidigheid over voorspellende variabelen voor
RTW. Over bepaalde variabelen spreken de onderzoeken elkaar tegen, terwijl er over
andere variabelen wel consistentie bestaat. In de secundaire analyse bleken drie
variabelen een significant effect te hebben op de werkhervatting. Er kan dus gesteld
worden dat interventies voor RTW gericht kunnen worden op deze persoonlijke
variabelen om een snellere werkhervatting te bekomen.
Aantal woorden masterproef: 10 365 (exclusief bijlagen en bibliografie)
4
ABSTRACT (ENGELSTALIG)
Introduction: Mental and musculoskeletal disorders are the most frequent causes of
long-term work disability. There is no clarity about the factors that influence RTW (return
to work). The main purpose of this research is to identify these factors.
Method: There are two methods used to search for the variables: a systematic review of
the existing evidence and a secondary analysis from a RCT conducted by CM Limburg.
The systematic literature review was conducted using four databases (PubMed,
TripDatabase, Web of Science and Limo). In the secondary analysis, a total of 379
participants calling in sick from work due to mental or musculoskeletal disorders met the
inclusion criteria. This group was followed for one year. Hazard ratios for RTW were
calculated using Cox proportional regression analyses.
Results: Twelve studies were assessed in the review, which addressed 31 significant
prognostic variables. Almost half of these variables were personal variables. The quality
of the studies was moderate to good. In the secondary analysis, six personal variables
were included. A higher score of self-efficacy, a higher self-expected change of RTW and
a lower pain score at T1 and T2 were significant associated with a shorter time to RTW.
Conclusion: There is no consensus about predictors for RTW in the literature. On certain
variables the studies contradict each other, while on other variables there exists
consistency. Three of the six variables were significant in the secondary analysis.
Tailoring for these personal variables might improve the effects of interventions on RTW.
Amount of words master project: 10 365 (exclusive attachment and bibliography)
5
INHOUDSTAFEL
ABSTRACT .....................................................................................................................3
ABSTRACT (ENGELSTALIG).....................................................................................4
INHOUDSTAFEL ...........................................................................................................5
WOORD VOORAF .........................................................................................................7
1
INLEIDING ....................................................................................................8
1.1
1.1.1
1.1.2
1.2
1.3
1.4
Situering van het probleem............................................................................8
Arbeidsongeschiktheid .....................................................................................8
Maatschappelijk kader ....................................................................................10
Ergotherapie bij arbeidsongeschiktheid.....................................................10
Aanleiding: Project InWerkCoaching ........................................................11
Doel en belang van het onderzoek ...............................................................12
2
METHODE ...................................................................................................14
2.1
2.2
2.2.1
2.2.2
2.2.3
2.2.4
Literatuuronderzoek ....................................................................................14
Secundaire analyse .......................................................................................16
De onderzoekspopulatie .................................................................................16
Onderzoeksdesign ...........................................................................................16
Gegevensverzameling en metingen ................................................................17
Statistische analyses .......................................................................................18
3
RESULTATEN .............................................................................................20
3.1
3.1.1
3.1.2
3.1.3
3.1.4
3.2
3.2.1
3.2.2
3.2.3
3.2.4
3.2.5
Literatuuronderzoek ....................................................................................20
Gezondheidsfactoren ......................................................................................21
Persoonlijke factoren ......................................................................................23
Werkgerelateerde factoren ..............................................................................26
Contextgerelateerde factoren ..........................................................................28
Secundaire analyse .......................................................................................29
Kenmerken onderzoeksgroep .........................................................................29
Verschil tussen interventie- en controlegroep in tijd tot werkhervatting .......29
Variabelen opgenomen in de analyses............................................................30
Verschillen tussen de drie metingen ...............................................................31
Invloed van de variabelen op RTW ................................................................31
6
4
DISCUSSIE ...................................................................................................34
4.1
4.2
Literatuuronderzoek ....................................................................................34
Secundaire analyse .......................................................................................36
5
CONCLUSIE ................................................................................................40
LITERATUURLIJST ...................................................................................................42
BIJLAGE 1: ZOEKCONCEPTEN EN GEBRUIKTE TERMEN ............................. I
BIJLAGE 2: METHODOLOGISCHE KWALITEIT VAN STUDIES NAAR
FACTOREN DIE RTW BEÏNVLOEDEN ................................................ II
BIJLAGE 3: KENMERKEN ONDERZOEKSGROEP ........................................... IV
BIJLAGE 4: POWERBEREKENING SAS ............................................................... VI
BIJLAGE 5: KENMERKEN OPGENOMEN ONDERZOEKEN .........................VII
BIJLAGE 6: STATISTISCH SIGNIFICANTE VOORSPELLERS VOOR RTW XI
Lijst met gebruikte afkortingen
RTW
Return to Work
RCT
Randomised Controlled Trial
CM
Christelijke Mutualiteit
RIZIV
Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering
IWC
InWerkCoach
SPSS
Statistical Package for the Social Sciences
LBP
Low Back Pain
SD
Standaarddeviatie
BI
Betrouwbaarheidsinterval
7
WOORD VOORAF
In dit voorwoord wil ik graag enkele mensen bedanken die me geholpen hebben bij het
realiseren van deze masterproef. De realisatie van deze masterproef was geen eenvoudige
opdracht en alleen was me dit niet gelukt. Ik wil van deze gelegenheid gebruik maken om
de personen te bedanken die mij gedurende dit jaar gesteund en geholpen hebben om dit
werk te voltooien.
Als eerste wil ik graag mijn promotor Dr. Daphne Kos en mijn copromotor Rik Loenders
bedanken. Ik kon gedurende het ganse jaar op hun begeleiding rekenen bij het nalezen
van mijn masterproef en ze stonden steeds klaar om antwoord te geven op mijn vragen.
Er was de mogelijkheid om samen te brainstormen over de mogelijkheden van mijn
masterproef om zo tot nieuwe inzichten te komen, wat het voor mij een aangename
ervaring maakte. Rik Loenders heeft me daarnaast de kans gegeven om meer te weten te
komen over het werk van een ergotherapeut binnen de mutualiteit en meer specifiek rond
arbeidsre-integratie. Dit heeft mijn interesse voor en kennis over het beroep nog meer
vergroot dan voorheen.
Voor de statistische analyses kon ik terecht bij de cel biostatistiek van de UGent. Deze
mensen zou ik ook graag bedanken voor hun uitleg en hulp bij het uitvoeren van mijn
analyses. Daarnaast wil ik de CM (Christelijke Mutualiteit) bedanken om dit onderzoek
mogelijk te maken en voor hun geloof in mij als masterstudent om hun project verder te
onderzoeken. Verder zou ik graag Florence Wolfs en Elke Smeers bedanken voor de
antwoorden op mijn vragen in verband met hun masterproef, waar dit werk een vervolg
op is geworden.
Mijn ouders, zussen en vriend wil ik graag bedanken voor de steun die ze me, tijdens mijn
studies en het schrijven van deze masterproef, gegeven hebben. Ze stonden altijd voor me
klaar en ik kon telkens op hen rekenen als er problemen waren. Mijn mama en vriend wil
ik extra bedanken voor het nalezen van deze masterproef. Verder wil ik mijn
studiegenoten en vrienden bedanken die me steeds moed konden geven op moeilijke
momenten of die zorgden voor nieuwe inspiratie en kracht.
Marijse Bynens
8
1
INLEIDING
Het aantal arbeidsongeschikte werknemers blijft steeds toenemen. Op 31 december 2014
waren er 321.573 erkende gerechtigden in invaliditeit. Dit is een stijging met 24,67% ten
opzichte van 31 december 2010. Er zijn verschillende oorzaken te vinden voor deze
stijging: verhoging van de pensioensleeftijd van vrouwen, groei van de participatiegraad
van vrouwen op de arbeidsmarkt, vergrijzing van de bevolking en nieuwe ziektebeelden
(RIZIV, 2015).
Zowel voor de persoon als voor de samenleving heeft arbeidsongeschiktheid belangrijke
gevolgen (Huijs, Koppes, Taris, & Blonk, 2012). De arbeidsongeschikte persoon raakt
zijn inkomen kwijt, alsook een deel van zijn identiteit die door zijn werk bepaald werd.
Bepaalde sociale rollen kunnen niet meer worden opgenomen en hij valt buiten de
waarden van de werkende maatschappij. Afwezigheid op het werk door ziekte is iets wat
veel organisaties zorgen baart. Op lange termijn brengt afwezigheid heel wat kosten met
zich mee voor de organisatie en een vermindering in kwaliteit van leven voor het individu.
Daarnaast zijn er ook hoge kosten voor de samenleving omwille van het verlies van
productiviteit, medische consumptie en arbeidsongeschiktheidsuitkeringen. Wanneer
werknemers sneller terug aan het werk kunnen, zullen deze kosten sterk verminderen. Het
is dus, voor zowel het individu als voor de maatschappij, zeer belangrijk dat het arbeidsreintegratieproces zo goed en functioneel mogelijk verloopt (Huijs et al., 2012; Holtermann,
Hansen, Burr & Sogaard, 2010; Post, Krol & Groothoff, 2005).
1.1
Situering van het probleem
1.1.1
Arbeidsongeschiktheid
Volgens Artikel 100 §1 van de ‘Wet betreffende de verplichte ziekteverzekering voor
geneeskundige verzorging en uitkeringen’ is iemand arbeidsongeschikt als: “de
werknemer alle werkzaamheid heeft onderbroken als rechtstreeks gevolg van het intreden
of het verergeren van letsels of functionele stoornissen waarvan erkend wordt dat ze zijn
vermogen tot verdienen verminderen tot een derde of minder dan een derde van wat een
persoon, van dezelfde stand en met dezelfde opleiding, kan verdienen door zijn
werkzaamheid in de beroepencategorie waartoe de beroepsarbeid behoort, door
9
betrokkene verricht toen hij arbeidsongeschikt is geworden, of in de verschillende
beroepen die hij heeft of zou kunnen uitoefenen hebben uit hoofde van zijn
beroepsopleiding.” (Wet van 14 juli 1994 betreffende de verplichte verzekering voor
geneeskundige verzorging en uitkeringen, 1994).
Het eerste jaar arbeidsongeschiktheid noemt men primaire arbeidsongeschiktheid.
Wanneer de arbeidsongeschiktheid langer dan een jaar duurt, noemt men dit invaliditeit
(RIZIV, 2013). Psychische stoornissen zijn de belangrijkste reden voor invaliditeit (zie
tabel 1). Er is een duidelijke stijging van het aantal mensen met psychische stoornissen.
Sinds 2000 is deze categorie met 88% gestegen tot eind 2013 (RIZIV, 2013). Een andere
grote groep invaliden zijn personen met aandoeningen van het bewegingsapparaat en van
het bindweefsel. We kunnen stellen dat het belangrijk is om interventies te bieden aan
personen die kampen met psychische stoornissen en/of met ziekten van het
bewegingsstelsel en het bindweefsel, omwille van de hoge prevalentie (Remacle,
Avalosse, Vancorenland, & Van Audenhaege, 2012; RIZIV, 2013).
Tabel 1: Aantal invaliden in België per ziektegroep op 31 december - Evolutie 2009-2013 (RIZIV, 2013)
10
1.1.2
Maatschappelijk kader
Ziekteverzuim komt meer voor bij arbeiders dan bedienden (RIZIV, sd). Dit heeft te
maken met het soort werk. Het werk van arbeiders is fysiek zwaarder en de loopbaan
duurt vaak langer. Daarnaast ligt het ziekteverzuim hoger bij vrouwen dan bij mannen en
stijgt ziekteverzuim met de leeftijd. Het doel is om oudere werknemers langer aan het
werk te kunnen houden en om daarnaast personen die uitvallen omwille van
gezondheidsredenen zo snel mogelijk terug aan het werk te krijgen. Er zijn namelijk hoge
kosten aan uitkeringen voor de maatschappij. Om deze reden is er nood aan maatregelen
voor primaire en secundaire preventie ter voorkoming van ontstaan en toename van
psychische klachten en musculoskeletale aandoeningen.
Wanneer een persoon toch arbeidsongeschikt wordt, is re-integratie een belangrijke
uitdaging voor het terugdringen van het ziekteverzuim. Hoe korter de termijn dat iemand
arbeidsongeschikt is, hoe groter de kans op succesvolle re-integratie (Reme, Hagen &
Eriksen, 2009). Het is dus belangrijk om zo snel mogelijk, eventueel deeltijds, het werk
te hervatten. De kans op langdurige arbeidsongeschiktheid stijgt bij een periode van
ziekteverzuim vanaf vier maanden (Huijs et al., 2012; RIZIV, sd).
