verbaal en visueel geheugen in mci: verschillen tussen mannen en

advertisement
VERBAAL EN VISUEEL GEHEUGEN IN MCI:
VERSCHILLEN TUSSEN MANNEN EN VROUWEN
Eindscriptie Masteropleiding Psychologie en Geestelijke Gezondheid,
Afstudeerrichting volwassenen en ouderen
Departement Medische Psychologie en Neuropsychologie
Faculteit Sociale Wetenschappen, Universiteit van Tilburg
Auteur: R.H.C. Joos, BSc
Anr.: 552805
1ste Begeleider: Dr. R.E. Mark
2de Beoordelaar: Drs. Marianne Karmelk
Datum: 2012
1
SAMENVATTING
Achtergrond: Verbaal geheugen verwijst naar het geheugen voor woorden en andere
informatie met een verbale inhoud, waarbij deze niet visueel wordt aangeboden. Visueel
geheugen refereert naar het geheugen voor visueel aangeboden beelden. Mild Cognitive
Impairment (MCI) is een diagnose die mensen krijgen wanneer ze lichte cognitieve
achteruitgang vertonen, met name geheugenklachten. Doel: Met dit onderzoek zal meer
inzicht gecreëerd worden in hoeverre het verbaal geheugen (immediate recall, delayed recall
en recognition) en visueel geheugen immediate recall in een MCI-populatie verschillen van
die in een controlegroep. Daarnaast zal gekeken worden of er ook verschillen bestaan tussen
mannen en vrouwen. Methode: Door afname van de BDS-R is bij een ouderenpopulatie (6091 jaar) van 256 proefpersonen (107 mannen, 149 vrouwen) informatie verkregen omtrent
verbaal en visueel geheugen. De ouderenpopulatie bestond uit een gediagnosticeerde MCIgroep (N=96) en een controlegroep (N=160). Voor leeftijd en opleidingsniveau werd
gecontroleerd. Resultaten: Ouderen die gediagnosticeerd zijn met een MCI scoorden
consistent lager op zowel verbaal als visueel geheugen in vergelijking met de controlegroep.
Gecontroleerd voor leeftijd en opleidingsniveau scoorden vrouwen enkel in de MCI-groep
significant hoger dan mannen op verbaal geheugen recognition en op verbaal geheugen
immediate recall. Overige resultaten waren niet significant. Discussie: deze studie heeft
geleid tot een weerlegging van de hypothese dat vrouwen zowel een beter visueel geheugen
als een beter verbaal geheugen hebben dan mannen. Verder onderzoek is nodig om na te gaan
of door gebruikmaking van andere subtesten voor verbaal en visueel geheugen er een andere
verhouding in desbetreffende scores ontstaat tussen mannen en vrouwen, en tussen de MCIgroep en de controlegroep.
