Gemeente van Christus, Lieve mensen, Wat zouden de mensen hebben gedacht, toen Jezus was gekruisigd, vraag ik me af. Zou hun geweten hen met rust laten? Wij hebben geen andere koning dan de keizer … zeiden ze … en met díe woorden werd hij overgeleverd, en stierf … op Golgota. Josef van Arimatea had in zijn olijfgaard nog een nieuw graf en daar mocht hij samen met Nicodemus Jezus begraven. Zij wikkelden zijn gebalsemde lichaam in linnen en sloten het graf met een steen. Einde verhaal? Zo lijkt het in eerste instantie wel. Zo werd zelfs door menigeen gehoopt, gezien het schijnproces dat Jezus kreeg waarbij hij van tevoren eigenlijk al geen enkele overlevingskans meer had. Einde verhaal … Alles waar Jezus voor had geleefd, zijn identiteit werd íngewikkeld en opgesloten achter een sluitsteen. Einde verhaal … En wat blijft is leegte en gemis. Zo lijkt het. Zoveel verhalen weet ik, ken ik zelf ook, van graven die gesloten zijn, van leven dat begraven is. Zoveel mensen staan huilend bij een graf, met herinnering aan wat was, met pijn om alle decorumverlies dat aan het sterven voorafging, in liefdesverlangen naar de dierbaar gestorvene, met weemoed omdat afscheid zo definitief is, Zoveel soorten van verdriet, dicht Vasalis. Zoveel soorten van verdriet Ik noem ze niet. Maar één : het afscheid doen en scheiden. En niet het snijden doet zo’n pijn, maar het afgesneden zijn. Ik zie Maria gaan … In liefdeverlangen naar haar dierbaar gestorvene. Haar vriend. Daar staat ze in de graftuin. Voorgoed afgesneden … van haar Heer. … …… Marinus van den Berg is pastor in verpleeghuis Antonius-IJsselmonde in Rotterdam. Hij schreef veel boeken over verlieservaringen en rouwverwerking. Hij stelt kritische vragen bij gezegdes die mensen doen, rond verwerking en verwerkingsprocessen na overlijden. Gezegdes die suggereren dat rouw na enkele jaren afgesloten kan worden … ‘hè, want … hoe lang is het nou al weer geleden … en … heb je het al verwerkt?” Bij wie jij aan het graf staat, een ouder of een kind, een broer of zus, een goede vriend … ieder die jou dierbaar was, hoort tot ‘jouw zijn’ … ‘jouw ziels-identiteit … en is onvervangbaar. Gemis kan een leven lang duren, want ‘die er niet meer is’, was deel van jouw bestaan. Díe leegte laat zich niet zo maar vullen … Zo zie ik ook Maria staan: in leegte en gemis … Haar leven leek vastgelopen. Met de dood van een dierbaar iemand lijkt het of er iets sterft in jezelf. Wie het overkomen is, kan dat beamen (denk ik). Maar is het dan ‘einde verhaal’ … ‘over – en – uit’? Eindigt alles in duister … of gloort er gaandeweg licht aan de horizon? … …… Ik vind het mooi, zoals Johannes schrijft over de nevelen van Pasen. Het was nog donker, schrijft hij, toen Maria bij het graf kwam. Het was nog niet licht … wat er was, daagde nog niet bij Maria … ‘Zien’ was een tasten in het duister … Wij hebben geen andere koning dan de keizer, zei het volk … en daarmee leverden zij Jezus over. Hij werd gekruisigd, stierf en werd in een graf gelegd. Graf dicht, mond dicht … einde verhaal. Zag het volk dat goed? Zo werd gehoopt. Zo was gehandeld. Zo had Maria ervaren … Nu … nu zag zij anders … maar: ‘het was nog vroeg’ … het leven moest nog ontwaken ! Het werkwoord ‘zien’ komt drievoudig terug in het Johannesevangelie. Zo verdrietig was Maria … zo verdrietig kunnen wij allemaal zijn … dat je helemaal in jezelf gekeerd bent. Wat zich afspeelt om je heen … je ziet het wel … maar ook weer niet … De werkelijkheid – het leven – dringt niet door … Maria zag het lege graf maar in haar tranen drong verder niet door wat dat te betekenen had. Ze zag het niet. Voor haar bleef het Goede Vrijdag … en soms lijkt voor velen - ook vandaag - die werkelijkheid reëler … gezien alle lijden in de wereld. Ontzet haalde ze Petrus. Wat was hier gebeurd …? Toen Petrus en de andere leerling bij het graf kwamen, ging Petrus naar binnen … en … staat er … hij zag de linnen doeken liggen. In het grieks wordt hier voor ‘zien’ een ander werkwoord gebruikt. Hij zag de linnen doeken … : hij zocht één