Studiegids Opleiding Militaire Bedrijfswetenschappen Academisch jaar 2016 - 2017 Nederlandse Defensie Academie Faculteit Militaire Wetenschappen Opleidingsbestuur MBW Nederlandse Defensie Academie September 2016 Studiegids Opleiding Militaire Bedrijfswetenschappen (MBW) 2016-2017 Nederlandse Defensie Academie Faculteit Militaire Wetenschappen Opleidingsbestuur MBW Breda, Den Helder, september 2016 i Voorwoord Aan de Faculteit Militaire Wetenschappen (FMW) van de Nederlandse Defensie Academie (NLDA) wordt een drietal opleidingen op bachelorniveau gegeven. Een van deze richtingen is de studie Militaire Bedrijfswetenschappen (MBW). Deze opleiding is gericht op het kunnen omgaan met bedrijfswetenschappelijke vraagstukken, zowel in de vredessituatie als in een expeditionaire context. Door een stelselmatige vertaling van algemene bedrijfswetenschappelijke inzichten naar de krijgsmacht – het "militaire bedrijf" – is de studie Militaire Bedrijfswetenschappen een unieke opleiding die nergens in Nederland aangetroffen kan worden. Het voortdurende gebruik van de nieuwste door de NLDA verworven onderzoeksinzichten in het onderwijs geeft deze opleiding daarnaast een bijzonder actueel en academisch-wetenschappelijk karakter. De MBW-opleiding is daarmee niet alleen uniek, maar ook actueel en wetenschappelijk, en – zeker niet in de laatste plaats – duidelijk gericht op de voorbereiding van de latere beroepsuitoefening. Wij hopen dat alle betrokkenen – opdrachtgevers, leidinggevenden, alumni, en natuurlijk ook de cadetten en adelborsten zelf – met voldoening kennis zullen nemen van de inhoud van deze gids. Natuurlijk staan wij open voor alle vormen van feedback en kritiek. Prof. dr. R.J.M. Beeres Voorzitter Opleidingsbestuur MBW ii iii Inhoudsopgave Voorwoord DEEL 1 ORGANISATIE & OPLEIDING Hoofdstuk 1. Organisatie en filosofie achter de wetenschappelijke opleidingen 1.1 De Nederlandse Defensie Academie 1.2 De Faculteit Militaire Wetenschappen 1.2.1 Algemeen 1.2.2 Structuur van de FMW 1.2.3 Verantwoordelijkheid van de FMW 1.2.4 Cadetten en adelborsten opleiden tot Thinking Soldiers 1.2.5 Stelselmatig vertalen van wetenschappelijke inzichten naar het militaire veld 1.2.6 Relatie officiersprofiel-wetenschappelijke eindeisen 1.2.7 Civiel-militair docentencorps 1.2.8 Motivering voor wetenschappelijk onderwijs 1.3 Militaire Bedrijfswetenschappen: achtergrond, positiebepaling en wetenschappelijke ambitie Hoofdstuk 2. MBW opleiding: doelstellingen en eindtermen 2.1 Het werkveld 2.1.1 Inleiding 2.1.2 Managementopgaven van de MBW officier 2.2 Doelstelling en eindtermen van de opleiding MBW 2.2.1 Karakter opleiding MBW 2.2.2 Operationalisatie van de generieke eindtermen Hoofdstuk 3. Opzet en opbouw van de opleiding MBW 3.1 Opbouw van de opleiding MBW 3.1.1 Het Opleidingsmodel 3.1.2 Algemene beschrijving van de leerlijnen 3.1.3 De MBW opleiding per fase in vakken uiteengezet 3.1.4 Keuzemogelijkheden voor de werkveld-specifieke stromen MBW 3.1.5 Opbouw in moeilijkheidsgraad 3.2 Onderwijs- en werkvormen bij de opleiding MBW 3.3 Generiek jaarooster 4-jarige MBW bachelor en non-bachelor programma 3.3.1 Programma MBW Bachelor e 3.3.2 Programma MBW Bachelor TRANSITIEPLAN; 4 jaar Hoofdstuk 4. MBW Opleiding: Kwaliteitszorg en commissies 4.1 Kwaliteitszorg 4.1.1 Kwaliteitszorg op cursusniveau 4.1.2 Kwaliteitszorg op curriculumniveau 4.1.3 Kwaliteitszorg op het niveau van de eindtermen 4.2 Organisatie van de opleiding MBW: Opleidingsbestuur, opleidingscommissie en examencommissie DEEL 2 REGELS & SERVICE Hoofdstuk 5. Regels en procedures van toepassing op MBW studenten 5.1 Toelatingseisen 5.2 Opleidings- en ExamenRegeling (OER) MBW 5.3 Fraude en plagiaat 5.4 Vaste orders 5.5 Lestijden 5.6 Vrijstellingen 5.7 Toetsing en weging Hoofdstuk 6. Mogelijkheden na uw opleiding MBW iv ii 8 10 10 10 10 11 11 11 12 12 14 14 14 16 16 16 16 17 17 19 22 22 22 23 25 27 28 29 30 31 32 34 34 34 34 34 35 36 38 38 38 38 38 39 39 40 42 6.1 Doorstuderen 6.2 Alumni activiteiten 6.3 Executive & hoger management onderwijs Hoofdstuk 7. Services en voorzieningen voor MBW studenten 7.1 Organisatie 7.2 Mentoraat 7.3 Services Hoofdstuk 8. Voorzieningen voor MBW studenten 8.1 IT voorzieningen 8.1.1 Elektronische leeromgeving 8.2 Studieboeken 8.3 Locaties Breda 8.4 Locaties Den Helder 8.5 Bibliotheek en Bureau Multimedia DEEL 3 CURSUSSEN OPLEIDING MBW Hoofdstuk 9. Uit welke cursussen bestaat de GOO? 9.1 Academische Introductie 9.2 Communicatieve Vaardigheden Nederlands 9.3 Communicatieve Vaardigheden Engels 9.4 Inleiding Oorlog en Vrede 9.5 Inleiding Militaire Operaties 9.6 Legitimiteit en Humanitair Oorlogsrecht 9.7 Defensie Organisatie 9.8 Inleiding Militaire Systemen 9.9 Wetenschapsfilosofie & Argumentatie Hoofdstuk 10. Uit welke cursussen bestaat de basisfase? 10.1 Militair Leiderschap en Ethiek 10.2 Human Resource Management 1 10.3 Psychosociale Dynamiek v.e. Geweldsorganisatie1 10.4 Basiskennis Militair Bestuursrecht * 10.5 Evolutie van Krijgsmachten en Oorlogvoering 10.6 Krijgsmacht, Politiek en Samenleving 10.7 Structuur en Flexibiliteit 10.8 Kwaliteit, Processen en Resultaatmanagement 10.9 Interorganisatorische Samenwerking 10.10 Informatie Management 10.11 Basiskennis Militair Straf- en tuchtrecht 10.12 Defensie-Economie en Logistiek 10.13 Defensie Operations Research 10.14 Accounting, Control & Economics 10.15 Defensie Operationele Logistiek* 10.16 MTO 1: Methoden en Technieken van Onderzoek 10.17 Statistiek 10.18 MTO 2: Kwalitatieve Methoden 10.19 MTO 3: Kwantitatieve Methoden 10.20 MTO 4: Research Design* 10.21 Integratie Project Hoofdstuk 11. Uit welke cursussen bestaat de werkveld-specifieke stroom Operationele Logistiek en Defensie-Economie (OLDE)? 11.1 Defensie Logistiek & Supply Chain Management 11.2 Defensie Management, Accounting & Control 11.3 Defensie Systemen & Asset Management 11.4 Defensie Accounting, Informatie en Systemen Hoofdstuk 12. Uit welke cursussen bestaat de werkveld-specifieke stroom Leiderschap in Crisisomstandigheden (LCO)? v 42 42 42 44 44 44 44 46 46 46 46 47 48 48 50 52 53 53 54 54 54 55 55 56 56 58 60 62 64 66 68 70 72 74 76 78 80 82 84 86 88 90 92 94 96 98 100 102 104 106 108 112 114 12.1 Psychosociale Dynamiek v.e. Geweldsorganisatie 2 12.2 Human Resource Management 2 12.3 Veiligheid & Leiderschap bij Rampen en Crises 12.4 Human Factors & Systeem Veiligheid Hoofdstuk 13. Uit welke cursussen bestaat de synthesefase? 13.1 Systemen, Netwerken & Veiligheid 13.2 Project Management 13.3 Strategic Defense Sourcing 13.4 Reflectie op Militaire Innovatie en Techniek 13.5 MTO 5: Individueel Onderzoeksvoorstel 13.6 Scriptie Hoofdstuk 14. Welke keuzecursussen worden aangeboden?* 14.1 Veranderen en Ontwikkelen 14.2 Counter Threat Finance 14.3 Krijgsmacht & Media Bijlage 1: Vaktitels Bijlage 2: Lijst met afkortingen Colofon vi 116 118 120 122 124 126 128 130 132 134 136 138 140 142 144 146 148 152 vii DEEL 1 ORGANISATIE & OPLEIDING LEES In dit deel vindt u informatie over de Nederlandse Defensie Academie, de Faculteit Militaire Wetenschappen en de opzet van de opleiding WIJZER 8 8 9 Hoofdstuk 1. Organisatie en filosofie achter de wetenschappelijke opleidingen LEES In dit hoofdstuk vindt u informatie over de organisatie en de achtergronden van de opleiding Militaire Bedrijfswetenschappen. WIJZER 1.1 De Nederlandse Defensie Academie De NLDA heeft tot doel: § Het opleiden van mannen en vrouwen tot professionele en gemotiveerde officieren die leiding gaan geven in de dynamische defensie organisatie; § Het doen van wetenschappelijk onderzoek op militaire aandachtsgebieden voor kennisontwikkeling, onderwijs en beleidsadvisering. De NLDA bundelt de instituten voor de algemene officiersopleidingen, voor alle defensieonderdelen op alle niveaus: zowel de initiële officiersopleidingen als de loopbaanopleidingen op het midden-, hoger- en topmanagementniveau. Bovendien onderhoudt en ontwikkelt de NLDA kennis op militair relevante gebieden door eigen wetenschappelijk onderzoek, door bundeling van wetenschappelijk gevalideerde kennis en praktijkervaringen binnen Defensie en door samenwerking met universitaire instellingen in binnen- en buitenland. Zij maakt deze kennis toegankelijk voor Defensie en samenleving. De NLDA leidt officieren op voor alle defensieonderdelen en de verschillende functiegebieden (de z.g. Wapens, Dienstvakken, Functies, Korpsen) binnen deze krijgsmachtsdelen. De krijgsmachtdelen hebben elk hun eigen formatie en personeelslogistieke keten waaruit de lange termijn behoefte aan officieren voor de verschillende richtingen kan worden afgeleid. In afstemming tussen krijgsmachtdelen en de NLDA wordt bepaald hoeveel officieren met welke expertise moeten worden opgeleid, en wanneer zij de opleiding moeten hebben afgerond. Tot de NLDA behoren de volgende onderdelen: § Koninklijke Militaire Academie (KMA) in Breda § Koninklijk Instituut voor de Marine (KIM) in Den Helder § Instituut voor Defensie Leergangen (IDL) in Breda § Faculteit Militaire Wetenschappen (FMW) in Breda en Den Helder § Nederlands Instituut voor Militaire Historie (NIMH) in Den Haag § Leergang Topmanagement Defensie (LTD) in Den Haag § Human Resources Management Academie (HRM Academie) in Breda. De NLDA telt 507 militairen en burgers in de vaste staf en ongeveer 2000 cadetten, adelborsten en (internationale) cursisten. 1.2 De Faculteit Militaire Wetenschappen 1.2.1 Algemeen De Faculteit Militaire Wetenschappen (FMW) maakt als onderdeel van de NLDA deel uit van de Nederlandse Defensieorganisatie. De FMW is dan ook gebonden aan de regelgeving van Defensie. 10 Die regelgeving kan in een aantal gevallen strijdig zijn met de eisen die zijn verbonden aan de status van civiel erkende instelling voor wetenschappelijk onderwijs. Om toch te kunnen voldoen aan deze eisen, zoals neergelegd in de “Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek” (WHW), is binnen de NLDA een bijzondere organisatiestructuur ontwikkeld waar het de positie van de FMW betreft. Deze organisatiestructuur is geborgd in een Bestuurs- en Beheersreglement (BBR) en een faculteitsreglement (FR). Het gaat hierbij vooral om het borgen van de academische vrijheid. De FMW heeft een faculteitsbestuur dat bestaat uit een decaan, een portefeuillehouder onderwijs en een portefeuillehouder onderzoek. Het faculteitsbestuur geeft leiding aan de faculteit. Boven het faculteitsbestuur fungeert een College van Bestuur (CvB). Het CvB bestaat uit de commandant van de NLDA, zijn plaatsvervangende commandant, de directeur bedrijfsvoering en de decaan. De faculteit heeft een onafhankelijk adviesorgaan om het wetenschappelijke niveau en de academische onafhankelijkheid te bewaken, te weten de Wetenschappelijke Adviesraad (WAR). De WAR bestaat uit een commissie van hoogleraren van universiteiten. De WAR geeft gevraagd en ongevraagd advies aan het CvB over wetenschappelijke kwesties die de FMW aangaan. De FMW verzorgt haar bacheloropleidingen op twee locaties, te weten in Breda en in Den Helder. Het zwaartepunt van de opleiding MBW ligt in Breda. Dat betekent dat MBW-cadetten van de landmacht, luchtmacht en KMAR hun gehele opleiding in Breda volgen. Voor de MBW-adelborsten van de marine houdt het in dat zij hun eerste 60 EC van de studie in Den Helder volgen en de laatste 120 EC samen met de cadetten in Breda. 1.2.2 Structuur van de FMW De FMW bestaat uit drie vakgroepen, te weten: § Militaire Bedrijfswetenschappen (MBW) § Krijgswetenschappen (KW) § Militaire Technische wetenschappen (MTW) 1.2.3 Verantwoordelijkheid van de FMW1 De FMW is primair verantwoordelijk voor het verzorgen van drie wetenschappelijke bacheloropleidingen. Deze opleidingen onderscheiden zich door een stelselmatige vertaling en toepassing van wetenschappelijke theorieën naar het militaire domein. De FMW leidt haar studenten op tot wat wel wordt aangeduid met de term thinking soldier; hiermee wordt gedoeld op een wetenschappelijk opgeleide militair die in het veld kan omgaan met kennisintensieve besluitvorming onder druk. Van de thinking soldier wordt verwacht dat deze oplossingen voor problemen in het militaire veld kan ontwerpen, leiding kan geven aan de invoering van deze oplossingen, en kan samenwerken in teams van dikwijls wisselende samenstelling. Aan het FMW-onderwijs ligt wetenschappelijk onderzoek ten grondslag; zowel het eigen onderzoek als dat van derden. Het eigen onderzoek in de FMW draagt bij aan zowel het academische als het professionele debat. 1.2.4 Cadetten en adelborsten opleiden tot Thinking Soldiers De FMW formuleert vijf academische eigenschappen die de wetenschappelijk opgeleide officier 2 kenmerkt . De wetenschappelijk opgeleide officier: 1. werkt theoriegedreven. Hij of zij: (a) zoekt actief naar – en gebruikt “state-of-the-art” theorie bij het analyseren van informatie en het ontwikkelen van oplossingen; (b) is op de hoogte van en staat kritisch tegenover het gebruik van theorieën; (c) kan deze op waarde schatten en kent – onder andere door kennis van toegepaste methodologie – ook de grenzen en beperkingen van de theorie; (d) kan bestaande theorieën creatief toepassen op problemen in het militaire werkveld. Door deze eigenschappen laten zij dikwijls een nieuw licht schijnen op een bestaande – of historische – situatie en op de gangbare methoden voor het ontwerpen van oplossingen; 2. is creatief en kritisch ten aanzien van opdrachten. Zorgt er niet alleen voor dat opdrachten worden uitgevoerd, maar kan ook functioneren als partner en adviseur van commandanten en andere 1 FMW Onderwijsvisie en -beleid, 2008 Aken van J.E. (2005; 2007) De Master of Science Innovation Management: Ingenieur of Onderzoeker, Discussiestuk OSM, Faculteit TM-TU/e, Eindhoven 2 11 opdrachtgevers. Kan opdrachten afbakenen en structureren, niveaus en systeemgrenzen bepalen en heeft zicht op de bredere – (inter)nationale en maatschappelijke – context van de opdracht. 3. is reflectief. Dit uit zich in veel aandacht voor de aanpak van opdrachten (reflection before action) en, bij het ontwerpen van oplossingen, voor problemen in het militaire veld (reflection in action). Is bovendien in staat te reflecteren op de eigen werkwijze, op gebruikte theorieën en modellen, en op zichzelf, d.w.z. op de eigen rollen, belangen en (voor)oordelen. 4. kan analyseren, abstraheren en redeneren. 5. voelt zich medeverantwoordelijk voor en betrokken bij het domeinspecifieke referentiekader van de FMW en de eigen bacheloropleiding in het bijzonder. Heeft zicht op de historische ontwikkeling van en de samenhang tussen de drie wetenschapsdomeinen die het domeinspecifieke referentiekader van de FMW kenmerken. Voelt zich medeverantwoordelijk voor de invloed van de door hem/haar ontworpen oplossingen in de praktijk van het militaire werkveld. In tegenstelling tot onderzoekers grijpen officieren al dan niet in samenwerking met anderen daadwerkelijk in op de werkelijkheid -of zij geven leiding aan interventies op de werkelijkheid. Daarom heeft de officier ook een verantwoordelijkheid voor de effecten van zijn/haar ingrepen. 1.2.5 Stelselmatig vertalen van wetenschappelijke inzichten naar het militaire veld Het bacheloronderwijs van de FMW, gevoed door eigen militair relevant onderzoek, wetenschappelijk onderzoek van derden en ervaringen van militaire professionals, kenmerkt zich door een stelselmatige vertaling van algemene wetenschappelijke inzichten uit wetenschapsgebieden zoals geschiedenis, internationale betrekkingen, rechtsgeleerdheid, bedrijfswetenschappen, economie, ethiek, gedragswetenschappen en techniek naar het “militaire bedrijf” en militaire operaties. Het militaire werkveld en militaire operaties in het bijzonder kunnen in dat kader worden gezien als de verbindende schakel tussen de wetenschapsdomeinen Krijgswetenschappen, Militaire Bedrijfswetenschappen en Militaire Systemen en Technologieën. Deze kenmerkende eigenschap vloeit voort uit de overtuiging dat effectief functioneren als officier in zowel het operationele en bestuurlijke werkveld als in de bedrijfsvoering een aantal academische competenties vereist. De FMW locaties in Breda en Den Helder waar de bacheloropleidingen plaatsvinden zijn nauw gerelateerd aan de officiersopleidingen van de KMA en het KIM. De naamgeving van de FMW duidt niet alleen op deze relatie, maar geeft tevens de eigen aard aan in de context van het Nederlands Hoger Onderwijs. Het is de toepassing van algemene inzichten uit de wetenschappelijke domeinen op de militaire praktijk dat het FMW onderwijs uniek maakt in de context van het Nederlandse Hoger Onderwijs. 1.2.6 Relatie officiersprofiel-wetenschappelijke eindeisen De opleidingsprofielen van de FMW-bacheloropleidingen zijn gebaseerd op (1) het officiersprofiel 3 (2007) en (2) wetenschappelijke eindeisen (gebaseerd op de vergelijking met relevante bacheloropleidingen aan universiteiten en zusterinstituten in het buitenland). Hiermee geeft de FMW aan dat zij naast haar primaire aandacht voor wetenschappelijke vorming, sterk betrokken is bij de doelstellingen op het gebied van persoonsvorming en militaire-maritieme vorming. Het officiersprofiel De Koninklijke Landmacht beschrijft in “het domein van de officier” (2004) drie rollen die officieren moeten kunnen vervullen: commandant, adviseur en coach. Bij het commandantschap horen de ontwikkeling van een (strategische) visie, transformationeel leiderschap en het tot stand brengen van cohesie binnen de eenheid. In de rol van adviseur heeft de officier oog voor externe en interne invloeden op de organisatie; organiseert en coördineert de werkzaamheden; staat open voor nieuwe (technologische) ontwikkelingen en adviseert verschillende niveaus van de organisatie. In de rol van coach treedt de officier op als coach/mentor van ondergeschikten. Uit het officiersprofiel en het vervullen van de drie rollen zijn dertien competenties afgeleid die officieren tijdens hun gehele loopbaan blijven ontwikkelen: 3 Profielschets Subalterne Krijgsmachtofficier (vastgesteld door CDS op 27 juni 2007). 12 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. Besluitvaardigheid Communicatie Initiatief Integriteit Inter-persoonlijke sensitiviteit Omgevingsbewustzijn Oordeelsvorming Samenwerken Stressbestendigheid Verantwoordelijkheidsbesef Analyseren Plannen en organiseren Resultaatgerichtheid. Het wetenschappelijk opleidingsprofiel Aansluitend bij de officierscompetenties vertaalt het wetenschappelijke werk- en denkniveau voor officieren zich in termen als inzicht, begrip, samenhang, conceptueel denken, abstractie, systematiek, logisch en kritisch denken, denken in structuren, ethisch bewustzijn, vermogen om te reflecteren op en te communiceren over de eigen kennis en het eigen handelen. Deze termen doen een appel op het ontwikkelen van het leervermogen, typerend voor wetenschappelijke vorming. Uit de synthese van de vijf eigenschappen van thinking soldiers, het officiersprofiel en de benchmarks met universitaire instellingen leidt de FMW doelstellingen af voor haar bacheloropleidingen (Figuur 1 . De doelstellingen zijn vertaald naar eindkwalificaties ofwel eindtermen. Deze eindtermen zijn op hun beurt weer terug te voeren op de zogenaamde Dublin descriptoren en/of de criteria voor academische bachelor en master curricula. Bacheloropleiding Militaire Bedrijfswetenschappen Visie en beleid onderzoek & onderwijs Faculteit Militaire Wetenschappen Werkveld Officier Militaire Bedrijfswetenschappen Profielschets subalterne officier Wetenschappelijke eindtermen Algemeen militair werkveld Benchmarks universiteiten en militaire zusterinstituten Hoofdtaken defensie Wetenschappelijke professionals Wetenschappelijk onderzoek Vraagstukken militaire werkveld Vraagstukken wetenschappelijke context Figuur 1 u Relatie militaire werkveld en wetenschappelijke context van de bacheloropleiding MBW 13 1.2.7 Civiel-militair docentencorps Het FMW-onderwijs wordt ontwikkeld en uitgevoerd door een docentencorps bestaande uit een mix van civiele en militaire docenten. Dit docentencorps put uit ruime eigen ervaring binnen het nationale en internationale militaire veld, volgt militair relevante (internationale) ontwikkelingen op de voet en is actief op het gebied van – voor de FMW – relevant onderzoek. De FMW-docenten hebben vaak directe eigen ervaring met (deelgebieden van) vakken die zij doceren. Kenmerkend voor FMW docenten zijn het enthousiasme voor het militair wetenschappelijk onderwijs en onderzoek, een grote betrokkenheid bij het militaire bedrijf waarvoor de studenten worden opgeleid en het tegemoet treden van studenten als toekomstige collega’s. Dit laatste treedt vooral sterk op tijdens het afstudeeronderzoek dat aansluit bij en bijdraagt aan de FMW onderzoeksprogramma’s. 1.2.8 Motivering voor wetenschappelijk onderwijs4 De FMW baseert de noodzaak van een wetenschappelijke oriëntatie op drie motieven. Ten eerste heeft het optreden van de hedendaagse Nederlandse krijgsmacht tot gevolg dat het bestuur van de organisatie, de inzet van mensen en middelen en daarmee de tactische, technische en administratieve bedrijfsprocedures steeds moeten worden aangepast aan veranderende eisen en omstandigheden. Ten tweede worden Nederlandse officieren geacht: 1. onder fysiek en mentaal belastende omstandigheden telkens nieuwe en complexe probleemsituaties te analyseren en verhelderen op basis van een gestructureerd onderzoek- of denkproces; 2. analyses om te zetten in plannen om de problemen aan te pakken en op te lossen; 3. te anticiperen en te reageren op nieuwe omstandigheden en onbekende situaties; 4. de gekozen aanpak vooraf maar ook achteraf op zijn merites te beoordelen. Ten derde kan van officieren worden verwacht dat zij wetenschappelijk onderzoek kunnen initiëren, definiëren, interpreteren, beoordelen en onder begeleiding uitvoeren. Dit onderzoek kan betrekking hebben op bijvoorbeeld beleidsontwikkeling of op een technisch ontwerp. Naast persoonsvorming, vaktechnische deskundigheid en militaire en/of maritieme vorming hebben officieren dan ook wetenschappelijke vorming nodig om de eisen die aan hen worden gesteld waar te kunnen maken. 1.3 Militaire Bedrijfswetenschappen: achtergrond, positiebepaling en wetenschappelijke ambitie De MBW-opleiding is in eerste instantie bedoeld voor de typisch bedrijfskundige functiegebieden in de verschillende krijgsmachtdelen: de militaire administratie/bedrijfseconomische zaken, de logistiek (bevoorrading, transport en onderhoud), de geneeskundige dienst, de personeelsfunctie, en voor de zeestrijdkrachten: de officier van de logistieke dienst. In Tabel 1 wordt een overzicht gegeven van de bedrijfskundige officiersfuncties. 4 FMW Onderwijsvisie en -beleid, 2008 14 Tabel 1 u Overzicht van bedrijfskundige officiersfuncties Krijgsmachtdeel Functies Koninklijke Landmacht Officier Logistiek: Militaire Administratie Officier Logistiek: Geneeskundige Dienst Officier Logistiek: Bevoorrading & Transport Koninklijke Luchtmacht Officier Logistiek Officier Personeel Officier Bedrijfseconomische Zaken Koninklijke Marine Officier van de Logistieke Dienst Koninklijke Marechaussee Officier KMAR Opmerking bij Tabel 1: Noemenswaardig is dat naast de in Tabel 1 genoemde aspirant-officieren ook een aantal aspirant-officieren van andere wapens, dienstvakken, functiegroepen of korpsen mag kiezen voor de opleiding MBW. Zo kan ook een percentage van de aspirant-officieren van het Korps Mariniers, de Zeedienst, de Cavalerie, de Infanterie en de Artillerie deelnemen aan de MBWopleiding. Bij de Luchtmacht kunnen aspirant-officieren voor functies in de Gevechtsleiding, Geleide Wapens, Algemene Luchtverdediging, Vlieg-operatiën, Inlichtingen en Luchtverkeersleiding de opleiding MBW volgen. Ten aanzien van de opleiding MBW is het belangrijk te benadrukken dat zij zich niet beperkt tot de zogenaamde vredesorganisatie. De opleiding richt zich op zowel de vredes- als op de uitzendings- of crisissituatie. Hierdoor is de MBW-opleiding uniek in Nederland. In de MBW-opleiding wordt het functioneren van mens en organisatie dan ook niet alleen onder normale, maar ook onder uitzonderlijke, zo niet extreme omstandigheden bestudeerd. Dat is iets waar civiele opleidingen (vrijwel) niet aan toekomen. Van MBW-opgeleide officieren wordt verwacht dat zij bedrijfskundige inzichten kennen en kunnen toepassen, maar bovendien wordt verwacht dat zij die inzichten kunnen aanpassen aan situaties van verhoogde spanning zoals die zich tijdens humanitaire missies en optreden in crisis- en oorlogsomstandigheden kunnen voordoen. Ook in het onderzoek van de vakgroepen wordt het functioneren van mens en organisatie onder uitzonderlijke, risicovolle omstandigheden nadrukkelijk aan de orde gesteld. 15 Hoofdstuk 2. MBW opleiding: doelstellingen en eindtermen LEES Dit hoofdstuk geeft een beschrijving van de achtergrond, de doelstellingen en eindtermen van de opleiding MBW WIJZER 2.1 Het werkveld 2.1.1 Inleiding Het werkveld van de MBW officier heeft in de loop der jaren enkele belangrijke trends doorgemaakt en zal zich de komende jaren verder ontwikkelen. Vanuit de opleiding bezien, zijn in het bijzonder de volgende ontwikkelingen van belang: De samenstelling van de krijgsmacht is gebaseerd op twee pijlers: het nationale ambitieniveau en de internationale samenwerking met de toezeggingen die daar uit voortkomen. Het ambitieniveau geeft zowel kwantitatief als kwalitatief een raamwerk voor de grootte en samenstelling van de totale krijgsmacht. Het ambitieniveau van Defensie beschrijft onder meer een kwalitatief en technologisch hoogwaardige militaire bijdrage aan internationale operaties in alle delen van het geweldsspectrum, ook in de beginfase van een operatie, naast de bescherming van het eigen en bondgenootschappelijk grondgebied en luchtruim en de uitvoering van nationale militaire taken en van civiele overheidstaken. De Beleidsvisie 2007 van het Ministerie van Defensie stelt niet de organisatiedelen, maar defensiebrede capaciteiten voorop. Moderne militaire capaciteiten bestaan uit bijdragen vanuit vele delen van de defensieorganisatie. Uitgangspunt bij de toewijzing van middelen aan organisatiedelen is de bijdrage die wordt geleverd aan defensiebrede operationele capaciteiten die gestalte geven aan de beleidsdoelen, niet de omvang van het organisatiedeel als zodanig. Deze visie weerspiegelt de wereldwijde omslag van ‘input’-gedreven denken, naar ‘output’- of ‘outcome’-gedreven denken. Een moderne krijgsmacht kan niet functioneren zonder de belangrijkste wapenplatforms, maar voor effectief expeditionair optreden is meer nodig. Niet alleen traditionele blikvangers zoals tanks, schepen en jachtvliegtuigen bepalen de effectiviteit, maar in toenemende mate ook processen als verplaatsingen, inlichtingen, informatie en bevelvoering. De eisen aan de ondersteunende elementen van militair vermogen zullen blijven toenemen en extra inspanningen vergen die het vinden van het juiste evenwicht tot een continu proces maken. Om militair vermogen samenhangend te beoordelen, wordt dit vanuit meerdere militair-operationele invalshoeken bezien. Door via deze verschillende invalshoeken militair vermogen consequent te analyseren wordt bijgedragen aan het evenwicht tussen de componenten van (expeditionair) militair vermogen. 2.1.2 Managementopgaven van de MBW officier Uit de profielschets van de subalterne officier en de ontwikkelingen in het werkveld kunnen de kerntaken en managementopgaven voor het beroepenveld geabstraheerd worden. Managementopgaven zijn kritische beslissingen, waarbij sprake is van keuzen, dilemma’s, spanningsvelden, problemen dan wel kansen. Van officieren MBW wordt dan een visie, aanpak en een oplossing verwacht. 16 Een MBW opgeleide officier neemt afhankelijk van de fase in zijn/ haar loopbaan beslissingen over cq draagt bij aan beslissingen over: § De uitvoering, beleidsvoorbereiding en beleidsbepaling over bedrijfswetenschappelijke zaken aangaande de Defensieorganisatie in relatie tot de relevante politiek-bestuurlijke, maatschappelijke en sociaaleconomische ontwikkelingen; § De organisatiedoelstellingen in termen van snelheid, kwaliteit, capaciteit, servicegraad, juridische eisen en nazorg die toetssteen zijn voor het (her)inrichten van de processen in de organisatie; § Het implementeren van verandermanagement; § De inrichting, planning, besturing en beheersing van de personele, materieellogistieke en financieel-economische processen, die zowel binnen de Defensieorganisatie, binnen de overheid als bij internationale organisaties plaatsvinden (VN, NAVO en EU); § De inzet van informatie- en communicatietechnologie voor het ondersteunen van de uitvoering en het beheersen van de processen; § De verdeling van taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden binnen de organisatie en t.o.v. externe partijen, evenals de inrichting van de eigen organisatie; § Het uitvoeren, bewaken en bijstellen van het succesvol realiseren van de gestelde doelen in een procesmatige benadering; § De wijze waarop bij Defensie en bij derden goed en maatschappelijk verantwoord werkgeverschap wordt ingevuld evenals het invullen van de personele organisatie, zoals Human Resource Management en de bijzondere positie van de militair; § De wijze waarop en omstandigheden waarbinnen de militaire functie-uitoefening plaatsvindt, waarbij de officier als leidinggevende zich rekenschap kan geven van de specifiek militairjuridische context van het handelen; § De wijze waarop Defensie zorg draagt voor het veilig functioneren in een complexe organisatie en in een complexe en dynamische omgeving; § Bedrijfsvoeringsituaties onder moeilijke omstandigheden, inclusief mogelijk gewapend (militair) optreden, waarbij de officier als leidinggevende ethisch verantwoord weet te handelen; § De inzet van middelen in internationaal verband. Een samenhangende concrete uitwerking van deze vraagstukken is bepalend voor het bereiken van de juiste prestaties. 