Keywords: MCI; BDS-R; verbaal geheugen; visueel geheugen
2
CONTENTS
SAMENVATTING .................................................................................................................... 2
INLEIDING ............................................................................................................................... 4
Subtypes MCI......................................................................................................................... 4
Subtypes dementie.................................................................................................................. 5
Belang van onderzoek ............................................................................................................ 6
Screeningsinstrumenten ......................................................................................................... 6
Vormen van geheugen............................................................................................................ 7
Sekseverschillen op structureel niveau................................................................................... 8
Verbaal en visueel geheugen bij mannen en vrouwen ........................................................... 9
Doel van onderzoek................................................................................................................ 9
Onderzoekshypothesen......................................................................................................... 10
METHODE .............................................................................................................................. 10
Participanten......................................................................................................................... 10
Materialen............................................................................................................................. 11
Procedure.............................................................................................................................. 11
Design en statistische analyse .............................................................................................. 12
RESULTATEN ........................................................................................................................ 12
Descriptieve statistieken....................................................................................................... 12
Resultatenoverzicht .............................................................................................................. 13
verbaal geheugen immediate recall .................................................................................. 14
verbaal geheugen delayed recall....................................................................................... 15
verbaal geheugen recogntion............................................................................................ 15
visueel geheugen immediate recall .................................................................................. 16
DISCUSSIE.............................................................................................................................. 16
LITERATUURLIJST............................................................................................................... 20
BIJLAGEN............................................................................................................................... 24
Bijlage 1 ............................................................................................................................... 24
Bijlage 2 ............................................................................................................................... 24
Bijlage 3 ............................................................................................................................... 25
Bijlage 4 ............................................................................................................................... 25
Bijlage 5 ............................................................................................................................... 26
Bijlage 6 ............................................................................................................................... 26
Bijlage 7 ............................................................................................................................... 27
3
INLEIDING
Mild Cognitive Impairment (MCI) is een diagnose die mensen krijgen wanneer ze
lichte cognitieve achteruitgang vertonen, met name geheugenklachten (Grundman,
Petersen, Ferris, et al., 2004). Deze mensen bevinden zich derhalve op het grensgebied
van beginnende dementie, ofschoon slechts 6 tot 25 procent van deze mensen een
daadwerkelijke dementie ontwikkelen (Grundman, Petersen, Ferris, et al., 2004).
Donaghy (2005) specificeert dementie als een neurologische stoornis, die zich kenmerkt
door een algemeen verlies van cognitieve functies. Volgens Reisberg (1982) is dementie
te onderscheiden in zeven verschillende stadia
1
.
Stadium drie kan hierbij
gekarakteriseerd worden als MCI. De term MCI werd voor het eerst gebruikt aan het eind
van de jaren tachtig door een groep op de Universiteit van New York om mensen te
identificeren die cognitief gezien niet normaal functioneerden gezien hun leeftijd en
opleiding, ofschoon er nog geen sprake was van een daadwerkelijke dementie (Petersen
& Morris, 2005; Petersen, Doody, Kurtz et al., 2001).
SUBTYPES MCI
Zowel bij dementie als bij MCI is er sprake van een zekere vorm van
heterogeniteit. Hiermee wordt het bestaan van meerdere subtypes onderschreven.
Volgens Petersen en Morris (2005) kan basaal een onderscheid worden gemaakt tussen
amnestische MCI en niet-amnestische MCI. Wanneer de MCI wordt gekenmerkt door
geheugenproblematiek is er sprake van de amnestische variant. Bij afwezigheid van
problemen met het geheugen, maar bij aanwezigheid van niet-geheugen gerelateerde
cognitieve stoornissen, spreekt men van niet-amnestische MCI. Daarnaast kunnen beide
varianten, afhankelijk van de uitgebreidheid van de problematiek, nader gespecificeerd
worden met “single domain”, MCI beperkt zich enkel tot één domein, of “multiple
1
Zie bijlage 1
4
domain”, MCI reveleert in meerdere domeinen. Daar waar de cognitieve achteruitgang
van mensen met een MCI enkel middels klinische criteria kan worden vastgesteld, zal
deze zich bij mensen met een daadwerkelijke dementie veel uitdrukkelijker manifesteren
in het dagelijks leven in de vorm van problematisch alledaags functioneren (Knopman,
Boeve & Petersen, 2003). Zoals gezegd kenmerkt dementie zich ook door een zekere
heterogeniteit. Ofschoon meerdere divisies te maken zijn, kunnen approximatief vier
typen dementie onderscheiden worden.
SUBTYPES DEMENTIE
Het meest voorkomende subtype dementie is AD (Alzheimer’s Disease) met een
prevalentie van 50-60% (McKeith, Galasko, Kosaka et al., 1996). De ziekte manifesteert
zich zowel op cognitief gebied, hoofdzakelijk geheugenproblematiek, taalstoornissen en
executieve dysfuncties, als op psychiatrisch-gedragsmatig gebied in de vorm van
bijvoorbeeld depressies, hallucinaties en prikkelbaarheid (Burns & Iliffe, 2009). Volgens
Burns en Iliffe (2009) hebben mensen die met MCI zijn gediagnosticeerd, vijftien keer
meer kans op het ontwikkelen van Alzheimer dan zij die voor hun leeftijd cognitief
normaal functioneren.
