Kennisnetwerken systeeminnovatie

advertisement
Bijlage
1
Deelnemers expert-workshops
In het kader van het project systeeminnovatie zijn twee workshops georganiseerd,
waarbij de volgende personen aanwezig waren. Het projectteam bedankt onderstaande
personen voor hun constructieve bijdrage.
Workshop 1 (30 maart 2000)
Doel van de workshop: het inventariseren van de belangrijkste kenmerken van
systeeminnovaties aan de hand van 10 uiteenlopende innovatie-cases.
Aanwezig:
Dhr. H. Strietman
Dhr. H. Wijnen
Dhr. M. Koen
Dhr. F.A. Vollenbroek
Mw. A. Lardinois
Dhr. A. van Roemburg
Dhr. T. van der Horst
Dhr. H. te Riele
Mw. M. Schoute
Dhr. Ph. Vergragt
Dhr. W. Broer
Mw. M. van der Ven
Dhr. S. Haffmans
Ministerie van VROM - directie KVI
Ministerie van VROM - directie KVI
Ministerie van VROM - directie KVI
Ministerie van VROM - directie Strategie
Ministerie van VROM - directie Afvalstoffen
Ministerie van VROM - directie Afvalstoffen
TNO Industrie / Kathalys
Storrm CS
PricewaterhouseCoopers
TU Delft
CREM
CREM
KIEM
Workshop 2 (25 januari 2001)
Doel van de workshop: voorleggen resultaten begrippenkader, discussie overlap
systeeminnovatie en andere programma’s en identificatie van succes- en faalfactoren en
beleidsopties uit drie praktijkcases.
Aanwezig;
Dhr. H. Strietman
Dhr. H. Wijnen
Dhr. M. Koen
Dhr. F.A. Vollenbroek
Dhr. T. van der Horst
Mw. A. Bijma
Dhr. W. Broer
Dhr. S. Haffmans
Ministerie van VROM - directie KVI
Ministerie van VROM - directie KVI
Ministerie van VROM - directie KVI
Ministerie van VROM - directie Strategie
TNO Industrie / Kathalys
Arcana Consultancy
CREM
KIEM
1
2
Bijlage
2
Beschrijving cases systeeminnovaties
1 ____ Inleiding
In deze bijlage worden zeven systeeminnovatie cases beschreven. Een analyse op basis
van deze beschrijvingen is opgenomen in hoofdstuk 3. Doel van de beschrijvingen en
analyse is te komen tot (1) een toetsing en aanscherping van de in het project
geformuleerde definities van systeemgericht innoveren en systeeminnovatie, (2) inzicht
in de actoren, de aanleiding voor de innovaties en de succes- en faalfactoren en (3)
aanbevelingen voor beleid.
Hiertoe zijn de cases beschreven aan de hand van 10 kenmerken:
1.
Behoefte(n) bevredigd door het systeem
2.
Beschrijving traditioneel (oude) systeem
3.
Ontwikkelingen die hebben bijgedragen aan de systeeminnovatie
4.
Beschrijving van de systeeminnovatie
5.
Actoren betrokken bij de systeeminnovatie en hun rol
6.
Milieugevolgen van de systeeminnovatie
7.
Economische gevolgen van de systeeminnovatie
8.
Sociale gevolgen van de systeeminnovatie
9.
Succes- en faalfactoren van de systeeminnovatie
10.
Vergelijkbare systeeminnovaties (representativiteit)
Voor iedere case is bovendien schematisch weergegeven waar de systeemgrenzen
liggen en welke actoren bij de innovatie betrokken zijn:
Systeemgrens
(rond behoefte)
Actoren
Betrokken partijen
(buiten systeem)
Systeemgrens
(case)
Initiator
Betrokken partijen
(binnen systeem)
3
2 ____ Beschrijving cases
De volgende cases worden beschreven:






