Het lichaam van Boukje Schweigman

advertisement
Het lichaam van Boukje Schweigman
door Erica Smits
eerder verschenen in Theatermaker, december 2013
De beste Boukje Schweigman-voorstellingen zijn die waar je hoofd
stopt met denken en je lichaam het overneemt. Het zijn
voorstellingen die je meenemen naar een andere wereld. Een wereld
waarin onder boven is, waar de kleinste details de moeite van het
zien waard zijn, waar de beweging onverbiddelijk is, waar het
lichaam van performer én toeschouwer onderworpen is aan de ruimte,
waar je huid tintelt in het donker.
Het tienjarig jubileum van Boukje Schweigman dit jaar is een mooi
moment om in mijn eigen Schweigman-universum te duiken via
herinneringen aan voorstellingen en literatuur over de theatrale
ervaring. Want wat gebeurt er toch met mijn lichaam als ik het
overlever aan Boukje Schweigman?
Herinnering 1: Grond
2004, Veemtheater Amsterdam
De gang is lang en donker. Dat wil zeggen, ik dénk dat die lang
is. Ik zie immers geen hand voor ogen. Hij voelt in elk geval
lang. Ik heb alleen een touw aan mijn linkerhand om te volgen naar
de zaal. Ik vind het om eerlijk te zijn behoorlijk eng. Ik ben
alleen en gedesoriënteerd. Voetje voor voetje kom ik uiteindelijk
in een donkere ruimte, waar ik op de tast een plekje op een van de
lage bankjes vind. Ik zit. Ik zucht. Ik ruik de aarde die op de
grond ligt. Langzaam komt er licht en ontstaat vanuit die dikke
laag grond een ontroerend duet tussen een oude man en een jonge
vrouw. Geraakt door de voorstelling loop ik weer naar buiten, het
licht en de lucht in.
Hoe beleeft een toeschouwer het kijken naar beweging? Is er een
verschil in beleving tussen abstracte en alledaagse beweging? En
roept het kijken naar beweging vooral een rationele, een emotionele
of een zintuigelijke ervaring op? Over die vragen ging ‘Beweging
zien. Een onderzoek naar de beleving van beweging in mime’, de
scriptie waarmee ik in 2003 mijn Bachelor Theaterwetenschap
afrondde.
Daar gaat eerst nog een andere vraag aan vooraf, namelijk: wat
gebeurt er eigenlijk met een toeschouwer als hij of zij naar een
voorstelling kijkt? Het kijken naar een voorstelling is een
esthetische ervaring, een ervaring die voortkomt uit een
kunstzinnige activiteit, zoals ook het bekijken van een schilderij
of een beeldhouwwerk. Het is een zogenaamde autotelische ervaring:
de beloning voor de activiteit komt niet van buitenaf, maar bestaat
uit de ervaring zelf.
In de kunstwetenschap wordt een aantal elementen van zo’n
esthetische ervaring benoemd. Bijvoorbeeld een geconcentreerde
aandacht op het object, waarbij de beschouwer de rest van de wereld
vergeet. Of loss of ego, waarbij niet alleen de rest van de wereld
uit de aandacht verdwijnt, maar waarbij iemand zich ook niet meer
van zichzelf bewust is. Een ander element is de active discovery, de
interactie tussen de uitdagingen die in het object besloten liggen
en de vaardigheden van de ervarende persoon. ‘The aesthetic
experience occurs when information coming from the artwork,
interacts with information already stored in the viewer’s mind,’
schrijven wetenschappers Csikszentmihalyi en Robinson. En aangezien
iedere individuele beschouwer andere informatie in zich draagt, is
elke interactie tussen kunstwerk en beschouwer uniek.
