Methoden van plannen Natuurlijk ben jij niet de enige die het moeilijk vindt om een goede, uitvoerbare planning te maken. Om je hierbij verder te helpen noemen wij hieronder een aantal methoden die hun waarde bewezen hebben. De Romeinse methode Rome werd niet in één dag gebouwd. Grotere projecten moet je niet in één keer af willen krijgen, maar stap voor stap aanpakken. Zo wordt het overzichtelijk en kom je voor je gevoel echt verder, ook al is de eindstreep nog lang niet in zicht. De Romeinse methode is simpel maar heel effectief: hak grotere klussen op in kleine, overzichtelijke stukken. Plan elke week tijd in om één onderdeel van de klus te doen. Door gestructureerd, stap voor stap te werken en stug door te zetten, krijg je zelfs het meest omvangrijke project voor elkaar. Hulpmiddelen zijn een realistische, stapsgewijze planning en het vastleggen van tussentijdse bespreekmomenten met je docent of medeleerlingen met wie je een project doet (bijvoorbeeld bij een werkstuk of het leren van omvangrijke repetities of (school)examens. Zo'n afspraak helpt je om in actie te komen. Deadline-principe Hoe dichter de eindstreep nabij komt, hoe creatiever en efficiënter je te werk gaat en hoe meer je voor elkaar krijgt. Herkenbaar? Het is de kracht van een deadline en de adrenalinestoot die ermee gepaard gaat. Doe je voordeel met dit principe. Door jezelf een deadline op te leggen, kun je in korte tijd meer werk verstouwen dan je voor mogelijk hield. Stel je hebt vijf taken te doen en je hebt maar één middag de tijd. Werk aan elke klus een half uur. Werk in hoog tempo, aaneengesloten en zonder afleiding. Stop als je energie wegzakt - na dertig tot veertig minuten - en begin aan de volgende taak. Vermoeiend, dat wel, maar resultaat is verzekerd! Samenwerken Een moeilijke klus of lastige taak? Vraag anderen om ideeën en advies. Door te vertellen wat je dwars zit, wat je moeilijk vindt of waar je tegenop ziet, lok je emotionele steun uit. Veel medeleerlingen en vriend(inn)en zullen bereid zijn te helpen of te steunen. Bovendien, als je taken samen met vriend(inn)en doet, spoor je elkaar aan om dingen op tijd af te hebben en kun je complexere problemen aan. Twee weten meer dan één! Het geheim van goed samenwerken zit vaak niet in het bij elkaar op één kamer gaan zitten om te gaan werken (je leidt elkaar dan al gauw af), maar in het afspreken wanneer je dingen af hebt. Dat werk doe je dan ieder afzonderlijk thuis (of op school). Zo zorg je dat jezelf in actie komt, omdat je je nu ook moet houden aan de afspraken die je met een vriend(in) gemaakt hebt. Doe het nu-principe Stel niet uit tot morgen wat je vandaag nog kunt doen. Het is een waarheid als een koe. Maar als het om lastige zaken gaat (een vervelend proefwerk leren van een vak “dat je toch niet kunt”) schuif je ze liever door naar de volgende dag. Doe het nu! Werk eerst de taken af die voor je liggen. Ga voor dat vervelende proefwerk leren nog voordat je je computer opstart. Werk de onaangename taak af, voordat je aan iets leuks begint. Het geeft je meteen een gevoel van succes waar je de hele dag op kunt teren. Stel je huiswerk niet uit tot 's avonds zodat je nu gezellig met vriend(inn)en de hort op kunt, maar doe het éérst, zodat je daarna lekker op stap kunt of achter je computer of de televisie kunt kruipen. Dan heb je een voldaan gevoel omdat alles al af is. Dan heb je geen stress omdat je je werk niet/nooit op tijd af hebt. Je helpt jezelf door je prioriteiten te vertellen aan je vrienden. Door duidelijk te maken wat je doet en niet doet en waarom, zorg je voor begrip. In veel gevallen kun je dan rekenen op begrip en medewerking van je vrienden – die je dan eens niet meevragen voor een uitje omdat ze weten dat jij dan keihard zit te blokken voor dat proefwerk. Wie weet haal je hen zo ook over de streep en gaan ze zelf, aangespoord door jouw goede voorbeeld, ook aan de slag, zodat je in het weekeinde met z'n allen van een welverdiende vrije tijd kun genieten. Opdracht: Welke methode past bij jou? 1.) 2.) Welke methode past bij jou? Weet je ook waarom? – Zet deze methode voor de komende week in. – Wat werkte goed? Waardoor? Welke methode past totaal niet bij jou? – Kun je uitleggen waarom deze methode niet zal werken? – Mocht je deze methode toch keer (moeten) gebruiken. Hoe zou je dat dan het beste kunnen doen? Waar moet je op letten?