Met een prevalentie van 15-20% is vasculaire dementie (VaD) na Alzheimer het
meest voorkomende subtype (McPherson & Cummings, 1996). In tegenstelling tot
Alzheimer ontwikkelt deze vorm zich acuut in plaats van chronisch. Afhankelijke van de
getroffen hersengebieden treden cognitieve dysfuncties op, maar ook gedragsproblemen
als depressie, delusies en apathie kunnen optreden (Mathias & Burke, 2009).
Na AD en VaD is Lewy Body Dementie met een prevalentie van 10-15% het meest
voorkomend (McKeith et al., 1996). De neurodegeneratieve conditie wordt gekenmerkt door
fluctuerende cognitieve stoornissen, aandachtsproblemen, visuele hallucinaties, motorische
5
problematiek zoals gevonden bij parkinsonpatiënten, en andere neuropsychiatrische
kenmerken.
Mixed Dementia (MD: gemengde dementie), het vierde meest presente subtype van
dementie, houdt een gecombineerde vorm van AD en VaD in. Uit autopsies blijkt dat de
prevalentie van deze vorm ligt tussen de 2 en 58%, met gemiddeldes tussen de 6 en 12%
(Jellinger & Attems, 2007).
BELANG VAN ONDERZOEK
Dementie treedt vooral op in de ouderen populatie, ofschoon er toegenomen aandacht
bestaat voor gevallen voor het 60ste levensjaar (Wimo & Prince, 2010). Geschat wordt dat in
het jaar 2010 wereldwijd 35.6 miljoen mensen dementie hadden. In 2030 worden de cijfers
beraamd op 65.7 miljoen mensen en in 2050 op 115.4 miljoen. Aangezien volgens Wimo en
Prince (2010) in het jaar 2010 de geëstimeerde kosten van dementie wereldwijd 604 miljard
dollar bedroegen (informele zorg, directe kosten van sociale en medische zorg), is het niet
verwonderlijk dat onderzoek dient plaats te vinden om meer inzicht te krijgen in dementie en
om eventueel oplossingen aan te dragen voor de maatschappelijk-economische problematiek
die deze neurologische stoornis veroorzaakt.
SCREENINGSINSTRUMENTEN
Het belangrijkste kenmerk van MCI is de geheugenproblematiek, maar ook het meten
van andere cognitieve functies is van belang om ook daarvan het functioneren vast te stellen.
Volgens Burns en Zaudig (2002) zijn er twee klinische screeningsinstrumenten die een MCI
in de hele cognitieve breedte beoordelen: de Cambridge Examination for Mental Disorders of
the Elderly (CAMDEX), onderdeel van de Cambridge Examination for Mental Disorders
(May et al., 2005) en de SIDAM Score (onderdeel van de Structured Interview for the
Diagnosis of Dementia of the Alzheimer type) (May et al., 2005). De Mini-Mental State
6
Examination (MMSE) is de meest gebruikte cognitieve test (Burns & Zaudig, 2002), en
aangezien deze test geen goede indicator is van cognitieve achteruitgang bij beginnende
dementie, is deze van beperkte waarde voor het vaststellen van een MCI en hebben andere
testen zoals de delayed recall wordlist betere diagnostische waarde.
