Studiegids - Ministerie van Defensie

advertisement
Studiegids
Opleiding Militaire Bedrijfswetenschappen
Academisch jaar 2016 - 2017
Nederlandse Defensie Academie
Faculteit Militaire Wetenschappen
Opleidingsbestuur MBW
Nederlandse Defensie Academie
September 2016
Studiegids
Opleiding
Militaire Bedrijfswetenschappen (MBW)
2016-2017
Nederlandse Defensie Academie
Faculteit Militaire Wetenschappen
Opleidingsbestuur MBW
Breda, Den Helder, september 2016
i
Voorwoord
Aan de Faculteit Militaire Wetenschappen (FMW) van de Nederlandse Defensie Academie (NLDA)
wordt een drietal opleidingen op bachelorniveau gegeven. Een van deze richtingen is de studie
Militaire Bedrijfswetenschappen (MBW). Deze opleiding is gericht op het kunnen omgaan met
bedrijfswetenschappelijke vraagstukken, zowel in de vredessituatie als in een expeditionaire context.
Door een stelselmatige vertaling van algemene bedrijfswetenschappelijke inzichten naar de
krijgsmacht – het "militaire bedrijf" – is de studie Militaire Bedrijfswetenschappen een unieke opleiding
die nergens in Nederland aangetroffen kan worden. Het voortdurende gebruik van de nieuwste door
de NLDA verworven onderzoeksinzichten in het onderwijs geeft deze opleiding daarnaast een
bijzonder actueel en academisch-wetenschappelijk karakter. De MBW-opleiding is daarmee niet
alleen uniek, maar ook actueel en wetenschappelijk, en – zeker niet in de laatste plaats – duidelijk
gericht op de voorbereiding van de latere beroepsuitoefening.
Wij hopen dat alle betrokkenen – opdrachtgevers, leidinggevenden, alumni, en natuurlijk ook de
cadetten en adelborsten zelf – met voldoening kennis zullen nemen van de inhoud van deze gids.
Natuurlijk staan wij open voor alle vormen van feedback en kritiek.
Prof. dr. R.J.M. Beeres
Voorzitter Opleidingsbestuur MBW
ii
iii
Inhoudsopgave
Voorwoord
DEEL 1 ORGANISATIE & OPLEIDING
Hoofdstuk 1. Organisatie en filosofie achter de wetenschappelijke opleidingen
1.1
De Nederlandse Defensie Academie
1.2
De Faculteit Militaire Wetenschappen
1.2.1
Algemeen
1.2.2
Structuur van de FMW
1.2.3
Verantwoordelijkheid van de FMW
1.2.4
Cadetten en adelborsten opleiden tot Thinking Soldiers
1.2.5
Stelselmatig vertalen van wetenschappelijke inzichten naar het militaire veld
1.2.6
Relatie officiersprofiel-wetenschappelijke eindeisen
1.2.7
Civiel-militair docentencorps
1.2.8
Motivering voor wetenschappelijk onderwijs
1.3
Militaire Bedrijfswetenschappen: achtergrond, positiebepaling en wetenschappelijke
ambitie
Hoofdstuk 2. MBW opleiding: doelstellingen en eindtermen
2.1
Het werkveld
2.1.1
Inleiding
2.1.2
Managementopgaven van de MBW officier
2.2
Doelstelling en eindtermen van de opleiding MBW
2.2.1
Karakter opleiding MBW
2.2.2
Operationalisatie van de generieke eindtermen
Hoofdstuk 3. Opzet en opbouw van de opleiding MBW
3.1
Opbouw van de opleiding MBW
3.1.1
Het Opleidingsmodel
3.1.2
Algemene beschrijving van de leerlijnen
3.1.3
De MBW opleiding per fase in vakken uiteengezet
3.1.4
Keuzemogelijkheden voor de werkveld-specifieke stromen MBW
3.1.5
Opbouw in moeilijkheidsgraad
3.2
Onderwijs- en werkvormen bij de opleiding MBW
3.3
Generiek jaarooster 4-jarige MBW bachelor en non-bachelor programma
3.3.1
Programma MBW Bachelor
e
3.3.2
Programma MBW Bachelor TRANSITIEPLAN; 4 jaar
Hoofdstuk 4. MBW Opleiding: Kwaliteitszorg en commissies
4.1
Kwaliteitszorg
4.1.1
Kwaliteitszorg op cursusniveau
4.1.2
Kwaliteitszorg op curriculumniveau
4.1.3
Kwaliteitszorg op het niveau van de eindtermen
4.2
Organisatie van de opleiding MBW: Opleidingsbestuur, opleidingscommissie en
examencommissie
DEEL 2 REGELS & SERVICE
Hoofdstuk 5. Regels en procedures van toepassing op MBW studenten
5.1
Toelatingseisen
5.2
Opleidings- en ExamenRegeling (OER) MBW
5.3
Fraude en plagiaat
5.4
Vaste orders
5.5
Lestijden
5.6
Vrijstellingen
5.7
Toetsing en weging
Hoofdstuk 6. Mogelijkheden na uw opleiding MBW
iv
ii
8
10
10
10
10
11
11
11
12
12
14
14
14
16
16
16
16
17
17
19
22
22
22
23
25
27
28
29
30
31
32
34
34
34
34
34
35
36
38
38
38
38
38
39
39
40
42
6.1
Doorstuderen
6.2
Alumni activiteiten
6.3
Executive & hoger management onderwijs
Hoofdstuk 7. Services en voorzieningen voor MBW studenten
7.1
Organisatie
7.2
Mentoraat
7.3
Services
Hoofdstuk 8. Voorzieningen voor MBW studenten
8.1
IT voorzieningen
8.1.1
Elektronische leeromgeving
8.2
Studieboeken
8.3
Locaties Breda
8.4
Locaties Den Helder
8.5
Bibliotheek en Bureau Multimedia
DEEL 3 CURSUSSEN OPLEIDING MBW
Hoofdstuk 9. Uit welke cursussen bestaat de GOO?
9.1
Academische Introductie
9.2
Communicatieve Vaardigheden Nederlands
9.3
Communicatieve Vaardigheden Engels
9.4
Inleiding Oorlog en Vrede
9.5
Inleiding Militaire Operaties
9.6
Legitimiteit en Humanitair Oorlogsrecht
9.7
Defensie Organisatie
9.8
Inleiding Militaire Systemen
9.9
Wetenschapsfilosofie & Argumentatie
Hoofdstuk 10. Uit welke cursussen bestaat de basisfase?
10.1
Militair Leiderschap en Ethiek
10.2
Human Resource Management 1
10.3
Psychosociale Dynamiek v.e. Geweldsorganisatie1
10.4
Basiskennis Militair Bestuursrecht
*
10.5
Evolutie van Krijgsmachten en Oorlogvoering
10.6
Krijgsmacht, Politiek en Samenleving
10.7
Structuur en Flexibiliteit
10.8
Kwaliteit, Processen en Resultaatmanagement
10.9
Interorganisatorische Samenwerking
10.10 Informatie Management
10.11 Basiskennis Militair Straf- en tuchtrecht
10.12 Defensie-Economie en Logistiek
10.13 Defensie Operations Research
10.14 Accounting, Control & Economics
10.15 Defensie Operationele Logistiek*
10.16 MTO 1: Methoden en Technieken van Onderzoek
10.17 Statistiek
10.18 MTO 2: Kwalitatieve Methoden
10.19 MTO 3: Kwantitatieve Methoden
10.20 MTO 4: Research Design*
10.21 Integratie Project
Hoofdstuk 11. Uit welke cursussen bestaat de werkveld-specifieke stroom Operationele
Logistiek en Defensie-Economie (OLDE)?
11.1
Defensie Logistiek & Supply Chain Management
11.2
Defensie Management, Accounting & Control
11.3
Defensie Systemen & Asset Management
11.4
Defensie Accounting, Informatie en Systemen
Hoofdstuk 12. Uit welke cursussen bestaat de werkveld-specifieke stroom Leiderschap in
Crisisomstandigheden (LCO)?
v
42
42
42
44
44
44
44
46
46
46
46
47
48
48
50
52
53
53
54
54
54
55
55
56
56
58
60
62
64
66
68
70
72
74
76
78
80
82
84
86
88
90
92
94
96
98
100
102
104
106
108
112
114
12.1
Psychosociale Dynamiek v.e. Geweldsorganisatie 2
12.2
Human Resource Management 2
12.3
Veiligheid & Leiderschap bij Rampen en Crises
12.4
Human Factors & Systeem Veiligheid
Hoofdstuk 13. Uit welke cursussen bestaat de synthesefase?
13.1
Systemen, Netwerken & Veiligheid
13.2
Project Management
13.3
Strategic Defense Sourcing
13.4
Reflectie op Militaire Innovatie en Techniek
13.5
MTO 5: Individueel Onderzoeksvoorstel
13.6
Scriptie
Hoofdstuk 14. Welke keuzecursussen worden aangeboden?*
14.1
Veranderen en Ontwikkelen
14.2
Counter Threat Finance
14.3
Krijgsmacht & Media
Bijlage 1: Vaktitels
Bijlage 2: Lijst met afkortingen
Colofon
vi
116
118
120
122
124
126
128
130
132
134
136
138
140
142
144
146
148
152
vii
DEEL 1 ORGANISATIE & OPLEIDING
LEES
In dit deel vindt u informatie over de Nederlandse
Defensie Academie, de Faculteit Militaire
Wetenschappen en de opzet van de opleiding
WIJZER
8
8
9
Hoofdstuk 1. Organisatie en filosofie achter
de wetenschappelijke opleidingen
LEES
In dit hoofdstuk vindt u informatie over de organisatie en
de
achtergronden
van
de
opleiding
Militaire
Bedrijfswetenschappen.
WIJZER
1.1 De Nederlandse Defensie Academie
De NLDA heeft tot doel:
§ Het opleiden van mannen en vrouwen tot professionele en gemotiveerde officieren die leiding
gaan geven in de dynamische defensie organisatie;
§ Het doen van wetenschappelijk onderzoek op militaire aandachtsgebieden voor
kennisontwikkeling, onderwijs en beleidsadvisering.
De NLDA bundelt de instituten voor de algemene officiersopleidingen, voor alle defensieonderdelen
op alle niveaus: zowel de initiële officiersopleidingen als de loopbaanopleidingen op het midden-,
hoger- en topmanagementniveau. Bovendien onderhoudt en ontwikkelt de NLDA kennis op militair
relevante gebieden door eigen wetenschappelijk onderzoek, door bundeling van wetenschappelijk
gevalideerde kennis en praktijkervaringen binnen Defensie en door samenwerking met universitaire
instellingen in binnen- en buitenland. Zij maakt deze kennis toegankelijk voor Defensie en
samenleving.
De NLDA leidt officieren op voor alle defensieonderdelen en de verschillende functiegebieden (de z.g.
Wapens, Dienstvakken, Functies, Korpsen) binnen deze krijgsmachtsdelen. De krijgsmachtdelen
hebben elk hun eigen formatie en personeelslogistieke keten waaruit de lange termijn behoefte aan
officieren voor de verschillende richtingen kan worden afgeleid. In afstemming tussen
krijgsmachtdelen en de NLDA wordt bepaald hoeveel officieren met welke expertise moeten worden
opgeleid, en wanneer zij de opleiding moeten hebben afgerond.
Tot de NLDA behoren de volgende onderdelen:
§ Koninklijke Militaire Academie (KMA) in Breda
§ Koninklijk Instituut voor de Marine (KIM) in Den Helder
§ Instituut voor Defensie Leergangen (IDL) in Breda
§ Faculteit Militaire Wetenschappen (FMW) in Breda en Den Helder
§ Nederlands Instituut voor Militaire Historie (NIMH) in Den Haag
§ Leergang Topmanagement Defensie (LTD) in Den Haag
§ Human Resources Management Academie (HRM Academie) in Breda.
De NLDA telt 507 militairen en burgers in de vaste staf en ongeveer 2000 cadetten, adelborsten en
(internationale) cursisten.
1.2 De Faculteit Militaire Wetenschappen
1.2.1 Algemeen
De Faculteit Militaire Wetenschappen (FMW) maakt als onderdeel van de NLDA deel uit van de
Nederlandse Defensieorganisatie. De FMW is dan ook gebonden aan de regelgeving van Defensie.
10
Die regelgeving kan in een aantal gevallen strijdig zijn met de eisen die zijn verbonden aan de status
van civiel erkende instelling voor wetenschappelijk onderwijs. Om toch te kunnen voldoen aan deze
eisen, zoals neergelegd in de “Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek” (WHW),
is binnen de NLDA een bijzondere organisatiestructuur ontwikkeld waar het de positie van de FMW
betreft. Deze organisatiestructuur is geborgd in een Bestuurs- en Beheersreglement (BBR) en een
faculteitsreglement (FR). Het gaat hierbij vooral om het borgen van de academische vrijheid.
De FMW heeft een faculteitsbestuur dat bestaat uit een decaan, een portefeuillehouder onderwijs en
een portefeuillehouder onderzoek. Het faculteitsbestuur geeft leiding aan de faculteit. Boven het
faculteitsbestuur fungeert een College van Bestuur (CvB). Het CvB bestaat uit de commandant van
de NLDA, zijn plaatsvervangende commandant, de directeur bedrijfsvoering en de decaan. De
faculteit heeft een onafhankelijk adviesorgaan om het wetenschappelijke niveau en de academische
onafhankelijkheid te bewaken, te weten de Wetenschappelijke Adviesraad (WAR). De WAR bestaat
uit een commissie van hoogleraren van universiteiten. De WAR geeft gevraagd en ongevraagd advies
aan het CvB over wetenschappelijke kwesties die de FMW aangaan.
De FMW verzorgt haar bacheloropleidingen op twee locaties, te weten in Breda en in Den Helder. Het
zwaartepunt van de opleiding MBW ligt in Breda. Dat betekent dat MBW-cadetten van de landmacht,
luchtmacht en KMAR hun gehele opleiding in Breda volgen. Voor de MBW-adelborsten van de marine
houdt het in dat zij hun eerste 60 EC van de studie in Den Helder volgen en de laatste 120 EC samen
met de cadetten in Breda.
1.2.2 Structuur van de FMW
De FMW bestaat uit drie vakgroepen, te weten:
§ Militaire Bedrijfswetenschappen (MBW)
§ Krijgswetenschappen (KW)
§ Militaire Technische wetenschappen (MTW)
1.2.3 Verantwoordelijkheid van de FMW1
De FMW is primair verantwoordelijk voor het verzorgen van drie wetenschappelijke bacheloropleidingen. Deze opleidingen onderscheiden zich door een stelselmatige vertaling en toepassing van
wetenschappelijke theorieën naar het militaire domein. De FMW leidt haar studenten op tot wat wel
wordt aangeduid met de term thinking soldier; hiermee wordt gedoeld op een wetenschappelijk
opgeleide militair die in het veld kan omgaan met kennisintensieve besluitvorming onder druk. Van de
thinking soldier wordt verwacht dat deze oplossingen voor problemen in het militaire veld kan
ontwerpen, leiding kan geven aan de invoering van deze oplossingen, en kan samenwerken in teams
van dikwijls wisselende samenstelling.
Aan het FMW-onderwijs ligt wetenschappelijk onderzoek ten grondslag; zowel het eigen onderzoek
als dat van derden. Het eigen onderzoek in de FMW draagt bij aan zowel het academische als het
professionele debat.
1.2.4 Cadetten en adelborsten opleiden tot Thinking Soldiers
De FMW formuleert vijf academische eigenschappen die de wetenschappelijk opgeleide officier
2
kenmerkt . De wetenschappelijk opgeleide officier:
1. werkt theoriegedreven. Hij of zij: (a) zoekt actief naar – en gebruikt “state-of-the-art” theorie bij het
analyseren van informatie en het ontwikkelen van oplossingen; (b) is op de hoogte van en staat
kritisch tegenover het gebruik van theorieën; (c) kan deze op waarde schatten en kent – onder
andere door kennis van toegepaste methodologie – ook de grenzen en beperkingen van de
theorie; (d) kan bestaande theorieën creatief toepassen op problemen in het militaire werkveld.
Door deze eigenschappen laten zij dikwijls een nieuw licht schijnen op een bestaande – of
historische – situatie en op de gangbare methoden voor het ontwerpen van oplossingen;
2. is creatief en kritisch ten aanzien van opdrachten. Zorgt er niet alleen voor dat opdrachten worden
uitgevoerd, maar kan ook functioneren als partner en adviseur van commandanten en andere
1
FMW Onderwijsvisie en -beleid, 2008
Aken van J.E. (2005; 2007) De Master of Science Innovation Management: Ingenieur of Onderzoeker, Discussiestuk OSM,
Faculteit TM-TU/e, Eindhoven
2
11
opdrachtgevers. Kan opdrachten afbakenen en structureren, niveaus en systeemgrenzen bepalen
en heeft zicht op de bredere – (inter)nationale en maatschappelijke – context van de opdracht.
3. is reflectief. Dit uit zich in veel aandacht voor de aanpak van opdrachten (reflection before action)
en, bij het ontwerpen van oplossingen, voor problemen in het militaire veld (reflection in action). Is
bovendien in staat te reflecteren op de eigen werkwijze, op gebruikte theorieën en modellen, en
op zichzelf, d.w.z. op de eigen rollen, belangen en (voor)oordelen.
4. kan analyseren, abstraheren en redeneren.
5. voelt zich medeverantwoordelijk voor en betrokken bij het domeinspecifieke referentiekader van
de FMW en de eigen bacheloropleiding in het bijzonder. Heeft zicht op de historische ontwikkeling
van en de samenhang tussen de drie wetenschapsdomeinen die het domeinspecifieke
referentiekader van de FMW kenmerken. Voelt zich medeverantwoordelijk voor de invloed van de
door hem/haar ontworpen oplossingen in de praktijk van het militaire werkveld. In tegenstelling tot
onderzoekers grijpen officieren al dan niet in samenwerking met anderen daadwerkelijk in op de
werkelijkheid -of zij geven leiding aan interventies op de werkelijkheid. Daarom heeft de officier
ook een verantwoordelijkheid voor de effecten van zijn/haar ingrepen.
1.2.5 Stelselmatig vertalen van wetenschappelijke inzichten naar het militaire
veld
Het bacheloronderwijs van de FMW, gevoed door eigen militair relevant onderzoek, wetenschappelijk
onderzoek van derden en ervaringen van militaire professionals, kenmerkt zich door een
stelselmatige vertaling van algemene wetenschappelijke inzichten uit wetenschapsgebieden zoals
geschiedenis, internationale betrekkingen, rechtsgeleerdheid, bedrijfswetenschappen, economie,
ethiek, gedragswetenschappen en techniek naar het “militaire bedrijf” en militaire operaties. Het
militaire werkveld en militaire operaties in het bijzonder kunnen in dat kader worden gezien als de
verbindende schakel tussen de wetenschapsdomeinen Krijgswetenschappen, Militaire Bedrijfswetenschappen en Militaire Systemen en Technologieën.
Deze kenmerkende eigenschap vloeit voort uit de overtuiging dat effectief functioneren als officier in
zowel het operationele en bestuurlijke werkveld als in de bedrijfsvoering een aantal academische
competenties vereist.
De FMW locaties in Breda en Den Helder waar de bacheloropleidingen plaatsvinden zijn nauw
gerelateerd aan de officiersopleidingen van de KMA en het KIM. De naamgeving van de FMW duidt
niet alleen op deze relatie, maar geeft tevens de eigen aard aan in de context van het Nederlands
Hoger Onderwijs. Het is de toepassing van algemene inzichten uit de wetenschappelijke domeinen op
de militaire praktijk dat het FMW onderwijs uniek maakt in de context van het Nederlandse Hoger
Onderwijs.
1.2.6 Relatie officiersprofiel-wetenschappelijke eindeisen
De opleidingsprofielen van de FMW-bacheloropleidingen zijn gebaseerd op (1) het officiersprofiel
3
(2007) en (2) wetenschappelijke eindeisen (gebaseerd op de vergelijking met relevante
bacheloropleidingen aan universiteiten en zusterinstituten in het buitenland). Hiermee geeft de FMW
aan dat zij naast haar primaire aandacht voor wetenschappelijke vorming, sterk betrokken is bij de
doelstellingen op het gebied van persoonsvorming en militaire-maritieme vorming.
Het officiersprofiel
De Koninklijke Landmacht beschrijft in “het domein van de officier” (2004) drie rollen die officieren
moeten kunnen vervullen: commandant, adviseur en coach. Bij het commandantschap horen de
ontwikkeling van een (strategische) visie, transformationeel leiderschap en het tot stand brengen van
cohesie binnen de eenheid. In de rol van adviseur heeft de officier oog voor externe en interne
invloeden op de organisatie; organiseert en coördineert de werkzaamheden; staat open voor nieuwe
(technologische) ontwikkelingen en adviseert verschillende niveaus van de organisatie. In de rol van
coach treedt de officier op als coach/mentor van ondergeschikten.
Uit het officiersprofiel en het vervullen van de drie rollen zijn dertien competenties afgeleid die
officieren tijdens hun gehele loopbaan blijven ontwikkelen:
3
Profielschets Subalterne Krijgsmachtofficier (vastgesteld door CDS op 27 juni 2007).
12
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
10.
11.
12.
13.
Besluitvaardigheid
Communicatie
Initiatief
Integriteit
Inter-persoonlijke sensitiviteit
Omgevingsbewustzijn
Oordeelsvorming
Samenwerken
Stressbestendigheid
Verantwoordelijkheidsbesef
Analyseren
Plannen en organiseren
Resultaatgerichtheid.
Het wetenschappelijk opleidingsprofiel
Aansluitend bij de officierscompetenties vertaalt het wetenschappelijke werk- en denkniveau voor
officieren zich in termen als inzicht, begrip, samenhang, conceptueel denken, abstractie, systematiek,
logisch en kritisch denken, denken in structuren, ethisch bewustzijn, vermogen om te reflecteren op
en te communiceren over de eigen kennis en het eigen handelen. Deze termen doen een appel op
het ontwikkelen van het leervermogen, typerend voor wetenschappelijke vorming.
Uit de synthese van de vijf eigenschappen van thinking soldiers, het officiersprofiel en de benchmarks
met universitaire instellingen leidt de FMW doelstellingen af voor haar bacheloropleidingen (Figuur 1 .
De doelstellingen zijn vertaald naar eindkwalificaties ofwel eindtermen. Deze eindtermen zijn op hun
beurt weer terug te voeren op de zogenaamde Dublin descriptoren en/of de criteria voor academische
bachelor en master curricula.
Bacheloropleiding
Militaire Bedrijfswetenschappen
Visie en beleid onderzoek & onderwijs
Faculteit Militaire Wetenschappen
Werkveld Officier Militaire
Bedrijfswetenschappen
Profielschets
subalterne
officier
Wetenschappelijke
eindtermen
Algemeen militair werkveld
Benchmarks
universiteiten en militaire
zusterinstituten
Hoofdtaken defensie
Wetenschappelijke professionals
Wetenschappelijk onderzoek
Vraagstukken
militaire werkveld
Vraagstukken
wetenschappelijke context
Figuur 1 u Relatie militaire werkveld en wetenschappelijke context van de bacheloropleiding MBW
13
1.2.7 Civiel-militair docentencorps
Het FMW-onderwijs wordt ontwikkeld en uitgevoerd door een docentencorps bestaande uit een mix
van civiele en militaire docenten. Dit docentencorps put uit ruime eigen ervaring binnen het nationale
en internationale militaire veld, volgt militair relevante (internationale) ontwikkelingen op de voet en is
actief op het gebied van – voor de FMW – relevant onderzoek. De FMW-docenten hebben vaak
directe eigen ervaring met (deelgebieden van) vakken die zij doceren. Kenmerkend voor FMW
docenten zijn het enthousiasme voor het militair wetenschappelijk onderwijs en onderzoek, een grote
betrokkenheid bij het militaire bedrijf waarvoor de studenten worden opgeleid en het tegemoet treden
van studenten als toekomstige collega’s. Dit laatste treedt vooral sterk op tijdens het
afstudeeronderzoek dat aansluit bij en bijdraagt aan de FMW onderzoeksprogramma’s.
1.2.8 Motivering voor wetenschappelijk onderwijs4
De FMW baseert de noodzaak van een wetenschappelijke oriëntatie op drie motieven.
Ten eerste heeft het optreden van de hedendaagse Nederlandse krijgsmacht tot gevolg dat het
bestuur van de organisatie, de inzet van mensen en middelen en daarmee de tactische, technische
en administratieve bedrijfsprocedures steeds moeten worden aangepast aan veranderende eisen en
omstandigheden.
Ten tweede worden Nederlandse officieren geacht:
1. onder fysiek en mentaal belastende omstandigheden telkens nieuwe en complexe
probleemsituaties te analyseren en verhelderen op basis van een gestructureerd onderzoek- of
denkproces;
2. analyses om te zetten in plannen om de problemen aan te pakken en op te lossen;
3. te anticiperen en te reageren op nieuwe omstandigheden en onbekende situaties;
4. de gekozen aanpak vooraf maar ook achteraf op zijn merites te beoordelen.
Ten derde kan van officieren worden verwacht dat zij wetenschappelijk onderzoek kunnen initiëren,
definiëren, interpreteren, beoordelen en onder begeleiding uitvoeren. Dit onderzoek kan betrekking
hebben op bijvoorbeeld beleidsontwikkeling of op een technisch ontwerp.
Naast persoonsvorming, vaktechnische deskundigheid en militaire en/of maritieme vorming hebben
officieren dan ook wetenschappelijke vorming nodig om de eisen die aan hen worden gesteld waar te
kunnen maken.
1.3 Militaire Bedrijfswetenschappen: achtergrond, positiebepaling en
wetenschappelijke ambitie
De MBW-opleiding is in eerste instantie bedoeld voor de typisch bedrijfskundige functiegebieden in de
verschillende krijgsmachtdelen: de militaire administratie/bedrijfseconomische zaken, de logistiek
(bevoorrading, transport en onderhoud), de geneeskundige dienst, de personeelsfunctie, en voor de
zeestrijdkrachten: de officier van de logistieke dienst. In Tabel 1 wordt een overzicht gegeven van de
bedrijfskundige officiersfuncties.
4
FMW Onderwijsvisie en -beleid, 2008
14
Tabel 1 u Overzicht van bedrijfskundige officiersfuncties
Krijgsmachtdeel
Functies
Koninklijke Landmacht
Officier Logistiek: Militaire Administratie
Officier Logistiek: Geneeskundige Dienst
Officier Logistiek: Bevoorrading & Transport
Koninklijke Luchtmacht
Officier Logistiek
Officier Personeel
Officier Bedrijfseconomische Zaken
Koninklijke Marine
Officier van de Logistieke Dienst
Koninklijke Marechaussee
Officier KMAR
Opmerking bij Tabel 1: Noemenswaardig is dat naast de in Tabel 1 genoemde aspirant-officieren ook
een aantal aspirant-officieren van andere wapens, dienstvakken, functiegroepen of korpsen mag
kiezen voor de opleiding MBW. Zo kan ook een percentage van de aspirant-officieren van het Korps
Mariniers, de Zeedienst, de Cavalerie, de Infanterie en de Artillerie deelnemen aan de MBWopleiding. Bij de Luchtmacht kunnen aspirant-officieren voor functies in de Gevechtsleiding, Geleide
Wapens, Algemene Luchtverdediging, Vlieg-operatiën, Inlichtingen en Luchtverkeersleiding de
opleiding MBW volgen.
Ten aanzien van de opleiding MBW is het belangrijk te benadrukken dat zij zich niet beperkt tot de
zogenaamde vredesorganisatie. De opleiding richt zich op zowel de vredes- als op de uitzendings- of
crisissituatie. Hierdoor is de MBW-opleiding uniek in Nederland. In de MBW-opleiding wordt het
functioneren van mens en organisatie dan ook niet alleen onder normale, maar ook onder
uitzonderlijke, zo niet extreme omstandigheden bestudeerd. Dat is iets waar civiele opleidingen
(vrijwel) niet aan toekomen. Van MBW-opgeleide officieren wordt verwacht dat zij bedrijfskundige
inzichten kennen en kunnen toepassen, maar bovendien wordt verwacht dat zij die inzichten kunnen
aanpassen aan situaties van verhoogde spanning zoals die zich tijdens humanitaire missies en
optreden in crisis- en oorlogsomstandigheden kunnen voordoen. Ook in het onderzoek van de
vakgroepen wordt het functioneren van mens en organisatie onder uitzonderlijke, risicovolle
omstandigheden nadrukkelijk aan de orde gesteld.
15
Hoofdstuk 2. MBW opleiding: doelstellingen
en eindtermen
LEES
Dit hoofdstuk geeft een beschrijving van de achtergrond,
de doelstellingen en eindtermen van de opleiding MBW
WIJZER
2.1 Het werkveld
2.1.1 Inleiding
Het werkveld van de MBW officier heeft in de loop der jaren enkele belangrijke trends doorgemaakt
en zal zich de komende jaren verder ontwikkelen. Vanuit de opleiding bezien, zijn in het bijzonder de
volgende ontwikkelingen van belang:
De samenstelling van de krijgsmacht is gebaseerd op twee pijlers: het nationale ambitieniveau en de
internationale samenwerking met de toezeggingen die daar uit voortkomen. Het ambitieniveau geeft
zowel kwantitatief als kwalitatief een raamwerk voor de grootte en samenstelling van de totale
krijgsmacht. Het ambitieniveau van Defensie beschrijft onder meer een kwalitatief en technologisch
hoogwaardige militaire bijdrage aan internationale operaties in alle delen van het geweldsspectrum,
ook in de beginfase van een operatie, naast de bescherming van het eigen en bondgenootschappelijk
grondgebied en luchtruim en de uitvoering van nationale militaire taken en van civiele overheidstaken.
De Beleidsvisie 2007 van het Ministerie van Defensie stelt niet de organisatiedelen, maar
defensiebrede capaciteiten voorop. Moderne militaire capaciteiten bestaan uit bijdragen vanuit vele
delen van de defensieorganisatie. Uitgangspunt bij de toewijzing van middelen aan organisatiedelen
is de bijdrage die wordt geleverd aan defensiebrede operationele capaciteiten die gestalte geven aan
de beleidsdoelen, niet de omvang van het organisatiedeel als zodanig. Deze visie weerspiegelt de
wereldwijde omslag van ‘input’-gedreven denken, naar ‘output’- of ‘outcome’-gedreven denken.
Een moderne krijgsmacht kan niet functioneren zonder de belangrijkste wapenplatforms, maar voor
effectief expeditionair optreden is meer nodig. Niet alleen traditionele blikvangers zoals tanks,
schepen en jachtvliegtuigen bepalen de effectiviteit, maar in toenemende mate ook processen als
verplaatsingen, inlichtingen, informatie en bevelvoering. De eisen aan de ondersteunende elementen
van militair vermogen zullen blijven toenemen en extra inspanningen vergen die het vinden van het
juiste evenwicht tot een continu proces maken.
Om militair vermogen samenhangend te beoordelen, wordt dit vanuit meerdere militair-operationele
invalshoeken bezien. Door via deze verschillende invalshoeken militair vermogen consequent te
analyseren wordt bijgedragen aan het evenwicht tussen de componenten van (expeditionair) militair
vermogen.
2.1.2 Managementopgaven van de MBW officier
Uit de profielschets van de subalterne officier en de ontwikkelingen in het werkveld kunnen de
kerntaken en managementopgaven voor het beroepenveld geabstraheerd worden. Managementopgaven zijn kritische beslissingen, waarbij sprake is van keuzen, dilemma’s, spanningsvelden,
problemen dan wel kansen. Van officieren MBW wordt dan een visie, aanpak en een oplossing
verwacht.
16
Een MBW opgeleide officier neemt afhankelijk van de fase in zijn/ haar loopbaan beslissingen over cq
draagt bij aan beslissingen over:
§ De uitvoering, beleidsvoorbereiding en beleidsbepaling over bedrijfswetenschappelijke zaken
aangaande de Defensieorganisatie in relatie tot de relevante politiek-bestuurlijke,
maatschappelijke en sociaaleconomische ontwikkelingen;
§ De organisatiedoelstellingen in termen van snelheid, kwaliteit, capaciteit, servicegraad, juridische
eisen en nazorg die toetssteen zijn voor het (her)inrichten van de processen in de organisatie;
§ Het implementeren van verandermanagement;
§ De inrichting, planning, besturing en beheersing van de personele, materieellogistieke en
financieel-economische processen, die zowel binnen de Defensieorganisatie, binnen de overheid
als bij internationale organisaties plaatsvinden (VN, NAVO en EU);
§ De inzet van informatie- en communicatietechnologie voor het ondersteunen van de uitvoering en
het beheersen van de processen;
§ De verdeling van taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden binnen de organisatie en t.o.v.
externe partijen, evenals de inrichting van de eigen organisatie;
§ Het uitvoeren, bewaken en bijstellen van het succesvol realiseren van de gestelde doelen in een
procesmatige benadering;
§ De wijze waarop bij Defensie en bij derden goed en maatschappelijk verantwoord werkgeverschap
wordt ingevuld evenals het invullen van de personele organisatie, zoals Human Resource
Management en de bijzondere positie van de militair;
§ De wijze waarop en omstandigheden waarbinnen de militaire functie-uitoefening plaatsvindt,
waarbij de officier als leidinggevende zich rekenschap kan geven van de specifiek militairjuridische context van het handelen;
§ De wijze waarop Defensie zorg draagt voor het veilig functioneren in een complexe organisatie en
in een complexe en dynamische omgeving;
§ Bedrijfsvoeringsituaties onder moeilijke omstandigheden, inclusief mogelijk gewapend (militair)
optreden, waarbij de officier als leidinggevende ethisch verantwoord weet te handelen;
§ De inzet van middelen in internationaal verband.
Een samenhangende concrete uitwerking van deze vraagstukken is bepalend voor het bereiken van
de juiste prestaties.
2.2 Doelstelling en eindtermen van de opleiding MBW
2.2.1 Karakter opleiding MBW
Om aan genoemde managementopgaven invulling te kunnen geven is een interdisciplinaire opleiding
opgezet die gebouwd is op economische, organisatiekundige, gedragswetenschappelijke, en
institutionele kennispijlers.
Het interdisciplinaire karakter van de MBW-opleiding komt tot uitdrukking in het paradigma van de
“thinking soldier”. Met dit paradigma worden twee bijzondere kenmerken van het officiersschap voor
het voetlicht gebracht. Het eerste kenmerk betreft het verenigen van managementvaardigheden met
leiderschapskwaliteiten. In het kader van de vredesbedrijfsvoering heeft de krijgsmacht namelijk
behoefte aan algemene managers die nadenken over en invulling geven aan de wijze waarop een
grote, complexe, multifunctionele organisatie als Defensie haar mensen en middelen zo efficiënt
mogelijk kan aanwenden. Daarnaast heeft de krijgsmacht behoefte aan leiders die mens en
organisatie effectief inzetten onder uitzonderlijke, zo niet extreme omstandigheden. In beide rollen
moet de officier kunnen omgaan met een divers krachtenspel en is dus een breed bedrijfskundig
referentiekader vereist.
Het tweede kenmerk van de “thinking soldier” refereert aan het opleiden van “denkende doeners”.
Gezien de complexiteit van de organisatiecontext is de krijgsmacht gebaat bij de vorming van
zelfstandige en vernieuwende denkers, die beschikken over een interdisciplinair denkkader op basis
waarvan weloverwogen bedrijfskundige beslissingen kunnen worden genomen. Daarnaast slaat het
woord “soldier” terug op de praktische inslag die ook van officieren wordt verwacht. MBW-opgeleide
17
officieren moeten uiteindelijk academische professionals zijn die door toepassing van
wetenschappelijke kennis en inzichten in staat zijn oplossingen te ontwerpen voor de bedrijfskundige
vraagstukken uit het militaire werkveld. Zodoende legt de MBW-opleiding ook een zware nadruk op
de vertaling van organisatiekundige, economische, gedragswetenschappelijke en institutionele
wetenschappelijke inzichten naar specifieke implicaties voor de militaire organisatie.
Gebaseerd op het “thinking soldier” paradigma heeft de MBW-opleiding de volgende hoofddoelstelling
geformuleerd:
Als voorbereiding op de complexe wereld waarbinnen de Nederlandse officier werkzaam zal
zijn, beoogt de MBW-opleiding haar studenten een brede wetenschappelijke bedrijfskundige
basis mee te geven, op basis waarvan organisatorische vraagstukken en problemen in het
algemeen, en uit het militaire domein in het bijzonder, kunnen worden begrepen en
geadresseerd.