1.2
Ergotherapie bij arbeidsongeschiktheid
De ergotherapeut gebruikt alle activiteiten of handelingen die mensen in leer-, leef-, werk
en ontspanningssituaties kunnen doen als middel voor de therapie. Het doel van de
ergotherapeut is het begeleiden van mensen in het terugwinnen, verbeteren en/of in stand
houden van het functioneren in deze situaties. Hierbij wordt gestreefd naar een optimale
kwaliteit van leven van elke individuele cliënt vanuit een holistische visie (Vlaams
Ergotherapeutenverbond vzw, 2009). Ergotherapeuten bereiken deze doelstellingen door
het werken met mensen en hun omgeving door ze in staat te stellen om de handelingen
uit te voeren die ze willen, moeten of verwacht zijn te doen of door de activiteit of de
omgeving aan te passen om betere ondersteuning te bieden voor hun handelend vermogen
(World Federation of Occupational Therapists, 2012).
11
Ergotherapie is een van de weinige disciplines die geschikt is om de relatie tussen de
medische conditie van de werknemer, de functionele mogelijkheden, de psychosociale
status en de werkvereisten te begrijpen en als uitgangspunt te nemen voor de therapie
(Joss, 2002). Het doel van de ergotherapeut binnen arbeidsrehabilitatie is mensen in staat
stellen om deel te nemen aan activiteiten van het dagelijks leven, zoals de mogelijkheid
tot werk (Désiron, Rijk, Van Hoof, & Donceel, 2011).
Désiron et al. (2011) voerden een systematische review uit om bewijs te verzamelen voor
de effectiviteit van ergotherapeutische RTW (return to work) interventies bij cliënten met
niet-aangeboren stoornissen. Daarnaast wilde men ook de meest efficiënte
ergotherapeutische interventie selecteren. In het algemeen tonen de resultaten aan dat
ergotherapie binnen een multidisciplinaire rehabilitatie positief is voor RTW. De
methodologische kwaliteit van de meeste studies was echter zwak, waardoor specifieke
bewijzen beperkt blijven. Het was ook moeilijk om de resultaten van de studies te
vergelijken en te veralgemenen, omdat er een grote variëteit was aan interventies die door
de ergotherapeut werden gedaan. “Werk” is een belangrijk levensdomein dat niet
genegeerd mag worden door ergotherapeuten. Ergotherapeuten kunnen namelijk een zeer
grote rol spelen in de rehabilitatie voor RTW (Désiron et al., 2011). Lee & Kielhofner
(2010) stellen dat het makkelijker zou zijn om de effecten van verschillende studies te
vergelijken wanneer er duidelijke definities zijn in het ergotherapeutisch vakgebied.
Ergotherapie is nog niet sterk genoeg ingebed in theorie en wetenschappelijk bewijs,
waardoor specifieke bewijzen voor effectiviteit van ergotherapie binnen het arbeidsreintegratieproces beperkt blijven.
1.3
Aanleiding: Project InWerkCoaching
In het academiejaar 2013-2014 besloot de Christelijke Mutualiteit (CM) om het
InWerkCoach-project (IWC) op te starten in Limburg. De InWerkCoach is een
ergotherapeut die de arbeidsongeschikte persoon ondersteunt in RTW. De methodiek is
persoonsgericht, wat wil zeggen dat er geen medische interventies, interventies op de
werkplek of met de familie worden gegeven. De effectiviteit van de interventie van de
InWerkCoach werd door twee masterstudenten ergotherapeutische wetenschappen
onderzocht in een randomised controlled trial (RCT). Uit dit onderzoek is gebleken dat
12
de interventie effectief is op vlak van self-efficacy bij personen met psychische
stoornissen. De controlegroep kreeg de gebruikelijke behandeling door de CM.
Wat betreft de tijd tot RTW, de tijd tot deeltijdse werkhervatting en de tijd tot een eerste
herval werd een klinisch relevant verschil gevonden tussen de controle- en
interventiegroep, maar dit was niet statistisch significant. (Smeers, 2013-2014; Wolfs,
2013-2014).
1.4
Doel en belang van het onderzoek
Het onderzoek wordt uitgevoerd bij personen met psychische en/of locomotorische
stoornissen omdat deze groepen een groot risico hebben op arbeidsongeschiktheid.
Bovendien dreigen deze twee groepen langdurig uit te vallen op het werk en hebben beide
aandoeningen een terugkerend karakter. Het risico is dat personen die terugkeren naar het
werk, ook vaak hervallen (Wynne-Jones, et al., 2014). Het is dus belangrijk om te
focussen op deze groepen bij interventies gericht op RTW.
RTW werd vroeger vooral bestudeerd vanuit het medische perspectief, waarin klinische
factoren voorop gesteld werden als mogelijke verklaringen voor RTW. In de jaren ’80
werd er overgegaan van het biomedisch model naar een biopsychosociaal model. Men
ging er vanaf die tijd vanuit dat het functioneren van de mens niet enkel beïnvloed werd
door medische en biologische factoren, maar ook door persoons- en omgevingsfactoren
(Adelante, sd). Ook binnen de arbeidsre-integratie werd opgemerkt dat niet alle personen
die medisch gezien beter waren, het werk terug hervatten. Enkel uitgaan van medische
standpunten is dus onvoldoende om RTW te bekomen. De kans dat een persoon terug aan
het werk gaat, is het resultaat van een complexe relatie tussen de arbeidsongeschikte
persoon en zijn of haar omgeving (De Rijk, Janssen, Van Lierop, Alexanderson &
Nijhuis, 2009; Nielsen, Madsen, Bültmann, Christensen, Diderichsen & Rugulies, 2010).
13
Op 10 januari 2009 kwam er in artikel 153 een aanvulling op de wet betreffende de
verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen. De adviserend
geneesheer kreeg de taak om naast de medische controle van arbeidsongeschiktheid (art.
100 §1), ook de andere facetten van de arbeidsongeschiktheid in kaart te brengen en alle
mogelijke inspanningen te doen om de arbeidsre-integratie te bevorderen (Wet van 14 juli
1994 betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en
uitkeringen, 1994).
Vanuit de CM werd, na het effectiviteitsonderzoek, de vraag gesteld welke variabelen
invloed hebben op het resultaat van IWC en het werkhervattingsproces. Om deze reden
wordt dit onderzoek uitgevoerd. Interventies kunnen beter op maat gemaakt worden
wanneer de variabelen bekend zijn die RTW beïnvloeden. Het doel van dit onderzoek is
dus: de variabelen selecteren die van invloed zijn op de RTW om zo op een betere en
specifiekere manier interventies te kunnen aanbieden, met als doel om de duur van de
arbeidsongeschiktheid zo kort mogelijk te houden of nieuwe arbeidsongeschiktheid te
vermijden.
14
2
METHODE
De vraag waarop dit onderzoek een antwoord tracht te vinden is:
Welke variabelen hebben een invloed op de arbeidsre-integratie bij personen met
psychische/locomotorische problemen?
Om een antwoord te vinden op de onderzoeksvraag worden de variabelen op twee
manieren onderzocht. Ten eerste zal dit gebeuren aan de hand van een
literatuuronderzoek. Het is namelijk belangrijk om te weten wat conclusies van eerder
onderzoek zijn, alvorens zelf analyses uit te voeren. Op deze manier kan het onderzoek
gericht verlopen. De structuur van een systematische review wordt gevolgd voor het
literatuuronderzoek, om een zo volledig mogelijk beeld te krijgen van beïnvloedende
variabelen. Ten tweede volgt er een secundaire analyse van de gegevens die bekomen
werden in de RCT (Randomised Controlled Trial) van het InWerkCoach-project. Dit
wordt gedaan om te toetsen of de variabelen, die in de literatuur als relevant worden
aangehaald en die werden opgenomen in de datacollectie van de CM, ook in de steekproef
van de CM belangrijke variabelen zijn. Om de vergelijking tussen de literatuur en het
eigen onderzoek duidelijk te maken, wordt elk hoofdstuk in het corpus van deze
masterproef steeds eerst bekeken vanuit de literatuur, waarna de methodologie en
resultaten van de secundaire analyse volgen. Uiteindelijk wordt hieruit een discussie en
conclusie gevormd.
2.1
Literatuuronderzoek
Het literatuuronderzoek werd uitgevoerd om na te gaan welke factoren een rol spelen in
een al dan niet succesvol re-integratieproces van arbeidsongeschikte personen met
psychische/locomotorische problemen. Vier databanken werden, in de periode tussen
augustus 2015 en maart 2016, doorzocht door gebruik te maken van MeSH-termen,
aangevuld met vrije zoektermen (zie bijlage 1). De gebruikte databanken zijn: PubMed
(met MeSH-termen en Clinical Queries), TripDatabase, Web of Science en Limo. De
sneeuwbalmethode werd toegepast door de referenties van de gevonden artikels
handmatig te doorzoeken. Titels van de zoekresultaten uit databanken en de
sneeuwbalmethode werden bekeken en er werd een selectie gemaakt van relevante titels
15
(zie figuur 1). Van deze titels werd de samenvatting beoordeeld op inhoud. Ten slotte
werd van de relevante samenvattingen de fulltext gelezen en werden de weerhouden
artikels beoordeeld op hun kwaliteit aan de hand van “Formulier III voor het beoordelen
van een cohortonderzoek” (zie bijlage 2). Er werd gekozen om enkel artikels op te nemen
van 2000 tot 2015. Het is de bedoeling om de meest recente inzichten op te nemen in dit
onderzoek, om zo nauw mogelijk aan te sluiten bij de huidige maatschappelijke context.
Verder werden publicaties opgenomen als ze voldeden aan volgende criteria:
-
Type van de onderzoeken: cohortstudies, case-controlstudies, follow-up studies,
longitudinale studies en secundaire analyses van RCT’s.
-
Steekproef bestaande uit personen die aan het werk waren vooraleer ze
arbeidsongeschikt werden. Ze waren dus verbonden aan een werkgever met een
arbeidscontract bij aanvang van het onderzoek.
-
Steekproef bestaande uit de beroepsbevolking (tussen 16 en 64 jaar oud) met een
periode van arbeidsongeschiktheid.
-
De problematiek is een locomotorisch en/of psychisch probleem.
-
Enkel Engels- en Nederlandstalige fulltext publicaties (inclusief beschrijving
protocol) worden opgenomen.
Exclusiecriteria:
-
Arbeidsongeval;
-
Chirurgische ingreep ondergaan of gepland;
-
Ernstige psychiatrische problematiek;
-
Hospitalisatie;
-
Speciale beroepen zoals schippers, militairen en atleten werden geëxcludeerd
omdat het doel van dit onderzoek is om de factoren die RTW beïnvloeden te
bekijken bij de algemene werknemerspopulatie.
16
2.2
Secundaire analyse
2.2.1
De onderzoekspopulatie
De selectie van de onderzoeksgroep gebeurde aan de hand van het door de cliënt
verstuurde getuigschrift van arbeidsongeschiktheid, op basis van de leeftijd en de
problematiek van de cliënt. 379 personen voldeden aan de inclusiecriteria voor dit
onderzoek (191 in de controlegroep en 188 in de interventiegroep). De deelnemers
werden at random toegewezen aan de controle- of interventiegroep. In bijlage 3 zijn de
karakteristieken van de interventie-, controle- en totale groep terug te vinden.
Omdat het onderzoek een secundaire analyse betreft, heeft de onderzoeker geen invloed
op de steekproefgrootte. De posthoc-power, die werd berekend voor deze
steekproefgrootte op basis van het verschil in mediaan tussen de groepen en de
groepsgrootte, bedroeg 0,884 (zie bijlage 4).
Er werden bij het effectiviteitsonderzoek verschillende in- en exclusiecriteria opgesteld
voor de steekproef. Het belangrijkste inclusiecriterium was dat er sprake was van een
periode
van
ziekteverzuim
omwille
van
een
locomotorisch,
psychisch
of
psychosomatisch probleem. Verdere details over deze criteria vindt u terug in de
masterthesis van Smeers (2013-2014) en Wolfs (2013-2014). De onderzoeksgroep die in
deze thesissen gebruikt werd, bedroeg 180 personen die gedurende een half jaar
opgevolgd werden. Voor de secundaire analyse was echter een grotere onderzoeksgroep
(379 personen) beschikbaar, die gedurende een jaar werd opgevolgd.
2.2.2
Onderzoeksdesign
Dit onderzoek betreft een kwantitatief onderzoek waarbij wordt nagegaan welke
variabelen een invloed hebben op de RTW bij personen met psychische, locomotorische
of psychosomatische problemen. Het onderzoek is een secundaire analyse van een RCT
met een pretest-posttest design, waarin enkel blind, kwantitatief en toetsend werd
gehandeld. Verdere informatie over de uitwerking van de RCT kan u eveneens
terugvinden in de masterthesis van Smeers (2013-2014) en Wolfs (2013-2014).