en ander te duiden … maar toen de ándere leerling zag, doorgróndde hij de feiten en geloofde. Geloven … kent blijkbaar zijn stadia … Johannes – de mysticus – beschrijft het mooi. Het is een ‘zien’ als tasten, als vermoeden, én als zeker weten. Een nieuwe schepping daagt, Maria … Zie je het niet? Nieuw licht. Nieuw leven. In een schijnproces werd Jezus veroordeeld en gekruisigd. Een sluitsteen voor het graf moest hem de mond snoeren. Mooi is dat Johannes ons laat zien dat dát onmogelijk is. Het is de strijd van het menselijk ‘nee’ tegen het goddelijk ‘ja’ . ‘Nee’, zeiden de mensen, ‘wij willen geen andere koning dan de keizer’. Hij heerst over ons leven. En zo werd Jezus gedood. Einde verhaal … ‘Niks ervan’, horen wij vandaag … ‘Midden in de werkelijkheid’ , ‘midden in de dood’ klinkt een woord van leven. Weet u wat dat woord is … Uw naam !! Uw naam is woord van leven. In uw naam schuilt leven … nieuwe schepping … nieuw bestaan. In de hof van Josef van Arimatea liep een tuinman … Iemand tenminste waarvan Maria dacht dat het een tuinman was … afgewend van het graf. Iemand … die niet aangeraakt kon worden … die niet vastgehouden kon worden … : Jezus … opgestaan … ! En weer – ook hier – dat werkwoord ‘zien’ … / ‘geloven’. Het betrof Maria … Geen ‘zien’ als tasten (zoals eerst), geen zien als vermoeden, maar een ‘zeker weten’. Het eerste woord van leven is het noemen van de naam: Maria … Zij doorzag als eerste dat Jezus op een andere manier aanwezig was dan voorheen en het gaf haar kracht, boven verdriet uit te stijgen, haar verdriet te integreren in haar leven. Zij wist dat zij in beweging moest komen, dat zij op moest staan en vóór het leven kiezen moest: Het leven in Gods naam. En dat geldt ook ons … : Frits, Frans, Rieta, Lia, Dirk … Zo spreekt de Heer … : jullie – en ons allen - … jullie noem ik bij je naam. Het Woord is vlees geworden … en zoekt onder ons / in ons zijn woning … Hoor Gods stem … de stem van de opgestane Heer, als onrust in onszelf … om ons heen, buiten onze grenzen, van de overkant, in onszelf … Hoor! Hij spreekt … door ons heen. Houd de Heer niet vast … wél zijn leven, wél zijn roepstem … wél zijn zijnswijze / zijn zielsidentiteit, waarmee wij zo sterk zijn verweven. … ……… In het graf lagen de linnen doeken opgerold opzij … We weten het toch ook wel … : zo klein als hij was, werd Jezus in doeken gewikkeld, maar het Woord moest zich ont – wikkelen … ontvouwen … en kreeg gaandeweg gestalte … Dan kun je wel zeggen: wij hebben de keizer als koning … maar dat is toch maar schijn? Dan kun je het Woord van God wel monddood willen maken en opnieuw inwikkelen in doeken … maar dat lukt je nooit … Het Woord is vlees geworden … en zijn werkelijkheid vraagt ingang in ons hart. Het Woord wordt bewaard in windsels van de schrift … en wij moeten steeds weer lezen en herlezen … iedere keer opnieuw vertalen … Het levende Woord zoekt ingang in ons hart. Tonnie, Adriana, Anton, Janna, Dicky … in u / in ons allen schuilen woorden van leven. Was het ‘einde verhaal’ met Jezus’ sterven? Nee, Hij gaat ons voor … Vasthouden kunnen we Hem niet, we mogen het zelfs niet, schrijft Johannes, maar … Hij gaat ons vooruit … Als een dode die niet dood is, als een levende geliefde, die gekozen heeft te leven voor de armsten van de armen: helpman, reisgenoot en broeder van de allerminste mensen. (Huub Oosterhuis) … …… Alles waar Jezus voor had geleefd, zijn identiteit werd íngewikkeld en opgesloten achter een sluitsteen. Daar ging Maria … vroeg in de ochtend … Daar stond ze … bij het graf van Jezus, haar goede vriend … haar zo dierbaar. Hij hoorde tot ‘haar zijn’ … haar ziels-identiteit … en was onvervangbaar. Hij ís onvervangbaar … voor de hele wereld. God licht in Hem op tegen het duister van de wereld. Dát verhaal mag nooit zwijgen. Een nieuwe schepping breekt zich baan. De Heer is waarlijk opgestaan … ons vooruit Droog je tranen, Maria, keer je om … je gezicht naar het leven … zet de eerste stap op die weg. Hij is de weg, … de waarheid … en … het leven. Halleluja. Amen.