2.2 Doelstelling en eindtermen van de opleiding MBW 2.2.1 Karakter opleiding MBW Om aan genoemde managementopgaven invulling te kunnen geven is een interdisciplinaire opleiding opgezet die gebouwd is op economische, organisatiekundige, gedragswetenschappelijke, en institutionele kennispijlers. Het interdisciplinaire karakter van de MBW-opleiding komt tot uitdrukking in het paradigma van de “thinking soldier”. Met dit paradigma worden twee bijzondere kenmerken van het officiersschap voor het voetlicht gebracht. Het eerste kenmerk betreft het verenigen van managementvaardigheden met leiderschapskwaliteiten. In het kader van de vredesbedrijfsvoering heeft de krijgsmacht namelijk behoefte aan algemene managers die nadenken over en invulling geven aan de wijze waarop een grote, complexe, multifunctionele organisatie als Defensie haar mensen en middelen zo efficiënt mogelijk kan aanwenden. Daarnaast heeft de krijgsmacht behoefte aan leiders die mens en organisatie effectief inzetten onder uitzonderlijke, zo niet extreme omstandigheden. In beide rollen moet de officier kunnen omgaan met een divers krachtenspel en is dus een breed bedrijfskundig referentiekader vereist. Het tweede kenmerk van de “thinking soldier” refereert aan het opleiden van “denkende doeners”. Gezien de complexiteit van de organisatiecontext is de krijgsmacht gebaat bij de vorming van zelfstandige en vernieuwende denkers, die beschikken over een interdisciplinair denkkader op basis waarvan weloverwogen bedrijfskundige beslissingen kunnen worden genomen. Daarnaast slaat het woord “soldier” terug op de praktische inslag die ook van officieren wordt verwacht. MBW-opgeleide 17 officieren moeten uiteindelijk academische professionals zijn die door toepassing van wetenschappelijke kennis en inzichten in staat zijn oplossingen te ontwerpen voor de bedrijfskundige vraagstukken uit het militaire werkveld. Zodoende legt de MBW-opleiding ook een zware nadruk op de vertaling van organisatiekundige, economische, gedragswetenschappelijke en institutionele wetenschappelijke inzichten naar specifieke implicaties voor de militaire organisatie. Gebaseerd op het “thinking soldier” paradigma heeft de MBW-opleiding de volgende hoofddoelstelling geformuleerd: Als voorbereiding op de complexe wereld waarbinnen de Nederlandse officier werkzaam zal zijn, beoogt de MBW-opleiding haar studenten een brede wetenschappelijke bedrijfskundige basis mee te geven, op basis waarvan organisatorische vraagstukken en problemen in het algemeen, en uit het militaire domein in het bijzonder, kunnen worden begrepen en geadresseerd. Deze doelstelling is vertaald in de zes onderstaande generieke eindtermen, die enerzijds zijn afgeleid van de profielschets van de officier en anderzijds sterk zijn gebaseerd op de zogenaamde Dublin descriptoren. Met het accent op het verwerven van kennis, begrip van concepten en principes en het kunnen toepassen van al datgene, positioneert de MBW-opleiding zich nadrukkelijk als een wetenschappelijke studie op bachelor niveau. Na voltooiing van de opleiding is de afgestudeerde officier in staat om: 1. op basis van aangedragen algemene wetenschappelijke bedrijfskundige kennis en nieuwe inzichten, het functioneren van organisaties in het algemeen en de Defensie organisatie in het bijzonder, te doorgronden; 2. met behulp van de aangereikte wetenschappelijke kennis en inzichten, oplossingen te genereren voor toegepaste bedrijfskundige vraagstukken; 3. primaire en ondersteunende processen van (militaire) organisaties onder normale en crisisomstandigheden te kunnen duiden, inrichten, beheersen en aanpassen; 4. complexe gegevens logisch te structureren en terug te brengen tot relevante eenheden, verbanden te leggen en onderliggende kernthema’s te identificeren en overzicht te behouden; 5. ideeën, visies en bevindingen te kunnen verwoorden, in woord en geschrift, in het Nederlands en in het Engels, zowel in een wetenschappelijke als in een militaire omgeving; 6. na te denken over, te reflecteren op, en verantwoording af te leggen over het eigen handelen en leer- en vormingsproces. 18 2.2.2 Operationalisatie van de generieke eindtermen De generieke eindtermen zijn geoperationaliseerd in de onderstaande concrete eindtermen om richting te geven aan de invulling van het curriculum van de MBW-opleiding. Generieke eindterm 1: Op basis van algemene wetenschappelijke bedrijfskundige kennis en nieuwe inzichten is de afgestudeerde MBW-Bachelor in staat het functioneren van organisaties in het algemeen en de defensieorganisatie in het bijzonder, te doorgronden. De MBW Bachelor: 1.1 heeft kennis van en inzicht in de context waarin, de middelen waarmee en de wijze waarop de krijgsmacht haar taken moet uitvoeren; 1.2 heeft kennis van complexe organisatieprocessen, -structuren en –contexten van verschillende soorten organisaties en de Defensieorganisatie in het bijzonder; 1.3 heeft kennis van en inzicht in veel gebruikte en actuele bedrijfskundige theorieën en modellen; 1.4 heeft kennis van en inzicht in de actuele en basisconcepten van vele ondersteunende gebieden van de (militaire) bedrijfskunde, zoals personeel, logistiek, financiën, informatie, technologie; 1.5 heeft kennis van en inzicht in de bestuursrechtelijke aspecten van de militaire organisatie; 1.6 heeft inzicht in de manier waarop complexe operaties geleid worden; 1.7 kan problemen met betrekking tot de inrichting en besturing van organisaties en de Defensieorganisatie in het bijzonder analyseren, interpreteren en verklaren met behulp van begrippen en benaderingswijzen uit militaire bedrijfswetenschappelijke kennis en inzichten; 1.8 heeft inzicht in de manier waarop aspectgebieden van de militaire bedrijfswetenschappen onder crisisomstandigheden tot uitdrukking komen en aangepakt kunnen worden; 1.9 heeft kennis van en inzicht in de ethische, normatieve en maatschappelijke impact van het functioneren van de krijgsmacht onder diverse omstandigheden. Dublin descriptor Generieke eindterm 2: Met behulp van de aangereikte wetenschappelijke kennis, inzichten en methoden is de afgestudeerde MBW-Bachelor in staat problemen te analyseren en oplossingen te genereren voor toegepaste bedrijfskundige vraagstukken. De MBW Bachelor: 2.1 is in staat om onder begeleiding ten behoeve van toepassingsgericht, empirisch onderzoek een projectkader, doelstelling, onderzoeksmodel en conceptueel model te formuleren en zelfstandig literatuur te verzamelen; 2.2 is in staat ten behoeve van een MBW-onderzoek een relevante strategie, dataverzamelings- en dataanalysemethode te kiezen; 2.3 heeft kennis van en vaardigheid in het toepassen van beschrijvende en elementaire toetsende statistiek; 2.4 heeft kennis van en vaardigheid in het toepassen van kwalitatieve data-analysemethoden en –technieken; 2.5 kan de opzet, de uitvoering en conclusies van het onderzoek in de vorm van een wetenschappelijk verslag presenteren. Dublin descriptor 19 Kennis en Inzicht Toepassen kennis en inzicht als academisch onderzoeker Generieke eindterm 3: De afgestudeerde MBW-Bachelor is in staat om primaire en ondersteunende processen van (militaire) organisaties onder normale en crisisomstandigheden te kunnen duiden, inrichten, beheersen en aanpassen. De MBW Bachelor: 3.1 begrijpt de plaats van de krijgsmacht in de Nederlandse samenleving en in de internationale context en kan daarbij de grenzen van het eigen handelen bepalen; 3.2 kan bij problemen in de externe afstemming tussen de krijgsmacht en omgeving verschillende stakeholders identificeren en oplossingen bedenken om het probleem aan te pakken; 3.3 kan relatief eenvoudige bedrijfsproblemen analyseren, de consequenties voor de operationele praktijk inschatten en oplossingen ontwikkelen; 3.4 kan interne organisatieprocessen beschrijven en analyseren (zoals organisatorische financiële, personele, logistieke, informatiekundige); 3.5 is in staat om, onder begeleiding, op basis van de analyse een bij het bedrijfsprobleem passend ontwerp te maken; 3.6 kan bij het doorvoeren van veranderingen planmatig en resultaatgericht werken volgens de Deming-cyclus (plan, do, check, act). Generieke eindterm 4: De afgestudeerde MBW-Bachelor is in staat om complexe gegevens logisch te structureren en terug te brengen tot relevante eenheden, verbanden te leggen en onderliggende kernthema’s te identificeren en overzicht te behouden. De MBW Bachelor: 4.1 is in staat kritisch te reflecteren op een handelwijze, een beslissing of een maatregel met behulp van theorieën en modellen; 4.2 is er op gericht en in staat om verantwoording af te leggen over het eigen handelen; 4.3 kan multidisciplinaire aspecten aan een probleem onderkennen en die aspecten integreren; 4.4 kan bestaand onderzoek kritisch beoordelen en hierop reflecteren; 4.5 is in staat om basisassumpties van onderzoek en uitspraken aan de orde te stellen; 4.6 kan maatschappelijke implicaties van de bedrijfsbeslissingen van Defensie en de invloed van de maatschappelijke context op bedrijfsbeslissingen van Defensie inschatten; 4.7 vormt zich een oordeel over de ethische, normatieve en maatschappelijke impact van het functioneren van de krijgsmacht onder diverse omstandigheden. 20 Dublin descriptor Toepassen kennis en inzicht als academisch professional Dublin descriptor Oordeelsvorming Generieke eindterm 5: De afgestudeerde MBW-Bachelor is in staat om ideeën, visies en bevindingen te verwoorden, in woord en geschrift, in het Nederlands en in het Engels, zowel in een wetenschappelijke als in een militaire omgeving. De MBW Bachelor: 5.1 is vaardig in het professioneel en doelgericht samenwerken in teamverband met erkenning van verschillende belangen, posities en rollen; 5.2 kan ideeën en visies verwoorden aansluitend op de doelgroep; 5.3 kan een gestructureerde mondelinge en schriftelijke presentatie in het Nederlands en in het Engels geven van een zelfstandig of in teamverband verrichte literatuurstudie of onderzoek; 5.4 is vaardig in het gebruik van diverse (veelal ICT-) hulpmiddelen om adequaat te communiceren. Dublin descriptor Generieke eindterm 6: De afgestudeerde MBW-Bachelor is in staat na te denken over, te reflecteren op, en verantwoording af te leggen over het eigen handelen en leer- en vormingsproces. De MBW Bachelor: 6.1 is in staat zelfstandig kennis te verwerven en toe te passen; 6.2 is in staat kritisch te reflecteren over het gebruik van theorieën en modellen; 6.3 is in staat een kritisch oordeel te vormen over eigen conclusies en handelen; 6.4 heeft een houding gericht op levenslang leren. Dublin descriptor 21 Communicatie Leervaardigheden Hoofdstuk 3. Opzet en opbouw van de opleiding MBW LEES Dit hoofdstuk geeft een beschrijving van de opzet en opbouw van de opleiding MBW WIJZER 3.1 Opbouw van de opleiding MBW 3.1.1 Het Opleidingsmodel 5 In figuur 2 wordt de opbouw van de MBW-opleiding schematisch weergegeven. In algemene zin is de opleiding verdeeld in vier fases, te weten de Gemeenschappelijke Officiersopleiding (GOO), de basisfase, de werkveld-specifieke stromen, en de synthesefase. In de basisfase worden drie thematische leerlijnen onderscheiden: “de psychosociale dynamiek van expeditionair optreden” (PSDEO), “organiseren van militaire inzet” (OMI), en “deployability, sustainability and performance” (DSP). Deze leerlijnen zijn thematisch maar verbinden binnen deze thematiek de verschillende kennispijlers van het disciplineprotocol MBW. PSDEO omvat de pijler “gedrags- en sociale wetenschappen” en één aspect van “institutionele en rechtswetenschappen” (straf- en tuchtrecht). OMI omvat de pijlers bedrijfswetenschappen en institutionele- en rechtswetenschappen. In het discipline protocol wordt het onderwerp “logistiek” ook tot de bedrijfswetenschappen gerekend. Omdat het thema logistiek, echter, essentieel is voor het thema “deployability, sustainability & performance” wordt logistiek ondergebracht in de andere leerlijn. DSP omvat de economische wetenschappen, de technische wetenschappen en het thema logistiek (bedrijfswetenschappen). Naast 3 thematische leerlijnen wordt er een leerlijn Methoden en Technieken van Onderzoek (MTO) onderscheiden. Werkveld-specifieke stromen gaan in op kennis die absoluut noodzakelijk is voor het functioneren in een bepaald militair werkveld. In vergelijking met de profileringen uit het voorgaande onderwijsmodel komt minder de nadruk te liggen op het uitdiepen van één van de aspecten van de bedrijfswetenschappen. De consequentie hiervan is dat de bachelor MBW als geheel een bredere basis krijgt. Dit past overigens in de ontwikkelingen binnen het onderwijswerkveld, waarin een streven naar bredere bachelors en minder doorstroom-masters een expliciete doelstelling is. Uiteindelijk resteren er 2 werkveldspecifieke stromen van elk 20 studiepunten. Eén stroom wordt genoemd “leiderschap in crisisomstandigheden” (LCO) en is inhoudelijk gerelateerd aan de leerlijn PSDEO en de andere “operationele logistiek en defensie-economie” (OLDE). Deze is inhoudelijk gerelateerd aan DSP. In de synthesefase worden 4 “integrerende topvakken” onderscheiden. Daarvan zijn er 3 gerelateerd aan een leerlijn (PSDEO, OMI of DSP) en één vak niet, te weten reflectie op militaire innovatie & technologie (ROMIT). Kenmerkend voor deze leerlijn integrerende topvakken is dat zij inzichten uit de leerlijnen in de basisfase integreren aan de hand van voor de militaire organisatie relevante thematiek. Het is dus de thematiek van de militaire organisatie die de leerlijnen, en dus in essentie de kennis uit de basisvakken van het disciplineprotocol integreert. Door deze integratie van bedrijfswetenschappelijke kennis toegepast op relevante militaire thematiek blijkt dat in de analyse van “veldproblemen” de onderlinge verwevenheid van de basisdisciplines van groot belang is en blijkt dat juist in de meest geavanceerde veldproblematiek deze verwevenheid een grote rol speelt. 5 De uitgeschreven vaktitels zijn te vinden in Bijlage 1. 22 Figuur 2 u MBW Opleidingsmodel 3.1.2 Algemene beschrijving van de leerlijnen 1. PSDEO (A) De focus van de leerlijn Psychosociale Dynamiek van Expeditionair Optreden (PSDEO) ligt op de driehoeksrelatie tussen het individu, de groep en het organisatiesysteem in drie wisselende contexten: voor, tijdens en na uitzending. Er wordt ingezoomd op de verschillende niveau en op de relaties daartussen. Daarbij gaat het om vragen als: Wat gebeurt er in confrontatie met geweld, zowel met het individu als met de groep? Wat zijn de consequenties hiervan voor de organisatie? Wat is de rol van de leidinggevende met betrekking tot bovengenoemde vragen? PSDEO zoekt naar een doelbewuste verbinding van de vakgebieden filosofie, ethiek, psychologie en organisatiekunde. De onderliggende gedachte van de leerlijn PSDEO is: Hoe beter de leidinggevende wordt geëquipeerd, hoe beter opdrachten op effectieve en verantwoorde wijze gerealiseerd kunnen worden en hoe meer onverantwoord gedrag –en alle schadelijke gevolgen daarvan, voor alle betrokkenen op de bovengenoemde niveaus en dus ook voor de persoon zelf voorkomen kan worden. De leerlijn PSDEO start in de basisfase met de cursussen MLE, PSGEO 1, HRM 1 en BMBR, verdiept zich vervolgens in de werkveld-specifieke stroom met de cursussen PSGEO 2, VLRC, HRM 2 en HF&SV) en sluit af met het leerlijn integrerend topvak (SNV). 2. OMI (B) De leerlijn Organiseren voor militaire inzet (OMI) richt zich op de bedrijfskundige bestudering van structuren, processen, systemen en middelen die militaire inzet onder zowel vredes- als operationele condities mogelijk moeten maken. De OMI leerlijn vormt de algemene basis voor de beide andere, 23 meer gespecialiseerde, leerlijnen. De leerlijn wijkt met name door de centrale thematiek, die gericht is op het begrijpen van de militaire organisatie, af van de gebruikelijke Management & Organisatie leerlijnen van reguliere universiteiten. Uiteraard wordt de kennis omtrent structuur en functioneren van de militaire organisatie gepresenteerd met gebruikmaking van kennis van andere, “gewone” organisaties zoals bedrijven en non-profitorganisaties. Immers, de kennis omtrent de militaire organisatie wordt in belangrijke mate bepaald door inzichten die in de algemene organisatie- en bedrijfskunde gelden, maar de hier toegepaste kennis heeft een bijzonder karakter vanwege de unieke aard van de krijgsmacht. Die uniciteit bestaat uit haar sterke politieke bepaaldheid, haar functie die in essentie gericht is op geweldsbeheersing en -uitoefening en haar structuur die expeditionair organiseren mogelijk moet maken. Geen van deze kenmerken is op zichzelf uniek voor de krijgsmacht, maar de combinatie ervan is dat wel. Als zodanig is de krijgsmacht een betrekkelijk unieke organisatie binnen het totale speelveld van organisaties. De leerlijn OMI start in de GOO met de cursus DO, loopt door in de basisfase met de cursussen EKO, KPS, SEF, KPR, IOS, IM, en BMSTR en sluit af met het leerlijn integrerend topvak (PM). 3. DSP (C) De leerlijn Deployability, Sustainability & Performance (DSP) richt zich op dé bedrijfskundige uitdaging die krijgsmachten door de eeuwen heen parten heeft gespeeld. De geschiedenis heeft geleerd dat vele veldslagen niet primair zijn verloren op het slagveld, maar door een slechte financiële uitgangspositie en haperende logistieke ondersteuning. In plaats van het tactisch vernuft van een krijgsheer waren de beschikbare hoeveelheden geld, haver, voedsel en munitie betere voorspellers voor de afloop van een gewapend conflict. Het formeren, onderhouden en strijd leveren met een grote troepenmacht was in de Napoleontische tijd al een majeure uitdaging, maar is er sindsdien niet eenvoudiger op geworden. De steeds hoogwaardigere en brandstof verslindende wapensystemen, de expeditionaire, mondiale focus van westerse krijgsmachten, het genetwerkte optreden met internationale partners, de toenemende druk op de overheidsfinanciën, de hiermee samenhangende groeiende afhankelijkheid van externe bedrijven voor het leveren van producten en diensten en pooling en sharing overeenkomsten met partnerlanden, en ten slotte, de grote variatie aan inzetmogelijkheden hebben tot allerlei nieuwe logistiek-economische vraagstukken geleid bij militaire inzet. Thema’s als overheidsfinanciën, burden sharing, technologie en asset management, supply chain management, sourcing en life cycle costing vormen het hart van de DSP leerlijn met het beoogde doel de complexe relatie tussen financiën, inzetbaarheid, en militair optreden van de hedendaagse Nederlandse krijgsmacht te ontrafelen. De cursussen van DSP bieden in onderlinge samenhang en gericht op de Nederlandse krijgsmacht een uniek onderwijsprogramma. De leerlijn DSP start in de basisfase met de cursussen DEL, DOL, DOPR, ACE, en krijgt een logistiekeconomische verdieping in de leerlijn Operationele Logistiek en Defensie-Economie met de cursussen DSAM, DAIS, DLSM en DSAM. Met het integrerende topvak SDS wordt de leerlijn afgesloten. 4. MTO (D) MBW streeft ernaar om de ontwikkeling van wetenschappelijke onderzoeksvaardigheden op bachelorniveau te waarborgen. Vanaf het begin van de MBW-opleiding wordt verwacht dat studenten zich bekwamen in het – op methodologisch en wetenschappelijk verantwoorde wijze – formuleren, uitwerken en oplossen van vraagstukken en problemen, zowel individueel als in groepsverband. De leerlijn Methoden en Technieken van Onderzoek (MTO) is hiertoe ontwikkeld. In de cursussen MTO 1 t/m 4 ligt de nadruk op de diverse uitgangspunten, methoden en technieken die in bedrijfskundig onderzoek centraal staan. Uiteindelijk komen inhoud en methode bij elkaar in de cursus IP (Integratieproject), waarin in syndicaatsverband en onder begeleiding van een docent-onderzoeker een concreet bedrijfskundig probleem binnen de Nederlandse krijgsmacht wordt onderzocht. Onderzoeksvaardigheden en de beroepspraktijk komen hier samen. Eveneens wordt vanaf het begin van de wetenschappelijke studie aandacht besteed aan het schriftelijk en mondeling communiceren in Nederlands en Engels. De scriptie aan het einde van de opleiding, met als voorbereiding het schrijven van een individueel onderzoeksvoorstel (MTO5), wordt als de uiteindelijke proeve van bekwaamheid gezien en vormt het sluitstuk van de bacheloropleiding MBW.Hieronder volgt een globale schematische positionering van de cursussen in de leerlijn MTO MBW. 24 Figuur 3 u Leerlijn MTO MBW 3.1.3 De MBW opleiding per fase in vakken uiteengezet De onderstaande schema’s geven aan welke vakken per fase in de opleiding op het programma staan. Wat de schema’s proberen duidelijk te maken is uit welke vakken de verschillende fases in de opleiding zijn opgebouwd. Daarnaast geeft het schema inzicht in de inhoud van de verschillende leerlijnen, ofwel welke vakken onder de noemer van een leerlijnthematiek een onderlinge binding hebben. GOO (30 EC) De GOO wordt door alle studenten MBW gevolgd samen met de studenten van alle andere bachelor opleidingen van de FMW. De GOO heeft een eigen studiegids, waarin de vakbeschrijvingen van onderstaande vakken zijn opgenomen. GOO AI (0) -- W&A (3) – IO&V (4) -- IMO (4) -- CVE (3) -- DO (4) -- IMS (6) -- CVN (2) -- LHOR (4)OO Basisfase (96 EC) De basisfase wordt door alle studenten MBW gevolgd. In onderstaand schema verwijzen de vakken met een grijze rand naar de vakken die onderdeel zijn van de gemeenschappelijke propedeuse. Deze gemeenschappelijke propedeuse wordt door zowel studenten van KW als MBW gevolgd. De gemeenschappelijke propedeuse wordt aan het begin van de basisfase geroosterd en telt uiteindelijk op tot 30 punten. Het schema laat zien dat de vakken van de gemeenschappelijke propedeuse enerzijds een apart onderdeel van de opleiding vormen, maar anderzijds passen in bredere leerlijnen. Elke inhoudelijke leerlijn (dat wil zeggen minus de leerlijn MTO) eindigt met 1 punt IP (integratieproject). Hiermee wordt gerefereerd aan het feit dat het vak IP zich richt op praktijkonderzoeken die inhoudelijk gerelateerd zijn aan één van de drie leerlijnen. 25 PSDEO (19) PSGEO1 (5) MLE (6) HRM 1 (4) BMBR (3) OMI (32) EKO (6) DSP (22) DEL (5) DOPR (6) ACE (5) DOL (5) MTO (18) MTO1 (3) (3) STAT (4) MTO2 (4) (4) MTO3 (4) (4) SEF (4) KPS (6) KPR (4) IP (1) IOS (3) IM (5) BMSTR (3) IP (1) IP (1) MTO4 (3) (3) Keuzevak (5) Werkveld-specifieke stromen (20 EC) De werkveld-specifieke stromen worden niet door alle studenten gevolgd. Afhankelijk van hetzij eisen van het werkveld, hetzij persoonlijke keuze, volgen studenten één van de twee werkveld-specifieke stromen. Ze kunnen kiezen uit (1) Leiderschap in crisisomstandigheden (LCO) of (2) Operationele logistiek en defensie-economie (OLDE) LCO (20) VLRC (5) PSGEO2 (5) HRM 2 (5) HF&SV (5) OLDE (20) DLSM (5) DMAC (5) DSAM (5) DAIS (5) Synthesefase (34 EC) De synthesefase wordt weer door alle studenten gevolgd. Het enige keuzemoment in deze fase is het keuzevak. De leerlijn-integrerende topvakken worden hieronder weergegeven in de kleur die correspondeert met de kleur van leerlijnen zoals ze in de schema’s van de basisfase worden gehanteerd. Het doel van de leerlijn-integrerende topvakken is dat ze inhoudelijk vertrekken vanuit een bepaalde leerlijn, maar over de grenzen van de thematiek kijken naar de inhoud van de andere leerlijnen. Ze zijn dus enerzijds integrerend bedoeld, anderzijds vormen ze het sluitstuk op een leerlijn, wat de ratio is voor het begrip ‘topvak’. Enigszins afwijkend van deze logica is het vak MTO5/IOV, dat zich richt op het schrijven van een onderzoeksvoorstel voor de scriptie. Dit is wel een sluitstuk op een leerlijn omdat de leerlijn MTO alle ingrediënten heeft aangedragen een dergelijk voorstel te kunnen schrijven. Het doel echter om een brug te slaan naar de andere leerlijnen ontbreekt bij dit vak. De tweede uitzondering vormt het vak ROMIT. Dit vak is enerzijds waardevol omdat het een beschouwelijk, wetenschapstheoretisch karakter heeft. Anderzijds is het om die reden niet exclusief gekoppeld aan een leerlijn en ontleent het juist zijn waarde aan deze niet exclusieve koppeling. Synthese se fase (34) 34) PSDEO SNV (4) OMI PM (5) DSP SDS (4) ROMIT (5) 26 MTO5 IOV (3) Scriptie (13) 3.1.4 Keuzemogelijkheden voor de werkveld-specifieke stromen MBW Binnen de werkveld-specifieke stromen is voor studenten van sommige wapens, dienstvakken, functies en korpsen mogelijk om een keuze te maken, terwijl dat voor andere niet mogelijk is. In onderstaande tabellen worden deze keuzemogelijkheden uiteengezet. Koninklijke Landmacht – keuzemogelijkheden werkveld-specifieke stromen MBW Wapen/Dienstvak Werkveld-specifieke stromen INF, CAV, ART LCO, OLDE LOGISTIEK-MA OLDE LOGISTIEK-GNK OLDE LOGISTIEK-B&T OLDE Koninklijke Luchtmacht – keuzemogelijkheden werkveld-specifieke stromen MBW Functiegroep Werkveld-specifieke stromen VLO § LCO, OLDE LVB § LCO, OLDE GL § LCO, OLDE GW § LCO, OLDE GRO § LCO, OLDE I&V § LCO, OLDE LOG § OLDE PERS § LCO BEZ § OLDE Koninklijke Marine – keuzemogelijkheden werkveld-specifieke stromen MBW LOGISTIEKE DIENST § LCO, OLDE MARINIERS § LCO, OLDE ZEEDIENST § LCO, OLDE Koninklijke Marechaussee – keuzemogelijkheden werkveld-specifieke stromen MBW KMAR § LCO 27 3.1.5 Opbouw in moeilijkheidsgraad De MBW-opleiding kent een oplopende moeilijkheidsgraad van cursussen. Daarbij is aangesloten bij een indelingsmodel van de universiteit van Leiden. Zie Tabel 2 voor de omschrijvingen van de niveaus die van toepassing zijn voor een bacheloropleiding. Tabel 2 u Niveaus voor Bachelor opleidingen Niveaus: Kenmerken: Niveau 100 inleidende cursus, voortbouwend op het niveau van het eindexamen VWO. Onderwijs is gebaseerd op stof in handboek of syllabus, didactisch gestructureerd, met oefenstof en proeftentamens; begeleide werkgroepen; accenten in studiestof en voorbeelden in colleges. Niveau 200 cursus met inleidend karakter, geen specifieke voorkennis maar wel ervaring met zelfstandig studeren. Leerboeken of ander onderwijsmateriaal van min of meer inleidend karakter; colleges bijv. in de vorm van capita selecta, zelfstandige bestudering van de stof wordt voorondersteld. Niveau 300 cursus voor gevorderden (ingangseis niveau 100 of 200). Leerboeken, die niet speciaal voor onderwijs hoeven te zijn geschreven; zelfstandige bestudering van de tentamenstof; bij tentamens zelfstandige toepassing van de leerstof op nieuwe problemen. Niveau 400 gespecialiseerde cursus (ingangseis niveau 200 of 300). Naast een tekstboek gebruik van vakliteratuur (wetenschappelijke artikelen); toetsing (mede) d.m.v. een klein onderzoek, een referaat, of een schriftelijk werkstuk. 28 3.2 Onderwijs- en werkvormen bij de opleiding MBW In de MBW opleiding worden verschillende onderwijs- en werkvormen gehanteerd. De belangrijkste onderwijs- en werkvormen worden hieronder toegelicht en per cursus wordt aangegeven welke werkvormen er gehanteerd worden. ONDERWIJS- EN WERKVORMEN UITLEG Hoorcollege Tijdens een hoorcollege legt de docent de leerstof uit en geeft belangrijk informatie over de onderwerpen die aan bod komen en structureert op deze manier de leerstof. De docent houdt een betoog en de studenten luisteren en maken aantekeningen. Hoorcolleges zijn geschikt voor informatieoverdracht aan grotere groepen. Hoorcolleges worden vaak gecombineerd met werkcolleges. Een tussenvorm is het activerende hoorcollege waarin de docent tijdens het hoorcollege tracht de toehoorders te betrekken door kleine opdrachten of discussiemomenten te gebruiken tijdens het college. Werkcollege Een werkcollege is een college waarbij de studenten onder begeleiding van een docent in kleinere groepen een bepaalde leertaak uitoefenen. Studenten zijn vooral zelf aan het werk en de docent begeleidt. Tijdens de werkcolleges is er gelegenheid voor bijv. nabespreking van hoorcolleges en bespreking van/discussie over de literatuur en opdrachten. Tijdens werkcolleges kunnen verschillende didactische werkvormen gebruikt worden zoals: discussie, onderwijsleergesprek, opdrachten, casuïstiek, rollenspelen, etc. Doordat studenten actief werken aan een leertaak kunnen werkcolleges een belangrijke rol hebben in de oefening van academische vaardigheden/ bij de academische vorming. Gedragstraining Bij trainingen worden er vaak bepaalde beroepsgedragingen en/of communicatieve of sociale vaardigheden geoefend. Veelal worden hierbij de werkvormen rollenspel of simulatiespel gebruikt. Bij een rollenspel nemen de deelnemers een rol van iemand anders aan, bijvoorbeeld met als doel om zich in te leren leven in een andere positie. Bij een simulatiespel wordt een realistische context gesimuleerd, waarbij de deelnemers wordt gevraagd om op te treden in die gesimuleerde situatie. Op deze manier kunnen bepaalde vaardigheden ‘veilig’ beoefend worden. Casuïstiek Bij case-onderwijs gaat het erom dat studenten opgedane kennis, inzicht en vaardigheden toepassen om een probleem op te lossen. De case is meestal gebaseerd op een realistische praktijksituatie maar kan ook een fictief probleem zijn. M.b.v. casuïstieken wordt het probleemoplossend vermogen beoefend. Werkbezoek/excursie Tijdens een werkbezoek of een excursie wordt nader kennis gemaakt met de praktijk en kan de theorie van de desbetreffende cursus (en eventueel theorie uit andere cursussen) gekoppeld worden aan de praktijk. Een specifieke vorm van een werkbezoek binnen de militaire context is de Battlefield tour. Gastcollege Tijdens gastcolleges wordt een ervaringsdeskundige vanuit de (beroeps)praktijk of een vakexpert uitgenodigd om over een specifiek onderwerp informatie te geven. Zelfstudie Onderwijsgestuurde zelfstudie is een zodanige inrichting van de onderwijsomgeving dat de student individueel, binnen de beschikbare tijd, in staat wordt gesteld zelfstandig de beoogde studieresultaten te behalen. Het opdoen van kennis is hierbij meestal het centrale leerdoel. Hierbij kan zelfstudiemateriaal worden ingezet zoals leerboeken en readers maar ook multimediaal zelfstudiemateriaal (E-learning). Meestal wordt zelfstudie gecombineerd met werkcolleges of responsiecolleges waarin vragen gesteld kunnen worden over de leerstof. 29 Individuele- of groepsopdracht Tijdens opdrachten werkt de student soms alleen en soms met anderen aan taken en/of projecten. Opdrachten zijn er in verschillende soorten en maten. In de voorbereiding, begeleiding en afronding van opdrachten spelen de werkcolleges een belangrijke rol. Buiten de werkcolleges kunnen studenten in de vorm van zelfstudie in groeps- of syndicaatverband of individueel werken aan de opdracht. Veelal zal het werkcollege gebruikt worden om de opdracht toe te lichten en uit te zetten, om te presenteren wat er gedaan is tijdens het werken aan de opdracht en om met elkaar over de uitkomsten van de opdracht te discussiëren. Project Bij projectonderwijs moeten de studenten individueel en als groep een gesteld probleem zo goed mogelijk proberen op te lossen, met gebruikmaking van de kennis en vaardigheden uit de cursussen die in diezelfde periode zijn onderwezen. De doelen hierbij zijn het toepassen van verworven kennis, inzicht en vaardigheden, het oplossen van problemen en het leren projectmatig werken. Gespreksvormen Tijdens werkcolleges worden soms gespreksvormen zoals het onderwijsleergesprek, groepsdiscussie of het debat gehanteerd. Bij een onderwijsleergesprek heeft de docent een sturende rol door het stellen van gerichte vragen aan de studenten. Bij een groepsdiscussie is de docent meer een discussieleider en zijn de studenten met elkaar in discussie over een onderwerp, met als doel om gezamenlijk te leren door het delen van kennis, ideeën en meningen over het betreffende onderwerp. Bij een debat zal men argumenteren over de pro’s en contra’s van een bepaald onderwerp. PGO Bij Probleem Gestuurd Onderwijs (PGO) gaat het er om dat de studenten aan de hand van een probleem of een taak kennis verwerven, en niet om het oplossen van een probleem waarvoor eerder verworven kennis moet worden gebruikt. Het startpunt is een concreet probleem, en door discussie over dat probleem in een onderwijsgroep analyseren de studenten het probleem en formuleren zij daarbij hun leerdoelen. Door zelfstudie proberen de studenten informatie over deze leerdoelen te zoeken waarbij de studenten begeleid worden door een tutor. 3.3 Generiek jaarooster 4-jarige MBW bachelor en non-bachelor programma In deze paragraaf vindt u informatie over de opleiding MBW op halfjaar-, periode-, en detailniveau. Het schema laat de opbouw van het gehele curriculum zien. In paragraaf 3.3.1 wordt schematisch het nieuwe, gesynchroniseerde MBW Bachelor programma gepresenteerd Daarnaast is in paragraaf 3.3.2 voor de vierdejaars een transitierooster opgenomen naar aanleiding van de invoer van het generieke jaarrooster. Vanaf hoofdstuk 10 worden de vakken van na de GOO apart beschreven en uitgewerkt in kernaspecten zoals, leerdoelen, werkvormen, literatuur en toetsing. De groene vlakken laten de gesynchroniseerde opleidingsperioden zien die niet tot het bacheloronderwijs behoren. In deze perioden vindt de militaire/maritieme vorming plaats. Het gevolg hiervan is dat de MBW bacheloropleiding op gezette tijden wordt onderbroken voor noodzakelijke militaire of maritieme opleidingsaspecten, zoals het aanleren en onderhouden van basisvaardigheden, vaarperiodes, velddiensten, stages en vaktechnische opleidingen. 