17
2.2.3
Gegevensverzameling en metingen
De gegevens werden tussen 01/01/2013 en 31/12/2014 verzameld. De instroomperiode
lag tussen 01/01/2013 en 31/12/2013. Er was een follow-up van één jaar. Gebruikte
meetinstrumenten in de RCT waren: Absentee’s attitude towards working again (De Rijk
et al., 2009), RAND-36 item Health Survey (Zee & Sanderman, 2012) en Absentee’s
RTW Self-efficacy-scale (De Rijk et al., 2009). Deze meetinstrumenten zijn alle drie
kwantitatief, waardoor gebruik gemaakt kan worden van kwantitatieve analyses. De
Nederlandstalige versie van de meetinstrumenten werd gebruikt en deze werden samen
met enkele bijkomende vragen gebundeld in een enquête die drie keer diende te worden
ingevuld door de arbeidsongeschikte persoon. De eerste enquête werd ingevuld bij de
start van het onderzoek (=T0), de tweede na zes maanden (=T1) en de laatste na één jaar
(=T2). Een geblindeerde medewerker voerde de gegevens van de enquêtes in in de
database. Voor meer informatie over de meetinstrumenten en de enquête wordt u
verwezen naar de masterthesissen van Smeers (2013-2014) en Wolfs (2013-2014).
In dit onderzoek werd enkel gebruik gemaakt van de pijnschaal van de RAND-36 en de
Absentee’s RTW Self-efficacy scale. De scores van de pijnschaal werden berekend aan
de hand van de handleiding van Zee & Sanderman (2012). Om de totaalscore van de
Absentee’s RTW Self-efficacy scale te berekenen, werd een formule gebruikt die in de
RCT ook werd gebruikt (De Rijk, 2014). Hierbij werd rekening gehouden met missing
data. Wanneer meer dan de helft van het aantal vragen niet werd ingevuld, werd de score
voor deze persoon niet gebruikt. Dit was ook het geval bij de scores van de pijnschaal van
de RAND-36. Normaal gezien wordt aanbevolen om wanneer één score ontbreekt, deze
te schatten op basis van het gemiddelde van de andere antwoorden op dezelfde schaal,
maar aangezien de pijnschaal slechts twee vragen bevat, zou dit waarschijnlijk niet tot
een goede interpretatie van de werkelijkheid leiden en kunnen deze lege cellen beter als
missing data worden beschouwd.
De uitkomstmaat was de duur van sick leave tot RTW over een periode van één jaar.
18
2.2.4
Statistische analyses
De statistische analyses werden uitgevoerd met SPSS (Statistical Package for the Social
Sciences), Version 22 software (IBM Corp, 2013). P-waarden onder 0,05 werden als
statistisch significant aanvaard (Portney & Watkins, 2014).
Ten eerste werd aan de hand van een Kaplan-Meier curve de RTW-outcome na één jaar
(365 dagen) berekend, om te weten te komen of er een significant verschil was tussen de
controle- en de interventiegroep (Portney & Watkins, 2014). De tijd tot RTW werd
gemeten en vergeleken tussen de controle- en de interventiegroep. Een log rank test werd
uitgevoerd om te kijken of de mediaan tussen de groepen verschillend was.
Vervolgens werd het effect van de verschillende voorspellende variabelen op de
werkhervatting nagegaan. Hiervoor werd gebruik gemaakt van Cox Proportional Hazards
Model. Op deze manier konden hazard ratio’s en betrouwbaarheidsintervallen (95%)
geschat worden, waardoor de grootte van het effect van een variabele kan worden
weergegeven. Dit werd voor elke variabele apart gedaan. Multipele regressieanalyses
konden niet gebruikt worden omdat survival-tijden niet normaal verdeeld zijn (Portney &
Watkins, 2014).
Een Cox regressieanalyse is een niet-parametrische techniek. Het model is gebaseerd op
de hazardfunctie. Deze functie geeft het risico op een event (werkhervatting) weer op een
gegeven moment in de tijd. De afhankelijke variabele is de hazard (werkhervatting binnen
één jaar) en de onafhankelijke variabelen, of covariaten, zijn de variabelen die de uitkomst
beïnvloeden of verklaren. Eén of meer covariaten worden gebruikt om het event te
voorspellen. Een hazard ratio van meer dan 1.0 wijst erop dat een covariaat positief
geassocieerd is met de kans op het event (dus een kortere duur tot werkhervatting), terwijl
een hazard ratio van minder dan 1.0 wijst op een verminderde kans op het event. Een Cox
regressieanalyse is gelijkend op de logistische regressieanalyse, maar onderzoekt ook de
relatie tussen de survivaltijd en de covariaten, waardoor deze techniek geschikt is voor
dit onderzoek. Er werd gekozen om niet te werken met de stepwise-procedure of
subgroepanalyses, omdat dit de kans op type-I fouten verhoogt (Pickery, 2008).
19
Van de variabelen die meerdere keren gemeten werden aan de hand van de enquête werd
het verschil tussen de metingen berekend, om te onderzoeken of de scores bij de drie
metingen significant van elkaar verschilden. Om na te gaan of de uitkomsten op de
pijnschaal en de totaalscore van de self-efficacy Absentee’s RTW een normale verdeling
hebben, werd de Shapiro-Wilk test uitgevoerd. De scores op de pijnschaal waren niet
normaal verdeeld, waardoor Wilcoxon signed-rank testen gebruikt konden worden. De
scores op de schaal voor self-efficacy waren niet normaal verdeeld op T0 en T1, maar
wel op T2, waardoor eveneens Wilcoxon signed-rank testen werden gebruikt.
Er werd zowel gebruik gemaakt van dichotome als continue variabelen. De variabele
“leeftijd” werd op basis van klinische ervaring van de CM-medewerkers dichotoom
gemaakt door het effect van personen onder 45 jaar te vergelijken met het effect van
personen boven 45 jaar. De variabele “onderzoeksgroep” werd in elke analyse
opgenomen om het effect van de interventie te corrigeren voor elke variabele.
20
3
RESULTATEN
3.1
Literatuuronderzoek
In dit hoofdstuk worden de resultaten van de systematische review weergegeven. Een
totaal van twaalf studies werd opgenomen in deze review (zie figuur 1). De kenmerken
van deze studies worden weergegeven in bijlage 5.
Figuur 1: Flowchart (PRISMA, 2009)
21
Een groot deel van de gevonden titels ging niet specifiek over factoren die RTW
beïnvloeden. Dit was voornamelijk het geval wanneer de termen “factors” of “variables”
niet werden opgenomen in de zoekterm. Daarnaast waren er veel onderzoeken die
factoren bij RTW onderzochten bij andere doelgroepen dan de doelgroep waar in deze
thesis op gefocust werd.
In bijlage 6 is een evidentietabel terug te vinden met de significante variabelen van iedere
studie. In totaal werden er 31 significante variabelen die een invloed hebben op RTW
onderscheiden uit de verschillende onderzoeken. Bijna de helft (veertien variabelen)
bestond uit persoonlijke factoren.
Onderzoeken naar factoren die RTW beïnvloeden, focussen zich vaak op vier grote
groepen
van
voorspellers:
gezondheids-
individuele/persoonlijke/socio-demografische
of
factoren,
medische
factoren,
werkgerelateerde
of
organisatorische factoren en sociale of contextgerelateerde factoren. (Flach, Groothoff,
Krol & Bültmann, 2011; Huijs et al., 2012).
3.1.1
Gezondheidsfactoren
Mensen met een betere algemene gezondheid hebben een hogere kans op RTW (Boot,
Hogg-Johnson, Bültmann, Amick & Beek, 2014; Ekberg, Wahlin, Personn, Bernfort &
Öberg, 2015; Giezen, Bouter & Nijhuis, 2000; Nielsen et al., 2010). Studies die variabelen
onderzoeken die van invloed zijn op RTW worden vaak uitgevoerd bij populaties met
specifieke klachten: rugletsels, chronische pijn, psychische stoornissen … Wanneer
verschillende stoornissen bekeken worden, blijkt dat de factoren die RTW beïnvloeden,
zouden kunnen verschillen per stoornis. Hierdoor is het vaak moeilijk een eenduidig beeld
te verkrijgen over de voorspellende variabelen voor RTW (Huijs et al., 2012).
Diagnose
Verschillende studies (Brouwers, Terluin, Tiemens & Verhaak, 2009; Ekberg et al., 2015;
Flach et al., 2011; Huijs et al., 2012; Nielsen et al., 2010) zijn het erover eens dat
psychische stoornissen een negatieve invloed hebben op RTW. Depressieve symptomen
zorgen volgens Huijs et al. (2012) en Nielsen et al. (2010) voor een langere duur van
ziekteverzuim. Psychische stoornissen hebben daarbij een hoog risico op recidieven,
22
waardoor er een risico is op terugkerende periodes van afwezigheid op het werk.
Depressies en angststoornissen zijn gekend voor hun lange duur (Flach et al., 2011). Een
lange duur van stoornissen leidt tot een lange duur van het ziekteverzuim (Brouwers et
al., 2009). Somatische problemen zijn volgens Brouwers et al. (2009) eveneens een
negatieve voorspeller voor RTW. Daarnaast zijn er verschillende studies (Boot et al.,
2014; Du Bois, Szpalski & Donceel, 2009; Giezen et al., 2000; Holtermann et al., 2010;
Reme et al., 2009; Steenstra et al., 2005) die stellen dat locomotorische stoornissen een
negatieve invloed hebben op RTW.
Uit het onderzoek van Huijs et al. (2012) blijkt dat werknemers met een combinatie van
zelfgerapporteerde fysieke en psychische problemen later aan het werk gaan dan
werknemers met enkel fysieke of enkel psychische problemen. De problemen van
personen met comorbiditeit zijn vaak complexer, wat deze langere duur van
ziekteverzuim kan verklaren. Daarbij komt dat psychische gezondheidsproblemen vaak
niet gediagnosticeerd worden en daardoor onbehandeld blijven. Dit kan leiden tot meer
ziekteverzuim en een langere duur tot RTW. Boot et al. (2014) stellen eveneens dat
werknemers met comorbiditeit later terugkeren naar het werk. Verder onderzochten ze of
er een verschil was tussen voorspellers bij personen met of zonder comborbiditeit. Ze
concluderen dat veel voorspellers voor RTW gelijk zijn voor personen met of zonder
comorbiditeit. Bij sommige voorspellers, namelijk wanneer de focus ligt op psychische
gezondheid of het inkomen, is er echter wel een verschil waardoor de werknemers best
als aparte groepen bekeken kunnen worden wanneer de focus ligt op deze twee
variabelen.
Eerdere periodes van ziekteverzuim
Het is onduidelijk of een geschiedenis van eerdere periodes van ziekteverzuim een
invloed heeft op RTW en de duur hiervan. Dit blijkt uit de zeer uiteenlopende resultaten
van verschillende onderzoeken. Flach et al. (2011) concluderen dat er geen associatie is
met RTW of de duur van een nieuwe periode van ziekteverzuim. Er wordt nochtans vaak
gedacht dat een verbetering van de copingsvaardigheden, door de herhaalde periodes van
ziekteverzuim, zou leiden tot een kortere duur tot RTW. Steenstra et al. (2005) komen
wel tot de conclusie dat een geschiedenis van LBP (low back pain) kan leiden tot een
kortere duur van ziekteverzuim, terwijl Nielsen et al. (2010) dan weer concluderen dat
23
eerdere periodes van afwezigheid op het werk zouden zorgen voor een langere periode
tot RTW bij personen met psychische stoornissen.
Behandeling door medische specialist
De laatste factor, gerelateerd aan gezondheid, die besproken wordt in deze review is de
behandeling door een hulpverlener, zoals een dokter of kinesist. Dit zou een negatieve
invloed hebben op RTW. Het zou zorgen voor een langere duur van ziekteverzuim, voor
zowel volledige als gedeeltelijke RTW. Dit kan wellicht verklaard worden doordat
mensen die behandeling krijgen van een (medische) specialist ernstigere aandoeningen
hebben dan andere personen (Brouwers et al., 2009; Reme et al., 2009; Steenstra et al.,
2005).
3.1.2
Persoonlijke factoren
Persoonlijke variabelen in relatie tot RTW zijn door veel verschillende studies
onderzocht. Vanuit de studies die gebruikt werden in deze review heeft bijna de helft van
de significante variabelen te maken met persoonlijke factoren (14 van de 31 variabelen).
Leeftijd
Oudere werknemers zouden een kleinere kans hebben op volledige RTW (Huijs et al.
2012; Giezen et al., 2000). Ze herstellen minder snel van fysieke of psychische
problemen, wat leidt tot een langere duur van de periode tot RTW. Daarnaast zijn oudere
personen sneller geneigd om op pensioen of brugpensioen te gaan in plaats van terug te
keren naar het werk. Brouwers et al. (2009), Nielsen et al. (2010) en Post et al. (2005)
vonden geen significant effect van leeftijd op RTW. In het onderzoek van Reme et al.
(2009) werd leeftijd ook niet als significante factor onderscheiden, behalve bij de followup na twee jaar, waar de leeftijd onder 41 jaar de enige significante voorspeller was om
niet terug aan het werk te gaan. Oudere werknemers zouden volgens Reme et al. (2009)
een betere copingstrategie hebben ontwikkeld gedurende de jaren, zodat ze meer robuust
zijn dan jongere cliënten.