Deze doelstelling is vertaald in de zes onderstaande generieke eindtermen, die enerzijds zijn afgeleid
van de profielschets van de officier en anderzijds sterk zijn gebaseerd op de zogenaamde Dublin
descriptoren. Met het accent op het verwerven van kennis, begrip van concepten en principes en het
kunnen toepassen van al datgene, positioneert de MBW-opleiding zich nadrukkelijk als een
wetenschappelijke studie op bachelor niveau.
Na voltooiing van de opleiding is de afgestudeerde officier in staat om:
1. op basis van aangedragen algemene wetenschappelijke bedrijfskundige kennis en nieuwe
inzichten, het functioneren van organisaties in het algemeen en de Defensie organisatie in het
bijzonder, te doorgronden;
2. met behulp van de aangereikte wetenschappelijke kennis en inzichten, oplossingen te
genereren voor toegepaste bedrijfskundige vraagstukken;
3. primaire en ondersteunende processen van (militaire) organisaties onder normale en
crisisomstandigheden te kunnen duiden, inrichten, beheersen en aanpassen;
4. complexe gegevens logisch te structureren en terug te brengen tot relevante eenheden,
verbanden te leggen en onderliggende kernthema’s te identificeren en overzicht te behouden;
5. ideeën, visies en bevindingen te kunnen verwoorden, in woord en geschrift, in het Nederlands
en in het Engels, zowel in een wetenschappelijke als in een militaire omgeving;
6. na te denken over, te reflecteren op, en verantwoording af te leggen over het eigen handelen
en leer- en vormingsproces.
18
2.2.2 Operationalisatie van de generieke eindtermen
De generieke eindtermen zijn geoperationaliseerd in de onderstaande concrete eindtermen om
richting te geven aan de invulling van het curriculum van de MBW-opleiding.
Generieke eindterm 1:
Op basis van algemene wetenschappelijke bedrijfskundige kennis
en nieuwe inzichten is de afgestudeerde MBW-Bachelor in staat
het functioneren van organisaties in het algemeen en de
defensieorganisatie in het bijzonder, te doorgronden.
De MBW Bachelor:
1.1 heeft kennis van en inzicht in de context waarin, de middelen
waarmee en de wijze waarop de krijgsmacht haar taken moet
uitvoeren;
1.2 heeft kennis van complexe organisatieprocessen, -structuren
en –contexten van verschillende soorten organisaties en de
Defensieorganisatie in het bijzonder;
1.3 heeft kennis van en inzicht in veel gebruikte en actuele
bedrijfskundige theorieën en modellen;
1.4 heeft kennis van en inzicht in de actuele en basisconcepten
van vele ondersteunende gebieden van de (militaire)
bedrijfskunde, zoals personeel, logistiek, financiën,
informatie, technologie;
1.5 heeft kennis van en inzicht in de bestuursrechtelijke aspecten
van de militaire organisatie;
1.6 heeft inzicht in de manier waarop complexe operaties geleid
worden;
1.7 kan problemen met betrekking tot de inrichting en besturing
van organisaties en de Defensieorganisatie in het bijzonder
analyseren, interpreteren en verklaren met behulp van
begrippen en benaderingswijzen uit militaire
bedrijfswetenschappelijke kennis en inzichten;
1.8 heeft inzicht in de manier waarop aspectgebieden van de
militaire bedrijfswetenschappen onder crisisomstandigheden
tot uitdrukking komen en aangepakt kunnen worden;
1.9 heeft kennis van en inzicht in de ethische, normatieve en
maatschappelijke impact van het functioneren van de
krijgsmacht onder diverse omstandigheden.
Dublin descriptor
Generieke eindterm 2:
Met behulp van de aangereikte wetenschappelijke kennis, inzichten
en methoden is de afgestudeerde MBW-Bachelor in staat
problemen te analyseren en oplossingen te genereren voor
toegepaste bedrijfskundige vraagstukken.
De MBW Bachelor:
2.1 is in staat om onder begeleiding ten behoeve van
toepassingsgericht, empirisch onderzoek een projectkader,
doelstelling, onderzoeksmodel en conceptueel model te
formuleren en zelfstandig literatuur te verzamelen;
2.2 is in staat ten behoeve van een MBW-onderzoek een
relevante strategie, dataverzamelings- en dataanalysemethode te kiezen;
2.3 heeft kennis van en vaardigheid in het toepassen van
beschrijvende en elementaire toetsende statistiek;
2.4 heeft kennis van en vaardigheid in het toepassen van
kwalitatieve data-analysemethoden en –technieken;
2.5 kan de opzet, de uitvoering en conclusies van het onderzoek
in de vorm van een wetenschappelijk verslag presenteren.
Dublin descriptor
19
Kennis en Inzicht
Toepassen kennis en inzicht
als academisch onderzoeker
Generieke eindterm 3:
De afgestudeerde MBW-Bachelor is in staat om primaire en
ondersteunende processen van (militaire) organisaties onder
normale en crisisomstandigheden te kunnen duiden, inrichten,
beheersen en aanpassen.
De MBW Bachelor:
3.1 begrijpt de plaats van de krijgsmacht in de Nederlandse
samenleving en in de internationale context en kan daarbij de
grenzen van het eigen handelen bepalen;
3.2 kan bij problemen in de externe afstemming tussen de
krijgsmacht en omgeving verschillende stakeholders
identificeren en oplossingen bedenken om het probleem aan
te pakken;
3.3 kan relatief eenvoudige bedrijfsproblemen analyseren, de
consequenties voor de operationele praktijk inschatten en
oplossingen ontwikkelen;
3.4 kan interne organisatieprocessen beschrijven en analyseren
(zoals organisatorische financiële, personele, logistieke,
informatiekundige);
3.5 is in staat om, onder begeleiding, op basis van de analyse
een bij het bedrijfsprobleem passend ontwerp te maken;
3.6 kan bij het doorvoeren van veranderingen planmatig en
resultaatgericht werken volgens de Deming-cyclus (plan, do,
check, act).
Generieke eindterm 4:
De afgestudeerde MBW-Bachelor is in staat om complexe
gegevens logisch te structureren en terug te brengen tot relevante
eenheden, verbanden te leggen en onderliggende kernthema’s te
identificeren en overzicht te behouden.
De MBW Bachelor:
4.1 is in staat kritisch te reflecteren op een handelwijze, een
beslissing of een maatregel met behulp van theorieën en
modellen;
4.2 is er op gericht en in staat om verantwoording af te leggen
over het eigen handelen;
4.3 kan multidisciplinaire aspecten aan een probleem
onderkennen en die aspecten integreren;
4.4 kan bestaand onderzoek kritisch beoordelen en hierop
reflecteren;
4.5 is in staat om basisassumpties van onderzoek en uitspraken
aan de orde te stellen;
4.6 kan maatschappelijke implicaties van de bedrijfsbeslissingen
van Defensie en de invloed van de maatschappelijke context
op bedrijfsbeslissingen van Defensie inschatten;
4.7 vormt zich een oordeel over de ethische, normatieve en
maatschappelijke impact van het functioneren van de
krijgsmacht onder diverse omstandigheden.
20
Dublin descriptor
Toepassen kennis en inzicht
als academisch professional
Dublin descriptor
Oordeelsvorming
Generieke eindterm 5:
De afgestudeerde MBW-Bachelor is in staat om ideeën, visies en
bevindingen te verwoorden, in woord en geschrift, in het
Nederlands en in het Engels, zowel in een wetenschappelijke als in
een militaire omgeving.
De MBW Bachelor:
5.1 is vaardig in het professioneel en doelgericht samenwerken in
teamverband met erkenning van verschillende belangen,
posities en rollen;
5.2 kan ideeën en visies verwoorden aansluitend op de
doelgroep;
5.3 kan een gestructureerde mondelinge en schriftelijke
presentatie in het Nederlands en in het Engels geven van een
zelfstandig of in teamverband verrichte literatuurstudie of
onderzoek;
5.4 is vaardig in het gebruik van diverse (veelal ICT-)
hulpmiddelen om adequaat te communiceren.
Dublin descriptor
Generieke eindterm 6:
De afgestudeerde MBW-Bachelor is in staat na te denken over, te
reflecteren op, en verantwoording af te leggen over het eigen
handelen en leer- en vormingsproces.
De MBW Bachelor:
6.1 is in staat zelfstandig kennis te verwerven en toe te passen;
6.2 is in staat kritisch te reflecteren over het gebruik van
theorieën en modellen;
6.3 is in staat een kritisch oordeel te vormen over eigen
conclusies en handelen;
6.4 heeft een houding gericht op levenslang leren.
Dublin descriptor
21
Communicatie
Leervaardigheden
Hoofdstuk 3. Opzet en opbouw van de
opleiding MBW
LEES
Dit hoofdstuk geeft een beschrijving van de opzet en
opbouw van de opleiding MBW
WIJZER
3.1 Opbouw van de opleiding MBW
3.1.1 Het Opleidingsmodel
5
In figuur 2 wordt de opbouw van de MBW-opleiding schematisch weergegeven. In algemene zin is
de opleiding verdeeld in vier fases, te weten de Gemeenschappelijke Officiersopleiding (GOO), de
basisfase, de werkveld-specifieke stromen, en de synthesefase. In de basisfase worden drie
thematische leerlijnen onderscheiden: “de psychosociale dynamiek van expeditionair optreden”
(PSDEO), “organiseren van militaire inzet” (OMI), en “deployability, sustainability and performance”
(DSP). Deze leerlijnen zijn thematisch maar verbinden binnen deze thematiek de verschillende
kennispijlers van het disciplineprotocol MBW. PSDEO omvat de pijler “gedrags- en sociale
wetenschappen” en één aspect van “institutionele en rechtswetenschappen” (straf- en tuchtrecht).
OMI omvat de pijlers bedrijfswetenschappen en institutionele- en rechtswetenschappen. In het
discipline protocol wordt het onderwerp “logistiek” ook tot de bedrijfswetenschappen gerekend. Omdat
het thema logistiek, echter, essentieel is voor het thema “deployability, sustainability & performance”
wordt logistiek ondergebracht in de andere leerlijn. DSP omvat de economische wetenschappen, de
technische wetenschappen en het thema logistiek (bedrijfswetenschappen). Naast 3 thematische
leerlijnen wordt er een leerlijn Methoden en Technieken van Onderzoek (MTO) onderscheiden.
Werkveld-specifieke stromen gaan in op kennis die absoluut noodzakelijk is voor het
functioneren in een bepaald militair werkveld. In vergelijking met de profileringen uit het voorgaande
onderwijsmodel komt minder de nadruk te liggen op het uitdiepen van één van de aspecten van de
bedrijfswetenschappen. De consequentie hiervan is dat de bachelor MBW als geheel een bredere
basis krijgt. Dit past overigens in de ontwikkelingen binnen het onderwijswerkveld, waarin een streven
naar bredere bachelors en minder doorstroom-masters een expliciete doelstelling is. Uiteindelijk
resteren er 2 werkveldspecifieke stromen van elk 20 studiepunten. Eén stroom wordt genoemd
“leiderschap in crisisomstandigheden” (LCO) en is inhoudelijk gerelateerd aan de leerlijn PSDEO en
de andere “operationele logistiek en defensie-economie” (OLDE). Deze is inhoudelijk gerelateerd aan
DSP.
In de synthesefase worden 4 “integrerende topvakken” onderscheiden. Daarvan zijn er 3 gerelateerd
aan een leerlijn (PSDEO, OMI of DSP) en één vak niet, te weten reflectie op militaire innovatie &
technologie (ROMIT). Kenmerkend voor deze leerlijn integrerende topvakken is dat zij inzichten uit de
leerlijnen in de basisfase integreren aan de hand van voor de militaire organisatie relevante
thematiek. Het is dus de thematiek van de militaire organisatie die de leerlijnen, en dus in essentie de
kennis uit de basisvakken van het disciplineprotocol integreert. Door deze integratie van
bedrijfswetenschappelijke kennis toegepast op relevante militaire thematiek blijkt dat in de analyse
van “veldproblemen” de onderlinge verwevenheid van de basisdisciplines van groot belang is en blijkt
dat juist in de meest geavanceerde veldproblematiek deze verwevenheid een grote rol speelt.
5
De uitgeschreven vaktitels zijn te vinden in Bijlage 1.
22
Figuur 2 u MBW Opleidingsmodel
3.1.2 Algemene beschrijving van de leerlijnen
1. PSDEO (A)
De focus van de leerlijn Psychosociale Dynamiek van Expeditionair Optreden (PSDEO) ligt op de
driehoeksrelatie tussen het individu, de groep en het organisatiesysteem in drie wisselende
contexten: voor, tijdens en na uitzending. Er wordt ingezoomd op de verschillende niveau en op de
relaties daartussen. Daarbij gaat het om vragen als: Wat gebeurt er in confrontatie met geweld, zowel
met het individu als met de groep? Wat zijn de consequenties hiervan voor de organisatie? Wat is de
rol van de leidinggevende met betrekking tot bovengenoemde vragen? PSDEO zoekt naar een
doelbewuste verbinding van de vakgebieden filosofie, ethiek, psychologie en organisatiekunde. De
onderliggende gedachte van de leerlijn PSDEO is: Hoe beter de leidinggevende wordt geëquipeerd,
hoe beter opdrachten op effectieve en verantwoorde wijze gerealiseerd kunnen worden en hoe meer
onverantwoord gedrag –en alle schadelijke gevolgen daarvan, voor alle betrokkenen op de
bovengenoemde niveaus en dus ook voor de persoon zelf voorkomen kan worden. De leerlijn PSDEO
start in de basisfase met de cursussen MLE, PSGEO 1, HRM 1 en BMBR, verdiept zich vervolgens in
de werkveld-specifieke stroom met de cursussen PSGEO 2, VLRC, HRM 2 en HF&SV) en sluit af met
het leerlijn integrerend topvak (SNV).
2. OMI (B)
De leerlijn Organiseren voor militaire inzet (OMI) richt zich op de bedrijfskundige bestudering van
structuren, processen, systemen en middelen die militaire inzet onder zowel vredes- als operationele
condities mogelijk moeten maken. De OMI leerlijn vormt de algemene basis voor de beide andere,
23
meer gespecialiseerde, leerlijnen. De leerlijn wijkt met name door de centrale thematiek, die gericht is
op het begrijpen van de militaire organisatie, af van de gebruikelijke Management & Organisatie
leerlijnen van reguliere universiteiten. Uiteraard wordt de kennis omtrent structuur en functioneren van
de militaire organisatie gepresenteerd met gebruikmaking van kennis van andere, “gewone”
organisaties zoals bedrijven en non-profitorganisaties. Immers, de kennis omtrent de militaire
organisatie wordt in belangrijke mate bepaald door inzichten die in de algemene organisatie- en
bedrijfskunde gelden, maar de hier toegepaste kennis heeft een bijzonder karakter vanwege de
unieke aard van de krijgsmacht. Die uniciteit bestaat uit haar sterke politieke bepaaldheid, haar
functie die in essentie gericht is op geweldsbeheersing en -uitoefening en haar structuur die
expeditionair organiseren mogelijk moet maken. Geen van deze kenmerken is op zichzelf uniek voor
de krijgsmacht, maar de combinatie ervan is dat wel. Als zodanig is de krijgsmacht een betrekkelijk
unieke organisatie binnen het totale speelveld van organisaties. De leerlijn OMI start in de GOO met
de cursus DO, loopt door in de basisfase met de cursussen EKO, KPS, SEF, KPR, IOS, IM, en
BMSTR en sluit af met het leerlijn integrerend topvak (PM).
3. DSP (C)
De leerlijn Deployability, Sustainability & Performance (DSP) richt zich op dé bedrijfskundige uitdaging
die krijgsmachten door de eeuwen heen parten heeft gespeeld. De geschiedenis heeft geleerd dat
vele veldslagen niet primair zijn verloren op het slagveld, maar door een slechte financiële
uitgangspositie en haperende logistieke ondersteuning. In plaats van het tactisch vernuft van een
krijgsheer waren de beschikbare hoeveelheden geld, haver, voedsel en munitie betere voorspellers
voor de afloop van een gewapend conflict. Het formeren, onderhouden en strijd leveren met een grote
troepenmacht was in de Napoleontische tijd al een majeure uitdaging, maar is er sindsdien niet
eenvoudiger op geworden. De steeds hoogwaardigere en brandstof verslindende wapensystemen, de
expeditionaire, mondiale focus van westerse krijgsmachten, het genetwerkte optreden met
internationale partners, de toenemende druk op de overheidsfinanciën, de hiermee samenhangende
groeiende afhankelijkheid van externe bedrijven voor het leveren van producten en diensten en
pooling en sharing overeenkomsten met partnerlanden, en ten slotte, de grote variatie aan
inzetmogelijkheden hebben tot allerlei nieuwe logistiek-economische vraagstukken geleid bij militaire
inzet. Thema’s als overheidsfinanciën, burden sharing, technologie en asset management, supply
chain management, sourcing en life cycle costing vormen het hart van de DSP leerlijn met het
beoogde doel de complexe relatie tussen financiën, inzetbaarheid, en militair optreden van de
hedendaagse Nederlandse krijgsmacht te ontrafelen. De cursussen van DSP bieden in onderlinge
samenhang en gericht op de Nederlandse krijgsmacht een uniek onderwijsprogramma. De leerlijn
DSP start in de basisfase met de cursussen DEL, DOL, DOPR, ACE, en krijgt een logistiekeconomische verdieping in de leerlijn Operationele Logistiek en Defensie-Economie met de
cursussen DSAM, DAIS, DLSM en DSAM. Met het integrerende topvak SDS wordt de leerlijn
afgesloten.
4. MTO (D)
MBW streeft ernaar om de ontwikkeling van wetenschappelijke onderzoeksvaardigheden op
bachelorniveau te waarborgen. Vanaf het begin van de MBW-opleiding wordt verwacht dat studenten
zich bekwamen in het – op methodologisch en wetenschappelijk verantwoorde wijze – formuleren,
uitwerken en oplossen van vraagstukken en problemen, zowel individueel als in groepsverband. De
leerlijn Methoden en Technieken van Onderzoek (MTO) is hiertoe ontwikkeld. In de cursussen MTO
1 t/m 4 ligt de nadruk op de diverse uitgangspunten, methoden en technieken die in bedrijfskundig
onderzoek centraal staan. Uiteindelijk komen inhoud en methode bij elkaar in de cursus IP
(Integratieproject), waarin in syndicaatsverband en onder begeleiding van een docent-onderzoeker
een concreet bedrijfskundig probleem binnen de Nederlandse krijgsmacht wordt onderzocht.
Onderzoeksvaardigheden en de beroepspraktijk komen hier samen. Eveneens wordt vanaf het begin
van de wetenschappelijke studie aandacht besteed aan het schriftelijk en mondeling communiceren in
Nederlands en Engels. De scriptie aan het einde van de opleiding, met als voorbereiding het schrijven
van een individueel onderzoeksvoorstel (MTO5), wordt als de uiteindelijke proeve van bekwaamheid
gezien en vormt het sluitstuk van de bacheloropleiding MBW.Hieronder volgt een globale
schematische positionering van de cursussen in de leerlijn MTO MBW.
24
Figuur 3 u Leerlijn MTO MBW
3.1.3 De MBW opleiding per fase in vakken uiteengezet
De onderstaande schema’s geven aan welke vakken per fase in de opleiding op het programma
staan. Wat de schema’s proberen duidelijk te maken is uit welke vakken de verschillende fases in de
opleiding zijn opgebouwd. Daarnaast geeft het schema inzicht in de inhoud van de verschillende
leerlijnen, ofwel welke vakken onder de noemer van een leerlijnthematiek een onderlinge binding
hebben.
GOO (30 EC)
De GOO wordt door alle studenten MBW gevolgd samen met de studenten van alle andere bachelor
opleidingen van de FMW. De GOO heeft een eigen studiegids, waarin de vakbeschrijvingen van
onderstaande vakken zijn opgenomen.
GOO
AI (0) -- W&A (3) – IO&V (4) -- IMO (4) -- CVE (3) -- DO (4) -- IMS (6) -- CVN (2) -- LHOR (4)OO
Basisfase (96 EC)
De basisfase wordt door alle studenten MBW gevolgd. In onderstaand schema verwijzen de vakken
met een grijze rand naar de vakken die onderdeel zijn van de gemeenschappelijke propedeuse.
Deze gemeenschappelijke propedeuse wordt door zowel studenten van KW als MBW gevolgd. De
gemeenschappelijke propedeuse wordt aan het begin van de basisfase geroosterd en telt uiteindelijk
op tot 30 punten. Het schema laat zien dat de vakken van de gemeenschappelijke propedeuse
enerzijds een apart onderdeel van de opleiding vormen, maar anderzijds passen in bredere leerlijnen.
Elke inhoudelijke leerlijn (dat wil zeggen minus de leerlijn MTO) eindigt met 1 punt IP
(integratieproject). Hiermee wordt gerefereerd aan het feit dat het vak IP zich richt op praktijkonderzoeken die inhoudelijk gerelateerd zijn aan één van de drie leerlijnen.
25
PSDEO
(19)
PSGEO1
(5)
MLE
(6)
HRM 1
(4)
BMBR
(3)
OMI
(32)
EKO
(6)
DSP
(22)
DEL
(5)
DOPR
(6)
ACE
(5)
DOL
(5)
MTO
(18)
MTO1
(3)
(3)
STAT
(4)
MTO2
(4)
(4)
MTO3
(4)
(4)
SEF
(4)
KPS
(6)
KPR
(4)
IP
(1)
IOS
(3)
IM
(5)
BMSTR
(3)
IP
(1)
IP
(1)
MTO4
(3)
(3)
Keuzevak
(5)
Werkveld-specifieke stromen (20 EC)
De werkveld-specifieke stromen worden niet door alle studenten gevolgd. Afhankelijk van hetzij eisen
van het werkveld, hetzij persoonlijke keuze, volgen studenten één van de twee werkveld-specifieke
stromen. Ze kunnen kiezen uit (1) Leiderschap in crisisomstandigheden (LCO) of (2) Operationele
logistiek en defensie-economie (OLDE)
LCO
(20)
VLRC
(5)
PSGEO2
(5)
HRM 2
(5)
HF&SV
(5)
OLDE
(20)
DLSM
(5)
DMAC
(5)
DSAM
(5)
DAIS
(5)
Synthesefase (34 EC)
De synthesefase wordt weer door alle studenten gevolgd. Het enige keuzemoment in deze fase is het
keuzevak. De leerlijn-integrerende topvakken worden hieronder weergegeven in de kleur die
correspondeert met de kleur van leerlijnen zoals ze in de schema’s van de basisfase worden
gehanteerd. Het doel van de leerlijn-integrerende topvakken is dat ze inhoudelijk vertrekken vanuit
een bepaalde leerlijn, maar over de grenzen van de thematiek kijken naar de inhoud van de andere
leerlijnen. Ze zijn dus enerzijds integrerend bedoeld, anderzijds vormen ze het sluitstuk op een
leerlijn, wat de ratio is voor het begrip ‘topvak’. Enigszins afwijkend van deze logica is het vak
MTO5/IOV, dat zich richt op het schrijven van een onderzoeksvoorstel voor de scriptie. Dit is wel een
sluitstuk op een leerlijn omdat de leerlijn MTO alle ingrediënten heeft aangedragen een dergelijk
voorstel te kunnen schrijven. Het doel echter om een brug te slaan naar de andere leerlijnen
ontbreekt bij dit vak. De tweede uitzondering vormt het vak ROMIT. Dit vak is enerzijds waardevol
omdat het een beschouwelijk, wetenschapstheoretisch karakter heeft. Anderzijds is het om die reden
niet exclusief gekoppeld aan een leerlijn en ontleent het juist zijn waarde aan deze niet exclusieve
koppeling.
Synthese
se
fase (34)
34)
PSDEO
SNV (4)
OMI
PM (5)
DSP
SDS (4)
ROMIT
(5)
26
MTO5
IOV (3)
Scriptie
(13)
3.1.4 Keuzemogelijkheden voor de werkveld-specifieke stromen MBW
Binnen de werkveld-specifieke stromen is voor studenten van sommige wapens, dienstvakken,
functies en korpsen mogelijk om een keuze te maken, terwijl dat voor andere niet mogelijk is. In
onderstaande tabellen worden deze keuzemogelijkheden uiteengezet.
Koninklijke Landmacht – keuzemogelijkheden werkveld-specifieke stromen MBW
Wapen/Dienstvak
Werkveld-specifieke stromen
INF, CAV, ART
LCO, OLDE
LOGISTIEK-MA
OLDE
LOGISTIEK-GNK
OLDE
LOGISTIEK-B&T
OLDE
Koninklijke Luchtmacht – keuzemogelijkheden werkveld-specifieke stromen MBW
Functiegroep
Werkveld-specifieke stromen
VLO
§
LCO, OLDE
LVB
§
LCO, OLDE
GL
§
LCO, OLDE
GW
§
LCO, OLDE
GRO
§
LCO, OLDE
I&V
§
LCO, OLDE
LOG
§
OLDE
PERS
§
LCO
BEZ
§
OLDE
Koninklijke Marine – keuzemogelijkheden werkveld-specifieke stromen MBW
LOGISTIEKE DIENST
§
LCO, OLDE
MARINIERS
§
LCO, OLDE
ZEEDIENST
§
LCO, OLDE
Koninklijke Marechaussee – keuzemogelijkheden werkveld-specifieke stromen MBW
KMAR
§
LCO
27
3.1.5 Opbouw in moeilijkheidsgraad
De MBW-opleiding kent een oplopende moeilijkheidsgraad van cursussen. Daarbij is aangesloten bij
een indelingsmodel van de universiteit van Leiden. Zie Tabel 2 voor de omschrijvingen van de
niveaus die van toepassing zijn voor een bacheloropleiding.
Tabel 2 u Niveaus voor Bachelor opleidingen
Niveaus:
Kenmerken:
Niveau 100
inleidende cursus, voortbouwend op
het niveau van het eindexamen
VWO.
Onderwijs is gebaseerd op stof in handboek of syllabus, didactisch
gestructureerd, met oefenstof en proeftentamens; begeleide
werkgroepen; accenten in studiestof en voorbeelden in colleges.
Niveau 200
cursus met inleidend karakter, geen
specifieke voorkennis maar wel
ervaring met zelfstandig studeren.
Leerboeken of ander onderwijsmateriaal van min of meer inleidend
karakter; colleges bijv. in de vorm van capita selecta, zelfstandige
bestudering van de stof wordt voorondersteld.
Niveau 300
cursus voor gevorderden (ingangseis
niveau 100 of 200).
Leerboeken, die niet speciaal voor onderwijs hoeven te zijn geschreven;
zelfstandige bestudering van de tentamenstof; bij tentamens zelfstandige
toepassing van de leerstof op nieuwe problemen.
Niveau 400
gespecialiseerde cursus
(ingangseis niveau 200 of 300).
Naast een tekstboek gebruik van vakliteratuur (wetenschappelijke
artikelen); toetsing (mede) d.m.v. een klein onderzoek, een referaat, of
een schriftelijk werkstuk.
28
3.2 Onderwijs- en werkvormen bij de opleiding MBW
In de MBW opleiding worden verschillende onderwijs- en werkvormen gehanteerd. De belangrijkste
onderwijs- en werkvormen worden hieronder toegelicht en per cursus wordt aangegeven welke
werkvormen er gehanteerd worden.
ONDERWIJS- EN
WERKVORMEN
UITLEG
Hoorcollege
Tijdens een hoorcollege legt de docent de leerstof uit en geeft belangrijk
informatie over de onderwerpen die aan bod komen en structureert op deze
manier de leerstof. De docent houdt een betoog en de studenten luisteren
en maken aantekeningen. Hoorcolleges zijn geschikt voor
informatieoverdracht aan grotere groepen. Hoorcolleges worden vaak
gecombineerd met werkcolleges. Een tussenvorm is het activerende
hoorcollege waarin de docent tijdens het hoorcollege tracht de toehoorders
te betrekken door kleine opdrachten of discussiemomenten te gebruiken
tijdens het college.
Werkcollege
Een werkcollege is een college waarbij de studenten onder begeleiding van
een docent in kleinere groepen een bepaalde leertaak uitoefenen.
Studenten zijn vooral zelf aan het werk en de docent begeleidt. Tijdens de
werkcolleges is er gelegenheid voor bijv. nabespreking van hoorcolleges en
bespreking van/discussie over de literatuur en opdrachten. Tijdens
werkcolleges kunnen verschillende didactische werkvormen gebruikt worden
zoals: discussie, onderwijsleergesprek, opdrachten, casuïstiek, rollenspelen,
etc. Doordat studenten actief werken aan een leertaak kunnen werkcolleges
een belangrijke rol hebben in de oefening van academische vaardigheden/
bij de academische vorming.
Gedragstraining
Bij trainingen worden er vaak bepaalde beroepsgedragingen en/of
communicatieve of sociale vaardigheden geoefend. Veelal worden hierbij de
werkvormen rollenspel of simulatiespel gebruikt. Bij een rollenspel nemen
de deelnemers een rol van iemand anders aan, bijvoorbeeld met als doel
om zich in te leren leven in een andere positie. Bij een simulatiespel wordt
een realistische context gesimuleerd, waarbij de deelnemers wordt
gevraagd om op te treden in die gesimuleerde situatie. Op deze manier
kunnen bepaalde vaardigheden ‘veilig’ beoefend worden.
Casuïstiek
Bij case-onderwijs gaat het erom dat studenten opgedane kennis, inzicht en
vaardigheden toepassen om een probleem op te lossen. De case is meestal
gebaseerd op een realistische praktijksituatie maar kan ook een fictief
probleem zijn. M.b.v. casuïstieken wordt het probleemoplossend vermogen
beoefend.
Werkbezoek/excursie
Tijdens een werkbezoek of een excursie wordt nader kennis gemaakt met
de praktijk en kan de theorie van de desbetreffende cursus (en eventueel
theorie uit andere cursussen) gekoppeld worden aan de praktijk. Een
specifieke vorm van een werkbezoek binnen de militaire context is de
Battlefield tour.
Gastcollege
Tijdens gastcolleges wordt een ervaringsdeskundige vanuit de
(beroeps)praktijk of een vakexpert uitgenodigd om over een specifiek
onderwerp informatie te geven.
Zelfstudie
Onderwijsgestuurde zelfstudie is een zodanige inrichting van de
onderwijsomgeving dat de student individueel, binnen de beschikbare tijd, in
staat wordt gesteld zelfstandig de beoogde studieresultaten te behalen. Het
opdoen van kennis is hierbij meestal het centrale leerdoel. Hierbij kan
zelfstudiemateriaal worden ingezet zoals leerboeken en readers maar ook
multimediaal zelfstudiemateriaal (E-learning). Meestal wordt zelfstudie
gecombineerd met werkcolleges of responsiecolleges waarin vragen gesteld
kunnen worden over de leerstof.
29
Individuele- of
groepsopdracht
Tijdens opdrachten werkt de student soms alleen en soms met anderen aan
taken en/of projecten. Opdrachten zijn er in verschillende soorten en maten.
In de voorbereiding, begeleiding en afronding van opdrachten spelen de
werkcolleges een belangrijke rol. Buiten de werkcolleges kunnen studenten
in de vorm van zelfstudie in groeps- of syndicaatverband of individueel
werken aan de opdracht. Veelal zal het werkcollege gebruikt worden om de
opdracht toe te lichten en uit te zetten, om te presenteren wat er gedaan is
tijdens het werken aan de opdracht en om met elkaar over de uitkomsten
van de opdracht te discussiëren.
Project
Bij projectonderwijs moeten de studenten individueel en als groep een
gesteld probleem zo goed mogelijk proberen op te lossen, met
gebruikmaking van de kennis en vaardigheden uit de cursussen die in
diezelfde periode zijn onderwezen. De doelen hierbij zijn het toepassen van
verworven kennis, inzicht en vaardigheden, het oplossen van problemen en
het leren projectmatig werken.
Gespreksvormen
Tijdens werkcolleges worden soms gespreksvormen zoals het
onderwijsleergesprek, groepsdiscussie of het debat gehanteerd. Bij een
onderwijsleergesprek heeft de docent een sturende rol door het stellen van
gerichte vragen aan de studenten. Bij een groepsdiscussie is de docent
meer een discussieleider en zijn de studenten met elkaar in discussie over
een onderwerp, met als doel om gezamenlijk te leren door het delen van
kennis, ideeën en meningen over het betreffende onderwerp. Bij een debat
zal men argumenteren over de pro’s en contra’s van een bepaald
onderwerp.
PGO
Bij Probleem Gestuurd Onderwijs (PGO) gaat het er om dat de studenten
aan de hand van een probleem of een taak kennis verwerven, en niet om
het oplossen van een probleem waarvoor eerder verworven kennis moet
worden gebruikt. Het startpunt is een concreet probleem, en door discussie
over dat probleem in een onderwijsgroep analyseren de studenten het
probleem en formuleren zij daarbij hun leerdoelen. Door zelfstudie proberen
de studenten informatie over deze leerdoelen te zoeken waarbij de
studenten begeleid worden door een tutor.
3.3 Generiek jaarooster 4-jarige MBW bachelor en non-bachelor
programma
In deze paragraaf vindt u informatie over de opleiding MBW op halfjaar-, periode-, en detailniveau.
Het schema laat de opbouw van het gehele curriculum zien. In paragraaf 3.3.1 wordt schematisch het
nieuwe, gesynchroniseerde MBW Bachelor programma gepresenteerd Daarnaast is in paragraaf
3.3.2 voor de vierdejaars een transitierooster opgenomen naar aanleiding van de invoer van het
generieke jaarrooster. Vanaf hoofdstuk 10 worden de vakken van na de GOO apart beschreven en
uitgewerkt in kernaspecten zoals, leerdoelen, werkvormen, literatuur en toetsing. De groene vlakken
laten de gesynchroniseerde opleidingsperioden zien die niet tot het bacheloronderwijs behoren. In
deze perioden vindt de militaire/maritieme vorming plaats. Het gevolg hiervan is dat de MBW
bacheloropleiding op gezette tijden wordt onderbroken voor noodzakelijke militaire of maritieme
opleidingsaspecten, zoals het aanleren en onderhouden van basisvaardigheden, vaarperiodes,
velddiensten, stages en vaktechnische opleidingen.
30
31
Totaal aantal weken 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24
Kalenderweken 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 1 2 3 4 5 6 7
2 1 2 1 2 3 4 5 6
Periode-weken 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 1
BA10
BBO4.1
VV
BMBR (3)
BMSTR (3)
ROMIT (5)
SNV (4)
PM (5)
KERST
SDS (4)
IOV (3)
SCR (13)
JAAR 4
25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38
8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21
7 8 9 10 11 12 13 14 1
2 1 2 3 4
BA11
BBO4.2 Uitloop BA
ZOMER
39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52
22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35
5 6 7 1 2 3 4 5 6 7 1 2 3 4
Uitloop BO
BO4
VV
JAAR 3
Totaal aantal weken 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52
Kalenderweken 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35
2 1 2 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 1
2 1 2 3 4 5 6 7 1 2 3 4 5 6 7 1 2 3 4
Periode-weken 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 1
BA7
BBO3.1
VV
BA8
BBO3.2
BO3
BA9
VV
HRM 1 (4)
SEF (4)
KPR (4)
IOS (3)
KEUZEVAK (5)
MTO 3 (4)
KERST
ZOMER
MTO 4 (3)
IP (3)
VLRC of DLSM (5)
PSGEO 2 of DMAC (5)
HRM 2 of DSAM (5)
HF&SV of DAIS (5)
JAAR 2
Totaal aantal weken 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52
Kalenderweken 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35
2 1 2 1 2 3 4 5 6 7 1 2 3 4 5 6 7 1
2 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 1 2 3 4
Periode-weken 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 1
BA4
BBO2.1
VV
BA5
BO2
BBO2.2
BA6
VV
WA (3)
CVE (1)
MLE (3)
KPS (2)
DEL (5)
KERST
ZOMER
EKO (6)
PSGEO 1 (5)
IM (5)
DOPR (6)
ACE (5)
MTO 2 (4)
DOL (5)
JAAR 1
Totaal aantal weken 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52
Kalenderweken 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35
2 1 2 1 2 3 4 5 6 7 1 2 3 4 5 6 7 1
2 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 1 2 3 4
Periode-weken 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 1
BO1
BBO1.1
VV
BA1
BA2
BBO1.2
BA3
VV
GOO
IO&V (4)
P MBW/KW
IMO (4)
BASIS MBW
HOR (4)
WSS MBW
DO (4)
KERST
ZOMER
SYNTH MBW
IMS (6)
CVN (1)
CVN (1)
CVE (3)
STA (4)
MTO 1 (3)
MLE (3)
KPS (4)
3.3.1 Programma MBW Bachelor
Totaal aantal weken 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12
36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47
Kalenderweken
Periode-weken
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12
BA10
KEUZEVAK (5)
PM (5)
SDS (4)
IOV (3)
KERST
4e jaars (2016-2017)
23 24 25 26 27 28 29 30
6 7 8 9 10 11 12 13
5 6 7 8 9 10 11 12
BA11
SCR (13)
13 14 15 16 17 18 19 20 21 22
48 49 50 51 52 1 2 3 4 5
13 14 1 2 1 2 1 2 3 4
BBO4.1 VV
31 32 33
14 15 16
13 14 1
ZOMER
34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52
17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35
2 1 2 3 4 5 6 7 1 2 3 4 5 6 7 1 2 3 4
BO
VV
3.3.2 Programma MBW Bachelor TRANSITIEPLAN; 4e jaar
32
33
Hoofdstuk 4. MBW Opleiding: Kwaliteitszorg
en commissies
LEES
Dit hoofdstuk geeft een beschrijving van de
kwaliteitszorg en de commissies die daarmee belast zijn.
