Document

advertisement
1
DE PAASNACHTWAKE
Vooraf
De christelijke initiatie gebeurt tijdens de grote Paasnachtwake. Deze ‘moeder van alle
vieringen’ is uitzonderlijk rijk aan teksten en symbolen. Een volwassenendoop is een goede
kans om de Paaswake haar volle plaats te geven in het leven van de parochiegemeenschap.
In nogal wat parochies en gemeenschappen heeft de Paaswake nooit de feestelijke innigheid
bereikt van de Kerstnachtmis. Wellicht heeft men soms te vlug afgehaakt. Een nieuwe traditie
moet kunnen groeien. Maar het is nooit te laat om een nieuw begin te maken. En een
volwassenendoop biedt hiervoor een uitzonderlijke kans.
De werkgroep die de viering voorbereidt moet zich ontvankelijk opstellen en eerst de rijke
traditie van de Paaswake leren kennen. Pas dan kan men aan het werk schieten.
In de uitzonderlijke situatie van een volwassenendoop wil men graag aan de Paaswake een
feestelijk karakter geven. Zoek dat niet in oppervlakkige extraatjes. Laat liever de sterke
teksten en symbolen voluit spreken en verzorg de samenzang.
Omdat een volwassenendoop niet dikwijls voorvalt, zou men kunnen bekoord worden om bij
de ritussen uitleg te geven. We raden dit af. Teksten en symbolen spreken voor zichzelf. En er
moet, zeker in zo’n lange viering, een dynamische vaart steken, die men liever niet
onderbreekt met uitleg.
Een eerste sterk symbool van de Paaswake is het uur waarop ze plaats vindt. Het moet donker
zijn als men met de lichtritus begint. De liturgische voorschriften spreken van 21 uur. Men
mag inderdaad echt niet vroeger beginnen. Jongeren houden ook geen kampvuur als het nog
klaar is… En op grote familiefeesten zijn ook opa’s en oma’s heel blij om lang op te blijven!
De belangrijkste manier voor de gemeenschap om aan de viering actief deel te nemen blijft de
samenzang. Beschikt de parochie over een koor, dan heeft dit de opdracht om de samenzang
van de gemeenschap uit te lokken en te ondersteunen. Men zal best reeds in de loop van de
Veertigdagentijd de eigen liederen van de Paasnachtviering inzingen.
We geven hier suggesties voor de uitbouw van deze viering. Waar het kan geven we de
nummering op van de Orde van dienst voor de viering van de initiatiesacramenten voor
volwassenen, ICLZ, 2001, pp. 73 en vv.)
Paaswake
2
I OPENING VAN DE VIERING:
ONTSTEKEN VAN HET VUUR EN VAN DE PAASKAARS
De traditie van een feestelijk ontsteken van het licht bij het begin van de Paaswake vindt haar
oorsprong in het dagelijkse gebed bij het vallen van de duisternis en het ontsteken van de
olielamp in de eerste eeuwen van het christendom. De duisternis op zich, en het ontsteken van
de Paaskaars zijn sprekende symbolen.
Het gebruik van kaarslicht in deze wake bepaalt mee de heel eigen sfeer van de Paasnacht.
Maar kaarslicht is kwetsbaar, en kan niet tegen het geweld van elektriciteit. Probeer dan ook
alle elektrisch licht te vermijden, liefst tot na het feestelijk verkondigen van het evangelie. Het
zou jammer zijn hier toe te geven aan praktische bezwaren. Misdienaars zullen blij zijn een
kaars te mogen houden bij de lectoren en bij de dirigent van de samenzang. Ook het koor kan
heel goed bij kaarslicht zingen… zoals ten tijde van Bach!
II DIENST VAN HET WOORD
De rijke bijbelse traditie van de Paaswake ligt in de reeks lezingen en gezangen. Maar ook de
lange duur hoort tot het eigen genre van een wake.
Er zijn zeven oudtestamentische lezingen voorzien, waaruit men er minstens drie moet kiezen.
Wil men de dienst verlichten, dan zou men zich kunnen beperken tot twee.
In de vorming tijdens het catechumenaat is duidelijk geworden waarom de liturgie in elk
geval het verhaal van de doortocht door de Zee voorschrijft.
Daarna komen steeds de lezing uit Romeinen 6 en het Paasevangelie.