30 31 Totaal aantal weken 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 Kalenderweken 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 1 2 3 4 5 6 7 2 1 2 1 2 3 4 5 6 Periode-weken 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 1 BA10 BBO4.1 VV BMBR (3) BMSTR (3) ROMIT (5) SNV (4) PM (5) KERST SDS (4) IOV (3) SCR (13) JAAR 4 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 7 8 9 10 11 12 13 14 1 2 1 2 3 4 BA11 BBO4.2 Uitloop BA ZOMER 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 5 6 7 1 2 3 4 5 6 7 1 2 3 4 Uitloop BO BO4 VV JAAR 3 Totaal aantal weken 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 Kalenderweken 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 2 1 2 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 1 2 1 2 3 4 5 6 7 1 2 3 4 5 6 7 1 2 3 4 Periode-weken 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 1 BA7 BBO3.1 VV BA8 BBO3.2 BO3 BA9 VV HRM 1 (4) SEF (4) KPR (4) IOS (3) KEUZEVAK (5) MTO 3 (4) KERST ZOMER MTO 4 (3) IP (3) VLRC of DLSM (5) PSGEO 2 of DMAC (5) HRM 2 of DSAM (5) HF&SV of DAIS (5) JAAR 2 Totaal aantal weken 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 Kalenderweken 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 2 1 2 1 2 3 4 5 6 7 1 2 3 4 5 6 7 1 2 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 1 2 3 4 Periode-weken 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 1 BA4 BBO2.1 VV BA5 BO2 BBO2.2 BA6 VV WA (3) CVE (1) MLE (3) KPS (2) DEL (5) KERST ZOMER EKO (6) PSGEO 1 (5) IM (5) DOPR (6) ACE (5) MTO 2 (4) DOL (5) JAAR 1 Totaal aantal weken 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 Kalenderweken 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 2 1 2 1 2 3 4 5 6 7 1 2 3 4 5 6 7 1 2 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 1 2 3 4 Periode-weken 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 1 BO1 BBO1.1 VV BA1 BA2 BBO1.2 BA3 VV GOO IO&V (4) P MBW/KW IMO (4) BASIS MBW HOR (4) WSS MBW DO (4) KERST ZOMER SYNTH MBW IMS (6) CVN (1) CVN (1) CVE (3) STA (4) MTO 1 (3) MLE (3) KPS (4) 3.3.1 Programma MBW Bachelor Totaal aantal weken 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 Kalenderweken Periode-weken 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 BA10 KEUZEVAK (5) PM (5) SDS (4) IOV (3) KERST 4e jaars (2016-2017) 23 24 25 26 27 28 29 30 6 7 8 9 10 11 12 13 5 6 7 8 9 10 11 12 BA11 SCR (13) 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 48 49 50 51 52 1 2 3 4 5 13 14 1 2 1 2 1 2 3 4 BBO4.1 VV 31 32 33 14 15 16 13 14 1 ZOMER 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 2 1 2 3 4 5 6 7 1 2 3 4 5 6 7 1 2 3 4 BO VV 3.3.2 Programma MBW Bachelor TRANSITIEPLAN; 4e jaar 32 33 Hoofdstuk 4. MBW Opleiding: Kwaliteitszorg en commissies LEES Dit hoofdstuk geeft een beschrijving van de kwaliteitszorg en de commissies die daarmee belast zijn. WIJZER 4.1 Kwaliteitszorg Procesmatig wordt kwaliteitszorg beschreven in termen van de Plan – Do – Check – Act-cyclus 6 (PDCA-cyclus) . Binnen de opleiding komt kwaliteitszorg tot uiting op verschillende niveaus. 4.1.1 Kwaliteitszorg op cursusniveau Voor elke cursus geldt dat de leerdoelen voor de studenten helder moeten zijn, dat de inhoud aansluit bij hun niveau, dat de didactiek goed is en dat de toetsing aansluit bij wat gedoceerd wordt (Plan). Voor elk evaluatieaspect geldt dat dit aan een bepaald criterium moet voldoen (centraal vastgesteld op bijv. 3 of hoger op een schaal van 1 tot en met 5). Vervolgens wordt de cursus gegeven (Do) en achteraf, maar soms ook tijdens de cursus, geëvalueerd (Check). Onderwijskundigen (sectie Onderwijs) ontwikkelen daartoe evaluaties en voeren deze uit. Hierbij wordt expliciet aandacht besteed aan genoemde aspecten. Op grond van de evaluaties nemen de docenten en coördinatoren maatregelen. Sectie Onderwijs verstuurt de evaluatieverslagen met verbetervoorstellen naar OB MBW. De borging van verbeteracties wordt geëxpliciteerd en geformaliseerd (Act). Hiertoe stelt OB MBW na – verplichte – advisering door OC MBW de verbeteracties vast, informeert OC MBW hierover en ziet toe op de implementatie van verbeteracties. I&O plaatst het definitieve evaluatieverslag op het intranet en/of in Elektronische leeromgeving zodat terugkoppeling plaatsvindt naar de studenten. 4.1.2 Kwaliteitszorg op curriculumniveau Het gehele curriculum wordt jaarlijks geëvalueerd. Het curriculum en de OER worden jaarlijks vastgesteld in relatie tot de te bereiken eindtermen (Plan). Vervolgens wordt het curriculum uitgevoerd (Do). Bij de evaluatie (Check) wordt extra veel aandacht geschonken aan nieuwe cursussen. Deze worden apart geëvalueerd. 4.1.3 Kwaliteitszorg op het niveau van de eindtermen In perioden van 6 jaar worden de eindtermen geëvalueerd. Eind 2007 is een benchmark uitgevoerd met universiteiten en vergelijkbare militaire academies en met de recente beroepsprofielen als uitgangspunt. De eindtermen uit hoofdstuk 2 zijn hiervan het resultaat. De in 2012 opgelegde reductiemaatregelen en de daaruit voortvloeiende onderwijsherziening zijn de aanleiding geweest de opleiding weer te heroriënteren op het vigerende beroepsprofiel en benchmarks met universiteiten en met de NLDA vergelijkbare officiersopleidingen uit te voeren. In concreto is het veranderproces gebruikt als midterm review. 6 Zie bijvoorbeeld Deming, W. E. (1986). Out of the Crisis. Cambridge, MA: MIT Press. 34 4.2 Organisatie van de opleiding MBW: Opleidingsbestuur, opleidingscommissie en examencommissie De taken en verantwoordelijkheden van het bestuur en de commissies zijn uitvoerig beschreven in het FMW reglement. Het opleidingsbestuur is verantwoordelijk voor beleid, opzet, uitvoering en evaluatie van de opleiding MBW. Het opleidingsbestuur bestaat uit: § Prof. Dr. R.J.M. Beeres (vz) § Dr. E.J. de Waard (lid) § Dr. F.J. Kramer (lid) § J. de Hoop (studentlid) § Drs. M.B.M. Luwaert (vertegenwoordiger IOK) De opleidingscommissie MBW controleert het functioneren van het Opleidingsbestuur en toetst het voorgestelde en gevoerde beleid aan het Onderwijs- en Examenregeling Bachelor Militaire Bedrijfswetenschappen (OER MBW). Deze is te vinden op het KMA intranet, en opvraagbaar bij het faculteitsbureau. De opleidingscommissie bestaat uit: § Dr. R. Moelker (vz) § Dr. T. Bijlsma (lid) § Ing. C.A.A. Vermeer (lid) § Vacant (studentlid) § Vacant (studentlid) De examencommissie MBW voor Breda en Den Helder – beroepsorgaan voor het juiste verloop en de beoordeling van examens – bestaat uit: § § § § Prof. Dr. P.C. van Fenema (vz) KAP K. Smetsers (lid) Ing. C.A.A. Vermeer (lid) KOL Mr. Dr. J.E.D. Voetelink (extern lid) Zij kunnen benaderd worden met vragen over onderwerpen als tentamens, cijferbepaling maar ook over vrijstellingen of maatwerkprogramma’s. Zie voor de volledige regeling de OER MBW via het KMA of KIM intranet. 35 DEEL 2 REGELS & SERVICE LEES WIJZER In dit deel vindt u informatie over de regels, voorzieningen en services voor studenten van de opleiding Militaire Bedrijfswetenschappen. Tevens treft u informatie aan over studiemogelijkheden na de opleiding MBW. 36 37 Hoofdstuk 5. Regels en procedures van toepassing op MBW studenten LEES Dit hoofdstuk zet uiteen welke regels en procedures van toepassing zijn voor de opleiding MBW, onder meer wat betreft tentaminering. WIJZER 5.1 Toelatingseisen VWO met minimaal Wiskunde A of B of HBO propedeuse met een adequaat wiskunde-pakket. Zie verder toelatingsbeleid FMW (KMA of KIM intranet). 5.2 Opleidings- en ExamenRegeling (OER) MBW De Onderwijs- en Examenregeling Bachelor Militaire Bedrijfswetenschappen (OER MBW) reguleert rechten en plichten van studenten en de onderwijsinstelling. Onderwerpen die o.a. aan bod komen zijn: § Afhandeling van fraude § Deelname aan colleges § Examencommissie § Inrichting van de opleiding § Onderwijs § Ontheffing uit de opleiding § Orde tijdens een toets of examen § Rechtsbescherming § Studiebegeleiding § Toetsing en examens § Vooropleiding 5.3 Fraude en plagiaat Het kenmerk van fraude en plagiaat is dat het onmogelijk wordt om een juist oordeel te vormen over de kennis, inzicht en vaardigheden van de student. Fraude en plagiaat zijn daarom niet toegestaan. Onder fraude wordt o.a. verstaan het tijdens het tentamen in bezit zijn van middelen waarvan de raadpleging niet uitdrukkelijk is toegestaan en het afkijken of uitwisselen van informatie tijdens het tentamen. Onder plagiaat wordt niet alleen verstaan het overnemen van werk van anderen zonder daar correct naar te verwijzen, maar ook het gebruiken van eigen materiaal voor meerdere cursussen zonder dat met de docent te overleggen. Zie voor details het OER MBW. 5.4 Vaste orders De vaste orders NLDA, KMA, KIM en de bekendmakingen FMW zijn via het intranet te raadplegen o.a. over deelname aan colleges. 38 5.5 Lestijden Lesuren duren 45 minuten. FMW Breda FMW Den Helder 1e lesuur 08.10* – 08.55 08.10 – 08.55 2e lesuur 09.00 – 09.45 09.00 – 09.45 Koffiepauze 09:45 – 10:10 9:45 – 10:10 3e lesuur 10.10 – 10.55 10.10 – 10.55 4e lesuur 11.00 – 11.45 11.00 – 11.45 5e lesuur 11.50 – 12.35 (lunchpauze) 11.50 - 12.35 (lunchpauze) of 6e lesuur 12.40 – 13.25 (lunchpauze) 12.40 – 13.25 7e lesuur 13.30 – 14.15 13.30 – 14.15 Theepauze 14.15 – 14.30 8e lesuur 14.20 – 15.20** Theepauze 15.05 – 15:20 9e lesuur 15.20 – 16.05 e 10 lesuur 16.10 – 16.55 1e avondlesuur 17:45 – 18:30 2e avondlesuur 18:35 – 19:20 3e avondlesuur 19:25 – 20:10 Pauze 20:10 – 20:25 4e avondlesuur 20:25 – 21:10 5e avondlesuur 21:15 – 22:00 6e avondlesuur 22:05 – 22:50 7e avondlesuur 22:55 – 23:40 14.20 – 15.20** 15.20 – 16.05 *) Op woensdag beginnen de lessen in Breda niet om 08.10 uur, maar om 08.30 uur vanwege het koffie (half)uurtje. Het koffie uurtje vindt plaats in de Grote Zaal van het kasteel en is bedoeld voor het informeel treffen van studenten, leden van de vaste staf en docenten. e **) 8 lesuur is 60 minuten, dit is inclusief pauze (vooraf of achteraf) In voorkomend geval kunnen er ook in de avonduren of in het weekend lessen, oefeningen of tentamens gepland staan. 5.6 Vrijstellingen Voor actuele informatie zie de vaste orders op het KMA of KIM intranet. Voor aanvragen van vrijstellingen dient u conform het OER een schriftelijk verzoek in bij de examencommissie MBW. 39 5.7 Toetsing en weging Tijdens de opleiding worden er verschillende toetsvormen gehanteerd. De keuze van de toetsvorm is afhankelijk van de doelen en de uitvoering van de cursussen. Per cursus worden de gehanteerde toetsvormen beschreven. Onder toetsing en weging wordt het volgende verstaan: § TOETSING: De manier(en) waarop uw kennis en vaardigheden voor de desbetreffende cursus wordt gemeten. Tevens wordt per cursus aangegeven hoe de cursus beoordeeld wordt en hoe men tot de eindwaardering komt. Hierbij geldt dat een cursus beoordeeld kan worden met een cijfer of met een waardering voldoende/onvoldoende c.q. voldaan/niet voldaan. Indien een cursus meerdere toetsen/tentamens heeft komt het eindoordeel tot stand door het gewogen gemiddelde van de verschillende toetswaarderingen. Daarbij geldt dat het minimum cijfer voor ieder van de deeltoetsen 50 moet zijn. In de cursusbeschrijving staat aangegeven wat de weging is van de verschillende toetsen. Papers dienen voor de reguliere toetsgelegenheden te worden ingediend (dit geldt voor zowel de eerste als tweede kans). Indien papers niet of op een later moment worden ingediend, worden zij met het cijfer één (1) beoordeeld. 40 41 Hoofdstuk 6. Mogelijkheden na uw opleiding MBW LEES Dit hoofdstuk geeft aan wat er na de opleiding MBW mogelijk is. WIJZER 6.1 Doorstuderen Na het behalen van het bachelordiploma zijn er diverse mogelijkheden om door te studeren voor een masters graad. Een logisch vervolg op de MBW bacheloropleiding is de master Military Strategic Studies (MSS). Deze masteropleiding verzorgt de FMW zelf.Daarnaast kunnen MBW-opgeleide cadetten en adelborsten een masteropleiding gaan volgen aan een civiele universiteit. De student maakt individueel afspraken met de betreffende universiteit. 6.2 Alumni activiteiten Het alumnibeleid van de studierichting MBW maakt onderdeel uit van het alumnibeleid FMW. Wat op haar beurt weer onderdeel is van het alumnibeleid NLDA. Alumnibeleid sluit aan bij de meest fundamentele doelstelling van de NLDA: het opleiden van goede officieren. Onder een alumnus wordt verstaan een afgestudeerde van één van de onderdelen van de NLDA. De Faculteit Militaire Wetenschappen (FMW) verzorgt de militair wetenschappelijke opleidingen. De NLDA doet bij alumni van diverse opleidingen onderzoek over hoe zij op hun opleiding terugkijken, in hoeverre deze aansluit bij hun beroepspraktijk, etc. 6.3 Executive & hoger management onderwijs Voor getalenteerde militairen zijn er mogelijkheden om vervolgonderwijs te volgen, zowel binnen als buiten de NLDA. Binnen de NLDA worden opleidingstrajecten en cursussen aangeboden door o.a. het IDL en het ECLD. Meer informatie op www.nlda.nl. 42 43 Hoofdstuk 7. Services en voorzieningen voor MBW studenten LEES Dit hoofdstuk geeft informatie over de geboden services aan studenten MBW. WIJZER 7.1 Organisatie De faculteit, onderzoek- en onderwijsbureaus in Breda en Den Helder ondersteunen het onderwijs- en onderzoeksproces met een aantal services (zie volgende paragraaf). Zij coördineren activiteiten met de docenten, examencommissies en de sectie Onderwijs. Voor contactgegevens zie einde van deze gids. 7.2 Mentoraat Bij aanvang van de studie wordt u aan een mentor toegewezen. Met deze mentor heeft u op gezette tijden een bespreking over de studievoortgang en eventuele problemen die zich daarin voordoen. 7.3 Services Als student bij de FMW heeft u direct of indirect te maken met de volgende services. Service proces Uitleg Docent/coördinator van een cursus Bij de docent/coördinator kunt u terecht met vragen over bijvoorbeeld afstemming van roosters en studiebelasting van een lopende cursus. Studentregistratie, roostering, tentamenplanning en cijferregistratie Met vragen over studentregistratie, roostering, tentamenplanning en cijferregistratie kunt u terecht bij de onderwijsbureau’s in Breda of Den Helder (zie 8.3 en 8.4). Roosterwijzigingen Deze worden gecoördineerd met de docenten, de examencommissie, het betreffende onderwijsbureau en de militaire opleiding. Klachtenregeling Breda: In het Onderwijs- en Examenregeling Bachelor Militaire Bedrijfswetenschappen (OER MBW) staan bezwaar- en beroepsprocedures vermeld. Mondelinge en schriftelijke klachten kunnen ook direct bij het opleidingsbestuur kenbaar worden gemaakt. Den Helder: Problemen tijdens de studie kunnen op diverse wijzen worden kenbaar gemaakt bij de diverse begeleidende staffunctionarissen zoals het korpshoofd, de divisiechef, de mentor en t.a.v. de ondersteunende processen bij het Onderwijsbureau en het betreffende Opleidingsteam. Formele bezwaren worden ingediend bij de examencommissie van de betreffende opleiding. NLDA studenten die op Zie Bekendmaking FMW nr. 23-2008 over de eisen en het beleid ten 44 andere universiteiten studeren aanzien van het volgen van onderwijs aan een externe instelling. Studenten van andere universiteiten die op de NLDA studeren Externe studenten nemen in eerste instantie contact op met het opleidingsbestuur van de betreffende studierichting. Bijzondere omstandigheden voor studieversnelling/ vertraging De procedure aangepaste studieprogramma's wordt beschreven in Bekendmaking FMW nr. 21-2008. Studieadvies en mentoraat U kunt ondersteuning zoeken voor studievaardigheden (bijv. lezen van academisch materiaal, taalvaardigheden) bij uw mentor en voor specialistische problemen (bijv. dyslexie) bij onderwijskundigen, en voor persoonlijke omstandigheden (bijv. persoonlijk functioneren, familie omstandigheden) bij de Dienst Geestelijke Verzorging, Maatschappelijke Dienst Defensie, of uw militaire commandant. Tijdens de studie aan de FMW wordt de nadruk gelegd op zelfstandig en actief verwerven van kennis. Studiesucces hangt voor een deel af van de mate waarin de student studievaardigheden bezit. Studiebegeleiding kan bijdragen tot een soepel verloop van het studieproces. In eerste instantie zal de mentor die begeleiding verzorgen, maar indien er specifiekere problemen zijn kan de student doorgestuurd worden naar onderwijskundigen. Studieproblemen kunnen veroorzaakt worden door bijvoorbeeld dyslexie. De onderwijskundigen kunnen studenten doorverwijzen voor een dyslexietest, en indien dyslexie daadwerkelijk vastgesteld is voor verdere begeleiding. Indien een student een formele dyslexieverklaring (schriftelijk) kan overleggen kan hij gebruik maken van voorzieningen als: extra tentamentijd, grotere lettertype van de tentamenvragen en er kan – in overleg met onderwijskundige en docent – in een aantal gevallen gekozen worden voor een andere manier van tentamineren (bijv. mondeling). Een andere vorm van studieproblemen wordt veroorzaakt door het niet goed beheersen van de Nederlandse taal (bijv. voor studenten met nietNederlandstalige opvoeding en/ of vooropleiding). Ook hier kan via de onderwijskundigen gezorgd worden voor externe bijscholing. Tot slot komt het voor dat er studenten zijn die met de verkeerde vooropleiding toch zijn gestart met de studie. Meestal gaat het hierbij dan om het ontbreken van voldoende wiskunde in de vooropleiding. Ook hier kan via de onderwijskundigen gezorgd worden voor bijscholing (bijv. via Boswell instituut). 45 Hoofdstuk 8. Voorzieningen voor MBW studenten LEES Dit hoofdstuk geeft informatie over de voorzieningen in Breda en Den Helder. WIJZER 8.1 IT voorzieningen Studenten kunnen beschikken over de volgende IT voorzieningen: § PC voorzieningen Breda, Den Helder § Eigen PC Afhankelijk van accommodatie § Helpdesk: Bureau IT, [email protected] 8.1.1 Elektronische leeromgeving Er is een geïntegreerde elektronische leeromgeving voor Breda en Den Helder, genaamd Moodle. Deze omgeving is toegankelijk vanaf publiek Internet en het MULAN netwerk, via internet op de werkplek. Op deze elektronische leeromgeving is actuele cursus informatie te vinden. Moodle adres: http://elo.nlda.nl. 8.2 Studieboeken Studieboeken worden in beginsel centraal aangeschaft via KMA cq KIM inkoop, afhankelijk van uw onderwijslocatie. Aflevering geschiedt bij het magazijn (KMA, expeditie), tenzij de docent de boeken meeneemt voor de eerste bijeenkomst. 46 8.3 Locaties Breda Bron: Google Maps Bezoekadres: Telefonisch contact: Postadres: 1. KMA Kasteelplein 10 Tel MDTN: *06 529 74911 (algemeen) 4811 XC BREDA Tel PTT: 076 527 49 11 MPC 55A Postbus 90004 2. FMW De la Reyweg 120 Tel MDTN: *06 529 73453 (onderwijsbureau) 4818 BB Breda Tel PTT: 076 527 3453 Kamer A-47 %[email protected] 3. Trip van Zoudtlandtkazerne 3509 AA, Utrecht De la Reyweg 95 4818 BA Breda (catering, accommodatie) 4. Seeligkazerne (accommodatie) Fellenoordstraat 93 Breda 47 MPC 55A Postbus 90004 3509 AA, Utrecht 8.4 Locaties Den Helder Bron: Google Maps 1. KIM (algemeen) 2. FMW (onderwijsbureau) Bezoekadres: Telefonisch contact: Postadres: Het Nieuwe Diep 8 1781 AC Den Helder Tel: 0223-657514 (Onderofficier van de Wacht) MPC 55A Postbus 90004 Het Nieuwe Diep 8 1781 AC Den Helder Tel: 0223-657 229 MPC 55A Postbus 90004 (Hoofd onderwijsbureau) 3509 AA, Utrecht 3509 AA, Utrecht Kamer E-1001 Zie voor gedetailleerde plattegronden en routegevens www.nlda.nl. 8.5 Bibliotheek en Bureau Multimedia Bibliotheek Breda Bibliotheek Den Helder Bezoekadres: Kasteelplein 10 4811 XC BREDA Bezoekadres: Het Nieuwe Diep 8 1781 AC Den Helder Postadres: MPC 55A Postbus 90004 3509 AA, Utrecht Postadres: MPC 55A Postbus 90004 3509 AA, Utrecht Telefoon: Tel MDTN: *06 529 74911 Tel PTT: 076 527 49 11 Fax MDTN: *06 529 73521 Fax PTT: 076-5273521 Telefoon: Tel 0223-657691 Fax 0223-657324 48 Bibliotheek: De bibliotheek NLDA is gespecialiseerd in militair wetenschappelijke literatuur. Er zijn twee bibliotheek-locaties te weten in Breda en Den Helder waar boeken, tijdschriften, eindstudies, DVD’s, oude drukken, kaarten en handschriften te leen of ter inzage staan. Het uitgebreide digitale aanbod van e-journals, e-books en fulltext artikelen wordt uitsluitend aan medewerkers en studenten van de NLDA aangeboden. Na het inloggen met het [email protected] kan elektronische informatie full-text worden geopend. De zoekmachine Metasearch ontsluit de digitale bibliotheek. De Metasearch, databases, e-journals en e-books en de catalogi zijn online te raadplegen via; http://bibliotheeknlda.org Voor on- en offline raadplegen van e-journals en toegang tot fulltext artikelen is er een speciaal platform, BrowZine. BrwoZine is te raadplegen via; http://browzine.com/libraries/349/subjects c.q. de menubutton “LibGuides” op onze homepage. BrowZine is er ook als App voor Android & IOS (AutoSync). Ter ondersteuning voor onderzoek zijn er op het gebied van informatievaardigheden, literatuurverwijzingen en andere onderwerpen diverse LibGuides. Deze LibGuides worden samengesteld door medewerkers van de Bibliotheek NLDA en kunt u raadplegen via, https://bibliotheeknlda.libguides.com c.q. de menubutton “LibGuides” op onze homepage. Bureau Multimedia Behalve een bibliotheek is er ook nog een mediatheek. De mediatheek heeft een grote collectie videobanden en DVDs over militair relevante onderwerpen, trainingen, sport e.d. De mediatheek is een onderdeel van het Bureau Multimedia. 49 DEEL 3 CURSUSSEN OPLEIDING MBW LEES WIJZER Dit deel geeft informatie over de cursussen gedurende de verschillende fasen van de opleiding Militaire Bedrijfswetenschappen, ondersteund door kleur codering: § GOO § Basisfase § Werkveld-specifieke stromen § Synthesefase 50 51 Hoofdstuk 9. Uit welke cursussen bestaat de GOO? LEES Dit hoofdstuk geeft kort aan uit welke cursussen de Gemeenschappelijke Officiers Opleiding (GOO) bestaat. WIJZER 52 9.1 Academische Introductie Leids niveau: 100 Credits: 0 EC Afkorting: AI Coördinator: Breda: Ing. C.A.A. Vermeer Den Helder: KLTZ(TD) Ir. O. Boot Cursusdoelen: Na het volgen van de colleges kan de student: 1. 2. 3. 4. 5. het belang van wetenschappelijke kennis voor de krijgsmacht noemen. het doel, de inhoud en de structuur van de Gemeenschappelijke Officiers Opleiding (GOO) beschrijven. De Onderwijs- en Examen regeling (OER) hanteren. Eindterm nummer: 1.1 1.1 1.1 Verder is de student er zich na het volgen van de colleges bewust van: 4.2, 6.3 Dat mores binnen de wetenschap van toepassing zijn en dat afwijken hiervan gevolgen kan hebben, en 4.2, 6.3 Dat (ethische, juridische) dilemma’s tussen de wetenschap en krijgsmacht kunnen ontstaan. 9.2 Communicatieve Vaardigheden Nederlands Leids niveau: 100 Credits: 2 EC Afkorting: CVN Coördinator: Breda: Talencentrum Den Helder: Talencentrum Cursusdoelen: De student kan: 1. een leesbaar en consistent rapport schrijven. Eindterm nummer: 5.3 2. vaste structuren in korte zakelijke teksten toepassen. 5.3 3. structuuraanduiders in zakelijke teksten toepassen. 5.3 4. een zakelijk-afstandelijke stijl selecteren en uitwerken. 5.3 5. correct en helder formuleren. 5.3 6. de vaste onderdelen van een rapport noemen. tekstconventies voor wetenschappelijke teksten toepassen, met name literatuurverwijzingen en titelbeschrijvingen. over een gegeven onderwerp een gestructureerde mondelinge presentatie houden, ondersteund door AV-middelen. publieksgericht informatie selecteren, ordenen en presenteren. 5.3 10. de kenmerken van adequaat spreekgedrag noemen en, 5.3 11. de basisregels voor mondelinge presentaties toepassen. 5.3 7. 8. 9. 53 2.5, 5.3 5.4 5.2 9.3 Communicatieve Vaardigheden Engels Leids niveau: 100 Credits: 3 EC Afkorting: CVE Coördinator: Breda: Talencentruml Den Helder: Talencentrum Cursusdoelen: De student kan: 1. 2. 3. 4. 5. de belangrijkste regels met betrekking tot structuur en stijl voor presentaties en artikelen in gesproken en geschreven Engels noemen en toepassen. de belangrijkste aspecten van de Engelse taal (zoals grammatica, vocabulaire en idioom) voor presentaties en artikelen noemen en toepassen. de belangrijkste verschillen in het gebruik van gesproken en geschreven Engelse taal (zoals zinsbouw, zinslengte, woordkeuze en retoriek) noemen en toepassen. conventies betreffende structuur van een artikel, bronverwijzingen, bronvermeldingen en voetnoten noemen en toepassen, en bij het herschrijven van een tekst een bronnenlijst, een bibliografie, voetnoten en citaten op de juiste wijze gebruiken om plagiaat te vermijden. Eindterm nummer: 5.3, 5.4 5.3 5.3 2.5, 5.3 2.5, 5.3 9.4 Inleiding Oorlog en Vrede Leids niveau: 100 Credits 4 EC Afkorting: IO&V Coördinator: Breda: Drs. S.N. Mengelberg Den Helder: Drs. A.A. Bon Cursusdoelen: De student kan: 1. 2. 3. de relatie tussen oorlog en veiligheid en de veranderde opvattingen over oorlog en conflict beschrijven. de actoren in oorlog en veiligheid beschrijven en hun activiteiten rangschikken op basis van inzichten uit de leer der Internationale Betrekkingen, en de rol van Nederland als veiligheidsactor beschrijven en aan de hand van ethische en IB-theoretische maatstaven beoordelen. Eindterm nummer: 1.1, 1.5, 3.1, 3.2 1.1, 1.5, 3.1, 3.2 1.1, 1.5, 3.1, 3.2 9.5 Inleiding Militaire Operaties Leids niveau: 100 Credits: 4 EC Afkorting: IMO Coördinator: Breda: LTKOL R. Brunsting Den Helder: MAJMARNS E.J.M. Dingenouts Cursusdoelen: De student kan: 1. de grondbeginselen en functies van het militair optreden en de toepassing daarvan toelichten. 54 Eindterm nummer: 1.1, 1.6 2. 3. de karakteristieken, mogelijkheden en beperkingen van het militair optreden in de verschillende militaire domeinen in een joint perspectief plaatsen. herkennen en benoemen hoe de grondslagen van het militair optreden zich in een gegeven casus manifesteren. 1.1, 1.6 1.1, 1.6 9.6 Legitimiteit en Humanitair Oorlogsrecht Leids niveau: 100 Credits: 4 EC Afkorting: LHOR Coördinator: Breda: Mr. J.C. van den Boogaard Den Helder: Mr. J.C. van den Boogaard Cursusdoelen: De student kan: 1. 2. 3. 4. beschrijven wat sociale en juridische legitimiteit voor de inzet van de krijgsmacht betekent. de ontwikkeling van het HOR beschrijven en de doelen van het HOR uitleggen. de vijf grondbeginselen van het humanitair oorlogsrecht herkennen en deze beginselen bespreken aan de hand van een targeting-proces, en de relatie tussen HOR en andere mechanismen van geweldgebruik onderkennen. Eindterm nummer: 1.5, 1.9, 3.1 1.5, 1.9, 3.1 1.5,1.9, 3.1, 4.2 1.5, 1.9, 3.1, 4.2 9.7 Defensie Organisatie Leids niveau: 100 Credits: 4 EC Afkorting: DO Coördinator: Breda: Lkol Drs. E. van Doorn Den Helder: Lkol Drs. E. van Doorn Cursusdoelen: De student kan: 1. 2. 3. 4. 5. 6. het begrip organisatiestrategie definiëren en ontleden in fases, niveaus, lenzen en contexten. een strategische externe omgevingsanalyse ontleden in verschillende niveaus en per niveau bruikbare analyseinstrumenten aandragen. de fundamenten van een strategische interne analyse benoemen en inzicht tonen in de bijbehorende diagnose-instrumenten. het strategisch handelen van een organisatie relateren aan de formele besturingsstructuur (governance structure), het begrip maatschappelijk verantwoord ondernemen (corporate social responsibility), ethiek en de uiteenlopende verwachtingen van verschillende belanghebbenden (stakeholders) alsmede het analyse-instrument stakeholder mapping beschrijven. uitleggen dat de wisselwerking tussen de cultuur en de geschiedenis van een organisatie van invloed is op het strategische handelen van een organisatie en het cultural web als bruikbaar analyse-instrument beschrijven. de invulling van de cursusdoelen 1 t/m 5 relateren aan overheidsorganisaties in het algemeen en de Nederlandse krijgsmacht het bijzonder. 55 Eindterm nummer: 1.2, 1.7, 1.9, 3.2, 6.1, 6.2 1.1, 1.3, 1.7, 3.1, 3.2, 3.3, 4.4, 6.2 1.3, 1.7, 1.9, 3.4, 6.2 1.9, 3.2, 4.1, 4.6, 4.7 1.9, 3.2, 4.6 1.1, 5.1, 5.2, 5.4 9.8 Inleiding Militaire Systemen Leids niveau: 100 Credits: 6 EC Afkorting: IMS Coördinator: Breda: Ing. C.A.A. Vermeer Den Helder: Ing. C.A. Scheele MSc Cursusdoelen: De student kan: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. de historie van de techniek in het algemeen en in relatie tot militaire toespassingen beschrijven. de diverse termen en begrippen (jargon) op de juiste wijze hanteren. uitleggen hoe functies van een militair systeem gerealiseerd kunnen worden. de mogelijkheden en beperkingen van de gerealiseerde functies onder verschillende operationele omstandigheden noemen. een gegeven militair systeem beschrijven in termen van het generieke model. aan de hand van de beschrijvende parameters van een militair systeem (zoals bijvoorbeeld gehanteerd door Jane’s) een uitsprsaak doen over de mogelijke toepassingen en de te verwachten prestaties van het systeem. De materiaalcyclus in het algemeen en in het bijzonder die van de Nederlandse krijgsmacht beschrijven, de belangrijkste trends in de techniek noemen en deze in relatie brengen met toekomstige militaire toepassingen. Eindterm nummer: 1.1, 1.4 1.1, 1.4 1.1, 1.4 1.1, 1.4 1.1, 1.4 1.1, 1.4, 2.1, 6.1, 6.2, 6.4 1.1, 1.4 9.9 Wetenschapsfilosofie & Argumentatie Leids niveau: 100 Credits: 3 EC Afkorting: W&A Coördinator: Breda: Dr. E. Rijsdijk Den Helder: Dr. E. Rijsdijk Cursusdoelen: De student: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. is in staat om onder begeleiding ten behoeve van toepassingsgericht, empirisch onderzoek een projectkader, doelstelling, onderzoeksmodel en conceptueel model te formuleren en zelfstandig literatuur te verzamelen. is in staat kritisch te reflecteren op een handelwijze, een beslissing of een maatregel met behulp van theorieën en modellen. is er op gericht en in staat om verantwoording af te leggen over het eigen handelen. kan multidisciplinaire aspecten aan een probleem onderkennen en die aspecten integreren. kan bestaand onderzoek kritisch beoordelen en hierop reflecteren. is in staat om basisassumpties van onderzoek en uitspraken aan de orde te stellen. is in staat kritisch te reflecteren over het gebruik van theorieën en modellen. is in staat een kritisch oordeel te vormen over eigen conclusies en handelen. 56 Eindterm nummer: 2.1 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 6.2 6.3 57 Hoofdstuk 10. Uit welke cursussen bestaat de basisfase? LEES Dit hoofdstuk geeft details over de cursussen van de basisfase van de opleiding MBW. WIJZER PSDEO OMI DSP 58 MTO 59 10.1 Militair Leiderschap en Ethiek Leids niveau: 200 Credits: 6 EC Afkorting: MLE Coördinator: Dr. P.H.J. Olsthoorn PSDEO Cursusdoelen in relatie tot eindtermen Eindterm nummer: 1. Kunnen benoemen van basistheorieën van (militair) leiderschap. 2. Inzicht hebben in factoren die het gedrag van individuen en groepen bij operationeel optreden beïnvloeden, zoals cohesie en moreel, stress, chaos en onzekerheid. 3. Analyseren wat de consequenties daarvan voor militair leiderschap zijn. 4. Uitleggen volgens welke principes leidinggevenden het functioneren van hun eenheid en de motivatie en het welzijn van hun mensen vooraf, tijdens en na de inzet in crisisomstandigheden kunnen bevorderen. 5. De ethische dimensie en praktische functie van begrippen als moed, discipline en gehoorzaamheid bij het operationele optreden kunnen uitleggen. 6. Het ontwikkelen van het gevoel voor een juiste balans voor genoemde begrippen. 7. De ethische theorieën en concepten die relevant zijn voor de militaire praktijk adequaat kunnen gebruiken in confrontatie met ethische vragen en dilemma’s. 8. Inzicht hebben in de verantwoordelijkheid van een commandant bij militaire operaties. 9. Een oordeel kunnen vormen over hoe een commandant zijn/haar verantwoordelijkheden op een juiste manier kan uitoefenen. 