Bij dit onderzoek zal gebruik worden gemaakt van de Bredase Dementie ScreeningRevised (BDS-R; Calis & Pelzers, 2007). Psychologen in de regio West -en Midden Brabant
hebben in 1991 de Bredase Dementiescreening (BDS) ontwikkeld, dat een testbatterij is met
testen die voortkomen uit bestaande onderzoeken. De hantering van de BDS biedt voordelen
zoals het uit kunnen voeren van uniforme diagnostiek in de gehele regio, waardoor er
begonnen kan worden met een potentiële behandeling en er derhalve een herhaalde
testbaarheid ontstaat. In 2006 is reeds de bruikbaarheid en kwaliteit van de BDS bij de
vaststelling van dementie bij ouderen in diverse settings getoetst. Over het algemeen is het
oordeel positief. De BDS is in staat om normale ouderdom te onderscheiden van dementie en
depressie. Korse (1994) vond in zijn onderzoek naar de bruikbaarheid van de eerste versie van
de BDS al dat ook de mate van dementie hiermee kan worden vastgesteld. Langzaam groeide
de behoefte om de kwaliteit van de BDS te verhogen door minder bruikbare elementen te
verwijderen en andere elementen toe te voegen. Ook is er gezocht naar mogelijke aanvullende
testen die gebruikt kunnen worden. Zo is in 2006 de BDS herzien en heet deze nu de BDS-R.
VORMEN VAN GEHEUGEN
Met betrekking tot geheugen, hetgeen een multidimensioneel construct is, kan
allereerst een onderscheid gemaakt worden tussen kortetermijn -en langetermijngeheugen.
Daar waar het kortetermijngeheugen verwijst naar de mogelijkheid om informatie vast te
houden voor een beperkte tijd (enkele seconden tot een minuut) zonder gebruikmaking van
herhaling van de desbetreffende informatie, heeft het langetermijngeheugen, dat beschikt over
onbeperkte opslagcapaciteit, betrekking op het memoriseren van informatie voor lange en
7
nagenoeg
ongelimiteerde
duur.
Volgens
Anderson
(1976)
kan
aansluitend
het
langetermijngeheugen opgedeeld worden in het impliciete (procedurele) geheugen en het
expliciete (declaratieve) geheugen. Het impliciete geheugen verwijst naar onbewuste
herinneringen, zoals het beschikken over de capaciteit om te fietsen. Het expliciete geheugen
echter vergt het bewust terughalen van informatie. Dit geheugen kan weer verder opgedeeld
worden in het semantisch geheugen dat betrekking heeft op feiten onafhankelijk van de
situatie, en in het episodisch geheugen dat wel contextueel gebonden is (Anderson, 1976).
Daarnaast kan geheugen opgedeeld worden in 1) immediate recall: het herinneren van
informatie binnen enkele minuten, 2) delayed recall: het herinneren van informatie na enkele
minuten waarbij afleiding heeft plaatsgevonden en 3) recognition: passief informatie
herinneren middels herkenning (Anderson, 1976).
SEKSEVERSCHILLEN OP STRUCTUREEL NIVEAU
Sekseverschillen wat betreft cognitieve vermogens interesseren psychologen al lange
tijd. Traditionele analyses konden enkel verschillen in gemiddeldes en varianties weergeven.
Door de komst van nieuwe statistische en beeldvormende technieken, ontstond er meer inzicht
in hoe mannen en vrouwen op hersenniveau structureel van elkaar verschillen (Johnson &
Bouchard Jr., 2007).
Empirische data verkregen uit laboratoriumonderzoek toonden bij vrouwen een grotere
cerebrale bloedstroom, een kleinere hypothalamus, een groter corpus callosum, meer frontale
en pariëtale corticale complexiteit, meer bilaterale activiteit gedurende verbale taken en
minder bij spatiële taken aan dan bij mannen. Tijdens hersenprocessen in verschillende delen
van het brein is de witte hersenstof van groter belang bij vrouwen, terwijl bij mannen
activiteit van de grijze hersenstof meer aanwezig is (Johnson & Bouchard Jr., 2007).
8
VERBAAL EN VISUEEL GEHEUGEN BIJ MANNEN EN VROUWEN
Refererend naar het taakniveau, kan er een decalage gemaakt tussen verbaal en visueel
geheugen (Halpern & LaMay, 2000). Verbaal geheugen verwijst naar het geheugen voor
woorden en andere informatie met een verbale inhoud zoals een verhaal, waarbij deze niet
visueel wordt aangeboden. Studies zoals die van Halpern en LaMay (2000) en Weiss et al.