WIJZER
4.1 Kwaliteitszorg
Procesmatig wordt kwaliteitszorg beschreven in termen van de Plan – Do – Check – Act-cyclus
6
(PDCA-cyclus) . Binnen de opleiding komt kwaliteitszorg tot uiting op verschillende niveaus.
4.1.1 Kwaliteitszorg op cursusniveau
Voor elke cursus geldt dat de leerdoelen voor de studenten helder moeten zijn, dat de inhoud aansluit
bij hun niveau, dat de didactiek goed is en dat de toetsing aansluit bij wat gedoceerd wordt (Plan).
Voor elk evaluatieaspect geldt dat dit aan een bepaald criterium moet voldoen (centraal vastgesteld
op bijv. 3 of hoger op een schaal van 1 tot en met 5). Vervolgens wordt de cursus gegeven (Do) en
achteraf, maar soms ook tijdens de cursus, geëvalueerd (Check). Onderwijskundigen (sectie
Onderwijs) ontwikkelen daartoe evaluaties en voeren deze uit. Hierbij wordt expliciet aandacht
besteed aan genoemde aspecten. Op grond van de evaluaties nemen de docenten en coördinatoren
maatregelen. Sectie Onderwijs verstuurt de evaluatieverslagen met verbetervoorstellen naar OB
MBW. De borging van verbeteracties wordt geëxpliciteerd en geformaliseerd (Act). Hiertoe stelt OB
MBW na – verplichte – advisering door OC MBW de verbeteracties vast, informeert OC MBW
hierover en ziet toe op de implementatie van verbeteracties. I&O plaatst het definitieve
evaluatieverslag op het intranet en/of in Elektronische leeromgeving zodat terugkoppeling plaatsvindt
naar de studenten.
4.1.2 Kwaliteitszorg op curriculumniveau
Het gehele curriculum wordt jaarlijks geëvalueerd. Het curriculum en de OER worden jaarlijks
vastgesteld in relatie tot de te bereiken eindtermen (Plan). Vervolgens wordt het curriculum uitgevoerd
(Do). Bij de evaluatie (Check) wordt extra veel aandacht geschonken aan nieuwe cursussen. Deze
worden apart geëvalueerd.
4.1.3 Kwaliteitszorg op het niveau van de eindtermen
In perioden van 6 jaar worden de eindtermen geëvalueerd. Eind 2007 is een benchmark uitgevoerd
met universiteiten en vergelijkbare militaire academies en met de recente beroepsprofielen als
uitgangspunt. De eindtermen uit hoofdstuk 2 zijn hiervan het resultaat. De in 2012 opgelegde
reductiemaatregelen en de daaruit voortvloeiende onderwijsherziening zijn de aanleiding geweest de
opleiding weer te heroriënteren op het vigerende beroepsprofiel en benchmarks met universiteiten en
met de NLDA vergelijkbare officiersopleidingen uit te voeren. In concreto is het veranderproces
gebruikt als midterm review.
6
Zie bijvoorbeeld Deming, W. E. (1986). Out of the Crisis. Cambridge, MA: MIT Press.
34
4.2 Organisatie van de opleiding MBW: Opleidingsbestuur,
opleidingscommissie en examencommissie
De taken en verantwoordelijkheden van het bestuur en de commissies zijn uitvoerig beschreven in het
FMW reglement.
Het opleidingsbestuur is verantwoordelijk voor beleid, opzet, uitvoering en evaluatie van de opleiding
MBW. Het opleidingsbestuur bestaat uit:
§ Prof. Dr. R.J.M. Beeres (vz)
§ Dr. E.J. de Waard (lid)
§ Dr. F.J. Kramer (lid)
§ J. de Hoop (studentlid)
§ Drs. M.B.M. Luwaert (vertegenwoordiger IOK)
De opleidingscommissie MBW controleert het functioneren van het Opleidingsbestuur en toetst het
voorgestelde en gevoerde beleid aan het Onderwijs- en Examenregeling Bachelor Militaire
Bedrijfswetenschappen (OER MBW). Deze is te vinden op het KMA intranet, en opvraagbaar bij het
faculteitsbureau.
De opleidingscommissie bestaat uit:
§ Dr. R. Moelker (vz)
§ Dr. T. Bijlsma (lid)
§ Ing. C.A.A. Vermeer (lid)
§ Vacant (studentlid)
§ Vacant (studentlid)
De examencommissie MBW voor Breda en Den Helder – beroepsorgaan voor het juiste verloop en de
beoordeling van examens – bestaat uit:
§
§
§
§
Prof. Dr. P.C. van Fenema (vz)
KAP K. Smetsers (lid)
Ing. C.A.A. Vermeer (lid)
KOL Mr. Dr. J.E.D. Voetelink (extern lid)
Zij kunnen benaderd worden met vragen over onderwerpen als tentamens, cijferbepaling maar ook
over vrijstellingen of maatwerkprogramma’s. Zie voor de volledige regeling de OER MBW via het KMA
of KIM intranet.
35
DEEL 2 REGELS & SERVICE
LEES
WIJZER
In dit deel vindt u informatie over de regels,
voorzieningen en services voor studenten van de
opleiding Militaire Bedrijfswetenschappen. Tevens treft u
informatie aan over studiemogelijkheden na de opleiding
MBW.
36
37
Hoofdstuk 5. Regels en procedures van
toepassing op MBW studenten
LEES
Dit hoofdstuk zet uiteen welke regels en procedures van
toepassing zijn voor de opleiding MBW, onder meer wat
betreft tentaminering.
WIJZER
5.1 Toelatingseisen
VWO met minimaal Wiskunde A of B of HBO propedeuse met een adequaat wiskunde-pakket. Zie
verder toelatingsbeleid FMW (KMA of KIM intranet).
5.2 Opleidings- en ExamenRegeling (OER) MBW
De Onderwijs- en Examenregeling Bachelor Militaire Bedrijfswetenschappen (OER MBW) reguleert
rechten en plichten van studenten en de onderwijsinstelling. Onderwerpen die o.a. aan bod komen
zijn:
§ Afhandeling van fraude
§ Deelname aan colleges
§ Examencommissie
§ Inrichting van de opleiding
§ Onderwijs
§ Ontheffing uit de opleiding
§ Orde tijdens een toets of examen
§ Rechtsbescherming
§ Studiebegeleiding
§ Toetsing en examens
§ Vooropleiding
5.3 Fraude en plagiaat
Het kenmerk van fraude en plagiaat is dat het onmogelijk wordt om een juist oordeel te vormen over
de kennis, inzicht en vaardigheden van de student. Fraude en plagiaat zijn daarom niet toegestaan.
Onder fraude wordt o.a. verstaan het tijdens het tentamen in bezit zijn van middelen waarvan de
raadpleging niet uitdrukkelijk is toegestaan en het afkijken of uitwisselen van informatie tijdens het
tentamen. Onder plagiaat wordt niet alleen verstaan het overnemen van werk van anderen zonder
daar correct naar te verwijzen, maar ook het gebruiken van eigen materiaal voor meerdere cursussen
zonder dat met de docent te overleggen. Zie voor details het OER MBW.
5.4 Vaste orders
De vaste orders NLDA, KMA, KIM en de bekendmakingen FMW zijn via het intranet te raadplegen
o.a. over deelname aan colleges.
38
5.5 Lestijden
Lesuren duren 45 minuten.
FMW Breda
FMW Den Helder
1e lesuur
08.10* – 08.55
08.10 – 08.55
2e lesuur
09.00 – 09.45
09.00 – 09.45
Koffiepauze
09:45 – 10:10
9:45 – 10:10
3e lesuur
10.10 – 10.55
10.10 – 10.55
4e lesuur
11.00 – 11.45
11.00 – 11.45
5e lesuur
11.50 – 12.35 (lunchpauze)
11.50 - 12.35 (lunchpauze)
of
6e lesuur
12.40 – 13.25 (lunchpauze)
12.40 – 13.25
7e lesuur
13.30 – 14.15
13.30 – 14.15
Theepauze
14.15 – 14.30
8e lesuur
14.20 – 15.20**
Theepauze
15.05 – 15:20
9e lesuur
15.20 – 16.05
e
10 lesuur
16.10 – 16.55
1e avondlesuur
17:45 – 18:30
2e avondlesuur
18:35 – 19:20
3e avondlesuur
19:25 – 20:10
Pauze
20:10 – 20:25
4e avondlesuur
20:25 – 21:10
5e avondlesuur
21:15 – 22:00
6e avondlesuur
22:05 – 22:50
7e avondlesuur
22:55 – 23:40
14.20 – 15.20**
15.20 – 16.05
*) Op woensdag beginnen de lessen in Breda niet om 08.10 uur, maar om 08.30 uur vanwege het
koffie (half)uurtje. Het koffie uurtje vindt plaats in de Grote Zaal van het kasteel en is bedoeld voor
het informeel treffen van studenten, leden van de vaste staf en docenten.
e
**) 8 lesuur is 60 minuten, dit is inclusief pauze (vooraf of achteraf)
In voorkomend geval kunnen er ook in de avonduren of in het weekend lessen, oefeningen of
tentamens gepland staan.
5.6 Vrijstellingen
Voor actuele informatie zie de vaste orders op het KMA of KIM intranet. Voor aanvragen van
vrijstellingen dient u conform het OER een schriftelijk verzoek in bij de examencommissie MBW.
39
5.7 Toetsing en weging
Tijdens de opleiding worden er verschillende toetsvormen gehanteerd. De keuze van de toetsvorm is
afhankelijk van de doelen en de uitvoering van de cursussen. Per cursus worden de gehanteerde
toetsvormen beschreven. Onder toetsing en weging wordt het volgende verstaan:
§
TOETSING: De manier(en) waarop uw kennis en vaardigheden voor de desbetreffende cursus
wordt gemeten.
Tevens wordt per cursus aangegeven hoe de cursus beoordeeld wordt en hoe men tot de
eindwaardering komt. Hierbij geldt dat een cursus beoordeeld kan worden met een cijfer of met een
waardering voldoende/onvoldoende c.q. voldaan/niet voldaan. Indien een cursus meerdere
toetsen/tentamens heeft komt het eindoordeel tot stand door het gewogen gemiddelde van de
verschillende toetswaarderingen. Daarbij geldt dat het minimum cijfer voor ieder van de deeltoetsen
50 moet zijn. In de cursusbeschrijving staat aangegeven wat de weging is van de verschillende
toetsen.
Papers dienen voor de reguliere toetsgelegenheden te worden ingediend (dit geldt voor zowel de
eerste als tweede kans). Indien papers niet of op een later moment worden ingediend, worden zij met
het cijfer één (1) beoordeeld.
40
41
Hoofdstuk 6. Mogelijkheden na uw opleiding
MBW
LEES
Dit hoofdstuk geeft aan wat er na de opleiding MBW
mogelijk is.
WIJZER
6.1 Doorstuderen
Na het behalen van het bachelordiploma zijn er diverse mogelijkheden om door te studeren voor een
masters graad. Een logisch vervolg op de MBW bacheloropleiding is de master Military Strategic
Studies (MSS). Deze masteropleiding verzorgt de FMW zelf.Daarnaast kunnen MBW-opgeleide
cadetten en adelborsten een masteropleiding gaan volgen aan een civiele universiteit. De student
maakt individueel afspraken met de betreffende universiteit.
6.2 Alumni activiteiten
Het alumnibeleid van de studierichting MBW maakt onderdeel uit van het alumnibeleid FMW. Wat op
haar beurt weer onderdeel is van het alumnibeleid NLDA. Alumnibeleid sluit aan bij de meest
fundamentele doelstelling van de NLDA: het opleiden van goede officieren. Onder een alumnus wordt
verstaan een afgestudeerde van één van de onderdelen van de NLDA. De Faculteit Militaire
Wetenschappen (FMW) verzorgt de militair wetenschappelijke opleidingen. De NLDA doet bij alumni
van diverse opleidingen onderzoek over hoe zij op hun opleiding terugkijken, in hoeverre deze
aansluit bij hun beroepspraktijk, etc.
6.3 Executive & hoger management onderwijs
Voor getalenteerde militairen zijn er mogelijkheden om vervolgonderwijs te volgen, zowel binnen als
buiten de NLDA. Binnen de NLDA worden opleidingstrajecten en cursussen aangeboden door o.a.
het IDL en het ECLD. Meer informatie op www.nlda.nl.
42
43
Hoofdstuk 7. Services en voorzieningen voor
MBW studenten
LEES
Dit hoofdstuk geeft informatie over de geboden services
aan studenten MBW.
WIJZER
7.1 Organisatie
De faculteit, onderzoek- en onderwijsbureaus in Breda en Den Helder ondersteunen het onderwijs- en
onderzoeksproces met een aantal services (zie volgende paragraaf). Zij coördineren activiteiten met
de docenten, examencommissies en de sectie Onderwijs. Voor contactgegevens zie einde van deze
gids.
7.2 Mentoraat
Bij aanvang van de studie wordt u aan een mentor toegewezen. Met deze mentor heeft u op gezette
tijden een bespreking over de studievoortgang en eventuele problemen die zich daarin voordoen.
7.3 Services
Als student bij de FMW heeft u direct of indirect te maken met de volgende services.
Service proces
Uitleg
Docent/coördinator
van een cursus
Bij de docent/coördinator kunt u terecht met vragen over bijvoorbeeld
afstemming van roosters en studiebelasting van een lopende cursus.
Studentregistratie,
roostering,
tentamenplanning en
cijferregistratie
Met vragen over studentregistratie, roostering, tentamenplanning en
cijferregistratie kunt u terecht bij de onderwijsbureau’s in Breda of Den
Helder (zie 8.3 en 8.4).
Roosterwijzigingen
Deze worden gecoördineerd met de docenten, de examencommissie, het
betreffende onderwijsbureau en de militaire opleiding.
Klachtenregeling
Breda:
In het Onderwijs- en Examenregeling Bachelor Militaire
Bedrijfswetenschappen (OER MBW) staan bezwaar- en
beroepsprocedures vermeld. Mondelinge en schriftelijke klachten kunnen
ook direct bij het opleidingsbestuur kenbaar worden gemaakt.
Den Helder:
Problemen tijdens de studie kunnen op diverse wijzen worden kenbaar
gemaakt bij de diverse begeleidende staffunctionarissen zoals het
korpshoofd, de divisiechef, de mentor en t.a.v. de ondersteunende
processen bij het Onderwijsbureau en het betreffende Opleidingsteam.
Formele bezwaren worden ingediend bij de examencommissie van de
betreffende opleiding.
NLDA studenten die op
Zie Bekendmaking FMW nr. 23-2008 over de eisen en het beleid ten
44
andere universiteiten
studeren
aanzien van het volgen van onderwijs aan een externe instelling.
Studenten van andere
universiteiten die op
de NLDA studeren
Externe studenten nemen in eerste instantie contact op met het
opleidingsbestuur van de betreffende studierichting.
Bijzondere
omstandigheden voor
studieversnelling/ vertraging
De procedure aangepaste studieprogramma's wordt beschreven in
Bekendmaking FMW nr. 21-2008.
Studieadvies en
mentoraat
U kunt ondersteuning zoeken voor studievaardigheden (bijv. lezen van
academisch materiaal, taalvaardigheden) bij uw mentor en voor
specialistische problemen (bijv. dyslexie) bij onderwijskundigen, en voor
persoonlijke omstandigheden (bijv. persoonlijk functioneren, familie
omstandigheden) bij de Dienst Geestelijke Verzorging, Maatschappelijke
Dienst Defensie, of uw militaire commandant.
Tijdens de studie aan de FMW wordt de nadruk gelegd op zelfstandig en
actief verwerven van kennis. Studiesucces hangt voor een deel af van de
mate waarin de student studievaardigheden bezit. Studiebegeleiding kan
bijdragen tot een soepel verloop van het studieproces. In eerste instantie
zal de mentor die begeleiding verzorgen, maar indien er specifiekere
problemen zijn kan de student doorgestuurd worden naar
onderwijskundigen.
Studieproblemen kunnen veroorzaakt worden door bijvoorbeeld dyslexie.
De onderwijskundigen kunnen studenten doorverwijzen voor een
dyslexietest, en indien dyslexie daadwerkelijk vastgesteld is voor verdere
begeleiding. Indien een student een formele dyslexieverklaring
(schriftelijk) kan overleggen kan hij gebruik maken van voorzieningen als:
extra tentamentijd, grotere lettertype van de tentamenvragen en er kan –
in overleg met onderwijskundige en docent – in een aantal gevallen
gekozen worden voor een andere manier van tentamineren (bijv.
mondeling).
Een andere vorm van studieproblemen wordt veroorzaakt door het niet
goed beheersen van de Nederlandse taal (bijv. voor studenten met nietNederlandstalige opvoeding en/ of vooropleiding). Ook hier kan via de
onderwijskundigen gezorgd worden voor externe bijscholing.
Tot slot komt het voor dat er studenten zijn die met de verkeerde
vooropleiding toch zijn gestart met de studie. Meestal gaat het hierbij dan
om het ontbreken van voldoende wiskunde in de vooropleiding. Ook hier
kan via de onderwijskundigen gezorgd worden voor bijscholing (bijv. via
Boswell instituut).
45
Hoofdstuk 8. Voorzieningen voor MBW
studenten
LEES
Dit hoofdstuk geeft informatie over de voorzieningen in
Breda en Den Helder.
WIJZER
8.1 IT voorzieningen
Studenten kunnen beschikken over de volgende IT voorzieningen:
§ PC voorzieningen Breda, Den Helder
§ Eigen PC
Afhankelijk van accommodatie
§ Helpdesk:
Bureau IT, [email protected]
8.1.1 Elektronische leeromgeving
Er is een geïntegreerde elektronische leeromgeving voor Breda en Den Helder, genaamd Moodle.
Deze omgeving is toegankelijk vanaf publiek Internet en het MULAN netwerk, via internet op de
werkplek. Op deze elektronische leeromgeving is actuele cursus informatie te vinden. Moodle adres:
http://elo.nlda.nl.
8.2 Studieboeken
Studieboeken worden in beginsel centraal aangeschaft via KMA cq KIM inkoop, afhankelijk van uw
onderwijslocatie. Aflevering geschiedt bij het magazijn (KMA, expeditie), tenzij de docent de boeken
meeneemt voor de eerste bijeenkomst.
46
8.3 Locaties Breda
Bron: Google Maps
Bezoekadres:
Telefonisch contact:
Postadres:
1. KMA
Kasteelplein 10
Tel MDTN: *06 529 74911
(algemeen)
4811 XC BREDA
Tel PTT: 076 527 49 11
MPC 55A Postbus
90004
2. FMW
De la Reyweg 120
Tel MDTN: *06 529 73453
(onderwijsbureau)
4818 BB Breda
Tel PTT: 076 527 3453
Kamer A-47
%[email protected]
3. Trip van
Zoudtlandtkazerne
3509 AA, Utrecht
De la Reyweg 95
4818 BA Breda
(catering,
accommodatie)
4. Seeligkazerne
(accommodatie)
Fellenoordstraat
93
Breda
47
MPC 55A Postbus
90004
3509 AA, Utrecht
8.4 Locaties Den Helder
Bron: Google Maps
1. KIM
(algemeen)
2. FMW
(onderwijsbureau)
Bezoekadres:
Telefonisch contact:
Postadres:
Het Nieuwe Diep 8
1781 AC Den Helder
Tel: 0223-657514
(Onderofficier van de
Wacht)
MPC 55A Postbus 90004
Het Nieuwe Diep 8
1781 AC Den Helder
Tel: 0223-657 229
MPC 55A Postbus 90004
(Hoofd onderwijsbureau)
3509 AA, Utrecht
3509 AA, Utrecht
Kamer E-1001
Zie voor gedetailleerde plattegronden en routegevens www.nlda.nl.
8.5 Bibliotheek en Bureau Multimedia
Bibliotheek Breda
Bibliotheek Den Helder
Bezoekadres:
Kasteelplein 10
4811 XC BREDA
Bezoekadres:
Het Nieuwe Diep 8
1781 AC Den Helder
Postadres:
MPC 55A Postbus 90004
3509 AA, Utrecht
Postadres:
MPC 55A Postbus 90004
3509 AA, Utrecht
Telefoon:
Tel MDTN: *06 529 74911
Tel PTT: 076 527 49 11
Fax MDTN: *06 529 73521
Fax PTT: 076-5273521
Telefoon:
Tel 0223-657691
Fax 0223-657324
48
Bibliotheek:
De bibliotheek NLDA is gespecialiseerd in militair wetenschappelijke literatuur. Er zijn twee
bibliotheek-locaties te weten in Breda en Den Helder waar boeken, tijdschriften, eindstudies, DVD’s,
oude drukken, kaarten en handschriften te leen of ter inzage staan.
Het uitgebreide digitale aanbod van e-journals, e-books en fulltext artikelen wordt uitsluitend aan
medewerkers en studenten van de NLDA aangeboden. Na het inloggen met het [email protected] kan
elektronische informatie full-text worden geopend. De zoekmachine Metasearch ontsluit de digitale
bibliotheek.
De Metasearch, databases, e-journals en e-books en de catalogi zijn online te raadplegen via;
http://bibliotheeknlda.org
Voor on- en offline raadplegen van e-journals en toegang tot fulltext artikelen is er een speciaal
platform, BrowZine. BrwoZine is te raadplegen via;
http://browzine.com/libraries/349/subjects c.q. de menubutton “LibGuides” op onze homepage.
BrowZine is er ook als App voor Android & IOS (AutoSync).
Ter ondersteuning voor onderzoek zijn er op het gebied van informatievaardigheden,
literatuurverwijzingen en andere onderwerpen diverse LibGuides.
Deze LibGuides worden samengesteld door medewerkers van de Bibliotheek NLDA en kunt u
raadplegen via, https://bibliotheeknlda.libguides.com c.q. de menubutton “LibGuides” op onze
homepage.
Bureau Multimedia
Behalve een bibliotheek is er ook nog een mediatheek. De mediatheek heeft een grote collectie
videobanden en DVDs over militair relevante onderwerpen, trainingen, sport e.d. De mediatheek is
een onderdeel van het Bureau Multimedia.
49
DEEL 3 CURSUSSEN OPLEIDING MBW
LEES
WIJZER
Dit deel geeft informatie over de cursussen gedurende
de verschillende fasen van de opleiding Militaire
Bedrijfswetenschappen, ondersteund door kleur
codering:
§ GOO
§ Basisfase
§ Werkveld-specifieke stromen
§ Synthesefase
50
51
Hoofdstuk 9. Uit welke
cursussen bestaat de GOO?
LEES
Dit hoofdstuk geeft kort aan uit welke
cursussen
de
Gemeenschappelijke
Officiers Opleiding (GOO) bestaat.
WIJZER
52
9.1 Academische Introductie
Leids niveau:
100
Credits:
0 EC
Afkorting:
AI
Coördinator:
Breda: Ing. C.A.A. Vermeer
Den Helder: KLTZ(TD) Ir. O. Boot
Cursusdoelen:
Na het volgen van de colleges kan de student:
1.
2.
3.
4.
5.
het belang van wetenschappelijke kennis voor de krijgsmacht
noemen.
het doel, de inhoud en de structuur van de Gemeenschappelijke
Officiers Opleiding (GOO) beschrijven.
De Onderwijs- en Examen regeling (OER) hanteren.
Eindterm
nummer:
1.1
1.1
1.1
Verder is de student er zich na het volgen van de colleges bewust van:
4.2, 6.3
Dat mores binnen de wetenschap van toepassing zijn en dat
afwijken hiervan gevolgen kan hebben, en
4.2, 6.3
Dat (ethische, juridische) dilemma’s tussen de wetenschap en
krijgsmacht kunnen ontstaan.
9.2 Communicatieve Vaardigheden Nederlands
Leids niveau:
100
Credits:
2 EC
Afkorting:
CVN
Coördinator:
Breda: Talencentrum
Den Helder: Talencentrum
Cursusdoelen:
De student kan:
1.
een leesbaar en consistent rapport schrijven.
Eindterm
nummer:
5.3
2.
vaste structuren in korte zakelijke teksten toepassen.
5.3
3.
structuuraanduiders in zakelijke teksten toepassen.
5.3
4.
een zakelijk-afstandelijke stijl selecteren en uitwerken.
5.3
5.
correct en helder formuleren.
5.3
6.
de vaste onderdelen van een rapport noemen.
tekstconventies voor wetenschappelijke teksten toepassen, met
name literatuurverwijzingen en titelbeschrijvingen.
over een gegeven onderwerp een gestructureerde mondelinge
presentatie houden, ondersteund door AV-middelen.
publieksgericht informatie selecteren, ordenen en presenteren.
5.3
10.
de kenmerken van adequaat spreekgedrag noemen en,
5.3
11.
de basisregels voor mondelinge presentaties toepassen.
5.3
7.
8.
9.
53
2.5, 5.3
5.4
5.2
9.3 Communicatieve Vaardigheden Engels
Leids niveau:
100
Credits:
3 EC
Afkorting:
CVE
Coördinator:
Breda: Talencentruml
Den Helder: Talencentrum
Cursusdoelen:
De student kan:
1.
2.
3.
4.
5.
de belangrijkste regels met betrekking tot structuur en stijl voor
presentaties en artikelen in gesproken en geschreven Engels
noemen en toepassen.
de belangrijkste aspecten van de Engelse taal (zoals
grammatica, vocabulaire en idioom) voor presentaties en
artikelen noemen en toepassen.
de belangrijkste verschillen in het gebruik van gesproken en
geschreven Engelse taal (zoals zinsbouw, zinslengte,
woordkeuze en retoriek) noemen en toepassen.
conventies betreffende structuur van een artikel,
bronverwijzingen, bronvermeldingen en voetnoten noemen en
toepassen, en
bij het herschrijven van een tekst een bronnenlijst, een
bibliografie, voetnoten en citaten op de juiste wijze gebruiken om
plagiaat te vermijden.
Eindterm
nummer:
5.3, 5.4
5.3
5.3
2.5, 5.3
2.5, 5.3
9.4 Inleiding Oorlog en Vrede
Leids niveau:
100
Credits
4 EC
Afkorting:
IO&V
Coördinator:
Breda: Drs. S.N. Mengelberg
Den Helder: Drs. A.A. Bon
Cursusdoelen:
De student kan:
1.
2.
3.
de relatie tussen oorlog en veiligheid en de veranderde
opvattingen over oorlog en conflict beschrijven.
de actoren in oorlog en veiligheid beschrijven en hun activiteiten
rangschikken op basis van inzichten uit de leer der Internationale
Betrekkingen, en
de rol van Nederland als veiligheidsactor beschrijven en aan de
hand van ethische en IB-theoretische maatstaven beoordelen.
Eindterm
nummer:
1.1, 1.5, 3.1,
3.2
1.1, 1.5, 3.1,
3.2
1.1, 1.5, 3.1,
3.2
9.5 Inleiding Militaire Operaties
Leids niveau:
100
Credits:
4 EC
Afkorting:
IMO
Coördinator:
Breda: LTKOL R. Brunsting
Den Helder: MAJMARNS E.J.M. Dingenouts
Cursusdoelen:
De student kan:
1.
de grondbeginselen en functies van het militair optreden en de
toepassing daarvan toelichten.
54
Eindterm
nummer:
1.1, 1.6
2.
3.
de karakteristieken, mogelijkheden en beperkingen van het
militair optreden in de verschillende militaire domeinen in een
joint perspectief plaatsen.
herkennen en benoemen hoe de grondslagen van het militair
optreden zich in een gegeven casus manifesteren.
1.1, 1.6
1.1, 1.6
9.6 Legitimiteit en Humanitair Oorlogsrecht
Leids niveau:
100
Credits:
4 EC
Afkorting:
LHOR
Coördinator:
Breda: Mr. J.C. van den Boogaard
Den Helder: Mr. J.C. van den Boogaard
Cursusdoelen:
De student kan:
1.
2.
3.
4.
beschrijven wat sociale en juridische legitimiteit voor de inzet van
de krijgsmacht betekent.
de ontwikkeling van het HOR beschrijven en de doelen van het
HOR uitleggen.
de vijf grondbeginselen van het humanitair oorlogsrecht
herkennen en deze beginselen bespreken aan de hand van een
targeting-proces, en
de relatie tussen HOR en andere mechanismen van
geweldgebruik onderkennen.
Eindterm
nummer:
1.5, 1.9, 3.1
1.5, 1.9, 3.1
1.5,1.9, 3.1,
4.2
1.5, 1.9, 3.1,
4.2
9.7 Defensie Organisatie
Leids niveau:
100
Credits:
4 EC
Afkorting:
DO
Coördinator:
Breda: Lkol Drs. E. van Doorn
Den Helder: Lkol Drs. E. van Doorn
Cursusdoelen:
De student kan:
1.
2.
3.
4.
5.
6.
het begrip organisatiestrategie definiëren en ontleden in fases,
niveaus, lenzen en contexten.
een strategische externe omgevingsanalyse ontleden in
verschillende niveaus en per niveau bruikbare analyseinstrumenten aandragen.
de fundamenten van een strategische interne analyse benoemen
en inzicht tonen in de bijbehorende diagnose-instrumenten.
het strategisch handelen van een organisatie relateren aan de
formele besturingsstructuur (governance structure), het begrip
maatschappelijk verantwoord ondernemen (corporate social
responsibility), ethiek en de uiteenlopende verwachtingen van
verschillende belanghebbenden (stakeholders) alsmede het
analyse-instrument stakeholder mapping beschrijven.
uitleggen dat de wisselwerking tussen de cultuur en de
geschiedenis van een organisatie van invloed is op het
strategische handelen van een organisatie en het cultural web als
bruikbaar analyse-instrument beschrijven.
de invulling van de cursusdoelen 1 t/m 5 relateren aan
overheidsorganisaties in het algemeen en de Nederlandse
krijgsmacht het bijzonder.
55
Eindterm
nummer:
1.2, 1.7, 1.9,
3.2, 6.1, 6.2
1.1, 1.3, 1.7,
3.1, 3.2, 3.3,
4.4, 6.2
1.3, 1.7, 1.9,
3.4, 6.2
1.9, 3.2, 4.1,
4.6, 4.7
1.9, 3.2, 4.6
1.1, 5.1, 5.2,
5.4
9.8 Inleiding Militaire Systemen
Leids niveau:
100
Credits:
6 EC
Afkorting:
IMS
Coördinator:
Breda: Ing. C.A.A. Vermeer
Den Helder: Ing. C.A. Scheele MSc
Cursusdoelen:
De student kan:
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
de historie van de techniek in het algemeen en in relatie tot
militaire toespassingen beschrijven.
de diverse termen en begrippen (jargon) op de juiste wijze
hanteren.
uitleggen hoe functies van een militair systeem gerealiseerd
kunnen worden.
de mogelijkheden en beperkingen van de gerealiseerde functies
onder verschillende operationele omstandigheden noemen.
een gegeven militair systeem beschrijven in termen van het
generieke model.
aan de hand van de beschrijvende parameters van een militair
systeem (zoals bijvoorbeeld gehanteerd door Jane’s) een
uitsprsaak doen over de mogelijke toepassingen en de te
verwachten prestaties van het systeem.
De materiaalcyclus in het algemeen en in het bijzonder die van de
Nederlandse krijgsmacht beschrijven, de belangrijkste trends in
de techniek noemen en deze in relatie brengen met toekomstige
militaire toepassingen.
Eindterm
nummer:
1.1, 1.4
1.1, 1.4
1.1, 1.4
1.1, 1.4
1.1, 1.4
1.1, 1.4, 2.1,
6.1, 6.2, 6.4
1.1, 1.4
9.9 Wetenschapsfilosofie & Argumentatie
Leids niveau:
100
Credits:
3 EC
Afkorting:
W&A
Coördinator:
Breda: Dr. E. Rijsdijk
Den Helder: Dr. E. Rijsdijk
Cursusdoelen:
De student:
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
is in staat om onder begeleiding ten behoeve van
toepassingsgericht, empirisch onderzoek een projectkader,
doelstelling, onderzoeksmodel en conceptueel model te formuleren
en zelfstandig literatuur te verzamelen.
is in staat kritisch te reflecteren op een handelwijze, een beslissing
of een maatregel met behulp van theorieën en modellen.
is er op gericht en in staat om verantwoording af te leggen over het
eigen handelen.
kan multidisciplinaire aspecten aan een probleem onderkennen en
die aspecten integreren.
kan bestaand onderzoek kritisch beoordelen en hierop reflecteren.
is in staat om basisassumpties van onderzoek en uitspraken aan de
orde te stellen.
is in staat kritisch te reflecteren over het gebruik van theorieën en
modellen.
is in staat een kritisch oordeel te vormen over eigen conclusies en
handelen.
56
Eindterm
nummer:
2.1
4.1
4.2
4.3
4.4
4.5
6.2
6.3
57
Hoofdstuk 10. Uit welke cursussen
bestaat de basisfase?
LEES
Dit hoofdstuk geeft details over de cursussen
van de basisfase van de opleiding MBW.
WIJZER
PSDEO
OMI
DSP
58
MTO
59
10.1 Militair Leiderschap en Ethiek
Leids niveau:
200
Credits:
6 EC
Afkorting:
MLE
Coördinator:
Dr. P.H.J. Olsthoorn
PSDEO
Cursusdoelen in relatie tot eindtermen
Eindterm
nummer:
1. Kunnen benoemen van basistheorieën van (militair)
leiderschap.
2. Inzicht hebben in factoren die het gedrag van individuen en
groepen bij operationeel optreden beïnvloeden, zoals
cohesie en moreel, stress, chaos en onzekerheid.
3. Analyseren wat de consequenties daarvan voor militair
leiderschap zijn.
4. Uitleggen volgens welke principes leidinggevenden het
functioneren van hun eenheid en de motivatie en het welzijn
van hun mensen vooraf, tijdens en na de inzet in
crisisomstandigheden kunnen bevorderen.
5. De ethische dimensie en praktische functie van begrippen
als moed, discipline en gehoorzaamheid bij het operationele
optreden kunnen uitleggen.
6. Het ontwikkelen van het gevoel voor een juiste balans voor
genoemde begrippen.
7. De ethische theorieën en concepten die relevant zijn voor
de militaire praktijk adequaat kunnen gebruiken in
confrontatie met ethische vragen en dilemma’s.
8. Inzicht hebben in de verantwoordelijkheid van een
commandant bij militaire operaties.
9. Een oordeel kunnen vormen over hoe een commandant
zijn/haar verantwoordelijkheden op een juiste manier kan
uitoefenen.
10. Het analyseren en beoordelen van een complexe situatie
voor militair leidinggevenden aan de hand van
bovenstaande thema’s.
11. Het in eigen woorden kunnen presenteren en uitleggen van
een complex artikel over sociaalpsychologische of ethische
aspecten van leiderschap.
12. Het kunnen formuleren van vraagstellingen die een zinvolle
relatie leggen tussen theorie en militaire praktijk.
13. De vraagstelling, de daarbij uitgevoerde analyses en
conclusies op een heldere en juiste manier kunnen
structureren en communiceren.
1.1, 1.9
1.1
1.1
1.6, 3.1
1.9
3.2
5.1, 1.9
4.1
4.1
4.2
4.7
4.3, 4.4
5.3
Portfolio CVN/CVE
Ja
§
§
Dit vak levert een actieve bijdrage aan het portfolio
CVN
Dit vak levert een actieve bijdrage aan het portfolio
CVE
Korte cursusomschrijving
60
Nee
X
X
De cursus Militair Leiderschap en Ethiek geeft een beeld van de theoretische
ontwikkelingen op het gebied van leiderschap in organisaties en militaire ethiek.
Daarnaast worden deze ontwikkelingen in de cursus toegepast op de krijgsmacht,
in de vorm van literatuur, casuïstiek, en het schrijven van een paper. De cursus
bestaat uit twee delen. In MLE1 worden vraagstukken rond militair leiderschap
geanalyseerd vanuit algemene leiderschapsliteratuur. MLE2 bestaat uit een aantal
bijeenkomsten waarin de nadruk meer ligt op militaire ethiek.