Lezing uit het Boek van de Uittocht
Voor de lezing uit het Boek van de Uittocht vindt men in het Lectionarium de passage van de
doortocht door de zee. Mensen die de context niet kennen, lopen echter het gevaar in deze
versie de doortocht enkel waar te nemen als een miraculeus gebeuren, en niet aan te voelen
dat dit gebeuren het hoogtepunt is in het bevrijdingsverhaal van het Godsvolk. Daarom volgt
hier een andere, niet langere, selectie van verzen, die de doortocht door de zee situeert binnen
zijn context. We volgen de Nieuwe Bijbelvertaling.
Paaswake
3
Uit Exodus 14,5-15,1
Uit het boek van de Uittocht.
14 5 Toen aan de farao, de koning van Egypte,
bericht werd dat het volk gevlucht was,
kregen hij en zijn hovelingen spijt.
‘Hoe konden we Israël zomaar laten vertrekken!’ zeiden ze.
‘Nu zijn we onze slaven kwijt.’
6 De farao liet zijn strijdwagen inspannen en verzamelde zijn krijgsvolk.
7 Hij nam de zeshonderd beste wagens van Egypte mee,
stuk voor stuk bemand met officieren.
9-10 De Egyptenaren achtervolgden hen,
en haalden hen in bij Pi-Hachirot,
waar het volk van Israël zijn kamp had opgeslagen,
dicht bij de zee, tegenover Baäl-Sefon.
Toen de Israëlieten de farao zagen naderen,
met al zijn paarden, wagens en ruiters en al zijn voetvolk,
werden ze doodsbang
en riepen ze de HEER luidkeels om hulp.
11 Ze zeiden tegen Mozes:
‘Waren er soms in Egypte geen graven,
dat u ons hebt meegenomen om in de woestijn te sterven?
Hoe kon u ons dit aandoen!
Waarom hebt u ons uit Egypte weggehaald?
12 Hebben we niet al in Egypte gezegd:
“Laat ons toch met rust,
laat ons maar als slaven voor de Egyptenaren werken,
want dat is altijd nog beter dan om te komen in de woestijn”?’
13 Maar Mozes antwoordde het volk:
‘Wees niet bang, wacht rustig af.
Dan zult u zien hoe de HEER vandaag voor u de overwinning behaalt.’
15 De HEER zei tegen Mozes:
‘Waarom roep je mij te hulp?
Zeg tegen de Israëlieten dat ze verder trekken.
16 Jij moet je staf geheven houden boven de zee en zo het water splijten,
zodat de Israëlieten dwars door de zee kunnen gaan…
21 Toen hield Mozes zijn arm boven de zee,
en de HEER liet de zee terugwijken
door gedurende de hele nacht een krachtige oostenwind te laten waaien…
Het water spleet,
22 en zo konden de Israëlieten dwars door de zee gaan, over droog land;
rechts en links van hen rees het water op als een muur.
23 De Egyptenaren achtervolgden hen,
alle paarden en wagens van de farao
Paaswake
4
en al zijn ruiters
gingen achter hen aan de zee in…
26 De HEER zei tegen Mozes:
‘Strek je arm uit boven de zee;
dan stroomt het water terug,
over de Egyptenaren en over al hun wagens en ruiters.’
27 Mozes gehoorzaamde,
en toen de dageraad aanbrak,
stroomde de zee terug naar haar gewone plaats.
28 Het terugstromende water overspoelde het hele leger van de farao,
al zijn wagens en ruiters, die achter de Israëlieten aan
de zee in gereden waren;
niet een van hen bleef in leven.
30-31 Zo redde de HEE R de Israëlieten die dag
uit de handen van de Egyptenaren…
Ze kregen ontzag voor de HEER
en stelden hun vertrouwen in hem
en in zijn dienaar Mozes.
15,1 Toen zong Mozes,
samen met de Israëlieten,
ter ere van de HEER dit lied:
Lied van Mozes en Mirjam
Aansluitend bij het laatste vers van de lezing zingt men onmiddellijk het lied uit het Boek van
de Uittocht 15: - Ik zing voor de Heer, Zingt Jubilate 421,
- De koning van Egypteland, Zingt Jubilate 437.