24
Geslacht
Er is geen duidelijkheid over de invloed van geslacht op de arbeidsre-integratie. Volgens
Flach et al. (2011) is van het vrouwelijk geslacht zijn geassocieerd met een langere duur
van het ziekteverzuim. Brouwers et al. (2009), Nielsen et al. (2010), Huijs et al. (2012),
Post et al. (2005) en Reme et al. (2009) vonden echter geen significante effecten van
geslacht op RTW.
Self-efficacy,
verwachte
duur
van
ziekteverzuim,
copingstrategieën
en
jobtevredenheid
Self-efficacy wordt in verschillende studies (Huijs et al., 2012; Reme et al., 2009)
aangehaald als een voorspellende variabele. Self-efficacy is het geloof van een individu
in de eigen mogelijkheden. Hoe hoger het niveau van self-efficacy, hoe sneller
werknemers volledig terug aan het werk gaan. Werknemers met een lage self-efficacy
hebben minder vertrouwen in hun eigen succes, waardoor ze geneigd zijn om de
werkomgeving te vermijden (Huijs et al., 2012). Holtermann et al. (2010) vonden geen
direct effect van self-efficacy als voorspellende variabele voor RTW.
Aansluitend bij self-efficacy, wordt de verwachte duur van het ziekteverzuim,
gerapporteerd door de cliënt, in verschillende onderzoeken als significante voorspeller
gezien. Steenstra et al. (2005) concluderen dat een verwachte duur van tien of meer dagen
de sterkste voorspeller voor vertraagde RTW was. Daarnaast komen ook Brouwers et al.
(2009), Nielsen et al. (2010) en Reme et al. (2009) tot de conclusie dat RTWverwachtingen de RTW voorspellen. De verwachting rond RTW is een complex
construct, wat voortkomt uit de leertheorie van Bandura. Deze theorie stelt dat individuele
perceptie en geloof over externe condities en mogelijkheden om bepaalde gedragingen
uit te oefenen, het echte gedrag zullen beïnvloeden, zoals bijvoorbeeld RTW (Bandura,
1977). Verwachtingen kunnen gaan over gezondheidsproblemen of werkcondities.
Ekberg et al. (2015) stellen dat ook positieve verwachtingen van de behandeling een
positieve invloed hebben op RTW. Copingstrategieën sluiten eveneens aan bij selfefficacy. Werknemers met een hoger niveau van actieve-probleem-oplossende coping
gaan sneller terug volledig aan het werk (Huijs et al., 2012).
25
Economische variabelen, jobtevredenheid en educatieniveau
Er is weinig onderzoek gevonden over een directe relatie tussen economische variabelen
en hun invloed op RTW. Wel vonden Boot et al. (2014) dat economische variabelen een
modererende factor kunnen zijn wanneer comorbiditeit al dan niet optreedt. Een hoog
inkomen is een voorspeller om terug aan het werk te gaan, maar enkel bij de werknemers
zonder comorbiditeit. Een verklaring hiervoor zou volgens Boot et al. (2014) kunnen zijn
dat wanneer een individu lijdt aan serieuze gezondheidszorgcondities, dit hun drijfveer
tot RTW kan veranderen, evenals de betekenis van werk en de betrokkenheid bij werk.
Bij de groep met comorbiditeit worden andere variabelen, zoals gezondheidsproblemen,
als meer voorspellend geacht dan een laag inkomen.
Het hebben van een betere tevredenheid over een job leidt tot snellere RTW (Giezen et
al., 2000). Daarnaast is kostwinner zijn een significant voorspellende variabele voor
RTW. Dit geeft het belang aan van een economische stimulans voor RTW. Werknemers
met grotere financiële noden gaan vaker terug aan het werk, ongeacht hun gezondheid.
Ook Ekberg et al. (2015) stellen dat nood aan financiële zekerheid een sterke drijfveer is
voor een zo vroeg mogelijke RTW. Dit komt het meest tot uiting bij personen met een
lager educatieniveau, omdat zij makkelijker vervangen worden op het werk. Volgens
Huijs et al. (2012) is hogere educatie gerelateerd aan een kortere duur tot volledige RTW
in de groep met fysieke stoornissen. In de groep met psychische stoornissen of zowel
fysieke als psychische stoornissen werd educatie niet als significante factor gezien in de
multivariate analyses (Huijs et al., 2012). Boot et al. (2014) stellen eveneens dat hogere
educatie leidt tot een kortere periode van het ziekteverzuim. Volgens Ekberg et al. (2015)
en Post et al. (2005) daarentegen is hogere educatie geassocieerd met een langere periode
tot RTW en lagere educatie met vroege RTW. Brouwers et al. (2009) en Reme et al.
(2009) vonden geen effect van het niveau van educatie op RTW.
Pijn en angst
Pijn is een significante voorspeller voor RTW (Boot et al., 2014; Du Bois et al., 2009).
Volgens het onderzoek van Reme et al. (2009) is het ervaren van hoge pijnintensiteit
tijdens rust en tijdens het werk een belangrijke voorspeller bij personen met LBP. Pijn in
de nek-schouder en de lage rug regio’s zijn sterk geassocieerd met ziekteverzuim op lange
26
termijn. Minstens één vijfde van de werknemers die pijn in de nek-schouder of lage rug
rapporteerden, hadden een periode van ziekteverzuim op lange termijn (Holtermann et al.
2010; Steenstra et al. 2005). Werknemers met minder pijn hadden een betere prognose
om het werk terug te hervatten (Giezen et al., 2000).
Angst is in het onderzoek van Brouwers et al. (2009) een belangrijke negatieve
voorspeller voor RTW. Angst kan het sociaal functioneren belemmeren en daardoor kan
dit succesvolle RTW tegengaan (Brouwers et al., 2009). Deze variabele, die bij aanvang
van het onderzoek werd gemeten, heeft slechts een invloed na zes maanden. Er is geen
eenduidige verklaring te vinden voor dit resultaat. Het is mogelijk dat in de eerste drie
maanden angst overschaduwd wordt door andere zaken, zoals het effect van somatisatie,
wat ook gerelateerd is aan angst (Brouwers et al., 2009).
3.1.3
Werkgerelateerde factoren
Er zijn relatief weinig studies die werkgerelateerde factoren onderzoeken in relatie tot
RTW.
Ondersteuning supervisor en collega’s
Werknemers met psychische stoornissen hebben vaak last van stigmatisatie. Hierdoor
gaan ze hun werkomgeving vermijden en ontvangen ze minder ondersteuning van
collega’s en hun supervisor, waardoor de kans op RTW minder groot wordt (Huijs et al.,
2012). Lage ondersteuning van collega’s is geassocieerd met een langere duur tot RTW
(Post et al., 2005).
Terwijl een positieve ondersteuning van de supervisor een significante voorspeller voor
snellere RTW is in het onderzoek van Boot et al. (2014), komen Flach et al. (2011) en
Post et al. (2005) tot tegengestelde bevindingen. Flach et al. (2011) geven als verklaring
dat het mogelijk is dat werknemers onder druk staan omdat ze schrik hebben om hun job
te verliezen en om deze reden het werk hervatten, ondanks hun ziekte. Minder
ondersteuning door de supervisor kan dit gevoel van onzekerheid versterken omdat het
kan wijzen op onverschilligheid van de supervisor. Lage sociale ondersteuning kan dus
ervaren worden als extra druk om te hervatten. Wanneer een supervisor veel
ondersteuning gaat bieden en empathisch is, kan het zijn dat de werknemer zich
gemachtigd voelt om voor een langere periode thuis te blijven dan strikt noodzakelijk is.
27
Aard van het contract, zwaar fysiek werk en jobvereisten
Arbeiders hebben, in vergelijking met bedienden, een hoger risico op een langere duur
van ziekteverzuim (Du Bois et al., 2009). Zwaar fysiek werk, zoals lang rechtstaan,
repetitief werk, het tillen van zware dingen, niet-ergonomische werkhoudingen en
bewegingen, is een risicofactor voor ziekteverzuim op lange termijn in de algemene
werkpopulatie (Holtermann et al., 2010; Steenstra et al., 2005). Mensen die pas na drie
maanden terug aan het werk gaan, hebben nood aan verminderde jobvereisten en
verminderde fysieke belasting. Latere RTW is geassocieerd met variabelen die
ontevredenheid met de werkcondities aangeven. Het is dus belangrijk om niet enkel op
gezondheidsfactoren te focussen, maar ook op de werkplaats en relaties op het werk bij
interventies gericht op RTW (Ekberg et al., 2015).
Onderwijssector
Flach et al. (2011) en Post et al. (2005) concluderen dat mensen werkzaam in de
onderwijssector een langere duur van het ziekteverzuim ondervinden, terwijl personen
werkend binnen de gezondheidszorg en ambtenaren niet verschilden van de
referentiegroep van industriële werknemers. Dit was onverwacht, omdat deze drie
groepen allemaal werkzaam zijn in de non-profitsector. Het is mogelijk dat dit voor
leerkrachten gerelateerd is aan het solitaire karakter van lesgeven, maar andere
verklaringen voor dit resultaat werden in het onderzoek niet aangehaald. Nielsen et al.
(2010) vonden geen statistisch significant effect van het soort werk in hun studie. De
auteurs stellen dat dit mogelijk te wijten is aan een gebrek aan statistische power bij het
analyseren van verschillende beroepen bij een steekproef van 644 deelnemers. Er werden
negen verschillende beroepscategorieën onderscheiden, waardoor het aantal personen in
deze categorieën varieerde van acht tot honderdvijftien personen.
Deeltijds werk
Flach et al. (2011) stellen in hun inleiding dat deeltijds werk geassocieerd is met een
langere duur van sick leave, maar geven geen verdere uitleg voor dit resultaat. Volgens
Huijs et al. (2012) is deeltijdse werkhervatting een belangrijke voorspeller voor een
kortere duur tot volledige RTW. In dit onderzoek werden deelnemers opgenomen
wanneer ze volledig of gedeeltelijk arbeidsongeschikt waren. Werknemers die in het
28
begin van het onderzoek deeltijds bleven werken, hadden een kortere duur tot volledige
RTW. Het kan gezien worden als een graduele blootstelling aan de werksituatie. Deze
bevinding zou belangrijk kunnen zijn in het kader van preventie, omdat wanneer een
werknemer gedeeltelijk aan het werk gaat, de duur tot RTW verkort kan worden. Er zijn
echter tegengestelde resultaten over deeltijdse RTW in de verschillende onderzoeken.
3.1.4
Contextgerelateerde factoren
Contextgerelateerde factoren komen slechts weinig naar voor in de onderzoeken die
gebruikt werden voor deze review. Nielsen et al. (2010) kijken vanuit het ICF
(International Classification of Functioning) naar RTW. Dit classificatiesysteem is
gebaseerd op een biopsychosociaal perspectief dat stelt dat RTW niet alleen bepaald
wordt door gezondheid, maar eerder het resultaat is van een complexe relatie tussen de
persoon en zijn of haar omgeving. De kans op RTW is dus niet enkel te voorspellen door
een verbetering in de gezondheid, maar is ook gerelateerd aan individuele en
omgevingsfactoren. Deze omgevingsfactoren zijn echter weinig onderzocht. Nielsen et
al. (2010) nemen naast voorspellers op vlak van gezondheid en individuele factoren ook
omgevingsfactoren op in hun onderzoek. Bij de statistisch significante voorspellers
kwamen echter geen omgevingsfactoren terug.
Sociale zekerheidssystemen
Sociale zekerheidssystemen verschillen tussen landen, dus factoren binnen de sociale
context kunnen verschillen tussen onderzoeken naargelang het land waar het onderzoek
werd uitgevoerd (Huijs et al., 2012). Zeer weinig studies over de arbeidsmarkt hebben
expliciet onderzocht of de nationale context een rol speelt in de resultaten (Holtermann
et al., 2010).
Grootte van het bedrijf
Het onderzoek van Flach et al. (2011) bekijkt werkgerelateerde en organisatorische
factoren, maar behalve de grootte van het bedrijf, werd er niet gekeken naar de invloed
van de omgeving. Het werken in een klein bedrijf is geassocieerd met een eerste RTW na
zes weken (Flach et al., 2011). Post et al. (2005) stellen dat hoe kleiner het bedrijf is, hoe
kleiner de kans op RTW wordt.
29
3.2
Secundaire analyse
3.2.1
Kenmerken onderzoeksgroep
De gemiddelde leeftijd van de totale onderzoekspopulatie was 44,42 jaar (± 9,115), met
een minimumleeftijd van 20 jaar en een maximumleeftijd van 60 jaar. Er namen 143
mannen en 236 vrouwen deel aan het onderzoek. 161 personen hadden een psychische
stoornis, 192 personen een locomotorische stoornis en 26 personen een psychosomatische
stoornis. De enquêtes op T0, T1 en T2 werden niet door elke persoon volledig ingevuld
of teruggestuurd. Missing data traden op wanneer, zoals eerder aangehaald, minder dan
de helft van de vragen voor een bepaalde schaal werden ingevuld. Zo zijn er bij T0
respectievelijk voor pijn en self-efficacy gegevens beschikbaar van 353 en 362 personen,
bij T1 voor 288 en 284 personen en bij T2 voor 209 en 201 personen.
