INHOUDSOPGAVE Ten geleide Inleiding 1 2 3 4 5 Rechtswetenschap en systematisering Methodologie Burgerlijk recht, Romeins recht en handelsrecht Tijdvak en hoofdstukindeling ‘Forschungsstand’ Hoofdstuk 1 De wetenschappelijke beoefening van het Romeinse en het burgerlijke recht aan het einde van de 18e eeuw en in de eerste decennia van de 19e eeuw 1.1 1.2 1.3 De rechtsbronnenleer aan het einde van de 18e eeuw 1.1.1 De rechtsbronnen en de receptie van het Romeinse recht 1.1.2 De uitleg van het inheemse recht 1.1.3 Kritiek op het Romeinse recht vanuit de rechtspraktijk 1.1.4 Kritiek op het Romeinse recht vanuit de universiteit De wetenschappelijke beoefening van het Romeinse recht aan het einde van de 18e eeuw 1.2.1 Mos gallicus versus mos italicus 1.2.2 Groeiend historische bewustzijn 1.2.3 Hugo en de beoefening van het Romeinse recht De wetenschappelijke beoefening van het Romeinse recht in de eerste decennia van de 19e eeuw 1.3.1 Codificaties en de afschaffing van het Romeinse recht 1.3.2 De gevolgen van de afschaffing van het Romeinse recht voor zijn beoefening 1.3.3 De Nederlandse juridische faculteiten aan het begin van de 19e eeuw XIII 1 1 4 7 8 10 11 11 11 13 17 18 20 20 22 25 27 27 29 32 VII Inhoudsopgave 1.4 1.5 1.6 1.3.4 Romeins recht of natuurrecht 1.3.5 Savigny en de Nederlandse juristen De praktische beoefening van het burgerlijke recht in de eerste decennia van de 19e eeuw 1.4.1 Het Wetboek Napoleon, ingerigt voor het Koningrijk Holland (WNH) 1.4.2 De invloed van Pothier op het WNH 1.4.3 Het WNH nader beschouwd 1.4.4 Juridische tijdschriften De eerste generatie hoogleraren in het burgerlijk recht in de 19e eeuw Conclusie Hoofdstuk 2 De wetenschappelijke beoefening van het burgerlijke recht tussen 1838 en 1880 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6 VIII Het academische onderwijs en de nieuwe wetboeken Legisme tussen 1838 en 1880 2.2.1 Wet AB, trias politica en wetsuitleg 2.2.2 Een omissie in de Wet AB? 2.2.3 Kenmerken van het legisme 2.2.4 Systematisering als kenmerk van het legisme? 2.2.5 De positie van het gewoonterecht 2.2.6 Rechtspraak als rechtsbron? 2.2.7 De herziening van het wetboek als motor van de rechtsvorming 2.2.8 Exegese van de wet Legistische beoefenaren van het burgerlijke recht tussen 1838 en 1880 2.3.1 Legistische hoogleraren 2.3.2 Enkele vooraanstaande legistisch ingestelde praktijkjuristen De tegenstroom: antilegisme 2.4.1 Antilegistische geluiden tussen 1838 en 1880 2.4.2 Drie beoefenaren van het handelsrecht 2.4.3 Niet-legistische beoefenaren van het burgerlijke recht 2.4.4 De visie van enkele hoogleraren Romeins recht op hun vak; antilegisme De juridische literatuur tussen 1838 en 1880 2.5.1 Wetsedities 2.5.2 Juridische tijdschriften Franse inspiratoren van de Nederlandse legisten 33 36 39 39 42 44 47 52 55 59 59 60 60 64 65 67 68 70 72 74 77 77 87 94 94 97 99 102 105 106 107 115 Inhoudsopgave 2.7 2.6.1 L’école romaniste 2.6.2 L’école exégèse Conclusie 116 117 119 Hoofdstuk 3 De wetenschappelijke beoefening van het burgerlijk recht tussen 1880 en 1910 125 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6 3.7 3.8 De Wet op het Hooger Onderwijs van 1876 en het Academisch Statuut van 1877 125 De vrije rechtsvinding tussen 1880 en 1910 128 3.2.1 De nieuwe tijd en het moderne denken 128 3.2.2 Empirisch positivisme en het recht 131 3.2.3 Kenmerken van de vrije rechtsvinding 133 3.2.4 De positie van het gewoonterecht 139 3.2.5 Deductie of inductie en de positie van de rechtspraak 140 3.2.6 Tot slot: drie Amsterdamse gezichten van de vrije rechtsvinding 145 Het legisme tussen 1880 en 1910 152 3.3.1 De instelling van de Staatscommissie tot herziening van het Burgerlijk Wetboek 152 3.3.2 De tweede generatie legisten 155 3.3.3 Het handboek Veegens-Oppenheim 171 De hoogleraren in het Romeinse recht tussen 1880 en 1910 172 Ontwikkelingen op het gebied van het burgerlijke recht: een nieuwe methode? 