Paaswake
5
Lezing uit Romeinen 6
In het zesde hoofdstuk van zijn brief aan de Romeinen maakt Paulus de band tussen het
doopsel en het Paasgebeuren van Christus. Dit is een centrale boodschap over de christelijke
doop. De tekst is echter niet gemakkelijk. Hier volgt een poging tot vertaling, hoofdzakelijk
aansluitend bij de Nieuwe Bijbelvertaling, die hopelijk beter begrijpbaar is op het gehoor.
Romeinen 6, 3-11
Uit de brief van de apostel Paulus aan de kerkgemeenschap te Rome.
Zusters en broeders,
weet u niet
dat wij allen, die in Christus Jezus zijn gedoopt,
ondergedompeld zijn in zijn dood?
Door die onderdompeling in zijn dood
zijn wij met hem begraven, om,
zoals Christus door de macht van de Vader uit de dood is opgewekt,
een nieuw leven te leiden.
Als wij met Christus één zijn geworden
door de weg te gaan die hij is gegaan, tot in de dood,
dan zullen wij ook één zijn met hem in zijn opstanding.
Wij weten immers
dat ons oude bestaan met hem is gekruisigd.
Daardoor is aan ons zondige leven een einde gekomen
en zijn wij niet langer slaven van de zonde.
(Volgens de normen van het gerecht is het immers zo:
wie gestorven is, is vrijgesproken van zonde.)
Als wij met Christus zijn gestorven,
dan betrouwen wij erop dat wij ook met hem zullen leven.
Want wij weten dat Christus,
eenmaal uit de doden opgewekt,
niet meer sterft.
De dood heeft geen macht meer over hem.
Zijn sterven was een sterven aan de zonde, eens en voorgoed.
Nu hij leeft, leeft hij enkel voor God.
Zo ook u:
bedenk
dat u dood bent voor de zonde
maar levend voor God
door uw verbondenheid met Christus Jezus.
Paaswake
6
III VIERING VAN DE DOOP EN VAN HET VORMSEL
De liturgische werkgroep en de voorganger moeten erop bedacht zijn dat de hele liturgische
gemeenschap de doop goed moet kunnen meemaken en zien.
Men zal ter plaatse moeten uitmaken of de doop kan plaats vinden bij de doopkapel, met
gebruik van de doopvont. Anders moet men een groot waterbekken opstellen achteraan in de
kerk. In beide gevallen moet men een grote vrije ruimte voorzien waar heel de gemeenschap
staande kan samenkomen. Hoe groter de kring, hoe meer mensen op de eerste rij kunnen
staan.
Beide formules hebben het grote voordeel dat men na de doop en het vormsel in processie
naar het altaar kan gaan. Kan dit echt niet, dan wordt het waterbekken vooraan in het koor
opgesteld en nodigt men de gemeenschap uit om te gaan staan.
In elk geval komen de doopleerlingen met hun peter en meter en de andere leden van de
vormingsgroep bij de doopvont staan. Ze vormen de binnenste kring, en zorgen ervoor dat zij
het zicht van de gemeenschap niet belemmeren.
Bij een aantal rituelen zijn korte gezongen tussenkomsten voorzien, als actieve deelname van
de gemeenschap. Wil dat vlot verlopen, dan zullen de dirigent van het koor, de dirigent van de
samenzang en de organist moeten beschikken over de volledige tekst van de viering.
51. Litanie van alle heiligen (Zingt Jubilate, 999)
Het is een oude traditie dat men de litanie van alle heiligen zingt terwijl men zich in processie
begeeft naar de doopvont. In de litanie kan men de patroonheiligen van de parochiekerk en
van de doopleerlingen inlassen. Verplaatst men zich niet naar de doopkapel of naar
achteraan in de kerk, dan kan de litanie wegvallen.
Voorganger:
Laten we nu naar de doopvont gaan
onder het zingen van de litanie van alle heiligen.
Wij roepen de namen
van hen die ons op de weg van Jezus zijn voorgegaan,
elk op hun manier.
Met hen verbonden trekken we verder
en gaan waar God ons roept.
Paaswake
7
52. Zegening van het doopwater
De diaken of een lid van de vormingsgroep neemt de paaskaars van de kandelaar en komt
ermee bij de doopvont staan.
Voorganger:
In vertrouwen op U, God,
zijn de kinderen van Israël
weggetrokken uit het slavenhuis, naar het Beloofde Land.