10. Het analyseren en beoordelen van een complexe situatie voor militair leidinggevenden aan de hand van bovenstaande thema’s. 11. Het in eigen woorden kunnen presenteren en uitleggen van een complex artikel over sociaalpsychologische of ethische aspecten van leiderschap. 12. Het kunnen formuleren van vraagstellingen die een zinvolle relatie leggen tussen theorie en militaire praktijk. 13. De vraagstelling, de daarbij uitgevoerde analyses en conclusies op een heldere en juiste manier kunnen structureren en communiceren. 1.1, 1.9 1.1 1.1 1.6, 3.1 1.9 3.2 5.1, 1.9 4.1 4.1 4.2 4.7 4.3, 4.4 5.3 Portfolio CVN/CVE Ja § § Dit vak levert een actieve bijdrage aan het portfolio CVN Dit vak levert een actieve bijdrage aan het portfolio CVE Korte cursusomschrijving 60 Nee X X De cursus Militair Leiderschap en Ethiek geeft een beeld van de theoretische ontwikkelingen op het gebied van leiderschap in organisaties en militaire ethiek. Daarnaast worden deze ontwikkelingen in de cursus toegepast op de krijgsmacht, in de vorm van literatuur, casuïstiek, en het schrijven van een paper. De cursus bestaat uit twee delen. In MLE1 worden vraagstukken rond militair leiderschap geanalyseerd vanuit algemene leiderschapsliteratuur. MLE2 bestaat uit een aantal bijeenkomsten waarin de nadruk meer ligt op militaire ethiek. Werkvormen Afgezien van twee inleidende hoorcolleges vinden alle bijeenkomsten plaats in kleine werkgroepen. Per bijeenkomst is de opgegeven literatuur bestudeerd. In doormiddel van opdrachten en discussies wordt op de bestudeerde stof ingegaan. Er zijn in totaal zes bijeenkomsten waarbij een syndicaat de les verzorgt aan de hand van en presentatie over de stof van die bijeenkomst, toegepast op een casus. Literatuur § Northouse, Peter (2016), Leadership, Theory and Practice, Sage § Literatuur MLE 1 en 2 op Moodle Toetsing De cursus MLE wordt op de volgende manier getoetst: § Twee tentamens: MLE 1 (35% van eindcijfer) en MLE 2 (35% van eindcijfer). § Schrijven van een individueel werkstuk (in het Nederlands) over hetzelfde thema als waarover gepresenteerd is, maar met eigen casus (30% van eindcijfer). Relatie met MBW onderzoek De cursus sluit aan bij het onderzoeksprogramma Social Dynamics of Expeditionary Organizing en daarbij in het bijzonder het project Team Leiderschap in Operationele Omstandigheden. Daarnaast sluit de cursus aan bij het onderzoeksprogramma Filosofie en Ethiek van de Militaire Praktijk en daarbij in het bijzonder het project Humaniteit, professionaliteit en militaire deugden. 61 10.2 Human Resource Management 1 PSDEO Leids niveau: 200 Credits: 4 EC Afkorting: HRM 1 Coördinator: Dr. T.P. op den Buijs Cursusdoelen in relatie tot eindtermen Eindterm nummer: De student moet: 1. de ontwikkeling van personeelsmanagement/HRM in de tijd kunnen schetsen. 2. strategische (personeelsbeleid)beslissingen kunnen analyseren, verklaren en interpreteren op basis van context factoren. 3. in eigen woorden de deelaspecten van HRM kunnen beschrijven en kunnen vertalen naar de specifieke defensiesituatie (in-, door- en uitstroommodel). 4. in eigen woorden uit kunnen leggen op welke wijze psychologische en sociologische processen van invloed kunnen zijn op de deelaspecten van HRM. 5. vaardig zijn in het inzien van, en omgaan met vraagstukken die ontstaan als gevolg van wijzigingen in het personeelsbeleid van defensie. 6. in staat zijn om de relatie te leggen tussen personeelsontwikkeling en functioneringsgesprekken en vaardig zijn in het houden van een functioneringsgesprek. 7. inzicht hebben in de relatie tussen kwaliteit van de arbeid, de instrumenten ten behoeve van de commandant en het Nieuwe Werken. 8. kennis hebben van de geschiedenis van medezeggenschap en in staat om een relatie te leggen tussen organisatiebelang en medewerkerparticipatie. 9. kennis hebben van de zorgorganisatie van defensie. 10. inzicht hebben in gender als ordenend principe bij HRM. 11. vraagstellingen kunnen formuleren die een zinvolle relatie leggen tussen theorie en militaire praktijk. 12. de vraagstelling, de daarbij uitgevoerde analyses en conclusies op een heldere en juiste manier op schrift kunnen structureren en communiceren. 1.1, 1.2, 1.3 1.1, 1.2, 3.1, 3.3 1.3, 1.4, 3.3 3.1 3.3, 3.4 5.1, 5.2 1.1, 1.3, 3.4 1.1, 1.2 1.1, 1.2, 3.4 1.1, 1.2, 3.4 3.4 5.1, 5.2, 5.3 Portfolio CVN/CVE Ja § § Dit vak levert een actieve bijdrage aan het portfolio CVN Dit vak levert een actieve bijdrage aan het portfolio CVE Nee X X Korte cursusomschrijving In vorige cursussen is ruim aandacht besteed aan bedrijfsstrategie en strategische keuzes. Hierbij is soms zijdelings de relatie gelegd naar de consequenties van de keuzes in de richting van het personeel. Dat personeel is een van de belangrijkste “assets” van een organisatie. Dit geldt zeker voor een krijgsmachtorganisatie, waar militairen onder moeilijke omstandigheden hun taken moeten uitvoeren. De cursus HRM beoogt aankomend leidinggevenden kennis en inzicht te geven met betrekking tot het aansturen van personeel. Hierbij wordt uitgegaan van het gegeven dat commandanten en lijnmanagers de zorg voor hun personeel in hun 62 takenpakket hebben. Personeelsfunctionarissen vervullen hierbij een ondersteunende en adviserende rol. Aan de hand van de verschillende HRMinstrumenten (zoals werving, selectie, begeleiding, beoordeling, beloning, ontwikkeling en zorg) zal inzicht worden verkregen in de personele problematiek van een organisatie. Hierbij zal de bijzondere situatie van Defensie en haar personeel nadrukkelijk worden belicht. De overgang naar het flexibel personeelssysteem (FPS) zal aan de orde komen. Essentieel bij HRM is dat er een goed beeld wordt gevormd van medewerkers. Eén van de manieren om meer zicht te krijgen op het dagelijks denken en doen van mensen in hun interactie met de medemens biedt het vakgebied van de cognitieve sociale psychologie. Theoretische fundamenten over het menselijk gedrag die een rol spelen bij bijvoorbeeld ‘beoordelen en belonen’ (o.a. waarneming, attributie, stereotypering en groepsprocessen) zijn in de literatuur opgenomen. Werkvormen In de werkcolleges zal door middel van een activerende werkvorm worden ingegaan op de specifieke defensiesituatie, dan wel nadere uitleg worden gegeven aan de vooraf bestudeerde literatuur. Hierbij wordt gestreefd naar een grote zelfwerkzaamheid op het gebied van bestudering en eigen maken van de stof. Daarnaast zal in een aantal gastcolleges door een deskundige uit het defensiewerkveld inzicht worden verschaft in de bedrijfspraktijk van Defensie. Ter voorbereiding van de bijeenkomsten dient de voorgeschreven literatuur te worden bestudeerd. Literatuur § Hoofdstukken uit Boselie, P. (2014). Strategic human resource management. A balanced approach. London: McGraw-Hill § Moodle (met aanvullende theorie en defensie gerelateerde te bestuderen literatuur, achtergrondinformatie en naslagwerk) Toetsing De eindbeoordeling wordt gebaseerd op een schriftelijk (open vragen) tentamen over de literatuur (80%) en een schrijfopdracht in syndicaten van maximaal 3 personen (20%). Het onderwerp voor de schrijfopdracht kunt u afleiden uit de literatuur en de in de werkcolleges behandelde stof. Beide onderdelen dienen afzonderlijk met minimaal het cijfer 5,0 te worden afgerond. Het eindcijfer moet minimaal 5,5 zijn. Bij de werkcolleges wordt een actieve participatie van de studenten verwacht. Relatie met MBW onderzoek In de cursus worden relaties gelegd met actueel onderzoek dat wordt uitgevoerd door de capaciteitsgroep MBW. 63 10.3 Psychosociale Dynamiek v.e. Geweldsorganisatie1 PSDEO Leids niveau: 200 Credits: 5 EC Afkorting: PSGEO 1 Coördinator: Prof. Dr. D.E.M. Verweij Cursusdoelen in relatie tot eindtermen De student moet: 1. in de cursus aangereikte filosofische, psychologische en psychoanalytische mensbeelden en hieraan gerelateerde inzichten met betrekking tot geweld en destructiviteit kunnen weergeven. 2. in de cursus besproken en bestudeerde relevante inzichten met betrekking tot destructieve groepsprocessen kunnen benoemen. Eindterm nummer: 1.1 1.1, 1.2, 1.8, 1.9 1.1, 1.2, 1.8, 1.9 3. in de cursus aangereikte inzichten met betrekking tot het ontstaan en herkennen van, en omgaan met, aan geweld gerelateerde verschijnselen van stress en trauma kunnen weergeven, alsmede kennis hebben van de historische context van genoemde verschijnselen. 4. kunnen reflecteren op en discussiëren over de kennis en inzichten genoemd bij bovenstaande doelstellingen en ten aanzien hiervan een eigen standpunt kunnen formuleren, zowel mondeling als schriftelijk. 5. kunnen aangeven wat de relevantie is van de kennis genoemd bij bovenstaande doelstellingen voor de huidige militaire praktijk. 3.3, 3.4, 4.1, 4.2, 4.3, 4.4, 4.5, 4.6, 4.7, 5.2, 5.3, 5.4 3.1, 3.3, 3.4, 4.1, 4.2, 4.3, 4.4, 4.5, 4.6, 4.7, 5.2, 5.3, 5.4, 6.1, 6.2, 6.3 3.1, 3.3, 3.4, 4.1, 4.2, 4.3, 4.4, 4.5, 4.6, 4.7, 5.2, 5.3, 5.4, 6.1, 6.2, 6.3 6. kunnen analyseren hoe geweld zich kan manifesteren in verschillende situaties en op verschillende niveaus, zowel binnen als buiten de militaire praktijk. Portfolio CVN/CVE Ja § § Dit vak levert een actieve bijdrage aan het portfolio CVN Dit vak levert een actieve bijdrage aan het portfolio CVE Nee X X Korte cursusomschrijving De cursus PSGEO 1 is gericht op het ontwikkelen en stimuleren van kennis van en inzicht in het fenomeen geweld. Dit betekent dat achtereenvolgens de thema’s ‘geweld, mensbeelden en destructiviteit’ (2 EC) ‘stress en trauma gerelateerd aan geweld’ (2 EC) en groepsdynamica en destructieve groepsprocessen’ (1 EC) aan de orde worden gesteld. De cursus begint met de vraag: ‘Wat is geweld?’. Om deze vraag te kunnen beantwoorden wordt gefocust op het ontstaan, de context, de werking, effecten en andere verschijningsvormen van het fenomeen geweld op zowel micro, meso als macro niveau. Vanuit de filosofie en de psychoanalyse 64 wordt een aantal invloedrijke mensbeelden besproken. De ‘van nature goede mens’ (Rousseau) wordt tegenover de ‘van nature gewelddadige mens’ (Hobbes) geplaatst. Deze tweedeling en de sociaal-politieke consequenties hiervan wordt aangevuld met verschillende visies op de dualiteit in de mens (Plato, Nietzsche, Freud) en de effecten van de in de mens aanwezige driften en verlangens op de psychosociale en politieke context. Met betrekking tot menselijk verlangen wordt ook de filosoof Girard besproken en met name de door hem ontwikkelende concepten van de ‘mimetische begeerte’ en het ‘zondebokmechanisme’. Met behulp van de bespreking van het rapport ‘Hoe Dionysos in Haren verscheen. Maatschappelijke facetten van Project X Haren’ uit 2013, worden de filosofische en psychoanalytische inzichten toegepast op de concrete praktijk. De filosofische en psychoanalytische invalshoek van de eerste weken legt de basis voor het tweede thema: stress en trauma gerelateerd aan geweld. Stress zal niet alleen gedefinieerd worden, maar ook geplaatst worden in zijn historische context. De uitingsvorm, diagnose en behandeling verschillen van periode tot periode. Ook voor de relevante praktijk zullen zin en onzin van interventiemethoden besproken worden, daarbij worden de colleges ondersteund met onder andere de film ‘Beer is cheaper than therapy’ Het derde thema bouwt eveneens voort op de in de eerste weken gelegde basis. Bij de bespreking van groepsdynamica en destructieve groepsprocessen zal ook aandacht worden besteed aan de nauw met destructieve groepsprocessen verbonden thema’s ‘deindividuatie’ en ‘dehumanisatie’ (Zimbardo). Dit thema wordt besproken aan de hand van relevante passages uit het boek (en/of de film) ‘Lord of the Flies’. Werkvormen De cursus bestaat uit zowel hoorcolleges als werkcolleges. In de werkcolleges staat de inbreng van de studenten centraal. Dit gebeurt in de vorm van 1) discussie en dialoog n.a.v. concrete vragen en opdrachten m.b.t de bestudeerde literatuur en bekeken film en/of documentaires. En 2) door de bespreking van de door de studenten geschreven essays. Om de discussie over de literatuur te bevorderen schrijft iedere student tijdens de cursus een kort essay waarin de literatuur wordt gekoppeld aan de militaire praktijk. Dit essay wordt op de elektronische leeromgeving geplaatst. De overige studenten reageren kort op deze essays door middel van een vraag of een stelling (eveneens op elo). De essays en de meest relevante en/of interessante reacties worden besproken tijdens het daarvoor bestemde werkcollege. Literatuur Reader Capita Selecta (via Moodle) Toetsing Schriftelijk tentamen 70% (minimaal 5.0) Individuele opdrachten 30% (minmaal 5,0) De individuele opdrachten bestaan uit het schrijven van een kort essay en de reacties op de essays van andere studenten (zie ook werkvormen). Relatie met MBW onderzoek De cursus sluit aan bij de SRO ‘The Human(e) Factor in present-day militay practices’ 65 10.4 Basiskennis Militair Bestuursrecht PSDEO Leids niveau: 200 Credits: 3 EC Afkorting: BMBR Coördinator: LTZA2OC Mr. L.B. Langendoen Cursusdoelen in relatie tot eindtermen De student is in staat: 1. de betekenis en hoofdlijnen van het algemene bestuursrecht te schetsen. 2. de opbouw van de Algemene wet bestuursrecht aan te geven en deze wet toe te passen. 3. de organisatie van het bestuur uiteen te zetten. 4. de bevoegdheden van het bestuur te benoemen. 5. de normen waaraan het bestuur zich dient te houden, te benoemen en te herkennen en toe te passen. 6. de mogelijkheden tot handhaving door het bestuur uiteen te zetten. 7. de hoofdlijnen van de rechtsbescherming te schetsen, zowel in het algemeen als binnen Defensie. 8. de gelaagdheid van de militaire, bestuursrechtelijke wet- en regelgeving aan te geven. 9. de militaire bestuursrechtelijke wet- en regelgeving toe te passen. 10. belangrijke bestuursrechtelijke begrippen te kunnen vertalen naar de militaire rechtspositie en consequenties daarvan aan te geven en te begrijpen. 11. de plaats van jurisprudentie in het militaire rechtspositierecht te begrijpen en dit toe te kunnen passen op praktische juridische vragen. Eindterm nummer: 1.1, 1.5 1.4, 1.5, 3.4 1.5, 3.4 1.5 1.9, 3.1 1.5, 4.2, 5.2, 6.3 1.5, 6.3 1.7, 3.1, 5.1 1.5, 3.1, 3.3, 3.4, 4.2, 4.7, 5.1 1.9, 4.2, 4.7, 5.2, 6.3 1.1, 1.5, 5.2, 6.1, 6.3 Portfolio CVN/CVE Ja § § Dit vak levert een actieve bijdrage aan het portfolio CVN Dit vak levert een actieve bijdrage aan het portfolio CVE Nee X X Korte cursusomschrijving De cursus Basiskennis Militair Bestuursrecht bestaat uit twee gedeelten. Het eerste gedeelte wordt gevormd door het onderdeel algemeen bestuursrecht waarin de theoretische aspecten van dit rechtsgebied worden onderwezen. In het tweede gedeelte wordt het militair ambtenarenrecht behandeld waarin de in deel I opgedane kennis wordt toegepast op praktijksituaties binnen de militaire rechtspositie. Het bestuursrecht heeft betrekking op het openbaar bestuur,: de uitvoerende macht van de overheid. Wat het bestuursrecht regelt is samen te vatten in vijf aspecten: § de organisatie van het bestuur; § de bevoegdheden van het bestuur; § de normen waaraan het bestuur zich dient te houden; § de handhaving door het bestuur; § de rechtsbescherming die burgers kunnen inroepen tegen beslissingen en 66 handelingen van het bestuur, waarbij overigens ook de rechtsprekende macht een grote rol speelt. Met uitzondering van het aspect handhaving, wat te ver afstaat van de doelstelling van dit vak, komen deze aspecten aan de orde tijdens de eerste vier (hoor)colleges. Tijdens deze colleges wordt zeer regelmatig de koppeling gelegd met de praktijk van het rechtspositierecht. De laatste vier colleges maken de inhoud en de toepassing van het militaire ambtenarenrecht inzichtelijk waarbij een groot deel van de colleges wordt besteed aan een koppeling met de praktijk en de toekomstige rol van de officier die militaire bedrijfswetenschappen heeft gestudeerd, als adviseur van de commandant. In dit deel van de cursus wordt de militaire rechtspositie ten aanzien van ondermeer de onderwerpen aanstelling, opleiding, functietoewijzing en bevordering en rechtspositionele maatregelen behandeld. Additioneel wordt ook aandacht besteed aan het Defensie drugsbeleid en de mogelijkheden van het bestuur om schade, welke door de werknemer is veroorzaakt, te verhalen en wanneer de werknemer, de militair ambtenaar in het bijzonder, zijn schade kan verhalen op de werkgever, het recht op schadevergoeding. Werkvormen De cursus Rechtswetenschappen I bestaat uit acht (hoor)colleges die echter vanwege de interactieve opzet de uitstraling hebben van werkcolleges. Door de interactieve vorm waarbij de koppeling met de praktijk wordt gelegd, wordt van de student verwacht dat voorafgaand aan het college de desbetreffende stof in het geheel goed is bestudeerd. Één of meerdere groeps- of individuele opdrachten maken deel uit van de cursus. De colleges verlangen een actieve houding van de student. Literatuur § § § § § Prof. mr. Drs. F.C.M.A. Michiels, Hoofdzaken van het Bestuursrecht, Kluwer, 6e druk, (2011). Nederlandse Defensie Academie, rechtswetenschappen 1, studiehandleiding en reader 2014-2015. Mr. M.D. Fink, Inleiding militair recht, NLDA (2014). Wettenbundel Militair Recht van de Sectie Militair Recht NLDA. Eventueel extra digitaal beschikbaar gestelde literatuur. Toetsing Schriftelijke eindtoets bestaande uit meerkeuze - en open vragen (weging 100%). Relatie met MBW onderzoek 67 10.5 Evolutie van Krijgsmachten en Oorlogvoering* Leids niveau: 200 Credits: 6 EC Afkorting EKO Coördinator: Drs. H. de Jong, Dr. E. de Waard OMI Cursusdoelen in relatie tot eindtermen Eindterm nummer: 1.6 De student is in staat: 1. de belangrijkste ontwikkelingen in de vorming van krijgsmachten, en oorlogvoering van de 17e tot en met de 20e eeuw (maritiem, land en lucht) weer te geven. 2. de verschijningsvormen van krijgsmachten en manieren van oorlogvoering in deze periode te verklaren en analyseren aan de hand van theoretische concepten en technologische ontwikkelingen. 3. de belangrijkste ontwikkelingen in logistiek, beheer en aansturing van militaire organisaties in genoemde periode weer te geven en deze te verklaren en analyseren aan de hand van bedrijfskundige concepten en technologische ontwikkelingen. 1.3, 4.3 1.8, 4.3 Portfolio CVN/CVE Ja § § Dit vak levert een actieve bijdrage aan het portfolio CVN Dit vak levert een actieve bijdrage aan het portfolio CVE Nee X X Korte cursusomschrijving Militaire geschiedenis geldt als een van de belangrijkste kennisbronnen voor het verschijnsel oorlog. De cursus De Evolutie van Krijgsmacht en Oorlogvoering (EKO) verschaft inzicht in de ontwikkeling van de oorlogvoering ter zee, te land en in de lucht vanaf de zeventiende eeuw tot heden. Vooral de wisselwerking tussen politieke, economische, sociale en technologische ontwikkelingen enerzijds en de militaire organisatie anderzijds staat centraal. In de cursus komen zowel de wijzen waarop in het verleden oorlogen gevoerd zijn aan de orde als ook de veranderingen op het terrein van werving, financiering, aansturing en maatschappelijke inbedding. Voor de opleiding Militaire Bedrijfswetenschappen vormt het vak een eerste kennismaking met het contingentiedenken (de organisatie als open systeem). Elementen die aanbod komen zijn de invloed van de omvang van een krijgsmacht en technische systemen, problemen van beheersbaarheid en flexibiliteit en de uitwerking van externe invloeden op een organisatie. Werkvormen De cursus wordt gegeven als hoorcollege. De hoorcolleges bieden het overzicht van de leerstof op hoofdlijnen, die in een aantal werkcolleges nader worden voorzien van bedrijfswetenschappelijke conceptuele kaders. Het didactische concept ‘activerend leren met gestructureerde zelfstudie’ vormt de leidraad: van de student wordt verlangd dat hij zich door zelfstudie de stof nader eigen maakt. 68 Literatuur § Addington, L.H. (1994). The Patterns of War Since the Eighteenth Century. Second Edition. Indiana University Press: Bloomington. § Reader capita selecta. Toetsing Schriftelijk tentamen, weging: 100% Relatie met MBW onderzoek Het vak EKO verschaft de historische verankering van bijna alle MBWonderzoeksdomeinen. Te denken valt hierbij aan onderzoek betreffende krijgsmachtvorming, leiderschapsstijlen, mens en geweld, lerende organisatie, publieke opinie, ethische vraagstukken, logistieke vraagstukken, informatie en communicatievoorziening, etc. * KMAR volgt alternatief programma. 69 10.6 Krijgsmacht, Politiek en Samenleving Leids niveau: 200 Credits: 6 EC Afkorting: KPS Coördinator: Dr. R. Moelker OMI Cursusdoelen in relatie tot eindtermen Een student die afstudeert als bachelor bedrijfswetenschappen heeft aantoonbare kennis en inzicht in de volgende onderwerpen, waarbij hij/zij: 1. nationaal-politieke ontwikkelingen vanuit de historische context kan verklaren naar het heden. 2. het gebruik van het militaire machtsinstrument als één van de machtsmiddelen van een staat kan uitleggen. 3. de besluitvormingsprocessen die hun toepassing vinden bij de uitvoering van militaire operaties, zowel in nationaal als in internationaal verband kan uitleggen. 4. de vigerende doctrines van krijgsmachten en krijgsmachtdelen, alsmede de wijze waarop zij tot stand zijn gekomen en de keuzen die hierin zijn gemaakt, kan uitleggen. Een student die afstudeert als bachelor bedrijfswetenschappen is in staat zijn kennis en inzicht toe te passen door: 5. operaties in verleden en heden te toetsen aan vigerende doctrines en conclusies te trekken over de validiteit van deze doctrines en over de implicaties voor de toekomst. 6. in werkelijke en gefingeerde casuïstiek de besluitvorming te reconstrueren, de hiervoor relevante gegevens te verzamelen en te analyseren en vast te stellen welke doorslaggevende invloedsfactoren tot een besluit hebben geleid. Eindterm nummer: 1.1, 1.5, 1.6, 1.7, 1.8, 1.9, 3.1, 3.2, 4.1, 4.3, 4.6, 4.7, 5.2, 6.1, 6.2 1.1, 1.5, 1.6, 1.7, 1.8, 1.9, 3.1, 3.2, 4.1, 4.3, 4.6, 4.7, 5.2, 6.1, 6.2 1.1, 1.5, 1.6, 1.7, 1.8, 1.9, 3.1, 3.2, 4.1, 4.3, 4.6, 4.7, 5.2, 6.1, 6.2 1.1, 1.5, 1.6, 1.7, 1.8, 1.9, 3.1, 3.2, 4.1, 4.3, 4.6, 4.7, 5.2, 6.1, 6.2 1.1, 1.5, 1.6, 1.7, 1.8, 1.9, 3.1, 3.2, 4.1, 4.3, 4.6, 4.7, 5.2, 6.1, 6.2 1.1, 1.5, 1.6, 1.7, 1.8, 1.9, 3.1, 3.2, 4.1, 4.3, 4.6, 4.7, 5.2, 6.1, 6.2 Portfolio CVN/CVE Ja § § Dit vak levert een actieve bijdrage aan het portfolio CVN Dit vak levert een actieve bijdrage aan het portfolio CVE 70 Nee X X Korte cursusomschrijving Enerzijds beoogt de cursus als leerdoel te verwezenlijken het verwerven van kennis en inzicht in politiek-militaire betrekkingen, anderzijds staat het verwerven van kennis en inzicht in civiel-militaire betrekkingen centraal als leerdoel. Door middel van deze leerdoelen leert de cursist de plaats van Defensie in de samenleving kennen. Cursusdoelstellingen betreffen: Het primaat van de politiek, Besturing van Defensie, Bestuurskundige modellen, Besluitvorming, Politieke en militaire cultuur, Convergentie / divergentie, Interdepartementale rivaliteit, Politiek ambtelijke verhoudingen, Staatsvorming / maatsch. Ontw., Rechtsbasis / juridische aspecten, Media / draagvlak, Stakeholders / macht De cursus (zie het programmaoverzicht) heeft een eenvoudige basisstructuur, namelijk, aan de hand van de recente krijgsgeschiedenis komt casuistiek aan de orde die op politiek-maatschappelijk niveau inzichtelijk maakt welke besluiten ten aanzien van de krijgsmacht genomen zijn en hoe de koers van Defensie in de huidige tijd zich ontwikkeld heeft. De casuistiek is geordend naar theoretische perspectieven / themata die ontleend zijn aan de politicologie, bestuurskunde, de sociologie en het bestuursrecht. Daarmee heeft de cursus twee structureringsprincipes, namelijk (a) een historisch chronologische structurering aan de hand van casuistiek en (b) een thematische structurering aan de hand van theoretische inzichten. De cursus draagt in deze heel specifiek bij aan de competentie 'omgevingsbewustzijn' naast de andere competenties zoals beschreven in de Dublin-descriptoren. Academische vaardigheden waarin cursisten zich door middel van deze cursus zullen bekwamen, zijn analyseren, onderzoeken, synthethiseren, rapporteren (schrijven/verslagleggen). Kritische en creatieve vermogens worden daarbij aangescherpt, aangezien deze benodigd zijn om het niveau te behalen en de toetsing naar behoren af te leggen. Werkvormen In principe worden drie werkvormen toegepast. Hoorcolleges dienen om theorie te introduceren. Werkcolleges dienen defensiecasuïstiek onder de aandacht te brengen en illustreren de toepassing van theorie op de praktijk van defensie. Een bijzondere werkvorm is betreft de Tweede Kamer Simulator omdat daar door middel van een rollenspel en zeer actief interacteren, inzicht in de politieke praktijk wordt verworven. Daarnaast wordt t.b.v. werkcolleges gewerkt met kijk- en leesopdrachten. De casusliteratuur vergt soms individuele voorbereiding en soms groepswerk. Literatuur Op termijn zal een nieuw leerboek geschreven worden dat de lijn van de colleges volgt. Vooralsnog dient onderstaande literatuur als het vertrekpunt voor de ontwikkelingen die komen gaan. § Moelker. R., J. Nöll en M. De Weger (2009) Krijgsmacht en Samenleving. Amsterdam: Boom. § Reader Recht Toetsing § schriftelijk tentamen in twee delen: Weging: 80 % - 20 %. Geen compensatieregeling tussen deze delen. Het is één tentamen, maar vanwege de synchronistie / zomerverlof moet e.e.a. op deze wijze geregeld worden. Relatie met MBW onderzoek Het onderwijs is gebaseerd op onderzoek binnen de Strategic Research Orientations Managing Military Organizations en the human(e) factor. 71 10.7 Structuur en Flexibiliteit Leids niveau: 200 Credits: 4 EC Afkorting: SEF Coördinator: Dr. E.J. de Waard OMI Cursusdoelen in relatie tot eindtermen De student: 1. kan de uitgangspunten van de klassieke management benadering noemen en uitleggen en kan de bijbehorende grondleggers benoemen. 2. kan de uitgangspunten van de contingentiebenadering noemen en uitleggen en kan de bijbehorende grondleggers benoemen. 3. kan de bouwstenen van Mintzberg’s theorie noemen en uitleggen. 4. kan de organisatieconfiguraties van Mintzberg noemen en uitleggen. 5. kan met behulp van Mintzberg’s theorie militair-relevante casuïstiek analyseren. 6. kan de basis organisatiestelsels noemen en het ontwikkelingspatroon van deze stelsels verklaren. 7. kan de relatie tussen organisatiestructuur en management control systemen uitleggen. 8. kan de uitgangspunten en uitingsvormen van Shared Service Centers (SSCs) noemen en uitleggen en ook relateren aan het bedrijfsvoeringmodel van de Nederlandse krijgsmacht. 9. kan de kenmerken van tijdelijke organisaties noemen en uitleggen, alsmede deze kenmerken relateren aan de expeditionaire inzet van de Nederlandse krijgsmacht. 10. kan Volberda’s flexibiliteitsraamwerk uitleggen en kan dit model relateren aan het functioneren van de hedendaagse Nederlandse krijgsmacht. 11. kan wetenschappelijke literatuurbronnen, zowel Engels- als Nederlandstalig, met betrekking tot deze cursus lezen, logisch structureren en terugbrengen tot de relevante kernelementen. Eindterm nummer: 1.3 1.3 1.3 1.2 1.1 1.3 1.1 1.3, 1.7 1.3, 1.7 1.3, 1.7 5.3, 5.4 Portfolio CVN/CVE Ja § § Dit vak levert een actieve bijdrage aan het portfolio CVN Dit vak levert een actieve bijdrage aan het portfolio CVE Nee X X Korte cursusomschrijving SEF start met het machine-denken als startpunt van de organisatiekunde. Vervolgens wordt de contingentiebenadering geïntroduceerd. Deze theorie veronderstelt dat organisaties geen gesloten systemen zijn, maar dat ze worden beïnvloed door zowel externe als interne contingentiefactoren. Dit contingentiedenken wordt vanuit een organisatieontwerpperspectief ingekleurd met Mintzberg’s organisatietypologieën en de ontwikkeling van organisatiestelsels en managementsystemen. Aansluitend richt SEF zich op de uitgangspunten van projectmatig organiseren, ingegeven door de dynamiek dat de Nederlandse 72 krijgsmacht vanuit haar moederstructuur in staat moet zijn om op maat samengestelde tijdelijke organisaties (task forces) uit te zenden naar allerlei verschillende crisissituaties. Het derde deel van SEF gaat in op het flexibiliteitsmodel van Volberda (1999).Dit model wordt gebruikt om inzicht te geven in de uitgangspunten van organisatieflexibiliteit in algemene zin alsmede om de flexibiliteits- en structureringsvraagstukken van de hedendaagse Nederlandse expeditionaire krijgsmacht te ontleden. Werkvormen Het vak wordt ingevuld met hoor- en werkcolleges. Wekelijks vindt er in principe een hoorcollege plaats over een hoofdthema. Een paar dagen later is een werkcollege gepland. Daar waar het hoorcollege m.n. de theorie behandelt, gaat het werkcollege in op de militaire relevantie van het betreffende onderwerp. Bij ieder werkcollege hoort een syndicaat- of individuele opdracht. Literatuur § Mintzberg, H. (2013). Organisatiestructuren. Amsterdam: Pearson Benelux. § Hoorcolleges en werkcolleges Toetsing § Schriftelijk tentamen (100%) § Schriftelijk opdracht CVE (voldoende/onvoldoende) Relatie met MBW onderzoek SEF verschaft basiskennis, die als rode draad terugkomt in tal van MBW onderzoeksthema’s. Te denken valt hierbij onderzoek binnen de profileringsruimte Human Factors en Veiligheid, maar ook aan OMI onderzoeksprojecten zoals het Besturingsmodel Defensie, Verandermanagement binnen de krijgsmacht, het modulair organiseren van uitzendeenheden, de Nederlandse krijgsmacht en organisatieflexibiliteit, de Nederlandse krijgsmacht en ‘ambidextrous’ organisatievormen. 73 10.8 Kwaliteit, Processen en Resultaatmanagement Leids niveau: 200 Credits: 4 EC Afkorting: KPR Coördinator: Dr. T. Bijlsma OMI Cursusdoelen in relatie tot eindtermen De student moet: 1. gedachte achter en de opzet van de diverse bedrijfsprocessen kunnen verklaren. 2. het identificeren, besturen en beheersen van processen kunnen uitleggen. 3. de benaderingen van kwaliteitsmanagement en de diverse relevante modellen en instrumenten daarbij kunnen uitleggen. 4. de betekenis en meerwaarde van diverse kwaliteitsmanagement modellen (o.a. INKmanagementmodel, BSC, ISO) en kwaliteitsinstrumenten in eigen woorden kunnen beschrijven. 5. de perspectieven van kwaliteit op de prestatie van een overheidsorganisatie als Defensie kunnen verklaren. 6. theorieën over organisatieleren kunnen uitleggen, en de koppeling met kwaliteitsmanagement en prestatieverbetering kunnen beschrijven. 7. op basis van bovenstaande inzichten en aan de hand van analyses en beoordelingen van concrete defensiecases kennis kunnen toepassen. 8. goed kunnen communiceren over de verworven inzichten. Eindterm nummer: 1.3, 1.7 1.3 1.3 1.3 3.4, 4.1 1.7 1.7, 2.1 ,3.4, 4.1, 4.3 5.2 Portfolio CVN/CVE Ja § § Dit vak levert een actieve bijdrage aan het portfolio CVN Dit vak levert een actieve bijdrage aan het portfolio CVE Nee X X Korte cursusomschrijving Na Defence Organization (DO), Structuur en Flexibiliteit (SEF) behandelt de cursus Kwaliteit, Processen en Resultaatmanagement (KPR) de processen binnen de (militaire) organisatie. Niet zozeer de statische processen staan hierbij centraal maar de constante verbetering en vernieuwing van processen, en tevens strategie en structuren. De te leveren prestaties van de militaire organisatie - waar steeds hogere eisen aan wordt gesteld - is altijd het baken hierbij. De cursus KPR gaat in op de continue verbetering van processen om een Defensieorganisatie ook te laten werken in een veranderende omgeving, met wisselende en deels nieuwe dreigingen en risico’s. Daarom is in de dynamiek en complexiteit waarin m.n. militaire organisaties werken ook de attitude en professionaliteit t.a.v. kwaliteit en organisatieleren heel belangrijk. Concreet openbaart die professionaliteit zich in dimensies als lerende organisatie, lessons learned, Total Quality Management, teamleren en de kwaliteit van de prestatie/output. Het vakgebied Kwaliteitsmanagement en organisatieleren verschaft een goed perspectief hierbij. 