3.2.2
Verschil tussen interventie- en controlegroep in tijd tot werkhervatting
In figuur 2 wordt aan de hand van een Kaplan-Meier survival-analyse weergegeven dat
de interventiegroep meer en sneller aan het werk gaat dan de controlegroep binnen één
jaar. Bij personen die langer dan één jaar arbeidsongeschikt waren, werd het aantal dagen
op 366 gezet, omdat ze na één jaar het “event” nog niet bereikt hadden. Tabel 2 geeft de
gemiddelde tijd tot werkhervatting van de controle- en interventiegroep weer. 58
personen (15,30%) hebben het werk niet hervat na één jaar. Hiervan zaten 26 personen in
de interventiegroep en 32 personen in de controlegroep. Het verschil tussen de
gemiddelden van de tijd tot RTW van de controle- en de interventiegroep is 21 dagen. Dit
verschil is echter niet statistisch significant (p=0.105).
30
0 = Controle
1 = Interventie
Figuur 2: Survivalanalyse werkhervatting binnen één jaar
Tabel 2: Samenvatting survival-analyse werkhervatting binnen 1 jaar
Interventiegroep
(n=188)
Controlegroep
(n=191)
Totaal (n=379)
Verschil (pwaarde)
3.2.3
Gemiddelde
95% BI
RTW
tijd tot
≤ 365
werkhervatting Ondergrens Bovengrens dagen
(± SD)
N (%)
RTW
> 365
dagen
N (%)
154,803 dagen
(± 8,374 dagen)
175,974 dagen
(± 8,246 dagen)
165,472 dagen
(± 5,901 dagen)
21,171 dagen
(p=0.105)
26
(13,83)
32
(16,75)
58
(15,30)
138,390
dagen
159,812
dagen
153,907
dagen
171,216
dagen
192,136
dagen
177,038
dagen
162
(86,17)
159
(83,25)
321
(84,70)
Variabelen opgenomen in de analyses
Op basis van de systematische review werd gekozen om enkele persoonlijke variabelen
op te nemen in de secundaire analyse, nl. diagnose, leeftijd, geslacht, self-efficacy,
verwachtingen over RTW en pijn. Over de laatste twee variabelen is de literatuur die
gebruikt werd voor de systematische review consistent, maar omdat deze variabelen door
de InWerkCoach kunnen worden beïnvloed, vormen deze een belangrijk luik voor dit
onderzoek. Self-efficacy kan eveneens door de InWerkCoach beïnvloed worden. Over de
invloed van self-efficacy op RTW is echter nog geen consistentie te vinden in de
literatuur, net zoals over diagnose, leeftijd en geslacht. Persoonlijke variabelen zijn het
meest relevant voor de InWerkCoach, aangezien de therapiesessies hierop kunnen
worden afgestemd.
31
3.2.4
Verschillen tussen de drie metingen
De metingen voor de pijnschaal verschillen significant van elkaar voor de totale
onderzoekspopulatie op T0 en T1 (p=0.000), T1 en T2 (p=0.022) en T0 en T2 (p=0.000).
De scores voor self-efficacy verschillen significant tussen T0 en T1 (p=0.003) en tussen
T0 en T2 (p=0.026), maar niet tussen T1 en T2 (p=0.742).
Omwille van deze significante verschillen, wordt elke meting apart opgenomen in de Cox
regressieanalyses.
3.2.5
Invloed van de variabelen op RTW
Er werd geen significant effect gevonden van het geslacht op de werkhervatting tussen de
controle- en interventiegroep (p=0.155). De hazard ratio (HR) van geslacht is 0.885
(p=0.285) met het mannelijk geslacht als referentie (zie tabel 3). Dit wil zeggen dat de
werkhervatting 11,5% minder is bij vrouwen ten opzichte van mannen. Vrouwen gaan
dus minder snel terug aan het werk dan mannen. Dit verschil is echter niet statistisch
significant.
Ook wat betreft het probleemtype (locomotorisch, psychisch of psychosomatisch) werd
geen statistisch significant effect gevonden (p=0.061). De hazard ratio’s voor de
psychische en psychosomatische groep waren respectievelijk 0.840 (p=0.133) en 0.625
(p=0.071) met de locomotorische groep als referentie. De werkhervatting is dus minder
snel bij de psychische (16%) en psychosomatische (37,5%) groep ten opzichte van de
locomotorische groep. Dit verschil is echter niet statistisch significant.
De derde variabele die werd onderzocht is de leeftijd. Deze variabele werd categorisch
gemaakt door de groep op te delen in een groep met de leeftijd tot en met 45 jaar en een
groep ouder dan 45 jaar. Deze variabele heeft geen statistisch significant effect op de
werkhervatting (p=0.268). De HR is 0.981 (p=0.861). Dit wil zeggen dat de
werkhervatting minder snel (1,9%) is bij personen ouder dan 45 jaar ten opzichte van
personen jonger dan 45 jaar. Hoe hoger de leeftijd is, hoe langer het duurt vooraleer
mensen het werk hervatten. Dit effect is echter niet statistisch significant.
32
Er werd wel een significant effect (p=0.000) gevonden van de zelf ingeschatte kans op
werkhervatting binnen drie maanden door de arbeidsongeschikte persoon. De HR is 1.133
(p=0.000), wat wil zeggen dat hoe hoger de verwachting van RTW van de persoon is, hoe
sneller (13,3%) hij terug aan het werk zal gaan.
Ook de self-efficacy heeft een statistisch significant effect op de werkhervatting voor alle
drie de metingen. De totaalscore van de vragenlijst rond self-efficacy (zoals de leeftijd)
is een continue variabele, waardoor er niet tussen twee of meerdere groepen vergeleken
wordt. De HR voor deze totale score is 1.024 (p=0.004) op T0, 1.047 (p=0.000) op T1 en
1.032 (p=0.004) op T2, wat wil zeggen dat een hogere score op self-efficacy leidt tot een
kortere duur tot het bereiken van het event (de werkhervatting).
Als laatste werd de invloed van de pijnscore op de werkhervatting geanalyseerd. Het
effect van pijn bij T0 op de werkhervatting is niet statistisch significant (p=0.072). De
HR is 1.002 (p=0.210) wat wil zeggen dat mensen met een hogere totaalscore voor de
pijnschaal (en dus minder pijn hebben) iets sneller het werk zullen hervatten, maar dit
verschil is zeer klein en niet statistisch significant. Het effect van pijn bij T1 en T2 is wel
statistisch significant. Op T1 is er een HR van 1.013 (p=0.000) en op T2 is er een HR van
1.012 (p=0.000). Minder pijn leidt dus tot een snellere werkhervatting.
33
Tabel 3: Voorspellers van duur tot volledige RTW gedurende één jaar na start van sick leave
Totale onderzoeksgroep
N = 379
HR [95% BI]
P
0.885 [0.707-1.108]
0.285
Psychisch 0.840 [0.669-1.055]
0.133
Psychosomatisch 0.652 [0.409-1.037]
0.071
Geslacht (ref = mannelijk)
Stoornis (ref = locomotorisch)
Leeftijd (ref = leeftijd ≤ 45 jaar)
0.981 [0.787-1.222]
0.861
Zelf ingeschatte kans op
1.133 [1.070-1.200] *
0.000
werkhervatting
RTW Self-efficacy
T0 (N=362) 1.024 [1.007-1.040]
0.004
T1 (N=284) 1.047 [1.028-1.066]
0.000
T2 (N=201) 1.032 [1.010-1.054]
0.004
T0 (N=353) 1.002 [0.999-1.006]
0.210
T1 (N=288) 1.013 [1.009-1.017]
0.000
T2 (N=209) 1.012 [1.007-1.018]
0.000
Pijn
*
Cursief = significant
34
4
DISCUSSIE
4.1
Literatuuronderzoek
In het literatuuronderzoek werd gezocht naar variabelen die van invloed zijn op de
arbeidsre-integratie bij personen met psychische en/of locomotorische problemen. Er
werden verschillende variabelen gevonden die RTW op een positieve of negatieve manier
kunnen beïnvloeden. Deze variabelen kunnen vervat worden in vier grote groepen,
namelijk gezondheidsfactoren, persoonlijke factoren, werkgerelateerde factoren en
contextgerelateerde factoren. De onderzoeken waren allemaal van matige tot goede
kwaliteit. Een aandachtspunt hierbij is dat de onderzoeken slechts door één persoon
werden beoordeeld op hun kwaliteit. Meerdere beoordelaars zouden de objectiviteit van
de bevindingen kunnen verhogen.
Er werd slechts één Belgische studie (Du Bois et al., 2009) gevonden. De andere studies
kwamen uit andere Europese landen en één onderzoek werd uitgevoerd in Canada (Boot
et al., 2014). Een belangrijk aandachtspunt bij studies rond arbeidsre-integratie uit andere
landen is dat de sociale zekerheid in elk land verschillend is. Hierdoor kunnen de redenen
waardoor mensen sneller terug aan het werk gaan verschillend zijn, afhankelijk van in
welk sociaal zekerheidssysteem de werknemers zich bevinden. Het is niet duidelijk in
welke mate de resultaten van onderzoeken uit andere landen generaliseerbaar zijn naar de
Belgische situatie (Nielsen et al., 2010). Daarnaast is het niet duidelijk of er wel een
verschil is in voorspellende variabelen voor RTW tussen de landen aangezien de studies
over sommige variabelen consistent zijn en over anderen niet (Holtermann et al., 2010).
Naast een verschil in de landen, was er ook een onderscheid op te merken in de doelgroep
van de onderzoeken. Boot et al. (2014) keken naar voorspellers voor RTW bij
werknemers met of zonder comorbiditeit. Huijs et al. (2012) namen eveneens
comorbiditeit op in hun onderzoek, maar vergeleken dit met fysieke en psychische
problemen. Comorbiditeit is een probleem in de algemene populatie en de kans is groot
dat de prevalentie van comorbiditeit nog gaat stijgen in de toekomst. Dit brengt
bezorgdheden met zich mee op vlak van functioneren op het werk en het RTW-proces
(Huijs et al., 2012). Huijs et al. (2012) en Post et al. (2005) keken naar voorspellers bij
35
werknemers met verschillende oorzaken voor ziekteverzuim. Nog andere onderzoeken
keken dan weer enkel naar psychische (Ekberg et al., 2015; Flach et al., 2011; Brouwers
et al., 2009; Nielsen et al., 2010) of locomotorische stoornissen (Reme et al., 2009; Du
Bois et al., 2009; Giezen et al., 2000; Steenstra et al., 2005; Holtermann et al., 2010). Dit
leidde tot verschillende resultaten en maakt dat de resultaten van de onderzoeken moeilijk
te vergelijken waren.
Een ander belangrijk aandachtspunt is dat psychische stoornissen niet altijd
gediagnosticeerd of opgemerkt worden (Nielsen et al., 2010). Hierdoor kan het zijn dat
deze stoornissen ongemerkt toch meespelen in het RTW-proces. Daarnaast maakten
verschillende onderzoeken (Boot et al., 2014; Du Bois et al., 2009; Huijs et al., 2012;
Nielsen et al. 2010; Post et al., 2005) gebruik van zelfrapportage voor de diagnose of de
mate van RTW. Dit brengt met zich mee dat de resultaten niet volledig betrouwbaar zijn
als de werknemer verkeerde gegevens doorgeeft. Nielsen et al. (2010) haalden aan dat ze,
door het gebruik van zelfgerapporteerde redenen van afwezigheid, de populatie bekomen
die zich aanmeldt bij sociale verzekeringsinstanties. Flach et al. (2011) kozen er bewust
voor om niet uit te gaan van informatie gebaseerd op zelfrapportage van de werknemers,
maar om enkel gebruik te maken van informatie uit meetinstrumenten en van de
behandelende artsen.
Niet elk onderzoek nam dezelfde factoren mee in de analyses. Sommige onderzoeken
zoals dat van Boot et al. (2014) namen zowel demografische, gezondheidsgerelateerde en
werkgerelateerde factoren op, terwijl andere onderzoeken enkel werkgerelateerde
factoren opnamen (Post et al., 2005). Vervolgens was de duur van follow-up,
steekproefgrootte, populatie, gebruikte meetinstrumenten en de gemeten outcome niet
voor elk onderzoek gelijk. Deze gegevens staan samengevat in de tabel in bijlage 5.
Het is niet duidelijk of de onderzoeken alle mogelijke variabelen die een invloed kunnen
hebben op RTW opnamen. Alle onderzoeken bepaalden namelijk op voorhand een aantal
factoren die ze onderzochten, waardoor verschillende andere variabelen niet werden
opgenomen. Een beperking van elk prognostisch onderzoek volgens Reme et al. (2009)
is de mogelijkheid dat belangrijke voorspellers worden weggelaten. Om deze reden werd
in deze masterproef eerst het literatuuronderzoek uitgevoerd, zodat een beter zicht
36
bekomen werd op variabelen die reeds significant bleken te zijn. Het weglaten van
belangrijke voorspellers werd op deze manier zo goed als mogelijk vermeden.