Op deze uittocht zijn zij
- door het water van de zee heen ontkomen aan de greep van wie hen onderdrukten.
Zo is het water voor ons het grote teken geworden van de bevrijding
en van de geboorte tot een nieuw leven.
Uit het water van de zee zijn wij te voorschijn gekomen als een nieuw volk.
Wij prijzen U, Heer onze God, om uw grote daden.
In vertrouwen op U, God,
is de Heer Jezus gekomen,
bereid om uw wil te doen.
Hij ging de weg van zijn vaderen
en liet hij zich dopen in de Jordaan.
Hij ging de weg van dienstbaarheid en liefde.
Hij wijdde zich toe aan de minste van de mensen.
Trouw tot het uiterste gaf Hij zijn leven.
Maar Gij hebt Hem in de dood niet laten vallen.
Uit de doden hebt Gij Hem doen verrijzen
als eerste van vele zusters en broeders.
Wij prijzen U, Vader, voor uw grote daden.
In vertrouwen op U, God,
worden wij allen ondergedompeld in Jezus Christus.
Ondergedompeld in zijn dood, zijn wij met Hem begraven,
om, zoals Jezus die Gij uit de doden hebt opgewekt,
een nieuw leven te leiden.
Wij zijn herboren uit water en geest.
Jezus maakt ons tot zusters en broeders van elkaar,
Hij roept ons samen tot zijn Kerk,
wij worden zijn lichaam in deze wereld.
Tijdens het uitspreken van volgende woorden laat de voorganger de Paaskaars zakken in
het water en heft die weer omhoog:
Laat de scheppende kracht van uw Geest
als een storm over dit water gaan,
zodat allen die door het doopsel
ondergedompeld worden in de dood van Jezus, (Paaskaars in het water)
samen met hem uit het graf opstaan (Paaskaars uit het water)
en met hem verbonden leven tot in eeuwigheid.
Amen.
Paaswake
8
Lied: Water, water van de doop, Zingt Jubilate, 609
Tussen de strofen 3 en 4 kan men zinvol een strofe inlassen over de Doortocht:
Water, water van de Zee,
God als vuurlicht met ons mee
door de afgrond van de dood,
tot het nieuwe morgenrood.
54. Verzaking en geloofsbelijdenis.
De voorganger richt zich tot de doopleerlingen en tot de hele gemeenschap:
Zusters en broeders,
en in het bijzonder N- en N-, (doopnamen van de dopelingen)
God roept ons tot leven.
om in vrijheid
mens te zijn
naar het voorbeeld
en uit de kracht
van Jezus.
Beloven jullie
te streven naar verzoening en vergeving,
naar het voorbeeld
en uit de kracht
van Jezus?
Allen:
Ja, dat beloven wij.
Voorganger:
Beloven jullie
je te verzetten
tegen alle kwaad en onrecht
naar het voorbeeld
en uit de kracht
van Jezus?
Allen:
Ja, dat beloven wij.
Beloven jullie
je medemens te dienen
en lief te hebben
je medemens te dienen
naar het voorbeeld
en uit de kracht
van Jezus?
Allen:
Ja, dat beloven wij.
Paaswake
9
De voorganger gaat verder voor in de geloofsbelijdenis:
Geloven jullie in God, de almachtige Vader,
Schepper van hemel en aarde.
Allen:
Ja, wij geloven.
Voorganger:
Geloven jullie in Jezus Christus,
zijn enige Zoon, onze Heer,
geboren uit de maagd Maria,
die geleden heeft, gestorven en begraven is,
die uit de dood is opgestaan
en zit aan Gods rechterhand?
Allen:
Ja, wij geloven.
Voorganger:
Geloven jullie in de heilige Geest,
de heilige katholieke Kerk,
de gemeenschap van de heiligen,
de vergiffenis van de zonden,
de verrijzenis van het lichaam
en het eeuwige leven?
Allen:
Ja, wij geloven.
55. Doop
De dopeling buigt diep boven de doopvont; peter en meter (of een tweetal leden van de
vormingsgroep als zij allen samen deze functie vervullen) kunnen de hand leggen op de
schouder van de dopeling; de voorganger neemt water uit de vont, met de hand of in een
schelp, en giet het driemaal over het hoofd van de dopeling, terwijl hij zegt:
N- (doopnaam van de dopeling),
ik doop je
in de naam van de Vader,
en de Zoon
en de heilige Geest.