74 Werkvormen Deze cursus wordt verzorgd middels hoor-, werk-, en evt. gastcolleges. Bij de werkcolleges horen soms individuele opdrachten die men van te voren dient te hebben uitgewerkt. V.w.b. de eventuele gastcolleges wordt een persoon uit de militaire praktijk uitgenodigd. Zij kunnen binnen hun KMD/OPCO vertellen hoe men daar omgaat met het professionaliseren van processen en het inspelen op veranderingen in de omgeving. Literatuur · J.S. Oakland, “Total Quality Management and Operational Excellence; Text with cases”, fourth edition, Routledge, New York, 2014, enkele hoofdstukken. · J. Soeters, P.C. van Fenema en R. Beeres (ed), “Managing Military Organizations; Theory and Practice”, Routledge, Londen, 2010, twee hoofdstukken. · H. de Bruijn, “Managing Performance in the Public Sector”, Routledge, Londen, 2007, enkele hoofdstukken. · J. in t Veld, “Analyse van organisatieproblemen. Een toepassing van denken in systemen en processen”, Wolters-Noordhoff, Groningen, 2002, enkele hoofdstukken. · De INK-werken: “Introductie” (2008) en “Managementsystemen op een rij” (2009), INK, Zaltbommel. · Gebruikte sheets (moodle) en uitreikstukken t.b.v. hoor- en werkcolleges (fysiek en/of Moodle). Toetsing Schriftelijk tentamen (100%) Relatie met MBW onderzoek De docenten van deze cursus zijn betrokken bij onderzoek naar teamleren, adaptieve processen binnen (militaire) organisaties, interorganisatorische samenwerking, en asset/ supply chain management. Deze onderzoeken zijn gericht op het begrijpen van factoren die van invloed zijn op het succesvol presteren van organisaties onder moeilijke en (zeer) snel veranderende omstandigheden. 75 10.9 Interorganisatorische Samenwerking Leids niveau: 200 Credits: 3 EC Afkorting: IOS Coördinator: Dr. M. Andres OMI Cursusdoelen in relatie tot eindtermen Eindterm nummer: De student moet: 1. kunnen uitleggen wat interorganisatorische samenwerking inhoudt en waarom organisaties kansen zien of zich genoodzaakt voelen om met andere organisaties te werken. 2. de strategische mogelijkheden en keuzes van organisaties ten aanzien van samenwerking kunnen uitleggen. 3. de overwegingen bij de keuze van een samenwerkingspartner kunnen beschrijven. 4. kunnen uitleggen op welke wijze organisaties de onderhandelingsfase met hun potentiele samenwerkingspartner(s) kunnen ingaan. 5. kunnen uitleggen hoe vorm kan worden gegeven aan de samenwerking en welke overwegingen daarbij spelen. 6. verschillende benaderingen ten aanzien van het managen van allianties beschrijven. 7. kennis hebben van de aandachtspunten ten aanzien van het evalueren en beëindigen van samenwerking. 8. de meest voorkomende vormen van interorganisatorische samenwerking kunnen noemen en beschrijven, evenals de specifieke uitdagingen en aandachtspunten van elke vorm. 9. kunnen uitleggen wat alliance portfolio inhoudt en wat het omvat. 10. kennis hebben van de belangrijkste succes- en faalfactoren en de paradoxen die aan de orde zijn bij interorganisatorische samenwerking. 11. van de voorgaande cursusdoelen de militairbedrijfswetenschappelijke aspecten en bijzonderheden kunnen benoemen. 12. op heldere en academische wijze schriftelijk en mondeling communiceren over de verworven inzichten. 13. het eigen leerproces managen, waarbij kwaliteit van het werk is gewaarborgd en deadlines worden gehaald. 1.1, 1.2, 1.3, 1.4 1.1 1.1 1.1 1.2, 1.7 1.3 1.1 1.2, 1.4 1.4 1.1 1.7, 1.8 5.2 6.1, 6.2, 6.4 Portfolio CVN/CVE Ja § § Dit vak levert een actieve bijdrage aan het portfolio CVN Dit vak levert een actieve bijdrage aan het portfolio CVE Nee X X Korte cursusomschrijving De krijgsmacht komt steeds vaker in omstandigheden waarin samengewerkt moet worden met andere organisaties; dat kunnen zijn eenheden van andere krijgsmachtdelen, eenheden van krijgsmachten van andere landen, lokale autoriteiten, en andere, doorgaans civiele, hulpverleningsorganisaties (in het kader van CIMIC). Dit houdt in dat de krijgsmacht participeert in tijdelijke of meer permanente netwerken gericht op veiligheid, vredehandhaving, en opbouw. 76 Actuele discussies in de NAVO over smart defense passen in deze ontwikkeling. Kenmerkend voor dergelijke interorganisatorische participatie is dat er vrijwel altijd een internationale dimensie aan vastzit, aan zowel de ‘koude’ (besturing, bedrijf, gereedstelling) als de ‘hete’ (operaties) kant van de defensieorganisatie. De cursus gaat in op actuele ontwikkelingen op het gebied van interorganisatorische samenwerking, zoals sourcing, smart defence, civil-military interaction, netwerkcentrisch werken en actuele missies. Werkvormen De cursus wordt ingevuld met hoor- en werkcolleges. Daar waar het hoorcollege met name de theorie behandelt, gaat het werkcollege in op de militaire praktijk van het betreffende onderwerp. Literatuur § Tjemkes, B., Vos, P. & Burgers, K. (2012). Strategic Alliance Management. Taylor & Francis. § Soeters, J., Van Fenema, P.C. & Beeres, R. (eds.) (2010). Managing Military Organizations. Theory and practice. Routledge. § Enkele artikelen inzake militair-bedrijfskundige onderzoeksbevindingen en toepassingen. Toetsing § Schriftelijk tentamen. Weging: 70% § Een individueel Nederlands essay over interorganisatorische samenwerking. Het toepassen van aangeboden theorie op een interorganisatorische samenwerkingscasuïstiek uit de defensiepraktijk staat hierbij centraal. Weging: 30%. § Beoordeling CVN (o/v) op basis van het essay. Relatie met MBW onderzoek IOS gebruikt resultaten uit het Military Management Studies onderzoekprogramma, met name het subprogramma Legitimacy, Composition & Performance of (expeditionary) Military Organizations. 77 10.10 Informatie Management Leids niveau: 200 Credits: 5 Afkorting: IM Coördinator: Dr.Ir. S.J.H. Rietjens OMI Cursusdoelen in relatie tot eindtermen De student: 1. heeft begrip van organisatie-ondersteunende informatiesystemen. 2. heeft begrip van data- en netwerkinfrastructuur en van web 2.0. 3. heeft begrip van operationele en enterprisesystemen en –processen. 4. is in staat om uit te leggen welke rol informatiemanagement binnen de defensie-organisatie speelt (zowel tijdens vredesbedrijfsvoering als tijdens operaties) en welke problemen hierbij optreden. 5. heeft begrip van Business-IT alignment en is in staat de concepten toe te passen. Eindterm nummer: 1.2, 1.3, 1.4, 3.4 1.2, 1.3, 1.4, 3.4 1.2, 1.3, 1.4, 3.4 1.1, 1.2, 1.4, 1.7, 1.8, 2.5, 3.3, 5.3 1.2, 1.3, 1.4, 3.4 Portfolio CVN/CVE Ja § § Dit vak levert een actieve bijdrage aan het portfolio CVN Dit vak levert een actieve bijdrage aan het portfolio CVE Nee X X Korte cursusomschrijving Moderne organisaties zoals Defensie functioneren in toenemende mate op basis van informatie. Informatiemanagement is het verzamelen, beheren en distribueren van de juiste informatie naar de juiste persoon. Het is één van de kritische infrastructuren voor het functioneren van de organisatie. De cursus analyseert hoe informatie georganiseerd dient te worden zodat de organisatie haar doelen (beter) kan realiseren. Aan de hand van verschillende cases worden belangrijke aspecten van informatiemanagement besproken en de link gelegd naar de militaire organisatie (bedrijfsvoering en operaties). Werkvormen § Hoor- en gastcolleges; § Zelfstudie: bestuderen lesstof; § Individuele opdracht: paper schrijven; § Werkbezoek. Literatuur § Turban, E. and L. Volonino (2012). Information Technology for Management. Hoboken: John Wiley. § Reader met artikelen. 78 Toetsing § Opdracht paper schrijven: 25% § Tentamen: 75% § Voor tentamen en paper moeten afzonderlijk minimal 50% van d epunten gehaald worden Relatie met MBW onderzoek Informatie management sluit aan bij onderzoek binnen SRO 2 en 4, onder andere op het gebied van SPEER, business analytics en situational awareness. 79 10.11 Basiskennis Militair Straf- en tuchtrecht Leids niveau: 200 Credits: 3 EC Afkorting: BMSTR Coördinator: Kap Mr. S.J. Vinken OMI Cursusdoelen in relatie tot eindtermen De student heeft na de bestudering van dit vak: 1. kennis van de hoofdlijnen en de belangrijkste beginselen van het Nederlands (militair) straf- en strafprocesrecht. 2. kennis van en inzicht in de voor militairen relevante delicten en strafuitsluitingsgronden. 3. kennis van de belangrijkste aspecten van strafvordering in militaire zaken. 4. kennis van de belangrijkste aspecten van het militair tuchtrecht. De student is na bestudering van dit vak in staat: 5. juridische vaardigheden te tonen: wetteksten en jurisprudentie te vinden, te analyseren, toe te passen en te beoordelen. 6. met behulp van bovenstaande kennis en inzicht oordelen te vormen over feitelijke situaties (casuïstiek). 7. eenvoudige strafrechtelijke of tuchtrechtelijke casus uit te werken en op te lossen. Eindterm nummer: 1.8, 1.9, 6.4 1.9, 3.1, 6.4 1.9, 6.4 1.6, 6.4 4.5, 5.4 5.4 5.3, 5.4 Portfolio CVN/CVE Ja § § Dit vak levert een actieve bijdrage aan het portfolio CVN Dit vak levert een actieve bijdrage aan het portfolio CVE Nee X X Korte cursusomschrijving De cursus BMSTR bestaat uit twee delen. Deel I: Militair straf- en strafprocesrecht. In dit deel worden de beginselen van het materiële en formele algemene strafrecht behandeld en nader toegespitst op het militaire strafrecht. Aan de orde komen o.m. de volgende onderwerpen: het legaliteitsbeginsel, het ‘ne bis idem’-beginsel, legaliteit, causaliteit, schuld en wederrechtelijkheid; strafuitsluitingsgronden, daderschap, deelnemingsvormen, poging en voorbereiding en straftoemeting, militair strafrecht; de verschillende deelnemers en grondslagleer; verschillende fasen in het strafprocesrecht: opsporing, gerechtelijk vooronderzoek, dagvaarding, terechtzitting, hoger beroep, cassatie; dwangmiddelen en uitspraak en de motivering van de rechter, geweldgebruik militairen, ROE, rol OM in militaire zaken. Deel II: Militair tuchtrecht. Behandeld worden de verschillende fasen van het militair tuchtrecht. De tuchtrechtelijke vergrijpen, toepasbaarheid militair tuchtrecht en de mogelijke straffen aan de hand van praktijkvoorbeelden. Werkvormen Hoorcolleges 80 Literatuur § G.L. Coolen, Militair strafrecht (Deventer: Kluwer 2013) . § Mr. M.D. Fink, Inleiding militair recht, NLDA (2014). § NLDA Wettenbundel. § Eventueel aanvullende literatuur en jurisprudentie, die wordt uitgereikt tijdens het college. Toetsing Schriftelijk tentamen, weging: 100% Relatie met MBW onderzoek 81 10.12 Defensie-Economie en Logistiek Leids niveau: 200 Credits: 5 EC Afkorting: DEL Coördinator: Drs. J.J.D. Heeren-Bogers DSP Cursusdoelen in relatie tot eindtermen De cursist is na de cursus in staat om: 1. (bedrijfs)economische en logistieke basisbegrippen, concepten, methoden en –technieken te beschrijven, herkennen, benoemen en te interpreteren. 2. (bedrijfs)economische en logistieke basisbegrippen, concepten, methoden en –technieken aan de defensie organisatie te relateren en over die relaties te discussiëren met vakgenoten. 3. de samenhang tussen de processen uit het defensiematerieel logistiek procesmodel te beschrijven, herkennen, benoemen en interpreteren. 4. deze samenhang aan de defensie organisatie te relateren en over die relaties te discussiëren met vakgenoten. 5. onderzoeksresultaten op gestructureerde en heldere manier te presenteren met behulp van engelstalige slides. 6. professioneel en doelgericht samen te werken. 7. schriftelijk en mondeling te communiceren met behulp van bedrijfswetenschappelijke (in het bijzonder economische en logistieke) terminologie. Eindterm nummer: 1.1, 1.2, 1.3, 1.4, 1.7 3.1, 3.3, 3.4, 4.2, 4.5 1.1, 1.2, 1.3, 1.4, 1.7 3.1, 3.3, 3.4, 4.2, 4.5 2.1, 4.2, 4.5 5.1 5.3, 5.4, 6.3 Portfolio CVN/CVE Ja § § Dit vak levert een actieve bijdrage aan het portfolio CVN Dit vak levert een actieve bijdrage aan het portfolio CVE Nee X X Korte cursusomschrijving De krijgsmacht kan op verschillende wijzen worden getypeerd, bijvoorbeeld als een instrument van de politiek of als een geoliede vechtmachine. De krijgsmacht is echter ook een bedrijf. Defensie produceert ‘inzetgerede eenheden’ en ‘daadwerkelijke inzet’. Die productie moet net als bij een civiel bedrijf op economische, effectieve en efficiënte wijze worden vormgegeven. Op personeel, logistiek en materieel gebied moeten korte- en lange termijn planningen worden gemaakt. Eenheden en operaties moeten op een adequate manier worden ondersteund en prestaties dienen te worden gemeten. De eigen militaire aard van de krijgsmacht brengt met zich mee dat dergelijke prestaties moeten worden gemeten met termen als deployability, sustainability etc. Vanuit deze eigen wordt in de cursus eveneens aandacht besteed aan de militaire aard basisinrichting van de materieelslogistieke keten en de verschillende actoren die daar een rol in spelen. Daarbij wordt gebruik gemaakt van het materieel logistiek procesmodel om de samenhang tussen de verschillende logistieke processen en Defensie als bedrijf (‘waardeketen’) nader toe te lichten. Ook zullen de verschillende materieel logistieke processen verder worden uitgediept in relatie tot de voorzien-in, standhoudings- en afstotingsfase als onderdeel van de materieel logistieke instandhouding. Natuurlijk moeten de prestaties van de materieel logistieke instandhouding gemeten worden en in overeenstemming worden gebracht met de daadwerkelijke operationele inzet van de verschillende eenheden. 82 Werkvormen Hoor-, werk-, en gastcolleges. Literatuur § Visser, H.M. en A.R. van Goor (2015), Werken met Logistiek, 7e druk, Noordhoff Uitgevers BV: Groningen/Houten. § Reader DEL (via Moodle). Toetsing § Schriftelijk, gesloten boek tentamen, weging 70%. § Groepsopdrachten , weging 30%. Opdrachten Tijdens de cursus DEL moeten de studenten in groepsverband drie opdrachten maken: § Opdracht Cijferanalyse § Opdracht Logistiek § Opdracht Prestatiemeting missie Mali (MINUSMA) Per opdracht wordt tijdens een inleidend werkcollege de opdracht uitgereikt en toegelicht. De studenten werken in groepsverband de opdracht uit en bereiden een presentatie voor. Tijdens het afsluitende werkcollege worden de presentaties gegeven en gezamenlijk nabesproken. De uitgewerkte opdracht wordt ingeleverd en het gemiddelde van de cijfers voor de drie groepsopdrachten telt voor 30% mee in het eindcijfer. Relatie met MBW onderzoek Het onderwijs is gebaseerd op onderzoek binnen de Strategic Research Orientation Managing Military Organizations. 83 10.13 Defensie Operations Research Leids niveau: 200 Credits: 6 EC Afkorting: DOPR Coördinator: Dr. H. Monsuur DSP Cursusdoelen in relatie tot eindtermen De student: 1. heeft kennis en inzicht en vaardigheden aangaande een aantal van de meest gebruikte kwantitatieve methoden in de management science. 2. kan op grond van toepassing van een geschikte kwantitatieve methode tot een afgewogen oordeel en beslissing komen. Eindterm nummer: 1.3, 1.4, 2.2, 2.4 4.1, 6.2 Portfolio CVN/CVE Ja § § Dit vak levert een actieve bijdrage aan het portfolio CVN Dit vak levert een actieve bijdrage aan het portfolio CVE Nee X X Korte cursusomschrijving Lineair programmeren: Grafisch lineair programmeren, Simplex methode. Beslissingen op grond van door de computer aangeleverde informatie m.b.t. schaduwprijs, ‘range of optimality’ en ‘reduced costs’. Toepassingen op het gebied van portfolio selecties, productie planning, relatieve efficiëntie metingen. Besliskunde en Multi-criteria Analyse: Beslissen onder onzekerheid, met en zonder kansen. Beslisbomen en invloedsdiagrammen. Ontwikkelen van een beslissingsstrategie. Speltheorie: Wiskundige modellering van conflictsituaties. Nulsomspelen, voorbeelden, bepaling spelwaarde en optimale strategie. Cournot evenwicht, oligopolistische competitie. Project Management: PERT/CPM. Besturen en beheersen van een project m.b.v. kritieke pad, variabiliteit in de totale projectduur. Voorspelmethoden en voorraad modellen: tijdreeks- en regressieanalyse in relatie met voorraad modellen. In alle onderdelen wordt ruim aandacht geschonken aan voorbeelden uit de bedrijfskundige praktijk, aan het proces van modelleren, oplossingen aandragen (met behulp van bijgeleverde management science software) en valideren. Werkvormen Hoor- en werkcolleges (inclusief computerpracticum). Literatuur § An Introduction to Management Science; Quantitative Approaches to Decision Making. Anderson, Sweeney, Williams and Wisniewski. ISBN 978-1-84480595-1 Hoofdstukken: 2,3,4,10,11,14 en 16. § Dictaat voor het onderdeel over speltheorie. 84 Toetsing Schriftelijk tentamen, weging: 100% Relatie met MBW onderzoek Onderzoek op het gebied van militaire logistiek. 85 10.14 Accounting, Control & Economics Leids niveau: 200 Credits: 5 EC Afkorting: ACE Coördinator: Drs. J.J.D. Heeren-Bogers DSP Cursusdoelen in relatie tot eindtermen Eindterm nummer: De cursist is na de cursus in staat om: 1. basisbegrippen, -concepten, methoden en -technieken met betrekking tot de economische allocatieproblematiek (markt, overheid, private en collectieve goederen) en de openbare financiën te kunnen beschrijven en te interpreteren. 2. deze begrippen, -concepten, methoden en technieken op micro- en macro-economische niveau aan de defensieorganisatie te relateren en over die relaties te discussiëren met vakgenoten. 3. binnen het vakgebied accounting & control een onderscheid te maken tussen financial en management accounting. 4. de drie basisoverzichten (balans, winst- en verliesrekening en kasstroomoverzicht) die centraal staan binnen financial accounting, theoretisch en praktisch in cases (schriftelijk en mondeling), op te stellen en hun samenhang te analyseren, interpreteren en evalueren door middel van financiële ratio-analyse in relatie tot de defensieorganisatie. 5. kosteninformatie, theoretisch en praktisch in cases (schriftelijk en mondeling), te genereren, analyseren, interpreteren en evalueren in relatie tot de defensieorganisatie. 1.1, 1.3, 1.4, 1.9 3.1 1.1, 1.3, 1.4, 1.9 4.1, 4.2, 5.1, 5.3, 5.4 4.1, 4.2, 5.1, 5.3, 5.4 Portfolio CVN/CVE Ja § § Dit vak levert een actieve bijdrage aan het portfolio CVN Dit vak levert een actieve bijdrage aan het portfolio CVE Nee X X Korte cursusomschrijving De cursus bestaat uit een bedrijfseconomisch deel (ACE 1) en een algemeen economisch deel (ACE 2). Deze delen zijn gelijktijdig geprogrammeerd. Het bedrijfseconomisch blok (ACE 1) omvat de onderdelen: financial accounting (balans, winst- en verliesrekening, kasstroomoverzicht en samenhang tussen de overzichten) en een inleiding tot management accounting (kosteninformatie). De onderwerpen van het bedrijfseconomisch blok worden in de vorm van hoor- en werkcolleges gepresenteerd. Binnen het blok ACE 1 dienen de studenten tijdens de werkcolleges een Engelstalige presentatie te geven over de opdrachten waarin de relatie tussen de behandelde stof en de Defensiepraktijk tot uitdrukking komt. Het algemeen economisch blok (ACE 2) omvat een reeks hoorcolleges op het gebied Defensie Economie en Overheidsfinanciën. Bij Defensie Economie worden elementen uit de algemene economie behandeld en toegepast op defensievraagstukken. Overheidsfinanciën betreft o.a. de uitgaven, de ontvangsten, het begrotingssaldo en de schuld van de overheid, alsmede de 86 economische gevolgen daarvan. Werkvormen Hoor- en werkcolleges (zie ook cursusomschrijving). Literatuur § Atrill, P & McLaney, E (2015) Accounting and Finance for Non-specialists. 9th edition. Harlow, England: Pearson Education Limited. § Kam, C.A. de, L. Koopmans en A.H.E.M. Wellink (2015). Overheidsfinanciën. 14e druk. Groningen: Noordhoff Uitgevers. § Mol, N.P. en Beeres, R.J.M. (2008) Defensie-economie: Kannonen of boter? Defensie als economisch goed. Breda: NLDA. Toetsing § ACE 1: schriftelijk tentamen, weging 60% (inclusief voldoende beoordeling Engelstalige presentatie); § ACE 2: schriftelijk tentamen, weging 40%. Relatie met MBW onderzoek Het onderwijs is gebaseerd op onderzoek binnen de Strategic Research Orientation Managing Military Organizations. 87 10.15 Defensie Operationele Logistiek* Leids niveau: 200 Credits: 5 EC Afkorting: DOL Coördinator: Lkol Drs. A.C.M. van Kampen MTL DSP Cursusdoelen in relatie tot eindtermen De student is na de cursus in staat om: 1. de (inter)nationale planning en besluitvorming over de logistieke ondersteuning van militaire operaties te herkennen, te benoemen, te beschrijven en te interpreteren. 2. de rolverdeling en verantwoordelijkheden van respectievelijke actoren in de operationeel logistieke keten conform het Operationeel Logistiek Concept van de krijgsmacht te herkennen, te benoemen, te beschrijven en te interpreteren. 3. per krijgsmachtdeel de specifieke logistieke ondersteuning van militaire operaties te herkennen, te benoemen, te beschrijven en te interpreteren. 4. Operationeel Logistieke begrippen, planningsconcepten, analysemethodieken toe te passen binnen een fictief gekozen (joint) scenario, de resultaten ervan te analyseren en hierover te discussiëren met vakgenoten. 5. onder begeleiding toepassingsgericht literatuuronderzoek uit te voeren en de onderzoeksresultaten op een gestructureerde en heldere manier, zowel mondeling als schriftelijk, te presenteren. 6. professioneel en doelgericht samen te werken. 7. schriftelijk en mondeling te communiceren gebruik makend van de juiste bedrijfswetenschappelijke (in het bijzonder militair logistieke) terminologie. Eindterm nummer: 1.1, 1.2, 1.3, 1.4, 1.7 1.1, 1.2, 1.3, 1.4, 1.7 1.1, 1.2, 1.3, 1.4, 1.7 3.1, 3.3, 3.4, 4.2, 4.5 2.1, 4.2, 4.5 5.1 5.3, 5.4, 6.3 Portfolio CVN/CVE Ja § § Dit vak levert een actieve bijdrage aan het portfolio CVN Dit vak levert een actieve bijdrage aan het portfolio CVE Nee X X Korte cursusomschrijving Politieke besluitvorming en militaire besluitvorming zijn erg met elkaar verweven daar waar het gaat over het uitvoeren van militaire operaties. Een zorgvuldige afweging van verschillende belangen (nationaal, internationaal, politiek en militair) is dan ook erg belangrijk. Het is belangrijk om als militair leidinggevende kennis en inzicht te hebben in deze plannings- en besluitvormingsprocessen. Om de logistieke haalbaarheid van een (joint) militaire operatie te kunnen beoordelen is gedetailleerde kennis nodig over de beschikbare logistieke middelen en organisaties, evenals inzicht in de logistieke deelprocessen tijdens de voorbereidings-, inzet- en afrondingsfase van een militaire operatie. Naast een tijdige en goede inrichting van de logistieke keten is ook een duidelijke rolverdeling van essentieel belang voor een adequate logistieke ondersteuning van een operatie. Het Operationeel Logistiek Concept van Defensie maakt bij de rolverdeling een onderscheid tussen besturen, beheersen en uitvoeren. Tevens gaat dit concept uit van een open logistiek netwerk, waarbij samenwerking met 88 (inter)nationale civiele en militaire partners in de gehele logistieke keten, daar waar mogelijk en verantwoord ,wordt nagestreefd. Met behulp van een fictief scenario zal daadwerkelijk de logistieke ondersteuning voor een operatie worden uitgewerkt, doorgerekend en geanalyseerd. De resultaten ervan zullen zowel schriftelijk als mondeling worden gepresenteerd. Werkvormen Hoor-, werk-, en gastcolleges. Literatuur § Digitale Reader DOL, bestaande uit relevant bedrijfswetenschappelijke en militaire literatuur (via Moodle). § Gebruikte presentaties en uitreikstukken voor hoor- en werkcolleges (via Moodle) Toetsing § Schriftelijk tentamen, weging 50%. § Uitwerking van een logistieke opdrachten gebaseerd op een fictief scenario, weging 50% o Schriftelijke uitwerking (weging 80%) o Presentatie (weging 20%) Relatie met MBW onderzoek Binnen de NLDA wordt relevant onderzoek uitgevoerd op meerdere terreinen van defensielogistiek (zie KOP). De resultaten van dit onderzoek worden verwerkt in de colleges bij deze module. * KMAR volgt alternatief programma. 89 10.16 MTO 1: Methoden en Technieken van Onderzoek Leids niveau: 100 Credits: 3 EC Afkorting: MTO 1 Coördinator: Dr. T.P. op den Buijs MTO Cursusdoelen in relatie tot eindtermen De student: 1. begrijpt de plaats van de onderzoeksmethodologie; 2. kan een (complex) probleem of vraagstuk nader analyseren en beschrijven. 3. kan een doel- en vraagstelling formuleren. 4. kan een conceptueel model opstellen en belangrijke begrippen operationaliseren en definiëren. 5. heeft kennis van de kwaliteitscriteria van onderzoek (betrouwbaarheid, validiteit, generaliseerbaarheid) en kan ze beargumenteren. 6. heeft kennis van de diverse kwantitatieve en kwalitatieve onderzoeksstrategieën en kan een keuze beargumenteren (bronnenonderzoek, case study, simulatie, experiment, survey, etc.). 7. heeft kennis van geschikte waarnemingsen dataverzamelingsmethoden en kan een keuze beargumenteren. 8. heeft kennis van elementaire vormen van kwantitatieve en kwalitatieve methoden van dataverwerking en analyse en kan ze beperkt toepassen en interpreteren. 9. kan wetenschappelijke bronnen selecteren (o.a. met diverse zoekfuncties) en beoordelen op waarde voor het onderzoek). 10. kan onderzoeksrapportages en wetenschappelijke artikelen beoordelen op gehanteerde onderzoeksopzet en methodologie en kan daarover kritische en ethische vragen stellen. Eindterm nummer: 1.1, 1.4 1.2, 1.3, 1.7, 2.1, 3.3, 3.4, 3.5 1.1, 1.4, 2.1 1.1, 1.4, 2.1 1.1, 1.4, 2.2 1.1, 1.4, 2.2 1.1, 1.4, 2.2 1.1, 1.4, 2.2, 2.3. 2.4 2.1, 4.4, 5.3 2.3, 2.4, 3.3, 3.4, 4.1, 4.4, 4.5, 5.3, 6.2 Portfolio CVN/CVE Ja § § Dit vak levert een actieve bijdrage aan het portfolio CVN Dit vak levert een actieve bijdrage aan het portfolio CVE Nee X X Korte cursusomschrijving In de totale leerlijn Methoden en Technieken van Onderzoek (MTO) van de studierichtingen aan de NLDA is MTO1 een basisonderdeel in de gemeenschappelijke propedeuse. De totale leerlijn MTO dient uiteindelijk binnen elke studierichting te leiden tot de vaardigheid om zelfstandig een beperkt onderzoek te ontwerpen, uit te voeren en hierover te rapporteren. De scriptie aan het einde van de opleiding wordt als de uiteindelijke proeve van bekwaamheid in de leerlijn gezien. MTO1 bestaat uit een inleiding in de methoden van onderzoek en een nadere kennismaking met de methodologische grondslagen voor de kwalitatieve en kwantitatieve wijzen van analyseren van gegevens. Het conceptueel onderzoeksontwerp staat daarbij centraal. Zowel het verkennen van praktische als 90 theoretische relevante en complexe vraagstukken en het formuleren van een probleemstelling komen aan de orde. De verschillende kwalitatieve en kwantitatieve analysemethoden evenals de kwaliteitsaspecten van onderzoek zijn verder belangrijke onderwerpen in deze cursus. Hiermee wordt een basis gelegd die in de volgende semesters zal worden verbreed naar de behoefte van de verschillende studierichtingen. Voor MTO1 in de gemeenschappelijke propedeuse geldt dat het vak inhoudelijk alle studierichtingen en krijgsmachtdelen betreft. Het heeft een omvang van 3 ECT en draagt bij tot de ontwikkeling van academische vaardigheden die benodigd zijn om theoretische of praktische relevante vraagstukken te analyseren door het combineren van bestaande kennis alsmede het verwerven van nieuwe kennis. Werkvormen werkcolleges/ responsiecollege/ zelfwerkzaamheid Literatuur § Voor het eerste deel het projectkader verkennen, de probleemstelling (doelstelling en vraagstelling), de strategiekeuze en het zoeken van bronnen: Verschuren, P. en Doorewaard, H. (2007), ‘Het ontwerpen van een onderzoek’, vierde druk, Utrecht: Lemma. Hoofdstukken 1- 7 en bijlage Conceptueel model + DVD materiaal. § Voor het tweede en derde deel van de cursus, de kwantitatieve en kwalitatieve benaderingen van onderzoek, hoofdstukken uit het basisboek MTO: Bryman,A. (2016). Social Research Methods, 4th edition.Oxford, University press. Ondersteuning door DVD/film/internet materiaal. Toetsing werkstuk onderzoeksopzet algemeen [o/v]; toets kwantitatieve onderzoeksmethoden [50%]; toets kwalitatieve onderzoeksmethoden [50%] Relatie met MBW onderzoek Er wordt gebruikt gemaakt van bestaand onderzoek uit de militaire praktijk, zoals bachelorscripties van de studenten van het NLDA. 91 10.17 Statistiek Leids niveau: 200 Credits: 4 EC Afkorting: STAT Coördinator: Drs. M.P.A. van de Ven MTO Cursusdoelen in relatie tot eindtermen Eindterm nummer: De student is in staat om: 1. de principes van discrete en continue kansmodellen en verdelingen toe te passen. 2. te rekenen met een aantal veelgebruikte discrete en continue verdelingen. 3. enkele grootheden (verwachting, variantie, covariantie, regressievergelijking en correlatiecoëfficiënt) uit te rekenen. 4. de centrale limietstelling te gebruiken. 5. met enkele schattingsmethoden te werken. 6. met enkele betrouwbaarheidsintervallen te werken. 7. met enkele toetsingsmethoden te werken. 8. de steekproefgrootte te bepalen. 2.3, 6.1, 6.2, 6.3 2.3, 6.1, 6.2, 6.3 2.2, 2.3, 6.1, 6.2, 6.3 2.3, 6.1, 6.2, 6.3 2.3, 6.1, 6.2, 6.3 2.3, 6.1, 6.2, 6.3 2.3, 6.1, 6.2, 6.3 2.3, 6.1, 6.2, 6.3 Portfolio CVN/CVE Ja § § Dit vak levert een actieve bijdrage aan het portfolio CVN Dit vak levert een actieve bijdrage aan het portfolio CVE Nee X X Korte cursusomschrijving De cursus bestaat uit twee delen, te weten kansverdelingen en verklarende statistiek: § Discrete en continue kansvariabelen. Kans(dichtheids)functie en verdelingsfunctie. Verwachtingswaarde en variantie. Meerdimensionale discrete kansvariabelen. Discrete (alternatief, binomiaal, hypergeometrisch, multinomiaal, Poisson) en continue (uniform, normaal, exponentieel) kansverdelingen. Centrale limietstelling. Passingsproblemen. Het statistisch gebruik van de grafische rekenmachine en Excel. § Vervolg continue kansverdelingen (Student’s t, chi-kwadraat en F). Punt- en 2 2 intervalschatters voor p, m en s . Toetsen voor p, m en s . Chikwadraattoets: aanpassingstoets en homogeniteitstoets. Verschiltoetsen: onafhankelijk en gepaard. F-toets. Regressie (enkelvoudig lineair, meervoudig lineair). Correlatiecoëfficiënten van Pearson en Spearman. Het statistisch gebruik van de grafische rekenmachine en Excel. Werkvormen Hoor- en werkcolleges. 92 Literatuur e § Buijs, A. (2012). Statistiek om mee te werken. 9 druk. Groningen/Houten: Wolters-Noordhoff. ISBN 978-90-01-80248-6. e § Buijs, A. (2012). Statistiek om mee te werken: Opgaven en Uitwerkingen. 9 druk. Groningen/Houten: Wolters-Noordhoff. ISBN 978-90-01-80259-2. Toetsing § Schriftelijk tentamen hoofdstuk 4 t/m 7. § Schriftelijk tentamen hoofdstuk 8 t/m 11 en hoofdstuk 13 (t/m par. 13.2). § Voor beide tentamens moet minimaal 50 punten gehaald worden, waarbij het gemiddelde tenminste 55 punten bedraagt. Beide tentamens hebben een gelijke wegingsfactor. Relatie met MBW onderzoek Onderzoeksprojecten ontstaan uit contacten met het werkveld 93 10.18 MTO 2: Kwalitatieve Methoden Leids niveau: 200 Credits: 4 EC Afkorting: MTO 2 Coördinator: Dr. T.P. op den Buijs Dr. M. Andres MTO Cursusdoelen in relatie tot eindtermen Eindterm nummer: De student: 1. begrijpt de plaats van de onderzoeksmethodologie. 2. kan een (complex) probleem of vraagstuk nader analyseren en beschrijven. 1.1, 1.4 1.2, 1.3, 1.7, 2.1, 3.3, 3.4, 3.5 1.1, 1.4, 2.1 3. kan daaruit een doel- en vraagstelling voor een kwalitatief onderzoek formuleren. 4. kan beargumenteerd een geschikte kwalitatieve methode kiezen uit de diverse kwalitatieve designs. 5. kan de keuze voor een geschikte waarnemings- en dataverzamelingsmethode beargumenteren (o.a. interview en observatie). 