4.2
Secundaire analyse
Het doel van de secundaire analyse was om de variabelen te identificeren die voor de
doelgroep, waar de InWerkCoach mee werkt, van belang zijn om een snellere RTW te
bekomen. De InWerkCoach werkt op persoonlijke factoren, waardoor deze werden
opgenomen in de statistische analyses van deze thesis. Uit het literatuuronderzoek
kwamen persoonlijke variabelen als relevant naar voor en er werd verwacht dat
persoonlijke variabelen een invloed hebben op een snellere terugkeer naar het werk. Van
de zes persoonlijke variabelen die werden gekozen, hadden er drie een statistisch
significant effect op de arbeidsre-integratie, namelijk self-efficacy bij T0, T1 en T2, de
zelf ingeschatte kans op werkhervatting en de pijnscore volgens de RAND-36 bij T1 en
T2.
Er werd eerst nagegaan of er een verschil was in tijd tot werkhervatting tussen de
interventie- en de controlegroep. Met andere woorden werd dus bekeken of
ergotherapeutische interventies een effect hadden op de terugkeer naar het werk. De
interventiegroep ging 21 dagen sneller aan het werk dan de controlegroep, maar dit
verschil was niet statistisch significant. In de RCT (Smeers, 2013-2014; Wolfs, 20132014) werd aangehaald dat het verschil mogelijk niet significant was omwille van de korte
follow-up, maar ook bij een follow-up van één jaar en een grotere onderzoeksgroep was
er geen significant verschil. Om deze reden werden er bij het onderzoeken van de
voorspellende variabelen geen aparte analyses uitgevoerd voor beide groepen.
De variabelen die onderzocht werden in de secundaire analyse, werden ook in andere
onderzoeken, die gebruikt werden in de review, onderzocht. Een hogere self-efficacy
bleek in andere studies van goede kwaliteit (Huijs et al., 2012; Reme et al., 2009) een
positief beïnvloedende factor te zijn. Dit gegeven wordt dus door deze secundaire analyse
bevestigd. De studie van Holtermann et al. (2010) vond echter geen effect van selfefficacy op RTW.
37
Vier onderzoeken, waarvan drie met goede kwaliteit, (Brouwers et al., 2009; Nielsen et
al., 2010; Reme et al., 2009; Steenstra et al., 2005) kwamen tot de bevinding dat de
verwachte duur van het ziekteverzuim, zoals werd aangegeven door de cliënt, een
significante voorspeller was voor RTW. Er werden echter verschillende vragen gebruikt
om de verwachte duur van het ziekteverzuim in kaart te brengen. Dit maakt het moeilijk
om de resultaten van de verschillende onderzoeken te vergelijken.
Pijn werd in meerdere onderzoeken als significante voorspeller gezien (Boot et al., 2014;
Du Bois et al., 2009; Giezen et al., 2000; Holtermann et al., 2010; Reme et al., 2009;
Steenstra et al., 2005). Deze onderzoeken werden allemaal uitgevoerd bij personen met
locomotorische problemen en vier van hen hadden een goede kwaliteit. In de secundaire
analyse werden zowel personen met locomotorische, psychische en psychosomatische
problemen opgenomen. Ook bij deze doelgroep had pijn op T1 en T2 een significant
effect, maar niet op T0.
Variabelen die in de secundaire analyse geen significant effect hadden op RTW waren:
leeftijd, geslacht en de problematiek. Brouwers et al. (2009), Nielsen et al. (2010) en Post
et al. (2005) vonden geen significant effect van leeftijd. Reme et al. (2009) vonden bij de
follow-up van twee jaar dat leeftijd onder 41 jaar een significante voorspeller was om niet
terug aan het werk te gaan, terwijl Huijs et al. (2012) en Giezen et al. (2000) stelden dat
oudere werknemers een significant kleinere kans hebben op volledige RTW. Over het
geslacht was in de literatuur eveneens geen duidelijkheid te vinden. Brouwers et al.
(2009), Nielsen et al. (2010), Huijs et al. (2012), Post et al. (2005) en Reme et al. (2009)
vonden geen significant effect, terwijl Flach et al. (2011) stelden dat vrouwen een langere
duur tot RTW hadden. Er werd één ander onderzoek (Huijs et al., 2012) geïncludeerd in
de systematische review dat zowel psychische als locomotorische stoornissen opnam,
maar dit onderzoek vergeleek de problematieken niet met elkaar wat betreft de duur tot
werkhervatting. Hierdoor zijn de resultaten van de variabele stoornis, die gevonden
werden in de secundaire analyse, moeilijk te vergelijken met de andere onderzoeken.
Er zijn verschillende beperkingen in dit onderzoek. Ten eerste konden enkel gegevens
gebruikt worden die verzameld werden in de RCT. Dit maakt dat bijvoorbeeld de
gegevens over pijn uit een subschaal van de RAND-36 werden gehaald, terwijl er
misschien andere meetinstrumenten bestaan die meer betrouwbaar en valide zijn om pijn
38
in kaart te brengen. Andere onderzoeken (Boot et al., 2014; Du Bois et al., 2009; Giezen
et al., 2000; Holtermann et al., 2010; Reme et al., 2009; Steenstra et al., 2005) die de
variabele pijn onderzochten, kwamen met de multidimensional Pain Inventory, de Pain
Complaints Questionnaire of via interviews tot dezelfde resultaten. Er werd daarnaast in
de secundaire analyse geen rekening gehouden met herval, dus van de personen die hun
werk hervatten na 12 maanden, is niet geweten of ze daadwerkelijk ook aan het werk
bleven en gedurende welke periode. Vervolgens werden enkel personen opgenomen in
het onderzoek die een vast arbeidscontract hadden, waardoor we geen zicht hebben op
generalisatie
naar
werkzoekenden.
Werkzoekenden
die
door
psychische
of
locomotorische problemen niet kunnen werken, maar dit wel zouden willen, zitten
namelijk nog in een andere situatie dan mensen die een arbeidscontract hebben. Het
onderzoek vindt plaats binnen de Limburgse context van de CM bij personen met
psychische en locomotorische problemen waarbij verschillende in- en exclusiecriteria
werden opgesteld. Dit maakt de onderzoeksgroep selectief, waardoor de resultaten niet
naar andere mutualiteiten kunnen worden veralgemeend. Daarnaast werden er geen
werkgerelateerde aandoeningen opgenomen of mensen die gehospitaliseerd waren. Ten
slotte werden enkel persoonlijke factoren opgenomen in de statistische analyses. Dit werd
gebaseerd op de resultaten van de systematische review.
Naast de beperkingen zijn er ook sterktes in dit onderzoek. De onderzoeksgroep heeft een
voldoende grote power (0.884) (Portney & Watkins, 2014). Niet-significante resultaten
binnen dit onderzoek zijn dus niet te wijten aan een te kleine steekproef. De deelnemers
hebben verschillende beroepsachtergronden, wat de generalisatie naar andere personen
bevordert. De tijd van follow-up bedroeg één jaar. In de meeste onderzoeken uit de
systematische review (Boot et al., 2014; Ekberg et al., 2015; Flach et al., 2011; Giezen et
al., 2000; Nielsen et al., 2010) was dit ook het geval. Er kan dus aangenomen worden dat
deze duur van het onderzoek vaak gebruikt wordt en voldoende lang is. Voor de
statistische analyses werd er beroep gedaan op de cel biostatistiek van de Universiteit van
Gent, om de best mogelijke analyse te kunnen kiezen. De gegevens werden verzameld
aan de hand van gevalideerde vragenlijsten die specifiek gericht zijn op de arbeidsreintegratie. Om de financiële kosten en de overige nadelen gerelateerd aan lange periodes
van ziekteverzuim aan te pakken, is het essentieel om de populatie te identificeren die
hier het meeste risico op heeft en de voorspellende factoren te onderzoeken waarop
39
interventies van IWC kunnen inwerken. Dit onderzoek draagt hieraan bij doordat het
doelgerichte interventies van de InWerkCoach of eventueel andere disciplines wil
bekomen. Ten slotte werden de resultaten van de secundaire analyse vergeleken met de
resultaten van de systematische review om een zo volledig mogelijk beeld te krijgen over
de variabelen die RTW beïnvloeden.
40
5
CONCLUSIE
Deze masterproef probeerde een antwoord te formuleren op de vraag welke variabelen
van invloed zijn op de werkhervatting bij personen met psychische en locomotorische
problemen binnen de CM Limburg, om zo interventies beter en specifieker te laten
verlopen.
Uit de systematische review bleek dat er reeds verschillende variabelen gekend zijn die
de werkhervatting beïnvloeden, maar dat er weinig consistentie te vinden is in de
verschillende onderzoeken. De conclusies in de onderzoeken kunnen afhankelijk zijn van
de gekozen doelgroep, de geselecteerde variabelen, het land waar het onderzoek werd
uitgevoerd ... Dit maakt dat de onderzoeken moeilijk met elkaar te vergelijken zijn en het
niet duidelijk is of de conclusies veralgemeend kunnen worden.
In de secundaire analyse werd geen significant verschil gevonden in duur tot
werkhervatting tussen de controle- en de interventiegroep van het InWerkCoach-project
bij een opvolging van één jaar. Nochtans worden interventies van een ergotherapeut in de
review van Désiron et al. (2011) als positief gezien om RTW te bekomen. Er is echter
nog maar weinig onderzoek omtrent ergotherapeutische interventies en arbeidsreintegratie gebeurd en de meeste studies hebben een lage kwaliteit, waardoor het moeilijk
is om wetenschappelijk bewijs te bekomen. Daarnaast ontbreken er duidelijke definities
in het ergotherapeutisch vakgebied, wat het vergelijken van de studies bemoeilijkt (Lee
& Kielhofner, 2010).
Verder bleek uit de secundaire analyse dat drie van de zes onderzochte persoonlijke
variabelen een statistisch significant effect hadden op een snellere werkhervatting. Deze
variabelen waren: self-efficacy, de zelf ingeschatte kans op werkhervatting binnen drie
maanden en de score op de pijnschaal van de RAND-36 op T1 en T2. Dit komt overeen
met wat uit het literatuuronderzoek naar voor kwam. Over de niet-significante variabelen
(leeftijd, geslacht en problematiek) uit de secundaire analyse was de literatuur niet
consistent.
41
Vanuit de resultaten van dit onderzoek is het aan te raden dat de ergotherapeut of
InWerkCoach inwerkt op de self-efficacy, de zelfingeschatte kans op werkhervatting en
het ervaren van pijn. Dit wordt momenteel al in grote mate gedaan, vanuit de visie om
mensen te empoweren en de zelfstandigheid te bevorderen. Door interventies op de
significante variabelen te richten, kan een snellere werkhervatting bekomen worden. Aan
de hand van de onderzochte variabelen kan ook geconcludeerd worden voor welke
doelgroepen het zinvol is om InWerkCoaching aan te bieden. Personen die van in het
begin reeds een hoge self-efficacy of een hoge zelfingeschatte kans op werkhervatting
binnen drie maanden hebben, zullen sneller aan het werk gaan dan degenen die lager
scoren. Self-efficacy bleek bij de drie metingen een significant effect te hebben, dus
personen kunnen baat hebben bij IWC wanneer de InWerkCoach in staat is om de selfefficacyscore te verbeteren. De pijnscore had geen significant effect op T0, maar wel op
T1 en T2. Het is dus moeilijk om deze variabele te gebruiken bij het screenen naar
personen die gebaat zijn bij IWC, maar een vermindering van de pijn zorgt wel voor een
snellere werkhervatting. Op basis van geslacht, leeftijd en diagnose werd geen significant
verschil gevonden, waardoor niet geconcludeerd kan worden welke van deze
doelgroepen gebaat zouden zijn met IWC. Deze variabelen mogen dus geen criteria zijn
om geen IWC aan te bieden.
Verder onderzoek kan nagaan of de resultaten vanuit de secundaire analyse hetzelfde zijn
in een andere context, bijvoorbeeld bij andere mutualiteiten en in andere regio’s. Tevens
kan onderzocht worden of werknemers sneller aan het werk gaan wanneer de
InWerkCoach zijn interventies meer op de statistisch significante variabelen (selfefficacy, de zelfingeschatte kans op werkhervatting en het ervaren van pijn) richt. Dit
onderzoek richtte zich voor de statistische analyses op persoonlijke factoren, omdat de
InWerkCoach hier vooral aandacht voor heeft. Het zou echter ook relevant kunnen zijn
om te onderzoeken welke factoren gerelateerd aan werk, gezondheid of omgeving een
invloed hebben op de werkhervatting.
42
LITERATUURLIJST
Adelante. (n.d.). Biomedisch of biopsychosociaal? Retrieved from Adelante: haal het
beste
uit
jezelf:
https://www.adelante-zorggroep.nl/nl/revalidatie/voorzorgverleners/biomedisch-of-biopsychosociaal/
Bandura, A. (1977). Self-efficacy: toward a unifying theory of behavioral change.
Psychological review, 84(2), 191-215.