(2002) tonen aan dat vrouwen gemiddeld genomen een significant beter verbaal geheugen
hebben dan mannen. Visueel geheugen refereert naar het geheugen voor visueel aangeboden
beelden in de vorm van objecten, woorden of gebeurtenissen. Onderzoeken zoals die van
Trahan en Quintana (1990) en Halpern en LaMay (2000) stellen dat vrouwen naast een beter
verbaal geheugen, ook een beter visueel geheugen hebben dan mannen. Echter zowel
onderzoek van Weiss et al. (2002) als van Torres et al. (2006) stellen dat ofschoon mannen
lager scoren op verbale geheugentaken, ze juist wel hoger scoren dan vrouwen op visuele
geheugentaken.
Onderzoek heeft aangetoond dat ofschoon mannen een langere periode hebben van
lichte cognitieve problemen, de kans op het verder ontwikkelen van dementie bij vrouwen
groter is (Yaffe, Haan, Byers et al., 2000). Yaffe et al. (2000) stellen dat verlaagde
oestrogeenniveau’s na de menopauze, met als gevolg een hogere kwetsbaarheid bij vrouwen
voor het gen APOE-ε4, een belangrijke risicofactor voor het ontwikkelen van AD, hier
mogelijk de oorzaak van zijn.
DOEL VAN ONDERZOEK
In dit onderzoeksproject werd nagegaan in hoeverre het verbaal en visueel geheugen in
een MCI-populatie verschillen van die in een controlegroep. Daarnaast werd gekeken of er
ook verschillen bestonden tussen mannen en vrouwen wat betreft verbaal en visueel geheugen
in de leeftijd van 60 tot 91 jaar, zowel binnen elk van beide onderzoeksgroepen, MCI-groep
en controlegroep, als ertussen. Een dergelijke studie zal leiden tot meer inzicht in hoe het
9
geheugen zich verhoudt tot beide geslachten en tot de stadia van dementie, controlegroep en
MCI-groep.
ONDERZOEKSHYPOTHESEN
In deze studie werden de volgende hypothesen getoetst: (1) ouderen die
gediagnosticeerd zijn met een MCI zullen consistent lager scoren op zowel verbaal geheugen
(immediate recall, delayed recall en recognition) als visueel geheugen immediate recall in
vergelijking met de controlegroep, (2) vrouwen scoren hoger dan mannen op zowel verbaal
geheugen (immediate recall, delayed recall en recognition) als visueel geheugen immediate
recall in zowel de controlegroep, als in de populatie gediagnosticeerd met MCI en (3) de
verschillen op verbaal geheugen (immediate recall, delayed recall en recognition) en visueel
geheugen immediate recall tussen mannen en vrouwen zijn in de MCI-groep minder groot dan
in de controlegroep.
METHODE
PARTICIPANTEN
Deze studie was onderdeel van een groter BDS-R normeringsonderzoek. Het aantal
beschikbare participanten was 339. Als gevolg van missing values in de dataset zijn
uiteindelijk 256 proefpersonen geselecteerd in de leeftijd van 60 tot 91 jaar, zowel mannen
(N=107) als vrouwen (N=149), die ofwel cliënten waren bij woonzorg- en behandelcentra2,
ofwel ouderen waren die middels posters en willekeurig aanspreken benaderd zijn in de
directe omgeving van de onderzoeker.
Door gebruikmaking van gefundeerde diagnoses van gekwalificeerde klinisch
diagnostici waren de volgende twee onderzoeksgroepen geconstrueerd: de controlegroep,
ofwel de normgroep gezonde ouderen (N=160, van wie 69 mannen en 91 vrouwen) en de
2
Zie bijlage 2.