6. heeft kennis van de kwaliteitscriteria van kwalitatief onderzoek (betrouwbaarheid, validiteit, generaliseerbaarheid) en kan ze beargumenteren. 7. heeft kennis van en kan dataverzameling- en dataverwerkingstechnieken toepassen (o.a. topiclijst opstellen, interview voorbereiden, uitvoeren en analyseren). 8. kan werken met kwalitatieve computerprogramma’s voor analyse (NVivo/ Atlas). 9. kan kritisch rapporteren en reflecteren over het eigen onderzoek in termen van kwalitatieve aspecten. 1.1, 1.4, 2.1, 2.2 2.2, 4.1 2.2, 4.1, 6.2 2.4, 6.1 2.4 1.1, 1.4, 2.1, 2.2, 4.1, 5.3, 5.4, 6.3 Portfolio CVN/CVE Ja § § Dit vak levert een actieve bijdrage aan het portfolio CVN Dit vak levert een actieve bijdrage aan het portfolio CVE Nee X X Korte cursusomschrijving In de cursus MTO2 Kwalitatieve onderzoekstechnieken van onderzoek wordt ingegaan op uitgangspunten van wetenschappelijk en praktijkgericht onderzoek. Centraal staat het ontwikkelen van kwalitatieve onderzoeksvaardigheden naar aanleiding van een doel- vraagstelling: o.a. het ontwikkelen van een interviewprotocol en interviewtechnieken, het verzamelen van kwalitatieve data, het analyseren en de interpretatie daarvan, en rapportage. Daarbij is er aandacht voor de kwaliteitsaspecten van kwalitatief onderzoek. De cursus bestaat uit een theoriegedeelte en een practicumdeel voor het analyseren van kwalitatief materiaal. Hiertoe zal gebruik gemaakt worden van het computerprogramma NVivo of Atlas. 94 Werkvormen In hoorcolleges wordt de theorie belicht en in werkcolleges vindt de toepassing van de theorie plaats en in een practicum wordt het computerprogramma geoefend. Bovendien vindt zelfwerkzaamheid plaats in het kader van de rapportage. Literatuur § Bryman,A. (2016). Social Research Methods, 4th edition.Oxford, University press. § Aanvullende literatuur Toetsing Rapportage/verslag van opdracht kwalitatieve onderzoekstechnieken in tweetallen (100%) Relatie met MBW onderzoek Er wordt in de hoor- en werkcolleges gebruik gemaakt van oefenmateriaal en voorbeelden uit de militaire praktijk. 95 10.19 MTO 3: Kwantitatieve Methoden Leids niveau: 200 Credits: 4 EC Afkorting: MTO 3 Coördinator: Dr. T.P. op den Buijs MTO Cursusdoelen in relatie tot eindtermen De student is in staat: 1. vanuit een doelstelling en onderzoeksvragen een conceptueel model te ontwikkelen. Uit het conceptueel model hypothesen te destilleren. 2. het proces van operationalisatie van concepten en het opstellen van een bijhorende vragenlijst/enquête te begrijpen. 3. het proces van invoer van verzamelde vragenlijstgegevens in een SPSS databestand en het maken van een codeboek te begrijpen. 4. bestaande databestanden in SPSS te lezen en te begrijpen (o.a. structuur, meetniveaus, en soorten variabelen) alvorens hypothesen te toetsen. 5. geschikte analysetechnieken te selecteren om de hypothesen te toetsen middels een gegeven databestand. 6. een databestand op te schonen en het te prepareren voor analyse van de hypothesen (o.a. ‘outliers’, scheve verdelingen, schalen samenstellen, antwoordcategorieën hercoderen). 7. kwalitatieve eigenschappen van de schalen (betrouwbaarheid en validiteit) te begrijpen en dit te kunnen toepassen op schalen en de gegevens interpreteren. 8. eenvoudige beschrijvende analyses op een bestaand databestand toe te passen, te begrijpen en te interpreteren (o.a. frequentieverdeling, gemiddelde somscores en spreidingsmaten van variabelen, Chikwadraat toets, barcharts). 9. de mate van samenhang tussen schalen van een bestaand databestand te begrijpen, toe te passen en te kunnen interpreteren van de gegevens (o.a. correlatieanalyse). 10. analyses om verschillen tussen groepen te toetsen uit te voeren, te begrijpen, en te kunnen interpreteren (o.a. ttoets). 11. analyses om een afhankelijke variabele te voorspellen te begrijpen, toe te passen en te kunnen interpreteren (o.a. regressieanalyse). 12. als toetsing van het geleerde, zelfstandig een doel- en vraagstelling te vertalen in hypothesen, het enquêteformulier en antwoorden te lezen in een databestand in SPSS en daarbij geschikte analysetechnieken te kiezen en uit te voeren om de hypothesen te toetsen. De resultaten te interpreteren en de onderzoeksvragen te beantwoorden en hierover te rapporteren. 96 Eindterm nummer: 1.2, 2.1, 3.5 1.2, 2.1, 2.2 1.2, 1.3, 2.2 2.2 2.3, 6.1 2.3, 6.1 2.3, 4.1, 4.2, 6.1 2.3, 4.1, 4.2, 6.1 2.3, 4.1, 4.2, 6.1 2.3, 4.1, 4.2, 6.1 2.3, 4.1, 4.2, 6.1 1.2, 1.3, 2.2, 2.3, 2.5, 4.1, 4.2, 4.3, 4.4, 5.3, 5.4, 6.1, 6.3 Portfolio CVN/CVE Ja § § Dit vak levert een actieve bijdrage aan het portfolio CVN Dit vak levert een actieve bijdrage aan het portfolio CVE Nee X X Korte cursusomschrijving Specialisatie in kwantitatieve analyse. Dit wil zeggen vanuit een doel- vraagstelling hypothesen kunnen afleiden en geschikte toetsen kunnen selecteren en uitvoeren. Begrip van een conceptueel model en constructie van een enquêteformulier met antwoorden en het kunnen lezen/ vertalen daarvan naar bestaande SPSSbestanden is essentieel. Daarvoor is het nodig het computerprogramma SPSS en de structuur te begrijpen en te beheersen wat betreft een aantal analysetechnieken en toetsen in de praktijk, zoals correlatie-, tabel-, regressieanalyse. Hiermee kunnen onderzoeksvragen worden beantwoord. Dit is belangrijk voor het schrijven van een onderzoeksverslag en een scriptie. Uitgangspunt hierbij vormen de lessen statistiek en MTO die aan de practicalessen voorafgaan. Werkvormen · Hoorcolleges: Tijdens het hoorcollege worden de theorie en de toetsen besproken. · Practicum: Het doel van de practicalessen bestaat uit het begrijpen en beheersen van SPSS bewerkingen en analyses en het interpreteren van vragenlijstgegevens op basis van een bestaand databestand. Literatuur · Reader met vragenlijsten en opdrachten. · Buijs, A. (2008). Statistiek om mee te werken. Groningen/ Houten: WoltersNoordhoff. ISBN 978-90-01-71014-9. · Huizingh, E. (2014). Inleiding SPSS 22.0 voor IBM SPSS Statistics. SDU Uitgevers bv, Den Haag. · Verschuren, P.J.M. & Doorewaard, J.A.C.M. (2007). Het ontwerpen van een onderzoek. Uitgeverij LEMMA, Boom Lemma uitgevers. · Bryman, A. (2016). Social Research Methods, 5th edition.Oxford, University press. Toetsing Individueel onderzoeksverslag mbv SPSS, weging 100% Relatie met MBW onderzoek Er wordt gebruik gemaakt van datasets uit de militaire praktijk. 97 10.20 MTO 4: Research Design* Leids niveau: 300 Credits: 3 EC Afkorting: MTO 4 Coördinator: Dr. F. J. Kramer MTO Cursusdoelen in relatie tot eindtermen Eindterm nummer: De student: 1. kan een doel- en vraagstelling voor onderzoek formuleren. 2.1, 3.3, 4.1, 4.2, 4.3 2.1, 3.3, 4.1, 4.2, 4.3 2. is in staat om een conceptueel ontwerp voor onderzoek op te stellen dat is toegesneden op het/de betreffende onderzoeksproject/probleemomschrijving. 3. is in staat om een technisch ontwerp van onderzoek te maken dat is toegesneden op het/de betreffende onderzoeksproject/probleemomschrijving. De nadruk hierbinnen ligt op het juist onderscheiden en toepassen van vier onderzoeksstrategieën: Casestudy, des research, survey en experiment. 4. heeft kennis van de kwaliteitscriteria van onderzoek (betrouwbaarheid, validiteit, generaliseerbaarheid) en kan ze beargumenteren. 5. kan een beargumenteerde keuze maken uit verschillende dataverwerking en analysemethoden en kan dit in het vervolgonderzoek toepassen. 6. kan helder en bondig communiceren (schriftelijk en mondeling) over de bereikte resultaten (communiceren). 1.7, 2.2 2.3, 2.4, 2.5 2.3, 2.4, 2.5 5.1, 5.3, 5.4 Portfolio CVN/CVE Ja § § Dit vak levert een actieve bijdrage aan het portfolio CVN Dit vak levert een actieve bijdrage aan het portfolio CVE Nee X X Korte cursusomschrijving Om goed onderzoek te kunnen doen is kennis van MTO nodig. In de cursussen MTO 1 tot en met MTO 3 is door de student al kennis verzameld over de doel- en vraagstelling van een onderzoek, en de kwantitatieve en kwalitatieve analyse. In het MTO4 wordt aanvullende kennis aangereikt door aandacht te besteden aan een drietal aspecten. In de eerste plaats het conceptueel ontwerp van een onderzoek. Hierin wordt aandacht besteed aan onder andere het projectkader, de doelstelling en het onderzoeksmodel. Het tweede aspect waaraan aandacht wordt besteed is het onderzoekstechnisch ontwerp. De nadruk hierbinnen ligt op de strategieën die beschikbaar zijn om een onderzoek uit te voeren. De vier onderzoeksstrategieën die aan de orde komen zijn: Case study, desk research, survey en het experiment. Het derde MTO aspect waar aandacht aan wordt besteed is het ontwikkelen van een theoretisch kader. Ondersteund door verschillende hoor- en werkcolleges ontwikkelt ieder syndicaat een relevant theoretisch kader dat is toegesneden op het betreffende onderzoeksproject. Kortom: De student gaat een onderzoeksplan /-ontwerp en theoretisch kader schrijven waarbij het onderzoeksonderwerp wordt opgedragen. 98 Werkvormen § Colleges, zelfstudie en syndicaatsopdrachten Literatuur § Yin, R.K. (2008). Case Study Research: design and methods. Sage: Thousand Oaks § Bryman, A. (2012). Social research methods. New York: Oxford University press. Toetsing § Één cijfer (voldoende/onvoldoende) voor het onderzoeksplan en het theoretisch kader. Relatie met MBW onderzoek De betrokken docenten zijn zelf onderzoekers en brengen hun capaciteiten en onderwerpen in. * Deze cursus wordt gecombineerd met het integratieproject, 10.21 IP. 99 10.21 Integratie Project MTO Leids niveau: 300 Credits: 3 EC Afkorting: IP Coördinator: Kap K. Smetsers • PSDEO • OMI • DSP Cursusdoelen in relatie tot eindtermen Eindterm nummer: De student: 1. kan aangeven op welke wijze waarheidsvinding, theorievorming en modelvorming plaatsvinden in de relevante vakgebieden en kan dit zelf toepassen (analyseren). 2.1, 2.2, 2.3, 2.4, 2.5, 3.3, 3.5, 4.1, 4.2, 4.3 2. kan bestaande modellen op een concreet bedrijfsprobleem binnen Defensie toepassen en kan uit concrete situaties verbanden leggen met abstracte theorieën (conceptualiseren). 2.1, 2.2, 2.3, 2.4, 2.5, 3.3, 3.5, 4.1, 4.2, 4.3 3. kan het eigen wetenschappelijk onderzoek beoordelen door kennis van validiteit- en betrouwbaarheidscriteria toe te passen. 2.1, 2.2, 2.3, 2.4, 2.5, 4.1, 4.2, 4.3 4. kan verschillende soorten onderzoeksdesigns onderscheiden en toepassen. 5. kan bij een onderzoek een relevante strategie, dataverzameling, en data analyse methode kiezen en vervolgens toepassen ten behoeve van de beantwoording van onderzoeksvragen (onderzoeken); 6. kan reflecteren op de resultaten en het proces van het onderzoek. 7. kan helder en bondig communiceren (schriftelijk en mondeling) over de bereikte resultaten (communiceren). 2.2 2.2, 4.1, 4.2, 4.3 6.1, 6.2, 6.3 5.1, 5.2, 5.3, 5.4 Portfolio CVN/CVE Ja § § Dit vak levert een actieve bijdrage aan het portfolio CVN Dit vak levert een actieve bijdrage aan het portfolio CVE Nee X X Korte cursusomschrijving De cursus bestaat uit een project dat gericht is op een onderzoek bij een bedrijfsonderdeel van Defensie. Hierbij wordt een concreet militair bedrijfswetenschappelijk probleem geanalyseerd. Hiervan wordt vervolgens een diagnose gesteld en worden voorstellen tot oplossing van de gestelde problemen gedaan. De analyse van de gestelde problematiek worden gevoed met theorie en conceptuele redeneringen. Hierbij moet gebruik worden gemaakt van de stof die tot dusver in de MBW-studie is behandeld. De bedoeling is dat u de stof van verschillende, reeds behandelde, vakken met elkaar in verband brengt om een geïntegreerde toepassing op het gestelde probleem mogelijk te maken; vandaar de benaming “integratieproject”. De gestelde problemen kunnen betrekking hebben op alle functionele deelgebieden van de militaire bedrijfswetenschappen (logistiek, management en organisatie, HRM, informatiemanagement, etc.). Het doel van dit project is 100 om de cursisten de juiste bagage aan te bieden voor hun afstudeerscriptie. Werkvormen § Hoorcollege: Ter introductie op de cursus wordt een hoorcollege gegeven; § groepsopdracht: In kleine groepen (max. 4 personen) wordt aan de opdracht gewerkt onder begeleiding van een medewerker van de FMW en de probleemeigenaar bij een bedrijfsonderdeel van Defensie; § Eventueel werkbezoeken om kennis te maken met het onderzoeksveld Literatuur § Alle literatuur uit de reeds behandelde MTO cursussen. § de verder te gebruiken literatuur is afhankelijk van het vastgestelde onderzoeksonderwerp en wordt per syndicaat in overleg met de begeleidende docent vastgelegd.In het programmaboek worden per onderzoeksonderwerp enkele literatuursuggesties gedaan. Toetsing § Het schrijven en verdedigen van een onderzoeksrapport (zie programmaboek voor beoordelingscriteria). § 50% van de eindscore wordt bepaald door de groepsbegeleider vanuit de FMW en de andere 50% door de voorzitter van de verdediging. Relatie met MBW onderzoek De betrokken docenten zijn zelf onderzoekers en brengen hun capaciteiten en onderwerpen in. 101 Hoofdstuk 11. Uit welke cursussen bestaat de werkveld-specifieke stroom Operationele Logistiek en Defensie-Economie (OLDE)? LEES WIJZER Voor studenten die de werkveld-specifieke stroom OLDE kiezen, bevat dit hoofdstuk een beschrijving van de hiertoe behorende cursussen. 102 103 11.1 Defensie Logistiek & Supply Chain Management Leids niveau: 300 Credits: 5 EC Afkorting: DLSM Coördinator: Ir. N. Faber OLDE Cursusdoelen in relatie tot eindtermen De cursist is na de cursus in staat om: 1. de betekenis en strekking van de begrippen supply chain en supply chain management uit te leggen. 2. de relatie tussen bedrijfsstrategie en supply chain strategie uit te leggen en te verklaren. 3. de belangrijkste drivers van supply chain performance te benoemen en uit te leggen. 4. de uitdagingen in het ontwerpen van een supply chain netwerk te benoemen en toe te lichten, en eenvoudige beslissingsondersteunende modellen toe te passen. 5. de uitdagingen in het plannen van een goede afstemming tussen de vraag (demand) naar goederen en de aanvoer (supply) van goederen in een supply chain te benoemen, toe te lichten en voor een concrete situatie te beoordelen. 6. de voor- en nadelen van verschillende vormen van samenwerking in de supply chain uit te leggen en in een concrete situatie te kunnen beoordelen. 7. de rol van voorraden in de supply chain uit te leggen en in een concrete situatie te beoordelen. 8. met behulp van de formules voor de Economic Order Quantity en de Veiligheidsvoorraad de voorraadhoogtes in de supply chain te bepalen. 9. de rol van transport in de supply chain uit te leggen. 10. uit te leggen hoe voorraden en transport elkaar beïnvloeden en een keuze hierin te maken in een concrete situatie. 11. de rol van IT in supply chain management uit te leggen en te verklaren. 12. de keuzes in supply chain strategie, supply chain inrichting en supply chain aansturing in een concrete (eenvoudige) situatie te beoordelen. 13. gefundeerde verbeteringen aan te dragen in een concrete situatie met betrekking tot supply chain management. Eindterm nummer: 1.2. 1.3, 1.4, 1.7, 3.2, 3.4 1.2, 1.3, 1.4, 1.7, 3.2, 3.3, 3.4, 4.1, 4.2, 4.3 1.2, 1.3, 1.4, 1.7, 3.2, 3.3, 3.4, 1.2, 1.3, 1.4, 1.7, 3.3, 4.1 3.2, 3.3, 3.4, 4.1, 4.2, 4.3 3.2, 3.3, 3.4, 4.1, 4.2, 4.3 3.2, 3.3, 3.4, 4.1, 4.2, 4.3 4.1, 4.2, 4.3 1.2, 1.3, 1.4, 1.7 3.2, 3.3, 3.4, 4.1, 4.2, 4.3 3.2, 4.1 3.2, 3.3, 3.4, 4.1, 4.2, 4.3 3.2, 3.3, 3.4, 4.1, 4.2, 4.3 Portfolio CVN/CVE Ja § § Dit vak levert een actieve bijdrage aan het portfolio CVN Dit vak levert een actieve bijdrage aan het portfolio CVE Nee X X 104 Korte cursusomschrijving Individuele ondernemingen zijn steeds minder in staat om aan de veranderende wensen van afnemers te voldoen. Samenwerking stroomafwaarts en stroomopwaarts in de logistieke keten is dan ook een logische stap. Ketensamenwerking staat vooral bekend onder de naam Supply Chain Management. Supply Chain Management (SCM) is een concept waarbij door middel van het verbeteren van (logistieke) processen en samenwerking met leveranciers en afnemers effectiever en efficiënter op de snel veranderende wensen van de klant kan worden gereageerd. SCM richt zich op afstemming van interne processen, zoals inkoop, logistiek en marketing, en externe processen, zoals externe samenwerking en coördinatie van leveranciers, distributeurs en klanten. Succesvol SCM veronderstelt dus een sterke ‘customer focus’, het is belangrijk dat de wensen van klanten adequaat worden geïnterpreteerd (market sensing) en vertaald in commercieel en logistiek passende oplossingen (fulfillment). De cursus DLSM biedt een brede oriëntatie op het vakgebied. Naast de theoretische kennis die de student verwerft, wordt ook de toepassingsgerichtheid van de cursus vormgegeven door het ‘spelen’ van een supply chain management game. De cursus wordt afgesloten met een schriftelijk tentamen. Werkvormen Hoorcollege; zelfstudie; game. Literatuur Chopra, S. en Meindl, P. (2013), Supply Chain Management: Strategy, Planning and Operation, fifth edition, Pearson, England. Toetsing § Tentamen met open vragen § Game (voldoende/onvoldoende) Relatie met MBW onderzoek Binnen de NLDA wordt relevant onderzoek uitgevoerd op meerdere terreinen van defensielogistiek (zie KOP). De resultaten van dit onderzoeken worden verwerkt in de colleges bij deze module. 105 11.2 Defensie Management, Accounting & Control Leids niveau: 300 Credits: 5 EC Afkorting: DMAC Coördinator: Drs. J.J.D. Heeren-Bogers OLDE Cursusdoelen in relatie tot eindtermen Eindterm nummer: De cursist is na de cursus in staat om: 1. de relaties tussen de operationele processen en management accounting & control systemen (in het bijzonder kostentoerekening, planning & control, beslissingen en strategische management accounting) in relatie tot defensie te beschrijven, te verklaren en hierover te discussiëren met vakgenoten. 2. problemen met betrekking tot de inrichting van management accounting & control systemen (in het bijzonder kostentoerekening, planning & control, beslissingen en strategische management accounting) in relatie tot defensie te analyseren, te interpreteren en te beoordelen. 3. de output van management accounting & control systemen (in het bijzonder kostentoerekening, planning & control, beslissingen en strategische management accounting) in relatie tot defensie te analyseren, te interpreteren, te beoordelen en te gebruiken voor besluitvorming en beheersing binnen de organisatie. 4. de leiding van de defensie organisatie naar aanleiding van de output van de management accounting & control systemen (in het bijzonder kostentoerekening, planning & control, beslissingen en strategische management accounting) te adviseren. 5. onderzoeksresultaten op gestructureerde en heldere wijze te presenteren in de Engelse taal. 1.1, 1.2, 1.3, 1.4, 1.7, 3.1, 3.3, 3.4 1.1, 1.2, 1.3, 1.4, 1.7, 4.1, 4.2, 6.2 1.1, 1.2, 1.3, 1.4, 1.7, 3.1, 3.3, 3.4, 4.1, 4.2 1.1, 1.2, 1.3, 1.4, 1.7, 5.2 4.4, 4.5, 5.1, 5.2, 5.3, 5.4, 6.2, 6.3 4.4, 4.5, 5.1, 5.2, 5.3, 5.4, 6. op gestructureerde en heldere wijze te reflecteren op onderzoeksresultaten. 7. professioneel en doelgericht samen te werken. 5.1 Portfolio CVN/CVE Ja § § Dit vak levert een actieve bijdrage aan het portfolio CVN Dit vak levert een actieve bijdrage aan het portfolio CVE Nee X X Korte cursusomschrijving Het vak Defence Management Accounting & Control beoogt een verbreding en een verdieping te geven aan ‘het wetenschapsgebied kosten’ uit het vak Accounting Control & Economics. Na de publicatie van het boek Relevance Lost, the rise and fall of management accounting van Johnson en Kaplan in 1987, is zowel vanuit de wetenschap en de 106 praktijk steeds meer kritiek ontstaan over de effectiviteit van management accounting systemen om moderne organisaties te beheersen. Om de effectiviteit te verhogen, stellen sommige auteurs een verdieping van het conventionele instrumentarium van ‘management accounting’ voor. Bijvoorbeeld, door het introduceren van ‘activity based costing’ systemen. Andere auteurs stellen voor om traditionele management accounting systemen te verbreden met informatie vanuit andere perspectieven. Bijvoorbeeld, door het introduceren van een ‘balanced scorecard’. Weer andere auteurs pleiten er zelfs voor om de beheersing van moderne organisaties niet meer door management accounting informatie te laten plaatsvinden. Veel (inleidende) leerboeken op het gebied van management accounting besteden relatief veel aandacht aan het traditionele management accounting instrumentarium, hier en daar aangevuld met meer recente technieken. Er is echter weinig aandacht voor het ‘waarom’ van deze technieken, of voor de problemen die het toepassen van ‘traditionele’ en meer ‘moderne’ management accounting technieken in organisaties kunnen oproepen. Het vak is zo opgezet dat, na het inleidend college, steeds op de volgende wijze aandacht wordt besteed een ‘specifiek onderwerp’ van management accounting. Allereerst wordt in deel 1 van het hoorcollege op basis van het boek Management accounting for decision makers van Atrill en McLaney ingegaan op het traditionele instrumentarium voor het ‘specifieke onderwerp’ binnen management accounting (theorie en opgaven). Vervolgens wordt in deel 2 van het hoorcollege ingegaan op de problemen die kunnen ontstaan door de toepassing van het traditionele instrumentarium binnen de defensie organisatie. In de werkcolleges worden opdrachten uitgewerkt die aansluiten bij het traditionele management accounting instrumentarium. Tenslotte worden in de artikelpresentatiecolleges ‘moderne’ instrumenten en ontwikkelingen binnen management accounting naar voren gebracht om gerezen problemen op te lossen. Dat dergelijke ‘moderne’ instrumenten en ontwikkelingen weer tot ‘nieuwe’ problemen in defensieorganisaties wordt eveneens aan de orde gesteld. De ‘moderne’ instrumenten en ontwikkelingen worden besproken op basis van een presentatie van een groep van cursisten. In de Engelstalige presentatie bespreekt de groep een recent Engelstalig artikel uit een ‘toptijdschrift’ op het vakgebied van de management accounting. Aansluitend op de presentatie wordt door een andere groep van cursisten feedback op de onderdelen van de presentatie gegeven. Een en ander wordt afgesloten met een discussie. Werkvormen Gecombineerde hoor- en werkcolleges. Literatuur § Atrill, P., & McLaney, E. (2015). Management accounting for decision makers. Pearson Education. § Reader “Management Accounting” (via Moodle). Toetsing § Schriftelijk tentamen (weging 60%) § Presentaties (weging 30%), tevens beoordeling CVE (O/V) § Reflectie (weging 10%) Relatie met MBW onderzoek Het onderwijs is gebaseerd op onderzoek binnen de Strategic Research Orientation Managing Military Organizations. 107 11.3 Defensie Systemen & Asset Management Leids niveau: 300 Credits: 5 EC Afkorting: DSAM Coördinator: Ir. J. Ph. C. Wubben Cursusdoelen in relatie tot eindtermen De student: 1. kan de logistieke ondersteuning van een militair technisch systeem analyseren en inrichten, zodat deze gedurende de gehele levensduur een maximale systeemeffectiviteit gerealiseerd wordt tegen (minimale) levensduurkosten. 2. kan in eigen woorden de levensduurkosten in het algemeen beschrijven en aangeven uit welke “costdrivers” deze kosten zijn opgebouwd. 3. kan onderscheid maken tussen de technische levensduur en de economische gebruiksduur van een systeem. 4. kan de kosten-effectiviteit (standaard kosten-baten analyse) van een technisch militair systeem bepalen, 5. kan life cycle management inrichten en begrijpt daarbij de relatie tussen beschikbaarheid van materieel en de toegevoegde waarde van alle schakels in de lifecycleketen. 6. heeft inzicht hebben in zowel de technische als de economische levensduur, de bestuurbare factoren en het object van sturing. 7. kan de informatievoorziening inrichten om zo efficiënt en effectief mogelijk te kunnen sturen. 8. kan de draagwijdte van zijn beslissingen traceren en de financiële consequenties ervan kwantificeren. 9. kan de structuureigenschappen van materialen beschrijven en aangeven welke beïnvloedingsfactoren gevolgen hebben op de kwaliteit en duurzaamheid van het technisch systeem. 10. kan de consequenties aangeven van aangebrachte modificaties, in samenhang met kennis van het gebruiksprofiel, faalgedrag, de materiaalkunde en sterkteleer. 11. kan op hoofdlijnen aan geven welke oorzaken ten grondslag kunnen liggen aan schade en welke tegenmaatregelen genomen kunnen worden. 12. kan de gevolgen van een mechanische belasting op kwantitatieve wijze in eigen woorden beschrijven (vervorming, breuk of scheurvorming). 13. kan consequenties zien van de vertaling van een functioneel ontwerp in een technisch ontwerp. 14. kan doelgericht gegevens verzamelen, analyseren en een oplossing voor een technisch probleem te rapporteren te presenteren. 15. kan als officier een gesprekspartner zijn voor de medewerkers aan wie hij leiding geeft, voor collega’s binnen de materieel-organisatie van Defensie en voor externe partijen zoals operationele eenheden, 108 Eindterm nummer: 1.1, 1.4, 1.6, 1.8 1.4 1.3, 1.4 3.4, 3.6 3.4, 3.6 1.3, 1.7 1.7 3.4, 4.3, 4.6, 5.1, 5.4 1.1, 1.4, 1.8, 3.5 3.2, 3.6 2.1, 2.3, 2.4, 3.3 3.3 3.3, 3.4 3.5 2.4, 3.1, 3.2, 3.4 OLDE leveranciers en uitbestedingspartners. 16. kan als officier de draagwijdte van zijn beslissingen traceren en de financiële en operationele consequenties ervan te kwantificeren. 17. kan als officier zijn ondergeschikten motiveren door het waarom achter zijn beslissingen duidelijk te maken. Hij moet hiervoor conceptueel kunnen denken. 5.2, 5.4 5.1 Portfolio CVN/CVE Ja § § Dit vak levert een actieve bijdrage aan het portfolio CVN Dit vak levert een actieve bijdrage aan het portfolio CVE Nee X X Korte cursusomschrijving De cursus richt zich vooral op het beheer van technisch complexe assets zoals deze binnen de defensie-organisatie in ruime mate in gebruik zijn. De cursus beoogt het gehele spectrum te belichten, dat wil zeggen van functioneel ontwerp via technisch ontwerp naar productie, exploitatie, onderhoud en (verantwoorde) afstoting. De volgende onderwerpen worden nader belicht : § Life cycle management (LCM). LCM is het beheer van installatie/objecten over de gehele levensduur, gericht op een kosteneffectieve en doelmatige exploitatie ervan. Hierbij speelt de relatie tussen de levensduurkosten en de prestatie van de installaties een centrale rol. De basis bestaat uit een model die wordt gevormd door twee factoren, die van de beschikbaarheid en die de kosten van een installatie bepalen. Van belang voor organisatie is de (operationele) beschikbaarheid van de installatie. De aandacht voor de bedrijfsvoering bij Defensie is niet alleen erop gericht op effectiviteit, maar naar een combinatie van effectiviteit en efficiency. § Integrated logistics support (ILS). De student kan de logistieke ondersteuning van een militair technisch systeem analyseren en inrichten, zodat deze gedurende de gehele levensduur gerealiseerd wordt tegen (minimale) kosten. Aandachtsgebieden van ILS zijn bedrijfszekerheid en onderhoudbaarheid, onderhoudsplanning, voorraadplanning reservedelen, ondersteunings-, meeten testapparatuur, personeelsplanning, opleiding en opleidingsmiddelen, technische documentatie, verpakking, behandeling, opslag en transport, faciliteiten en infrastructuur en informatiemanagement en informatiesystemen. Deze gebieden hangen met elkaar samen en om een maximale kosteneffectiviteit te realiseren moeten zij dan ook integraal op elkaar worden afgestemd. Integrated Logistic Support Management (ILS) is een van de elementen van Integraal Wapen Systeem Management (IWSM). § Integrated Proces Cycle is een concept waarin alle aspecten van een ontwerpproces van een technischsysteem zijn beschreven. Als de IPC stappen in omgekeerde richting worden doorlopen dan wordt het exploitatieproces weergegeven. § Product Data Management. Fundamenteel voor PDM is de positie die ingenomen wordt tussen LCM en ILS. PDM regelt het informatieverkeer tussen LCM en ILS en neemt als zodanig een cruciale plaats in. § Life Cycle Costing (LCC). Fundamenteel voor LCC is het begrip systeemlevensduur. Systemen zijn steeds complexer geworden door technologische innovaties. Niet alleen zijn de kosten die gepaard gaan met de aanschaf van een systeem significant toegenomen, maar ook de kosten van gebruik en instandhouding van deze complexe systemen zijn aanzienlijk gestegen. Duidelijk is dat veel kostengenererende factoren sterk worden beïnvloed door beslissingen die genomen zijn in de ontwerpfase. De kosten van een systeem dienen dus te worden beschouwd vanuit het standpunt van de totale levensduur. De levensduur van een systeem vangt aan bij de initiële vastlegging van een behoefte van een afnemer, via systeemplanning, onderzoek, gebruikerseisen, functioneel ontwerp, productie, evaluatie, 109 § § operationeel gebruik, logistieke ondersteuning en afstoting van het wapensysteem. Engineering. Voor Defensie is de operationele inzetbaarheid van technische systemen van groot belang. De (systeem)logistieke officier is hier een belangrijke speler in. DSAM behandelt werktuigbouwkundige aspecten van technische systemen. Hierbij speelt de technische uitvoering in relatie tot prestaties, inzetbaarheid en onderhoudbaarheid. Informatie over materiaalkunde begint met metaalkunde en is gericht op het verwerven van kennis van metalen als constructie materiaal en het maken van een verantwoorde materiaalkeuze bij het ontwerp en modificaties . Het deel werktuigbouwkunde behandeld op kwantitatieve wijze constructies op sterkte en vervorming. Vervolgens worden enkele belangrijke machineonderdelen op kwantitatieve wijze behandeld. Deze gebieden hangen nauw met elkaar samen om een maximale effectiviteit en efficiëntie van technische systemen te kunnen realiseren. Als afsluitend onderdeel wordt een casestudie gedaan naar het ontwerp van een militaire technische systeem, welke momenteel nog net in gebruik is. Voorbeeld is een militaire hoovercraft. Werkvormen § hoorcollege § werkcollege § praktijkopdracht OTCLOG (optioneel) § casuïstiek § bedrijfsbezoeken/excursies (optioneel) § schrijven wetenschappelijk artikel (4 pag. A4) Literatuur § Reader gebaseerd op: o J.V. Jones Integrated Logistic Support o J. Stavenuiter, Cost Effective Management Control of Capital Assets; An integrated life cycle management approach, proefschrift, juni 2002 o B. Blanchard, Logistics Engineering and Management Prentice Hall, New Jersey § Marine handboek ILS (integrated logistics support) 2007 o FELSALDO Publicatie TNO § B.M. Korevaar, Metaalkunde Deel 1+2. § Reader “DSAM engineering/Toegepaste statica en dynamica van militaire systemen”. § Muhs, cs. Roloff / Matek Machineonderdelen. (Twee hoofdstukken). Toetsing § Twee schriftelijk tentamens. Weging: o Engineering: 50 % (3 uur, open boek). o AMC: 20 % (2 uur, deels open boek en computergebruik toegestaan). § Casestudie. Weging: o Rapport inclusief wetenschappelijk artikelweging: 30% Relatie met MBW onderzoek Binnen de NLDA wordt binnen MBW en MS&T relevant wetenschappelijk onderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek vindt plaats met TNO, DMO, RUG en het OTCLOG. De resultaten van dit onderzoek worden verwerkt in het studiemateriaal en de cases bij deze cursus DSAM. De student zal beginvaardigheden aantonen met het schrijven van een eerste wetenschappelijk artikel. 110 111 11.4 Defensie Accounting, Informatie en Systemen Leids niveau: 300 Credits 5 EC Afkorting DAIS Coördinator: Kol Dr. R.M.M. Bertrand RA RC RO OLDE Cursusdoelen in relatie tot eindtermen De cursist is na de cursus in staat om: 1. De relaties tussen de operationele processen van de organisatie, de administratieve organisatie en management informatiesystemen (intern) en de omgeving (extern) te beschrijven, te interpreteren en daarover te discussiëren met vakgenoten. 