Werken: Flexibel werken - Interpolis (paragraaf 2.1)
Voeding: Nieuwe eiwitten – Quorn / Novel Proteïn Foods (paragraaf 2.2)
Transport en logistiek: Hypercars – Rocky Mountain Institute (paragraaf 2.3),
E-commerce (paragraaf 2.4)
Leefomgeving en ruimtelijke ordening: Duurzame bedrijfsterreinen (paragraaf 2.5) en
Natuurbouw (paragraaf 2.6)
Recreatie: Center Parcs (paragraaf 2.7)
2.1 ____ Case 1: Flexibel werken - Interpolis
1. Behoefte(n) bevredigd door het systeem
Bedrijven en organisaties hebben behoefte aan een werkomgeving (fysieke en
organisatorische omgeving) waarbinnen werknemers, zowel individueel als in
teamverband, op een efficiënte en aangename manier werkzaamheden kunnen
uitvoeren. In deze casebeschrijving wordt het nieuwe kantoor van het bedrijf Interpolis in
Tilburg als voorbeeld gebruikt.
2. Beschrijving traditioneel systeem
Binnen het traditionele kantoor beschikt elke werknemer over een vaste werkplek met
bijbehorende faciliteiten, zoals een bureau, computer en archiefkast. Deze case heeft
betrekking op de facilitering van typische ‘kantoorwerkzaamheden’. Hiermee wordt
bedoeld het geheel aan faciliteiten dat een werknemer ter beschikking heeft om zijn of
haar werkzaamheden op een efficiënte en aangename wijze uit te voeren, zoals:
werkplek, informatie- en communicatietechnologie (ICT), management en begeleiding.
3. Ontwikkelingen die hebben bijgedragen aan de systeeminnovatie
Tot voor kort was ‘werken’ voor velen synoniem met ‘op kantoor zijn’. Door diverse
ontwikkelingen is het tegenwoordig steeds minder noodzakelijk of gewenst op een vaste
plek te werken. Zowel de manier waarop mensen werken, als de hulpmiddelen die hen
daartoe ter beschikking staan, zijn de afgelopen jaren sterk gewijzigd.
In het werk spelen de flexibilisering van de arbeidsmarkt, het werken in projectteams,
resultaatgestuurde management technieken, arbeidsduurverkorting en de vervagende
grenzen tussen werk en privé leven. Hierdoor zijn werknemers een steeds groter deel
4
van de tijd niet op hun vaste werkplek aanwezig. Het toenemende gebruik van de
computer en de snelle opmars van afstand-overbruggende communicatiemiddelen (ICT),
zoals mobiele telefoons, internet en intranet, maken het daarbij steeds beter mogelijk om
‘op afstand’ te werken.
Tenslotte zijn er externe ontwikkelingen die de huidige wijze van werken op kantoor
minder aantrekkelijk maken, zoals: het fileprobleem en -in de nabije toekomst- het
rekeningrijden.
4. Beschrijving van de systeeminnovatie
Bovenbeschreven ontwikkelingen hebben geleid tot diverse initiatieven voor ‘plaats- en
tijdonafhankelijk werken’. Het Interpolis kantoor is het meest bekende voorbeeld van het
in opkomst zijnde fenomeen ‘flexibel kantoor’. Medewerkers hebben daarin geen vaste
werkplek meer, maar kiezen een plek die bij de werkzaamheden van die dag past.
Het in deze case beschreven ‘virtual office concept’ gaat nog een stap verder en bestaat
uit een integrale aanpak van een flexibel kantoor en telewerken. Interpolis is inmiddels
druk bezig naar een ‘virtual office’ toe te groeien. Een groot deel van de werknemers
krijgt daartoe naast de flexibele werkplek op kantoor een telewerkplek thuis.
De case kan duidelijk worden aangemerkt als systeeminnovatie omdat de kern van de
innovatie is het op een andere, meer efficiënte wijze vervullen van de behoefte aan een
werkplek. De betrokkenen zijn op een ander, hoger, niveau gaan nadenken over het
begrip werkplek. Het ‘virtual office’ concept maakt gebruik van en wordt mogelijk gemaakt
door een aantal technische en organisatie-innovaties:
 ICT. Dankzij de verregaande automatisering van kantoorwerkzaamheden en de
opkomst van fax, mobiele telefoons, laptop computers, Internet en virtuele
bedrijfsnetwerken, wordt het werken op afstand eenvoudiger.
 Flexibel kantoormeubilair. Kantoorinrichters spelen actief in op de ontwikkelingen met
speciaal meubilair voor het flexibel kantoor en de thuiswerkplek.
 Organisatie. Diverse adviesbureaus en kantoorinrichters geven klanten advies over
het virtueel kantoor en ondersteunen bij de realisatie ervan.
Het ‘virtual office’ concept is de pioniersfase voorbij en bevindt zich momenteel in een
fase van sterke groei. Sinds het kantoor van Interpolis eind 1996 gerealiseerd is, is de
belangstelling in binnen- en buitenland enorm groot en zijn veel organisaties overgegaan
tot het introduceren van flexibel werken.
5. Actoren betrokken bij de systeeminnovatie en hun rol
De volgende actoren zijn betrokken bij de invoering van het Interpolis kantoor:
 Werkgever. Interpolis heeft na een ingrijpende reorganisatie in de ‘mission statement’
opgenomen dat het bedrijf ‘open’ en ‘inspirerend’ wil zijn. Bestuurders en facility
managers hebben dit vervolgens ook willen realiseren in het nieuwe kantoor.
 Werknemers. De werknemers van Interpolis zijn in een vroeg stadium bij het proces
betrokken. Werknemers (en gezinsleden) van Interpolis hebben zich snel aangepast
aan de nieuwe situatie, mede dankzij training en begeleiding.
 Consultant. Bij de invoering van het flexibel werken bij Interpolis heeft het
adviesbureau Veldhoen Facility Consultants een belangrijke rol gespeeld.
 Kantoorinrichters. Het interieurontwerp voor het Interpolis kantoor is verzorgd door
een interieurontwerper en diverse leveranciers van kantoormeubilair.
 ICT leveranciers. Leveranciers van hardware en software voor automatisering en
telecommunicatie apparatuur.
Systeemgrens
(werkomgeving)
Leveranciers ICT
Consultant
facility management
5
6. Milieugevolgen van de systeeminnovatie
 De hoeveelheid ruimtebeslag van kantoren kan door Flexibel werken met 10-50%
gereduceerd worden, met alle bijbehorende milieueffecten van dien.
 Daarnaast kan het vervoer in de spitsuren met circa 10-15% gereduceerd worden.
Sommige onderzoekers verwachten echter dat op termijn de woon-werk afstand van
flexibele werknemers juist zal toenemen.
Het virtual office kan bijdragen aan het realiseren van een tweetal transities:
 de overgang naar een duurzame stad en duurzame bedrijventerreinen, door het
beter en efficiënter benutten van ruimte;
 de overgang naar geïntegreerd schoon en intelligent vervoer (beperkte bijdrage).
7. Economische gevolgen van de systeeminnovatie
 Besparing op huisvestingskosten. Bij Interpolis delen de 1500 werknemers samen
1150 werkplekken. De ruimtebesparing die dit oplevert heeft Interpolis voor een
belangrijk deel weer geïnvesteerd in extra faciliteiten om het werken binnen het
kantoor aangenamer te maken. Indien er alleen sprake is van een flexibel kantoor is
een kostenreductie met 15-20% haalbaar [Interpolis]. Bij invoering van een
combinatie met telewerkplekken is zelfs een kostenreductie met 35-50% haalbaar.
 Verhoogde productiviteit. De arbeidsproductiviteit van telewerkers is hoger dan die
van kantoorwerkers, doordat men zich beter kan concentreren en onnodige reistijd
wordt voorkomen. Telewerkers worden beoordeeld op de output (kwaliteit en
kwantiteit) en niet op aanwezigheid. Een stijging van 15% wordt genoemd bij diverse
projecten. Het ziekteverzuim loopt terug doordat werknemers zich minder snel
ziekmelden voor tandarts of huisartsbezoek.
 Werving en behoud van personeel. Flexibele werkers zijn beter gemotiveerd en
dankzij flexibel werken kunnen goede medewerkers eenvoudiger worden
binnengehaald en langer worden behouden.
 Reductie van reistijd en reiskosten; dichtslibbend wegennet. Het fileprobleem neemt
steeds grotere vormen aan. Het virtual office maakt het mogelijk buiten de spitsuren
te reizen, hetgeen tot kostenbesparing leidt indien het rekeningrijden geïntroduceerd
wordt.
6
8. Sociale gevolgen van de systeeminnovatie
 Flexibiliteit van de organisatie. Flexibele werknemers maken het mogelijk de
organisatie sneller aan te passen aan veranderende omstandigheden. Het flexibel
kantoor leidt tot het vervagen van afdelingsgrenzen en toenemende flexibiliteit bij
werknemers.
 Verschoven balans tussen werk en privé. Door allerlei maatschappelijke
ontwikkelingen verschuift de grens tussen werk en privé. Steeds meer werkgevers
verwachten van hun medewerkers dat ze ook ’s-avonds bereid zijn faxen en mails te
ontvangen. Sommige tweeverdieners hebben meer behoefte aan flexibele
arbeidstijden om werk en gezinsleven te kunnen combineren. Ook kunnen
werknemers ervoor kiezen pas na de spitsuren naar het vaste kantoor te reizen,
zodat zij niet meer ‘voor dag en dauw’ uit bed hoeven om op tijd op kantoor te zijn.
9. Succes- en faalfactoren
Het ‘virtual office’ is een kansrijk concept als het voor bedrijven voldoende voordelen
biedt ten opzichte van het standaard kantoor. De volgende aspecten zijn van belang bij
de invoering:
 Begeleiding werknemers
 Nieuwe manier van leiding geven; output gestuurd
 Archivering
10. Vergelijkbare systeeminnovaties (representativiteit)
De volgende systeeminnovaties zijn gaande op het zelfde gebied:
 Telewerkcentra. Telewerkplekken op buurtniveau, waar mensen van verschillende
werkgevers kunnen werken.
 Hotelkantoor, Rijksgebouwendienst. Flexibel kantoor dat tijdelijk kan worden
betrokken door projectteams van verschillende overheidsinstanties.
2.2 ____ Case 2: Nieuwe eiwitten - Quorn
1. Behoefte(n) bevredigd door het systeem
Mensen hebben behoefte aan voedzame, smakelijke, veilige en gezonde voeding.
Daarnaast hechten consumenten een steeds groter belang aan gemak en snelheid bij de
aanschaf en bereiding van voedsel. Deze case heeft betrekking op de productie,
distributie, verkoop, bereiding en consumptie van vleesalternatieven. Hiermee worden
7
producten bedoeld op basis van eiwitgrondstoffen, zoals soja, tarwe of schimmels. In
deze case worden de producten van het merk Quorn als voorbeeld gebruikt.
2. Beschrijving traditioneel systeem
De vleessector neemt in Nederland een belangrijke plaats in. De Nederlander eet
gemiddeld 45 kg vlees per jaar, waarvan ongeveer de helft uit varkensvlees bestaat. Het
traditionele systeem bestaat uit de huidige productieketen van voedingsmiddelen:
landbouw en veeteelt, voedingsmiddelenindustrie en supermarktketens/slagerijen.
3. Ontwikkelingen die hebben bijgedragen aan de systeeminnovatie
Het eetpatroon van consumenten verandert van drie maaltijden per dag naar meerdere
kleinere maaltijden of hapjes tussendoor. De behoefte aan variatie groeit, evenals de
bijdrage die voedsel levert aan de gezondheid. Nederland kent momenteel circa 800.000
vegetariërs en nog eens circa 800.000 part-time vegetariërs (mensen die weloverwogen
maximaal 3 à 4 dagen per week vlees eten).
4. Beschrijving van de systeeminnovatie
Met de invoering van producten zoals Quorn, wordt de traditionele productketen op
systeemniveau gewijzigd: het is geen innovatie die beperkt blijft tot een product, maar
een innovatie die zich uitstrekt naar alle onderdelen en relaties binnen de keten. Alle
schakels, van producent tot consument, zijn bij deze innovatie betrokken, en gevestigde
belangen worden deels overhoop gehaald.
Vleesalternatieven zijn producten die in dezelfde behoefte voorzien als vlees, maar die
geen dierlijk product zijn. Deze producten kunnen in dezelfde eiwitbehoefte voorzien als
vlees. Op zich zijn vleesalternatieven niet nieuw. In Azië gebruikt men al eeuwenlang
producten als tahoe, tempé, soja, zeewieren en algen. Ook bakkers en biergist worden al
lang gebruikt. De laatste jaren zijn er naast deze producten ook nieuwe, en meer op de
wensen en eetgewoonten van de Europese consument afgestemde eiwithoudende
producten op de markt gekomen.
Het bedrijf Marlow Foods levert onder de merknaam ‘Quorn’, diverse producten op basis
van het schimmeleiwit Fusarium Graminearum. Dit schimmeleiwit komt wereldwijd in de
bodem voor en groeit ook op granen en grassen. Quorn wordt in Engeland geproduceerd
in een speciale productie-eenheid waar deze schimmel onder ideale omstandigheden in
grote gistvaten kan groeien. Als voedsel voor de schimmel wordt een suikerachtige
oplossing met mineralen en vitamines toegevoegd. Na een paar dagen wordt het geheel
verhit en gefilterd om verdere groei te voorkomen. Hierdoor wordt het vocht aan de
substantie onttrokken en blijft er een deegachtig product achter, waaraan plantaardige
smaakstoffen en wat kippenei-eiwit worden toegevoegd. Tenslotte wordt dit gekookt en in
vorm gesneden.
5. Actoren betrokken bij de systeeminnovatie en hun rol
De volgende actoren zijn betrokken bij de invoering van de vleesalternatieven:
 Voedingsmiddelenindustrie; Marlow Foods (Quorn)
 Kennisinstituten (Wageningen UR)
 Supermarkten (Albert Heijn)
 Consumentenorganisaties (Alternatieve Konsumentenbond)
 Overheid (voorlichting)
8
Systeemgrens
(voeding)
Kennisinstituten
voedingsmiddelen
onderzoek
Landbouw
grondstoffen
Overheid
volksgezondheid
Consumenten
Detailhandel
Voedingsmiddelenindustrie
Consumentenorganisaties
6. Milieugevolgen van de systeeminnovatie
De productie van vlees en met name de gangbare intensieve veeteelt is niet duurzaam.
De keten levert een significante bijdrage aan diverse vormen van milieubelasting, zoals
vermesting, verzuring, afval. In het kader van het DTO Programma ‘Voeden’ is een LCA
studie uitgevoerd, waarin de milieubelasting van varkensvlees en vleesalternatieven zijn
vergeleken. Uit de vergelijking blijkt dat de milieubelasting van de huidige
varkensvleesproductie met tenminste 65% kan worden gereduceerd indien de volledige
productie volgens EKO richtlijnen plaatsvindt. De vleesalternatieven bieden de
mogelijkheid om reducties te bereiken van 85% (soja/tarwe) tot 93% (schimmels).
Vleesalternatieven vormen daarmee een belangrijke innovatie in de transitie naar een
duurzame voedselketen.
7. Economische gevolgen van de systeeminnovatie
Het huidige marktaandeel van vleesalternatieven wordt geschat op circa 3% en kent een
snelle ontwikkeling. Op lange termijn wordt een vervanging van 38% van vlees door
vleesalternatieven haalbaar geacht [DTO]. Het betreft dan vooral een vervanging van
vlees in samengestelde producten, zoals paté, snacks en pizza’s. Vleesalternatieven
hebben een relatief slecht imago door de matige smaak en textuur die de producten in
het verleden hadden. Door de snelle technologische ontwikkelingen neemt de kwaliteit in
hoog tempo toe.
Quorn producten kosten circa 20-30 gulden per kg. Door schaalvergroting en
technologische verbeteringen zal de prijs verder kunnen dalen. De Nederlandse omzet
groeit snel, van 24 ton in 1994 naar 562 ton in 1998 [Quorn].
8. Sociale gevolgen van de systeeminnovatie
 Gezondheid en veiligheid. Quorn is van plantaardige afkomst en bevat daarom een
minimum aan vet en geen cholesterol. Daarnaast is Quorn een bron van plantaardige
eiwitten, voedingsvezels, vitamines en mineralen. De veiligheid is uitstekend, doordat
er bij de productie geen gewasbeschermings-, genees-, of groeibevorderende
middelen worden gebruikt.
 Smaak en textuur. Quorn is een smaakvol vleesalternatief. Het wordt qua kleur en
textuur vergeleken met mager kippenvlees.
9


Bereidingsgemak. Quorn is snel te bereiden, en is tevens in diverse bewerkte
vormen te verkrijgen, zoals gekruid en in saus, zodat de consument sneller en
gemakkelijker maaltijden kan bereiden.
Dierenwelzijn. De omschakeling naar plantaardige vleesalternatieven kan, in
combinatie met biologische veeteelt, het einde inluiden van de dieronvriendelijke bioindustrie.
9. Succes- en faalfactoren
Grootste knelpunt voor de omschakeling vormt de acceptatie van de consument.
Consumentenperceptie en -acceptatie spelen een doorslaggevende rol voor een
succesvolle invoering van deze systeeminnovatie. De huidige generaties zijn gewend
aan het (dagelijks) eten van vlees en in de beleving van veel consumenten kent vlees
wat betreft smaak geen volwaardig alternatief. Daarnaast is het vlees eten een symbool
geweest van status (dure voeding) en gezonde voeding.
Belangrijke factoren voor het slagen of falen van deze systeeminnovatie zijn daarmee:
 Tijd. Een wijdverbreide introductie van vleesvervangers als Quorn zal tijd in beslag
nemen, puur omdat consumenten er niet aan gewend zijn. Op korte termijn lenen
vleesvervangers zich goed voor de toepassing in samengestelde en bewerkte
producten, zoals kant-en-klaar maaltijden, worstjes, pizza’s en snacks, en in
producten die in uiterlijk en ook smaak lijken op vleesproducten. Dit is een snel
groeiende markt.
 Smaak. De traditionele vleesvervangers, zoals soja producten, hebben een relatief
negatief imago, vooral wat betreft smaak. Nieuwe producten moeten op een
vernieuwende wijze worden ontwikkeld om hiervan los te komen.
 Imago. Vleesvervangers moeten dezelfde ‘status’ verwerven als vleesproducten.
Vleesvervangers als Soja staan in de markt als goedkope producten met een lage
prijs. Producten als Quorn worden verkocht tegen prijzen die vergelijkbaar zijn als
vlees, met een vergelijkbare of luxere ‘kant-en-klaar’ uitstraling. Het laboratoriumimago van nieuwe vleesalternatieven, ten gevolge van de kunstmatige wijze van
vervaardiging en bewerking van de producten kan een belemmering vormen.
 Gezondheid. Vleesvervangers kunnen zich goed profileren als gezond (minder vet en
betere cholesterol) en veilig alternatief voor vleesproducten.
Faalfactoren:
 Het laboratorium-imago van nieuwe vleesalternatieven, ten gevolge van de
kunstmatige wijze van vervaardiging en bewerking van de producten.
10. Vergelijkbare systeeminnovaties (representativiteit)
De volgende systeeminnovaties zijn gaande op het zelfde gebied:
 Kant- en klare vegetarische producten op plantaardige basis (bijv. Hennepburgers)
 Scharrelvlees (diervriendelijkere productie)
 Biologisch vlees (milieuverantwoord geproduceerd vlees)
10
2.3 ____ Hypercars – Rocky Mountain Institute
1. Behoefte(n) bevredigd door het systeem
Mensen hebben behoefte aan mobiliteit. De auto geeft de consument het gevoel van
vrijheid, door te kunnen ‘gaan en staan’ waar en wanneer men maar wil. De auto geeft
de mogelijkheid tot het ontmoeten van andere mensen en het opdoen van nieuwe
ervaringen.
2. Beschrijving traditioneel systeem en systeemgrenzen
Deze case heeft betrekking op het ‘productsysteem’: de auto. Hoewel de auto in eerste
instantie vooral wordt gezien als ‘product’, kan het met recht worden opgevat als
systeem, omdat het bestaat uit een groot aantal producten die momenteel vrijwel ‘los’
van elkaar worden ontwikkeld en geproduceerd door verschillende bedrijven.
Het hier bekeken systeem bestaat uit de traditionele automotive industrie met alle
gerelateerde toeleveranciers. Dit is een van de belangrijkste industriële
productiesystemen. In deze case wordt dus niet gekeken naar andere transportmiddelen
en systemen, zoals openbaar vervoer, etc.
3. Ontwikkelingen die hebben bijgedragen aan de systeeminnovatie
Na een eeuw ontwikkeling in de automotive industrie is de efficiency van een moderne
auto (als geheel) nauwelijks toegenomen. Van de energie die een auto verbruikt bereikt
slechts 15-20% de wielen en 95% daarvan wordt gebruikt om de auto te verplaatsen en
niet de bestuurder. Dit betekent dat ongeveer 1% van de energie gebruikt wordt voor het
verplaatsen van de bestuurder.
Hoewel de motoren efficiënter zijn geworden, en de materialen lichter, zorgen met name
de sterk toegenomen veiligheids- en comforteisen ervoor dat het gemiddelde
voertuiggewicht eerder toeneemt dan afneemt.
4. Beschrijving van de systeeminnovatie
Het ‘hypercar’ concept gaat uit van de combinatie en integratie van een aantal
innovaties, waaronder een ultra lichte voertuigconstructie, ultra lage weerstand en een
hybride motor.
 Ultra-lichte constructie. Door het toepassen van lichte composiet materialen in plaats
van staal kan het gewicht van de gemiddelde auto sterk worden gereduceerd. In
combinatie met een lage luchtweerstand en een lage rolweerstand maken Hypercars
een factor 2-2,5 meer efficiënt.
11