Lied: Wij danken U, o God, ZJ 665, enkel str.1 (op de bekende melodie van ZJ 585)
56. Vormsel
N- (doopnaam van de pasgedoopte),
nu behoor je tot het koninklijke volk van God.
Daarom zal ik je zalven
in de naam van Jezus Messias,
de Gezalfde van God.
Paaswake
10
De voorganger strekt beide handen uit over de vormselkandidaat en bidt:
Scheppende God,
Vader van onze Heer Jezus Christus,
door de onderdompeling in water en heilige Geest
hebt Gij N- (doopnaam van de pasgedoopte) tot nieuw leven gewekt
en bevrijd uit de macht van het kwaad.
Zend over hem (haar) uw Geest, de trouwe Helper.
Schenk hem (haar) de geest van wijsheid en inzicht,
geest van raad en sterkte,
geest van vroomheid en liefde.
Vervul hem (haar) van eerbied voor uw Naam.
De voorganger zalft de pasgedoopte op het voorhoofd met het heilig Chrisma; peter en meter
kunnen de hand leggen op de schouder van de pasgedoopte:
N- (doopnaam van de pasgedoopte),
ontvang het zegel van de heilige Geest,
de gave Gods.
Lied: Uw woord, Heer, heeft een wond’re kracht, ZJ 773, enkel str.1, refrein of minstens
het Alleluia samen
57. Aantrekken van het witte doopkleed
N- (naam van de dopeling),
je bent bekleed met Jezus Christus,
de nieuwe mens,
naar het beeld van God die jou geschapen heeft.
Men gebruikt hier best een albe. Dames kunnen die versieren met een kleurige sjaal.
Leden van de vormingsgroep helpen de dopeling het witte kleed aantrekken.
Lied: Bekleedt u met de nieuwe mens, ZJ 527, enkel str.1
58 Overreiking van een brandende kaars
Peter of meter ontsteekt een kaars aan de Paaskaars en overhandigen die aan de gevormde;
de voorganger zegt:
Jezus Christus is het licht voor de wereld,
Hij zal het licht zijn op je levensweg.
Wees steeds klaar om Hem te ontmoeten.
Lied: Vernieuw Gij mij, o eeuwig Licht, ZJ 610, alle strofen: dit lied is de feestelijke
afsluiting van de viering van doop en vormsel
(Voorbeden
De voorbeden kunnen best wegvallen. Hecht men er toch aan, dan kunnen volgende voorbeelden dienen: (gezongen antwoord: God van
leven en licht, ZJ 11d)
Laten we nog samen bidden.
1. Voor N- (naam van de pasgedoopte), die met ons verder gaat in het spoor van de Heer.
2. Voor allen die, over heel de wereld, in deze Paasnacht worden gedoopt, en met vreugde de Heer volgen.
3. Voor onze parochiegemeenschap, die dit jaar zo tastbaar door de verrezen Heer wordt nieuw gemaakt.)
Paaswake
11
IV VIERING VAN DE EUCHARISTIE
Zowel de liturgische werkgroep bij het voorbereidend werk, als de voorganger tijdens de
viering, moeten erover waken dat de eucharistische dienst geen anticlimax wordt, na de
feestelijke viering van doopsel en vormsel. Dit laatste deel van de Paaswake mag uitgroeien
tot het hoogtepunt. En dat zal men niet bereiken met extraatjes. De voorganger moet bij de
aanhef van de prefatie opnieuw heel aandachtig worden. En men zal opnieuw de sterke
tekenen laten spreken.
Hier volgen enkele suggesties.
Het klaar zetten van de gaven kan best rustig verlopen. Hier hoeven geen accenten meer. Het
is een pauze na een lange tijd van aandacht.
Een belangrijk teken van de eucharistie is het samen staan rond de tafel van de Heer. In heel
wat kerken is het best mogelijk het altaar zo op te stellen, dat heel de gemeenschap er zich
staande rond kan scharen. Het is dan aangewezen de lezenaar, waarrond de voorafgaande
delen van de viering plaats vinden, naar het midden van de middenbeuk te schuiven, dicht bij
de stoelen, zodat tussen de eerste rij stoelen en de altaartrede een grote ruimte open blijft.