Herinnering 2: Wervel
2007, Scheltema Complex Leiden
Ik weet bijna niet meer hoe ik het heb van plaatsvervangende
schaamte. Met witte pijen zitten we met een kleine groep mensen in
een cirkel, waar in het midden Boukje een indringende performance
staat weg te geven. Wie kijkt naar de details van een veranderende
positie van een arm, meevoelt op het ritme, zich laat meevoeren
met de steeds veranderende positie van het kijken ten opzichte van
een langzaam omhoog bewegende witte ring beleeft een magische
ervaring, schrijf ik die avond in mijn voorstellingenboekje.
Maar ik ben op een totaal verkeerde avond terechtgekomen. Een van
de bezoekers, theaterliefhebber, is jarig en heeft als feestje
zijn twintig niet-theaterliefhebbers meegenomen naar Wervel.
Daarmee zit de kring nagenoeg volledig vol met mensen die op basis
van de uitnodiging dachten dat ze naar de komedie gingen die die
avond in de schouwburg speelde. De jongen aan de andere kant van
de kring zet zijn telefoon aan. Zijn vader naast hem ook. Ik heb
daar last van.
Een kunstwerk kan je ontroeren, maar ook aan het denken zetten. Of
allebei tegelijk. In het proces van active discovery liggen de
uitdagingen van het kunstwerk en de vaardigheden van de toeschouwer
op verschillende vlakken: het perceptuele, het emotionele en het
cognitieve vlak. Het perceptuele vlak heeft betrekking op het
ervaren zonder te interpreteren of betekenis toe te kennen aan de
ervaring. Oftewel: het simpelweg over je heen laten komen.
Bij het zien van beweging is er nog iets anders aan de hand in de
theatrale ervaring. Namelijk de kinesthetische ervaring. Het
communicatieproces tussen toeschouwer en beweger (danser), schrijft
Cary Rick in zijn artikel ‘Waarneming en interpretatie van beweging
in de theaterdans’, ontstaat door het feit dat beiden een lichaam
hebben. ‘De toeschouwers zijn met de danser verbonden door hun
belichaming, door het ervaren van het lichaam zelf, hun besef hoe
bewegingen aanvoelen en hoe gevoelens beweging veroorzaken.’ De
toeschouwer herkent de bewegingen op grond van zijn eigen motorische
ervaring. Als ik kijk naar iemand die rondjes ren, verplaats ik me
in die persoon. Zonder van mijn stoel af te hoeven komen, beeld mijn
lichaam zich in dat het ook rondjes rent. Ik zie de beweging niet
alleen, ik erváár ‘m ook. Dat maakt dat ik de betekenis van de
beweging ook op een intuïtief niveau meekrijg. Beweging zien is
beweging voelen is betekenis voelen.
Herinnering 3: Wiek
2009, Over het IJ Festival Amsterdam
Als de voorstelling is afgelopen, merk ik dat ik mijn adem heb
ingehouden. Ik weet niet hoe lang, maar blijkbaar lang genoeg om
die eerste ademteug een flinke te laten zijn. Het afgelopen uur –
dat is een gokje, ik ben al mijn gevoel van tijd kwijt – hebben
drie danseressen het opgenomen tegen een genadeloos ronddraaiende
wiek. De uitputting is van hun gezichten af te lezen, maar ook een
verbeten doorzettingsvermogen om elke keer opnieuw, eroverheen of
eronderdoor, de wiek te ontwijken. Een hypnotiserende en
ontroerende ervaring, waarbij het lijkt alsof ik zelf in die piste
heb gestaan.
De kinesthetische ervaring als manier om dichter bij het lichaam te
komen. Een aardje naar het vaartje van Boukje Schweigman. Al vanaf
het allereerste begin met haar afstudeervoorstelling Benen (2003)
tot haar meest recente voorstelling Blaas richt zij zich op het
creëren van fysieke ervaringen voor haar toeschouwers. In 2006
interviewde ik haar met haar vaste scenograaf Theun Mosk naar
aanleiding van Hoek. We spraken toen over de voelbaarheid van ruimte
in het theater en de fysieke ruimte van de toeschouwer. Die fysieke
ervaring ging toen over het opnieuw openstellen van mensen en het
doorbreken van het consumptieve achteroverhangen van mensen in een
wereld vol indrukken. En over het in ere herstellen van de
schoonheid van het detail en het aandachtig kijken. Schweigman paste
daarmee in het rijtje van theatermakers als Lotte van den Berg, Roos
van Geffen, Le Nu Perdu en Dries Verhoeven, die in diezelfde periode
ervaringsgerichte voorstellingen maakten. We liepen, we lagen, we
werden rondgereden, we werden onderworpen aan de kou van de
schemering, we moesten op de tast onze weg vinden.