Hybride elektrische aandrijving. Hypercars worden aangedreven door elektrische
energie die in de auto wordt opgewekt door een verbrandingsmotor, brandstofcel of
miniatuur gasturbine. De elektriciteit wordt gebruikt om speciale wielmotoren aan te
drijven. Een accu en of vliegwiel wordt gebruikt om de elektriciteitsvraag te
egaliseren door extra energie te leveren of het overschot aan energie op te slaan.
Hiermee kan een auto met een factor 1,3 – 1,5 efficiënter worden aangedreven.
Doordat de auto als geheel(systeem) is ontwikkeld, wordt in deze case een doorbraak
gerealiseerd die bij het doorvoeren van losstaande innovaties niet optreedt. Door
synergie-effecten leidt de combinatie van deze bovenstaande innovaties tot een
efficiencyverbetering met een factor 4 tot 10 in plaats van 2,5 tot 4.
5. Actoren betrokken bij de systeeminnovatie en hun rol

Automotive industrie

Kunststof composieten industrie

Overheid

Kennisinstituten
Systeemgrens
(auto-mobiliteit)
Leverancier motoren
Overheid
Leverancier
composieten
Afnemers
Automotive industrie
Overige
leveranciers
Kennisinstituten
6. Milieugevolgen van de systeeminnovatie
De belangrijkste milieuwinst van de Hypercar is de 4-10 keer hogere brandstofefficiency,
die het uiteindelijk mogelijk maakt om met 1 liter brandstof 100 kilometer af te leggen.
Zonder aanvullend beleid (zoals kilometerheffingen) zal dit echter kunnen leiden tot een
aanzienlijke toename van de automobiliteit, waarbij meer auto’s nog meer kilometers
maken. Een deel van de winst gaat hierdoor weer verloren.
De Hypercar weegt circa 2 tot 3 keer minder dan een conventionele auto en vergt
ongeveer 92% minder ijzer en staal, 33% minder aluminium, 60% minder rubber en 80 %
minder platinum, terwijl de hoeveelheid toegepaste kunststoffen verdubbeld.
7. Economische gevolgen van de systeeminnovatie
Het combineren van meerdere innovaties leidt tot het effect van het doorbreken van de
kostenbarrière (‘tunneling through the cost barrier’). Meestal wordt het proces van
efficiency verbeteren gezien als een proces met aflopende besparingen en oplopende
kosten. Maatregelen worden doorgevoerd tot het moment dat de terugverdientijd te lang
wordt. Dit moment wordt ook wel de kostenbarrière genoemd. Wanneer de
efficiencyverbeteringen echter nog verder worden doorgevoerd, kan dit leiden tot extra
besparingen, waardoor de kostenbarrière wordt doorbroken. Elke kilo gewichtsbesparing
12
levert uiteindelijk anderhalf tot meerdere kilos besparing op, doordat de constructie, het
remsysteem en de motor ook lichter uitgevoerd kunnen worden.
8. Sociale gevolgen van de systeeminnovatie
De invoering van de Hypercar heeft niet of nauwelijks sociale gevolgen, mits de Hypercar
qua prestaties en veiligheid gelijke prestaties levert. Een ultralicht voertuig kan met
minder energie snel accelereren en een hoge topsnelheid halen. Botsproeven hebben
uitgewezen dat met geavanceerde composiet materialen eenzelfde veiligheid te bereiken
is als met zware stalen auto’s. Als deze innovatie resulteert in een lagere kilometerprijs
voor de gebruiker, kan dit leiden tot meer mobiliteit (rebound effect).
9. Succes- en faalfactoren van de systeeminnovatie
 De inherente voordelen van Hypercars zouden een snel succes moeten garanderen
bij gebruikers. De introductie van eerste modellen van Hybride auto’s laten echter
nog zien dat de hoge verkoopprijs (Toyota Prius) een belangrijke belemmering kan
vormen. De verwachting is echter dat de prijs van Hybride auto’s snel zal dalen door
verdere ontwikkeling en schaalvoordelen van massaproductie.
 Stimulerende overheidsmaatregelen kunnen voor het succes van dergelijke zuinige
auto’s van doorslaggevend belang zijn. Voorbeelden zijn de strenge
emissiewetgeving in de staat Californië, en in Nederland het geven van een
vrijstelling van de BPM en de invoering van energielabels voor auto’s.
 Omdat de ultralichte hybride auto een compleet nieuw product is zouden ook andere
manieren gezocht kunnen worden om een marktintroductie te versnellen. Hierbij
wordt gedacht aan een combinatie met AutoDate projecten.
10. Vergelijkbare systeeminnovaties (representativiteit)
 Elektrische auto’s met accu’s (niet geheel vergelijkbaar in de zin van
systeeminnovatie, omdat de nadruk vooral ligt op de ontwikkeling van het aandrijfgedeelte). De ontwikkeling van elektrische auto’s verloopt momenteel langzaam,
door het hoge gewicht en de beperkte capaciteit van accu’s.
13
2.4 ____ Case 4: E-commerce
1. Behoefte(n) bevredigd door het systeem
E-commerce faciliteert transacties tussen bedrijven/organisaties onderling en tussen
bedrijven/organisaties en hun klanten. Deze transacties kunnen betrekking hebben op
allerlei behoeften. E-commerce wordt in alle categorieën systemen toegepast, maar met
name binnen de relatie bedrijf-consument en de “business-to-business” markt,
bijvoorbeeld binnen de keten leverancier-producent-afnemer. Consumenten en bedrijven
kunnen uit verschillende behoeften gebruik maken van e-commerce.
Consumenten:

Behoefte aan een zo gunstig mogelijke prijs-kwaliteitsverhouding: e-commerce geeft
ongekend goede mogelijkheden om aanbod en prijzen te vergelijken, waarbij
traditionele belemmeringen zoals geografische ligging en tijdsverschillen goeddeels
wegvallen. E-commerce vergroot hierdoor de mogelijkheden om zo gunstig
mogelijke transacties af te sluiten.

Spel-element: nieuwsgierigheid naar “wat er te koop is”. E-commerce speelt zich af
op internet, wat een wereld op zich is. Dezelfde nieuwsgierigheid die bij het publiek
leidt tot het surfend verkennen van deze wereld, zal ook meespelen bij de eerste
transacties die op commerciële sites worden afgesloten.

Behoefte aan het kopen van producten zonder hiervoor de deur uit te hoeven. Een
steeds groter aantal soorten producten kan tegenwoordig via internet worden
gekocht.
Bedrijven:
Bij het bestuderen van voorbeelden van e-commerce kwam een duidelijk verschil naar
boven tussen enerzijds nieuwe bedrijven, die vanaf het begin met een e-commerce
concept starten, en anderzijds bestaande bedrijven die het “erbij doen” of na verloop van
tijd overstappen op een e-commerce aanpak:


14
Nieuwe bedrijven willen de kansen grijpen die e-commerce oplevert. E-commerce
biedt vooral aan starters de mogelijkheid om marketingkosten laag te houden en
gebruik te maken van efficiënte, geautomatiseerde systemen.
Bij bestaande bedrijven spelen naast kansen ook bedreigingen een rol bij een keuze
voor e-commerce. Overwegingen van bestaande bedrijven zijn onder andere:
 Kostenbesparing
E-commerce biedt mogelijkheden voor kostenbesparingen door het
optimaliseren van bedrijfsprocessen. Administratieve processen kunnen
volledig worden geautomatiseerd en ook het voorraadbeheer wordt efficiënter.
 Behoud van klanten/marktaandeel
Bestaande klanten kunnen gaan eisen dat een bedrijf over “on-line” faciliteiten
beschikt, met name wanneer dit zo is bij concurrenten. Wanneer deze
faciliteiten niet worden geboden loopt het bedrijf het risico dat klanten
overstappen naar een concurrent, zeker nu het via internet makkelijker wordt
om het aanbod van concurrenten te vergelijken.
 Vergroten marktaandeel
Het percentage nieuwe klanten waarbij het eerste contact via internet tot stand
komt groeit snel (dit hoeft overigens niet te betekenen dat de eerste transactie
met deze nieuwe klanten ook via internet zal verlopen; dat is vaak niet het
geval). Bedrijven kunnen dus nieuwe klanten mislopen wanneer zij niet aan ecommerce doen.
2. Beschrijving traditioneel systeem
Binnen traditionele systemen (ketens) wordt internet niet gebruikt voor bestellingen, het
tonen van de producten/diensten en het geven van informatie. Binnen traditionele
systemen zijn de ketens vaak langer dan het geval is bij e-commerce: producentengroothandel-detailhandel-consumenten. In het traditionele systeem koopt de consument
producten bij een ‘vaste’ winkel of door een beperkt aantal verschillende winkels te
bezoeken en prijs en kwaliteit te vergelijken. De behoefte aan vergelijking zal
samenhangen met het type product dat wordt gezocht (aankoop van ‘high interest’
producten, zoals een tv of autoradio, zal veelal tot meer vergelijking leiden dan de
aankoop van een wasmiddel of rol vuilniszakken). De administratieve systemen van
samenwerkende schakels in de traditionele systemen zijn doorgaans weinig geïntegreerd
en geautomatiseerd.
3. Ontwikkelingen die hebben bijgedragen aan de systeeminnovatie
E-commerce is niet ontstaan vanuit een duurzaamheidsgedachte (milieuwinst als
oogmerk) of vanuit een veranderde behoefte. Met e-commerce kunnen bestaande
behoeften op een meer efficiënte wijze worden vervuld. Ontwikkelingen die hebben
bijgedragen tot de innovatie zijn vooral technisch of economisch van aard:

Opkomst van internet

Globalisering, customizing, automatisering. Deze ontwikkelingen worden door
internet en e-commerce versterkt, maar vormen ook een impuls voor internet en ecommerce.