Boot, C. R., Hogg-Johnson, S., Bültmann, U., Amick, B. C., & Beek, A. v. (2014).
Differences in predictors for return to work following musculoskeletal injury
between workers with and without somatic comorbidities. Int Arch Occup
Environ Health(87), 871-879.
Brouwers, E. P., Terluin, B., Tiemens, B. G., & Verhaak, P. F. (2009). Predicting Return
to Work in Employees Sick-Listed Due to Minor Mental Disorders. J Occup
Rehabil, 19, 323-332.
De Rijk, A. (2014). Persoonlijke communicatie. (F. Wolfs, Interviewer)
De Rijk, A., Janssen, N., Van Lierop, B., Alexanderson, K., & Nijhuis, F. (2009). A
behavioral approach to RTW after sickness absence: The development of
instruments for the assessment of motivational determinants, motivation and key
actors' attitudes. Work, 33, 273-285.
Désiron, H. A., Rijk, A. d., Van Hoof, A., & Donceel, P. (2011). Occupational therapy
and return to work: a systematic literature review. BMC Public Health, 11(615),
1-14.
Du Bois, M., Szpalski, M., & Donceel, P. (2009). Patients at risk for long-term sick leave
because of low back pain. The Spine Journal, 9, 350-359.
Ekberg, K., Wahlin, C., Persson, J., Bernfort, L., & Öberg, B. (2015). Early and Late
Return to Work After Sick Leave: Predictors in a Cohort of Sick-Listed
Individuals with Common Mental Disorders. J Occup Rehabil, 25, 627-637.
Evidence-Based RichtlijnOntwikkeling. (2003). Formulier III voor het beoordelen van
een cohortonderzoek.
Flach, P. A., Groothoff, J. W., Krol, B., & Bültmann, U. (2011). Factors associated with
first return to work and sick leave durations in workers with common mental
disorders. European Journal of Public Health, 22(3), 440-445.
Giezen, A. v., Bouter, L. M., & Nijhuis, F. J. (2000). Prediction of return-to-work of low
back pain patients sicklisted for 3±4 months. Pain, 87, 285-294.
Holtermann, A., Hansen, J. V., Burr, H., & Sogaard, K. (2010). Prognostic factors for
long-term sickness absence among employees with neck-shoulder and low-back
pain. Scandinavian Journal of Work, Environment & Health, 36(1), 34-41.
43
Huijs, J. J., Koppes, L. L., Taris, T. W., & Blonk, R. W. (2012). Differences in Predictors
of Return to Work Among Long-Term Sick-Listed Employees with Different
Self-Reported Reasons for Sick Leave. J Occup Rehabil(22), 301-311.
IBM Corp. (2013). IBM SPSS Statistics for Windows, version 22.0. New York: IBM Corp.
Joss, M. (2002). Occupational Therapy and Rehabilitation for Work. British Journal of
Occupational Therapy, 65(3), 141-148.
Laisné, F., Lecomte, C., & Corbière, M. (2012). Biopsychosocial predictors of prognosis
in musculoskeletal disorders: a systematic review of the literature. Disability &
Rehabilitation, 355-382.
Lee, J., & Kielhofner, G. (2010). Vocational intervention based on the Model of Human
Occupation: a review of evidence. Scand J Occup Ther, 17(3), 177-190.
Nielsen, M. D., Madsen, I. E., Bültmann, U., Christensen, U., Diderichsen, F., &
Rugulies, R. (2010). Predictors of return to work in employees sick-listed with
mental health problems: findings from a longitudinal study. European Journal of
Public Health, 21(6), 806-811.
Pickery, J. (2008). De interpretatie van interactie-effecten in regressiemodellen.
Studiedienst van de Vlaamse Regering. Brussel: Josée Lemaître.
Portney, L. G., & Watkins, M. P. (2014). Foundations of clinical research: Applications
to practice (third edition). Pearson.
Post, M., Krol, B., & Groothoff, J. (2005). Work-related determinants of return to work
of employees on long-term sickness absence. Disability and Rehabilitation, 27(9),
481-488.
PRISMA. (2009). PRISMA Flow Diagram. Retrieved from PRISMA Transparant
Reporting of Systematic Reviews and Meta-anlyses: http://www.prismastatement.org/
Remacle, A., Avalosse, H., Vancorenland, S., & Van Audenhaege, M. (2012, juni).
Langdurige arbeidsongeschiktheid: De levensloop van personen met een
langdurige arbeidsongeschiktheid. CM-informatie(248), 3-13.
Reme, S. E., Hagen, E. M., & Eriksen, H. R. (2009). Expectations, perceptions, and
physiotherapy predict prolonged sick leave in subacute low back pain. BMC
Musculoskeletal Disorders, 10(139).
RIZIV. (2013). Jaarverslag 2013. RIZIV, Brussel.
RIZIV. (2015, Juli 22). 2 kerncijfers van onze dienst voor uitkeringen in 2014. Retrieved
from RIZIV: Rijksinstituut voor ziekte-en invaliditeitsverzekering:
http://www.inami.fgov.be/nl/publicaties/jv2014/sleutelgegevens/kerncijfersuitkeringen/Paginas/default.aspx#.VjtV_vkvfIU
44
RIZIV. (sd). Ziekteverzuim in de periode van primaire arbeidsongeschiktheid: analyse
en verklarende factoren. Brussel: J. De Cock.
SAS Institute Inc. (n.d.). SAS Power and Sample Size. North Caronlina: SAS Campus
Drive.
Smeers, E. (2013-2014). Effectiviteit van ergotherapeutische interventies gericht op
werkhervatting bij personen in een vroeg stadium van arbeidsongeschiktheid: een
gerandomiseerd gecontroleerd onderzoek InWerkCoach-project in samenwerking
met de Christelijke Mutualiteit Limburg. UGent, KULeuven, UHasselt,
UAntwerpen, Vives, Thomas More, HoGent, Arteveldehogeschool, AP
Hogeschool Antwerpen, HoWest, HUB-KAHO, PXL.
Steenstra, I. A., Koopman, F. S., Knol, D. L., Kat, E., Bongers, P. M., Vet, H. C., &
Mechelen, W. v. (2005). Prognostic Factors for Duration of Sick Leave Due to
Low-Back Pain in Dutch Health Care Professionals. Journal of Occupational
Rehabilitation, 15(4), 591-605.
Vlaams Ergotherapeutenverbond vzw. (2009, Februari). Visie op het beroep
ergotherapie. Retrieved from Vlaams Ergotherapeutenverbond vzw
Beroepsvereniging: http://www.ergotherapie.be/NL/web-2432/Visie
Wet van 14 juli 1994 betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige
verzorging en uitkeringen. (1994, September 06). Belgisch staatsblad, 21524.
Wolfs, F. (2013-2014). Effectiviteit van ergotherapeutische interventies gericht op
werkhervatting bij personen in een vroeg stadium van arbeidsongeschiktheid: een
gerandomiseerd gecontroleerd onderzoek InWerkCoach-project in samenwerking
met de Christelijke Mutualiteit Limburg. UGent, KULeuven, UHasselt,
UAntwerpen, Vives, Thomas More, HoGent, Arteveldehogeschool, AP
Hogeschool Antwerpen, HoWest, HUB-KAHO, PXL.
World Federation of Occupational Therapists. (2012). Definition of Occupational
Therapy.
Retrieved
from
WFOT:
http://www.wfot.org/AboutUs/AboutOccupationalTherapy/DefinitionofOccupati
onalTherapy.aspx
Wynne-Jones, G., Cowen, J., Jordan, J. L., Uthman, O., Main, C. J., Glozier, N., & Windt,
D. v. (2014). Absence from work and return to work in people with back pain: a
systematic review and meta-analysis. Occup Enivon Med, 448-456.
Zee, K. I., & Sanderman, R. (2012). Het meten van de algemene gezondheidstoestand met
de Rand-36: Een handleiding. UMCG / Rijksuniversiteit Groningen: Research
Institute SHARE.
BIJLAGE 1: ZOEKCONCEPTEN EN GEBRUIKTE TERMEN
PICO:
-
Person: arbeidsongeschikte personen met psychische en/of locomotorische problemen;
Intervention: het geslacht, de leeftijd, pijn, self-efficacy, stoornis (locomotorisch/psychisch), RTW-verwachting;
Control: controlegroep;
Outcome: wel/niet hervatten van arbeid.
Termen gelinkt aan
MeSH
Factoren/variabelen
Vrije zoektermen
Factors, variables, gender,
age, sickness, sector,
influence, moderators
Return to work
Return to work
Back to work, return to work,
rehabilitation
Diagnose
Mental disorders
Disability, psychological
disorders, mental disorders,
mental problems,
musculoskeletal disorders,
locomotor problems
Afwezigheid op het werk
Sick leave
Sick leave, sickness absence,
sick-listed, disability benefits
Ergotherapie
Occupational therapy
Occupational therapy
I
BIJLAGE 2: METHODOLOGISCHE KWALITEIT VAN STUDIES NAAR FACTOREN DIE RTW
BEÏNVLOEDEN
Tabel gebaseerd op “formulier III voor het beoordelen van een cohortonderzoek” (Evidence-Based RichtlijnOntwikkeling, 2003)
Auteur
(jaar)
Studiegroepe
n
Selectiebia
s
Blootstellin
g
Uitkoms
t
Geblindeerde
uitkomstmetin
g
Follow
-up
Selectiev
e loss-tofollowup
Confounder
s
Conclusi
e
Boot et al.,
2014
+
+
+
+
?
+
+
?
+
Brouwers
et al., 2009
+
?
+
+
?
-
+
+
+
Du Bois et
al., 2009
+
?
+
+/-
+
-
+
?
+/-
Ekberg et
al., 2015
+
+/-
+
+
?
+
?
?
+/-
Flach et
al., 2011
+
?
+
+
?
+
?
+
+
Giezen et
al., 2000
+
+
+
+
?
+
?
?
+
II
Holterman
n et al.,
2010
+
?
+
+
?
+
?
+
+
Huijs et
al., 2012
+
+
+
+/-
?
+
+
?
+
Nielsen et
al., 2010
+
?
+
+
?
+
?
+
+
Post et al.,
2005
-
-
+
+/-
?
+/-
?
+
+/-
Reme et
al., 2009
+
-
+
+
?
+
?
+
+
Steenstra
et al., 2005
+
?
+
+
?
-
?
+
+/-
+ = Ja/Goed; - = Nee/Niet goed; +/- = Twijfelachtig; ? = Te weinig informatie in de studie.