Werkvormen
Afgezien van twee inleidende hoorcolleges vinden alle bijeenkomsten plaats in
kleine werkgroepen. Per bijeenkomst is de opgegeven literatuur bestudeerd. In
doormiddel van opdrachten en discussies wordt op de bestudeerde stof ingegaan.
Er zijn in totaal zes bijeenkomsten waarbij een syndicaat de les verzorgt aan de
hand van en presentatie over de stof van die bijeenkomst, toegepast op een casus.
Literatuur
§ Northouse, Peter (2016), Leadership, Theory and Practice, Sage
§ Literatuur MLE 1 en 2 op Moodle
Toetsing
De cursus MLE wordt op de volgende manier getoetst:
§ Twee tentamens: MLE 1 (35% van eindcijfer) en MLE 2 (35% van eindcijfer).
§ Schrijven van een individueel werkstuk (in het Nederlands) over hetzelfde
thema als waarover gepresenteerd is, maar met eigen casus (30% van
eindcijfer).
Relatie met MBW onderzoek
De cursus sluit aan bij het onderzoeksprogramma Social Dynamics of
Expeditionary Organizing en daarbij in het bijzonder het project Team Leiderschap
in Operationele Omstandigheden. Daarnaast sluit de cursus aan bij het
onderzoeksprogramma Filosofie en Ethiek van de Militaire Praktijk en daarbij in het
bijzonder het project Humaniteit, professionaliteit en militaire deugden.
61
10.2 Human Resource Management 1
PSDEO
Leids niveau:
200
Credits:
4 EC
Afkorting:
HRM 1
Coördinator:
Dr. T.P. op den Buijs
Cursusdoelen in relatie tot eindtermen
Eindterm
nummer:
De student moet:
1. de ontwikkeling van personeelsmanagement/HRM in de
tijd kunnen schetsen.
2. strategische (personeelsbeleid)beslissingen kunnen
analyseren, verklaren en interpreteren op basis van
context factoren.
3. in eigen woorden de deelaspecten van HRM kunnen
beschrijven en kunnen vertalen naar de specifieke
defensiesituatie (in-, door- en uitstroommodel).
4. in eigen woorden uit kunnen leggen op welke wijze
psychologische en sociologische processen van invloed
kunnen zijn op de deelaspecten van HRM.
5. vaardig zijn in het inzien van, en omgaan met
vraagstukken die ontstaan als gevolg van wijzigingen in
het personeelsbeleid van defensie.
6. in staat zijn om de relatie te leggen tussen
personeelsontwikkeling en functioneringsgesprekken en
vaardig zijn in het houden van een functioneringsgesprek.
7. inzicht hebben in de relatie tussen kwaliteit van de arbeid,
de instrumenten ten behoeve van de commandant en het
Nieuwe Werken.
8. kennis hebben van de geschiedenis van
medezeggenschap en in staat om een relatie te leggen
tussen organisatiebelang en medewerkerparticipatie.
9. kennis hebben van de zorgorganisatie van defensie.
10. inzicht hebben in gender als ordenend principe bij HRM.
11. vraagstellingen kunnen formuleren die een zinvolle relatie
leggen tussen theorie en militaire praktijk.
12. de vraagstelling, de daarbij uitgevoerde analyses en
conclusies op een heldere en juiste manier op schrift
kunnen structureren en communiceren.
1.1, 1.2, 1.3
1.1, 1.2, 3.1,
3.3
1.3, 1.4, 3.3
3.1
3.3, 3.4
5.1, 5.2
1.1, 1.3, 3.4
1.1, 1.2
1.1, 1.2, 3.4
1.1, 1.2, 3.4
3.4
5.1, 5.2, 5.3
Portfolio CVN/CVE
Ja
§
§
Dit vak levert een actieve bijdrage aan het portfolio
CVN
Dit vak levert een actieve bijdrage aan het portfolio
CVE
Nee
X
X
Korte cursusomschrijving
In vorige cursussen is ruim aandacht besteed aan bedrijfsstrategie en strategische
keuzes. Hierbij is soms zijdelings de relatie gelegd naar de consequenties van de
keuzes in de richting van het personeel. Dat personeel is een van de belangrijkste
“assets” van een organisatie. Dit geldt zeker voor een krijgsmachtorganisatie, waar
militairen onder moeilijke omstandigheden hun taken moeten uitvoeren. De cursus
HRM beoogt aankomend leidinggevenden kennis en inzicht te geven met
betrekking tot het aansturen van personeel. Hierbij wordt uitgegaan van het
gegeven dat commandanten en lijnmanagers de zorg voor hun personeel in hun
62
takenpakket hebben. Personeelsfunctionarissen vervullen hierbij een
ondersteunende en adviserende rol. Aan de hand van de verschillende HRMinstrumenten (zoals werving, selectie, begeleiding, beoordeling, beloning,
ontwikkeling en zorg) zal inzicht worden verkregen in de personele problematiek
van een organisatie. Hierbij zal de bijzondere situatie van Defensie en haar
personeel nadrukkelijk worden belicht. De overgang naar het flexibel
personeelssysteem (FPS) zal aan de orde komen.
Essentieel bij HRM is dat er een goed beeld wordt gevormd van medewerkers.
Eén van de manieren om meer zicht te krijgen op het dagelijks denken en doen
van mensen in hun interactie met de medemens biedt het vakgebied van de
cognitieve sociale psychologie. Theoretische fundamenten over het menselijk
gedrag die een rol spelen bij bijvoorbeeld ‘beoordelen en belonen’ (o.a.
waarneming, attributie, stereotypering en groepsprocessen) zijn in de literatuur
opgenomen.
Werkvormen
In de werkcolleges zal door middel van een activerende werkvorm worden
ingegaan op de specifieke defensiesituatie, dan wel nadere uitleg worden gegeven
aan de vooraf bestudeerde literatuur. Hierbij wordt gestreefd naar een grote
zelfwerkzaamheid op het gebied van bestudering en eigen maken van de stof.
Daarnaast zal in een aantal gastcolleges door een deskundige uit het
defensiewerkveld inzicht worden verschaft in de bedrijfspraktijk van Defensie. Ter
voorbereiding van de bijeenkomsten dient de voorgeschreven literatuur te worden
bestudeerd.
Literatuur
§ Hoofdstukken uit Boselie, P. (2014). Strategic human resource management.
A balanced approach. London: McGraw-Hill
§ Moodle (met aanvullende theorie en defensie gerelateerde te bestuderen
literatuur, achtergrondinformatie en naslagwerk)
Toetsing
De eindbeoordeling wordt gebaseerd op een schriftelijk (open vragen) tentamen
over de literatuur (80%) en een schrijfopdracht in syndicaten van maximaal 3
personen (20%). Het onderwerp voor de schrijfopdracht kunt u afleiden uit de
literatuur en de in de werkcolleges behandelde stof. Beide onderdelen dienen
afzonderlijk met minimaal het cijfer 5,0 te worden afgerond. Het eindcijfer moet
minimaal 5,5 zijn. Bij de werkcolleges wordt een actieve participatie van de
studenten verwacht.
Relatie met MBW onderzoek
In de cursus worden relaties gelegd met actueel onderzoek dat wordt uitgevoerd
door de capaciteitsgroep MBW.
63
10.3 Psychosociale Dynamiek v.e. Geweldsorganisatie1
PSDEO
Leids niveau:
200
Credits:
5 EC
Afkorting:
PSGEO 1
Coördinator:
Prof. Dr. D.E.M. Verweij
Cursusdoelen in relatie tot eindtermen
De student moet:
1. in de cursus aangereikte filosofische, psychologische en
psychoanalytische mensbeelden en hieraan gerelateerde
inzichten met betrekking tot geweld en destructiviteit kunnen
weergeven.
2. in de cursus besproken en bestudeerde relevante inzichten
met betrekking tot destructieve groepsprocessen kunnen
benoemen.
Eindterm
nummer:
1.1
1.1, 1.2, 1.8,
1.9
1.1, 1.2, 1.8,
1.9
3. in de cursus aangereikte inzichten met betrekking tot het
ontstaan en herkennen van, en omgaan met, aan geweld
gerelateerde verschijnselen van stress en trauma kunnen
weergeven, alsmede kennis hebben van de historische
context van genoemde verschijnselen.
4. kunnen reflecteren op en discussiëren over de kennis en
inzichten genoemd bij bovenstaande doelstellingen en ten
aanzien hiervan een eigen standpunt kunnen formuleren,
zowel mondeling als schriftelijk.
5. kunnen aangeven wat de relevantie is van de kennis
genoemd bij bovenstaande doelstellingen voor de huidige
militaire praktijk.
3.3, 3.4, 4.1,
4.2, 4.3, 4.4,
4.5, 4.6, 4.7,
5.2, 5.3, 5.4
3.1, 3.3, 3.4,
4.1, 4.2, 4.3,
4.4, 4.5, 4.6,
4.7, 5.2, 5.3,
5.4, 6.1, 6.2,
6.3
3.1, 3.3, 3.4,
4.1, 4.2, 4.3,
4.4, 4.5, 4.6,
4.7, 5.2, 5.3,
5.4, 6.1, 6.2,
6.3
6. kunnen analyseren hoe geweld zich kan manifesteren in
verschillende situaties en op verschillende niveaus, zowel
binnen als buiten de militaire praktijk.
Portfolio CVN/CVE
Ja
§
§
Dit vak levert een actieve bijdrage aan het portfolio
CVN
Dit vak levert een actieve bijdrage aan het portfolio
CVE
Nee
X
X
Korte cursusomschrijving
De cursus PSGEO 1 is gericht op het ontwikkelen en stimuleren van kennis van en
inzicht in het fenomeen geweld. Dit betekent dat achtereenvolgens de thema’s
‘geweld, mensbeelden en destructiviteit’ (2 EC) ‘stress en trauma gerelateerd aan
geweld’ (2 EC) en groepsdynamica en destructieve groepsprocessen’ (1 EC) aan
de orde worden gesteld. De cursus begint met de vraag: ‘Wat is geweld?’. Om
deze vraag te kunnen beantwoorden wordt gefocust op het ontstaan, de context,
de werking, effecten en andere verschijningsvormen van het fenomeen geweld op
zowel micro, meso als macro niveau. Vanuit de filosofie en de psychoanalyse
64
wordt een aantal invloedrijke mensbeelden besproken. De ‘van nature goede
mens’ (Rousseau) wordt tegenover de ‘van nature gewelddadige mens’ (Hobbes)
geplaatst. Deze tweedeling en de sociaal-politieke consequenties hiervan wordt
aangevuld met verschillende visies op de dualiteit in de mens (Plato, Nietzsche,
Freud) en de effecten van de in de mens aanwezige driften en verlangens op de
psychosociale en politieke context. Met betrekking tot menselijk verlangen wordt
ook de filosoof Girard besproken en met name de door hem ontwikkelende
concepten van de ‘mimetische begeerte’ en het ‘zondebokmechanisme’. Met
behulp van de bespreking van het rapport ‘Hoe Dionysos in Haren verscheen.
Maatschappelijke facetten van Project X Haren’ uit 2013, worden de filosofische en
psychoanalytische inzichten toegepast op de concrete praktijk. De filosofische en
psychoanalytische invalshoek van de eerste weken legt de basis voor het tweede
thema: stress en trauma gerelateerd aan geweld. Stress zal niet alleen
gedefinieerd worden, maar ook geplaatst worden in zijn historische context. De
uitingsvorm, diagnose en behandeling verschillen van periode tot periode. Ook
voor de relevante praktijk zullen zin en onzin van interventiemethoden besproken
worden, daarbij worden de colleges ondersteund met onder andere de film ‘Beer is
cheaper than therapy’ Het derde thema bouwt eveneens voort op de in de eerste
weken gelegde basis. Bij de bespreking van groepsdynamica en destructieve
groepsprocessen zal ook aandacht worden besteed aan de nauw met destructieve
groepsprocessen verbonden thema’s ‘deindividuatie’ en ‘dehumanisatie’
(Zimbardo). Dit thema wordt besproken aan de hand van relevante passages uit
het boek (en/of de film) ‘Lord of the Flies’.
Werkvormen
De cursus bestaat uit zowel hoorcolleges als werkcolleges. In de werkcolleges
staat de inbreng van de studenten centraal. Dit gebeurt in de vorm van 1) discussie
en dialoog n.a.v. concrete vragen en opdrachten m.b.t de bestudeerde literatuur en
bekeken film en/of documentaires. En 2) door de bespreking van de door de
studenten geschreven essays. Om de discussie over de literatuur te bevorderen
schrijft iedere student tijdens de cursus een kort essay waarin de literatuur wordt
gekoppeld aan de militaire praktijk. Dit essay wordt op de elektronische
leeromgeving geplaatst. De overige studenten reageren kort op deze essays door
middel van een vraag of een stelling (eveneens op elo). De essays en de meest
relevante en/of interessante reacties worden besproken tijdens het daarvoor
bestemde werkcollege.
Literatuur
Reader Capita Selecta (via Moodle)
Toetsing
Schriftelijk tentamen 70% (minimaal 5.0)
Individuele opdrachten 30% (minmaal 5,0)
De individuele opdrachten bestaan uit het schrijven van een kort essay en de
reacties op de essays van andere studenten (zie ook werkvormen).
Relatie met MBW onderzoek
De cursus sluit aan bij de SRO ‘The Human(e) Factor in present-day militay
practices’
65
10.4 Basiskennis Militair Bestuursrecht
PSDEO
Leids niveau:
200
Credits:
3 EC
Afkorting:
BMBR
Coördinator:
LTZA2OC Mr. L.B. Langendoen
Cursusdoelen in relatie tot eindtermen
De student is in staat:
1. de betekenis en hoofdlijnen van het algemene
bestuursrecht te schetsen.
2. de opbouw van de Algemene wet bestuursrecht aan te
geven en deze wet toe te passen.
3. de organisatie van het bestuur uiteen te zetten.
4. de bevoegdheden van het bestuur te benoemen.
5. de normen waaraan het bestuur zich dient te houden, te
benoemen en te herkennen en toe te passen.
6. de mogelijkheden tot handhaving door het bestuur uiteen te
zetten.
7. de hoofdlijnen van de rechtsbescherming te schetsen,
zowel in het algemeen als binnen Defensie.
8. de gelaagdheid van de militaire, bestuursrechtelijke wet- en
regelgeving aan te geven.
9. de militaire bestuursrechtelijke wet- en regelgeving toe te
passen.
10. belangrijke bestuursrechtelijke begrippen te kunnen
vertalen naar de militaire rechtspositie en consequenties
daarvan aan te geven en te begrijpen.
11. de plaats van jurisprudentie in het militaire
rechtspositierecht te begrijpen en dit toe te kunnen passen
op praktische juridische vragen.
Eindterm
nummer:
1.1, 1.5
1.4, 1.5, 3.4
1.5, 3.4
1.5
1.9, 3.1
1.5, 4.2, 5.2,
6.3
1.5, 6.3
1.7, 3.1, 5.1
1.5, 3.1, 3.3,
3.4, 4.2, 4.7,
5.1
1.9, 4.2, 4.7,
5.2, 6.3
1.1, 1.5, 5.2,
6.1, 6.3
Portfolio CVN/CVE
Ja
§
§
Dit vak levert een actieve bijdrage aan het portfolio
CVN
Dit vak levert een actieve bijdrage aan het portfolio
CVE
Nee
X
X
Korte cursusomschrijving
De cursus Basiskennis Militair Bestuursrecht bestaat uit twee gedeelten. Het
eerste gedeelte wordt gevormd door het onderdeel algemeen bestuursrecht waarin
de theoretische aspecten van dit rechtsgebied worden onderwezen. In het tweede
gedeelte wordt het militair ambtenarenrecht behandeld waarin de in deel I
opgedane kennis wordt toegepast op praktijksituaties binnen de militaire
rechtspositie.
Het bestuursrecht heeft betrekking op het openbaar bestuur,: de uitvoerende
macht van de overheid. Wat het bestuursrecht regelt is samen te vatten in vijf
aspecten:
§ de organisatie van het bestuur;
§ de bevoegdheden van het bestuur;
§ de normen waaraan het bestuur zich dient te houden;
§ de handhaving door het bestuur;
§ de rechtsbescherming die burgers kunnen inroepen tegen beslissingen en
66
handelingen van het bestuur, waarbij overigens ook de rechtsprekende macht
een grote rol speelt.
Met uitzondering van het aspect handhaving, wat te ver afstaat van de doelstelling
van dit vak, komen deze aspecten aan de orde tijdens de eerste vier
(hoor)colleges. Tijdens deze colleges wordt zeer regelmatig de koppeling gelegd
met de praktijk van het rechtspositierecht.
De laatste vier colleges maken de inhoud en de toepassing van het militaire
ambtenarenrecht inzichtelijk waarbij een groot deel van de colleges wordt besteed
aan een koppeling met de praktijk en de toekomstige rol van de officier die militaire
bedrijfswetenschappen heeft gestudeerd, als adviseur van de commandant. In dit
deel van de cursus wordt de militaire rechtspositie ten aanzien van ondermeer de
onderwerpen aanstelling, opleiding, functietoewijzing en bevordering en
rechtspositionele maatregelen behandeld. Additioneel wordt ook aandacht
besteed aan het Defensie drugsbeleid en de mogelijkheden van het bestuur om
schade, welke door de werknemer is veroorzaakt, te verhalen en wanneer de
werknemer, de militair ambtenaar in het bijzonder, zijn schade kan verhalen op de
werkgever, het recht op schadevergoeding.
Werkvormen
De cursus Rechtswetenschappen I bestaat uit acht (hoor)colleges die echter
vanwege de interactieve opzet de uitstraling hebben van werkcolleges. Door de
interactieve vorm waarbij de koppeling met de praktijk wordt gelegd, wordt van de
student verwacht dat voorafgaand aan het college de desbetreffende stof in het
geheel goed is bestudeerd. Één of meerdere groeps- of individuele opdrachten
maken deel uit van de cursus. De colleges verlangen een actieve houding van de
student.
Literatuur
§
§
§
§
§
Prof. mr. Drs. F.C.M.A. Michiels, Hoofdzaken van het Bestuursrecht, Kluwer,
6e druk, (2011).
Nederlandse Defensie Academie, rechtswetenschappen 1, studiehandleiding
en reader 2014-2015.
Mr. M.D. Fink, Inleiding militair recht, NLDA (2014).
Wettenbundel Militair Recht van de Sectie Militair Recht NLDA.
Eventueel extra digitaal beschikbaar gestelde literatuur.
Toetsing
Schriftelijke eindtoets bestaande uit meerkeuze - en open vragen (weging 100%).
Relatie met MBW onderzoek
67
10.5 Evolutie van Krijgsmachten en Oorlogvoering*
Leids niveau:
200
Credits:
6 EC
Afkorting
EKO
Coördinator:
Drs. H. de Jong, Dr. E. de Waard
OMI
Cursusdoelen in relatie tot eindtermen
Eindterm
nummer:
1.6
De student is in staat:
1. de belangrijkste ontwikkelingen in de vorming van
krijgsmachten, en oorlogvoering van de 17e tot en met de
20e eeuw (maritiem, land en lucht) weer te geven.
2. de verschijningsvormen van krijgsmachten en manieren
van oorlogvoering in deze periode te verklaren en
analyseren aan de hand van theoretische concepten en
technologische ontwikkelingen.
3. de belangrijkste ontwikkelingen in logistiek, beheer en
aansturing van militaire organisaties in genoemde periode
weer te geven en deze te verklaren en analyseren aan de
hand van bedrijfskundige concepten en technologische
ontwikkelingen.
1.3, 4.3
1.8, 4.3
Portfolio CVN/CVE
Ja
§
§
Dit vak levert een actieve bijdrage aan het portfolio
CVN
Dit vak levert een actieve bijdrage aan het portfolio
CVE
Nee
X
X
Korte cursusomschrijving
Militaire geschiedenis geldt als een van de belangrijkste kennisbronnen voor het
verschijnsel oorlog. De cursus De Evolutie van Krijgsmacht en Oorlogvoering
(EKO) verschaft inzicht in de ontwikkeling van de oorlogvoering ter zee, te land en
in de lucht vanaf de zeventiende eeuw tot heden. Vooral de wisselwerking tussen
politieke, economische, sociale en technologische ontwikkelingen enerzijds en de
militaire organisatie anderzijds staat centraal. In de cursus komen zowel de wijzen
waarop in het verleden oorlogen gevoerd zijn aan de orde als ook de
veranderingen op het terrein van werving, financiering, aansturing en
maatschappelijke inbedding.
Voor de opleiding Militaire Bedrijfswetenschappen vormt het vak een eerste
kennismaking met het contingentiedenken (de organisatie als open systeem).
Elementen die aanbod komen zijn de invloed van de omvang van een krijgsmacht
en technische systemen, problemen van beheersbaarheid en flexibiliteit en de
uitwerking van externe invloeden op een organisatie.
Werkvormen
De cursus wordt gegeven als hoorcollege. De hoorcolleges bieden het overzicht
van de leerstof op hoofdlijnen, die in een aantal werkcolleges nader worden
voorzien van bedrijfswetenschappelijke conceptuele kaders. Het didactische
concept ‘activerend leren met gestructureerde zelfstudie’ vormt de leidraad: van de
student wordt verlangd dat hij zich door zelfstudie de stof nader eigen maakt.
68
Literatuur
§ Addington, L.H. (1994). The Patterns of War Since the Eighteenth Century.
Second Edition. Indiana University Press: Bloomington.
§ Reader capita selecta.
Toetsing
Schriftelijk tentamen, weging: 100%
Relatie met MBW onderzoek
Het vak EKO verschaft de historische verankering van bijna alle MBWonderzoeksdomeinen. Te denken valt hierbij aan onderzoek betreffende
krijgsmachtvorming, leiderschapsstijlen, mens en geweld, lerende organisatie,
publieke opinie, ethische vraagstukken, logistieke vraagstukken, informatie en
communicatievoorziening, etc.
* KMAR volgt alternatief programma.
69
10.6 Krijgsmacht, Politiek en Samenleving
Leids niveau:
200
Credits:
6 EC
Afkorting:
KPS
Coördinator:
Dr. R. Moelker
OMI
Cursusdoelen in relatie tot eindtermen
Een student die afstudeert als bachelor bedrijfswetenschappen
heeft aantoonbare kennis en inzicht in de volgende
onderwerpen, waarbij hij/zij:
1. nationaal-politieke ontwikkelingen vanuit de historische
context kan verklaren naar het heden.
2. het gebruik van het militaire machtsinstrument als één van
de machtsmiddelen van een staat kan uitleggen.
3. de besluitvormingsprocessen die hun toepassing vinden bij
de uitvoering van militaire operaties, zowel in nationaal als
in internationaal verband kan uitleggen.
4. de vigerende doctrines van krijgsmachten en
krijgsmachtdelen, alsmede de wijze waarop zij tot stand zijn
gekomen en de keuzen die hierin zijn gemaakt, kan
uitleggen.
Een student die afstudeert als bachelor bedrijfswetenschappen
is in staat zijn kennis en inzicht toe te passen door:
5. operaties in verleden en heden te toetsen aan vigerende
doctrines en conclusies te trekken over de validiteit van
deze doctrines en over de implicaties voor de toekomst.
6. in werkelijke en gefingeerde casuïstiek de besluitvorming te
reconstrueren, de hiervoor relevante gegevens te
verzamelen en te analyseren en vast te stellen welke
doorslaggevende invloedsfactoren tot een besluit hebben
geleid.
Eindterm
nummer:
1.1, 1.5, 1.6,
1.7, 1.8, 1.9,
3.1, 3.2, 4.1,
4.3, 4.6, 4.7,
5.2, 6.1, 6.2
1.1, 1.5, 1.6,
1.7, 1.8, 1.9,
3.1, 3.2, 4.1,
4.3, 4.6, 4.7,
5.2, 6.1, 6.2
1.1, 1.5, 1.6,
1.7, 1.8, 1.9,
3.1, 3.2, 4.1,
4.3, 4.6, 4.7,
5.2, 6.1, 6.2
1.1, 1.5, 1.6,
1.7, 1.8, 1.9,
3.1, 3.2, 4.1,
4.3, 4.6, 4.7,
5.2, 6.1, 6.2
1.1, 1.5, 1.6,
1.7, 1.8, 1.9,
3.1, 3.2, 4.1,
4.3, 4.6, 4.7,
5.2, 6.1, 6.2
1.1, 1.5, 1.6,
1.7, 1.8, 1.9,
3.1, 3.2, 4.1,
4.3, 4.6, 4.7,
5.2, 6.1, 6.2
Portfolio CVN/CVE
Ja
§
§
Dit vak levert een actieve bijdrage aan het portfolio
CVN
Dit vak levert een actieve bijdrage aan het portfolio
CVE
70
Nee
X
X
Korte cursusomschrijving
Enerzijds beoogt de cursus als leerdoel te verwezenlijken het verwerven van
kennis en inzicht in politiek-militaire betrekkingen, anderzijds staat het verwerven
van kennis en inzicht in civiel-militaire betrekkingen centraal als leerdoel. Door
middel van deze leerdoelen leert de cursist de plaats van Defensie in de
samenleving kennen. Cursusdoelstellingen betreffen:
Het primaat van de politiek, Besturing van Defensie, Bestuurskundige modellen,
Besluitvorming, Politieke en militaire cultuur, Convergentie / divergentie,
Interdepartementale rivaliteit, Politiek ambtelijke verhoudingen, Staatsvorming /
maatsch. Ontw., Rechtsbasis / juridische aspecten, Media / draagvlak,
Stakeholders / macht
De cursus (zie het programmaoverzicht) heeft een eenvoudige basisstructuur,
namelijk, aan de hand van de recente krijgsgeschiedenis komt casuistiek aan de
orde die op politiek-maatschappelijk niveau inzichtelijk maakt welke besluiten ten
aanzien van de krijgsmacht genomen zijn en hoe de koers van Defensie in de
huidige tijd zich ontwikkeld heeft. De casuistiek is geordend naar theoretische
perspectieven / themata die ontleend zijn aan de politicologie, bestuurskunde, de
sociologie en het bestuursrecht. Daarmee heeft de cursus twee
structureringsprincipes, namelijk (a) een historisch chronologische structurering
aan de hand van casuistiek en (b) een thematische structurering aan de hand van
theoretische inzichten.
De cursus draagt in deze heel specifiek bij aan de competentie
'omgevingsbewustzijn' naast de andere competenties zoals beschreven in de
Dublin-descriptoren. Academische vaardigheden waarin cursisten zich door middel
van deze cursus zullen bekwamen, zijn analyseren, onderzoeken, synthethiseren,
rapporteren (schrijven/verslagleggen). Kritische en creatieve vermogens worden
daarbij aangescherpt, aangezien deze benodigd zijn om het niveau te behalen en
de toetsing naar behoren af te leggen.
Werkvormen
In principe worden drie werkvormen toegepast. Hoorcolleges dienen om theorie te
introduceren. Werkcolleges dienen defensiecasuïstiek onder de aandacht te
brengen en illustreren de toepassing van theorie op de praktijk van defensie. Een
bijzondere werkvorm is betreft de Tweede Kamer Simulator omdat daar door
middel van een rollenspel en zeer actief interacteren, inzicht in de politieke praktijk
wordt verworven. Daarnaast wordt t.b.v. werkcolleges gewerkt met kijk- en
leesopdrachten. De casusliteratuur vergt soms individuele voorbereiding en soms
groepswerk.
Literatuur
Op termijn zal een nieuw leerboek geschreven worden dat de lijn van de colleges
volgt. Vooralsnog dient onderstaande literatuur als het vertrekpunt voor de
ontwikkelingen die komen gaan.
§ Moelker. R., J. Nöll en M. De Weger (2009) Krijgsmacht en Samenleving.
Amsterdam: Boom.
§ Reader Recht
Toetsing
§ schriftelijk tentamen in twee delen: Weging: 80 % - 20 %. Geen
compensatieregeling tussen deze delen. Het is één tentamen, maar vanwege
de synchronistie / zomerverlof moet e.e.a. op deze wijze geregeld worden.
Relatie met MBW onderzoek
Het onderwijs is gebaseerd op onderzoek binnen de Strategic Research
Orientations Managing Military Organizations en the human(e) factor.
71
10.7 Structuur en Flexibiliteit
Leids niveau:
200
Credits:
4 EC
Afkorting:
SEF
Coördinator:
Dr. E.J. de Waard
OMI
Cursusdoelen in relatie tot eindtermen
De student:
1. kan de uitgangspunten van de klassieke management
benadering noemen en uitleggen en kan de bijbehorende
grondleggers benoemen.
2. kan de uitgangspunten van de contingentiebenadering
noemen en uitleggen en kan de bijbehorende grondleggers
benoemen.
3. kan de bouwstenen van Mintzberg’s theorie noemen en
uitleggen.
4. kan de organisatieconfiguraties van Mintzberg noemen en
uitleggen.
5. kan met behulp van Mintzberg’s theorie militair-relevante
casuïstiek analyseren.
6. kan de basis organisatiestelsels noemen en het
ontwikkelingspatroon van deze stelsels verklaren.
7. kan de relatie tussen organisatiestructuur en management
control systemen uitleggen.
8. kan de uitgangspunten en uitingsvormen van Shared
Service Centers (SSCs) noemen en uitleggen en ook
relateren aan het bedrijfsvoeringmodel van de Nederlandse
krijgsmacht.
9. kan de kenmerken van tijdelijke organisaties noemen en
uitleggen, alsmede deze kenmerken relateren aan de
expeditionaire inzet van de Nederlandse krijgsmacht.
10. kan Volberda’s flexibiliteitsraamwerk uitleggen en kan dit
model relateren aan het functioneren van de hedendaagse
Nederlandse krijgsmacht.
11. kan wetenschappelijke literatuurbronnen, zowel Engels- als
Nederlandstalig, met betrekking tot deze cursus lezen,
logisch structureren en terugbrengen tot de relevante
kernelementen.
Eindterm
nummer:
1.3
1.3
1.3
1.2
1.1
1.3
1.1
1.3, 1.7
1.3, 1.7
1.3, 1.7
5.3, 5.4
Portfolio CVN/CVE
Ja
§
§
Dit vak levert een actieve bijdrage aan het portfolio
CVN
Dit vak levert een actieve bijdrage aan het portfolio
CVE
Nee
X
X
Korte cursusomschrijving
SEF start met het machine-denken als startpunt van de organisatiekunde.
Vervolgens wordt de contingentiebenadering geïntroduceerd. Deze theorie
veronderstelt dat organisaties geen gesloten systemen zijn, maar dat ze worden
beïnvloed door zowel externe als interne contingentiefactoren. Dit
contingentiedenken wordt vanuit een organisatieontwerpperspectief ingekleurd met
Mintzberg’s organisatietypologieën en de ontwikkeling van organisatiestelsels en
managementsystemen. Aansluitend richt SEF zich op de uitgangspunten van
projectmatig organiseren, ingegeven door de dynamiek dat de Nederlandse
72
krijgsmacht vanuit haar moederstructuur in staat moet zijn om op maat
samengestelde tijdelijke organisaties (task forces) uit te zenden naar allerlei
verschillende crisissituaties. Het derde deel van SEF gaat in op het
flexibiliteitsmodel van Volberda (1999).Dit model wordt gebruikt om inzicht te
geven in de uitgangspunten van organisatieflexibiliteit in algemene zin alsmede om
de flexibiliteits- en structureringsvraagstukken van de hedendaagse Nederlandse
expeditionaire krijgsmacht te ontleden.
Werkvormen
Het vak wordt ingevuld met hoor- en werkcolleges. Wekelijks vindt er in principe
een hoorcollege plaats over een hoofdthema. Een paar dagen later is een
werkcollege gepland. Daar waar het hoorcollege m.n. de theorie behandelt, gaat
het werkcollege in op de militaire relevantie van het betreffende onderwerp. Bij
ieder werkcollege hoort een syndicaat- of individuele opdracht.
Literatuur
§ Mintzberg, H. (2013). Organisatiestructuren. Amsterdam: Pearson Benelux.
§ Hoorcolleges en werkcolleges
Toetsing
§ Schriftelijk tentamen (100%)
§ Schriftelijk opdracht CVE (voldoende/onvoldoende)
Relatie met MBW onderzoek
SEF verschaft basiskennis, die als rode draad terugkomt in tal van MBW
onderzoeksthema’s. Te denken valt hierbij onderzoek binnen de profileringsruimte
Human Factors en Veiligheid, maar ook aan OMI onderzoeksprojecten zoals het
Besturingsmodel Defensie, Verandermanagement binnen de krijgsmacht, het
modulair organiseren van uitzendeenheden, de Nederlandse krijgsmacht en
organisatieflexibiliteit, de Nederlandse krijgsmacht en ‘ambidextrous’
organisatievormen.
73
10.8 Kwaliteit, Processen en Resultaatmanagement
Leids niveau:
200
Credits:
4 EC
Afkorting:
KPR
Coördinator:
Dr. T. Bijlsma
OMI
Cursusdoelen in relatie tot eindtermen
De student moet:
1. gedachte achter en de opzet van de diverse
bedrijfsprocessen kunnen verklaren.
2. het identificeren, besturen en beheersen van processen
kunnen uitleggen.
3. de benaderingen van kwaliteitsmanagement en de diverse
relevante modellen en instrumenten daarbij kunnen
uitleggen.
4. de betekenis en meerwaarde van diverse
kwaliteitsmanagement modellen (o.a. INKmanagementmodel, BSC, ISO) en kwaliteitsinstrumenten in
eigen woorden kunnen beschrijven.
5. de perspectieven van kwaliteit op de prestatie van een
overheidsorganisatie als Defensie kunnen verklaren.
6. theorieën over organisatieleren kunnen uitleggen, en de
koppeling met kwaliteitsmanagement en
prestatieverbetering kunnen beschrijven.
7. op basis van bovenstaande inzichten en aan de hand van
analyses en beoordelingen van concrete defensiecases
kennis kunnen toepassen.
8. goed kunnen communiceren over de verworven inzichten.
Eindterm
nummer:
1.3, 1.7
1.3
1.3
1.3
3.4, 4.1
1.7
1.7, 2.1 ,3.4,
4.1, 4.3
5.2
Portfolio CVN/CVE
Ja
§
§
Dit vak levert een actieve bijdrage aan het portfolio
CVN
Dit vak levert een actieve bijdrage aan het portfolio
CVE
Nee
X
X
Korte cursusomschrijving
Na Defence Organization (DO), Structuur en Flexibiliteit (SEF) behandelt de cursus
Kwaliteit, Processen en Resultaatmanagement (KPR) de processen binnen de
(militaire) organisatie. Niet zozeer de statische processen staan hierbij centraal
maar de constante verbetering en vernieuwing van processen, en tevens strategie
en structuren. De te leveren prestaties van de militaire organisatie - waar steeds
hogere eisen aan wordt gesteld - is altijd het baken hierbij. De cursus KPR gaat in
op de continue verbetering van processen om een Defensieorganisatie ook te laten
werken in een veranderende omgeving, met wisselende en deels nieuwe
dreigingen en risico’s. Daarom is in de dynamiek en complexiteit waarin m.n.
militaire organisaties werken ook de attitude en professionaliteit t.a.v. kwaliteit en
organisatieleren heel belangrijk. Concreet openbaart die professionaliteit zich in
dimensies als lerende organisatie, lessons learned, Total Quality Management,
teamleren en de kwaliteit van de prestatie/output. Het vakgebied
Kwaliteitsmanagement en organisatieleren verschaft een goed perspectief hierbij.
74
Werkvormen
Deze cursus wordt verzorgd middels hoor-, werk-, en evt. gastcolleges. Bij de
werkcolleges horen soms individuele opdrachten die men van te voren dient te
hebben uitgewerkt.
V.w.b. de eventuele gastcolleges wordt een persoon uit de militaire praktijk
uitgenodigd. Zij kunnen binnen hun KMD/OPCO vertellen hoe men daar omgaat
met het professionaliseren van processen en het inspelen op veranderingen in de
omgeving.
Literatuur
· J.S. Oakland, “Total Quality Management and Operational Excellence; Text
with cases”, fourth edition, Routledge, New York, 2014, enkele hoofdstukken.
· J. Soeters, P.C. van Fenema en R. Beeres (ed), “Managing Military
Organizations; Theory and Practice”, Routledge, Londen, 2010, twee
hoofdstukken.
· H. de Bruijn, “Managing Performance in the Public Sector”, Routledge,
Londen, 2007, enkele hoofdstukken.
· J. in t Veld, “Analyse van organisatieproblemen. Een toepassing van denken in
systemen en processen”, Wolters-Noordhoff, Groningen, 2002, enkele
hoofdstukken.