Een groot aantal ondersteunende deelinnovaties ligt ten grondslag aan internet en
e-commerce. Hierbij gaat het om chips, software zoals browsers, internet
communicatieprotocollen, servers, providers. De onderliggende technieken en
innovaties zijn echter niet doelbewust ontwikkeld om e-commerce mogelijk te
maken.
4. Beschrijving systeeminnovatie
E-commerce betreft commerciële transacties die op of via internet tot stand komen. Bij ecommerce wordt in verschillende (traditionele) functies via internet voorzien:

toonbank-functie: transacties worden op internet afgesloten

etalage-functie: aanbod wordt op internet getoond

informatie/vraagbaak functie op internet.
Voorbeelden van E-commerce zijn:
15



De Albert Heijn thuisservice. De klant kan van achter de computer alle
boodschappen bij Albert Heijn bestellen en deze thuis laten bezorgen. Het
assortiment van deze service omvat 7000 producten.
De Amerikaanse internetwinkel Amazon.com die vooral bekend is geworden door
de verkoop van boeken. Tegenwoordig verkopen ze ook (onder meer): elektronica,
CD’s, speelgoed, software en video.
De koopjesjager El Cheapo. El Cheapo zoekt onafhankelijk naar de goedkoopste
producten die worden aangeboden op Nederlandse en Belgische internetpagina’s,
onder meer voor de volgende producten: auto’s, boeken, muziek, reizen, software,
consumentenelektronica en wijn.
E-commerce is een voorbeeld van een innovatie die van invloed is op een groot en
complex systeem:

Ketens veranderen door e-commerce. In veel gevallen worden schakels
overgeslagen; consumenten doen bijvoorbeeld een bestelling en krijgen het product
rechtstreeks vanaf de producent thuisbezorgd. In dat geval vervallen de schakels
detailhandel en groothandel. Maar het is ook mogelijk dat producten op internet bij
de groothandel of de detailhandel worden besteld en vervolgens worden klaargezet
of thuisbezorgd.

Producten en diensten veranderen. Met name in het begin blijven aankopen via
internet vaak beperkt tot simpele of vertrouwde producten, waarbij de consument
weinig behoefte heeft aan passen, zien, aanraken of een toelichting van een
verkoper. In veel gevallen betreft het herhalingsverkopen, omdat deze behoeften
daar minder spelen. Internet wordt echter steeds meer gebruikt voor minder
eenvoudige aankopen zoals boten en auto’s. Internet zal een steeds grotere rol
gaan spelen bij customizing. Het is bijvoorbeeld denkbaar dat een automobilist, die
overweegt een bepaalde automodel te kopen, op internet allerlei keuzes ten
aanzien van accessoires, kleuren en materialen kan invullen. Bij elke gekozen
combinatie krijgt hij te zien hoe de auto van zijn keuze er uit komt te zien en welke
eigenschappen hij zal hebben. In een gewone catalogus zou dit lastig zijn omdat het
aantal combinaties van verschillende mogelijke keuzes al snel zeer groot is.

E-commerce betreft niet alleen bestaande producten en bestaande
handelspatronen. Nieuwe handelspatronen kunnen ontstaan doordat geografische
bindingen door internet minder sterk worden en prijs en aanbod over de hele wereld
kunnen worden vergeleken. Nieuwe patronen houden tevens in dat nieuwe
samenwerkingsverbanden ontstaan.

Internet maakt ook nieuwe producten en diensten mogelijk. Internet kadocheques
zijn hier een voorbeeld van. Elke cheque is een kadobon met een bepaald tegoed.
Op de cheque staat een internetadres. Op deze site staan verschillende links naar
deelnemende winkels of bedrijven die producten aanbieden waaraan de cheque kan
worden besteed. Daarnaast bestaat de mogelijkheid om (een deel) van het tegoed
aan een aantal charitatieve instellingen te schenken die ook gelinkt zijn met de site.
Bij elke aankoop of donatie wordt een bedrag van de cheque afgeschreven totdat
het tegoed op is. De cheque is populair als kerstgratificatie bij bedrijven: de
bedrijven behoeven niet meer een kerstpakket samen te stellen (waarvan de inhoud
nu eenmaal nooit aan de wensen van alle werknemers voldoet).

Het vorige voorbeeld geeft aan dat ook nieuwe samenwerkingsverbanden rondom
nieuwe producten/diensten kunnen ontstaan: in dit geval tussen 1) winkels/bedrijven
die kado’s verkopen, 2) charitatieve instellingen en 3) een bedrijf dat de het concept
bedenkt, ontwerpt, de partijen bij elkaar brengt, helpt het systeem te implementeren,
cheques verkoopt en als wederdienst een percentage van de verkochte cheques als
betaling houdt.
16

Dat e-commerce een ander consumentengedrag met zich meebrengt is duidelijk.
Een consument stapt bijvoorbeeld niet meer op de fiets om te gaan winkelen, maar
gaat achter zijn computer zitten.
5. Actoren betrokken bij de systeeminnovatie en hun rol
Actoren zijn onder meer:

Bedrijven: zij bieden e-commerce mogelijkheden aan (uitvoering).

Klanten/consumenten (gebruikers): zij zijn al dan niet bereid om via internet
producten af te nemen.

ICT-deskundigen: faciliteren de ontwikkeling van e-commerce door het beschikbaar
stellen van hun kennis en diensten.

Providers, marketeers, banken, nieuwe vormen van makelaars/intermediairs die
partijen bij elkaar brengen of informatie vanaf internet voor klanten ordenen en
vergelijken.

Overheden die regels (proberen) vast te leggen voor e-commerce en ontwikkelingen
trachten te beïnvloeden.

Maatschappelijke organisaties lijken (nog) geen belangrijke rol te spelen op het
gebied van e-commerce.
Systeemgrens
(E-commerce)
Website designers
Overheid
Web hosting
bedrijven
Consumentenorganisaties
Consumenten
E-commerce bedrijven
Leveranciers
ICT deskundigen
Logistieke
dienstverleners
6. Milieugevolgen van de systeeminnovatie
De milieugevolgen van e-commerce kunnen niet zonder meer positief of negatief worden
genoemd. De milieueffecten hangen af van de maatschappelijke context waarbinnen ecommerce plaatsvindt, zoals normen en waarden, prijsprikkels (bijvoorbeeld energie- en
vervoerskosten), behoeften en het economisch-, sociaal- en milieubeleid.
Enkele potentiële effecten voor het milieu zijn:
Positief:

E-commerce en daarmee samenhangende automatisering kunnen efficiëntere
bedrijfsvoering (bijvoorbeeld voorraadbeheer en logistiek) mogelijk maken, hetgeen
milieuwinst kan opleveren (minder vervoersbewegingen door beter afgestemde
logistiek).

E-commerce kan ondoorzichtige hergebruikmarkten efficiënter en toegankelijker
maken. Zo is er een site waarop autobezitters de behoefte aan een bepaald autoonderdeel kunnen invoeren. Alle grote sloperijen zijn op het systeem aangesloten
en zij kunnen opgeven of ze het onderdeel in huis hebben en hoeveel ze er voor
vragen. De autobezitter hoeft dus niet meer sloperijen af te rijden en hij kan meteen
17
de goedkoopste kiezen. De sloperijen kunnen meer onderdelen aan de man
brengen. Dit kan nieuwkoop terugdringen, hetgeen goed voor het milieu is.
Negatief:

Inzicht in het aanbod over de hele wereld kan tot aankopen leiden over de hele
wereld, waardoor vervoersafstanden toenemen. Een voorbeeld hiervan is het kopen
van boeken die alleen in Amerikaanse winkels verkrijgbaar zijn via Amazon.com.

Nieuw aanbod leidt tot op zekere hoogte tot nieuwe vraag. Via internet komen
consumenten in aanraking met nieuwe producten en mogelijkheden die kunnen
leiden tot nieuwe consumptieve wensen en extra consumptie, hetgeen negatief kan
zijn voor het milieu.

E-commerce geeft een stimulans aan customizing. Customizing en optimalisering
van producten uit milieuoogpunt zouden elkaar in de weg kunnen staan.
Positief/negatief:

Een consument hoeft niet meer in zijn auto stad en land af te rijden om prijzen en
kwaliteit te vergelijken. Dit kan van achter de computer. Op zich gunstig voor het
milieu. Het is echter best mogelijk dat een Amsterdammer vervolgens in plaats van
6 winkels in de buurt, een goedkope winkel in Groningen gaat bekijken die hij op
internet heeft gevonden.

(Product)innovaties kunnen door internet sneller succesvol zijn en sneller
marktaandeel opbouwen. Dit kan positieve en negatieve effecten hebben
(afhankelijk van de milieueigenschappen van de nieuwe producten). E-commerce
kan misschien ook leiden tot snellere opvolging van modellen en snellere
vervangingsverkopen. Dit kan negatieve effecten voor het milieu hebben.

Komen virtuele ontmoetingen op internet in de plaats van ontmoetingen in de
fysieke wereld? Of leiden virtuele ontmoetingen uiteindelijk tot ontmoetingen in de
fysieke wereld die anders niet hadden plaatsgevonden? Hoe zit dit voor nieuwe
handelscontacten die via internet tot stand komen? Voor het milieu is het natuurlijk
gunstig wanneer nieuwe handelscontacten op internet beperkt blijven tot de virtuele
wereld, maar het is zeer de vraag of dit het geval zal zijn.
7. Economische gevolgen van de systeeminnovatie
E-commerce leidt niet alleen tot een andere opzet van bestaande commerciële
activiteiten, maar ook tot nieuwe commerciële activiteiten. Beide elementen leveren een
economische impuls op.
E-commerce draagt bij aan een verdergaande internationalisering. Consumenten kunnen
aanbod in verschillende geografische gebieden met elkaar vergelijken. Bedrijven kunnen
bedrijfsonderdelen gemakkelijker fysiek scheiden; bijvoorbeeld de productie in Japan, de
financiële afdeling en hoofdvestiging in Ierland, en de server met de internetsite in
Nederland.
Het is moeilijk om te voorspellen of de winnaars bij e-commerce over het algemeen
bestaande bedrijven zijn. Zal e-commerce leiden tot een verdere concentratie van
bedrijvigheid bij bestaande bedrijven of juist tot deconcentratie? Aan de ene kant kan ecommerce toetreding van nieuwe bedrijven vergemakkelijken doordat toetredingskosten
lager kunnen uitvallen. Dit kan leiden tot deconcentratie. Aan de andere kant zijn
consumenten vooral huiverig om op internet aankopen te doen wanneer het nieuwe
producten, nieuwe bedrijven of nieuwe merken betreft. Dit is een voordeel voor
bestaande bedrijven en kan concentratie in de hand werken.
8. Sociale gevolgen van de systeeminnovatie
Positieve effecten:
18

Consument kunnen winkelen achter de computer. Dit kan het winkelen efficiënter
maken. Mensen die aan huis gebonden zijn (bijvoorbeeld ouderen, gehandicapten)
kunnen hierdoor zelfstandig blijven winkelen. Mogelijk nadeel is het verloren gaan
van sociale contacten bij het traditionele winkelen.
Negatieve effecten:

Mogelijk een tweespalt in de samenleving: zij die toegang hebben tot de
internetinformatie en deze kunnen verwerken, versus degenen die dit niet
hebben/kunnen. De stereotiepe internetconsument is een jonge, hoger opgeleide
man, hoewel dit wel redelijk snel verandert. Hoewel internet en e-commerce voor
ouderen veel gemak kan bieden, is de ontwikkeling juist voor deze groep wellicht
moeilijk te volgen.

Mogelijk zijn er groepen werknemers die de ontwikkelingen moeilijk kunnen
bijbenen en buiten de boot dreigen te vallen. De vraag naar specifieke werkvormen
kan afnemen of sterk van karakter veranderen, hetgeen aanpassingen vergt
(bijvoorbeeld administratief werk).
9. Succes- en faalfactoren
Op microniveau bij bestaande bedrijven

Kwaliteit voorbereiding:
1) analyse van kansen en bedreigingen
2) strategieontwikkeling
3) plan van aanpak
Er zijn bedrijven die niet aan e-commerce beginnen en hierdoor grote kansen
missen. Er zijn ook bedrijven die er onbezonnen aan beginnen (“we moeten ook het
internet op”), zonder zich goed af te vragen wat ze daarmee precies bedoelen. Ecommerce hoeft niet voor alle bedrijven de juiste weg te zijn.