177 3.5.1 Het recht en de sociale kwestie 177 3.5.2 Staatssocialisme? 178 3.5.3 Contractsvrijheid en de arbeidsovereenkomst 181 3.5.4 De Wet op de arbeidsovereenkomst 185 3.5.5 Een nieuwe methode? 186 Een zelfstandig handelsrecht? 188 3.6.1 De verwevenheid van handelsrecht en burgerlijk recht in de universitaire leeropdrachten 188 3.6.2 Het handelsrecht ondergeschikt aan het burgerlijk recht? 190 3.6.3 De Faillissementswet 192 Juridische tijdschriften tussen 1880 en 1910 195 3.7.1 Rechtsgeleerd Magazijn (1882-1938) 195 3.7.2 Het Sociaal Weekblad (1887-1911) en de Rechterlijke Beslissingen inzake de Wet op de Arbeidsovereenkomst (RBA) (1909-1942) 196 De invloed van het Duitse recht op de Nederlandse wetenschappelijke beoefening van het burgerlijke recht tussen 1880 en 1910 198 IX Inhoudsopgave 3.9 3.8.1 Het Duitse voorbeeld aan het einde van de 19e eeuw 3.8.2 De invloed van het BGB op het Nederlandse burgerlijke recht in de jaren 1900-1910 3.8.3 De pandektistiek 3.8.4 Invloed van de pandektistiek in Nederland 3.8.5 De Freirechtsbewegung en de vrije rechtsbeweging Conclusie 198 200 203 207 210 213 Hoofdstuk 4 De wetenschappelijke beoefening van het burgerlijke recht tussen 1910 en 1940 221 4.1 4.2 221 222 4.3 4.4 4.5 4.6 X Het Academisch Statuut van 1921 Het legisme tussen 1910 en 1940 4.2.1 Grenzeloos optimisme: het burgerlijke recht als wereldrecht 4.2.2 Meijers 4.2.3 Suijling De vrije rechtsvinding tussen 1910 en 1940 4.3.1 Scholten 4.3.2 Eggens 4.3.3 Van der Heijden 4.3.4 De vaste rechtspraak als rechtsbron 4.3.5 De Hoge Raad als rechtsvormer: de fiduciaire eigendomsoverdracht Invloed en inbreuk van het publiekrecht op het burgerlijke recht 4.4.1 De Eerste Wereldoorlog en de crisis in de jaren dertig 4.4.2 Beperking van de contractsvrijheid 4.4.3 Beperking van de contractsvrijheid door het publiekrecht 4.4.4 Beperking van de eigendomsvrijheid door het publiekrecht 4.4.5 De Wet op de Collectieve Arbeidsovereenkomst (WCAO) van 1927 4.4.6 Slotsom: invloed en inbreuk van het publiekrecht op het burgerlijke recht Twee juridische tijdschriften 4.5.1 De oprichting en de eerste levensfase van de Nederlands(ch)e Jurisprudentie (1913-1945) 4.5.2 De oprichting van het Nederlandsch Juristenblad (NJB) in 1926 De invloed van vreemd recht op het Nederlandse burgerlijke recht tussen 1910 en 1940 222 226 238 243 243 257 257 257 259 264 264 267 272 278 281 284 288 288 292 294 Inhoudsopgave 4.7 4.6.1 Von Tuhr 4.6.2 De invloed van het Duitse burgerlijk recht 4.6.3 Engelse inspiratie 4.6.4 Franse inspiratie Conclusie 294 295 303 305 306 Slotbeschouwingen 315 1 2 3 4 315 321 323 325 De methode in het burgerlijke recht De wetenschappelijke beoefenaren van het burgerlijke recht De methode in het Romeinse recht Na de Tweede Wereldoorlog Chronologisch overzicht van hoogleraren in het burgerlijke recht in Leiden, Groningen, Utrecht en Amsterdam na 1815 329 Geraadpleegde secundaire literatuur 331 Jurisprudentie 347 Personenregister 349 XI