2. Risicomanagement en het beheersen van risico’s in een organisatie te beschrijven, analyseren en beoordelen. 3. de inrichting van de gegevensverwerkende processen die leiden tot de benodigde informatie voor het besturen en beheersen van een organisatie te beschrijven, te analyseren en te verklaren. 4. een systeem van internal controls, zowel in theorie als praktisch in cases, te beschrijven, analyseren en beoordelen. Eindterm nummer: 1.1, 1.2, 1.3, 1.4, 1.7, 1.9, 3.2, 3.3, 3.4, 3.5 1.1, 1.2, 1.3, 1.4, 1.7, 1.9, 3.2, 3.3, 3.4, 3.5, 4.1, 4.2, 4.3, 5.1, 5.2, 5.3, 5.4 1.1, 1.2, 1.3, 1.4, 1.7, 1.9, 3.2, 3.3, 3.4, 3.5 1.1, 1.2, 1.3, 1.4, 1.7, 1.9, 5.1, 5.2, 5.3, 5.4, 6.3 Portfolio CVN/CVE Ja § § Dit vak levert een actieve bijdrage aan het portfolio CVN Dit vak levert een actieve bijdrage aan het portfolio CVE Nee X X Korte cursusomschrijving In deze cursus worden de algemene kenmerken van bestuurlijke informatieverzorging en de daarvoor vereiste administratieve organisatie behandeld. Centraal staat dat de beoordeling en de opzet van de administratieve organisatie moet zijn afgestemd op de verschillende soorten processen en organisatietypen (typologiemodel). In de cursus wordt aandacht besteed aan het leggen van de relatie tussen de omgeving, de organisatie en de inrichting van de administratieve organisatie. Voorts wordt aandacht besteed aan het inrichten, analyseren en beoordelen van gegevensverwerkende processen ten behoeve van het genereren van informatie voor verschillende doeleinden. De student leert – op basisniveau – de analyse van besturing- en beheersingsproblemen in een organisatie en het vervolgens beschrijven van processen en bijbehorende interne beheersingsmaatregelen. Werkvormen De cursus wordt ingevuld met hoor- en werkcolleges. Wekelijks vindt een hoor- en een werkcollege plaats over de desbetreffende hoofdstukken van de studieboeken. Daar waar het hoorcollege vooral de theorie behandelt, gaat het werkcollege in op de militaire relevantie en praktische toepassing van de theorie bij het betreffende 112 onderwerp aan de hand van een casebeschrijving. Bij ieder werkcollege hoort een groepsopdracht, die van te voren moet worden uitgewerkt en in het college bij toerbeurt wordt gepresenteerd. Literatuur § Jans, E.O.J., A.C.J. Bast en R. Nijland. 2016. Grondslagen AO: Deel A Algemene beginselen, 22e druk, Groningen/Houten: Noordhoff. § Jans, E.O.J., A.C.J. Bast en R. Nijland. 2016. Grondslagen AO: Deel B Processen en systemen, 22e druk, Groningen/Houten: Noordhoff. § Diverse uitreikstukken (MOODLE). Toetsing § Actieve deelname aan en voorbereiding van werkcolleges (voldoende beoordeling van minimaal 4 ingeleverde groepscases en presentatie daarvan is voorwaarde voor deelname aan tentamen) § Schriftelijk tentamen (weging: 100%) o Deels korte open vragen o Deels vragen aan de hand van casebeschrijving Relatie met MBW onderzoek Het onderwijs is gebaseerd op onderzoek binnen de Strategic Research Orientation Managing Military Organizations. 113 Hoofdstuk 12. Uit welke cursussen bestaat de werkveld-specifieke stroom Leiderschap in Crisisomstandigheden (LCO)? LEES WIJZER Voor studenten die de werkveldspecifieke stroom LCO kiezen, bevat dit hoofdstuk een beschrijving van de hiertoe behorende cursussen. 114 115 12.1 Psychosociale Dynamiek v.e. Geweldsorganisatie 2 Leids niveau: 300 Credits: 5 EC Afkorting: PSGEO 2 Coördinator: Prof. Dr. D.E.M. Verweij Cursusdoelen in relatie tot eindtermen Eindterm nummer: De student: 1. kan de belangrijkste inzichten uit de in de cursus aangereikte literatuur met betrekking tot de cultuur en de psychosociale context van een geweldsorganisatie en de gewilde en ongewilde effecten daarvan weergeven. 1.1, 1.2, 1.8, 3.1, 3.3, 3.4, 4.1, 4.2, 4.3, 4.4, 4.5, 4.6, 4.7 3.1, 3.2, 3.3, 3.4, 4.1, 4.2, 4.3, 4.4, 4.5, 4.6, 4.7, 5.1, 5.2, 5.3, 5.4 3.1, 3.3, 3.4, 4.1, 4.2, 4.3, 4.4, 4.5, 4.6, 4.7, 5.2, 5.3, 5.4, 6.2, 6.3, 6.4 3.1, 3.3, 4.1, 4.2, 4.3, 4.4, 4.5, 4.6, 4.7, 6.1, 6.2, 6.3, 6.4 2. kan reflecteren op en discussiëren over de kennis en inzichten genoemd bij bovenstaande doelstelling en ten aanzien hiervan een eigen standpunt formuleren, zowel mondeling als schriftelijk. 3. kan aangeven wat de relevantie is van de kennis genoemd bij bovenstaande doelstelling voor de huidige militaire praktijk. 4. kan analyseren hoe geweld zich kan manifesteren in verschillende situaties en op verschillende niveaus, zowel binnen als buiten de militaire praktijk. Portfolio CVN/CVE Ja § § Dit vak levert een actieve bijdrage aan het portfolio CVN Dit vak levert een actieve bijdrage aan het portfolio CVE Nee X X Korte cursusomschrijving In de cursus PSGEO 2 gaat het om het ontwikkelen en stimuleren van kennis van en inzicht in de cultuur en in de psychosociale context van een geweldsorganisatie en de gewilde en ongewilde effecten daarvan. Deze kennis en dit inzicht worden ontwikkeld en gestimuleerd op basis van relevante filosofische, psychologische, sociaalpsychologische en psychoanalytische literatuur. Daarbij staat het boek Soldaten (Neitzel en Welzer, 2012) centraal. Dit boek betreft verslagen van afgeluisterde gesprekken tussen soldaten onderling en krijgsgevangenen onderling uit diverse landen en uit verschillende krijgsmachtdelen. Meerdere hoofdstukken en dus thema’s uit het genoemde boek worden nader uitgewerkt en verdiept met behulp van relevante wetenschappelijke literatuur van o.a. Fromm, Grossman, Hinton Laban, Lifton, Nussbaum en Foucault. De bijeenkomsten en dus de te bestuderen literatuur is geplaatst onder vier overkoepelende thema’s: 1) Banaliteit van het kwaad, 2) Militaire vorming: hardheid versus empathisch vermogen, 3) Veteranen en ‘moral injury’, 4) Disciplinering van het lichaam. In de hoorcolleges wordt het overkoepelende thema geïntroduceerd en in de betreffende wetenschappelijke context geplaatst. In de werkcolleges wordt vervolgens de verbinding gelegd met hoofdstukken (thema’s) uit het boek Soldaten en de huidige 116 LCO militaire praktijk. Werkvormen De cursus bestaat uit zowel hoorcolleges als werkcolleges. In de hoorcolleges wordt het overkoepelende thema geïntroduceerd en in de betreffende wetenschappelijke context geplaatst. De werkcolleges worden verzorgd door syndicaten n.a.v. een door de docent verstrekte vraag. In het door het syndicaat uitgewerkte antwoord op die vraag wordt de verbinding gelegd tussen specifieke hoofdstukken uit het boek Soldaten en de wetenschappelijke literatuur behorende bij het overkoepelende thema van de betreffende periode. Literatuur Capita Selecta uit het boek: Neitzel, S. & Welzer, H. (2012) Soldaten. Over vechten, doden en sterven. Amsterdam: Ambo. Een reader met capita selecta bestaande uit diverse artikelen en boekhoofdstukken. Toetsing Schriftelijk tentamen 75% Opdracht 25% Relatie met MBW onderzoek De cursus sluit aan bij de SRO ‘The Human(e) Factor in present-day militay practices’ 117 12.2 Human Resource Management 2 Leids niveau: 300 Credits: 5 EC Afkorting: HRM 2 Coördinator: Dr. T.P. op den Buijs LCO Cursusdoelen in relatie tot eindtermen Eindterm nummer: 1.1, 1.2, 1.8 De student moet: 1. de aard en omvang van de gezondheidsproblematiek in verband met werkbelasting, in het bijzonder het werk bij defensie (ook in operationele situaties) kunnen aangeven. 2. de belangrijkste definities, concepten, theorieën en onderzoeksbevindingen op het terrein van belasting, stress en het functioneren in een militaire context kunnen aangeven. 3. stressmodellen met stressdimensies als input en het functioneren als output kunnen beschrijven en uitleggen, met bijzondere aandacht voor het SAM model in operationele omstandigheden. 4. individuele factoren (o.a. persoonlijkheid, coping, hardiness) en eenheid en organisatorische factoren (o.a. buddyrelaties, leiderschap, sociale steun (ook van thuisfront), group efficacy, etc), verschillen daarin, hun onderlinge relaties en hun invloed op het functioneren kunnen benoemen. 5. mentale en fysieke (psychosomatische) effecten van stress en gezondheidsproblematiek kunnen beschrijven (o.a. acute stress, gevechtsstress en PTSS in en na operationele omstandigheden). 6. de invloed en het belang van slaapmanagement bij uitzendingen kunnen beschrijven (met TNO). 7. de invloed van militaire stress op de omgeving, o.a. militaire families (en andersom), kunnen beschrijven. 8. De specifieke problematiek van stress bij veteranen kunnen beschrijven (o.a. drankmisbruik, re-integratie etc.). 9. professionele zorg: methoden en tools voor leidinggevenden kunnen beschrijven en toepassen om (werk)stress, gevechtsstress en PTSS te voorkomen (preventie) en om werkgerelateerde gezondheidsproblematiek te voorkomen (interventie) kunnen beschrijven (o.a. ‘’afstoomgesprek’’, nazorg en behandeling in samenwerking met MGGZ). 1.1, 1.3, 1.8 1.1, 1.3, 1.8 1.8, 3.3, 4.1, 4.3 1.8, 3.3, 4.1, 4.3 1.8 1.8 1.8 1.8, 2.1, 3.5, 4.1, 4.3, 5.3, 6.1, 6.2, 6.3 Portfolio CVN/CVE Ja § § Dit vak levert een actieve bijdrage aan het portfolio CVN Dit vak levert een actieve bijdrage aan het portfolio CVE Nee X X Korte cursusomschrijving De cursus Personele en Operationele Belasting richt zich op de effecten van (werk)belasting en ongunstige situaties, in vredessituaties maar vooral in operationele omstandigheden, op het functioneren (welzijn, gezondheid en stress) 118 van militair personeel. Er wordt een overzicht gegeven van de verschillende belasting- en stresstheorieën. De relatie tussen (werk)belasting en stressdimensies in uitzendgebieden en het ontstaan van stressreacties (oa. gevechtsstress en PTSS) worden behandeld aan de hand van het Michigan stressmodel en het Soldiers Adaptation Model (SAM). De verschillende factoren die de samenhang tussen de werkomgeving en het functioneren, zoals persoonlijkheid, unit kenmerken, leiderschap, organisatiekenmerken worden uitgebreid behandeld en toegepast op militaire situaties. Er wordt een overzicht gegeven van onderwerpen die relevant zijn voor het al dan niet optreden van werkgerelateerde stressreacties, zoals mentale inspanning, reactiviteit, herstel en vermoeidheid, kenmerkend gedrag, overspanning en ziekteverzuim in vredes- en operationele omstandigheden. Ingegaan wordt daarbij op het belang van een goed slaapmanagement bij uitzendingen. Tevens worden de effecten van stress op de omgeving o.a familie, en de effecten andersom besproken, evenals de specifieke problemen waarmee veteranen op lange termijn kunnen kampen (o.a. alcoholmisbruik, re-integratie). Tot slot wordt vanuit de professionele zorg besproken op welke manier leidinggevenden (werk)stress onder het personeel kunnen voorkomen en stressreacties kunnen signaleren en (laten) behandelen. Dit alles wordt naast de verplichte en aanbevolen literatuur ondersteund met DVD/film/internet materiaal. Werkvormen Werkcollege, hoor- / gastcollege, individuele opdrachten bij de werkcolleges. Literatuur Hoofdstukken uit Gaillard, A.W.K. (2006), Stress, productiviteit en gezondheid. Amsterdam, Nieuwerzijds (in bruikleen). Hoofdstukken uit Moelker, Andres, Bowen, Manigart, (2015). Military Families on Mission, Comparative Perspectives. London: Routledge. Hoofdstukken uit Hancock, P.A. et.al. (2008). Performance under stress. Ashgate, Florida (e-book). Wetenschappelijke en defensie-gerelateerde artikelen. Toetsing Schriftelijk tentamen (open vragen), weging: 70% Schrijfopdracht in Engels, weging: 30%. Het onderwerp voor de schrijfopdracht wordt afgeleid uit de literatuur of uit de behandelde stof in de colleges. Beide onderdelen dienen afzonderlijk met minimaal het cijfer 5,5 te worden afgerond. Relatie met MBW onderzoek In de cursus worden relaties gelegd met actueel onderzoek (zorg bij uitzendingen , fysieke en mentale problematiek, veteranen, thuisfront en families) met betrekking tot het functioneren van militairen dat wordt uitgevoerd door de capaciteitsgroep MBW. 119 12.3 Veiligheid & Leiderschap bij Rampen en Crises Leids niveau: 300 Credits: 5 EC Afkorting: VLRC Coördinator: Maj Dr. G.C.H. Bakx LCO Cursusdoelen in relatie tot eindtermen De student moet: 1. kunnen beschrijven en begrijpen wat het thema rampenbestrijding/ crisisbeheersing behelst voor leidinggevenden in de context van de inzet van (delen van) Defensie bij rampen en crises. 2. Kunnen beschrijven en begrijpen wat het thema (arbeids)veiligheid behelst voor leidinggevenden in de context van de inzet van (delen van) Defensie bij rampen en crises. 3. de relatie tussen het thema (arbeids)veiligheid en de (inzet van de) defensieorganisatie kunnen beschrijven, begrijpen en analyseren. 4. aspecten van leiderschap in veranderende (netwerk)structuren / al dan niet emergente verbanden in de context van de inzet van (delen van) Defensie bij rampen en crises kunnen beschrijven, begrijpen en analyseren. 5. kunnen beschrijven en begrijpen wat psychosociale dynamiek van rampen en crises voor betrokkenen (inclusief “daders”, de zgn 2nd victims) en hulpverleners kan behelzen; tevens kunnen analyseren hoe hier op te acteren. 6. de binnen de cursus aangeleerde academische vaardigheden, zoals het schrijven van een paper en het doen van onderzoek, kunnen toepassen bij toekomstig wetenschappelijk onderzoek, in het bijzonder bij het afronden van de studie met een scriptie. Eindterm nummer: 1.1, 1.2, 1.6, 3.1, 3.2 1.2, 1.4, 1.6, 1.8 1.2, 1.6, 1.7, 1.8, 3.3, 3.4, 4.2, 4.3 1.1, 1.2, 1.6, 1.7, 1.8, 3.1, 3.2 1.1, 1.2, 1.8, 1.9, 3.3, 3.4, 3.1, 3.2, 3.3, 3.4, 4.3, 5.2 Portfolio CVN/CVE Ja § § Dit vak levert een actieve bijdrage aan het portfolio CVN Dit vak levert een actieve bijdrage aan het portfolio CVE Nee X X Korte cursusomschrijving De cursus VLRC is vooral gericht op het opbouwen van kennis over ideeën met betrekking tot de inzet van de krijgsmacht in het kader van het leveren van bijstand en steun bij rampen en crises, voornamelijk vanuit de context van de nationale taken van Defensie. De thema’s veiligheid en, daaraan gekoppeld, leiderschap staan daarbij centraal waarbij deze worden benaderd vanuit zowel de filosofie, de psychologie, als de organisatiekunde. Onder andere zal worden gediscussieerd over diverse paradigma’s van rampenbestrijding en crisisbeheersing en of en op welke wijze deze paradigma’s van invloed (zouden kunnen) zijn op de (wijze) van inzet van de defensieorganisatie. Verder zal worden ingegaan op de ingewikkeldheden van werken in (ad hoc en multidisciplinaire) (netwerk)structuren en andere al dan niet emergente verbanden en op de psychosociale dynamiek die onherroepelijk aanwezig zal zijn in dit type context. Van studenten wordt een 120 constructief-kritische houding verwacht ten aanzien van de aangereikte stof en een actieve houding ten aanzien van het gebruik van alternatief bronmateriaal. Werkvormen Werkcolleges, gastcolleges, presentaties, paper en essay schrijven. Literatuur § Veronderstelde voorkennis: Nederlandse Defensie Doctrine. (H1, H2, paragrafen 3.1, 3.4 en 3.5). § Boin, A., ’t Hart, P., Stern, E. en Sundelius, B. (2005). The Politics of Crisis Management. Public Leadership under Pressure. New York: Cambridge University Press. (nader aan te geven hoofdstukken). § Dekker, S. (2013). Second Victim. Error, Guilt, Trauma and Resilience. Boca Raton: Taylor & Francis Group. (nader aan te geven hoofdstukken). § Reader met capita selecta en artikelen. Toetsing § Groepspaper, weging: 50%. § Individueel essay, weging: 50%. § Het is verplicht bij zowel het schrijven van het paper als bij het schrijven van het essay op zinvolle wijze de voorgeschreven literatuur te benutten. Aangemoedigd wordt verder om andere relevante literatuur te gebruiken. Relatie met MBW onderzoek De nadruk ligt bij VLRC op kennisopbouw. Er wordt echter ook een gezamenlijke onderzoeksopdracht uitgevoerd. De output van VLRC (papers en essays) kan worden gebruikt als input bij onderzoek van docenten binnen de capaciteitsgroep MBW (SRO “The Human(e) Factor in Present-Day Military Practices”, onderzoeksthema “Safety”) en bij scriptieonderzoek door studenten. 121 12.4 Human Factors & Systeem Veiligheid Leids niveau: 300 Credits: 5 EC Afkorting: HFSV Coördinator: Maj Dr. G.C.H. Bakx LCO Cursusdoelen in relatie tot eindtermen De student moet: 1. uitgangspunten van verschillende theorieën en stromingen in de veiligheids-/human factors literatuur kunnen beschrijven, begrijpen, herkennen en analyseren. 2. oude en nieuwe veiligheidsmodellen ten aanzien van menselijk handelen in systemen (lineaire, epidemiologische en systeemmodellen) kunnen beschrijven, begrijpen en herkennen. 3. gevolgen van (beleids)beslissingen en andere factoren die direct of indirect van invloed zijn op het handelen van mensen in complexe systemen vanuit een systeemtheoretisch perspectief kunnen beschrijven en analyseren. 4. kunnen beschrijven en begrijpen wat psychosociale dynamiek van ongevallen behelst; tevens kunnen analyseren hoe hier op te acteren. 5. de aangereikte stof op casuïstiek kunnen toepassen. 6. een afgebakende analyse vanuit systeemtheoretisch perspectief van een voorval, een (veiligheids)organisatie, of een veiligheidscultuur aan de hand van aangereikte danwel andere human factors gerelateerde veiligheidsliteratuur kunnen inrichten en uitvoeren en hierover kunnen rapporteren, daar waar nodig met een (beperkt) organisatieadvies. 7. Binnen de cursus worden diverse academische vaardigheden aangeleerd, zoals het schrijven van meerdere korte betogen (deels aan de hand van casuïstiek) en het actief en zelfstandig verzamelen en toepassen van relevante kennis en literatuur. Een en ander legt mede de basis voor het kunnen afronden van de studie met een scriptie. Eindterm nummer: 1.3, 1.4, 1.7, 2.1, 3.4 1.3, 1.4, 1.7, 2.1, 3.4 1.7, 1.8, 1.9, 3.4 1.1, 1.4, 1.7, 1.8, 1.9, 3.4 1.1, 1.2, 1.3, 1.4, 1.7, 1.8, 1.9, 2.1, 3.4, 4.1, 4.3, 4.4, 4.6, 4.7 2.1, 3.4, 4.1, 4.3, 4.4, 4.6, 4.7, 5.2 2.1, 3.4, 4.1, 4.3, 4.4, 4.6, 4.7, 5.2 Portfolio CVN/CVE Ja § § Dit vak levert een actieve bijdrage aan het portfolio CVN Dit vak levert een actieve bijdrage aan het portfolio CVE 122 Nee X X Korte cursusomschrijving De cursus HFSV is vooral gericht op het opbouwen van kennis over de diversiteit aan ideeën die bestaat over het creëren van veiligheid in de militaire complexe realiteit van alledag. Meer specifiek wordt hierbij ingegaan op de achtergronden en uitgangspunten van klassieke visies op menselijk handelen en veiligheid in complexe systemen tegenover de systeemtheoretische benadering hiervan. Aandacht wordt besteed aan het creëren van veiligheid in complexe systemen op zich en aan de bijdrage van mensen hierin meer in het bijzonder. Verder wordt ingegaan op de psychosociale dynamiek van ongevallen bij onderzoekers, maar ook bij direct betrokkenen. Van studenten wordt een constructief-kritische houding verwacht ten aanzien van de aangereikte stof en een actieve houding ten aanzien van het gebruik van alternatief bronmateriaal. Werkvormen Werkcolleges, gastcolleges, take-home tentamen. Literatuur § Woods, D.D., Dekker, S., Cook, R., Johannesen, L.L. en Sarter, N.B. (2010). Behind Human Error, 2nd edition. Farnham: Ashgate. (nader aan te geven hoofdstukken) § Reader met capita selecta en artikelen uit relevante wetenschapsgebieden (ca. 350 blz. EN). Toetsing § Take-home tentamen (omvat het schrijven van meerdere betogen) (weging 100%). Aangemoedigd wordt zelf op zoek te gaan naar relevante literatuur om deze, aanvullend op de aangereikte literatuur, te gebruiken bij beantwoording van de tentamenvragen. Relatie met MBW onderzoek De cursus HFSV is een verdiepend theoretisch vak waarbij de nadruk ligt op kennistoepassing. De output van HFSV kan worden gebruikt als input bij onderzoek van docenten van de capaciteitsgroep MBW (SRO “The Human(e) Factor in Present-Day Military Practices”) en bij scriptieonderzoek door studenten. 123 Hoofdstuk 13. Uit welke cursussen bestaat de synthesefase? LEES Dit hoofdstuk geeft details over cursussen van de synthesefase van de opleiding MBW. WIJZER 124 125 13.1 Systemen, Netwerken & Veiligheid PSDEO Leids niveau: 400 Credits: 4 EC Afkorting: SNV Coördinator: Dr. F.J. Kramer Prof. Dr. R.J.M. Beeres Cursusdoelen in relatie tot eindtermen Eindterm nummer: De cursist kan na afloop van de cursus: 1. het begrip veiligheid (safety en security) omschrijven, interpreteren aan de hand van het SEMA raamwerk en bediscussiëren met vakgenoten. 2. veiligheidsproblemen op verschillende niveaus in de (defensie)organisatie herkennen, beschrijven, analyseren en problematiseren. 3. verschillende organisatiekundige benaderingswijzen van veiligheidsproblemen uitleggen en toepassen in de analyse van een veiligheidsprobleem; 4. systeemtheoretische veronderstellingen van veiligheidsmanagement beschrijven en relateren aan organisatiekundige benaderingswijzen van veiligheidsproblemen. 5. onderzoeksresultaten op gestructureerde en heldere wijze rapporteren in de Engelse taal. 1.1, 1.2, 1.3, 1.4, 1.7, 1.8, 1.9 3.1, 3.2, 3.4 4.1, 4.2, 4.3, 4.4 4.5, 4.6, 4.7 2.1, 2.2, 2.4, 2.5, 5.2, 5.3, 5.4 6.1, 6.2, 6.3 6. onderscheid maken tussen fundamentele (theoriegericht onderzoek) en praktijkgerichte (toepassingsgericht onderzoek) kennisproblemen, alsmede handelingsproblemen (interventies) in de context van veiligheidsproblemen in (defensie)organisaties (reflective practitioner). Portfolio CVN/CVE Ja § § Dit vak levert een actieve bijdrage aan het portfolio CVN Dit vak levert een actieve bijdrage aan het portfolio CVE Nee X X Korte cursusomschrijving De cursus SNV is een leerlijnintegrerende topcursus (OMI en PSDEO). Veiligheid wordt in de cursus met name gezien als organisatiekundig control probleem In de cursus worden recente inzichten en vraagstukken op het gebied van veiligheid, theorieën en modellen vanuit safety science en systeemtheorie (regulering, functies voor levensvatbaarheid en organisatiestructuren) aangeboden die de student als reflective practitioner relatief zelfstandig dient te integreren. Dit betekent dat hij/zij een onderscheid kan maken tussen handelingsproblemen en kennisproblemen, alsmede tussen fundamentele en toegepast kennis. In deze zin refereert dit vak naar het wek van de sociale wetenschapper Van Strien die onderscheid maakte tussen verschillende vormen van kennisgeneralisatie: niveau A (fundamentele theorie), niveau B (probleemgerichte theorie) en niveau C (individuele casus). Verwetenschappelijking van het praktijkdenken houdt in de visie van Van Strien in dat de onderzoeker de verschillende niveau’s met elkaar in verband moet kunnen brengen. De student laat zien dat hij/zij dat kan door het individueel produceren van twee papers. In de eerste paper dient de student een 126 verband te leggen tussen Ben C niveau. In de tweede paper een verband tussen A en B niveau. Werkvormen Hoorcolleges, werkcolleges en gastcolleges. Literatuur Reader SNV (via Moodle). Toetsing De eindtermen worden getoetst door middel van twee schriftelijke individuele werkstukken (beide 50%). Relatie met MBW onderzoek Het onderwijs is gebaseerd op onderzoek binnen de Strategic Research Orientation Managing Military Organizations en The Human(e) Factor in Presentday Practices. 127 13.2 Project Management Leids niveau: 400 Credits: 5 EC Afkorting: PM Coördinator: Dr. E.J. de Waard OMI Cursusdoelen in relatie tot eindtermen Eindterm nummer: 1.3 De student is na de cursus in staat om: 1. Een definitie te geven van het begrip ‘project’ in een organisatorische context. 2. De relatie tussen verschillende projectvormen en de staande organisatie uit te leggen. 3. Een project te verdelen in kenmerkende fases en deze te relateren aan het defensie materieel proces (DMP) 4. Prince II, als centrale projectmanagementmethodiek van de Nederlandse krijgsmacht, op hoofdlijnen uit te leggen. 5. Het belang van het aspect stakeholdermanagement uit te leggen en om in grote lijnen een stakeholder analyse op te zetten. 6. Typische HRM en leiderschapskwesties bij het managen van projecten te benoemen. 7. De relatie tussen stakeholders en kwaliteit in een projectmatige context uit te leggen. 8. De basisvormen van kostenplanningen voor projecten uit te leggen en deze te gebruiken voor het opstellen van een realistische kostenraming. 9. Op basis van de aangedragen project management theorie en praktijkervaringen van projectmanagers een gefundeerde mening kunnen geven over het managen van een project, specifiek als het gaat om beheersbaarheid, organisatie, kwaliteit, kosten en leiderschap. 1.3 1.3 1.1,1.7 1.1,1.3 1.2 1.2 1.3, 3.4 3.6, 5.3 Portfolio CVN/CVE Ja § § Dit vak levert een actieve bijdrage aan het portfolio CVN Dit vak levert een actieve bijdrage aan het portfolio CVE Nee X X Korte cursusomschrijving De belangrijkste overeenkomst tussen uitzendingen, reorganisaties, de aanschaf van nieuw materieel en het uitvoeren van grote ceremonies, is dat al deze organisatievraagstukken projectmatig worden aangepakt. Iedere officier zal in zijn of haar carrière dan ook betrokken raken bij het aansturen en managen van projecten. Dit vak geeft vanuit een bedrijfs-wetenschappelijk perspectief een eerste inkijk in de dynamiek van projectmatig werken. In het kort kan worden gesteld dat projecten tijdelijke organisatorische inspanningen zijn om unieke producten, diensten of resultaten te behalen. Het typische ad hoc en interdisciplinaire karakter van projecten leidt tot een eigen kenmerkend organisatorisch krachtenveld, dat centraal zal staan in dit leerlijn- integrerende topvak. Studenten maken kennis met de kenmerkende gefaseerde aanpak van projecten en de daarmee samenhangende projectmanagementtechnieken, specifieke structureringsvraagstukken komen aan bod, maar ook leiderschapsuitdagingen en andere relevante managementoverwegingen, zoals risicomanagement, stakeholdermanagement en financiële planning worden besproken. 128 Werkvormen Het vak wordt ingevuld met hoor- en gastcolleges. Het eerste deel van het vak bestaat uit hoorcolleges, waarin de kernelementen van projectmanagement worden besproken, zoals: stakeholdermanagement, projectplanning, kwaliteitsmanagement, risicomanagement, financieel-management, projectstructurering en projectleiderschap. Het tweede deel van de cursus bestaat uit gastcolleges. Daar waar de hoorcolleges met name de theorie behandelen, wordt in de gastcolleges door sprekers uit de militaire organisatie of van daarbuiten gereflecteerd op concrete projectmanagement ervaringen. Tezamen bieden de delen een solide fundament voor het schrijven van een individuele reflectie van de studenten op een toekomstige rol als projectmanager binnen de krijgsmacht. Literatuur § Maylor, H. (2010). Project Management (Fourth Edition). Harlow: Pearson Education. Toetsing Individueel werkstuk (100%) Relatie met MBW onderzoek De cursus sluit aan bij SRO 4, Deployment and Deployability of Military Systems. 129 13.3 Strategic Defense Sourcing Leids niveau: 400 Credits: 4 EC Afkorting: SDS Coördinator: Prof. Dr. R.J.M. Beeres Prof. Dr. P.C. van Fenema DSP Cursusdoelen in relatie tot eindtermen Eindterm nummer: De student kan: 1. de relevantie van sourcing voor de huidige defensie organisatie in eigen woorden uitleggen en hierop kritisch reflecteren. 2. theoretische uitgangspunten van sourcing(strategieen) beschrijven, interpreteren, verklaren en hierover discussiëren met vakgenoten. 3. het belang van inkoop-, contract- en risicomanagement relateren aan de defensie-organisatie. 1.1, 1.2, 1.3, 1.4, 1.7, 1.9, 3.1, 3.2, 3.3 1.1, 1.2, 1.3, 1.4, 3.1, 3.2, 3.3 3.1, 3.2, 3.3, 4.1, 4.3, 4.4, 4.6, 4.7, 6.1, 6.2, 6.3 1.1, 1.2, 1.3, 4.1, 4.3, 4.4, 4.6, 4.7, 6.1, 6.2, 6.3 4. de wijze waarop sourcing wordt geoperationaliseerd in een aantal thema’s (collaborative procurement, vraag- en aanbodmanagement, performance based contracting, publiek private samenwerking, operational sourcing) binnen de defensie-organisatie analyseren, interpreteren en beoordelen. 5. de invloed van (bedrijfs)etische aspecten in relatie tot sourcing te beschrijven en te verklaren. 6. een conceptueel ontwerp, model en onderzoeksdesign formuleren in het kader van een voorgeschreven militair relevant sourcing onderzoekonderwerp. 7. onderzoeksresultaten op gestructureerde en heldere wijze presenteren in de Engelse taal. 1.1, 1.2, 1.3, 1.9 2.1, 2.2, 2.4, 2.5 4.4, 4.5, 5.1, 5.2, 5.3, 5.4, 6.2, 6.3 4.4, 4.5, 5.1, 5.2, 5.3, 5.4 5.1 8. op gestructureerde en heldere wijze reflecteren op onderzoeksresultaten. 9. professioneel en doelgericht samenwerken. Portfolio CVN/CVE Ja § § Dit vak levert een actieve bijdrage aan het portfolio CVN Dit vak levert een actieve bijdrage aan het portfolio CVE Nee X X Korte cursusomschrijving Defensie werkt aan een nieuwe organisatie waarbij als uitgangspunt geldt dat niet alles zelf wordt gedaan. Binnen defensie dient steeds aan de orde te worden gesteld of de krijgsmacht een dienst of activiteit zelf uitvoert, verkrijgt middels samenwerking met andere organisatie of door uitbesteding. Tegen die achtergrond worden nieuwe organisatie- en coördinatievormen in de organisatie geïntroduceerd zoals: collaborative procurement (samen met andere landen inkopen), vraag- en aanbodmanagement, performance based contracting en publiek private samenwerking. De vraag daarbij is waarom keuzes worden gemaakt, welke diensten en activiteiten in aanmerking komen, hoe keuzes worden gemaakt en welke strategische implementatievraagstukken moeten worden geadresseerd? 130 SDS gaat op deze vragen in met onderwerpen als managen van complexe prestaties, controle, regie, en contract- en risicomanagement. Zowel theorie als toegepaste thema’s passeren de revue vanuit een kritisch-betrokken perspectief. Werkvormen De cursus wordt ingevuld met hoor- gast- en werkcolleges. Daar waar het hoorcollege vooral de theorie behandelt, gaat het werkcollege in op de militaire relevantie van het betreffende onderwerp. Studenten maken in syndicaten van 3 personen een groepsopdracht en bij werkcolleges horen case studies. Literatuur Reader SDS (via Moodle). Toetsing De eindtermen worden getoetst door middel van: § een schriftelijk werkstuk (70%), § presentatie (30%) en § academisch debat (1/0). Relatie met MBW onderzoek Het onderwijs is gebaseerd op onderzoek binnen de Strategic Research Orientation Managing Military Organizations, alsmede op onderzoek in het kader van projecten bij DMO, CDC, DMI (Maselma) en de landmacht (LMI). 131 13.4 Reflectie op Militaire Innovatie en Techniek Leids niveau: 400 Credits: 5 EC Afkorting: ROMIT Coördinator: Dr. F.J. Kramer ROMIT Cursusdoelen in relatie tot eindtermen De student kan: 1. uitleggen welke wederzijdse invloeden technologische ontwikkelingen hebben op de militaire organisatie en het militair optreden in het bijzonder. 2. het perspectief van de Science & Technology Studies op innovatie weergeven en kritisch analyseren. 3. een Technology Assessment uitvoeren: het analyseren van (neven)effecten van een (nieuwe) technologie op maatschappij en/ of organisatie. 4. nieuwe trends in het operationele optreden en operationele ondersteuning analyseren en een inschatting maken van de effecten op de militaire organisatie en maatschappij aan de hand van ethische juridische & sociale aspecten. 5. een kritische technology assessment uitvoeren ten aanzien van een militair georiënteerde technologie. 