Kwaliteit begeleiding (niet alleen met betrekking tot technische aspecten maar ook
met betrekking tot de aspecten als noodzakelijke veranderingen in de
organisatiestructuur, procedures/werkwijzen en organisatiecultuur.

Commitment vanuit de bedrijfsleiding.
Op macroniveau (Nederland)

Vestigingsklimaat voor ondernemingen

Stimuleringsbeleid voor internetactiviteiten

Opleidingsniveau (op dit moment worden veel ICT deskundigen die zich
bezighouden met e-commerce uit het buitenland gehaald)

Goede internetinfrastructuur (snel en betrouwbaar)

Dichtheid van internetaansluitingen bij consumenten
Op Internationaal niveau

Mate van voortvarende samenwerking bij oplossing van problemen rond internet,
zoals:
- ongewenste uitlatingen
- veiligheid van betalingen
- hackers en verspreiders van virussen
10. Vergelijkbare systeeminnovaties (representativiteit)
De invoering van e-commerce kan op tal van punten worden vergeleken met de
invoering van de telefoon.
19
2.5 ____ Duurzame Bedrijfsterreinen
1. Behoefte(n) bevredigd door het systeem
Vanuit de overheid bestaat de behoefte om bedrijfsactiviteiten te concentreren op
bedrijfsterreinen uit oogpunt van milieukwaliteit en veiligheid. Dit geldt met name voor
activiteiten die hinder, milieu- of gezondheidsrisico’s met zich mee kunnen brengen. Door
de concentratie van bedrijvigheden op bedrijfsterreinen kunnen andere gebieden beter
hun functies vervullen, zoals natuur-, woon- en agrarische functies elders.
2. Beschrijving traditioneel systeem
Op traditionele bedrijfsterreinen dient het systeem ‘bedrijventerrein’ slechts als
vestigingsplaats van bedrijvigheid. Er is geen sprake van een integrale visie op het
bedrijvenpark en de wijze waarop bedrijven van elkaar kunnen profiteren door samen te
werken en processen te koppelen. De zorg voor het milieu gaat zowel bij de overheid als
bij de bedrijven uit van bedrijven als losse systemen en niet van het bedrijventerrein als
integraal systeem. De bedrijven beperken zich tot bedrijfsinterne milieuzorg en de
overheid tot individuele milieuvergunningen.
3. Ontwikkelingen die hebben bijgedragen aan de systeeminnovatie
De ontwikkelingen in het milieubeleid van de overheid en de aandacht voor milieu bij
bedrijven zijn van invloed geweest op de ontwikkeling van duurzame bedrijventerreinen.
De mogelijkheden om op een eenvoudige en goedkope manier milieuwinst te realiseren
zijn binnen individuele bedrijven vaak al benut. Bij een verdere terugdringing van de
milieubelasting loopt men tegen steeds hogere kosten aan. Met een systeemgerichte
benadering, is het opnieuw mogelijk relatief goedkope milieuwinst te bereiken. Integraal
ketenbeheer en duurzame bedrijfsterreinen zijn hier exponenten van.
20
4. Beschrijving systeeminnovatie
Een duurzaam bedrijventerrein wordt vaak beschreven als een terrein waar door middel
van samenwerking tussen bedrijven onderling, of tussen bedrijven en overheid,
maatregelen worden ingevoerd die leiden tot een hoger bedrijfseconomisch rendement,
minder milieubelasting en een intensiever gebruik van de ruimte.
De innovatie houdt in dat de bedrijfsmilieuzorg niet meer wordt geoptimaliseerd op het
niveau van afzonderlijke bedrijven, maar op het niveau van bedrijfsterreinen. De
ruimtelijke indeling en de activiteiten van bedrijven worden op het bedrijfsterrein zo op
elkaar afgestemd en geïntegreerd dat de milieubelasting van het terrein minimaal wordt.
De innovatie betreft niet zozeer nieuwe technieken. Het gaat veel meer om een innovatie
van:

uitgangspunten en doelstellingen bij het realiseren van een bedrijfsterrein

het proces waarlangs een terrein wordt gerealiseerd en vol komt met bedrijvigheid

institutionele aspecten zoals gronduitgifte-procedures en instrumenten, zoals
vergunningen. De huidige instrumenten zijn ontworpen om individuele bedrijven aan
te sturen
Bij deze case wordt onderscheid gemaakt tussen bestaande en nieuwe
bedrijventerreinen met betrekking tot het 'verduurzamen' ervan. Als een bestaand terrein
wordt verduurzaamd spreekt men vaak over duurzame revitalisering. De mogelijkheden
om dit te bewerkstelligen zijn veel beperkter dan bij een nieuw terrein, omdat veel
aspecten min of meer vastliggen. Er zijn diverse voorbeelden van nieuwe en bestaande
bedrijventerreinen die bezig zijn met het verduurzamingsproces. De informatie in deze
case is afkomstig uit verschillende voorbeelden.
5. Actoren betrokken bij de systeeminnovatie en hun rol

Gemeente (afdelingen Economische Zaken, Ruimtelijke Ordening en Milieu):
initiëren, faciliteren en beslissen.
De gemeente neemt veelal het initiatief tot het verduurzamingsproces, stelt
capaciteit en middelen ter beschikking en is vaak sturend voor wat betreft het
beoogde duurzaamheidsniveau.

Provincie: initiëren, regisseren en faciliteren.
De provincie kan een belangrijke rol vervullen bij het aanzetten van gemeenten tot
het verduurzamen van bedrijventerreinen, onder andere door het (mede) selecteren
van bedrijventerreinen die voor verduurzaming in aanmerking komen, door hierover
een gesprek aan te gaan met de gemeente en door het beschikbaar stellen van
financiële middelen. Daarnaast is het belangrijk dat de provincie haar kennis en
ervaring optimaal inbrengt in de verschillende gemeentelijke initiatieven.

Rijksoverheid: initiëren en faciliteren.
Net als de provincie kan ook de rijksoverheid gemeenten aanzetten tot het
verduurzamen van bedrijventerreinen door het beschikbaar stellen van financiële
middelen en het toegankelijk maken van kennis en ervaring.

Bedrijven: initiëren en uitvoeren.
Bedrijven zijn de spil waar een duurzaam bedrijventerrein om draait. Zij hebben een
belangrijke rol bij het initiëren en realiseren van de gezamenlijke initiatieven.

Bedrijfsverenigingen: initiëren, coördineren, motiveren en uitvoeren
Een goed werkende bedrijvenvereniging kan een belangrijke basis bieden voor
succesvolle gezamenlijke initiatieven op een duurzaam bedrijventerrein.

Projectontwikkelaars: uitvoeren.
Projectontwikkelaars zijn degenen die het terrein en de bedrijfspanden uiteindelijk
vormgeven en bepalen in welke mate daarbij aandacht wordt besteed aan de
invoering van duurzame maatregelen.
21




Kamer van Koophandel: initiëren en communiceren
De Kamer van Koophandel kan een belangrijke rol spelen bij de stimulering van en
de communicatie naar de bedrijven op het bedrijventerrein.
Financiële instellingen: faciliteren
Het realiseren van duurzame bedrijventerreinen biedt voor financiële instellingen de
nodige kansen. Hierbij valt bijvoorbeeld te denken aan het verstrekken van (groene)
financieringen en (milieuschade)verzekeringen.
Nutsbedrijven: faciliteren en uitvoeren
Nutsbedrijven zijn vaak een belangrijke schakel als het gaat om initiatieven die zicht
richten op de vermindering van het energie- en waterverbruik.
Adviesbureaus: initiëren en ondersteunen
Adviesbureaus kunnen ondersteuning geven aan gemeente en bedrijven wanneer
daar onvoldoende kennis en/of capaciteit aanwezig is om de verduurzaming van
bedrijventerreinen te realiseren.
Systeemgrens
(duurzame bedrijventerreinen)
Banken
Nutsbedrijven
Adviesbureaus
Rijksoverheid
Bedrijven
Bedrijfsverenigingen
Provincie
Gemeente
Projectontwikkelaars
Kamer van Koophandel
6. Milieugevolgen van de systeeminnovatie
De mogelijkheden voor het omlaag brengen van de milieubelasting via duurzame
bedrijventerreinen zijn groot. Om structuur aan te brengen in dit grote aantal
mogelijkheden, is door het Ministerie van Economische Zaken een verdeling gemaakt in
acht duurzaamheidsthema’s. Per thema staat in onderstaand overzicht een mogelijke
maatregel genoemd.






22
Uitwisseling van energie, grondstoffen en water
voorbeeld: benutting van restwarmte tussen bedrijven onderling
Gezamenlijk gebruik van utilities en bedrijfsfuncties
voorbeeld: gezamenlijk gebruik van installaties voor perslucht
Combineren van het vervoer van goederen en personen
voorbeeld: collectieve pakketdiensten
Collectieve inzameling en afvoer van afvalstoffen
voorbeeld: gezamenlijk milieupark
Intensivering van het gebruik van de ruimte
voorbeeld: gezamenlijke parkeervoorzieningen voor auto’s
Nutsvoorzieningen met hoog rendement
voorbeeld: toepassing van zonne- en windenergie


Multimodaal transport
voorbeeld: openbare terminals met een spoor-, water- of buisaansluiting
Gezamenlijke voorzieningen
voorbeeld: collectief onderhoud van gebouwen en installaties
Bij de diverse bedrijventerreinen die bezig zijn met het verduurzamingsproces wordt
(nog) niet aan alle thema’s aandacht besteed. Op alle bedrijventerreinen wordt begonnen
met het aanpakken van een aantal, relatief eenvoudige, thema’s. Er zijn nog geen
bedrijventerreinen waar alle thema’s opgepakt en uitgewerkt zijn.
De milieuvoordelen die door deze systeembenadering worden bereikt zijn:

Schaalvoordelen (bijvoorbeeld een gezamenlijke waterzuivering), bundeling van
goederentransport en vervoer van werknemers of een gemeenschappelijke
facilitaire dienst.

Kringloopbenaderingen, zoals warmte-kracht koppeling en het gebruik van afval van
het ene bedrijf als grondstof bij het andere.

Afstemming: bijvoorbeeld ten aanzien van de tijdstippen waarop lawaai wordt
geproduceerd (niet allemaal tegelijk), of met betrekking tot de geografische ligging
(een hoog bedrijfsgebouw van het ene bedrijf dient als geluidswal voor een ander
bedrijf).
7. Economische gevolgen van de systeeminnovatie
Verbeterde milieuefficiency gaat in veel gevallen samen met economisch voordeel. Het is
bijvoorbeeld mogelijk dat bedrijf A afvalwater levert dat door bedrijf B wordt gebruikt
binnen het productieproces. Bedrijf A hoeft dan geen lozingsheffing meer te betalen en
bij bedrijf B daalt de waterrekening. Het is ook mogelijk dat een bedrijf
isolatiemaatregelen uitspaart doordat een ander bedrijf het geluid opvangt.
Dit betekent echter niet dat alle economische aspecten voor de deelnemende bedrijven
gunstig zijn. Ten eerste worden de bedrijven minder zelfvoorzienend. Er ontstaan nieuwe
afhankelijkheden door de integratie van bedrijfsprocessen. Deze komen bovenop
afhankelijkheden die al binnen de keten bestaan. Dit kan door de bedrijven als negatief
worden ervaren. Ten tweede vergt de integratie en afstemming tijd en een grotere
planningsinspanning van bedrijven en de overige betrokken actoren (zoals gemeenten)
dan het geval is bij niet geïntegreerde bedrijfsactiviteiten.
Het realiseren van duurzame bedrijfsterreinen kan de opbrengsten van gronduitgifte
doen dalen (hoewel dit afhankelijk is van de populariteit van het nieuwe concept bij
bedrijven). Voor een goede integratie en het behalen van milieuwinst is een bepaalde
bedrijfssamenstelling op het terrein nodig. In de praktijk zoeken juist vergelijkbare
bedrijven elkaar op, terwijl bij duurzame bedrijfsterreinen variatie gunstig is. Hierdoor kan
de gemeente niet zomaar aan de hoogste bieder verkopen. In sommige gevallen zal
zelfs gezocht moeten worden naar een bepaald type bedrijf dat de puzzel compleet
maakt.
Het concept vraagt om een vergaande samenwerking, niet alleen tussen bedrijven en
overheden, maar vooral ook tussen bedrijven onderling. Dit past binnen een bredere
ontwikkeling binnen westerse economieën: samenwerking en allianties lijken steeds
belangrijkere elementen te worden.
8. Sociale gevolgen van de systeeminnovatie
De sociale consequenties van deze systeeminnovatie lijken beperkt. De consument zal
van de samenwerking binnen duurzame bedrijventerreinen geen notie hebben. De
23
noodzaak tot overleg en afstemming tussen verschillende bedrijven (uit verschillende
sectoren) zal echter wel een zekere gedragsverandering binnen de bedrijven vereisen.
9. Succes- en faalfactoren
Hiervoor is al aangegeven dat deze systeemgerichte innovatie niet zozeer nieuwe
technieken vergt, maar vooral innovaties in doelstellingen, planningsprocessen en
institutionele aspecten. Belemmeringen lijken eveneens met de laatst genoemde
aspecten samen te hangen.
Voor een succesvolle uitwerking van de plannen voor een duurzaam bedrijventerrein zijn
de volgende randvoorwaarden van belang:





Goede samenwerking (zowel met de gemeente als met elkaar) van bedrijfsleven,
projectontwikkelaars, waterleidingbedrijven, energiemaatschappijen,
vervoersbedrijven en provincie.
De beoogde verduurzaming van bedrijventerreinen dient binnen de betrokken
gemeente optimaal gedragen te worden; het is dus van belang dat alle betrokken
gemeentelijke afdelingen bij de verduurzaming worden betrokken en bovendien
goed samenwerken.
Het plan moet een aantal enthousiaste trekkers hebben, zowel vanuit de hoek van
de gemeente als uit de hoek van het bedrijfsleven en de eventuele andere
betrokken partijen.
Het plan moet een reëel ambitieniveau hebben. Het stapsgewijs ontwikkelen van de
plannen zorgt voor voldoende draagvlak voor elk opvolgend ambitieniveau en dus
voor een vruchtbare basis voor duurzame initiatieven in de toekomst. Belangrijk is
wel om de vaart er goed in te houden.
Kies voor een integrale aanpak, waarbij de duurzame initiatieven niet beperkt blijven
tot één of twee thema’s.
Faalfactoren bij het inrichten van duurzame bedrijventerreinen kunnen zijn:

Trage ontwikkeling van overheidsinstrumenten die duurzame bedrijfsterreinen
stimuleren en faciliteren (speciaal ontworpen incentives, gebiedsgerichte
vergunningen e.d.).

Doelstellingen van gemeenten, zoals een zo hoog mogelijke opbrengst bij
gronduitgifte.

Aanpassing van het proces: vaak is het planningsproces al te ver gevorderd bij de
realisatie van een industrieterrein op het moment dat men milieuaspecten inbrengt.
Hierdoor kunnen vaak de meest gunstige milieuopties al niet meer worden
gerealiseerd.

De bedrijfscultuur: die is vaak individualistisch en louter gericht op de core-business.
10. Vergelijkbare systeeminnovaties (representativiteit)
De verschuiving van de beoordeling van de energieprestaties van woningen van: de
energieprestatie van individuele woningen (EPC) naar: de energieprestatie van de
gehele locatie (EPL).
24
2.6 ____ Natuurbouw
1. Behoefte(n) bevredigd door het systeem
Mensen hebben behoefte aan natuur. Hierbij spelen de behoefte aan milieukwaliteit in de
leefomgeving; natuur wordt over het algemeen als ‘mooi’ ervaren en natuurlandschappen
geven de mens de indruk dat nog niet alles in ons land vol is met menselijke activiteiten,
en dat wordt als plezierig ervaren. Verder dragen natuurlijke elementen er aan bij dat het
milieu in allerlei functies kan voorzien, dit is de behoefte aan natuur in de vorm van
biodiversiteit. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan paaiplaatsen voor vis en het
reinigend vermogen van het milieu. Tenslotte wordt natuur gebruikt om in te recreëren en
speelt daarmee in op de behoefte aan vrije tijd.
2. Beschrijving traditioneel systeem
In Nederland bestaat nauwelijks “echte” natuur, in de zin van biotopen die onaangetast
zijn en er precies zo uitzien als het geval was geweest zonder menselijke invloed. De
meeste landschappen die men als natuur is gaan ervaren zijn in feite
cultuurlandschappen: heiden, bossen, zandverstuivingen, weiden en de
rivierlandschappen zijn door de mensen gevormd. Eigenlijk is alleen de Waddenzee nog
een min of meer natuurlijk landschap In Nederland.
Binnen het traditionele systeem stond behoud voorop: behoud van cultuurlandschappen
met natuurlijke elementen. Hierbij is vaak sprake van een vrij intensief beheer om er voor
te zorgen dat het karakter van de beschermde landschappen behouden blijft. De
natuurgebieden staan bovendien vaak niet open voor recreanten.
3. Ontwikkelingen die hebben bijgedragen aan de systeeminnovatie

Door het steeds intensiever gebruik en ordening van ons land bestaat een behoefte
aan het tegengestelde: stukken land die wild ogen en waar de natuur “haar gang
kan gaan”.

Het zien van “wilde natuur” buiten onze grenzen en de behoefte om dit ook in
Nederland te realiseren.

Groeiend inzicht binnen RWS dat steeds hogere dijken en steeds meer beton niet
altijd de juiste weg is bij het voorkomen van wateroverlast. Overlaat-gebieden voor
inundatie, om zo wateroverlast elders te voorkomen, gaat goed samen met
natuurbouw.

Het groeiend besef dat een combinatie van functies van een gebied een
meerwaarde kan opleveren (grindwinning; natuur; recreatie).
25
4. Beschrijving systeeminnovatie
De systeeminnovatie bestaat uit creëren in plaats van behouden van natuurgebieden met
zelfregulatie in plaats van beheer van natuur.
Natuurbouw is creëren van nieuwe natuurgebieden waar de natuur zoveel mogelijk haar
eigen gang kan gaan: de nieuwe natuur heeft een hoge mate van zelfregulatie. Tot op
zekere hoogte is sprake van aanleg (bijvoorbeeld geulen graven of het uitzetten van
dieren, zoals konikspaarden, die regulerende functies moeten vervullen). Wanneer niet
wordt aangelegd, dan worden ten minste de juiste voorwaarden geschapen (bijvoorbeeld
door zomerdijken te verlagen). Hierna worden de natuurlijke processen zo min mogelijk
gestuurd. Het eindresultaat is dan ook ongewis. In elk geval ontstaat dynamische natuur
die continu van aard verandert. Er zijn verschillende ontwikkelingsstadia, maar de
uiteindelijke situatie is nooit stabiel. Er worden geen wegen en paden aangelegd. Het
publiek kan zich doorgaans vrij door de terreinen begeven. Door de wilde
natuurontwikkeling zijn vaak niet alle delen even makkelijk toegankelijk. Zo creëert de
natuur haar eigen rustgebieden.
Deze case wordt uitgewerkt aan de hand van het Grensmaasproject In Limburg. Het doel
van het Grensmaasproject project was in eerste instantie grootschalige
natuurontwikkeling en combinatie met grindwinning. Na de overstromingen van 1993 en
1995 kwam hier nog een belangrijk doel bij: bestrijding van hoogwateroverlast.
5. Actoren betrokken bij de systeeminnovatie en hun rol
Actoren die een rol spelen bij het Grensmaasproject zijn:

Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, Ministerie van Verkeer en
Waterstaat en Provincie Limburg: initiatiefnemer en regisseur

Grondeigenaren (grindwinbedrijven) en aannemers: uitvoering

Natuurorganisaties, boeren en gemeenten: overlegpartner

Industrie, bijvoorbeeld betonindustrie: zij zijn afnemers van grind. De verkoop van
grind vormt de voornaamste financiering van het project.
Systeemgrens
(Natuurbouw)
Grondeigenaren
Natuurorganisaties
Gemeenten
Ministerie van LNV
Provincie
Industrie,
aannemers
6. Milieugevolgen van de systeeminnovatie
In het Grensmaasproject komt nieuwe natuur (1100 hectare) in plaats van
cultuurlandschap (met name landbouw). Het is de bedoeling dat het landschap een
vlechtwerk toont van stromen, nevengeulen en grindbanken, waarwind, water, plant en
dier vrij spel hebben.
26
De initiatiefnemers verwachten dat deze nieuwe natuur leidt tot een betere waardering
van het landschap. Daarnaast is nieuwe natuur van invloed op biodiversiteit. De
biodiversiteit zal over het algemeen toenemen. Overigens kan de biodiversiteit ook in
cultuurlandschappen zeer hoog zijn. Veel zeldzame soorten zijn cultuurvolgers die het
moeilijk hebben gekregen door veranderd landgebruik in cultuurlandschappen:
bijvoorbeeld korhoenders en korenwolven. Wanneer de nieuwe natuur
cultuurlandschappen met een rijke soortensamenstelling (inclusief zeldzame soorten)
vervangt, dan kan dit ook ten koste gaan van de biodiversiteit.
In hoeverre het Grensmaasproject uiteindelijk leidt tot meer of minder ruimtebeslag is
moeilijk in te schatten. Er vindt een verschuiving plaats van de functies van het gebied
van waterafvoer en landbouw naar waterafvoer, natuur en recreatie. Aan de ene kant is
er dus elders extra grond nodig voor de landbouw die uit het gebeid is verdwenen, maar
anderzijds kan door toename van natuurbeleving en recreatie elders een afname van
ruimtegebruik ontstaan.
In het Grensmaasproject is veel verontreinigde grond aanwezig door aanvoer van
verontreiniging met het Maaswater. De verontreinigde grond wordt afgegraven in
kleibergingen waar eerst grind uit is gewonnen. Hierdoor wordt voorkomen dat de
verontreinigingen zich verder kunnen verspreiden en schade kan aanbrengen aan mens
en milieu.
7. Economische gevolgen van de systeeminnovatie
Door de natuurontwikkeling in het Grensmaasgebied wordt de recreatieve waarde van
het gebied vergroot wat werkgelegenheid zal opleveren. Overigens zal binnen het
Grensmaasgebied toerisme en recreatie een beperkte rol gaan spelen.
De grindwinning levert uiteraard economisch voordeel op voor de grondeigenaren, maar
dat was ook al zo zonder het Grensmaasproject. De uitvoering van het
Grensmaasproject neemt een periode van ongeveer 15 jaar in beslag, wat een
aanzienlijke hoeveelheid werkgelegenheid zal opleveren.
Voor boeren in het gebied zijn er economische gevolgen, doordat zij (een deel van) hun
land hebben moeten verkopen. Deze grond levert de boeren geld op, maar zij verliezen
hun directe bron van inkomsten.
In het totaal is met het Grensmaasproject zo’n 1,5 tot 2 miljard gulden gemoeid. het is de
bedoeling dat het project grotendeels wordt gefinancierd uit de opbrengsten van de
grindwinning.
8. Sociale gevolgen van de systeeminnovatie
Boeren raken hun land kwijt, waardoor zij op zoek moeten gaan dan een andere manier
om in hun levensonderhoud kunnen voorzien. De bewoners van het gebied kunnen
enigszins het gevoel krijgen dat zij geïsoleerd raken van omringende gebieden, doordat
zowel de noord-zuid als de oost-west (door verdwijnen van aantal bruggen) verbindingen
in het gebeid verslechteren. Een belangrijk positief gevolg van in- en omwonenden is dat
de angst voor hoogwater sterk zal afnemen. Nederlanders kan enigszins het gevoel
worden gegeven dat ons land nog niet zo vol is en dat er nog “echte” natuur is. Dat kan
ten goede komen aan het welzijn.
9. Succes- en faalfactoren
Het succes of falen van het Grensmaasproject is met name afhankelijk van de volgende
factoren:

De bij het project betrokken overheden (Ministerie, Provincie en Gemeenten)
moeten op één lijn liggen.