· De INK-werken: “Introductie” (2008) en “Managementsystemen op een rij”
(2009), INK, Zaltbommel.
· Gebruikte sheets (moodle) en uitreikstukken t.b.v. hoor- en werkcolleges
(fysiek en/of Moodle).
Toetsing
Schriftelijk tentamen (100%)
Relatie met MBW onderzoek
De docenten van deze cursus zijn betrokken bij onderzoek naar teamleren,
adaptieve processen binnen (militaire) organisaties, interorganisatorische
samenwerking, en asset/ supply chain management. Deze onderzoeken zijn
gericht op het begrijpen van factoren die van invloed zijn op het succesvol
presteren van organisaties onder moeilijke en (zeer) snel veranderende
omstandigheden.
75
10.9 Interorganisatorische Samenwerking
Leids niveau:
200
Credits:
3 EC
Afkorting:
IOS
Coördinator:
Dr. M. Andres
OMI
Cursusdoelen in relatie tot eindtermen
Eindterm
nummer:
De student moet:
1. kunnen uitleggen wat interorganisatorische samenwerking
inhoudt en waarom organisaties kansen zien of zich
genoodzaakt voelen om met andere organisaties te
werken.
2. de strategische mogelijkheden en keuzes van organisaties
ten aanzien van samenwerking kunnen uitleggen.
3. de overwegingen bij de keuze van een
samenwerkingspartner kunnen beschrijven.
4. kunnen uitleggen op welke wijze organisaties de
onderhandelingsfase met hun potentiele
samenwerkingspartner(s) kunnen ingaan.
5. kunnen uitleggen hoe vorm kan worden gegeven aan de
samenwerking en welke overwegingen daarbij spelen.
6. verschillende benaderingen ten aanzien van het managen
van allianties beschrijven.
7. kennis hebben van de aandachtspunten ten aanzien van
het evalueren en beëindigen van samenwerking.
8. de meest voorkomende vormen van interorganisatorische
samenwerking kunnen noemen en beschrijven, evenals de
specifieke uitdagingen en aandachtspunten van elke vorm.
9. kunnen uitleggen wat alliance portfolio inhoudt en wat het
omvat.
10. kennis hebben van de belangrijkste succes- en
faalfactoren en de paradoxen die aan de orde zijn bij
interorganisatorische samenwerking.
11. van de voorgaande cursusdoelen de militairbedrijfswetenschappelijke aspecten en bijzonderheden
kunnen benoemen.
12. op heldere en academische wijze schriftelijk en mondeling
communiceren over de verworven inzichten.
13. het eigen leerproces managen, waarbij kwaliteit van het
werk is gewaarborgd en deadlines worden gehaald.
1.1, 1.2, 1.3,
1.4
1.1
1.1
1.1
1.2, 1.7
1.3
1.1
1.2, 1.4
1.4
1.1
1.7, 1.8
5.2
6.1, 6.2, 6.4
Portfolio CVN/CVE
Ja
§
§
Dit vak levert een actieve bijdrage aan het portfolio
CVN
Dit vak levert een actieve bijdrage aan het portfolio
CVE
Nee
X
X
Korte cursusomschrijving
De krijgsmacht komt steeds vaker in omstandigheden waarin samengewerkt moet
worden met andere organisaties; dat kunnen zijn eenheden van andere
krijgsmachtdelen, eenheden van krijgsmachten van andere landen, lokale
autoriteiten, en andere, doorgaans civiele, hulpverleningsorganisaties (in het kader
van CIMIC). Dit houdt in dat de krijgsmacht participeert in tijdelijke of meer
permanente netwerken gericht op veiligheid, vredehandhaving, en opbouw.
76
Actuele discussies in de NAVO over smart defense passen in deze ontwikkeling.
Kenmerkend voor dergelijke interorganisatorische participatie is dat er vrijwel altijd
een internationale dimensie aan vastzit, aan zowel de ‘koude’ (besturing, bedrijf,
gereedstelling) als de ‘hete’ (operaties) kant van de defensieorganisatie. De cursus
gaat in op actuele ontwikkelingen op het gebied van interorganisatorische
samenwerking, zoals sourcing, smart defence, civil-military interaction,
netwerkcentrisch werken en actuele missies.
Werkvormen
De cursus wordt ingevuld met hoor- en werkcolleges. Daar waar het hoorcollege
met name de theorie behandelt, gaat het werkcollege in op de militaire praktijk van
het betreffende onderwerp.
Literatuur
§ Tjemkes, B., Vos, P. & Burgers, K. (2012). Strategic Alliance Management.
Taylor & Francis.
§ Soeters, J., Van Fenema, P.C. & Beeres, R. (eds.) (2010). Managing Military
Organizations. Theory and practice. Routledge.
§ Enkele artikelen inzake militair-bedrijfskundige onderzoeksbevindingen en
toepassingen.
Toetsing
§ Schriftelijk tentamen. Weging: 70%
§ Een individueel Nederlands essay over interorganisatorische samenwerking.
Het toepassen van aangeboden theorie op een interorganisatorische
samenwerkingscasuïstiek uit de defensiepraktijk staat hierbij centraal. Weging:
30%.
§ Beoordeling CVN (o/v) op basis van het essay.
Relatie met MBW onderzoek
IOS gebruikt resultaten uit het Military Management Studies onderzoekprogramma,
met name het subprogramma Legitimacy, Composition & Performance of
(expeditionary) Military Organizations.
77
10.10
Informatie Management
Leids niveau:
200
Credits:
5
Afkorting:
IM
Coördinator:
Dr.Ir. S.J.H. Rietjens
OMI
Cursusdoelen in relatie tot eindtermen
De student:
1. heeft begrip van organisatie-ondersteunende
informatiesystemen.
2. heeft begrip van data- en netwerkinfrastructuur en van
web 2.0.
3. heeft begrip van operationele en enterprisesystemen en
–processen.
4. is in staat om uit te leggen welke rol
informatiemanagement binnen de defensie-organisatie
speelt (zowel tijdens vredesbedrijfsvoering als tijdens
operaties) en welke problemen hierbij optreden.
5. heeft begrip van Business-IT alignment en is in staat de
concepten toe te passen.
Eindterm
nummer:
1.2, 1.3, 1.4, 3.4
1.2, 1.3, 1.4, 3.4
1.2, 1.3, 1.4, 3.4
1.1, 1.2, 1.4,
1.7, 1.8, 2.5,
3.3, 5.3
1.2, 1.3, 1.4, 3.4
Portfolio CVN/CVE
Ja
§
§
Dit vak levert een actieve bijdrage aan het portfolio
CVN
Dit vak levert een actieve bijdrage aan het portfolio
CVE
Nee
X
X
Korte cursusomschrijving
Moderne organisaties zoals Defensie functioneren in toenemende mate op basis
van informatie. Informatiemanagement is het verzamelen, beheren en distribueren
van de juiste informatie naar de juiste persoon. Het is één van de kritische
infrastructuren voor het functioneren van de organisatie. De cursus analyseert hoe
informatie georganiseerd dient te worden zodat de organisatie haar doelen (beter)
kan realiseren. Aan de hand van verschillende cases worden belangrijke aspecten
van informatiemanagement besproken en de link gelegd naar de militaire
organisatie (bedrijfsvoering en operaties).
Werkvormen
§ Hoor- en gastcolleges;
§ Zelfstudie: bestuderen lesstof;
§ Individuele opdracht: paper schrijven;
§ Werkbezoek.
Literatuur
§ Turban, E. and L. Volonino (2012). Information Technology for Management.
Hoboken: John Wiley.
§ Reader met artikelen.
78
Toetsing
§ Opdracht paper schrijven: 25%
§ Tentamen: 75%
§ Voor tentamen en paper moeten afzonderlijk minimal 50% van d epunten
gehaald worden
Relatie met MBW onderzoek
Informatie management sluit aan bij onderzoek binnen SRO 2 en 4, onder andere
op het gebied van SPEER, business analytics en situational awareness.
79
10.11
Basiskennis Militair Straf- en tuchtrecht
Leids niveau:
200
Credits:
3 EC
Afkorting:
BMSTR
Coördinator:
Kap Mr. S.J. Vinken
OMI
Cursusdoelen in relatie tot eindtermen
De student heeft na de bestudering van dit vak:
1. kennis van de hoofdlijnen en de belangrijkste beginselen
van het Nederlands (militair) straf- en strafprocesrecht.
2. kennis van en inzicht in de voor militairen relevante delicten
en strafuitsluitingsgronden.
3. kennis van de belangrijkste aspecten van strafvordering in
militaire zaken.
4. kennis van de belangrijkste aspecten van het militair
tuchtrecht.
De student is na bestudering van dit vak in staat:
5. juridische vaardigheden te tonen: wetteksten en
jurisprudentie te vinden, te analyseren, toe te passen en te
beoordelen.
6. met behulp van bovenstaande kennis en inzicht oordelen te
vormen over feitelijke situaties (casuïstiek).
7. eenvoudige strafrechtelijke of tuchtrechtelijke casus uit te
werken en op te lossen.
Eindterm
nummer:
1.8, 1.9, 6.4
1.9, 3.1, 6.4
1.9, 6.4
1.6, 6.4
4.5, 5.4
5.4
5.3, 5.4
Portfolio CVN/CVE
Ja
§
§
Dit vak levert een actieve bijdrage aan het portfolio
CVN
Dit vak levert een actieve bijdrage aan het portfolio
CVE
Nee
X
X
Korte cursusomschrijving
De cursus BMSTR bestaat uit twee delen.
Deel I: Militair straf- en strafprocesrecht. In dit deel worden de beginselen van het
materiële en formele algemene strafrecht behandeld en nader toegespitst op het
militaire strafrecht. Aan de orde komen o.m. de volgende onderwerpen: het
legaliteitsbeginsel, het ‘ne bis idem’-beginsel, legaliteit, causaliteit, schuld en
wederrechtelijkheid; strafuitsluitingsgronden, daderschap, deelnemingsvormen,
poging en voorbereiding en straftoemeting, militair strafrecht; de verschillende
deelnemers en grondslagleer; verschillende fasen in het strafprocesrecht:
opsporing, gerechtelijk vooronderzoek, dagvaarding, terechtzitting, hoger beroep,
cassatie; dwangmiddelen en uitspraak en de motivering van de rechter,
geweldgebruik militairen, ROE, rol OM in militaire zaken.
Deel II: Militair tuchtrecht. Behandeld worden de verschillende fasen van het militair
tuchtrecht. De tuchtrechtelijke vergrijpen, toepasbaarheid militair tuchtrecht en de
mogelijke straffen aan de hand van praktijkvoorbeelden.
Werkvormen
Hoorcolleges
80
Literatuur
§ G.L. Coolen, Militair strafrecht (Deventer: Kluwer 2013) .
§ Mr. M.D. Fink, Inleiding militair recht, NLDA (2014).
§ NLDA Wettenbundel.
§ Eventueel aanvullende literatuur en jurisprudentie, die wordt uitgereikt tijdens
het college.
Toetsing
Schriftelijk tentamen, weging: 100%
Relatie met MBW onderzoek
81
10.12
Defensie-Economie en Logistiek
Leids niveau:
200
Credits:
5 EC
Afkorting:
DEL
Coördinator:
Drs. J.J.D. Heeren-Bogers
DSP
Cursusdoelen in relatie tot eindtermen
De cursist is na de cursus in staat om:
1. (bedrijfs)economische en logistieke basisbegrippen, concepten, methoden en –technieken te beschrijven,
herkennen, benoemen en te interpreteren.
2. (bedrijfs)economische en logistieke basisbegrippen, concepten, methoden en –technieken aan de defensie
organisatie te relateren en over die relaties te discussiëren
met vakgenoten.
3. de samenhang tussen de processen uit het defensiematerieel logistiek procesmodel te beschrijven, herkennen,
benoemen en interpreteren.
4. deze samenhang aan de defensie organisatie te relateren
en over die relaties te discussiëren met vakgenoten.
5. onderzoeksresultaten op gestructureerde en heldere
manier te presenteren met behulp van engelstalige slides.
6. professioneel en doelgericht samen te werken.
7. schriftelijk en mondeling te communiceren met behulp van
bedrijfswetenschappelijke (in het bijzonder economische en
logistieke) terminologie.
Eindterm
nummer:
1.1, 1.2, 1.3,
1.4, 1.7
3.1, 3.3, 3.4,
4.2, 4.5
1.1, 1.2, 1.3,
1.4, 1.7
3.1, 3.3, 3.4,
4.2, 4.5
2.1, 4.2, 4.5
5.1
5.3, 5.4, 6.3
Portfolio CVN/CVE
Ja
§
§
Dit vak levert een actieve bijdrage aan het portfolio
CVN
Dit vak levert een actieve bijdrage aan het portfolio
CVE
Nee
X
X
Korte cursusomschrijving
De krijgsmacht kan op verschillende wijzen worden getypeerd, bijvoorbeeld als een
instrument van de politiek of als een geoliede vechtmachine. De krijgsmacht is
echter ook een bedrijf. Defensie produceert ‘inzetgerede eenheden’ en
‘daadwerkelijke inzet’. Die productie moet net als bij een civiel bedrijf op
economische, effectieve en efficiënte wijze worden vormgegeven. Op personeel,
logistiek en materieel gebied moeten korte- en lange termijn planningen worden
gemaakt. Eenheden en operaties moeten op een adequate manier worden
ondersteund en prestaties dienen te worden gemeten. De eigen militaire aard van
de krijgsmacht brengt met zich mee dat dergelijke prestaties moeten worden
gemeten met termen als deployability, sustainability etc. Vanuit deze eigen
wordt in de cursus eveneens aandacht besteed aan de
militaire aard
basisinrichting van de materieelslogistieke keten en de verschillende actoren die
daar een rol in spelen. Daarbij wordt gebruik gemaakt van het materieel logistiek
procesmodel om de samenhang tussen de verschillende logistieke processen en
Defensie als bedrijf (‘waardeketen’) nader toe te lichten. Ook zullen de
verschillende materieel logistieke processen verder worden uitgediept in relatie tot
de voorzien-in, standhoudings- en afstotingsfase als onderdeel van de materieel
logistieke instandhouding. Natuurlijk moeten de prestaties van de materieel
logistieke instandhouding gemeten worden en in overeenstemming worden
gebracht met de daadwerkelijke operationele inzet van de verschillende eenheden.
82
Werkvormen
Hoor-, werk-, en gastcolleges.
Literatuur
§
Visser, H.M. en A.R. van Goor (2015), Werken met Logistiek, 7e druk,
Noordhoff Uitgevers BV: Groningen/Houten.
§
Reader DEL (via Moodle).
Toetsing
§ Schriftelijk, gesloten boek tentamen, weging 70%.
§ Groepsopdrachten , weging 30%.
Opdrachten
Tijdens de cursus DEL moeten de studenten in groepsverband drie opdrachten
maken:
§ Opdracht Cijferanalyse
§ Opdracht Logistiek
§ Opdracht Prestatiemeting missie Mali (MINUSMA)
Per opdracht wordt tijdens een inleidend werkcollege de opdracht uitgereikt en
toegelicht. De studenten werken in groepsverband de opdracht uit en bereiden een
presentatie voor. Tijdens het afsluitende werkcollege worden de presentaties
gegeven en gezamenlijk nabesproken. De uitgewerkte opdracht wordt ingeleverd
en het gemiddelde van de cijfers voor de drie groepsopdrachten telt voor 30% mee
in het eindcijfer.
Relatie met MBW onderzoek
Het onderwijs is gebaseerd op onderzoek binnen de Strategic Research
Orientation Managing Military Organizations.
83
10.13
Defensie Operations Research
Leids niveau:
200
Credits:
6 EC
Afkorting:
DOPR
Coördinator:
Dr. H. Monsuur
DSP
Cursusdoelen in relatie tot eindtermen
De student:
1. heeft kennis en inzicht en vaardigheden aangaande een
aantal van de meest gebruikte kwantitatieve methoden in
de management science.
2. kan op grond van toepassing van een geschikte
kwantitatieve methode tot een afgewogen oordeel en
beslissing komen.
Eindterm
nummer:
1.3, 1.4, 2.2,
2.4
4.1, 6.2
Portfolio CVN/CVE
Ja
§
§
Dit vak levert een actieve bijdrage aan het
portfolio CVN
Dit vak levert een actieve bijdrage aan het
portfolio CVE
Nee
X
X
Korte cursusomschrijving
Lineair programmeren: Grafisch lineair programmeren, Simplex methode.
Beslissingen op grond van door de computer aangeleverde informatie m.b.t.
schaduwprijs, ‘range of optimality’ en ‘reduced costs’. Toepassingen op het gebied
van portfolio selecties, productie planning, relatieve efficiëntie metingen.
Besliskunde en Multi-criteria Analyse: Beslissen onder onzekerheid, met en zonder
kansen. Beslisbomen en invloedsdiagrammen. Ontwikkelen van een
beslissingsstrategie.
Speltheorie: Wiskundige modellering van conflictsituaties. Nulsomspelen,
voorbeelden, bepaling spelwaarde en optimale strategie. Cournot evenwicht,
oligopolistische competitie.
Project Management: PERT/CPM. Besturen en beheersen van een project m.b.v.
kritieke pad, variabiliteit in de totale projectduur.
Voorspelmethoden en voorraad modellen: tijdreeks- en regressieanalyse in relatie
met voorraad modellen.
In alle onderdelen wordt ruim aandacht geschonken aan voorbeelden uit de
bedrijfskundige praktijk, aan het proces van modelleren, oplossingen aandragen
(met
behulp van bijgeleverde management science software) en valideren.
Werkvormen
Hoor- en werkcolleges (inclusief computerpracticum).
Literatuur
§ An Introduction to Management Science; Quantitative Approaches to Decision
Making. Anderson, Sweeney, Williams and Wisniewski. ISBN 978-1-84480595-1 Hoofdstukken: 2,3,4,10,11,14 en 16.
§ Dictaat voor het onderdeel over speltheorie.
84
Toetsing
Schriftelijk tentamen, weging: 100%
Relatie met MBW onderzoek
Onderzoek op het gebied van militaire logistiek.
85
10.14
Accounting, Control & Economics
Leids niveau:
200
Credits:
5 EC
Afkorting:
ACE
Coördinator:
Drs. J.J.D. Heeren-Bogers
DSP
Cursusdoelen in relatie tot eindtermen
Eindterm
nummer:
De cursist is na de cursus in staat om:
1. basisbegrippen, -concepten, methoden en -technieken met
betrekking tot de economische allocatieproblematiek
(markt, overheid, private en collectieve goederen) en de
openbare financiën te kunnen beschrijven en te
interpreteren.
2. deze begrippen, -concepten, methoden en technieken op
micro- en macro-economische niveau aan de
defensieorganisatie te relateren en over die relaties te
discussiëren met vakgenoten.
3. binnen het vakgebied accounting & control een
onderscheid te maken tussen financial en management
accounting.
4. de drie basisoverzichten (balans, winst- en verliesrekening
en kasstroomoverzicht) die centraal staan binnen financial
accounting, theoretisch en praktisch in cases (schriftelijk
en mondeling), op te stellen en hun samenhang te
analyseren, interpreteren en evalueren door middel van
financiële ratio-analyse in relatie tot de
defensieorganisatie.
5. kosteninformatie, theoretisch en praktisch in cases
(schriftelijk en mondeling), te genereren, analyseren,
interpreteren en evalueren in relatie tot de
defensieorganisatie.
1.1, 1.3, 1.4,
1.9
3.1
1.1, 1.3, 1.4,
1.9
4.1, 4.2, 5.1,
5.3, 5.4
4.1, 4.2, 5.1,
5.3, 5.4
Portfolio CVN/CVE
Ja
§
§
Dit vak levert een actieve bijdrage aan het portfolio
CVN
Dit vak levert een actieve bijdrage aan het portfolio
CVE
Nee
X
X
Korte cursusomschrijving
De cursus bestaat uit een bedrijfseconomisch deel (ACE 1) en een algemeen
economisch deel (ACE 2). Deze delen zijn gelijktijdig geprogrammeerd. Het
bedrijfseconomisch blok (ACE 1) omvat de onderdelen: financial accounting
(balans, winst- en verliesrekening, kasstroomoverzicht en samenhang tussen de
overzichten) en een inleiding tot management accounting (kosteninformatie). De
onderwerpen van het bedrijfseconomisch blok worden in de vorm van hoor- en
werkcolleges gepresenteerd. Binnen het blok ACE 1 dienen de studenten tijdens
de werkcolleges een Engelstalige presentatie te geven over de opdrachten waarin
de relatie tussen de behandelde stof en de Defensiepraktijk tot uitdrukking komt.
Het algemeen economisch blok (ACE 2) omvat een reeks hoorcolleges op het
gebied Defensie Economie en Overheidsfinanciën. Bij Defensie Economie worden
elementen uit de algemene economie behandeld en toegepast op
defensievraagstukken. Overheidsfinanciën betreft o.a. de uitgaven, de
ontvangsten, het begrotingssaldo en de schuld van de overheid, alsmede de
86
economische gevolgen daarvan.
Werkvormen
Hoor- en werkcolleges (zie ook cursusomschrijving).
Literatuur
§ Atrill, P & McLaney, E (2015) Accounting and Finance for Non-specialists. 9th
edition. Harlow, England: Pearson Education Limited.
§ Kam, C.A. de, L. Koopmans en A.H.E.M. Wellink (2015). Overheidsfinanciën.
14e druk. Groningen: Noordhoff Uitgevers.
§ Mol, N.P. en Beeres, R.J.M. (2008) Defensie-economie: Kannonen of boter?
Defensie als economisch goed. Breda: NLDA.
Toetsing
§ ACE 1: schriftelijk tentamen, weging 60% (inclusief voldoende beoordeling
Engelstalige presentatie);
§ ACE 2: schriftelijk tentamen, weging 40%.
Relatie met MBW onderzoek
Het onderwijs is gebaseerd op onderzoek binnen de Strategic Research
Orientation Managing Military Organizations.
87
10.15
Defensie Operationele Logistiek*
Leids niveau:
200
Credits:
5 EC
Afkorting:
DOL
Coördinator:
Lkol Drs. A.C.M. van Kampen MTL
DSP
Cursusdoelen in relatie tot eindtermen
De student is na de cursus in staat om:
1. de (inter)nationale planning en besluitvorming over de
logistieke ondersteuning van militaire operaties te
herkennen, te benoemen, te beschrijven en te
interpreteren.
2. de rolverdeling en verantwoordelijkheden van
respectievelijke actoren in de operationeel logistieke keten
conform het Operationeel Logistiek Concept van de
krijgsmacht te herkennen, te benoemen, te beschrijven en
te interpreteren.
3. per krijgsmachtdeel de specifieke logistieke ondersteuning
van militaire operaties te herkennen, te benoemen, te
beschrijven en te interpreteren.
4. Operationeel Logistieke begrippen, planningsconcepten,
analysemethodieken toe te passen binnen een fictief
gekozen (joint) scenario, de resultaten ervan te analyseren
en hierover te discussiëren met vakgenoten.
5. onder begeleiding toepassingsgericht literatuuronderzoek
uit te voeren en de onderzoeksresultaten op een
gestructureerde en heldere manier, zowel mondeling als
schriftelijk, te presenteren.
6. professioneel en doelgericht samen te werken.
7. schriftelijk en mondeling te communiceren gebruik makend
van de juiste bedrijfswetenschappelijke (in het bijzonder
militair logistieke) terminologie.
Eindterm
nummer:
1.1, 1.2, 1.3, 1.4,
1.7
1.1, 1.2, 1.3, 1.4,
1.7
1.1, 1.2, 1.3, 1.4,
1.7
3.1, 3.3, 3.4, 4.2,
4.5
2.1, 4.2, 4.5
5.1
5.3, 5.4, 6.3
Portfolio CVN/CVE
Ja
§
§
Dit vak levert een actieve bijdrage aan het portfolio
CVN
Dit vak levert een actieve bijdrage aan het portfolio
CVE
Nee
X
X
Korte cursusomschrijving
Politieke besluitvorming en militaire besluitvorming zijn erg met elkaar verweven
daar waar het gaat over het uitvoeren van militaire operaties. Een zorgvuldige
afweging van verschillende belangen (nationaal, internationaal, politiek en militair)
is dan ook erg belangrijk. Het is belangrijk om als militair leidinggevende kennis en
inzicht te hebben in deze plannings- en besluitvormingsprocessen. Om de
logistieke haalbaarheid van een (joint) militaire operatie te kunnen beoordelen is
gedetailleerde kennis nodig over de beschikbare logistieke middelen en
organisaties, evenals inzicht in de logistieke deelprocessen tijdens de
voorbereidings-, inzet- en afrondingsfase van een militaire operatie. Naast een
tijdige en goede inrichting van de logistieke keten is ook een duidelijke rolverdeling
van essentieel belang voor een adequate logistieke ondersteuning van een
operatie. Het Operationeel Logistiek Concept van Defensie maakt bij de
rolverdeling een onderscheid tussen besturen, beheersen en uitvoeren. Tevens
gaat dit concept uit van een open logistiek netwerk, waarbij samenwerking met
88
(inter)nationale civiele en militaire partners in de gehele logistieke keten, daar waar
mogelijk en verantwoord ,wordt nagestreefd.
Met behulp van een fictief scenario zal daadwerkelijk de logistieke ondersteuning
voor een operatie worden uitgewerkt, doorgerekend en geanalyseerd. De
resultaten ervan zullen zowel schriftelijk als mondeling worden gepresenteerd.
Werkvormen
Hoor-, werk-, en gastcolleges.
Literatuur
§ Digitale Reader DOL, bestaande uit relevant bedrijfswetenschappelijke en
militaire literatuur (via Moodle).
§ Gebruikte presentaties en uitreikstukken voor hoor- en werkcolleges (via
Moodle)
Toetsing
§ Schriftelijk tentamen, weging 50%.
§ Uitwerking van een logistieke opdrachten gebaseerd op een fictief scenario,
weging 50%
o Schriftelijke uitwerking (weging 80%)
o Presentatie (weging 20%)
Relatie met MBW onderzoek
Binnen de NLDA wordt relevant onderzoek uitgevoerd op meerdere terreinen van
defensielogistiek (zie KOP). De resultaten van dit onderzoek worden verwerkt in de
colleges bij deze module.
* KMAR volgt alternatief programma.
89
10.16
MTO 1: Methoden en Technieken van Onderzoek
Leids niveau:
100
Credits:
3 EC
Afkorting:
MTO 1
Coördinator:
Dr. T.P. op den Buijs
MTO
Cursusdoelen in relatie tot eindtermen
De student:
1. begrijpt de plaats van de onderzoeksmethodologie;
2. kan een (complex) probleem of vraagstuk nader analyseren
en beschrijven.
3. kan een doel- en vraagstelling formuleren.
4. kan een conceptueel model opstellen en belangrijke
begrippen operationaliseren en definiëren.
5. heeft kennis van de kwaliteitscriteria van onderzoek
(betrouwbaarheid, validiteit, generaliseerbaarheid) en kan ze
beargumenteren.
6. heeft kennis van de diverse kwantitatieve en kwalitatieve
onderzoeksstrategieën en kan een keuze beargumenteren
(bronnenonderzoek, case study, simulatie, experiment,
survey, etc.).
7. heeft
kennis
van
geschikte
waarnemingsen
dataverzamelingsmethoden
en
kan
een
keuze
beargumenteren.
8. heeft kennis van elementaire vormen van kwantitatieve en
kwalitatieve methoden van dataverwerking en analyse en
kan ze beperkt toepassen en interpreteren.
9. kan wetenschappelijke bronnen selecteren (o.a. met diverse
zoekfuncties) en beoordelen op waarde voor het
onderzoek).
10. kan onderzoeksrapportages en wetenschappelijke artikelen
beoordelen op gehanteerde
onderzoeksopzet en
methodologie en kan daarover kritische en ethische vragen
stellen.
Eindterm
nummer:
1.1, 1.4
1.2, 1.3, 1.7,
2.1, 3.3, 3.4,
3.5
1.1, 1.4, 2.1
1.1, 1.4, 2.1
1.1, 1.4, 2.2
1.1, 1.4, 2.2
1.1, 1.4, 2.2
1.1, 1.4, 2.2,
2.3. 2.4
2.1, 4.4, 5.3
2.3, 2.4, 3.3,
3.4, 4.1, 4.4,
4.5, 5.3, 6.2
Portfolio CVN/CVE
Ja
§
§
Dit vak levert een actieve bijdrage aan het portfolio
CVN
Dit vak levert een actieve bijdrage aan het portfolio
CVE
Nee
X
X
Korte cursusomschrijving
In de totale leerlijn Methoden en Technieken van Onderzoek (MTO) van de
studierichtingen aan de NLDA is MTO1 een basisonderdeel in de
gemeenschappelijke propedeuse. De totale leerlijn MTO dient uiteindelijk binnen
elke studierichting te leiden tot de vaardigheid om zelfstandig een beperkt onderzoek
te ontwerpen, uit te voeren en hierover te rapporteren. De scriptie aan het einde van
de opleiding wordt als de uiteindelijke proeve van bekwaamheid in de leerlijn gezien.
MTO1 bestaat uit een inleiding in de methoden van onderzoek en een nadere
kennismaking met de methodologische grondslagen voor de kwalitatieve en
kwantitatieve wijzen van analyseren van gegevens. Het conceptueel
onderzoeksontwerp staat daarbij centraal. Zowel het verkennen van praktische als
90
theoretische relevante en complexe vraagstukken en het formuleren van een
probleemstelling komen aan de orde. De verschillende kwalitatieve en kwantitatieve
analysemethoden evenals de kwaliteitsaspecten van onderzoek zijn verder
belangrijke onderwerpen in deze cursus. Hiermee wordt een basis gelegd die in de
volgende semesters zal worden verbreed naar de behoefte van de verschillende
studierichtingen.
Voor MTO1 in de gemeenschappelijke propedeuse geldt dat het vak inhoudelijk alle
studierichtingen en krijgsmachtdelen betreft. Het heeft een omvang van 3 ECT en
draagt bij tot de ontwikkeling van academische vaardigheden die benodigd zijn om
theoretische of praktische relevante vraagstukken te analyseren door het
combineren van bestaande kennis alsmede het verwerven van nieuwe kennis.
Werkvormen
werkcolleges/ responsiecollege/ zelfwerkzaamheid
Literatuur
§ Voor het eerste deel het projectkader verkennen, de probleemstelling
(doelstelling en vraagstelling), de strategiekeuze en het zoeken van bronnen:
Verschuren, P. en Doorewaard, H. (2007), ‘Het ontwerpen van een onderzoek’,
vierde druk, Utrecht: Lemma.
Hoofdstukken 1- 7 en bijlage Conceptueel model + DVD materiaal.
§ Voor het tweede en derde deel van de cursus, de kwantitatieve en kwalitatieve
benaderingen van onderzoek, hoofdstukken uit het basisboek MTO: Bryman,A.
(2016). Social Research Methods, 4th edition.Oxford, University press.
Ondersteuning door DVD/film/internet materiaal.
Toetsing
werkstuk onderzoeksopzet algemeen [o/v]; toets kwantitatieve onderzoeksmethoden
[50%]; toets kwalitatieve onderzoeksmethoden [50%]
Relatie met MBW onderzoek
Er wordt gebruikt gemaakt van bestaand onderzoek uit de militaire praktijk, zoals
bachelorscripties van de studenten van het NLDA.
91
10.17
Statistiek
Leids niveau:
200
Credits:
4 EC
Afkorting:
STAT
Coördinator:
Drs. M.P.A. van de Ven
MTO
Cursusdoelen in relatie tot eindtermen
Eindterm
nummer:
De student is in staat om:
1.
de principes van discrete en continue kansmodellen
en verdelingen toe te passen.
2.
te rekenen met een aantal veelgebruikte discrete en
continue verdelingen.
3.
enkele grootheden (verwachting, variantie, covariantie,
regressievergelijking en correlatiecoëfficiënt) uit te
rekenen.
4.
de centrale limietstelling te gebruiken.
5.
met enkele schattingsmethoden te werken.
6.
met enkele betrouwbaarheidsintervallen te werken.
7.
met enkele toetsingsmethoden te werken.
8.
de steekproefgrootte te bepalen.
2.3, 6.1, 6.2,
6.3
2.3, 6.1, 6.2,
6.3
2.2, 2.3, 6.1,
6.2, 6.3
2.3, 6.1, 6.2,
6.3
2.3, 6.1, 6.2,
6.3
2.3, 6.1, 6.2,
6.3
2.3, 6.1, 6.2,
6.3
2.3, 6.1, 6.2,
6.3
Portfolio CVN/CVE
Ja
§
§
Dit vak levert een actieve bijdrage aan het portfolio
CVN
Dit vak levert een actieve bijdrage aan het portfolio
CVE
Nee
X
X
Korte cursusomschrijving
De cursus bestaat uit twee delen, te weten kansverdelingen en verklarende
statistiek:
§ Discrete en continue kansvariabelen. Kans(dichtheids)functie en
verdelingsfunctie. Verwachtingswaarde en variantie. Meerdimensionale
discrete kansvariabelen. Discrete (alternatief, binomiaal, hypergeometrisch,
multinomiaal, Poisson) en continue (uniform, normaal, exponentieel)
kansverdelingen. Centrale limietstelling. Passingsproblemen. Het statistisch
gebruik van de grafische rekenmachine en Excel.
§ Vervolg continue kansverdelingen (Student’s t, chi-kwadraat en F). Punt- en
2
2
intervalschatters voor p, m en s . Toetsen voor p, m en s . Chikwadraattoets:
aanpassingstoets en homogeniteitstoets. Verschiltoetsen: onafhankelijk en
gepaard. F-toets. Regressie (enkelvoudig lineair, meervoudig lineair).
Correlatiecoëfficiënten van Pearson en Spearman. Het statistisch gebruik van
de grafische rekenmachine en Excel.
Werkvormen
Hoor- en werkcolleges.
92
Literatuur
e
§ Buijs, A. (2012). Statistiek om mee te werken. 9 druk. Groningen/Houten:
Wolters-Noordhoff. ISBN 978-90-01-80248-6.
e
§ Buijs, A. (2012). Statistiek om mee te werken: Opgaven en Uitwerkingen. 9
druk. Groningen/Houten: Wolters-Noordhoff. ISBN 978-90-01-80259-2.
Toetsing
§ Schriftelijk tentamen hoofdstuk 4 t/m 7.
§ Schriftelijk tentamen hoofdstuk 8 t/m 11 en hoofdstuk 13 (t/m par. 13.2).
§ Voor beide tentamens moet minimaal 50 punten gehaald worden, waarbij het
gemiddelde tenminste 55 punten bedraagt. Beide tentamens hebben een
gelijke wegingsfactor.
Relatie met MBW onderzoek
Onderzoeksprojecten ontstaan uit contacten met het werkveld
93
10.18
MTO 2: Kwalitatieve Methoden
Leids niveau:
200
Credits:
4 EC
Afkorting:
MTO 2
Coördinator:
Dr. T.P. op den Buijs
Dr. M. Andres
MTO
Cursusdoelen in relatie tot eindtermen
Eindterm
nummer:
De student:
1. begrijpt de plaats van de onderzoeksmethodologie.
2. kan een (complex) probleem of vraagstuk nader
analyseren en beschrijven.
1.1, 1.4
1.2, 1.3, 1.7,
2.1, 3.3, 3.4,
3.5
1.1, 1.4, 2.1
3. kan daaruit een doel- en vraagstelling voor een kwalitatief
onderzoek formuleren.
4. kan beargumenteerd een geschikte kwalitatieve methode
kiezen uit de diverse kwalitatieve designs.
5. kan de keuze voor een geschikte waarnemings- en
dataverzamelingsmethode beargumenteren (o.a. interview
en observatie).
6. heeft kennis van de kwaliteitscriteria van kwalitatief
onderzoek (betrouwbaarheid, validiteit,
generaliseerbaarheid) en kan ze beargumenteren.
7. heeft kennis van en kan dataverzameling- en
dataverwerkingstechnieken toepassen (o.a. topiclijst
opstellen, interview voorbereiden, uitvoeren en
analyseren).
8. kan werken met kwalitatieve computerprogramma’s voor
analyse (NVivo/ Atlas).
9. kan kritisch rapporteren en reflecteren over het eigen
onderzoek in termen van kwalitatieve aspecten.
1.1, 1.4, 2.1,
2.2
2.2, 4.1
2.2, 4.1, 6.2
2.4, 6.1
2.4
1.1, 1.4, 2.1,
2.2, 4.1, 5.3,
5.4, 6.3
Portfolio CVN/CVE
Ja
§
§
Dit vak levert een actieve bijdrage aan het portfolio
CVN
Dit vak levert een actieve bijdrage aan het portfolio
CVE
Nee
X
X
Korte cursusomschrijving
In de cursus MTO2 Kwalitatieve onderzoekstechnieken van onderzoek wordt
ingegaan op uitgangspunten van wetenschappelijk en praktijkgericht onderzoek.