6. aan de hand van een concrete militaire technologie, inzichten van de technische en sociaal wetenschappelijke kennispijler van de bedrijfswetenschappen integreren in een syndicaatsverband ontwikkelde Technology Assessment. Eindterm nummer: 1.2, 1.7 1.7, 2.1 2.1, 2.5, 5.1, 5.3 3.3 3.3, 5.1, 5.3 2.1, 2.2, 2.5, 3.2, 4.1, 4.2, 4.3, 4.4, 4.5, 4.6, 4.7, 5.1, 5.2, 5.3, 5.4, 6.1, 6.2, 6.3, 6.4 Portfolio CVN/CVE Ja § § Dit vak levert een actieve bijdrage aan het portfolio CVN Dit vak levert een actieve bijdrage aan het portfolio CVE Nee X X Korte cursusomschrijving Welke invloed heeft technologie op de inrichting van de krijgsmacht? Technologie wordt gebruikt om de wereld naar eigen inzicht in te richten, maar dat kan verstrekkende gevolgen hebben, soms onbedoeld. Vaak zijn er effecten te onderkennen waaraan niet meteen is gedacht. Deze kunnen ongewenst zijn. Hoe (neven)effecten van nieuwe technologie in kaart kunnen worden gebracht staat centraal in deze cursus. Er wordt daarbij gebruik gemaakt van de inzichten uit de zogenaamde Science & Technology Studies en de inzichten uit het onderzoeksgebied Technology Assessment (waaronder het concept Responsible Innovation). Meer specifiek wordt aandacht besteed aan de relatie tussen technologie & politiek, technologie & acceptatie en technologie & risico. Technology Assessment is de methode die in de cursus wordt gebruikt om deze vraag te kunnen beantwoorden. We bespreken de (neven)effecten van diverse nieuwe militaire technologieën (waaronder drones, simulatietechnologie, NEC) vanuit verschillende perspectieven: ethische, juridische, sociale & financiële aspecten. In het kader van het laatste wordt bijvoorbeeld het kennis & innovatieproces van de krijgsmacht tegen het licht gehouden. Het kritisch denken 132 over de samenhang tussen mens (maatschappij en organisatie) en technologie wordt gestimuleerd door een en ander in een historische en culturele dimensie te plaatsen. Werkvormen Gecombineerde hoor- en werkcolleges Literatuur · Smit, W.A. & Van Oost, E.C.J. (1999). De wederzijdse beinvloeding van technologie en maatschappij: een technologie assessment-benadering. Bussum: Uitgeverij Continho (selectie) · Reader met artikelen en dictaat Toetsing · Schriftelijk tentamen, weging 50% · Groepsopdracht, weging 25% · Persoonlijk essay, weging 25% Relatie met MBW onderzoek De cursus sluit specifiek aan bij o.a. het project Making Sense of ICT Use in NEC en wordt in meer algemene zin gevoed door inzichten opgedaan in onderzoeksprogramma HUME 3: ‘Inter- and Intra-Organizational Dynamics of Collaboration, Crisis and Safety in Present-Day Military Practices’ van de SRO ‘The Human(e) Factor in Present-Day Military Practices’ (‘the entanglement of the social and the technological domain in systems like the armed forces”). 133 13.5 MTO 5: Individueel Onderzoeksvoorstel Leids niveau: 400 Credits: 3 EC Afkorting: IOV Coördinator: Dr. F.J. Kramer MTO Cursusdoelen in relatie tot eindtermen Eindterm nummer: De student moet: 1. een globaal vraagstuk of probleem kunnen uitwerken aan de hand van gerichte literatuur en probleemanalyse. 2. doel- en vraagstelling voor onderzoek kunnen formuleren. 3. een (wetenschappelijke) literatuurstudie kunnen uitvoeren om het theoretisch kader verder te ontwikkelen. 4. een conceptueel model voor onderzoek kunnen opstellen. 5. belangrijke begrippen in het onderzoek kunnen operationaliseren. 6. validiteits- en betrouwbaarheidscriteria kunnen onderscheiden en een bewuste keuze voor het eigen onderzoek kunnen maken. 7. keuze voor waarneming- en dataverzamelingsmethoden kunnen beargumenteren en toepassen. 8. mondeling en schriftelijk kunnen rapporteren over het eigen voorgenomen onderzoek. 2.1 2.1 2.1, 3.1, 6.2 2.1 2.3, 2.4 2.1, 2.2, 2.3, 2.4 2.2, 2.3, 2.4 5.3, 6.2, 6.4 Portfolio CVN/CVE Ja § § Dit vak levert een actieve bijdrage aan het portfolio CVN Dit vak levert een actieve bijdrage aan het portfolio CVE Nee X X Korte cursusomschrijving De cursisten schrijven een individueel onderzoeksvoorstel als aanzet voor hun scriptie. In een vijftal werkgroepbijeenkomsten wordt het onderzoeksvoorstel ontwikkeld. In deze bijeenkomsten wordt de voortgang van het onderzoek gepresenteerd en besproken. De thema’s van de vijf bijeenkomsten zijn: · Probleemanalyse/ doelstelling · Het formuleren van vraagstellingen · Uitvoeren van een (wetenschappelijke) literatuurstudie · Keuze voor onderzoeksdesign en dataverzamelingsmethoden · Data-analyse, kwaliteitscriteria en rapportage. Deze bijeenkomsten worden begeleid door een docent met ruime onderzoekservaring. Hij/ zij is met name gericht op de methodologische criteria van het onderzoek. Daarnaast wordt ieder voorstel inhoudelijk begeleid door de scriptiebegeleider Deze scriptiebegeleider draagt zorg voor de kwaliteit van de inhoudelijke aspecten van de vraagstelling. Werkvormen § Werkcolleges § Zelfstudie en individuele begeleiding Literatuur § MTO-literatuur uit eerdere MTO-cursussen, of andere bronnen. § Literatuur die gericht is op verdere uitwerking en verdieping van het vraagstuk. 134 Toetsing Het onderzoeksvoorstel (incl. beknopte literatuurstudie) wordt op literatuur- en MTO-criteria beoordeeld door de (MTO)docent (50%). Daarnaast wordt het beoordeeld door de scriptiebegeleider (50%). Relatie met MBW onderzoek De inhoudelijke begeleider laat het voorstel aansluiten bij het eigen onderzoek(sveld). 135 13.6 Scriptie MTO Leids niveau: 400 Credits: 13 EC Afkorting: SCP Coördinator: Prof. Dr. R.J.M. Beeres Kap K. Smetsers • PSDEO • OMI • DSP Zie ook synthesefase cursus Individueel Onderzoeksvoorstel (MTO5). Cursusdoelen in relatie tot eindtermen De student kan: 1. probleemstructureringsmethoden toepassen op een globaal vraagstuk of probleem. 2. een doel- en vraagstelling en een conceptueel model voor onderzoek formuleren. 3. het eigen wetenschappelijke onderzoek beoordelen door kennis van validiteit- en betrouwbaarheidscriteria, verschillende soorten onderzoeksdesigns onderscheiden en toepassen, een beargumenteerde keuze maken voor bepaalde waarnemings-, dataverzameling, dataverwerking en –analysemethoden en dit in het verdere onderzoek toepassen. 4. onderzoeksresultaten interpreteren en helder en bondig communiceren over deze resultaten. 5. reflecteren op de resultaten van onderzoek. Eindterm nummer: 1.3, 1.4, 1.7, 1.8, 1.9 2.1, 3.2, 3.3, 3.4, 3,6, 4.1, 4.2, 4.3, 4.4, 4.5 2.2, 2.3, 2.4, 4.1, 4.2, 4.3, 4.4, 4.5 2.5, 5,2, 5.3, 5.4 6.1, 6.2, 6.3, 6.4 Portfolio CVN/CVE Ja § § Dit vak levert een actieve bijdrage aan het portfolio CVN Dit vak levert een actieve bijdrage aan het portfolio CVE Nee X X Korte cursusomschrijving De scriptie vormt het sluitstuk van de bacheloropleiding Militaire Bedrijfswetenschappen. Zowel in de scriptie als in het onderzoek daarvoor, dient de student te laten zien dat hij in staat is een duidelijk afgebakend terrein zelfstandig te onderzoeken. Hij dient een zinnige probleemstelling te formuleren en kan zich op basis hiervan gedegen in het scriptieonderwerp verdiepen, waarbij hij de relevante literatuur op adequate wijze verwerkt. Bovendien dient hij aan te tonen dat hij op helder gestructureerde en stilistisch verzorgde wijze verslag kan doen van zijn onderzoeksbevindingen. Bij het scriptieproces zijn de volgende rollen te onderscheiden, in principe te vervullen door verschillende personen: · begeleider (minmaal MA of MSc niveau); · tweede beoordelaar (minimaal gepromoveerd); · eventueel een derde beoordelaar (minimaal gepromoveerd). Vanwege het internationale werkterrein is het – in overleg te bepalen – mogelijk en soms wenselijk de scriptie in het Engels te schrijven 136 Werkvormen Zelfstudie en begeleiding. Literatuur § Op Elektronische leeromgeving komt een Thesis Portal beschikbaar met o.a. de Scriptiehandleiding 2016/2017. Daarin wordt uitleg gegeven over de onderzoek programma’s, en de verschillende regelingen die van toepassing zijn op het scriptie traject (zie ook het Facultaire beleid op dit vlak). § Alle literatuur uit de MTO cursussen § De verder te gebruiken literatuur is afhankelijk van de gekozen probleemstelling en wordt per student in overleg met de begeleidende docent vastgelegd. Toetsing § Het schrijven van een scriptie (zie voor beoordeling de scriptiehandleiding) § Let op: op het afstudeerproces zijn facultaire regelingen van toepassing waar aan de scriptie wordt getoetst door beoordelaars van de scriptie Relatie met MBW onderzoek De betrokken docenten bij het afstudeer proces zijn zelf onderzoekers en brengen hun capaciteiten en onderwerpen in. 137 Hoofdstuk 14. Welke keuzecursussen worden aangeboden?* LEES WIJZER Dit hoofdstuk geeft details over keuzecursussen die in de synthesefase van de opleiding MBW worden aangeboden. Het totale aanbod aan cursussen varieert per jaar. Doorgang van deze cursussen hangt af van de belangstelling en intekening per academisch jaar. * KMAR volgt eigen keuzevak. 138 139 14.1 Veranderen en Ontwikkelen Keuzevak Leids niveau: 300 Credits 5 EC Afkorting: VEO Coördinator: Dr. T. Bijlsma Cursusdoelen in relatie tot eindtermen De student kan: 1. de manieren waarop organisaties in een veranderende omgeving hun doelen en resultaten bereiken, speciaal inzoomend op de militaire organisatie/militaire eenheden, in eigen woorden beschrijven. 2. de interne en externe factoren die leiden tot organisatieverandering, de veranderdoelen en – de aanpak van– de veranderingsprocessen in eigen woorden omschrijven. 3. de relaties tussen organisatiekunde en veranderkunde, lerende organisaties en het sturen of leidinggeven aan verandering beargumenteren en interpreteren. 4. Een organisatieverandering in een gegeven situatie toepassen en de veranderingsdynamiek inschatten met behulp van diagnosemodellen en diverse perspectieven op verandermanagement. 5. de eigen vaardigheden op het gebied van verandermanagement toepassen en hierover communiceren. 6. relaties leggen tussen verschillende vakgebieden en kennis 7. en vaardigheden uit verschillende vakgebieden toepassen en integreren tot een samenhangend organisatieadvies. 8. eenvoudige organisatieadviesopdracht opzetten en uitvoeren. 9. communiceren en adviseren over organisatieproblemen en –oplossingen. 10. het management van een organisatie adviseren naar aanleiding van organisatieadviezen uitgebracht door derden, alsmede de implementatie van de verandervoorstellen van advies voorzien. Eindterm nummer: 1.2, 1.6 1.2, 1.7 3.6, 4.3 1.7, 3.3, 4.3, 5.1 5.1 1.7, 4.3 5.1, 6.2 5.4 5.1, 5.2 Portfolio CVN/CVE Ja § § Dit vak levert een actieve bijdrage aan het portfolio CVN Dit vak levert een actieve bijdrage aan het portfolio CVE Nee X X Korte cursusomschrijving Managers en leidinggevenden bij de overheid en bedrijfsleven staan voor de uitdaging hoe zij met hun organisatie de gewenste doelen en resultaten kunnen bereiken in een veranderende omgeving. Dikwijls worden de effectiviteit en efficiëntie van organisaties en hun leidinggevenden gerelateerd aan de mate waarin zij in staat zijn om de ontwikkeling van medewerkers te ondersteunen en de mate waarin de organisatie in evenwicht is met de politieke, sociale, economische en/of ecologische ontwikkelingen in haar relevante omgeving. De cursus Veranderen en Ontwikkelen behandelt deze thematiek aan de hand van de 140 (militair gerichte) relaties tussen veranderen, organiseren, leidinggeven en organizational learning. De laatste twee decennia zijn in de operationele militaire context competenties als adaptiviteit, veerkracht en flexibiliteit van groot belang. In de cursus Veranderen en Ontwikkelen wordt bovenstaande literatuur gekoppeld aan actuele verandercasuïstiek (zowel binnen Defensie als daar buiten). Telkens worden de volgende drie vragen gesteld: § Waarom veranderen organisaties?. § Waartoe veranderen organisaties? § Op welke wijze veranderen organisaties? Ten slotte wordt tijdens deze cursus aandacht besteed aan het ontwikkelen van de eigen vaardigheden op het gebied van veranderen en ontwikkelen. In dit kader wordt aandacht besteed aan diagnose en oordeelsvorming, het omgaan met belangentegenstellingen, teammanagement en het ontwikkelen van veranderscenario’s. Werkvormen Gecombineerde hoor- en werkcolleges en een training verandervaardigheden. Tijdens de werkcolleges worden diverse didactische werkvormen gebruikt zoals presentaties en debat. Literatuur § Bass, B.M. en Riggio, R.E., 2006. Transformational Leadership. Lawrence Erlbaum Associates, Publishers Mahwah, New Jersey, aantal hoofdstukken § Caluwe, L. de en Vermaak, H., 2006. Leren Veranderen. Een handboek voor de veranderkundige. Samsom, Alphen aan de Rijn. § Johnson, G., Scholes, K. en Whittington, R., 2008. Exploring Corporate Strategy. Prentice Hall, Harlow, hoofdstuk 14. Toetsing Beoordeling vindt plaats op basis van een schriftelijk syndicaatwerkstuk (aan de hand van een reële verandercase) in de vorm van een adviesopdracht (70%). Daarnaast wordt de rode-draadopdracht als individuele opdracht beoordeeld (30%). Een training (8 uur) en daar uitvolgend Engels essay (voor dossier CVE) moet met minimaal resp. aanwezig en voldoende zijn gewaardeerd. Relatie met MBW onderzoek Het afgerond promotieonderzoek Teamleren van dr. T. Bijlsma sluit aan bij deze cursus. Hierin wordt bij Defensie het lerend vermogen van teams onderzocht. 141 14.2 Counter Threat Finance Keuzevak Leids niveau: 300 Credits: 5 EC Afkorting: CTF Coördinator: Prof. Dr. R.J.M. Beeres Kol Dr. R.M.M. Bertrand RA RC RO Cursusdoelen in relatie tot eindtermen De cursist is na de cursus in staat om: 1. aan te geven op welke (verschillende) manieren terrorisme als begrip kan worden gedefinieerd en welke kernelementen deel uitmaken van dit verschijnsel. 2. belangrijke onderzoeksresultaten die in de literatuur over (bestrijding van) terrorisme naar voren komen te duiden en te verklaren. 3. belangrijke dimensies voor het bestrijden van terrorisme te duiden en aan te geven hoe deze worden ingezet. 4. het belang en de werking van financiering voor terrorisme te beschrijven, te analyseren en interpreteren. 5. reflecteren hoe bestrijding van terrorisme op de financiële dimensie plaatsvindt of plaats zou kunnen vinden. Eindterm nummer: 1.1, 1.3, 1.4, 1.8, 1.9 4.1, 4.3, 4.4, 4.5, 4.7 3.1, 3.2, 3.4 3.1, 3.2, 3.4, 4.1, 4.3, 4.4, 4.5, 4.7 6.2, 6.3, 6.4 Portfolio CVN/CVE Ja § § Dit vak levert een actieve bijdrage aan het portfolio CVN Dit vak levert een actieve bijdrage aan het portfolio CVE Nee X X Korte cursusomschrijving Onbetwist heeft terrorisme een geweldige impact op de maatschappij in de laatste vijftien jaar. Het is regelmatig wereldnieuws, als bedreiging of aanval op overheden, bedrijven en gewone burgers. En in veel delen van de wereld is het een van de belangrijkste bedreigingen van vrede, veiligheid en stabiliteit. Maar wat betekent dat precies? Wat is de aard van deze bedreiging? Wie of wat wordt bedreigd, door wie en waarom? Wat kan eraan worden gedaan en hoe kunnen we de impact van terrorisme op zijn minst beperken en ervoor zorgen dat terroristen het nieuws niet halen en er niet in slagen ons bang te maken? Dit is slechts een beperkt aantal vragen dat gesteld kan worden bij het bestuderen van terrorisme. In deze cursus focussen wij ons in het bijzonder op het financiële aspect van terrorisme. Wij kijken naar hoe terroristische organisaties in verleden en heden hun operaties financieren en hoe kennis van terrorismefinanciering gebruikt kan worden bij het bestrijden van terrorisme. Alvorens we beginnen met het bestuderen van terrorismefinanciering wordt eerst zeker gesteld dat we de basisbegrippen van terrorisme (zoals die worden gehanteerd in de academische wereld) begrijpen. Deze introductie bestaat uit twee delen. Het eerste deel focust op de essentie van terrorisme als een instrument om bepaalde doelen te behalen, in aanvulling op een verkenning van het fenomeen. Hierbij wordt ook ingegaan op de moeilijkheid om tot een goede definitie van terrorisme te komen en de pluriformiteit in bestaande definities. Het tweede deel geeft een overzicht van de stand van zaken met betrekking tot het belangrijkste onderzoek op gebied van terrorisme(bestrijding). Sinds ‘9/11’ heeft onderzoek naar terrorisme een enorme vlucht genomen, als gevolg van de ervaren toename in dreiging. Maar wat heeft 142 dit onderzoek opgeleverd? Welke theorieën, veronderstellingen en inzicht zijn hiermee tot stand gekomen die dienstig kunnen zijn in het begrijpen en bestrijden van terrorisme? De belangrijkste resultaten worden bestudeerd en vergeleken met empirisch bewijsmateriaal om ofwel het belang te benadrukken, ofwel ze te ontkrachten. Vervolgens komt de focus te liggen op financiële aspecten van terrorisme. Het verkrijgen van kennis en inzicht in de financiële aspecten van terrorisme wordt vervolgens gebruikt om effectieve manieren voor het bestrijden van terrorisme te verkennen. Naast een breed spectrum aan contra-terroristische instrumenten ligt de focus specifiek op hoe terroristen en terrorisme financieel kunnen worden aangepakt. Werkvormen De cursus wordt ingevuld met hoorcolleges en werkcolleges. Literatuur § Reader ‘Counter Threat Finance’ (via Moodle) § Clarke, Colin P. Preager. Terrorism, Inc. The Financing of Terrorism, Insurgency, and Irregular Warfare (2015) Toetsing § Schriftelijk tentamen (weging: 100%) Relatie met MBW onderzoek Het onderwijs is gebaseerd op onderzoek binnen de Strategic Research Orientation Managing Military Organizations. 143 14.3 Krijgsmacht & Media Leids niveau: 300 Credits: 5 EC Afkorting: KMD Coördinator: Dr. R. Moelker Keuzevak Cursusdoelen in relatie tot eindtermen Eindterm nummer: De student kan: 1. de hedendaagse relatie tussen krijgsmacht en media kunnen duiden in het licht van historische ontwikkelingen en spraakmakende voorbeelden. 2. theoretische inzichten en begrippen ontleend aan de communicatie-wetenschap begrijpen en toepassen. 3. het wetenschappelijk gehalte beoordelen van uitspraken over de relatie tussen krijgsmacht en media. 4. beoordelen op welke wijze beeldvorming en berichtgeving de interactie tussen krijgsmacht, politiek en samenleving beïnvloeden. 5. inzichten over de relatie tussen media en krijgsmacht toepassen in de context van Irak, Afghanistan en andere recente gewapende conflicten. 6. de betekenis van de internetrevolutie voor de besluitvorming over en de uitvoering van militaire operaties analyseren, in het bijzonder de rol van sociale media daarbij. 7. de mogelijkheden en knelpunten voor actieve communicatie vanuit de krijgsmacht zelf overzien, binnen het hele hedendaagse media-spectrum. 1.1, 1.6, 1.7, 1.8, 1.9, 3.1, 3.2, 4.1, 4.3, 4.6, 4.7, 5.2, 6.1, 6.2 1.1, 1.6, 1.7, 1.8, 1.9, 3.1, 3.2, 4.1, 4.3, 4.6, 4.7, 5.2, 6.1, 6.2 1.1, 1.6, 1.7, 1.8, 1.9, 2.4, 3.1, 3.2, 4.1, 4.3, 4.6, 4.7, 5.2, 6.1, 6.2 1.1, 1.6, 1.7, 1.8, 1.9, 3.1, 3.2, 4.1, 4.3, 4.6, 4.7, 5.2, 6.1, 6.2 1.1, 1.6, 1.7, 1.8, 1.9, 3.1, 3.2, 4.1, 4.3, 4.6, 4.7, 5.2, 6.1, 6.2 1.1, 1.6, 1.7, 1.8, 1.9, 3.1, 3.2, 4.1, 4.3, 4.6, 4.7, 5.2, 6.1, 6.2 1.1, 1.6, 1.7, 1.8, 1.9, 3.1, 3.2, 4.1, 4.3, 4.6, 4.7, 5.2, 6.1, 6.2 Portfolio CVN/CVE Ja § § Dit vak levert een actieve bijdrage aan het portfolio CVN Dit vak levert een actieve bijdrage aan het portfolio CVE Nee X X Korte cursusomschrijving De rol van media in de huidige samenleving is even cruciaal als complex. Dat geldt op alle maatschappelijke terreinen en het is zeker ook van toepassing op de krijgsmacht en haar operationele optreden. Sociale media geven een ongekende 144 dynamiek aan berichtgeving en beeldvorming met betrekking tot hedendaagse militaire missies. Het publieke debat en de politieke besluitvorming over (gewapende) conflicten worden 24/7 met beelden en berichten bestookt, op het snijvlak van ‘nieuwe’ en ‘oude’ media. Strategische communicatie om steun te winnen voor militaire operaties stuit op tegenspraak van vriend en vijand. De professionele voorsprong van onafhankelijke journalistiek en vrije nieuwsgaring, staat onder druk van markt en ideologie. In deze cursus wordt de actuele media-omgeving van de krijgsmacht grondig doordacht. Daartoe wordt allereerst een een stevig fundament gelegd aan kennis over historische ontwikkelingen in de relatie tussen krijgsmacht en media, met gebruikmaking van centrale begrippen uit de communicatie-wetenschap. Vanaf de Tweede Wereldoorlog, via Vietnam en de Golfoorlog, tot en met de humanitaire interventies van de jaren negentig, wordt zichtbaar gemaakt hoe veranderingen in media, missies én maatschappij op elkaar inwerken. Vervolgens komt het afgelopen decennium aan de orde, waarin de inzet van de krijgsmacht in Afghanistan en Irak, maar ook in Libië en op andere plaatsen, samenviel met de digitale revolutie en de doorbraak van Web 2.0. De betekenis daarvan toetsen we in workshops met een praktisch focus. Wat is de waarheid van soldatendocumentaires als Armadillo en Fokking Hell? Welke macht wordt via sociale media uitgeoefend op politieke autoriteiten? Welke reikwijdte heeft de krijgsmacht zelf met professionele voorlichting, in het operatiegebied en aan het thuisfront? Al met al combineert deze cursus een brede wetenschappelijke blik met een diepgaande, beleidsgerichte vraagstelling. Werkvormen Hoor- en werkcolleges Workshops Om de werkvormen goed tot hun recht te laten komen, is aan dit vak een maximum aantal van 15 deelnemers verbonden. Literatuur Susan L. Carruthers (2011), The Media at War, New York/Basingstoke: Palgrave MacMillan Toetsing De beoordeling zal bestaan uit: Presentatie (voldoende/onvoldoende) Schriftelijk tentamen (70%) Paper (30%) Relatie met MBW onderzoek Dit vak sluit nauw aan bij onderzoek dat gedaan wordt binnen de SRO ‘Legitimacy, Composition, Performance and Cooperation of (expeditionary) Military Organizations. 145 Bijlage 1: Vaktitels Afkorting Nederlands Engels basisfase MLE HRM 1 PSGEO 1 BMBR EKO KPS SEF KPR IOS IM BMSTR DEL DOPR ACE DOL MTO-1 STAT MTO-2 MTO-3 MTO-4 IP OLDE DLSM DMAC DSAM DAIS LCO PSGEO-2 HRM-2 VLRC HF&SV SNV PM SDS ROMIT IOV/MTO5 SCP VEO CTF KMD Militaire Leiderschap & Ethiek Human Resource Management 1 Psychosociale Dynamiek van een Geweldsorganisatie 1 Basiskennis Militair Bestuursrecht Evolutie van Krijgsmachten en Oorlogvoering Krijgsmacht, Politiek en Samenleving Structuur en Flexibiliteit Kwaliteit, Processen en Resultaatmanagement Military Leadership & Ethics Human Resources Management 1 Psycho-social Dynamics of Police and Defence Forces 1 Basics of military administrative law Evolution of Armed Forces and Warfare Armed Forces, Politics, and Society Structure and Flexibility Quality, Processes and Performance Measurement Interorganisatorische Samenwerking Interorganizational Relations Informatiemanagement Information management Basiskennis Militair Straf- en Tuchtrecht Basics of military criminal and disciplinary law Defensie-Economie en Logistiek Defence Economics and Logistics Defensie Operations Research Defence Operations Research Accounting, Control & Economie Accounting, Control, & Economics Defensie Operationele Logistiek Defence Operational Logistics Methoden en Technieken van Onderzoek Research Methods Statistiek Statistics Kwalitatieve Methoden Qualitative Research Methods Kwantitatieve Methoden Quantitative Research Methods Onderzoeksdesigns Research Designs Integratieproject Integration project Werkveld-specifieke stromen Operationele Logistiek en DefensieOperational Logistics and Defence Economie Economics Defensie Logistiek en Supply Chain Defence Logistics and Supply Chain Management Management Defensie Management Accounting & Control Defence Management Accounting and Control Defensie Systemen en Asset Management Defence Systems and Asset Management Defensie Accounting Informatie en Systemen Defence Accounting Information and Systems Leiderschap in Crisisomstandigheden Leadership in Crisis Situations Psychosociale Dynamiek van een Psycho-social Dynamics of Police and Geweldsorganisatie 2 Defence Forces 2 Human Resource Management 2 Human Resource Management 2 Veiligheid en Leiderschap bij Rampen en Safety and Leadership in Disaster and Crisis Crises Situations Human Factors en Systeem Veiligheid Human Factors and System Safety Synthesefase Systemen Netwerk en Veiligheid Systems, Network and Safety Projectmanagement Project Management Defensie en Uitbesteding Strategic Defence Sourcing Reflectie op Militaire Innovatie & Technologie Reflection on Military Innovation&Technology Individueel Onderzoeksvoorstel Individual Research Proposal Scriptie Bachelor Thesis Veranderen en Ontwikkelen Change Management Contra-Terrorisme Financiering Counter Threat Finance Krijgsmacht en Media Armed Forces and Media 146 Bijlage 2: Lijst met afkortingen 3TU Samenwerkingsverband van de 3 Nederlandse Technische Universiteiten (Delft, Twente, Eindhoven) ADFA Australian Defence Force Academy AI Academische Introductie AIO Assistent in Opleiding (promovendus) AJ Academisch jaar ALO Algemene Luitenants Opleiding AMO Algemene Militaire Opleiding ART Artillerie Ba Bachelor BA1 Bachelorjaar 1 = propedeuse BBR Bestuurs- en Beheersreglement BEZ Bedrijfs economische zaken BKO Basiskwalificatie Onderwijs CAV Cavalerie C-Cadbat Commandant Cadetten bataljon CDC Commando Dienstencentra, bijv DTO, Paresto CDS Commandant der Strijdkrachten CICS Communicatie- Informatie en Commandovoeringsystemen CIMIC Civil Military Cooperation/ Civiel Militaire Samenwerking CIS Commando- en Informatiesystemen CiT Civiele Techniek CITO Centraal Instituut voor Toetsontwikkeling CJTF Combined Joint Task Force CKMar Commandant Koninklijke Marechaussee CLAS Commando landstrijdkrachten CLSK Commando luchtstrijdkrachten CMH Centraal Militair Hospitaal CMS Cursisten Management Systeem COO Computer Ondersteund Onderwijs C-Oplbat Commandant Opleidings bataljon COV Commando Voering CSS Combat Service Support CV Curriculum Vitae/ Communicatieve Vaardigheden CVBE Commissie voor beroep tegen examens CVE Communicatieve Vaardigheden Engels CVN Communicatieve vaardigheden Nederlands C-ZMNE Commandant Zeemacht Nederland CZSK Commando zeestrijdkrachten DC Docent DOPS Directie Operaties DTO Defensie Telematicaorganisatie DVD Dienst Vastgoed Defensie DVVO Defensie Verkeers- en Vervoersorganisatie EC European Credit ECTS European Credit Transfer System EOC Explosieven Opruimingscommando/Essentiële Operationele Capaciteiten EOD Explosieven Opruimingsdienst ERP Enterprise Resource Planning EU Europese Unie EUFOR European Force EUR Erasmus Universiteit Rotterdam Fac. Faculteit FB Faculteits Bestuur FGO Functie Gerichte Opleiding FIT Fysieke Inzetbaarheids Test FMW Faculteit Militaire Wetenschappen FR Faculteitsreglement GGW Groep Geleide Wapens G-KMA Gouverneur KMA GL Gevechts leiding GLVD Grondgebonden Luchtverdediging GNKD Geneeskundige Dienst GOO Gemeenschappelijke Officiers Opleiding = Joint Officers Program (JOP) GOps Gevechtsoperaties GRO Grondoperaties GVA Grens Verleggende Activiteit GW Gedragswetenschappen GW Geleide wapens (KLu) HAMOV Hoofd Militaire Opleiding en Vorming HBO Hoger Beroepsonderwijs HDO Hogere Defensie Opleidingen HL Hoogleraar I&O Afdeling Innovatie en Ontwikkeling (NLDA) IBMG Instituut Beleid & Management in de Gezondheidszorg (EUR) ICT Informatie- en Communicatie Technologie IDL Instituut Defensieleergangen IED IDK Improvised Explosive Devices Identiteit en Krijgsmacht INF Infanterie IOK Innovatie, ontwikkeling en kwaliteitszorg ISAF International Security Assistance Force ISTAR Intelligence Surveillance, Target Acquisition and Reconnaissance IV Informatievoorziening JOP Joint Officers Program = Gemeenschappelijke Officiers Opleiding (GOO) KIM Koninklijk Instituut voor de Marine KLu Koninklijke Luchtmacht KM Koninklijke Marine KMA Koninklijke Militaire Academie KMAR Koninklijke Marechaussee KMD Krijgsmachtdeel KMS Koninklijke Militaire School KMSL Koninklijke Militaire School Luchtmacht KOC Kennis en Onderzoeks Centrum KOO Korte officiersopleiding KW Krijgswetenschappen L&I Logistiek en Informatie LCKLU Logistiek Centrum Koninklijke luchtmacht LCW Logistiek Centrum Woensdrecht LDP Landmacht Doctrine Publicatie LL Leerlijnen LO/S Lichamelijke Oefening en Sport LOG Logistiek Logistiek-B&T Logistiek- Bevoorrading & Transport Logistiek-Gnk Logistiek – Geneeskundige Dienst Logistiek-Ma Logistiek – Militaire Administratie Logistiek-TD Logistiek – technische Dienst LTD Leergang Topmanagement Defensie LTV Leiderschaps Training en Vorming LUA Luchtdoelartillerie LVB Luchtverkeersbeveiliging MARNS Mariniers MBW Militaire Bedrijfswetenschappen MG&F Militaire Gedragswetenschappen en Filosofie MODE Management, Organisatie en Defensie Economie MOW Militaire Operationele Wetenschappen MP Militaire Politie MS&T Militaire Systemen & Technologie MWO Militair wetenschappelijke opleiding NATO North Atlantic Trust Organisation NAVO Noord-Atlantische Verdragsorganisatie NIMH Nederlands Instituut voor Militaire Historie NLDA Nederlandse Defensie Academie Non-Ba Periode dat studenten niet in de FMW Bachelor studeren NRF NATO Response Force NVAO Nederlands Vlaamse Accreditatie Organisatie O&T Opleiding en training OB Opleidingsbestuur OC Opleidingscommissie OER Onderwijs- en examenregeling OPCO Operationeel Commando OPK Opkomst OT Organisatietabel OTCO Opleidings- en Trainingscommando OU Open Universiteit P&O Personeel en Organisatie PDCA Plan Do Check Act PERS Personeel of personeelsdienst PERSCO Personeelscommando POTOM Praktische Opleiding Tot Officier der Mariniers PRT Provincial Reconstruction Team (Afghanistan) PSO Peace Support Operations PV Primaire Vorming QANU Quality Assurances Netherlands Universities QRF Quick Reaction Force RUG Rijksuniversiteit Groningen RUL Rijksuniversiteit Leiden RUN Radboud Universiteit Nijmegen RVE Resultaat Verantwoordelijke Eenheid SAR Search and Rescue SF Special Forces SLU Studielasturen, zie ook EC SPEER Strategic Process and Enterprise Resource Planning Enabled Reengineering SLog Systeem Logistiek TECH Techniek THG Tactische Helikoptergroep TITAAN Theatre Independent Tactical Army and Airforce Network TNO (Nederlandse organisatie voor) Toegepast Natuurwetenschappelijk TUD Technische Universiteit Delft TUE Technische Universiteit Eindhoven UD Universitair docent UHD Universitair hoofddocent UT Universiteit Twente UvA Universiteit van Amsterdam UvT Universiteit van Tilburg V/O Voldoende/onvoldoende beoordeling VLB Vliegbasis VLO Vliegoperatiën VPN Virtual Private Network VSNU Vereniging Samenwerkende Nederlandse Universiteiten VTO Vak Technische Opleiding VU Vrije Universiteit VWO Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs VZ Voorzitter WHW Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek WO Wetenschappelijk Onderwijs Colofon Editie 2016-2017 Redactie Opleidingsbestuur MBW Gerelateerde documenten: § § § § § § § § FMW reglement Onderwijs en Examenregeling MBW (OER MBW) Education and Quality Manual FMW GOO studiegids NLDA Vademecum Programmaboek Krijgswetenschappen Van Beroepsprofiel naar Opleidingsprofiel: Het opleidingsprofiel voor de Bacheloropleiding Bedrijfs- en Bestuurswetenschappen (BBW). Versie besproken in vergadering van het opleidingsbestuur BBW dd. 21 maart 2007 Zelfevaluatierapport versie september 2008 Fotografie Defensie © Copyright NLDA FMW Updating proces: 1. 2. 3. Drukwerk KMA Repro Distributie FMW, KMA, KIM Internet www.nlda.nl Verzoek en indiening input jaarlijks in mei-juni Editing jaarlijks in juli, synchronisatie met OER MBW Publicatie jaarlijks in september Wijzigingen voorbehouden. Aan dit document kunnen geen rechten worden ontleend. Raadpleeg het Onderwijs en Examenregeling MBW (OER MBW) voor juridische geldende informatie. Nederlandse Defensie Academie www.nlda.nl Uitgave Faculteit Militaire Wetenschappen (FMW) Nederlandse Defensie Academie (NLDA) Ministerie van Defensie Postadres Postbus 90004 3509 AA Utrecht www.defensie.nl/nlda September 2016