Wat haar beweegredenen betreft is er voor Schweigman door de jaren
heen niet veel veranderd. In een interview in 2011 vertelt ze: ‘Het
is mijn grootste uitdaging om de Nederlander uit dat hoofd te halen.
Een intuïtieve laag te creëren waarin je werkelijk gaat horen, zien
en beleven, los van wat je denkt te gaan zien.’ Het loslaten van
verwachtingen en rationaliteit als middel om dichter bij het lichaam
te komen. En in een interview dat ik met haar had voor het
juninummer 2013 van Theatermaker stelde ze: ‘We moeten ons continu
verstaan met de wereld om ons heen en creëren daarbij kaders voor
onszelf. Maar om je als mens en als maatschappij te ontwikkelen moet
je af en toe uit je comfort zone kunnen stappen, anders wordt je
wereld heel klein. In mijn voorstellingen wil ik mensen laten zien
dat er meer is dan de bekende kaders.
(…) Door in te zoomen op de
ervaring van het lichaam kom ik dicht bij de geest. Hoe ons lichaam
reageert op desoriëntatie zegt heel veel over ons. Door mensen in
bepaalde situaties te brengen dwing ik ze hun lichaam opnieuw te
voelen en zich te verwonderen over hoe bijzonder dat lichaam en zijn
omgeving zijn.’
Herinnering 4: Spiegel
2012, Verkadefabriek ’s-Hertogenbosch
Zit ik verdorie weer in het donker bij Boukje Schweigman. Het
onwennig giechelen van het echtpaar van middelbare leeftijd naast
me leidt me af. Tegelijkertijd ben ik druk bezig met mijn eigen
(des)oriëntatie in de duisternis waaraan ik wederom onderworpen
ben. Ik zit op een bankje, oké. Vóór mij een wand, met een breed
kijkkader, oké. Ik kan mijn handen en armen op een rand leggen,
zodat ik iets naar voren kan buigen, oké. Dan zie ik een lichtje.
Een beweging. Een spiegeling. Er lijkt iemand van onder te komen,
maar dat kan helemaal niet. Gaandeweg krijg ik meer aandacht voor
de man en een vrouw in die gespiegelde wereld. Zoals zij die
wereld en elkaar ontdekken, zo ontdek ik ook de schoonheid van die
wereld en word ik geraakt door de onmogelijkheid om nader tot
elkaar te komen. Ook het giechelende gezelschap is stil geworden.
Er bestaat binnen de theaterwetenschap een vrij simpele, bijna
wiskundige definitie van theater: A (acteur) speelt B (personage)
terwijl C (toeschouwer) toekijkt. De manier waarop A B speelt is
door de jaren heen wat betreft vorm en stijl behoorlijk aan
verandering onderhevig geweest. Van realistische huiskamerdecors tot
sterk gestileerde teksten, A was van alle markten thuis om B vorm te
geven. In al die veranderingen zat C erbij en keek ernaar.
Bij de voorstellingen van Schweigman is dat wel anders. Toegegeven,
ook in haar voorstellingen komen we uiteindelijk wel te zitten en
zijn we vooral aan het kijken. Maar zelfs in dat zitten en kijken
worden we meer dan voorheen aangesproken via ons lichaam in plaats
van via ons hoofd. En dat is een ongelooflijke verrijking. Zowel
voor het theaterlandschap als voor mij persoonlijk.
Download