Er moet overeenstemming worden bereikt met de grondeigenaren in het gebied.

De grindwinning moet voldoende opleveren.
27
In het algemeen geldt dat voor de overschakeling van natuurbeheer naar natuurbouw de
volgende factoren van belang zijn:

Natuurorganisaties. De meeste gevestigde organisaties, zoals Natuurmonumenten,
hebben bij ‘natuur’ oude cultuurlandschappen voor ogen die intensief beheerd
moeten worden. Nieuwe natuur werd tot voor kort als een bedreiging gezien. Dit
geldt zelfs voor een organisatie als Das en Boom. Dassen komen vooral voor in
cultuurlandschap, en daardoor bestaat ook hier weerstand.

RWS. Ook hier is een diep ingesleten cultuur van beheersmaatregelen. De mens
die de natuur de baas is door infrastructurele ingrepen. Natuurbouw vergt een
andere visie en mentaliteit en deze omslag wordt slechts langzaam gemaakt.
10. Vergelijkbare systeeminnovaties (representativiteit)
Geen.
2.7 ____ Center Parcs
1. Behoefte(n) bevredigd door het systeem
Het concept Center Parcs voorziet in verschillende behoeften van mensen, namelijk de
behoefte aan: comfort en gemak (verblijf en vermaak geconcentreerd op één en dezelfde
locatie), sociale relaties (een weekendje Center Parcs), vrije tijd, gezondheid
(sportfaciliteiten, wandelmogelijkheden), opwinding (spectaculaire attracties) en
milieukwaliteit (parken gelegen in een groene omgeving).
2. Beschrijving traditioneel systeem
Het traditionele systeem bestaat uit de korte vakantie (tussendoorvakanties), dat wil
zeggen combinaties van vervoer, verblijf en vermaak binnen een korte periode.
Voorbeelden zijn een weekje Texel of Egypte, een weekend Parijs, enz.
In het traditionele systeem vormen vervoer, verblijf en vermaak afzonderlijke onderdelen.
Je rijdt met de auto naar een accommodatie en bezoekt vanuit de accommodatie met de
auto of andere vormen van vervoer vermaakmogelijkheden (bezienswaardigheden,
sportfaciliteiten etc.) in de nabije omgeving. Door het korte verblijf is de
vervoerscomponent van de tussendoorvakantie van relatief grote invloed op de totale
milieubelasting die het gevolg is van dergelijke vakanties.
28
3. Ontwikkelingen die hebben bijgedragen aan de systeeminnovatie
Het aantal korte vakanties is in de loop der jaren sterk toegenomen. De consument heeft
daarbij de behoefte aan rust, wil toch ook andere mensen ontmoeten (gezellige drukte)
en wil niet teveel hoeven regelen (uitzoeken van de mogelijkheden voor vermaak en het
vervoer ernaartoe). Center Parcs is hierop ingesprongen door de ontwikkeling van een
totaalconcept: tussendoorvakanties in een groene omgeving.
4. Beschrijving van de systeeminnovatie
Center Parcs biedt een totaalconcept waarmee in de behoeften van de consument op
een korte vakantie (tussendoorvakanties) wordt voorzien. Een verblijf in Center Parcs
voorziet in de behoefte aan comfort en gemak, sociale relaties, vrije tijd, gezondheid,
opwinding en natuur. In het traditionele systeem zou de consument voor het bevredigen
van deze behoeften verschillende locaties (en mogelijk andere landen) moeten
bezoeken. Het Center Parcs concept vormt hiervoor een alternatief.
Center Parcs profileert zich daarnaast met de zorg voor natuur en milieu. Het groene
imago levert meer bezoekers op, bespaart geld en vereenvoudigt de aanvraag van
bouwvergunningen. Bij het inrichten van een nieuwe locatie gaat het bedrijf uit van de
natuurlijke elementen. De natuur wordt zoveel mogelijk gespaard bij de bouw van
bungalows en het bedrijf stelt een bosbeheersplan op om de natuurwaarden te
versterken. Rust voor de gasten staat voorop en natuur is daarin het belangrijkste
element. Binnen Center Parcs lopen diverse milieugerichte pilotprojecten, zoals
organische waterzuivering en het gebruik van transportsystemen op zonne-energie.
Center Parcs heeft een ISO 14001-certificaat verkregen voor de milieuzorgsystemen van
alle parken (13 vestigingen in 5 landen).
5. Actoren betrokken bij de systeeminnovatie en hun rol

Werknemers: uitvoeren van gestelde maatregelen

Directie: beslissen, regisseren

Milieucoördinator: coördineren, uitvoeren

Management Consultants: advisering en begeleiding

Bedrijven: bijvoorbeeld levering van wagentjes die werken op zonne-energie

Overheid: stellen van regels en normen voor bijvoorbeeld zwembaden

Kennisinstituten, adviesbureaus en bedrijven: ontwikkelen van kennis bijvoorbeeld
op het gebied van grijswatersystemen
Systeemgrens
(vakantie themaparken)
Management
consultants
Overheden
regelgeving, vergunningen
Milieucoördinator
Bezoekers
Leveranciers
Werknemers
Kennisinstituten
Exploitant
6. Milieugevolgen van de systeeminnovatie
29
Het systeem om binnen een beperkte oppervlakte faciliteiten aan te bieden die voorzien
in de verschillende behoeften van een tussendoorvakantie, vormt een alternatief voor het
traditionele systeem waarin verschillende locaties worden bezocht. Milieuvoordelen van
de systeeminnovatie zullen zich dan ook vooral voordoen op het gebied van vervoer (met
hieraan gerelateerd energieverbruik, emissies, hinder en fragmentatie van
natuurgebieden door de aanleg van infrastructuur) en ruimtebeslag (concentratie van
verblijf en vermaak op één terrein). Daarnaast komen afval en afvalwater in dit concept
gecontroleerd vrij. Dit kan een milieuvoordeel opleveren wanneer het alternatief
bijvoorbeeld een korte vakantie aan de kust of in een natuurgebied is. Milieuvoordelen
als gevolg van het milieubeleid van Center Parcs (zoals waterbesparing,
energiebesparing e.d.) kunnen slechts ten dele aan de systeeminnovatie worden
toegerekend. Het gaat dan om die milieuwinst die direct samenhangt met het feit dat
verblijf en vermaak binnen één bedrijf geïntegreerd zijn (zoals bijvoorbeeld voordelen op
het gebied van consumentgerichte voorlichting en educatie).
Milieunadelen kunnen optreden wanneer een deel van de tussendoorvakanties bij Center
Parcs extra vakanties zijn en geen vervanging van een andere korte vakantie. Dit geldt
ook voor de deelname aan sommige vermaakactiviteiten die anders niet zouden zijn
gekozen, zoals het gebruik van een tropisch zwemparadijs.
7. Economische gevolgen van de systeeminnovatie
Center Parcs is marktleider op het gebied van de tussendoorvakanties. Economisch
gezien is het concept dus aantrekkelijk gebleken. Of het concept voor de consument
economisch aantrekkelijk is, hangt af van de kosten van het alternatief. Voor een deel
van de tussendoorvakanties bij Center Parcs zal gelden dat het alternatief een korte
vakantie in het buitenland is. Voor een ander deel zal het gewoon een extra
tussendoorvakantie zijn die anders niet had plaatsgevonden.
8. Sociale gevolgen van de systeeminnovatie
De sociale gevolgen van het Center Parcs systeem zijn niet bekend. Het is mogelijk dat
het systeem de tussendoorvakantie beter bereikbaar heeft gemaakt voor een grotere
groep van de bevolking.
9. Succes- en faalfactoren

Een belangrijke succesfactor van deze innovatie is dat de behoeften die worden
nagestreefd met een tussendoorvakantie efficiënt worden ingevuld door het nieuwe
systeem.

Het milieudenken moet tussen de oren van alle werknemers zitten.

Veel van de genoemde en nog te nemen milieumaatregelen leveren naast
milieuwinst ook economisch voordeel op. Hierdoor is het makkelijker de directie te
overtuigen de maatregelen door te voeren.
10. Vergelijkbare systeeminnovaties (representativiteit)
Deze systeeminnovatie kan (in zekere mate) representatief zijn voor andere systemen
waarin verschillende diensten, die traditioneel los van elkaar stonden, binnen één locatie
worden aangeboden, zoals supermarkten bij benzinestations.
30
Bijlage
3
Kennisnetwerken systeeminnovatie
1 ____ Inleiding
In deze bijlage wordt aandacht besteed aan een aantal programma’s, instituten,
bedrijven, instellingen en stimuleringsregelingen die actief zijn op het terrein van
systeeminnovatie en verwante onderwerpen. Deze organisaties en regelingen zouden
een belangrijke kennisbijdrage kunnen leveren aan de verdere ontwikkeling van
systeeminnovatie. Achtereenvolgens wordt aandacht besteed aan kennisnetwerken in
Nederland (2), kennisnetwerken in het buitenland (3), bedrijfsnetwerken (4) en aan
overheid en stimuleringsregelingen (5).
2 ____ Kennisnetwerk Nederland
Toonaangevende kennisinstituten en consultants die zich bezig houden met
systeeminnovatie of aanverwante terreinen zijn:
DTO
Het interdepartementaal onderzoeksprogramma Duurzame Technologische Ontwikkeling
(DTO), gestart in 1993, richt zich op de vraag hoe economische groei en duurzaamheid
met elkaar te rijmen zijn en welke rol technologie hierbij kan spelen. DTO heeft een
aantal behoeftevelden gedefinieerd en hiervoor illustratieprocessen opgezet. De
behoeftenvelden zijn Voeden, Huisvesten, Verplaatsen, Kleden, Haven en Chemie. De
aansturing vindt plaats door een beheergroep waarin vertegenwoordigers van de vijf
betrokken departementen zitting hebben (EZ, VROM, V&W, VWS en LNV). In een
klankbordgroep hebben vertegenwoordigers zitting vanuit het bedrijfsleven, universiteiten
en maatschappelijke organisaties. De voorbereiding en uitvoering zijn in handen van het
programmabureau DTO-KOV (Kennisoverdracht en Verankering). Belangrijke kenmerken
van het DTO-programma zijn [DTO Forum: duurzame ontwikkeling vraagt om
vernieuwing, 2000]:




lange termijn visie, backcasting, ontwikkelen korte termijn aanpak, uitvoering
aandacht voor cultuur, structuur en technologie
interactie met betrokkenen
iteratief proces
het programmabureau DTO-KOV zal tot september 2001 bestaan. Er wordt momenteel
onderzocht op welke wijze de DTO gedachte/aanpak kan worden gecontinueerd.
31
NIDO
Het Nationaal Initiatief Duurzame Ontwikkeling (NIDO) stelt zich ten doel om,
voortbouwend op en in samenwerking met bestaande programma’s, sprongen te
realiseren in duurzame ontwikkeling. Duurzame ontwikkeling betekent hierbij een
koppeling van welvaart en welzijn; van economische groei en verbetering van de
leefomgeving. NIDO hanteert een integrale aanpak, waarin diverse partijen vanuit een
brede visie op duurzame ontwikkeling elkaar vinden. De bundeling van ervaring en
inzichten van mensen uit het bedrijfsleven, de overheid, maatschappelijke instellingen en
de wetenschap kunnen dilemma’s die spelen bij duurzame ontwikkeling, dichter bij een
oplossing brengen. De visie en aanpak van NIDO krijgen vorm in programma’s met een
looptijd van circa 3 jaar. Een programma komt tot stand rond een thema, waarin zicht is
op een sprong naar duurzame ontwikkeling. Binnen het thema worden sprongprojecten
geëntameerd, opgezet vanuit een vooraf gedefinieerd eindresultaat. Deze projecten
dienen als pilot en illustratie van de beoogde trendbreuk.
De eerste drie NIDO-thema’s liggen op het gebied van de woon- en leefpatronen
(voorwaarden creëren waaronder de integratie van wonen, werken en leven op
duurzame wijze kan worden ingevuld), goederentransport (van volume naar waarde) en
duurzaam ondernemen (van financieel naar duurzaam rendement).
Kathalys
Kathalys is het Centrum voor Duurzame Productinnovatie van TNO industrie en TU Delft.
Binnen Kathalys worden de volgende werkzaamheden uitgevoerd: strategische
verkenningen, nieuwe initiatieven (workshops), projectontwikkeling en
productontwikkeling. Projecten die Kathalys initieert en uitvoert zijn ondermeer: Keuken
van de toekomst (i.s.m. ATAG en Gastec), Werkomgeving 2003 (i.s.m. Xerox, KPN en
Ahrend), Mobiliteitsconcept voor individueel transport op korte afstand (i.s.m. Nike,
Gazelle, Stork) en energiezuinige producten.
Binnen Kathalys is een aanpak ontwikkeld om het proces van systeeminnovaties te
structureren. Deze SDPI-aanpak (Systeemspecificatie voor Duurzame Product
Innovatie). Deze aanpak moet leiden tot een duidelijke specificatie van het systeem. Op
basis van deze specificaties kunnen ‘gewone’ ontwikkelprojecten worden opgezet.
Daarnaast besteedt de aanpak veel aandacht aan het vormen van een consortium.
De SDPI-aanpak bestaat uit de volgende stappen:
 Stap 1: Bepalen systeemgrenzen
 Stap 2: Systeemanalyse
 Stap 3: Opstellen systeemspecificaties
Prisma & Partners
Prisma & Partners is een netwerkgroep van adviseurs en ondernemers, gericht op het
ontwikkelen van samenwerking tussen en binnen organisaties. Prisma & Partners voert
het management over het bedrijf SITNeth BV, een dochter van het SIT (Systematic
Inventive Thinking) International dat in Israël is gevestigd. Prisma & Partners biedt een
‘Systeeminnovatie toolkit’ aan, waarin onder meer:
 verkenningen en scenariostudies;
 Arena & Currency Analyse, gericht op de belangen en rollen van partijen in een
systeeminnovatie;
 Cooperation Development, gericht op samenwerking en innovatie, uitgaande van de
rollen en belangen;
 Systematic Inventive Thinking, gericht op het komen tot nieuwe oplossingsrichtingen;
 Kenniskaarten, gericht op het bij elkaar brengen van kennisvraag en kennisaanbod.
32
3 ____ Kennisnetwerk buitenland
Rocky Mountain Institute (RMI)
Het RMI is een organisatie die zich bezig houdt met duurzame ontwikkeling, vanuit een
systeemgerichte benadering (‘Systems Thinking’). De visie en aanpak van het RMI:
“Ontwerpers en managers definiëren problemen vaak te nauw, zonder de oorzaken en
onderlinge relaties te identificeren. Hierdoor worden vooral de problemen verschoven of
vermenigvuldigd. Systeemgericht denken – het tegenovergestelde van deze desintegrale
aanpak – openbaart duurzame, elegante en sobere oplossingen met meerdere
voordelen, die het mogelijk maken uit te stijgen boven ideologische strijdpunten en alle
partijen te verenigen rondom gezamenlijke doelen.”
“Ons leven is ingebed in systemen: families, gemeenschappen, bedrijven, economieën
en ecosystemen. De machines en producten waarop we vertrouwen zijn ook systemen,
die een toenemende invloed op de menselijk en biotische systeem eromheen hebben.
Systeemgericht ontwerpen betekent volgens de RMI aanpak: “het optimaliseren van niet
alleen de onderdelen, maar het gehele systeem. Natuurlijk is dit in het begin moeilijker.
Het vraagt vindingrijkheid, intuïtie en teamwerk. Alles moet tegelijkertijd worden bekeken
uiteengeplozen en geanalyseerd worden om onderlinge samenhang bloot te leggen.”
Het combineren van meerdere innovaties kan leiden tot het effect van het doorbreken
van de kostenbarrière (‘tunneling through the cost barrier’). Meestal wordt het proces van
efficiency verbeteren gezien als een proces met aflopende besparingen en oplopende
kosten. Maatregelen worden doorgevoerd tot het moment dat de terugverdientijd te lang
wordt. Dit moment wordt ook wel de kostenbarrière genoemd. De effecten van de overige
maatregelen kunnen toch uiteindelijk leiden tot een kostenbesparing, wanneer er een
synergie-effect optreedt. Het extra goed isoleren van een woning kan uiteindelijk leiden
tot het weglaten van de verwarmingsinstallatie.
Wuppertal Institute
Het Wuppertal Institut für Klima, Umwelt, Energie heeft i.s.m. het RMI in 1995 het boek
‘Faktor 4 – Doppelter Wohlstand, Halbierter Naturverbrauch’ gepubliceerd. In dit boek
worden 50 voorbeelden beschreven van een verviervoudigde grondstoffen efficiency.
Het betreft voornamelijk voorbeelden van technologische innovaties die leiden tot een
efficiencyverbetering op het gebied van schoner produceren, energiebesparing,
duurzaam bouwen, transport en grondstof efficiency. Het concept van de ‘Hypercars’ is in
deze studie als één van de voorbeelden in de casebeschrijvingen opgenomen.
Centre for Sustainable Design
Het Centre for Sustainable Design is onderdeel van het Surrey Institut of Art and Design.
Het centrum faciliteert discussie en onderzoek naar duurzame ontwikkeling in relatie met
de ontwikkeling van producten en diensten, door middel van seminars, workshops,
advisering, internet publicaties en informatie services.
In het verslag van de workshop: Eco-innovation wordt het volgende geschreven: “Als we
een reductie willen bereiken in het gebruik van grondstoffen en energie tussen een factor
4 en een factor 10, dan zijn er doorbraken nodig in het denken. Dit betekend een
omschakeling van Re-DESIGN naar Re-THINK en een nieuwe nadruk op creativiteit.
Een van de belangrijkste issues is de noodzaak voor dematerialisatie en een
omschakeling van producten naar diensten.”
Product-life Institut, Geneve
Het Product-life Institut ofwel Institut de la Durée het is een onderzoeksinstituut dat zich
bezig houdt met het identificeren van problemen en het stimuleren van onderzoek naar
33
het verbeteren van welvaart en welzijn, door het optimaliseren van de duurzaamheid van
producten en diensten.
Het instituut is betrokken in diverse onderzoeksprojecten op het gebied van de invloed
van het verkorten of verlengen van de levensduur van producten op de concurrentiekracht van bedrijven en op de milieu-impact. In het boek: “Die Performance Gesellschaft”
wordt de omschakeling beschreven van het verkopen van producten naar het verkopen
van prestaties.
4 ____ Bedrijfsnetwerken
Ook in het bedrijfsleven is de ontwikkeling gaande van het schoner produceren naar ecodesign, systeemdenken en naar het ‘duurzaam ondernemen’. Wanneer dit leidt tot een
herdefiniëring van de ‘mission statement’ en ‘business definition’, ontstaat er ruimte voor
systeeminnovaties. Om deze ontwikkeling door te maken wordt over het algemeen
samengewerkt met andere bedrijven en met universiteiten en kennisinstellingen. In
sommige gevallen duikt een kleine nieuwe speler in de nichemarkt voor duurzame
behoeften vervulling.
Enkele voorbeelden van verenigingen en clubs waarin door bedrijven en kennisinstituten
wordt geparticipeerd:
World Business Council for Sustainable Development (WBCSD)
De WBCSD is een coalitie van circa 150 internationale bedrijven met een gedeelde
betrokkenheid ten aanzien van duurzame ontwikkeling. WBCSD ziet eco-efficiency als
integraal onderdeel van de weg naar een duurzame ontwikkeling, samen met duurzame
consumptie en schoner produceren. WBCSD meent dat bedrijven eco-efficiency op vier
niveau’s kan invoeren: eco-efficiente processen, uitwisseling van rest-producten,
ontwikkelen van betere producten en eco-efficiente markten.
Greening of Industry Network
Het Greening of Industry Network is een internationale vereniging – een onderzoeks- en
beleidsinsituut zonder muren – die zich richt op de onderwerpen: industrie, milieu en
maatschappij, en is toegewijd aan het bouwen van een duurzame toekomst. De missie
van het netwerk is het stimuleren, coördineren en bevorderen van dialoog en onderzoek
gericht op het verzekeren dat de activiteiten van de industrie, bedrijven, consumenten en
overheden bijdragen aan een duurzame toekomst. Het netwerk organiseert regelmatig
internationale conferenties. In de aankondiging van het congres van 1999 staat:
“Gedurende het laatste decennium zijn bedrijven begonnen om hun visie ten aanzien van
het milieu te transformeren van last naar marktkans. In toenemende mate wordt
milieubewustzijn geïntegreerd in de kern van bedrijfsprocessen, systemen en
strategieën. Het bereiken van ‘duurzame ontwikkeling’ is een belangrijke uitdaging – en
bron voor concurrentievoordelen – voor multinationals voor hun groei op nieuwe
wereldmarkten.”
5 ____ Overheid en stimuleringsregelingen
ICES/KIS Werkgroep Systeeminnovaties
Het ministerie van Economische zaken heeft in het kader van de versterking van de
Nederlandse economie en samenleving zeven kennisthema’s gedefinieerd, waaronder
‘Systeeminnovaties’. In het kader van dit thema is een werkgroep Systeeminnovaties
34
ingesteld die tot taak heeft [Systeeminnovaties, Werkgroep Systeeminnovaties,
ICES/KIS, januari 2001]:



Te verhelderen wat onder het kennisthema ‘systeeminnovaties’ wordt verstaan en
waarom het belangrijk is dat systeeminnovaties worden ingezet.
Aan te geven welke speerpunten binnen het kennisthema systeeminnovaties kunnen
vallen en wat het belang daarvan is in termen van zes criteria (zoals strategisch
belang voor de Nederlandse economie, betekenis voor de internationale positie van
Nederland etc.).
De criteria aan te geven waar individuele projecten aan moeten voldoen om te
kunnen worden aangemerkt als een systeeminnovatie in de zin van ICES.
In januari 2001 is van de hand van de werkgroep het rapport ‘Systeeminnovaties’
verschenen, waarin onder meer aandacht wordt besteed aan het begrip
systeeminnovaties in ICES-kader, het belang van systeeminnovaties, investeringsdoelen
en benodigde investeringen. Eén van de doelen die door de werkgroep wordt
onderscheiden is het inrichten en operationeel maken van een Kenniscentrum
Systeeminnovatie. Daarnaast zijn enkele kandidaat-systeeminnovaties geïdentificeerd,
waaronder bijvoorbeeld mobiliteit, groene ruimte, waterbeheer en duurzame
energie/grondstoffen.
Stimuleringsregelingen
In maart 2000 is door BECO een overzicht gemaakt van Duurzame Productontwikkeling
in de subsidieregelingen van Novem en Senter. Hieruit blijkt dat er twee regelingen zijn
die mogelijkheden bieden voor een systeemgerichte benadering: Productgerichte
Milieuzorg (PMZ) en het Programma Economie, Ecologie en Technologie (EET). PMZ is
al eerder aan de orde gekomen in paragraaf 3.2.2 en zal daarom hier verder buiten
beschouwing worden gelaten.
Het subsidieprogramma E.E.T.(Economie Ecologie en Technologie) heeft als doel het
realiseren van technologische doorbraken waarmee duurzame ontwikkeling kan
samengaan met economische groei. Het programma ondersteunt bedrijven en
kennisinstellingen die op dit gebied onderzoek doen naar fundamenteel nieuwe
oplossingen. De E.E.T. projecten moeten passen binnen de volgende thema’s:





Duurzame Industriële productieprocessen
Milieugerichte Productontwikkeling
Verkeer en vervoer
Hernieuwbare grondstoffen
Duurzame energiebronnen
Het merendeel van de E.E.T.-projecten betreft de ontwikkeling van duurzame industriële
productieprocessen en duurzame energie. Binnen het thema Milieugerichte
productontwikkeling zijn een aantal projecten te vinden die een Systeemgerichte
oriëntatie hebben.
35
Download