De voorganger kan de gemeenschap rond het altaar samenroepen na het gebed over de
gaven, vooraleer hij de prefatie aanheft. Mensen die een bejaarde begeleiden nemen een stoel
mee, zodat die kan zitten.
Laat de dopelingen, hun naaste familieleden en de leden van de vormingsgroep de binnenste
kring vormen.
Kies sterke maar bondige teksten, zodat er vaart steekt in de viering. Groot Dankgebed,
Onzevader, Vredewens en Communie kunnen best vlot na elkaar komen. Ook daarvoor is het
te verkiezen dat men van bij de aanhef van de prefatie de kring sluit rond het altaar. Het is
een goede gelegenheid om de gemeenschap aan het grote dankgebed te laten deel nemen met
korte gezongen acclamaties. Duidende tussenkomsten zijn in heel de eucharistische dienst
overbodig: de teksten en de tekenen spreken voor zichzelf.
Laat de beide grote tekens van de eucharistie spreken.
Het eerste teken is het samen breken en eten van het brood. Gebruik broodhosties, waarvan
zeker enkele grote concelebratiehosties van 15 cm diameter, die je echt kan breken.
Het tweede teken is het samen drinken en doorgeven van de Beker. Het is goed dit zo getrouw
mogelijk uit te voeren. Men breekt de gemeenschappelijke handeling en de symbolische
betekenis ervan, wanneer men één voor één de hostie in de kelk doopt, of wanneer men één
voor één aanschuift om te drinken uit een kelk die op het altaar staat.
Ter gelegenheid van de volwassenendoop is het zinvol dat de binnenste kring (de nieuw
gedoopte, zijn naaste familieleden en de vormingsgroep, de voorgangers en de misdienaars )
onder beide gedaanten communiceert samen met de voorganger.
Het kan vlot verlopen als volgt:
- de voorganger gaat rond in de kring en geeft aan elk een stuk brood, die ze ontvangen in de
open handen (Men bedient niet zichzelf van het Brood van de Heer.);
- terug aan het altaar, zegt hij: Zalig zij die genodigd zijn… en men bidt samen ‘Heer, ik ben
Paaswake
12
niet waardig…’;
- allen eten samen van het Brood;
- dan heft de voorganger de Beker;
- hij drinkt er eerst zelf uit (Hier passen geen beleefdheden. De voorganger doet wat Jezus
deed op het laatste avondmaal. Hij reikt ons de Beker aan, waarvan Jezus zei: Kan jij de
beker drinken die ik drinken moet? En hij reikt ons in naam van Jezus de Beker aan van het
Nieuwe Verbond. Meedrinken uit de Beker die ons wordt aangereikt, is instappen in de
nieuwe verbondenheid die Jezus onder ons sticht.);
- hij geeft de Beker (met een kelkdoekje) aan de persoon uiterst rechts van hem in de kring;
- hij (of de diaken) brengt een tweede beker uiterst links in de kring (eventueel kan men nog
een derde en vierde beker aanreiken)
- men geeft de Beker in de binnenste kring door aan elkaar; (dit is veel natuurlijker en
zinvoller dan iemand met de Beker in de kring te laten rondgaan)
- de laatste plaatst na het drinken de Beker terug op het altaar.
Het is aan te raden deze communieritus met deze ‘binnenste kring’ vooraf in te oefenen.
Als men meer dan één beker in de binnenste kring laat rondgaan, zal dit niet lang duren. Het
is voor de omstanders ook mooi om te zien. De binnenste kring communiceert exemplarisch
voor heel de gemeenschap.
Daarna kan men de communie aan allen uitdelen rondom de altaartrede, in de kring die men
gedurende heel de eucharistische dienst heeft gevormd. Het is een goede gelegenheid om aan
heel de gemeenschap de communie in beide gedaanten aan te bieden. Wie gecommuniceerd
heeft, gaat terug naar zijn zitplaats; de anderen die nog wensen te communiceren schuiven
naar voor. Stel ruim voldoende mensen aan om de communie uit te reiken en druk hen op het
hart dat ze zich niet hoeven te haasten. Dat is de beste manier om dat voor iedereen rustig en
aandachtig te laten plaats vinden, ook als men talrijk is.
Felicitaties en bedankingen op het einde van de viering zijn liefst uiterst sober, of worden nog
liever verplaatst naar de aansluitende receptie.
Paaswake
Download