10
MCI-groep (N=96, van wie 38 mannen en 58 vrouwen). De criteria aan welke de deelnemers
in de MCI-groep dienden te voldoen zijn te vinden in bijlage 3 (Petersen, Doody, Kurtz et al.,
2001) en de criteria van de controlegroep zijn te vinden in bijlage 4 (Jolles et al., 1995)
MATERIALEN
Informatie over de deelnemers is verkregen door het afnemen van de volledige
Bredase Dementie Screening-Revised. Zoals reeds eerder gesteld is de BDS-R een
samengestelde testbatterij met testen die uit bestaande onderzoeken komen (Korse, 1994).
Deze studie deed zoals gezegd onderzoek naar verbaal en visueel geheugen. Derhalve werden
enkel specifieke subtesten van de BDS-R gebruikt. Visueel geheugen immediate recall werd
onderzocht door gebruikmaking van de VAT Vorm A (Visuele Associatie Test)3. De minimale
score op deze subtest was 0, de maximale score 12. Wat betreft verbaal geheugen is een
onderscheid gemaakt tussen 1) immediate recall, 2) delayed recall en 3) recognition. Verbaal
geheugen immediate recall werd getest met de ADS-6 acht woorden tesl3. De minimale score
op deze subtest was 0, de maximale score 40. Verbaal geheugen delayed recall werd getest
met de ADS-6 acht woorden test, uitgesteld3. De minimale score op deze subtest was 0, de
maximale score 8. Verbaal geheugen recognition werd getest met de ADS-6 acht woorden
test, herkenning3. De minimale score op deze subtest was 0, de maximale score 16.
Om te kunnen controleren voor leeftijd en opleidingsniveau3 is ook informatie
hieromtrent verkregen.
PROCEDURE
Middels een afname van de BDS-R bij een ouderenpopulatie in de leeftijd van 60 tot
91 jaar, is data gegenereerd door getrainde diagnostici betreffende de cognitieve gesteldheid,
leeftijd en opleidingsniveau. De ouderen waren geworven bij woonzorg- en behandelcentra
3
Zie bijlage 5 tot 7
11
(bijlage 2), of ze hebben door middel van postermateriaal en willekeurig benaderen in de
directe omgeving te kennen gegeven bereid te zijn om getest te worden.
Na afloop van het onderzoek werd de participant bedankt voor deelname en bestond er
de mogelijkheid om de bedoeling van het onderzoek te expliqueren en om eventuele vragen te
beantwoorden. Bovendien stond het de deelnemers vrij om de resultaten van hun testen op te
vragen en uitgelegd te krijgen.
DESIGN EN STATISTISCHE ANALYSE
Statistische analyses van de data die waren samengevat door Dr. R. Mark, werden
verwerkt in SPSS 17.0.
Bij dit onderzoek werden drie independent-samples t-testen gebruikt om een
descriptief overzicht te creëren van de deelnemers. Vier tweeweg variantie-analyses (two-way
ANOVA’s) zijn gebruikt om de onafhankelijke variabelen geslacht en C-MCI te toetsen op
verbaal geheugen (immediate recall, delayed recall en recognition) en visueel geheugen
(immediate recall). Bovendien zijn vier tweeweg covariantie-analyses (two-way ANCOVA’s)
uitgevoerd om te controleren voor leeftijd en opleidingsniveau.
RESULTATEN
DESCRIPTIEVE STATISTIEKEN
Tabel 1 geeft een descriptief overzicht van de statistieken van de participanten.
12
Tabel 1: Beschrijvende statistieken deelnemers
MCI
Controlegroep
96
160
Leeftijd: μ(σ)
76.7 (7.2)
72.6 (7.7)
**
Opleidingsniveau: μ(σ)
3.0 (1.6)
3.8 (1.8)
**
N
MCI
Controlegroep
mannen
vrouwen
38
Leeftijd: μ(σ)
Opleidingsniveau: μ(σ)
N
**
p
p
mannen
vrouwen
58
69
91
74.8 (8.0)
77.8 (6.3)
72.3 (7.3)
72.8 (7.9)
3.7 (1.6)
2.5 (1.5)
4.6 (1.7)
3.2 (1.6)
**
p
**
p < .001
Een independent-samples t-test is uitgevoerd om ouderen in de MCI-groep te
vergelijken met ouderen in de controlegroep op leeftijd en opleidingsniveau. Zoals te zien in
tabel 1 was er een significant verschil in leeftijd tussen ouderen in de MCI-groep en ouderen
in de controlegroep [t(254) = -4.2, p<.001] en een significant verschil in opleidingsniveau
[t(254) = 3.9, p<.001].