III
BIJLAGE 3: KENMERKEN ONDERZOEKSGROEP
Demografische en klinische kenmerken at baseline
Kenmerken
IWC
Controlegroep
Totaal
N = 188
N = 191
N = 379
N
%
N
%
N
%
Man 74
39,36
69
36,13
143
37,73
Vrouw 114
60,64
122
63,87
236
62,27
Geslacht
Leeftijd:
gemiddelde (±SD)
Jaar 45,10 (±
9,125)
43,76 (± 9,080)
44,42
(±
9,115)
Reden voor sick
leave
Psychische 74
stoornis
Locomotorische 101
stoornis
Psychosomatische 13
stoornis
39,36
87
45,55
161
42,48
53,72
91
47,64
192
50,66
6,91
13
6,81
26
6,86
13,83
32
16,75
58
15,30
86,17
159
83,25
321
84,70
RTW na één jaar
Nee 26
Ja 162
IV
Scores op de meetinstrumenten voor T0, T1 en T2
Kenmerken
IWC
Controlegroep
Totaal
36,58 (± 29,49)
36,26 (± 28,71)
N = 176
N = 353
56,50 (± 29,22)
57,71 (± 29,59)
N = 147
N = 288
60,17 (± 28,65)
61,58 (± 28,88)
N = 108
N = 209
29,58 (± 6,70)
30,19 (± 6,94)
N = 182
N = 362
29,86 (± 7,11)
31,60 (± 7,48)
N = 142
N = 284
31,07 (± 7,22)
31,55 (± 7,30)
N = 101
N = 100
N = 201
6,28 (3)
5,85 (3)
6,06 (3)
N = 188
N = 191
N = 379
Pijnscore:
gemiddelde (±SD)
T0 35,94 (± 27,99)
N = 177
T1 58,97 (± 30,01)
N = 141
T2 63,08 (± 29,20)
N = 101
Selfefficacyscore:
gemiddelde (±SD)
T0 30,82 (± 7,14)
N = 180
T1 33,33 (± 7,46)
N = 142
T2 32,03 (±7,38)
Zelf ingeschatte
kans op
werkhervatting:
gemiddelde
(IQR)
V
BIJLAGE 4: POWERBEREKENING SAS
Log-Rank Test for Two Survival Curves
Method
Lakatos normal approximation
Form of Survival Curve 1
Exponential
Form or Survival Curve 2
Exponential
Number of Sides
2
Accrual Time
1
Follow-up Time
365
Alpha
0.05
Group 1 Median Survival Time
119,528
Group 2 Median Survival Time
85,11
Group 1 Weight
191
Group 2 Weight
188
Total Sample Size
379
Number of Time Sub-Intervals
12
Group 1 Loss Exponential Hazard
0
Group 2 Loss Exponential Hazard
0
Berekende Power bij een steekproef van 379 personen = 0,884
VI
BIJLAGE 5: KENMERKEN OPGENOMEN ONDERZOEKEN
Auteur
(jaar)
Plaats
van de
studie
Diagnose
Data source
Design van
de studie
Kenmerken
steekproef (n,
gemiddelde leeftijd,
geslachtsverdeling,
parameter)
Percentage van
RTW (%)
Lengte
van
followup
Boot et al.,
2014
Canada
Musculoskele
tale
stoornissen
met en
zonder
comorbiditeit
Interview &
meetinstrumenten: subschaal
van Chronic Pain Grade,
ASES, Roland instrument for
back problems, SF-36
Cohortstudie
N = 1566
Geen RTW na 1
jaar: 17,8%
zonder
comorbiditeit en
18,5% met
comorbiditeit
1 jaar
Vragenlijst & telefonisch
interview
Cohortstudie
gebaseerd op
gegevens uit
RCT
Terug aan het
werk op T1: 38%,
T2: 61%
6
maande
n
Brouwers et
al., 2009
Du Bois et
al., 2009
Nederla Mentale
nd
stoornissen
België
LBP
Gem lftd = 38,9 jaar
Parameter = RTW
Vragenlijsten: OMSPQ,
Prospectieve
OLOW BACK PAINQ, Zung cohortstudie
Self-Rating Depression Scale,
MSPQ, Multidimensional
Pain Inventory, FearAvoidance Beliefs
Questionnaire, Pain
Catastrophizing Scale, TSK,
VII
N = 185
Gem lftd = 39,8 jaar
Parameter = RTW
N = 346
Gem lftd = 41 jaar
Niet in staat om te 6
werken na
maande
n
4 weken: 90%
Parameter = duur tot
RTW naar dezelfde of
een andere job
2 maanden: 62%
JCQ, JDQ, PANAS, PSS en
RPE
Ekberg et
al., 2015
Flach et al.,
2011
Giezen et
al., 2000
Zweden Mentale
stoornissen
Nederla Mentale
nd
stoornissen
Nederla LBP
nd
Vragenlijsten &
meetinstrumenten: EuroQol
(EQ-5D, EQ-VAS), SMBQ,
ZSDS, KSQ, FRI, WAI,
Pearlin Mastery Scale, SES,
AVSI, AVAT, Moorman
Interactional Justice
Instrument, EVLN
Cohortstudie
Databanken over
sociodemografische
gegevens, gegevens van
artsen (diagnoses met ICD10)
Cohortstudie
Database, telefonisch
interview, vragenlijst via
mail, deel van SF-36,
Hannover Functional Ability
Questionnaire, Work Abilityscale, Pain Complaints
Questionnaire, TheorellKarasek scale, scale ‘social
Prospectieve
cohortstudie
VIII
N = 319
RTW binnen 3
maanden: 61%
1 jaar
Gem lftd = 44 jaar
Parameter = vroege of
late RTW
N = 982
Gem lftd = 42,2 jaar
Parameter = eerste
RTW en duur van sick
leave
N = 328
Gem lftd = 39 jaar
Parameter = RTW
Binnen 12
maanden: 92%
Sick leave <6
weken: 28,2%, 713 weken: 43,2%,
>52 weken: 4,5%
1 jaar
Terug aan het
werk na 1 jaar:
66%
1 jaar
support in the workplace’ &
scale for ‘job satisfaction’
Holtermann
et al., 2010
Denem
arken
Nekschouderpijn
en LBP
Interviews via telefoon of
persoonlijk, vragenlijsten
Cohortstudie
N=
?
2 jaar
2 jaar
Gem lftd = 46,6 jaar
Volledig sick
listed na 2 jaar:
19,9%
Parameter = duur tot
volledige RTW
Gedeeltelijke
RTW: 10,7%
Nek-schouderpijn:
848
Rugpijn: 676
Gem lftd = ?
Parameter =
ziekteverzuim
Huijs et al.,
2012
Nielsen et
al., 2010
Nederla Fysieke
nd
problemen,
mentale
problemen of
comorbiditeit
van fysieke
en mentale
problemen
(zelfgerappor
teerd)
Vragenlijst &
meetinstrumenten: shortened
CES-D, UCL, Job Content
Questionnaire
Denem
arken
Vragenlijst & Deense versie
van de International Standard
Classification of Occupations
Mentale
stoornissen
Prospectieve
cohortstudie
N = 682
Volledige RTW:
69,4%
IX
Prospectieve
follow-up
studie
N = 644
Gem lftd = 40 jaar
Terug aan het
werk na 1 jaar:
83,5%
1 jaar
Parameter = duur tot
RTW
Post et al.,
2005
Nederla Lange
Vragenlijsten: oa. VBBA,
nd
termijn ziekte VOS-D
Cohortstudie
N = 926
65% op het einde
van de studie
10
maande
n
?
2 jaar
88,9% na 28
dagen en 95,0%
na 91 dagen
26
weken
Gem lftd = 46 jaar
Paramter = RTW
Reme et al.,
2009
Steenstra et
al., 2005
Noorwe Subacute
gen
LBP
Nederla LBP
nd
Vragenlijsten: HSCL-25,
FABQ, Subjective Health
Complaint Inventory, Roland
Morris Questionnaire, BPI,
COOPER job stress
questionnaire, CODE
Cohortstudie
gebaseerd op
gegevens uit
RCT
N = 246
Vragenlijst
Prospectieve
cohortstudie
N = 615
Gem lftd = 41,1 jaar
Parameter = RTW,
sick leave
Gem lftd = 42,3 jaar
Parameter = duur van
ziekteverzuim
X
BIJLAGE 6: STATISTISCH SIGNIFICANTE VOORSPELLERS VOOR RTW
Categorie
Voorspellende
factor
Gezondheidsfactoren Goede gezondheid
Studies
Positieve invloed op
RTW
Hoge
Negatieve
kwaliteit* invloed op
RTW
Boot et al.
2014;
Ekberg et
al., 2015;
Giezen et
al., 2000
3/3 (100%)
Boot et al., 2014 (met
comorbiditeit); Ekberg
et al., 2015; Giezen et
al., 2000
2
Hoge
Level of
kwaliteit evidence
(gebaseerd
op bijlage
2)**
+
Mentale
stoornissen
Huijs et al.,
2012;
Nielsen et
al., 2010;
Flach et al.,
2011;
Ekberg et
al., 2015;
Brouwers
et al., 2009
5/5 (100%)
Huijs et al.,
2012; Nielsen et
al., 2010; Flach
et al., 2011;
Ekberg et al.,
2015; Brouwers
et al., 2009
4
++
Locomotorische
stoornissen
Boot et al.,
2014; Du
Bois et al.,
6/6 (100%)
4
Boot et al.,
2014; Du Bois et
++
XI
2009;
Giezen et
al., 2000;
Holtermann
et al., 2010;
Reme et al.,
2009;
Steenstra et
al., 2005
al., 2009; Giezen
et al., 2000;
Holtermann et
al., 2010; Reme
et al., 2009;
Steenstra et al.,
2005
Brouwers
et al., 2009
1/1 (100%)
Brouwers et al.,
2009
1
+/-
Lange duur van de Brouwers
stoornis/problemen et al., 2009
1/1 (100%)
Brouwers et al.,
2009
1
+/-
1/2 (50%)
Nielsen et al.,
2010
1
+/-
1/1 (100%)
Huijs et al.,
2012
1
+/-
Somatisatie
Geschiedenis sick
leave
Nielsen et
al., 2010;
Steenstra et
al., 2005
Comorbiditeit
Huijs et al.,
2012
1/2 (50%)
Steenstra et al., 2005
XII
/
Persoonlijke
factoren
Behandeling
(medische)
specialist
Steenstra et
al., 2005;
Reme et al.,
2009;
Brouwers
et al., 2009
3/3 (100%)
Steenstra et al.,
2005; Reme et
al., 2009;
Brouwers et al.,
2009
2
+
Hogere leeftijd
Huijs et al.,
2012;
Giezen et
al., 2000
2/2 (100%)
Huijs et al.,
2012; Giezen et
al., 2000
2
+
Lagere leeftijd
(onder 41 jaar)
Reme et al.,
2009
1/1 (100%)
Reme et al.,
2009
1
+/-
Vrouwelijk
geslacht
Flach et al.,
2011
1/1 (100%)
Flach et al.,
2011
1
+/-
Laag
educatieniveau
Huijs et al.,
2012;
Ekberg et
al., 2015;
Boot et al.,
2014; Post
et al., 2005
2/4 (50%)
Huijs et al.,
2012 (fysieke
stoornissen);
Boot et al., 2014
2
+/-
2/4 (50%)
Ekberg et al., 2015;
Post et al., 2005
XIII
/
Hoog persoonlijk
inkomen
Boot et al.,
2014
1/1 (100%)
Boot et al., 2014
(zonder comorbiditeit)
1
+/-
Nood aan
financiële
zekerheid
Ekberg et
al., 2015
1/1 (100%)
Ekberg et al., 2015
/
-
Kostwinner zijn
Giezen et
al., 2000
1/1 (100%)
Giezen et al., 2000
1
+/-
Hoge self-efficacy
Huijs et al.,
2012;
Reme et al.,
2009;
2/2 (100%)
Huijs et al., 2012
(fysieke stoornissen;
mentale en fysieke
stoornissen); Reme et
al., 2009
2
+
Angst
Brouwers
et al., 2009
Actieve
copingsstrategieën
Huijs et al.,
2012
1/1 (100%)
Huijs et al., 2012
1
+/-
Positieve RTWverwachtingen
Steenstra et
al., 2005;
Nielsen et
al., 2010;
4/4 (100%)
Steenstra et al., 2005;
Nielsen et al., 2010;
3
++
1/1 (100%)
Brouwers et al.,
2009
XIV
1
+/-
Reme et al., Reme et al., 2009;
2009;
Brouwers et al., 2009
Brouwers
et al., 2009
Positieve
verwachtingen van
behandeling
Ekberg et
al., 2015
1/1 (100%)
Ekberg et al., 2015
Hoge
pijnintensiteit
Reme et al.,
2009;
Holtermann
et al., 2010;
Steenstra et
al., 2005;
Boot et al.,
2014; Du
Bois et al.,
2009;
Giezen et
al., 2000
6/6 (100%)
4
Reme et al.,
2009;
Holtermann et
al., 2010;
Steenstra et al.,
2005; Boot et
al., 2014; Du
Bois et al., 2009;
Giezen et al.,
2000
++
Verminderde
mobiliteit
Steenstra et
al., 2005
1/1 (100%)
Steenstra et al.,
2005
-
Jobtevredenheid
Giezen et
al., 2000
1/1 (100%)
Giezen et al., 2000
XV
/
1
-
/
+/-
Werkgerelateerde
factoren
Hoog niveau van
sociale
ondersteuning
door supervisor
Huijs et al., 2/4 (50%)
2012; Boot Huijs et al., 2012; Boot
et al., 2014; et al., 2014
Flach et al.,
2011; Post
et al., 2005
Laag niveau van
ondersteuning van
collega’s
Post et al.,
2005
Slechte
interactionele
rechtvaardigheid
in relatie tot
supervisor
Ekberg et
al., 2015
Arbeider
Du Bois et
al., 2009
1/1 (100%)
Ekberg et al., 2015
Gedeeltelijke RTW Flach et al., 1/2 (50%)
2011; Huijs Huijs et al., 2012
et al., 2012
Educatiesector
Flach et al.,
2011; Post
et al., 2005
XVI
2
2/4 (50%)
Flach et al.,
2011; Post et al.,
2005
1
+
1/1 (100%)
Post et al., 2005
/
-
/
1
-
1/1 (100%)
Du Bois et al.,
2009
/
-
1/2 (50%)
Flach et al.,
2011
1
+/-
2/2 (100%)
Flach et al.,
1
+/-
2011; Post et al.,
2005
Zwaar fysiek werk
Holtermann
et al., 2010;
Steenstra et
al., 2005
Zware jobvereisten Ekberg et
al., 2015
Contextgerelateerde
factoren
Klein bedrijf
Flach et al.,
2011; Post
et al., 2005
1/2 (50%)
Flach et al., 2011
/
2/2 (100%)
Holtermann et
al., 2010;
Steenstra et al.,
2005
1
+/-
1/1 (100%)
Ekberg et al.,
2015
/
-
1/2 (50%)
Post et al., 2005
/
-
*Studies met hoge kwaliteit zijn diegenen die een “+” kregen toebedeeld in bijlage 2.
**Het level of evidence werd gebaseerd op bijlage 2. Vanaf twee studies met hoge kwaliteit, werd “+” gegeven, vanaf drie studies “++”.
Wanneer de verschillende onderzoeken elkaar tegenspraken, of slechts één studie de variabele besprak, werd “+/-” gegeven, wanneer deze
studies geen goede kwaliteit hadden, werd “-” gegeven.
XVII
Download