Centraal staat het ontwikkelen van kwalitatieve onderzoeksvaardigheden naar
aanleiding van een doel- vraagstelling: o.a. het ontwikkelen van een
interviewprotocol en interviewtechnieken, het verzamelen van kwalitatieve data,
het analyseren en de interpretatie daarvan, en rapportage. Daarbij is er aandacht
voor de kwaliteitsaspecten van kwalitatief onderzoek. De cursus bestaat uit een
theoriegedeelte en een practicumdeel voor het analyseren van kwalitatief
materiaal. Hiertoe zal gebruik gemaakt worden van het computerprogramma NVivo
of Atlas.
94
Werkvormen
In hoorcolleges wordt de theorie belicht en in werkcolleges vindt de toepassing van
de theorie plaats en in een practicum wordt het computerprogramma geoefend.
Bovendien vindt zelfwerkzaamheid plaats in het kader van de rapportage.
Literatuur
§ Bryman,A. (2016). Social Research Methods, 4th edition.Oxford, University
press.
§ Aanvullende literatuur
Toetsing
Rapportage/verslag van opdracht kwalitatieve onderzoekstechnieken in tweetallen
(100%)
Relatie met MBW onderzoek
Er wordt in de hoor- en werkcolleges gebruik gemaakt van oefenmateriaal en
voorbeelden uit de militaire praktijk.
95
10.19
MTO 3: Kwantitatieve Methoden
Leids niveau:
200
Credits:
4 EC
Afkorting:
MTO 3
Coördinator:
Dr. T.P. op den Buijs
MTO
Cursusdoelen in relatie tot eindtermen
De student is in staat:
1. vanuit een doelstelling en onderzoeksvragen een
conceptueel model te ontwikkelen. Uit het conceptueel
model hypothesen te destilleren.
2. het proces van operationalisatie van concepten en het
opstellen van een bijhorende vragenlijst/enquête te
begrijpen.
3. het proces van invoer van verzamelde vragenlijstgegevens
in een SPSS databestand en het maken van een
codeboek te begrijpen.
4. bestaande databestanden in SPSS te lezen en te
begrijpen (o.a. structuur, meetniveaus, en soorten
variabelen) alvorens hypothesen te toetsen.
5. geschikte analysetechnieken te selecteren om de
hypothesen te toetsen middels een gegeven databestand.
6. een databestand op te schonen en het te prepareren voor
analyse van de hypothesen
(o.a. ‘outliers’, scheve
verdelingen, schalen samenstellen, antwoordcategorieën
hercoderen).
7. kwalitatieve
eigenschappen
van
de
schalen
(betrouwbaarheid en validiteit) te begrijpen en dit te
kunnen toepassen op schalen en de gegevens
interpreteren.
8. eenvoudige beschrijvende analyses op een bestaand
databestand toe te passen, te begrijpen en te interpreteren
(o.a. frequentieverdeling, gemiddelde somscores en
spreidingsmaten van variabelen, Chikwadraat
toets, barcharts).
9. de mate van samenhang tussen schalen van een
bestaand databestand te begrijpen, toe te passen en te
kunnen
interpreteren
van
de
gegevens
(o.a.
correlatieanalyse).
10. analyses om verschillen tussen groepen te toetsen uit te
voeren, te begrijpen, en te kunnen interpreteren (o.a. ttoets).
11. analyses om een afhankelijke variabele te voorspellen te
begrijpen, toe te passen en te kunnen interpreteren (o.a.
regressieanalyse).
12. als toetsing van het geleerde, zelfstandig een doel- en
vraagstelling
te
vertalen
in
hypothesen,
het
enquêteformulier en antwoorden te lezen in een
databestand in SPSS en daarbij
geschikte
analysetechnieken te kiezen en uit te voeren om de
hypothesen te toetsen. De resultaten te interpreteren en
de onderzoeksvragen te beantwoorden en hierover te
rapporteren.
96
Eindterm
nummer:
1.2, 2.1, 3.5
1.2, 2.1, 2.2
1.2, 1.3, 2.2
2.2
2.3, 6.1
2.3, 6.1
2.3, 4.1, 4.2,
6.1
2.3, 4.1, 4.2,
6.1
2.3, 4.1, 4.2,
6.1
2.3, 4.1, 4.2,
6.1
2.3, 4.1, 4.2,
6.1
1.2, 1.3, 2.2,
2.3, 2.5, 4.1,
4.2, 4.3, 4.4,
5.3, 5.4, 6.1,
6.3
Portfolio CVN/CVE
Ja
§
§
Dit vak levert een actieve bijdrage aan het portfolio
CVN
Dit vak levert een actieve bijdrage aan het portfolio
CVE
Nee
X
X
Korte cursusomschrijving
Specialisatie in kwantitatieve analyse. Dit wil zeggen vanuit een doel- vraagstelling
hypothesen kunnen afleiden en geschikte toetsen kunnen selecteren en uitvoeren.
Begrip van een conceptueel model en constructie van een enquêteformulier met
antwoorden en het kunnen lezen/ vertalen daarvan naar bestaande SPSSbestanden is essentieel. Daarvoor is het nodig het computerprogramma SPSS en
de structuur te begrijpen en te beheersen wat betreft een aantal analysetechnieken
en toetsen in de praktijk, zoals correlatie-, tabel-, regressieanalyse. Hiermee
kunnen onderzoeksvragen worden beantwoord. Dit is belangrijk voor het schrijven
van een onderzoeksverslag en een scriptie. Uitgangspunt hierbij vormen de lessen
statistiek en MTO die aan de practicalessen voorafgaan.
Werkvormen
· Hoorcolleges: Tijdens het hoorcollege worden de theorie en de toetsen
besproken.
· Practicum: Het doel van de practicalessen bestaat uit het begrijpen en
beheersen van SPSS
bewerkingen en analyses en het interpreteren van
vragenlijstgegevens op basis van een bestaand databestand.
Literatuur
· Reader met vragenlijsten en opdrachten.
· Buijs, A. (2008). Statistiek om mee te werken. Groningen/ Houten: WoltersNoordhoff. ISBN 978-90-01-71014-9.
· Huizingh, E. (2014). Inleiding SPSS 22.0 voor IBM SPSS Statistics. SDU
Uitgevers bv, Den Haag.
· Verschuren, P.J.M. & Doorewaard, J.A.C.M. (2007). Het ontwerpen van een
onderzoek. Uitgeverij LEMMA, Boom Lemma uitgevers.
· Bryman, A. (2016). Social Research Methods, 5th edition.Oxford, University
press.
Toetsing
Individueel onderzoeksverslag mbv SPSS, weging 100%
Relatie met MBW onderzoek
Er wordt gebruik gemaakt van datasets uit de militaire praktijk.
97
10.20
MTO 4: Research Design*
Leids niveau:
300
Credits:
3 EC
Afkorting:
MTO 4
Coördinator:
Dr. F. J. Kramer
MTO
Cursusdoelen in relatie tot eindtermen
Eindterm
nummer:
De student:
1. kan een doel- en vraagstelling voor onderzoek formuleren.
2.1, 3.3, 4.1,
4.2, 4.3
2.1, 3.3, 4.1,
4.2, 4.3
2. is in staat om een conceptueel ontwerp voor onderzoek op
te stellen dat is toegesneden op het/de betreffende
onderzoeksproject/probleemomschrijving.
3. is in staat om een technisch ontwerp van onderzoek te
maken dat is toegesneden op het/de betreffende
onderzoeksproject/probleemomschrijving. De nadruk
hierbinnen ligt op het juist onderscheiden en toepassen
van vier onderzoeksstrategieën: Casestudy, des research,
survey en experiment.
4. heeft kennis van de kwaliteitscriteria van onderzoek
(betrouwbaarheid, validiteit, generaliseerbaarheid) en kan
ze beargumenteren.
5. kan een beargumenteerde keuze maken uit verschillende
dataverwerking en analysemethoden en kan dit in het
vervolgonderzoek toepassen.
6. kan helder en bondig communiceren (schriftelijk en
mondeling) over de bereikte resultaten (communiceren).
1.7, 2.2
2.3, 2.4, 2.5
2.3, 2.4, 2.5
5.1, 5.3, 5.4
Portfolio CVN/CVE
Ja
§
§
Dit vak levert een actieve bijdrage aan het portfolio
CVN
Dit vak levert een actieve bijdrage aan het portfolio
CVE
Nee
X
X
Korte cursusomschrijving
Om goed onderzoek te kunnen doen is kennis van MTO nodig. In de cursussen
MTO 1 tot en met MTO 3 is door de student al kennis verzameld over de doel- en
vraagstelling van een onderzoek, en de kwantitatieve en kwalitatieve analyse. In
het MTO4 wordt aanvullende kennis aangereikt door aandacht te besteden aan
een drietal aspecten. In de eerste plaats het conceptueel ontwerp van een
onderzoek. Hierin wordt aandacht besteed aan onder andere het projectkader, de
doelstelling en het onderzoeksmodel. Het tweede aspect waaraan aandacht wordt
besteed is het onderzoekstechnisch ontwerp. De nadruk hierbinnen ligt op de
strategieën die beschikbaar zijn om een onderzoek uit te voeren. De vier
onderzoeksstrategieën die aan de orde komen zijn: Case study, desk research,
survey en het experiment. Het derde MTO aspect waar aandacht aan wordt
besteed is het ontwikkelen van een theoretisch kader. Ondersteund door
verschillende hoor- en werkcolleges ontwikkelt ieder syndicaat een relevant
theoretisch kader dat is toegesneden op het betreffende onderzoeksproject.
Kortom: De student gaat een onderzoeksplan /-ontwerp en theoretisch kader
schrijven waarbij het onderzoeksonderwerp wordt opgedragen.
98
Werkvormen
§ Colleges, zelfstudie en syndicaatsopdrachten
Literatuur
§ Yin, R.K. (2008). Case Study Research: design and methods. Sage: Thousand
Oaks
§ Bryman, A. (2012). Social research methods. New York: Oxford University
press.
Toetsing
§ Één cijfer (voldoende/onvoldoende) voor het onderzoeksplan en het
theoretisch kader.
Relatie met MBW onderzoek
De betrokken docenten zijn zelf onderzoekers en brengen hun capaciteiten en
onderwerpen in.
* Deze cursus wordt gecombineerd met het integratieproject, 10.21 IP.
99
10.21
Integratie Project
MTO
Leids niveau:
300
Credits:
3 EC
Afkorting:
IP
Coördinator:
Kap K. Smetsers
• PSDEO
• OMI
• DSP
Cursusdoelen in relatie tot eindtermen
Eindterm
nummer:
De student:
1. kan aangeven op welke wijze waarheidsvinding,
theorievorming en modelvorming plaatsvinden in de
relevante vakgebieden en kan dit zelf toepassen
(analyseren).
2.1, 2.2, 2.3,
2.4, 2.5, 3.3,
3.5, 4.1, 4.2,
4.3
2. kan bestaande modellen op een concreet
bedrijfsprobleem binnen Defensie toepassen en kan uit
concrete situaties verbanden leggen met abstracte
theorieën (conceptualiseren).
2.1, 2.2, 2.3,
2.4, 2.5, 3.3,
3.5, 4.1, 4.2,
4.3
3. kan het eigen wetenschappelijk onderzoek beoordelen
door kennis van validiteit- en betrouwbaarheidscriteria
toe te passen.
2.1, 2.2, 2.3,
2.4, 2.5, 4.1,
4.2, 4.3
4. kan verschillende soorten onderzoeksdesigns
onderscheiden en toepassen.
5. kan bij een onderzoek een relevante strategie,
dataverzameling, en data analyse methode kiezen en
vervolgens toepassen ten behoeve van de
beantwoording van onderzoeksvragen (onderzoeken);
6. kan reflecteren op de resultaten en het proces van het
onderzoek.
7. kan helder en bondig communiceren (schriftelijk en
mondeling) over de bereikte resultaten (communiceren).
2.2
2.2, 4.1, 4.2,
4.3
6.1, 6.2, 6.3
5.1, 5.2, 5.3,
5.4
Portfolio CVN/CVE
Ja
§
§
Dit vak levert een actieve bijdrage aan het
portfolio CVN
Dit vak levert een actieve bijdrage aan het
portfolio CVE
Nee
X
X
Korte cursusomschrijving
De cursus bestaat uit een project dat gericht is op een onderzoek bij een
bedrijfsonderdeel van Defensie. Hierbij wordt een concreet militair
bedrijfswetenschappelijk probleem geanalyseerd. Hiervan wordt vervolgens
een diagnose gesteld en worden voorstellen tot oplossing van de gestelde
problemen gedaan. De analyse van de gestelde problematiek worden gevoed
met theorie en conceptuele redeneringen. Hierbij moet gebruik worden
gemaakt van de stof die tot dusver in de MBW-studie is behandeld. De
bedoeling is dat u de stof van verschillende, reeds behandelde, vakken met
elkaar in verband brengt om een geïntegreerde toepassing op het gestelde
probleem mogelijk te maken; vandaar de benaming “integratieproject”. De
gestelde problemen kunnen betrekking hebben op alle functionele
deelgebieden van de militaire bedrijfswetenschappen (logistiek, management
en organisatie, HRM, informatiemanagement, etc.). Het doel van dit project is
100
om de cursisten de juiste bagage aan te bieden voor hun afstudeerscriptie.
Werkvormen
§ Hoorcollege: Ter introductie op de cursus wordt een hoorcollege gegeven;
§ groepsopdracht: In kleine groepen (max. 4 personen) wordt aan de
opdracht gewerkt onder begeleiding van een medewerker van de FMW en
de probleemeigenaar bij een bedrijfsonderdeel van Defensie;
§ Eventueel werkbezoeken om kennis te maken met het onderzoeksveld
Literatuur
§ Alle literatuur uit de reeds behandelde MTO cursussen.
§ de verder te gebruiken literatuur is afhankelijk van het vastgestelde
onderzoeksonderwerp en wordt per syndicaat in overleg met de
begeleidende docent vastgelegd.In het programmaboek worden per
onderzoeksonderwerp enkele literatuursuggesties gedaan.
Toetsing
§ Het schrijven en verdedigen van een onderzoeksrapport (zie
programmaboek voor beoordelingscriteria).
§ 50% van de eindscore wordt bepaald door de groepsbegeleider vanuit de
FMW en de andere 50% door de voorzitter van de verdediging.
Relatie met MBW onderzoek
De betrokken docenten zijn zelf onderzoekers en brengen hun capaciteiten en
onderwerpen in.
101
Hoofdstuk 11. Uit welke cursussen
bestaat de werkveld-specifieke
stroom Operationele Logistiek en
Defensie-Economie (OLDE)?
LEES
WIJZER
Voor studenten die de werkveld-specifieke
stroom OLDE kiezen, bevat dit hoofdstuk een
beschrijving van de hiertoe behorende
cursussen.
102
103
11.1 Defensie Logistiek & Supply Chain Management
Leids niveau:
300
Credits:
5 EC
Afkorting:
DLSM
Coördinator:
Ir. N. Faber
OLDE
Cursusdoelen in relatie tot eindtermen
De cursist is na de cursus in staat om:
1. de betekenis en strekking van de begrippen supply
chain en supply chain management uit te leggen.
2. de relatie tussen bedrijfsstrategie en supply chain
strategie uit te leggen en te verklaren.
3. de belangrijkste drivers van supply chain performance
te benoemen en uit te leggen.
4. de uitdagingen in het ontwerpen van een supply chain
netwerk te benoemen en toe te lichten, en eenvoudige
beslissingsondersteunende modellen toe te passen.
5. de uitdagingen in het plannen van een goede
afstemming tussen de vraag (demand) naar goederen
en de aanvoer (supply) van goederen in een supply
chain te benoemen, toe te lichten en voor een
concrete situatie te beoordelen.
6. de voor- en nadelen van verschillende vormen van
samenwerking in de supply chain uit te leggen en in
een concrete situatie te kunnen beoordelen.
7. de rol van voorraden in de supply chain uit te leggen
en in een concrete situatie te beoordelen.
8. met behulp van de formules voor de Economic Order
Quantity en de Veiligheidsvoorraad de
voorraadhoogtes in de supply chain te bepalen.
9. de rol van transport in de supply chain uit te leggen.
10. uit te leggen hoe voorraden en transport elkaar
beïnvloeden en een keuze hierin te maken in een
concrete situatie.
11. de rol van IT in supply chain management uit te
leggen en te verklaren.
12. de keuzes in supply chain strategie, supply chain
inrichting en supply chain aansturing in een concrete
(eenvoudige) situatie te beoordelen.
13. gefundeerde verbeteringen aan te dragen in een
concrete situatie met betrekking tot supply chain
management.
Eindterm
nummer:
1.2. 1.3, 1.4,
1.7, 3.2, 3.4
1.2, 1.3, 1.4,
1.7, 3.2, 3.3,
3.4, 4.1, 4.2, 4.3
1.2, 1.3, 1.4,
1.7, 3.2, 3.3,
3.4,
1.2, 1.3, 1.4,
1.7, 3.3, 4.1
3.2, 3.3, 3.4,
4.1, 4.2, 4.3
3.2, 3.3, 3.4,
4.1, 4.2, 4.3
3.2, 3.3, 3.4,
4.1, 4.2, 4.3
4.1, 4.2, 4.3
1.2, 1.3, 1.4, 1.7
3.2, 3.3, 3.4,
4.1, 4.2, 4.3
3.2, 4.1
3.2, 3.3, 3.4,
4.1, 4.2, 4.3
3.2, 3.3, 3.4,
4.1, 4.2, 4.3
Portfolio CVN/CVE
Ja
§
§
Dit vak levert een actieve bijdrage aan het
portfolio CVN
Dit vak levert een actieve bijdrage aan het
portfolio CVE
Nee
X
X
104
Korte cursusomschrijving
Individuele ondernemingen zijn steeds minder in staat om aan de veranderende
wensen van afnemers te voldoen. Samenwerking stroomafwaarts en
stroomopwaarts in de logistieke keten is dan ook een logische stap.
Ketensamenwerking staat vooral bekend onder de naam Supply Chain
Management. Supply Chain Management (SCM) is een concept waarbij door
middel van het verbeteren van (logistieke) processen en samenwerking met
leveranciers en afnemers effectiever en efficiënter op de snel veranderende
wensen van de klant kan worden gereageerd. SCM richt zich op afstemming
van interne processen, zoals inkoop, logistiek en marketing, en externe
processen, zoals externe samenwerking en coördinatie van leveranciers,
distributeurs en klanten. Succesvol SCM veronderstelt dus een sterke
‘customer focus’, het is belangrijk dat de wensen van klanten adequaat worden
geïnterpreteerd (market sensing) en vertaald in commercieel en logistiek
passende oplossingen (fulfillment). De cursus DLSM biedt een brede oriëntatie
op het vakgebied. Naast de theoretische kennis die de student verwerft, wordt
ook de toepassingsgerichtheid van de cursus vormgegeven door het ‘spelen’
van een supply chain management game. De cursus wordt afgesloten met een
schriftelijk tentamen.
Werkvormen
Hoorcollege; zelfstudie; game.
Literatuur
Chopra, S. en Meindl, P. (2013), Supply Chain Management: Strategy,
Planning and Operation, fifth edition, Pearson, England.
Toetsing
§ Tentamen met open vragen
§ Game (voldoende/onvoldoende)
Relatie met MBW onderzoek
Binnen de NLDA wordt relevant onderzoek uitgevoerd op meerdere terreinen
van defensielogistiek (zie KOP). De resultaten van dit onderzoeken worden
verwerkt in de colleges bij deze module.
105
11.2 Defensie Management, Accounting & Control
Leids niveau:
300
Credits:
5 EC
Afkorting:
DMAC
Coördinator:
Drs. J.J.D. Heeren-Bogers
OLDE
Cursusdoelen in relatie tot eindtermen
Eindterm
nummer:
De cursist is na de cursus in staat om:
1. de relaties tussen de operationele processen en
management accounting & control systemen (in het
bijzonder kostentoerekening, planning & control,
beslissingen en strategische management accounting) in
relatie tot defensie te beschrijven, te verklaren en hierover
te discussiëren met vakgenoten.
2. problemen met betrekking tot de inrichting van
management accounting & control systemen (in het
bijzonder kostentoerekening, planning & control,
beslissingen en strategische management accounting) in
relatie tot defensie te analyseren, te interpreteren en te
beoordelen.
3. de output van management accounting & control systemen
(in het bijzonder kostentoerekening, planning & control,
beslissingen en strategische management accounting) in
relatie tot defensie te analyseren, te interpreteren, te
beoordelen en te gebruiken voor besluitvorming en
beheersing binnen de organisatie.
4. de leiding van de defensie organisatie naar aanleiding van
de output van de management accounting & control
systemen (in het bijzonder kostentoerekening, planning &
control, beslissingen en strategische management
accounting) te adviseren.
5. onderzoeksresultaten op gestructureerde en heldere wijze
te presenteren in de Engelse taal.
1.1, 1.2, 1.3,
1.4, 1.7, 3.1,
3.3, 3.4
1.1, 1.2, 1.3,
1.4, 1.7, 4.1,
4.2, 6.2
1.1, 1.2, 1.3,
1.4, 1.7, 3.1,
3.3, 3.4, 4.1,
4.2
1.1, 1.2, 1.3,
1.4, 1.7, 5.2
4.4, 4.5, 5.1,
5.2, 5.3, 5.4,
6.2, 6.3
4.4, 4.5, 5.1,
5.2, 5.3, 5.4,
6. op gestructureerde en heldere wijze te reflecteren op
onderzoeksresultaten.
7. professioneel en doelgericht samen te werken.
5.1
Portfolio CVN/CVE
Ja
§
§
Dit vak levert een actieve bijdrage aan het portfolio
CVN
Dit vak levert een actieve bijdrage aan het portfolio
CVE
Nee
X
X
Korte cursusomschrijving
Het vak Defence Management Accounting & Control beoogt een verbreding en een
verdieping te geven aan ‘het wetenschapsgebied kosten’ uit het vak Accounting
Control & Economics.
Na de publicatie van het boek Relevance Lost, the rise and fall of management
accounting van Johnson en Kaplan in 1987, is zowel vanuit de wetenschap en de
106
praktijk steeds meer kritiek ontstaan over de effectiviteit van management
accounting systemen om moderne organisaties te beheersen. Om de effectiviteit te
verhogen, stellen sommige auteurs een verdieping van het conventionele
instrumentarium van ‘management accounting’ voor. Bijvoorbeeld, door het
introduceren van ‘activity based costing’ systemen. Andere auteurs stellen voor om
traditionele management accounting systemen te verbreden met informatie vanuit
andere perspectieven. Bijvoorbeeld, door het introduceren van een ‘balanced
scorecard’. Weer andere auteurs pleiten er zelfs voor om de beheersing van
moderne organisaties niet meer door management accounting informatie te laten
plaatsvinden.
Veel (inleidende) leerboeken op het gebied van management accounting besteden
relatief veel aandacht aan het traditionele management accounting
instrumentarium, hier en daar aangevuld met meer recente technieken. Er is echter
weinig aandacht voor het ‘waarom’ van deze technieken, of voor de problemen die
het toepassen van ‘traditionele’ en meer ‘moderne’ management accounting
technieken in organisaties kunnen oproepen.
Het vak is zo opgezet dat, na het inleidend college, steeds op de volgende wijze
aandacht wordt besteed een ‘specifiek onderwerp’ van management accounting.
Allereerst wordt in deel 1 van het hoorcollege op basis van het boek Management
accounting for decision makers van Atrill en McLaney ingegaan op het traditionele
instrumentarium voor het ‘specifieke onderwerp’ binnen management accounting
(theorie en opgaven).
Vervolgens wordt in deel 2 van het hoorcollege ingegaan op de problemen die
kunnen ontstaan door de toepassing van het traditionele instrumentarium binnen
de defensie organisatie.
In de werkcolleges worden opdrachten uitgewerkt die aansluiten bij het traditionele
management accounting instrumentarium.
Tenslotte worden in de artikelpresentatiecolleges ‘moderne’ instrumenten en
ontwikkelingen binnen management accounting naar voren gebracht om gerezen
problemen op te lossen. Dat dergelijke ‘moderne’ instrumenten en ontwikkelingen
weer tot ‘nieuwe’ problemen in defensieorganisaties wordt eveneens aan de orde
gesteld. De ‘moderne’ instrumenten en ontwikkelingen worden besproken op basis
van een presentatie van een groep van cursisten. In de Engelstalige presentatie
bespreekt de groep een recent Engelstalig artikel uit een ‘toptijdschrift’ op het
vakgebied van de management accounting. Aansluitend op de presentatie wordt
door een andere groep van cursisten feedback op de onderdelen van de
presentatie gegeven. Een en ander wordt afgesloten met een discussie.
Werkvormen
Gecombineerde hoor- en werkcolleges.
Literatuur
§ Atrill, P., & McLaney, E. (2015). Management accounting for decision makers.
Pearson Education.
§ Reader “Management Accounting” (via Moodle).
Toetsing
§ Schriftelijk tentamen (weging 60%)
§ Presentaties (weging 30%), tevens beoordeling CVE (O/V)
§ Reflectie (weging 10%)
Relatie met MBW onderzoek
Het onderwijs is gebaseerd op onderzoek binnen de Strategic Research
Orientation Managing Military Organizations.
107
11.3 Defensie Systemen & Asset Management
Leids niveau:
300
Credits:
5 EC
Afkorting:
DSAM
Coördinator:
Ir. J. Ph. C. Wubben
Cursusdoelen in relatie tot eindtermen
De student:
1. kan de logistieke ondersteuning van een militair
technisch systeem analyseren en inrichten, zodat deze
gedurende de gehele levensduur een maximale
systeemeffectiviteit gerealiseerd wordt tegen (minimale)
levensduurkosten.
2. kan in eigen woorden de levensduurkosten in het
algemeen beschrijven en aangeven uit welke
“costdrivers” deze kosten zijn opgebouwd.
3. kan onderscheid maken tussen de technische
levensduur en de economische gebruiksduur van een
systeem.
4. kan de kosten-effectiviteit (standaard kosten-baten
analyse) van een technisch militair systeem bepalen,
5. kan life cycle management inrichten en begrijpt daarbij
de relatie tussen beschikbaarheid van materieel en de
toegevoegde waarde van alle schakels in de lifecycleketen.
6. heeft inzicht hebben in zowel de technische als de
economische levensduur, de bestuurbare factoren en het
object van sturing.
7. kan de informatievoorziening inrichten om zo efficiënt en
effectief mogelijk te kunnen sturen.
8. kan de draagwijdte van zijn beslissingen traceren en de
financiële consequenties ervan kwantificeren.
9. kan de structuureigenschappen van materialen
beschrijven en aangeven welke beïnvloedingsfactoren
gevolgen hebben op de kwaliteit en duurzaamheid van
het technisch systeem.
10. kan de consequenties aangeven van aangebrachte
modificaties, in samenhang met kennis van het
gebruiksprofiel, faalgedrag, de materiaalkunde en
sterkteleer.
11. kan op hoofdlijnen aan geven welke oorzaken ten
grondslag kunnen liggen aan schade en welke
tegenmaatregelen genomen kunnen worden.
12. kan de gevolgen van een mechanische belasting op
kwantitatieve wijze in eigen woorden beschrijven
(vervorming, breuk of scheurvorming).
13. kan consequenties zien van de vertaling van een
functioneel ontwerp in een technisch ontwerp.
14. kan doelgericht gegevens verzamelen, analyseren en
een oplossing voor een technisch probleem te
rapporteren te presenteren.
15. kan als officier een gesprekspartner zijn voor de
medewerkers aan wie hij leiding geeft, voor collega’s
binnen de materieel-organisatie van Defensie en voor
externe partijen zoals operationele eenheden,
108
Eindterm
nummer:
1.1, 1.4, 1.6, 1.8
1.4
1.3, 1.4
3.4, 3.6
3.4, 3.6
1.3, 1.7
1.7
3.4, 4.3, 4.6,
5.1, 5.4
1.1, 1.4, 1.8, 3.5
3.2, 3.6
2.1, 2.3, 2.4, 3.3
3.3
3.3, 3.4
3.5
2.4, 3.1, 3.2, 3.4
OLDE
leveranciers en uitbestedingspartners.
16. kan als officier de draagwijdte van zijn beslissingen
traceren en de financiële en operationele consequenties
ervan te kwantificeren.
17. kan als officier zijn ondergeschikten motiveren door het
waarom achter zijn beslissingen duidelijk te maken. Hij
moet hiervoor conceptueel kunnen denken.
5.2, 5.4
5.1
Portfolio CVN/CVE
Ja
§
§
Dit vak levert een actieve bijdrage aan het portfolio
CVN
Dit vak levert een actieve bijdrage aan het portfolio
CVE
Nee
X
X
Korte cursusomschrijving
De cursus richt zich vooral op het beheer van technisch complexe assets zoals
deze binnen de defensie-organisatie in ruime mate in gebruik zijn. De cursus
beoogt het gehele spectrum te belichten, dat wil zeggen van functioneel ontwerp
via technisch ontwerp naar productie, exploitatie, onderhoud en (verantwoorde)
afstoting. De volgende onderwerpen worden nader belicht :
§ Life cycle management (LCM). LCM is het beheer van installatie/objecten over
de gehele levensduur, gericht op een kosteneffectieve en doelmatige
exploitatie ervan. Hierbij speelt de relatie tussen de levensduurkosten en de
prestatie van de installaties een centrale rol. De basis bestaat uit een model
die wordt gevormd door twee factoren, die van de beschikbaarheid en die de
kosten van een installatie bepalen. Van belang voor organisatie is de
(operationele) beschikbaarheid van de installatie. De aandacht voor de
bedrijfsvoering bij Defensie is niet alleen erop gericht op effectiviteit, maar naar
een combinatie van effectiviteit en efficiency.
§ Integrated logistics support (ILS). De student kan de logistieke ondersteuning
van een militair technisch systeem analyseren en inrichten, zodat deze
gedurende de gehele levensduur gerealiseerd wordt tegen (minimale) kosten.
Aandachtsgebieden van ILS zijn bedrijfszekerheid en onderhoudbaarheid,
onderhoudsplanning, voorraadplanning reservedelen, ondersteunings-, meeten testapparatuur, personeelsplanning, opleiding en opleidingsmiddelen,
technische documentatie, verpakking, behandeling, opslag en transport,
faciliteiten en infrastructuur en informatiemanagement en informatiesystemen.
Deze gebieden hangen met elkaar samen en om een maximale
kosteneffectiviteit te realiseren moeten zij dan ook integraal op elkaar worden
afgestemd. Integrated Logistic Support Management (ILS) is een van de
elementen van Integraal Wapen Systeem Management (IWSM).
§ Integrated Proces Cycle is een concept waarin alle aspecten van een
ontwerpproces van een technischsysteem zijn beschreven. Als de IPC stappen
in omgekeerde richting worden doorlopen dan wordt het exploitatieproces
weergegeven.
§ Product Data Management. Fundamenteel voor PDM is de positie die
ingenomen wordt tussen LCM en ILS. PDM regelt het informatieverkeer tussen
LCM en ILS en neemt als zodanig een cruciale plaats in.
§ Life Cycle Costing (LCC). Fundamenteel voor LCC is het begrip
systeemlevensduur. Systemen zijn steeds complexer geworden door
technologische innovaties. Niet alleen zijn de kosten die gepaard gaan met de
aanschaf van een systeem significant toegenomen, maar ook de kosten van
gebruik en instandhouding van deze complexe systemen zijn aanzienlijk
gestegen. Duidelijk is dat veel kostengenererende factoren sterk worden
beïnvloed door beslissingen die genomen zijn in de ontwerpfase. De kosten
van een systeem dienen dus te worden beschouwd vanuit het standpunt van
de totale levensduur. De levensduur van een systeem vangt aan bij de initiële
vastlegging van een behoefte van een afnemer, via systeemplanning,
onderzoek, gebruikerseisen, functioneel ontwerp, productie, evaluatie,
109
§
§
operationeel gebruik, logistieke ondersteuning en afstoting van het
wapensysteem.
Engineering. Voor Defensie is de operationele inzetbaarheid van technische
systemen van groot belang. De (systeem)logistieke officier is hier een
belangrijke speler in. DSAM behandelt werktuigbouwkundige aspecten van
technische systemen. Hierbij speelt de technische uitvoering in relatie tot
prestaties, inzetbaarheid en onderhoudbaarheid. Informatie over
materiaalkunde begint met metaalkunde en is gericht op het verwerven van
kennis van metalen als constructie materiaal en het maken van een
verantwoorde materiaalkeuze bij het ontwerp en modificaties . Het deel
werktuigbouwkunde behandeld op kwantitatieve wijze constructies op sterkte
en vervorming. Vervolgens worden enkele belangrijke machineonderdelen op
kwantitatieve wijze behandeld. Deze gebieden hangen nauw met elkaar
samen om een maximale effectiviteit en efficiëntie van technische systemen te
kunnen realiseren.
Als afsluitend onderdeel wordt een casestudie gedaan naar het ontwerp van
een militaire technische systeem, welke momenteel nog net in gebruik is.
Voorbeeld is een militaire hoovercraft.
Werkvormen
§ hoorcollege
§ werkcollege
§ praktijkopdracht OTCLOG (optioneel)
§ casuïstiek
§ bedrijfsbezoeken/excursies (optioneel)
§ schrijven wetenschappelijk artikel (4 pag. A4)
Literatuur
§ Reader gebaseerd op:
o J.V. Jones Integrated Logistic Support
o J. Stavenuiter, Cost Effective Management Control of Capital Assets; An
integrated life cycle management approach, proefschrift, juni 2002
o B. Blanchard, Logistics Engineering and Management Prentice Hall, New
Jersey
§ Marine handboek ILS (integrated logistics support) 2007
o FELSALDO Publicatie TNO
§ B.M. Korevaar, Metaalkunde Deel 1+2.
§ Reader “DSAM engineering/Toegepaste statica en dynamica van militaire
systemen”.
§ Muhs, cs. Roloff / Matek Machineonderdelen. (Twee hoofdstukken).
Toetsing
§ Twee schriftelijk tentamens.
Weging:
o Engineering: 50 % (3 uur, open boek).
o AMC: 20 % (2 uur, deels open boek en computergebruik toegestaan).
§ Casestudie.
Weging:
o Rapport inclusief wetenschappelijk artikelweging: 30%
Relatie met MBW onderzoek
Binnen de NLDA wordt binnen MBW en MS&T relevant wetenschappelijk
onderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek vindt plaats met TNO, DMO, RUG en het
OTCLOG. De resultaten van dit onderzoek worden verwerkt in het studiemateriaal
en de cases bij deze cursus DSAM. De student zal beginvaardigheden aantonen
met het schrijven van een eerste wetenschappelijk artikel.
110
111
11.4 Defensie Accounting, Informatie en Systemen
Leids niveau:
300
Credits
5 EC
Afkorting
DAIS
Coördinator:
Kol Dr. R.M.M. Bertrand RA RC RO
OLDE
Cursusdoelen in relatie tot eindtermen
De cursist is na de cursus in staat om:
1. De relaties tussen de operationele processen van de
organisatie, de administratieve organisatie en
management informatiesystemen (intern) en de
omgeving (extern) te beschrijven, te interpreteren en
daarover te discussiëren met vakgenoten.
2. Risicomanagement en het beheersen van risico’s in een
organisatie te beschrijven, analyseren en beoordelen.
3. de inrichting van de gegevensverwerkende processen
die leiden tot de benodigde informatie voor het besturen
en beheersen van een organisatie te beschrijven, te
analyseren en te verklaren.
4. een systeem van internal controls, zowel in theorie als
praktisch in cases, te beschrijven, analyseren en
beoordelen.