Een tweede independent-samples t-test is uitgevoerd om mannen en vrouwen binnen
de MCI-groep te vergelijken op leeftijd en opleidingsniveau. Er was enkel een significant
verschil in opleidingsniveau [t(94) = 3.7, p<.001].
Een derde independent-samples t-test is uitgevoerd om mannen en vrouwen binnen de
controlegroep te vergelijken op leeftijd en opleidingsniveau. Wederom was er enkel een
significant verschil in opleidingsniveau [t(158) = 5.1, p<.001].
RESULTATENOVERZICHT
Tabel 2 geeft een resultatenoverzicht van zowel verbaal geheugen (immediate recall,
delayed recall en recognition) als visueel geheugen (immediate recall).
13
Tabel 2: Resultatenoverzicht deelnemers
MCI
Verbaal geheugen, immediate recall: μ(σ)
Controlegroep
Mannen
Vrouwen
Mannen
Vrouwen
18.2 (8.9)
20.3 (6.1)
28.2 (6.5)
28.1 (7.7)
1.9 (2.1)
1.4 (1.8)
4.4 (2.4)
4.7 (2.4)
11.9 (4.4)
13.3 (2.7)
15.0 (1.8)
15.0 (2.1)
8.9 (3.2)
7.8 (3.5)
10.9 (1.8)
10.6 (2.4)
(max. score: 40)
Verbaal geheugen, delayed recall: μ(σ)
(max. score: 8)
Verbaal geheugen, recognition: μ(σ)
(max. score: 16)
Visueel geheugen: μ(σ)
(max. score: 12)
VERBAAL GEHEUGEN IMMEDIATE RECALL
Een tweeweg variantie-analyse (two-way ANOVA) is uitgevoerd om de onafhankelijke
variabelen geslacht en C-MCI te toetsen op de afhankelijke variabele verbaal geheugen
(immediate recall). De Levene’s Test of Equality of Error Variances werd geschonden, p =
.032. Er was enkel een significant hoofdeffect van C-MCI [F(1,252) = 85.9, p<.001]. Er was
geen interactie-effect. De controlegroep scoorde beter op verbaal geheugen immediate recall
dan de MCI-groep.
Een two-way ANCOVA was uitgevoerd om te controleren voor leeftijd en
opleidingsniveau. De Levene’s Test of Equality of Error Variances werd geschonden, p= .001.
Er was zowel een significant hoofdeffect van C-MCI [F(1,250) = 54.7, p<.001] als van
geslacht [F(1,250) = 11.2, p<.005]. Er was geen interactie-effect. Gecontroleerd voor leeftijd
en opleidingsniveau scoorde de controlegroep beter op verbaal geheugen immediate recall
dan de MCI-groep en vrouwen scoorden in de MCI-groep beter dan mannen. In de
controlegroep was er geen noemenswaardig verschil tussen beide geslachten op verbaal
geheugen immediate recall.
14
VERBAAL GEHEUGEN DELAYED RECALL
Een tweeweg variantie-analyse (two-way ANOVA) is uitgevoerd om de onafhankelijke
variabelen geslacht en C-MCI te toetsen op de afhankelijke variabele verbaal geheugen
(delayed recall). Er was enkel een significant hoofdeffect van C-MCI [F(1,252) = 97.1,
p<.001]. Er was geen interactie-effect. De controlegroep scoorde beter op verbaal geheugen
delayed recall dan de MCI-groep.