Eindterm
nummer:
1.1, 1.2, 1.3,
1.4, 1.7, 1.9,
3.2, 3.3, 3.4, 3.5
1.1, 1.2, 1.3,
1.4, 1.7, 1.9,
3.2, 3.3, 3.4,
3.5, 4.1, 4.2,
4.3, 5.1, 5.2,
5.3, 5.4
1.1, 1.2, 1.3,
1.4, 1.7, 1.9,
3.2, 3.3, 3.4, 3.5
1.1, 1.2, 1.3,
1.4, 1.7, 1.9,
5.1, 5.2, 5.3,
5.4, 6.3
Portfolio CVN/CVE
Ja
§
§
Dit vak levert een actieve bijdrage aan het portfolio
CVN
Dit vak levert een actieve bijdrage aan het portfolio
CVE
Nee
X
X
Korte cursusomschrijving
In deze cursus worden de algemene kenmerken van bestuurlijke
informatieverzorging en de daarvoor vereiste administratieve organisatie
behandeld. Centraal staat dat de beoordeling en de opzet van de administratieve
organisatie moet zijn afgestemd op de verschillende soorten processen en
organisatietypen (typologiemodel). In de cursus wordt aandacht besteed aan het
leggen van de relatie tussen de omgeving, de organisatie en de inrichting van de
administratieve organisatie. Voorts wordt aandacht besteed aan het inrichten,
analyseren en beoordelen van gegevensverwerkende processen ten behoeve van
het genereren van informatie voor verschillende doeleinden. De student leert – op
basisniveau – de analyse van besturing- en beheersingsproblemen in een
organisatie en het vervolgens beschrijven van processen en bijbehorende interne
beheersingsmaatregelen.
Werkvormen
De cursus wordt ingevuld met hoor- en werkcolleges. Wekelijks vindt een hoor- en
een werkcollege plaats over de desbetreffende hoofdstukken van de studieboeken.
Daar waar het hoorcollege vooral de theorie behandelt, gaat het werkcollege in op
de militaire relevantie en praktische toepassing van de theorie bij het betreffende
112
onderwerp aan de hand van een casebeschrijving. Bij ieder werkcollege hoort een
groepsopdracht, die van te voren moet worden uitgewerkt en in het college bij
toerbeurt wordt gepresenteerd.
Literatuur
§ Jans, E.O.J., A.C.J. Bast en R. Nijland. 2016. Grondslagen AO: Deel A
Algemene beginselen, 22e druk, Groningen/Houten: Noordhoff.
§ Jans, E.O.J., A.C.J. Bast en R. Nijland. 2016. Grondslagen AO: Deel B
Processen en systemen, 22e druk, Groningen/Houten: Noordhoff.
§ Diverse uitreikstukken (MOODLE).
Toetsing
§ Actieve deelname aan en voorbereiding van werkcolleges (voldoende
beoordeling van minimaal 4 ingeleverde groepscases en presentatie daarvan
is voorwaarde voor deelname aan tentamen)
§ Schriftelijk tentamen (weging: 100%)
o Deels korte open vragen
o Deels vragen aan de hand van casebeschrijving
Relatie met MBW onderzoek
Het onderwijs is gebaseerd op onderzoek binnen de Strategic Research
Orientation Managing Military Organizations.
113
Hoofdstuk 12. Uit welke
cursussen bestaat de
werkveld-specifieke stroom
Leiderschap in
Crisisomstandigheden (LCO)?
LEES
WIJZER
Voor studenten die de werkveldspecifieke stroom LCO kiezen, bevat dit
hoofdstuk een beschrijving van de
hiertoe behorende cursussen.
114
115
12.1 Psychosociale Dynamiek v.e. Geweldsorganisatie 2
Leids niveau:
300
Credits:
5 EC
Afkorting:
PSGEO 2
Coördinator:
Prof. Dr. D.E.M. Verweij
Cursusdoelen in relatie tot eindtermen
Eindterm
nummer:
De student:
1. kan de belangrijkste inzichten uit de in de cursus
aangereikte literatuur met betrekking tot de cultuur en de
psychosociale context van een geweldsorganisatie en de
gewilde en ongewilde effecten daarvan weergeven.
1.1, 1.2, 1.8,
3.1, 3.3, 3.4,
4.1, 4.2, 4.3,
4.4, 4.5, 4.6,
4.7
3.1, 3.2, 3.3,
3.4, 4.1, 4.2,
4.3, 4.4, 4.5,
4.6, 4.7, 5.1,
5.2, 5.3, 5.4
3.1, 3.3, 3.4,
4.1, 4.2, 4.3,
4.4, 4.5, 4.6,
4.7, 5.2, 5.3,
5.4, 6.2, 6.3,
6.4
3.1, 3.3, 4.1,
4.2, 4.3, 4.4,
4.5, 4.6, 4.7,
6.1, 6.2, 6.3,
6.4
2. kan reflecteren op en discussiëren over de kennis en
inzichten genoemd bij bovenstaande doelstelling en ten
aanzien hiervan een eigen standpunt formuleren, zowel
mondeling als schriftelijk.
3. kan aangeven wat de relevantie is van de kennis genoemd
bij bovenstaande doelstelling voor de huidige militaire
praktijk.
4. kan analyseren hoe geweld zich kan manifesteren in
verschillende situaties en op verschillende niveaus, zowel
binnen als buiten de militaire praktijk.
Portfolio CVN/CVE
Ja
§
§
Dit vak levert een actieve bijdrage aan het portfolio
CVN
Dit vak levert een actieve bijdrage aan het portfolio
CVE
Nee
X
X
Korte cursusomschrijving
In de cursus PSGEO 2 gaat het om het ontwikkelen en stimuleren van kennis van
en inzicht in de cultuur en in de psychosociale context van een geweldsorganisatie
en de gewilde en ongewilde effecten daarvan. Deze kennis en dit inzicht worden
ontwikkeld en gestimuleerd op basis van relevante filosofische, psychologische,
sociaalpsychologische en psychoanalytische literatuur. Daarbij staat het boek
Soldaten (Neitzel en Welzer, 2012) centraal. Dit boek betreft verslagen van
afgeluisterde gesprekken tussen soldaten onderling en krijgsgevangenen onderling
uit diverse landen en uit verschillende krijgsmachtdelen. Meerdere hoofdstukken
en dus thema’s uit het genoemde boek worden nader uitgewerkt en verdiept met
behulp van relevante wetenschappelijke literatuur van o.a. Fromm, Grossman,
Hinton Laban, Lifton, Nussbaum en Foucault. De bijeenkomsten en dus de te
bestuderen literatuur is geplaatst onder vier overkoepelende thema’s: 1) Banaliteit
van het kwaad, 2) Militaire vorming: hardheid versus empathisch vermogen, 3)
Veteranen en ‘moral injury’, 4) Disciplinering van het lichaam. In de hoorcolleges
wordt het overkoepelende thema geïntroduceerd en in de betreffende
wetenschappelijke context geplaatst. In de werkcolleges wordt vervolgens de
verbinding gelegd met hoofdstukken (thema’s) uit het boek Soldaten en de huidige
116
LCO
militaire praktijk.
Werkvormen
De cursus bestaat uit zowel hoorcolleges als werkcolleges. In de hoorcolleges
wordt het overkoepelende thema geïntroduceerd en in de betreffende
wetenschappelijke context geplaatst. De werkcolleges worden verzorgd door
syndicaten n.a.v. een door de docent verstrekte vraag. In het door het syndicaat
uitgewerkte antwoord op die vraag wordt de verbinding gelegd tussen specifieke
hoofdstukken uit het boek Soldaten en de wetenschappelijke literatuur behorende
bij het overkoepelende thema van de betreffende periode.
Literatuur
Capita Selecta uit het boek: Neitzel, S. & Welzer, H. (2012) Soldaten. Over
vechten, doden en sterven. Amsterdam: Ambo.
Een reader met capita selecta bestaande uit diverse artikelen en
boekhoofdstukken.
Toetsing
Schriftelijk tentamen 75%
Opdracht 25%
Relatie met MBW onderzoek
De cursus sluit aan bij de SRO ‘The Human(e) Factor in present-day militay
practices’
117
12.2 Human Resource Management 2
Leids niveau:
300
Credits:
5 EC
Afkorting:
HRM 2
Coördinator:
Dr. T.P. op den Buijs
LCO
Cursusdoelen in relatie tot eindtermen
Eindterm
nummer:
1.1, 1.2, 1.8
De student moet:
1. de aard en omvang van de gezondheidsproblematiek in
verband met werkbelasting, in het bijzonder het werk bij
defensie (ook in operationele situaties) kunnen aangeven.
2. de belangrijkste definities, concepten, theorieën en
onderzoeksbevindingen op het terrein van belasting, stress
en het functioneren in een militaire context kunnen
aangeven.
3. stressmodellen met stressdimensies als input en het
functioneren als output kunnen beschrijven en uitleggen,
met bijzondere aandacht voor het SAM model in
operationele omstandigheden.
4. individuele factoren (o.a. persoonlijkheid, coping,
hardiness) en eenheid en organisatorische factoren (o.a.
buddyrelaties, leiderschap, sociale steun (ook van
thuisfront), group efficacy, etc), verschillen daarin, hun
onderlinge relaties en hun invloed op het functioneren
kunnen benoemen.
5. mentale en fysieke (psychosomatische) effecten van stress
en gezondheidsproblematiek kunnen beschrijven (o.a.
acute stress, gevechtsstress en PTSS in en na
operationele omstandigheden).
6. de invloed en het belang van slaapmanagement bij
uitzendingen kunnen beschrijven (met TNO).
7. de invloed van militaire stress op de omgeving, o.a.
militaire families (en andersom), kunnen beschrijven.
8. De specifieke problematiek van stress bij veteranen
kunnen beschrijven (o.a. drankmisbruik, re-integratie etc.).
9. professionele zorg: methoden en tools voor
leidinggevenden kunnen beschrijven en toepassen om
(werk)stress, gevechtsstress en PTSS te voorkomen
(preventie) en om werkgerelateerde
gezondheidsproblematiek te voorkomen (interventie)
kunnen beschrijven (o.a. ‘’afstoomgesprek’’, nazorg en
behandeling in samenwerking met MGGZ).
1.1, 1.3, 1.8
1.1, 1.3, 1.8
1.8, 3.3, 4.1,
4.3
1.8, 3.3, 4.1,
4.3
1.8
1.8
1.8
1.8, 2.1, 3.5,
4.1, 4.3, 5.3,
6.1, 6.2, 6.3
Portfolio CVN/CVE
Ja
§
§
Dit vak levert een actieve bijdrage aan het portfolio
CVN
Dit vak levert een actieve bijdrage aan het portfolio
CVE
Nee
X
X
Korte cursusomschrijving
De cursus Personele en Operationele Belasting richt zich op de effecten van
(werk)belasting en ongunstige situaties, in vredessituaties maar vooral in
operationele omstandigheden, op het functioneren (welzijn, gezondheid en stress)
118
van militair personeel. Er wordt een overzicht gegeven van de verschillende
belasting- en stresstheorieën. De relatie tussen (werk)belasting en stressdimensies
in uitzendgebieden en het ontstaan van stressreacties (oa. gevechtsstress en
PTSS) worden behandeld aan de hand van het Michigan stressmodel en het
Soldiers Adaptation Model (SAM). De verschillende factoren die de samenhang
tussen de werkomgeving en het functioneren, zoals persoonlijkheid, unit
kenmerken, leiderschap, organisatiekenmerken worden uitgebreid behandeld en
toegepast op militaire situaties. Er wordt een overzicht gegeven van onderwerpen
die relevant zijn voor het al dan niet optreden van werkgerelateerde stressreacties,
zoals mentale inspanning, reactiviteit, herstel en vermoeidheid, kenmerkend
gedrag, overspanning en ziekteverzuim in vredes- en operationele
omstandigheden. Ingegaan wordt daarbij op het belang van een goed
slaapmanagement bij uitzendingen. Tevens worden de effecten van stress op de
omgeving o.a familie, en de effecten andersom besproken, evenals de specifieke
problemen waarmee veteranen op lange termijn kunnen kampen (o.a.
alcoholmisbruik, re-integratie). Tot slot wordt vanuit de professionele zorg
besproken op welke manier leidinggevenden (werk)stress onder het personeel
kunnen voorkomen en stressreacties kunnen signaleren en (laten) behandelen. Dit
alles wordt naast de verplichte en aanbevolen literatuur ondersteund met
DVD/film/internet materiaal.
Werkvormen
Werkcollege, hoor- / gastcollege, individuele opdrachten bij de werkcolleges.
Literatuur
Hoofdstukken uit Gaillard, A.W.K. (2006), Stress, productiviteit en gezondheid.
Amsterdam, Nieuwerzijds (in bruikleen).
Hoofdstukken uit Moelker, Andres, Bowen, Manigart, (2015). Military Families on
Mission, Comparative Perspectives. London: Routledge.
Hoofdstukken uit Hancock, P.A. et.al. (2008). Performance under stress. Ashgate,
Florida (e-book).
Wetenschappelijke en defensie-gerelateerde artikelen.
Toetsing
Schriftelijk tentamen (open vragen), weging: 70%
Schrijfopdracht in Engels, weging: 30%. Het onderwerp voor de schrijfopdracht
wordt afgeleid uit de literatuur of uit de behandelde stof in de colleges.
Beide onderdelen dienen afzonderlijk met minimaal het cijfer 5,5 te worden
afgerond.
Relatie met MBW onderzoek
In de cursus worden relaties gelegd met actueel onderzoek (zorg bij uitzendingen ,
fysieke en mentale problematiek, veteranen, thuisfront en families) met betrekking
tot het functioneren van militairen dat wordt uitgevoerd door de capaciteitsgroep
MBW.
119
12.3 Veiligheid & Leiderschap bij Rampen en Crises
Leids niveau:
300
Credits:
5 EC
Afkorting:
VLRC
Coördinator:
Maj Dr. G.C.H. Bakx
LCO
Cursusdoelen in relatie tot eindtermen
De student moet:
1. kunnen beschrijven en begrijpen wat het thema
rampenbestrijding/ crisisbeheersing behelst voor
leidinggevenden in de context van de inzet van (delen van)
Defensie bij rampen en crises.
2. Kunnen beschrijven en begrijpen wat het thema
(arbeids)veiligheid behelst voor leidinggevenden in de
context van de inzet van (delen van) Defensie bij rampen
en crises.
3. de relatie tussen het thema (arbeids)veiligheid en de (inzet
van de) defensieorganisatie kunnen beschrijven, begrijpen
en analyseren.
4. aspecten van leiderschap in veranderende
(netwerk)structuren / al dan niet emergente verbanden in
de context van de inzet van (delen van) Defensie bij
rampen en crises kunnen beschrijven, begrijpen en
analyseren.
5. kunnen beschrijven en begrijpen wat psychosociale
dynamiek van rampen en crises voor betrokkenen
(inclusief “daders”, de zgn 2nd victims) en hulpverleners
kan behelzen; tevens kunnen analyseren hoe hier op te
acteren.
6. de binnen de cursus aangeleerde academische
vaardigheden, zoals het schrijven van een paper en het
doen van onderzoek, kunnen toepassen bij toekomstig
wetenschappelijk onderzoek, in het bijzonder bij het
afronden van de studie met een scriptie.
Eindterm
nummer:
1.1, 1.2, 1.6,
3.1, 3.2
1.2, 1.4, 1.6,
1.8
1.2, 1.6, 1.7,
1.8, 3.3, 3.4,
4.2, 4.3
1.1, 1.2, 1.6,
1.7, 1.8, 3.1,
3.2
1.1, 1.2, 1.8,
1.9, 3.3, 3.4,
3.1, 3.2, 3.3,
3.4, 4.3, 5.2
Portfolio CVN/CVE
Ja
§
§
Dit vak levert een actieve bijdrage aan het portfolio
CVN
Dit vak levert een actieve bijdrage aan het portfolio
CVE
Nee
X
X
Korte cursusomschrijving
De cursus VLRC is vooral gericht op het opbouwen van kennis over ideeën met
betrekking tot de inzet van de krijgsmacht in het kader van het leveren van bijstand
en steun bij rampen en crises, voornamelijk vanuit de context van de nationale
taken van Defensie. De thema’s veiligheid en, daaraan gekoppeld, leiderschap
staan daarbij centraal waarbij deze worden benaderd vanuit zowel de filosofie, de
psychologie, als de organisatiekunde. Onder andere zal worden gediscussieerd
over diverse paradigma’s van rampenbestrijding en crisisbeheersing en of en op
welke wijze deze paradigma’s van invloed (zouden kunnen) zijn op de (wijze) van
inzet van de defensieorganisatie. Verder zal worden ingegaan op de
ingewikkeldheden van werken in (ad hoc en multidisciplinaire) (netwerk)structuren
en andere al dan niet emergente verbanden en op de psychosociale dynamiek die
onherroepelijk aanwezig zal zijn in dit type context. Van studenten wordt een
120
constructief-kritische houding verwacht ten aanzien van de aangereikte stof en een
actieve houding ten aanzien van het gebruik van alternatief bronmateriaal.
Werkvormen
Werkcolleges, gastcolleges, presentaties, paper en essay schrijven.
Literatuur
§ Veronderstelde voorkennis: Nederlandse Defensie Doctrine. (H1, H2,
paragrafen 3.1, 3.4 en 3.5).
§ Boin, A., ’t Hart, P., Stern, E. en Sundelius, B. (2005). The Politics of Crisis
Management. Public Leadership under Pressure. New York: Cambridge
University Press. (nader aan te geven hoofdstukken).
§ Dekker, S. (2013). Second Victim. Error, Guilt, Trauma and Resilience. Boca
Raton: Taylor & Francis Group. (nader aan te geven hoofdstukken).
§ Reader met capita selecta en artikelen.
Toetsing
§ Groepspaper, weging: 50%.
§ Individueel essay, weging: 50%.
§ Het is verplicht bij zowel het schrijven van het paper als bij het schrijven van
het essay op zinvolle wijze de voorgeschreven literatuur te benutten.
Aangemoedigd wordt verder om andere relevante literatuur te gebruiken.
Relatie met MBW onderzoek
De nadruk ligt bij VLRC op kennisopbouw. Er wordt echter ook een gezamenlijke
onderzoeksopdracht uitgevoerd. De output van VLRC (papers en essays) kan
worden gebruikt als input bij onderzoek van docenten binnen de capaciteitsgroep
MBW (SRO “The Human(e) Factor in Present-Day Military Practices”,
onderzoeksthema “Safety”) en bij scriptieonderzoek door studenten.
121
12.4 Human Factors & Systeem Veiligheid
Leids niveau:
300
Credits:
5 EC
Afkorting:
HFSV
Coördinator:
Maj Dr. G.C.H. Bakx
LCO
Cursusdoelen in relatie tot eindtermen
De student moet:
1. uitgangspunten van verschillende theorieën en
stromingen in de veiligheids-/human factors literatuur
kunnen beschrijven, begrijpen, herkennen en analyseren.
2. oude en nieuwe veiligheidsmodellen ten aanzien van
menselijk handelen in systemen (lineaire,
epidemiologische en systeemmodellen) kunnen
beschrijven, begrijpen en herkennen.
3. gevolgen van (beleids)beslissingen en andere factoren
die direct of indirect van invloed zijn op het handelen van
mensen in complexe systemen vanuit een
systeemtheoretisch perspectief kunnen beschrijven en
analyseren.
4. kunnen beschrijven en begrijpen wat psychosociale
dynamiek van ongevallen behelst; tevens kunnen
analyseren hoe hier op te acteren.
5. de aangereikte stof op casuïstiek kunnen toepassen.
6. een afgebakende analyse vanuit systeemtheoretisch
perspectief van een voorval, een (veiligheids)organisatie,
of een veiligheidscultuur aan de hand van aangereikte
danwel andere human factors gerelateerde
veiligheidsliteratuur kunnen inrichten en uitvoeren en
hierover kunnen rapporteren, daar waar nodig met een
(beperkt) organisatieadvies.
7. Binnen de cursus worden diverse academische
vaardigheden aangeleerd, zoals het schrijven van
meerdere korte betogen (deels aan de hand van
casuïstiek) en het actief en zelfstandig verzamelen en
toepassen van relevante kennis en literatuur. Een en
ander legt mede de basis voor het kunnen afronden van
de studie met een scriptie.
Eindterm
nummer:
1.3, 1.4, 1.7,
2.1, 3.4
1.3, 1.4, 1.7,
2.1, 3.4
1.7, 1.8, 1.9,
3.4
1.1, 1.4, 1.7,
1.8, 1.9, 3.4
1.1, 1.2, 1.3,
1.4, 1.7, 1.8,
1.9, 2.1, 3.4,
4.1, 4.3, 4.4,
4.6, 4.7
2.1, 3.4, 4.1,
4.3, 4.4, 4.6,
4.7, 5.2
2.1, 3.4, 4.1,
4.3, 4.4, 4.6,
4.7, 5.2
Portfolio CVN/CVE
Ja
§
§
Dit vak levert een actieve bijdrage aan het portfolio
CVN
Dit vak levert een actieve bijdrage aan het portfolio
CVE
122
Nee
X
X
Korte cursusomschrijving
De cursus HFSV is vooral gericht op het opbouwen van kennis over de
diversiteit aan ideeën die bestaat over het creëren van veiligheid in de militaire
complexe realiteit van alledag. Meer specifiek wordt hierbij ingegaan op de
achtergronden en uitgangspunten van klassieke visies op menselijk handelen
en veiligheid in complexe systemen tegenover de systeemtheoretische
benadering hiervan. Aandacht wordt besteed aan het creëren van veiligheid in
complexe systemen op zich en aan de bijdrage van mensen hierin meer in het
bijzonder. Verder wordt ingegaan op de psychosociale dynamiek van
ongevallen bij onderzoekers, maar ook bij direct betrokkenen. Van studenten
wordt een constructief-kritische houding verwacht ten aanzien van de
aangereikte stof en een actieve houding ten aanzien van het gebruik van
alternatief bronmateriaal.
Werkvormen
Werkcolleges, gastcolleges, take-home tentamen.
Literatuur
§ Woods, D.D., Dekker, S., Cook, R., Johannesen, L.L. en Sarter, N.B.
(2010). Behind Human Error, 2nd edition. Farnham: Ashgate. (nader aan te
geven hoofdstukken)
§ Reader met capita selecta en artikelen uit relevante wetenschapsgebieden
(ca. 350 blz. EN).
Toetsing
§ Take-home tentamen (omvat het schrijven van meerdere betogen) (weging
100%). Aangemoedigd wordt zelf op zoek te gaan naar relevante literatuur
om deze, aanvullend op de aangereikte literatuur, te gebruiken bij
beantwoording van de tentamenvragen.
Relatie met MBW onderzoek
De cursus HFSV is een verdiepend theoretisch vak waarbij de nadruk ligt op
kennistoepassing. De output van HFSV kan worden gebruikt als input bij
onderzoek van docenten van de capaciteitsgroep MBW (SRO “The Human(e)
Factor in Present-Day Military Practices”) en bij scriptieonderzoek door
studenten.
123
Hoofdstuk 13. Uit welke
cursussen bestaat de
synthesefase?
LEES
Dit hoofdstuk geeft details over
cursussen van de synthesefase van de
opleiding MBW.
WIJZER
124
125
13.1 Systemen, Netwerken & Veiligheid
PSDEO
Leids niveau:
400
Credits:
4 EC
Afkorting:
SNV
Coördinator:
Dr. F.J. Kramer
Prof. Dr. R.J.M. Beeres
Cursusdoelen in relatie tot eindtermen
Eindterm
nummer:
De cursist kan na afloop van de cursus:
1. het begrip veiligheid (safety en security) omschrijven,
interpreteren aan de hand van het SEMA raamwerk en
bediscussiëren met vakgenoten.
2. veiligheidsproblemen op verschillende niveaus in de
(defensie)organisatie herkennen, beschrijven, analyseren
en problematiseren.
3. verschillende organisatiekundige benaderingswijzen van
veiligheidsproblemen uitleggen en toepassen in de
analyse van een veiligheidsprobleem;
4. systeemtheoretische veronderstellingen van
veiligheidsmanagement beschrijven en relateren aan
organisatiekundige benaderingswijzen van
veiligheidsproblemen.
5. onderzoeksresultaten op gestructureerde en heldere wijze
rapporteren in de Engelse taal.
1.1, 1.2, 1.3,
1.4, 1.7, 1.8,
1.9
3.1, 3.2, 3.4
4.1, 4.2, 4.3,
4.4
4.5, 4.6, 4.7
2.1, 2.2, 2.4,
2.5, 5.2, 5.3,
5.4
6.1, 6.2, 6.3
6. onderscheid maken tussen fundamentele (theoriegericht
onderzoek) en praktijkgerichte (toepassingsgericht
onderzoek) kennisproblemen, alsmede
handelingsproblemen (interventies) in de context van
veiligheidsproblemen in (defensie)organisaties (reflective
practitioner).
Portfolio CVN/CVE
Ja
§
§
Dit vak levert een actieve bijdrage aan het portfolio
CVN
Dit vak levert een actieve bijdrage aan het portfolio
CVE
Nee
X
X
Korte cursusomschrijving
De cursus SNV is een leerlijnintegrerende topcursus (OMI en PSDEO). Veiligheid
wordt in de cursus met name gezien als organisatiekundig control probleem In de
cursus worden recente inzichten en vraagstukken op het gebied van veiligheid,
theorieën en modellen vanuit safety science en systeemtheorie (regulering,
functies voor levensvatbaarheid en organisatiestructuren) aangeboden die de
student als reflective practitioner relatief zelfstandig dient te integreren. Dit
betekent dat hij/zij een onderscheid kan maken tussen handelingsproblemen en
kennisproblemen, alsmede tussen fundamentele en toegepast kennis. In deze zin
refereert dit vak naar het wek van de sociale wetenschapper Van Strien die
onderscheid maakte tussen verschillende vormen van kennisgeneralisatie: niveau
A (fundamentele theorie), niveau B (probleemgerichte theorie) en niveau C
(individuele casus). Verwetenschappelijking van het praktijkdenken houdt in de
visie van Van Strien in dat de onderzoeker de verschillende niveau’s met elkaar in
verband moet kunnen brengen. De student laat zien dat hij/zij dat kan door het
individueel produceren van twee papers. In de eerste paper dient de student een
126
verband te leggen tussen Ben C niveau. In de tweede paper een verband tussen A
en B niveau.
Werkvormen
Hoorcolleges, werkcolleges en gastcolleges.
Literatuur
Reader SNV (via Moodle).
Toetsing
De eindtermen worden getoetst door middel van twee schriftelijke individuele
werkstukken (beide 50%).
Relatie met MBW onderzoek
Het onderwijs is gebaseerd op onderzoek binnen de Strategic Research
Orientation Managing Military Organizations en The Human(e) Factor in Presentday Practices.
127
13.2 Project Management
Leids niveau:
400
Credits:
5 EC
Afkorting:
PM
Coördinator:
Dr. E.J. de Waard
OMI
Cursusdoelen in relatie tot eindtermen
Eindterm
nummer:
1.3
De student is na de cursus in staat om:
1. Een definitie te geven van het begrip ‘project’ in een
organisatorische context.
2. De relatie tussen verschillende projectvormen en de
staande organisatie uit te leggen.
3. Een project te verdelen in kenmerkende fases en deze te
relateren aan het defensie materieel proces (DMP)
4. Prince II, als centrale projectmanagementmethodiek van
de Nederlandse krijgsmacht, op hoofdlijnen uit te leggen.
5. Het belang van het aspect stakeholdermanagement uit te
leggen en om in grote lijnen een stakeholder analyse op te
zetten.
6. Typische HRM en leiderschapskwesties bij het managen
van projecten te benoemen.
7. De relatie tussen stakeholders en kwaliteit in een
projectmatige context uit te leggen.
8. De basisvormen van kostenplanningen voor projecten uit
te leggen en deze te gebruiken voor het opstellen van een
realistische kostenraming.
9. Op basis van de aangedragen project management theorie
en praktijkervaringen van projectmanagers een
gefundeerde mening kunnen geven over het managen van
een project, specifiek als het gaat om beheersbaarheid,
organisatie, kwaliteit, kosten en leiderschap.
1.3
1.3
1.1,1.7
1.1,1.3
1.2
1.2
1.3, 3.4
3.6, 5.3
Portfolio CVN/CVE
Ja
§
§
Dit vak levert een actieve bijdrage aan het portfolio
CVN
Dit vak levert een actieve bijdrage aan het portfolio
CVE
Nee
X
X
Korte cursusomschrijving
De belangrijkste overeenkomst tussen uitzendingen, reorganisaties, de aanschaf
van nieuw materieel en het uitvoeren van grote ceremonies, is dat al deze
organisatievraagstukken projectmatig worden aangepakt. Iedere officier zal in zijn
of haar carrière dan ook betrokken raken bij het aansturen en managen van
projecten. Dit vak geeft vanuit een bedrijfs-wetenschappelijk perspectief een eerste
inkijk in de dynamiek van projectmatig werken. In het kort kan worden gesteld dat
projecten tijdelijke organisatorische inspanningen zijn om unieke producten,
diensten of resultaten te behalen. Het typische ad hoc en interdisciplinaire karakter
van projecten leidt tot een eigen kenmerkend organisatorisch krachtenveld, dat
centraal zal staan in dit leerlijn- integrerende topvak. Studenten maken kennis met
de kenmerkende gefaseerde aanpak van projecten en de daarmee
samenhangende projectmanagementtechnieken, specifieke
structureringsvraagstukken komen aan bod, maar ook leiderschapsuitdagingen en
andere relevante managementoverwegingen, zoals risicomanagement,
stakeholdermanagement en financiële planning worden besproken.
128
Werkvormen
Het vak wordt ingevuld met hoor- en gastcolleges. Het eerste deel van het vak
bestaat uit hoorcolleges, waarin de kernelementen van projectmanagement
worden besproken, zoals: stakeholdermanagement, projectplanning,
kwaliteitsmanagement, risicomanagement, financieel-management,
projectstructurering en projectleiderschap. Het tweede deel van de cursus bestaat
uit gastcolleges. Daar waar de hoorcolleges met name de theorie behandelen,
wordt in de gastcolleges door sprekers uit de militaire organisatie of van daarbuiten
gereflecteerd op concrete projectmanagement ervaringen. Tezamen bieden de
delen een solide fundament voor het schrijven van een individuele reflectie van de
studenten op een toekomstige rol als projectmanager binnen de krijgsmacht.
Literatuur
§ Maylor, H. (2010). Project Management (Fourth Edition). Harlow: Pearson
Education.
Toetsing
Individueel werkstuk (100%)
Relatie met MBW onderzoek
De cursus sluit aan bij SRO 4, Deployment and Deployability of Military Systems.
129
13.3 Strategic Defense Sourcing
Leids niveau:
400
Credits:
4 EC
Afkorting:
SDS
Coördinator:
Prof. Dr. R.J.M. Beeres
Prof. Dr. P.C. van Fenema
DSP
Cursusdoelen in relatie tot eindtermen
Eindterm
nummer:
De student kan:
1. de relevantie van sourcing voor de huidige defensie
organisatie in eigen woorden uitleggen en hierop kritisch
reflecteren.
2. theoretische uitgangspunten van sourcing(strategieen)
beschrijven, interpreteren, verklaren en hierover
discussiëren met vakgenoten.
3. het belang van inkoop-, contract- en risicomanagement
relateren aan de defensie-organisatie.
1.1, 1.2, 1.3,
1.4, 1.7, 1.9,
3.1, 3.2, 3.3
1.1, 1.2, 1.3,
1.4, 3.1, 3.2,
3.3
3.1, 3.2, 3.3,
4.1, 4.3, 4.4,
4.6, 4.7, 6.1,
6.2, 6.3
1.1, 1.2, 1.3,
4.1, 4.3, 4.4,
4.6, 4.7, 6.1,
6.2, 6.3
4. de wijze waarop sourcing wordt geoperationaliseerd in een
aantal thema’s (collaborative procurement, vraag- en
aanbodmanagement, performance based contracting,
publiek private samenwerking, operational sourcing)
binnen de defensie-organisatie analyseren, interpreteren
en beoordelen.
5. de invloed van (bedrijfs)etische aspecten in relatie tot
sourcing te beschrijven en te verklaren.
6. een conceptueel ontwerp, model en onderzoeksdesign
formuleren in het kader van een voorgeschreven militair
relevant sourcing onderzoekonderwerp.
7. onderzoeksresultaten op gestructureerde en heldere wijze
presenteren in de Engelse taal.
1.1, 1.2, 1.3,
1.9
2.1, 2.2, 2.4,
2.5
4.4, 4.5, 5.1,
5.2, 5.3, 5.4,
6.2, 6.3
4.4, 4.5, 5.1,
5.2, 5.3, 5.4
5.1
8. op gestructureerde en heldere wijze reflecteren op
onderzoeksresultaten.
9. professioneel en doelgericht samenwerken.
Portfolio CVN/CVE
Ja
§
§
Dit vak levert een actieve bijdrage aan het portfolio
CVN
Dit vak levert een actieve bijdrage aan het portfolio
CVE
Nee
X
X
Korte cursusomschrijving
Defensie werkt aan een nieuwe organisatie waarbij als uitgangspunt geldt dat niet
alles zelf wordt gedaan. Binnen defensie dient steeds aan de orde te worden
gesteld of de krijgsmacht een dienst of activiteit zelf uitvoert, verkrijgt middels
samenwerking met andere organisatie of door uitbesteding. Tegen die achtergrond
worden nieuwe organisatie- en coördinatievormen in de organisatie geïntroduceerd
zoals: collaborative procurement (samen met andere landen inkopen), vraag- en
aanbodmanagement, performance based contracting en publiek private
samenwerking. De vraag daarbij is waarom keuzes worden gemaakt, welke
diensten en activiteiten in aanmerking komen, hoe keuzes worden gemaakt en
welke strategische implementatievraagstukken moeten worden geadresseerd?
130
SDS gaat op deze vragen in met onderwerpen als managen van complexe
prestaties, controle, regie, en contract- en risicomanagement. Zowel theorie als
toegepaste thema’s passeren de revue vanuit een kritisch-betrokken perspectief.
Werkvormen
De cursus wordt ingevuld met hoor- gast- en werkcolleges. Daar waar het
hoorcollege vooral de theorie behandelt, gaat het werkcollege in op de militaire
relevantie van het betreffende onderwerp. Studenten maken in syndicaten van 3
personen een groepsopdracht en bij werkcolleges horen case studies.
Literatuur
Reader SDS (via Moodle).
Toetsing
De eindtermen worden getoetst door middel van:
§ een schriftelijk werkstuk (70%),
§ presentatie (30%) en
§ academisch debat (1/0).
Relatie met MBW onderzoek
Het onderwijs is gebaseerd op onderzoek binnen de Strategic Research
Orientation Managing Military Organizations, alsmede op onderzoek in het kader
van projecten bij DMO, CDC, DMI (Maselma) en de landmacht (LMI).
131
13.4 Reflectie op Militaire Innovatie en Techniek
Leids niveau:
400
Credits:
5 EC
Afkorting:
ROMIT
Coördinator:
Dr. F.J. Kramer
ROMIT
Cursusdoelen in relatie tot eindtermen
De student kan:
1. uitleggen welke wederzijdse invloeden technologische
ontwikkelingen hebben op de militaire organisatie en het
militair optreden in het bijzonder.
2. het perspectief van de Science & Technology Studies op
innovatie weergeven en kritisch analyseren.
3. een Technology Assessment uitvoeren: het analyseren
van (neven)effecten van een (nieuwe) technologie op
maatschappij en/ of organisatie.
4. nieuwe trends in het operationele optreden en
operationele ondersteuning analyseren en een inschatting
maken van de effecten op de militaire organisatie en
maatschappij aan de hand van ethische juridische &
sociale aspecten.
5. een kritische technology assessment uitvoeren ten
aanzien van een militair georiënteerde technologie.
6. aan de hand van een concrete militaire technologie,
inzichten van de technische en sociaal wetenschappelijke
kennispijler van de bedrijfswetenschappen integreren in
een syndicaatsverband ontwikkelde Technology
Assessment.
Eindterm
nummer:
1.2, 1.7
1.7, 2.1
2.1, 2.5, 5.1,
5.3
3.3
3.3, 5.1, 5.3
2.1, 2.2, 2.5,
3.2, 4.1, 4.2,
4.3, 4.4, 4.5,
4.6, 4.7, 5.1,
5.2, 5.3, 5.4,
6.1, 6.2, 6.3,
6.4
Portfolio CVN/CVE
Ja
§
§
Dit vak levert een actieve bijdrage aan het portfolio
CVN
Dit vak levert een actieve bijdrage aan het portfolio
CVE
Nee
X
X
Korte cursusomschrijving
Welke invloed heeft technologie op de inrichting van de krijgsmacht? Technologie
wordt gebruikt om de wereld naar eigen inzicht in te richten, maar dat kan
verstrekkende gevolgen hebben, soms onbedoeld. Vaak zijn er effecten te
onderkennen waaraan niet meteen is gedacht. Deze kunnen ongewenst zijn. Hoe
(neven)effecten van nieuwe technologie in kaart kunnen worden gebracht staat
centraal in deze cursus. Er wordt daarbij gebruik gemaakt van de inzichten uit de
zogenaamde Science & Technology Studies en de inzichten uit het
onderzoeksgebied Technology Assessment (waaronder het concept Responsible
Innovation). Meer specifiek wordt aandacht besteed aan de relatie tussen
technologie & politiek, technologie & acceptatie en technologie & risico.
Technology Assessment is de methode die in de cursus wordt gebruikt om deze
vraag te kunnen beantwoorden. We bespreken de (neven)effecten van diverse
nieuwe militaire technologieën (waaronder drones, simulatietechnologie, NEC)
vanuit verschillende perspectieven: ethische, juridische, sociale & financiële
aspecten. In het kader van het laatste wordt bijvoorbeeld het kennis &
innovatieproces van de krijgsmacht tegen het licht gehouden. Het kritisch denken
132
over de samenhang tussen mens (maatschappij en organisatie) en technologie
wordt gestimuleerd door een en ander in een historische en culturele dimensie te
plaatsen.
Werkvormen
Gecombineerde hoor- en werkcolleges
Literatuur
· Smit, W.A. & Van Oost, E.C.J. (1999). De wederzijdse beinvloeding van
technologie en maatschappij: een technologie assessment-benadering.
Bussum: Uitgeverij Continho (selectie)
· Reader met artikelen en dictaat
Toetsing
· Schriftelijk tentamen, weging 50%
· Groepsopdracht, weging 25%
· Persoonlijk essay, weging 25%
Relatie met MBW onderzoek
De cursus sluit specifiek aan bij o.a. het project Making Sense of ICT Use in NEC
en wordt in meer algemene zin gevoed door inzichten opgedaan in
onderzoeksprogramma HUME 3: ‘Inter- and Intra-Organizational Dynamics of
Collaboration, Crisis and Safety in Present-Day Military Practices’ van de SRO
‘The Human(e) Factor in Present-Day Military Practices’ (‘the entanglement of the
social and the technological domain in systems like the armed forces”).
133
13.5 MTO 5: Individueel Onderzoeksvoorstel
Leids niveau:
400
Credits:
3 EC
Afkorting:
IOV
Coördinator:
Dr. F.J. Kramer
MTO
Cursusdoelen in relatie tot eindtermen
Eindterm
nummer:
De student moet:
1. een globaal vraagstuk of probleem kunnen uitwerken aan
de hand van gerichte literatuur en probleemanalyse.
2. doel- en vraagstelling voor onderzoek kunnen formuleren.
3. een (wetenschappelijke) literatuurstudie kunnen uitvoeren
om het theoretisch kader verder te ontwikkelen.
4. een conceptueel model voor onderzoek kunnen opstellen.
5. belangrijke begrippen in het onderzoek kunnen
operationaliseren.
6. validiteits- en betrouwbaarheidscriteria kunnen
onderscheiden en een bewuste keuze voor het eigen
onderzoek kunnen maken.
7. keuze voor waarneming- en dataverzamelingsmethoden
kunnen beargumenteren en toepassen.
8. mondeling en schriftelijk kunnen rapporteren over het
eigen voorgenomen onderzoek.
2.1
2.1
2.1, 3.1, 6.2
2.1
2.3, 2.4
2.1, 2.2, 2.3,
2.4
2.2, 2.3, 2.4
5.3, 6.2, 6.4
Portfolio CVN/CVE
Ja
§
§
Dit vak levert een actieve bijdrage aan het portfolio
CVN
Dit vak levert een actieve bijdrage aan het portfolio
CVE
Nee
X
X
Korte cursusomschrijving
De cursisten schrijven een individueel onderzoeksvoorstel als aanzet voor hun
scriptie. In een vijftal werkgroepbijeenkomsten wordt het onderzoeksvoorstel
ontwikkeld. In deze bijeenkomsten wordt de voortgang van het onderzoek
gepresenteerd en besproken. De thema’s van de vijf bijeenkomsten zijn:
· Probleemanalyse/ doelstelling
· Het formuleren van vraagstellingen
· Uitvoeren van een (wetenschappelijke) literatuurstudie
· Keuze voor onderzoeksdesign en dataverzamelingsmethoden
· Data-analyse, kwaliteitscriteria en rapportage.
Deze bijeenkomsten worden begeleid door een docent met ruime
onderzoekservaring. Hij/ zij is met name gericht op de methodologische criteria van
het onderzoek. Daarnaast wordt ieder voorstel inhoudelijk begeleid door de
scriptiebegeleider Deze scriptiebegeleider draagt zorg voor de kwaliteit van de
inhoudelijke aspecten van de vraagstelling.
Werkvormen
§ Werkcolleges
§ Zelfstudie en individuele begeleiding
Literatuur
§ MTO-literatuur uit eerdere MTO-cursussen, of andere bronnen.
§ Literatuur die gericht is op verdere uitwerking en verdieping van het vraagstuk.
134
Toetsing
Het onderzoeksvoorstel (incl. beknopte literatuurstudie) wordt op literatuur- en
MTO-criteria beoordeeld door de (MTO)docent (50%). Daarnaast wordt het
beoordeeld door de scriptiebegeleider (50%).
Relatie met MBW onderzoek
De inhoudelijke begeleider laat het voorstel aansluiten bij het eigen
onderzoek(sveld).
135
13.6 Scriptie
MTO
Leids niveau:
400
Credits:
13 EC
Afkorting:
SCP
Coördinator:
Prof. Dr. R.J.M. Beeres
Kap K. Smetsers
• PSDEO
• OMI
• DSP
Zie ook synthesefase cursus Individueel Onderzoeksvoorstel (MTO5).
Cursusdoelen in relatie tot eindtermen
De student kan:
1. probleemstructureringsmethoden toepassen op een
globaal vraagstuk of probleem.
2. een doel- en vraagstelling en een conceptueel model voor
onderzoek formuleren.
3. het eigen wetenschappelijke onderzoek beoordelen door
kennis van validiteit- en betrouwbaarheidscriteria,
verschillende soorten onderzoeksdesigns onderscheiden
en toepassen, een beargumenteerde keuze maken voor
bepaalde waarnemings-, dataverzameling, dataverwerking
en –analysemethoden en dit in het verdere onderzoek
toepassen.
4. onderzoeksresultaten interpreteren en helder en bondig
communiceren over deze resultaten.
5. reflecteren op de resultaten van onderzoek.
Eindterm
nummer:
1.3, 1.4,
1.7, 1.8, 1.9
2.1, 3.2,
3.3, 3.4,
3,6, 4.1,
4.2, 4.3,
4.4, 4.5
2.2, 2.3,
2.4, 4.1,
4.2, 4.3,
4.4, 4.5
2.5, 5,2,
5.3, 5.4
6.1, 6.2,
6.3, 6.4
Portfolio CVN/CVE
Ja
§
§
Dit vak levert een actieve bijdrage aan het
portfolio CVN
Dit vak levert een actieve bijdrage aan het
portfolio CVE
Nee
X
X
Korte cursusomschrijving
De scriptie vormt het sluitstuk van de bacheloropleiding Militaire
Bedrijfswetenschappen. Zowel in de scriptie als in het onderzoek daarvoor,
dient de student te laten zien dat hij in staat is een duidelijk afgebakend terrein
zelfstandig te onderzoeken. Hij dient een zinnige probleemstelling te
formuleren en kan zich op basis hiervan gedegen in het scriptieonderwerp
verdiepen, waarbij hij de relevante literatuur op adequate wijze verwerkt.
Bovendien dient hij aan te tonen dat hij op helder gestructureerde en stilistisch
verzorgde wijze verslag kan doen van zijn onderzoeksbevindingen.
Bij het scriptieproces zijn de volgende rollen te onderscheiden, in principe te
vervullen door verschillende personen:
· begeleider (minmaal MA of MSc niveau);
· tweede beoordelaar (minimaal gepromoveerd);
· eventueel een derde beoordelaar (minimaal gepromoveerd).
Vanwege het internationale werkterrein is het – in overleg te bepalen –
mogelijk en soms wenselijk de scriptie in het Engels te schrijven
136
Werkvormen
Zelfstudie en begeleiding.
Literatuur
§ Op Elektronische leeromgeving komt een Thesis Portal beschikbaar met
o.a. de Scriptiehandleiding 2016/2017. Daarin wordt uitleg gegeven over
de onderzoek programma’s, en de verschillende regelingen die van
toepassing zijn op het scriptie traject (zie ook het Facultaire beleid op dit
vlak).
§ Alle literatuur uit de MTO cursussen
§ De verder te gebruiken literatuur is afhankelijk van de gekozen
probleemstelling en wordt per student in overleg met de begeleidende
docent vastgelegd.
Toetsing
§ Het schrijven van een scriptie (zie voor beoordeling de scriptiehandleiding)
§ Let op: op het afstudeerproces zijn facultaire regelingen van toepassing
waar aan de scriptie wordt getoetst door beoordelaars van de scriptie
Relatie met MBW onderzoek
De betrokken docenten bij het afstudeer proces zijn zelf onderzoekers en
brengen hun capaciteiten en onderwerpen in.
137
Hoofdstuk 14. Welke
keuzecursussen worden
aangeboden?*
LEES
WIJZER
Dit hoofdstuk geeft details over
keuzecursussen die in de synthesefase
van de opleiding MBW worden
aangeboden. Het totale aanbod aan
cursussen varieert per jaar. Doorgang
van deze cursussen hangt af van de
belangstelling
en
intekening
per
academisch jaar.
* KMAR volgt eigen keuzevak.
138
139
14.1 Veranderen en Ontwikkelen
Keuzevak
Leids niveau:
300
Credits
5 EC
Afkorting:
VEO
Coördinator:
Dr. T. Bijlsma
Cursusdoelen in relatie tot eindtermen
De student kan:
1. de manieren waarop organisaties in een veranderende
omgeving hun doelen en resultaten bereiken, speciaal
inzoomend op de militaire organisatie/militaire eenheden,
in eigen woorden beschrijven.
2. de interne en externe factoren die leiden tot
organisatieverandering, de veranderdoelen en – de
aanpak van– de veranderingsprocessen in eigen woorden
omschrijven.
3. de relaties tussen organisatiekunde en veranderkunde,
lerende organisaties en het sturen of leidinggeven aan
verandering beargumenteren en interpreteren.
4. Een organisatieverandering in een gegeven situatie
toepassen en de veranderingsdynamiek inschatten met
behulp van diagnosemodellen en diverse perspectieven op
verandermanagement.
5. de eigen vaardigheden op het gebied van
verandermanagement toepassen en hierover
communiceren.
6. relaties leggen tussen verschillende vakgebieden en
kennis
7. en vaardigheden uit verschillende vakgebieden toepassen
en integreren tot een samenhangend organisatieadvies.
8. eenvoudige organisatieadviesopdracht opzetten en
uitvoeren.
9. communiceren en adviseren over organisatieproblemen en
–oplossingen.
10. het management van een organisatie adviseren naar
aanleiding van organisatieadviezen uitgebracht door
derden, alsmede de implementatie van de
verandervoorstellen van advies voorzien.
Eindterm
nummer:
1.2, 1.6
1.2, 1.7
3.6, 4.3
1.7, 3.3, 4.3,
5.1
5.1
1.7, 4.3
5.1, 6.2
5.4
5.1, 5.2
Portfolio CVN/CVE
Ja
§
§
Dit vak levert een actieve bijdrage aan het portfolio
CVN
Dit vak levert een actieve bijdrage aan het portfolio
CVE
Nee
X
X
Korte cursusomschrijving
Managers en leidinggevenden bij de overheid en bedrijfsleven staan voor de
uitdaging hoe zij met hun organisatie de gewenste doelen en resultaten kunnen
bereiken in een veranderende omgeving. Dikwijls worden de effectiviteit en
efficiëntie van organisaties en hun leidinggevenden gerelateerd aan de mate
waarin zij in staat zijn om de ontwikkeling van medewerkers te ondersteunen en
de mate waarin de organisatie in evenwicht is met de politieke, sociale,
economische en/of ecologische ontwikkelingen in haar relevante omgeving. De
cursus Veranderen en Ontwikkelen behandelt deze thematiek aan de hand van de
140
(militair gerichte) relaties tussen veranderen, organiseren, leidinggeven en
organizational learning. De laatste twee decennia zijn in de operationele militaire
context competenties als adaptiviteit, veerkracht en flexibiliteit van groot belang.
In de cursus Veranderen en Ontwikkelen wordt bovenstaande literatuur gekoppeld
aan actuele verandercasuïstiek (zowel binnen Defensie als daar buiten). Telkens
worden de volgende drie vragen gesteld:
§ Waarom veranderen organisaties?.
§ Waartoe veranderen organisaties?
§ Op welke wijze veranderen organisaties?
Ten slotte wordt tijdens deze cursus aandacht besteed aan het ontwikkelen van
de eigen vaardigheden op het gebied van veranderen en ontwikkelen. In dit kader
wordt aandacht besteed aan diagnose en oordeelsvorming, het omgaan met
belangentegenstellingen, teammanagement en het ontwikkelen van
veranderscenario’s.
Werkvormen
Gecombineerde hoor- en werkcolleges en een training verandervaardigheden.
Tijdens de werkcolleges worden diverse didactische werkvormen gebruikt zoals
presentaties en debat.
Literatuur
§ Bass, B.M. en Riggio, R.E., 2006. Transformational Leadership. Lawrence
Erlbaum Associates, Publishers Mahwah, New Jersey, aantal hoofdstukken
§ Caluwe, L. de en Vermaak, H., 2006. Leren Veranderen. Een handboek voor
de veranderkundige. Samsom, Alphen aan de Rijn.
§ Johnson, G., Scholes, K. en Whittington, R., 2008. Exploring Corporate
Strategy. Prentice Hall, Harlow, hoofdstuk 14.
Toetsing
Beoordeling vindt plaats op basis van een schriftelijk syndicaatwerkstuk (aan de
hand van een reële verandercase) in de vorm van een adviesopdracht (70%).
Daarnaast wordt de rode-draadopdracht als individuele opdracht beoordeeld
(30%). Een training (8 uur) en daar uitvolgend Engels essay (voor dossier CVE)
moet met minimaal resp. aanwezig en voldoende zijn gewaardeerd.
Relatie met MBW onderzoek
Het afgerond promotieonderzoek Teamleren van dr. T. Bijlsma sluit aan bij deze
cursus. Hierin wordt bij Defensie het lerend vermogen van teams onderzocht.
141
14.2 Counter Threat Finance
Keuzevak
Leids niveau:
300
Credits:
5 EC
Afkorting:
CTF
Coördinator:
Prof. Dr. R.J.M. Beeres
Kol Dr. R.M.M. Bertrand RA RC RO
Cursusdoelen in relatie tot eindtermen
De cursist is na de cursus in staat om:
1. aan te geven op welke (verschillende) manieren terrorisme
als begrip kan worden gedefinieerd en welke
kernelementen deel uitmaken van dit verschijnsel.
2. belangrijke onderzoeksresultaten die in de literatuur over
(bestrijding van) terrorisme naar voren komen te duiden en
te verklaren.
3. belangrijke dimensies voor het bestrijden van terrorisme te
duiden en aan te geven hoe deze worden ingezet.
4. het belang en de werking van financiering voor terrorisme
te beschrijven, te analyseren en interpreteren.
5. reflecteren hoe bestrijding van terrorisme op de financiële
dimensie plaatsvindt of plaats zou kunnen vinden.
Eindterm
nummer:
1.1, 1.3, 1.4,
1.8, 1.9
4.1, 4.3, 4.4,
4.5, 4.7
3.1, 3.2, 3.4
3.1, 3.2, 3.4,
4.1, 4.3, 4.4,
4.5, 4.7
6.2, 6.3, 6.4
Portfolio CVN/CVE
Ja
§
§
Dit vak levert een actieve bijdrage aan het portfolio
CVN
Dit vak levert een actieve bijdrage aan het portfolio
CVE
Nee
X
X
Korte cursusomschrijving
Onbetwist heeft terrorisme een geweldige impact op de maatschappij in de laatste
vijftien jaar. Het is regelmatig wereldnieuws, als bedreiging of aanval op
overheden, bedrijven en gewone burgers. En in veel delen van de wereld is het
een van de belangrijkste bedreigingen van vrede, veiligheid en stabiliteit. Maar
wat betekent dat precies? Wat is de aard van deze bedreiging? Wie of wat wordt
bedreigd, door wie en waarom? Wat kan eraan worden gedaan en hoe kunnen we
de impact van terrorisme op zijn minst beperken en ervoor zorgen dat terroristen
het nieuws niet halen en er niet in slagen ons bang te maken? Dit is slechts een
beperkt aantal vragen dat gesteld kan worden bij het bestuderen van terrorisme.
In deze cursus focussen wij ons in het bijzonder op het financiële aspect van
terrorisme. Wij kijken naar hoe terroristische organisaties in verleden en heden
hun operaties financieren en hoe kennis van terrorismefinanciering gebruikt kan
worden bij het bestrijden van terrorisme. Alvorens we beginnen met het
bestuderen van terrorismefinanciering wordt eerst zeker gesteld dat we de
basisbegrippen van terrorisme (zoals die worden gehanteerd in de academische
wereld) begrijpen. Deze introductie bestaat uit twee delen. Het eerste deel focust
op de essentie van terrorisme als een instrument om bepaalde doelen te behalen,
in aanvulling op een verkenning van het fenomeen. Hierbij wordt ook ingegaan op
de moeilijkheid om tot een goede definitie van terrorisme te komen en de
pluriformiteit in bestaande definities. Het tweede deel geeft een overzicht van de
stand van zaken met betrekking tot het belangrijkste onderzoek op gebied van
terrorisme(bestrijding). Sinds ‘9/11’ heeft onderzoek naar terrorisme een enorme
vlucht genomen, als gevolg van de ervaren toename in dreiging. Maar wat heeft
142
dit onderzoek opgeleverd? Welke theorieën, veronderstellingen en inzicht zijn
hiermee tot stand gekomen die dienstig kunnen zijn in het begrijpen en bestrijden
van terrorisme? De belangrijkste resultaten worden bestudeerd en vergeleken met
empirisch bewijsmateriaal om ofwel het belang te benadrukken, ofwel ze te
ontkrachten. Vervolgens komt de focus te liggen op financiële aspecten van
terrorisme. Het verkrijgen van kennis en inzicht in de financiële aspecten van
terrorisme wordt vervolgens gebruikt om effectieve manieren voor het bestrijden
van terrorisme te verkennen. Naast een breed spectrum aan contra-terroristische
instrumenten ligt de focus specifiek op hoe terroristen en terrorisme financieel
kunnen worden aangepakt.
Werkvormen
De cursus wordt ingevuld met hoorcolleges en werkcolleges.
Literatuur
§ Reader ‘Counter Threat Finance’ (via Moodle)
§ Clarke, Colin P. Preager. Terrorism, Inc. The Financing of Terrorism,
Insurgency, and Irregular Warfare (2015)
Toetsing
§ Schriftelijk tentamen (weging: 100%)
Relatie met MBW onderzoek
Het onderwijs is gebaseerd op onderzoek binnen de Strategic Research
Orientation Managing Military Organizations.
143
14.3 Krijgsmacht & Media
Leids niveau:
300
Credits:
5 EC
Afkorting:
KMD
Coördinator:
Dr. R. Moelker
Keuzevak
Cursusdoelen in relatie tot eindtermen
Eindterm
nummer:
De student kan:
1. de hedendaagse relatie tussen krijgsmacht en media
kunnen duiden in het licht van historische ontwikkelingen
en spraakmakende voorbeelden.
2. theoretische inzichten en begrippen ontleend aan de
communicatie-wetenschap begrijpen en toepassen.
3. het wetenschappelijk gehalte beoordelen van uitspraken
over de relatie tussen krijgsmacht en media.
4. beoordelen op welke wijze beeldvorming en berichtgeving
de interactie tussen krijgsmacht, politiek en samenleving
beïnvloeden.
5. inzichten over de relatie tussen media en krijgsmacht
toepassen in de context van Irak, Afghanistan en andere
recente gewapende conflicten.
6. de betekenis van de internetrevolutie voor de
besluitvorming over en de uitvoering van militaire operaties
analyseren, in het bijzonder de rol van sociale media
daarbij.
7. de mogelijkheden en knelpunten voor actieve
communicatie vanuit de krijgsmacht zelf overzien, binnen
het hele hedendaagse media-spectrum.
1.1, 1.6, 1.7,
1.8, 1.9, 3.1,
3.2, 4.1, 4.3,
4.6, 4.7, 5.2,
6.1, 6.2
1.1, 1.6, 1.7,
1.8, 1.9, 3.1,
3.2, 4.1, 4.3,
4.6, 4.7, 5.2,
6.1, 6.2
1.1, 1.6, 1.7,
1.8, 1.9, 2.4,
3.1, 3.2, 4.1,
4.3, 4.6, 4.7,
5.2, 6.1, 6.2
1.1, 1.6, 1.7,
1.8, 1.9, 3.1,
3.2, 4.1, 4.3,
4.6, 4.7, 5.2,
6.1, 6.2
1.1, 1.6, 1.7,
1.8, 1.9, 3.1,
3.2, 4.1, 4.3,
4.6, 4.7, 5.2,
6.1, 6.2
1.1, 1.6, 1.7,
1.8, 1.9, 3.1,
3.2, 4.1, 4.3,
4.6, 4.7, 5.2,
6.1, 6.2
1.1, 1.6, 1.7,
1.8, 1.9, 3.1,
3.2, 4.1, 4.3,
4.6, 4.7, 5.2,
6.1, 6.2
Portfolio CVN/CVE
Ja
§
§
Dit vak levert een actieve bijdrage aan het portfolio
CVN
Dit vak levert een actieve bijdrage aan het portfolio
CVE
Nee
X
X
Korte cursusomschrijving
De rol van media in de huidige samenleving is even cruciaal als complex. Dat
geldt op alle maatschappelijke terreinen en het is zeker ook van toepassing op de
krijgsmacht en haar operationele optreden. Sociale media geven een ongekende
144
dynamiek aan berichtgeving en beeldvorming met betrekking tot hedendaagse
militaire missies. Het publieke debat en de politieke besluitvorming over
(gewapende) conflicten worden 24/7 met beelden en berichten bestookt, op het
snijvlak van ‘nieuwe’ en ‘oude’ media. Strategische communicatie om steun te
winnen voor militaire operaties stuit op tegenspraak van vriend en vijand. De
professionele voorsprong van onafhankelijke journalistiek en vrije nieuwsgaring,
staat onder druk van markt en ideologie.
In deze cursus wordt de actuele media-omgeving van de krijgsmacht grondig
doordacht. Daartoe wordt allereerst een een stevig fundament gelegd aan kennis
over historische ontwikkelingen in de relatie tussen krijgsmacht en media, met
gebruikmaking van centrale begrippen uit de communicatie-wetenschap. Vanaf de
Tweede Wereldoorlog, via Vietnam en de Golfoorlog, tot en met de humanitaire
interventies van de jaren negentig, wordt zichtbaar gemaakt hoe veranderingen in
media, missies én maatschappij op elkaar inwerken. Vervolgens komt het
afgelopen decennium aan de orde, waarin de inzet van de krijgsmacht in
Afghanistan en Irak, maar ook in Libië en op andere plaatsen, samenviel met de
digitale revolutie en de doorbraak van Web 2.0. De betekenis daarvan toetsen we
in workshops met een praktisch focus. Wat is de waarheid van soldatendocumentaires als Armadillo en Fokking Hell? Welke macht wordt via sociale
media uitgeoefend op politieke autoriteiten? Welke reikwijdte heeft de krijgsmacht
zelf met professionele voorlichting, in het operatiegebied en aan het thuisfront? Al
met al combineert deze cursus een brede wetenschappelijke blik met een
diepgaande, beleidsgerichte vraagstelling.
Werkvormen
Hoor- en werkcolleges
Workshops
Om de werkvormen goed tot hun recht te laten komen, is aan dit vak een
maximum aantal van 15 deelnemers verbonden.
Literatuur
Susan L. Carruthers (2011), The Media at War, New York/Basingstoke: Palgrave
MacMillan
Toetsing
De beoordeling zal bestaan uit:
Presentatie (voldoende/onvoldoende)
Schriftelijk tentamen (70%)
Paper (30%)
Relatie met MBW onderzoek
Dit vak sluit nauw aan bij onderzoek dat gedaan wordt binnen de SRO
‘Legitimacy, Composition, Performance and Cooperation of (expeditionary)
Military Organizations.
145
Bijlage 1: Vaktitels
Afkorting
Nederlands
Engels
basisfase
MLE
HRM 1
PSGEO 1
BMBR
EKO
KPS
SEF
KPR
IOS
IM
BMSTR
DEL
DOPR
ACE
DOL
MTO-1
STAT
MTO-2
MTO-3
MTO-4
IP
OLDE
DLSM
DMAC
DSAM
DAIS
LCO
PSGEO-2
HRM-2
VLRC
HF&SV
SNV
PM
SDS
ROMIT
IOV/MTO5
SCP
VEO
CTF
KMD
Militaire Leiderschap & Ethiek
Human Resource Management 1
Psychosociale Dynamiek van een
Geweldsorganisatie 1
Basiskennis Militair Bestuursrecht
Evolutie van Krijgsmachten en Oorlogvoering
Krijgsmacht, Politiek en Samenleving
Structuur en Flexibiliteit
Kwaliteit, Processen en Resultaatmanagement
Military Leadership & Ethics
Human Resources Management 1
Psycho-social Dynamics of Police and
Defence Forces 1
Basics of military administrative law
Evolution of Armed Forces and Warfare
Armed Forces, Politics, and Society
Structure and Flexibility
Quality, Processes and Performance
Measurement
Interorganisatorische Samenwerking
Interorganizational Relations
Informatiemanagement
Information management
Basiskennis Militair Straf- en Tuchtrecht
Basics of military criminal and disciplinary law
Defensie-Economie en Logistiek
Defence Economics and Logistics
Defensie Operations Research
Defence Operations Research
Accounting, Control & Economie
Accounting, Control, & Economics
Defensie Operationele Logistiek
Defence Operational Logistics
Methoden en Technieken van Onderzoek
Research Methods
Statistiek
Statistics
Kwalitatieve Methoden
Qualitative Research Methods
Kwantitatieve Methoden
Quantitative Research Methods
Onderzoeksdesigns
Research Designs
Integratieproject
Integration project
Werkveld-specifieke stromen
Operationele Logistiek en DefensieOperational Logistics and Defence
Economie
Economics
Defensie Logistiek en Supply Chain
Defence Logistics and Supply Chain
Management
Management
Defensie Management Accounting & Control
Defence Management Accounting and
Control
Defensie Systemen en Asset Management
Defence Systems and Asset Management
Defensie Accounting Informatie en Systemen
Defence Accounting Information and
Systems
Leiderschap in Crisisomstandigheden
Leadership in Crisis Situations
Psychosociale Dynamiek van een
Psycho-social Dynamics of Police and
Geweldsorganisatie 2
Defence Forces 2
Human Resource Management 2
Human Resource Management 2
Veiligheid en Leiderschap bij Rampen en
Safety and Leadership in Disaster and Crisis
Crises
Situations
Human Factors en Systeem Veiligheid
Human Factors and System Safety
Synthesefase
Systemen Netwerk en Veiligheid
Systems, Network and Safety
Projectmanagement
Project Management
Defensie en Uitbesteding
Strategic Defence Sourcing
Reflectie op Militaire Innovatie & Technologie
Reflection on Military Innovation&Technology
Individueel Onderzoeksvoorstel
Individual Research Proposal
Scriptie
Bachelor Thesis
Veranderen en Ontwikkelen
Change Management
Contra-Terrorisme Financiering
Counter Threat Finance
Krijgsmacht en Media
Armed Forces and Media
146
Bijlage 2: Lijst met afkortingen
3TU
Samenwerkingsverband van de 3 Nederlandse Technische Universiteiten (Delft, Twente,
Eindhoven)
ADFA
Australian Defence Force Academy
AI
Academische Introductie
AIO
Assistent in Opleiding (promovendus)
AJ
Academisch jaar
ALO
Algemene Luitenants Opleiding
AMO
Algemene Militaire Opleiding
ART
Artillerie
Ba
Bachelor
BA1
Bachelorjaar 1 = propedeuse
BBR
Bestuurs- en Beheersreglement
BEZ
Bedrijfs economische zaken
BKO
Basiskwalificatie Onderwijs
CAV
Cavalerie
C-Cadbat
Commandant Cadetten bataljon
CDC
Commando Dienstencentra, bijv DTO, Paresto
CDS
Commandant der Strijdkrachten
CICS
Communicatie- Informatie en Commandovoeringsystemen
CIMIC
Civil Military Cooperation/ Civiel Militaire Samenwerking
CIS
Commando- en Informatiesystemen
CiT
Civiele Techniek
CITO
Centraal Instituut voor Toetsontwikkeling
CJTF
Combined Joint Task Force
CKMar
Commandant Koninklijke Marechaussee
CLAS
Commando landstrijdkrachten
CLSK
Commando luchtstrijdkrachten
CMH
Centraal Militair Hospitaal
CMS
Cursisten Management Systeem
COO
Computer Ondersteund Onderwijs
C-Oplbat
Commandant Opleidings bataljon
COV
Commando Voering
CSS
Combat Service Support
CV
Curriculum Vitae/ Communicatieve Vaardigheden
CVBE
Commissie voor beroep tegen examens
CVE
Communicatieve Vaardigheden Engels
CVN
Communicatieve vaardigheden Nederlands
C-ZMNE
Commandant Zeemacht Nederland
CZSK
Commando zeestrijdkrachten
DC
Docent
DOPS
Directie Operaties
DTO
Defensie Telematicaorganisatie
DVD
Dienst Vastgoed Defensie
DVVO
Defensie Verkeers- en Vervoersorganisatie
EC
European Credit
ECTS
European Credit Transfer System
EOC
Explosieven Opruimingscommando/Essentiële Operationele Capaciteiten
EOD
Explosieven Opruimingsdienst
ERP
Enterprise Resource Planning
EU
Europese Unie
EUFOR
European Force
EUR
Erasmus Universiteit Rotterdam
Fac.
Faculteit
FB
Faculteits Bestuur
FGO
Functie Gerichte Opleiding
FIT
Fysieke Inzetbaarheids Test
FMW
Faculteit Militaire Wetenschappen
FR
Faculteitsreglement
GGW
Groep Geleide Wapens
G-KMA
Gouverneur KMA
GL
Gevechts leiding
GLVD
Grondgebonden Luchtverdediging
GNKD
Geneeskundige Dienst
GOO
Gemeenschappelijke Officiers Opleiding = Joint Officers Program (JOP)
GOps
Gevechtsoperaties
GRO
Grondoperaties
GVA
Grens Verleggende Activiteit
GW
Gedragswetenschappen
GW
Geleide wapens (KLu)
HAMOV
Hoofd Militaire Opleiding en Vorming
HBO
Hoger Beroepsonderwijs
HDO
Hogere Defensie Opleidingen
HL
Hoogleraar
I&O
Afdeling Innovatie en Ontwikkeling (NLDA)
IBMG
Instituut Beleid & Management in de Gezondheidszorg (EUR)
ICT
Informatie- en Communicatie Technologie
IDL
Instituut Defensieleergangen
IED
IDK
Improvised Explosive Devices
Identiteit en Krijgsmacht
INF
Infanterie
IOK
Innovatie, ontwikkeling en kwaliteitszorg
ISAF
International Security Assistance Force
ISTAR
Intelligence Surveillance, Target Acquisition and Reconnaissance
IV
Informatievoorziening
JOP
Joint Officers Program = Gemeenschappelijke Officiers Opleiding (GOO)
KIM
Koninklijk Instituut voor de Marine
KLu
Koninklijke Luchtmacht
KM
Koninklijke Marine
KMA
Koninklijke Militaire Academie
KMAR
Koninklijke Marechaussee
KMD
Krijgsmachtdeel
KMS
Koninklijke Militaire School
KMSL
Koninklijke Militaire School Luchtmacht
KOC
Kennis en Onderzoeks Centrum
KOO
Korte officiersopleiding
KW
Krijgswetenschappen
L&I
Logistiek en Informatie
LCKLU
Logistiek Centrum Koninklijke luchtmacht
LCW
Logistiek Centrum Woensdrecht
LDP
Landmacht Doctrine Publicatie
LL
Leerlijnen
LO/S
Lichamelijke Oefening en Sport
LOG
Logistiek
Logistiek-B&T
Logistiek- Bevoorrading & Transport
Logistiek-Gnk
Logistiek – Geneeskundige Dienst
Logistiek-Ma
Logistiek – Militaire Administratie
Logistiek-TD
Logistiek – technische Dienst
LTD
Leergang Topmanagement Defensie
LTV
Leiderschaps Training en Vorming
LUA
Luchtdoelartillerie
LVB
Luchtverkeersbeveiliging
MARNS
Mariniers
MBW
Militaire Bedrijfswetenschappen
MG&F
Militaire Gedragswetenschappen en Filosofie
MODE
Management, Organisatie en Defensie Economie
MOW
Militaire Operationele Wetenschappen
MP
Militaire Politie
MS&T
Militaire Systemen & Technologie
MWO
Militair wetenschappelijke opleiding
NATO
North Atlantic Trust Organisation
NAVO
Noord-Atlantische Verdragsorganisatie
NIMH
Nederlands Instituut voor Militaire Historie
NLDA
Nederlandse Defensie Academie
Non-Ba
Periode dat studenten niet in de FMW Bachelor studeren
NRF
NATO Response Force
NVAO
Nederlands Vlaamse Accreditatie Organisatie
O&T
Opleiding en training
OB
Opleidingsbestuur
OC
Opleidingscommissie
OER
Onderwijs- en examenregeling
OPCO
Operationeel Commando
OPK
Opkomst
OT
Organisatietabel
OTCO
Opleidings- en Trainingscommando
OU
Open Universiteit
P&O
Personeel en Organisatie
PDCA
Plan Do Check Act
PERS
Personeel of personeelsdienst
PERSCO
Personeelscommando
POTOM
Praktische Opleiding Tot Officier der Mariniers
PRT
Provincial Reconstruction Team (Afghanistan)
PSO
Peace Support Operations
PV
Primaire Vorming
QANU
Quality Assurances Netherlands Universities
QRF
Quick Reaction Force
RUG
Rijksuniversiteit Groningen
RUL
Rijksuniversiteit Leiden
RUN
Radboud Universiteit Nijmegen
RVE
Resultaat Verantwoordelijke Eenheid
SAR
Search and Rescue
SF
Special Forces
SLU
Studielasturen, zie ook EC
SPEER
Strategic Process and Enterprise Resource Planning Enabled Reengineering
SLog
Systeem Logistiek
TECH
Techniek
THG
Tactische Helikoptergroep
TITAAN
Theatre Independent Tactical Army and Airforce Network
TNO
(Nederlandse organisatie voor) Toegepast Natuurwetenschappelijk
TUD
Technische Universiteit Delft
TUE
Technische Universiteit Eindhoven
UD
Universitair docent
UHD
Universitair hoofddocent
UT
Universiteit Twente
UvA
Universiteit van Amsterdam
UvT
Universiteit van Tilburg
V/O
Voldoende/onvoldoende beoordeling
VLB
Vliegbasis
VLO
Vliegoperatiën
VPN
Virtual Private Network
VSNU
Vereniging Samenwerkende Nederlandse Universiteiten
VTO
Vak Technische Opleiding
VU
Vrije Universiteit
VWO
Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs
VZ
Voorzitter
WHW
Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek
WO
Wetenschappelijk Onderwijs
Colofon
Editie
2016-2017
Redactie
Opleidingsbestuur MBW
Gerelateerde documenten:
§
§
§
§
§
§
§
§
FMW reglement
Onderwijs en Examenregeling MBW (OER MBW)
Education and Quality Manual FMW
GOO studiegids
NLDA Vademecum
Programmaboek Krijgswetenschappen
Van Beroepsprofiel naar Opleidingsprofiel: Het opleidingsprofiel voor de
Bacheloropleiding Bedrijfs- en Bestuurswetenschappen (BBW). Versie
besproken in vergadering van het opleidingsbestuur BBW dd. 21 maart
2007
Zelfevaluatierapport versie september 2008
Fotografie
Defensie
© Copyright
NLDA FMW
Updating proces:
1.
2.
3.
Drukwerk
KMA Repro
Distributie
FMW, KMA, KIM
Internet
www.nlda.nl
Verzoek en indiening input jaarlijks in mei-juni
Editing jaarlijks in juli, synchronisatie met OER MBW
Publicatie jaarlijks in september
Wijzigingen voorbehouden. Aan dit document kunnen geen rechten worden ontleend. Raadpleeg het Onderwijs
en Examenregeling MBW (OER MBW) voor juridische geldende informatie.
Nederlandse Defensie Academie
www.nlda.nl
Uitgave
Faculteit Militaire Wetenschappen (FMW)
Nederlandse Defensie Academie (NLDA)
Ministerie van Defensie
Postadres
Postbus 90004
3509 AA Utrecht
www.defensie.nl/nlda
September 2016
Download