Een two-way ANCOVA is uitgevoerd om te controleren voor leeftijd en
opleidingsniveau. Er was wederom enkel een significant hoofdeffect van C-MCI [F(1,250) =
63.4, p<.001]. Er was geen interactie-effect. Gecontroleerd voor leeftijd en opleidingsniveau
scoorde de controlegroep beter op verbaal geheugen delayed recall dan de MCI-groep.
VERBAAL GEHEUGEN RECOGNTION
Een tweeweg variantie-analyse (two-way ANOVA) is uitgevoerd om de onafhankelijke
variabelen geslacht en C-MCI te toetsen op de afhankelijke variabele verbaal geheugen
(recognition). De Levene’s Test of Equality of Error Variances werd geschonden, p= .000. Er
was zowel een significant hoofdeffect van C-MCI [F(1,252) = 47.6, p<.001] als van geslacht
[F(1,252) = 4.3, p<.05]. Er was geen interactie-effect. De controlegroep scoorde beter op
verbaal geheugen recognition dan de MCI-groep en vrouwen scoorden in de MCI-groep beter
dan mannen. In de controlegroep was er geen noemenswaardig verschil tussen beide
geslachten op verbaal geheugen recognition.
Een two-way ANCOVA is uitgevoerd om te controleren voor leeftijd en
opleidingsniveau. De Levene’s Test of Equality of Error Variances werd geschonden, p= .000.
Er was zowel een significant hoofdeffect van C-MCI [F(1,250) = 31.5, p<.001] als van
geslacht [F(1,250) = 10.7, p<.005]. Er was geen interactie-effect. Gecontroleerd voor leeftijd
en opleidingsniveau scoorde de controlegroep beter op verbaal geheugen recognition dan de
15
MCI-groep en vrouwen scoorden in de MCI-groep beter dan mannen. In de controlegroep was
er geen noemenswaardig verschil tussen beide geslachten op verbaal geheugen recognition.
VISUEEL GEHEUGEN IMMEDIATE RECALL
Een tweeweg variantie-analyse (two-way ANOVA) is uitgevoerd om de onafhankelijke
variabelen geslacht en C-MCI te toetsen op de afhankelijke variabele visueel geheugen
(immediate recall). De Levene’s Test of Equality of Error Variances werd geschonden,
p=.000. Er was zowel een significant hoofdeffect van C-MCI [F(1,252) = 46.9, p<.001] als
van geslacht [F(1,252) = 4.3, p<.05. Er was geen interactie-effect. De controlegroep scoorde
beter op visueel geheugen immediate recall dan de MCI-groep en mannen scoorden beter dan
vrouwen.
Een two-way ANCOVA is uitgevoerd om te controleren voor leeftijd en
opleidingsniveau. De Levene’s Test of Equality of Error Variances werd geschonden, p=.000.
Er was nu enkel een significant hoofdeffect van C-MCI [F(1,250) = 29.4, p<.001]. Er was
geen interactie-effect. Gecontroleerd voor leeftijd en opleidingsniveau scoorde de
controlegroep beter op visueel geheugen immediate recall dan de MCI-groep.
DISCUSSIE
Meerdere bevindingen zijn uit dit onderzoek naar voren gekomen. Uit de resultaten is
gebleken dat de controlegroep zowel op alle drie de vormen van verbaal geheugen (immediate
recall, delayed recall en recognition) als op visueel geheugen (immediate recall) significant
hoger scoort dan de MCI-groep. Ook wanneer gecontroleerd werd voor leeftijd en
opleidingsniveau waren deze resultaten significant. Dit is in lijn met onderzoek van Petersen
en Morris (2005). Derhalve wordt de eerste hypothese dat ouderen die gediagnosticeerd zijn
met een MCI consistent lager zullen scoren op zowel verbaal geheugen (immediate recall,
16
delayed recall en recognition) als visueel geheugen immediate recall in vergelijking met de
controlegroep bevestigd.
Indien niet gecontroleerd voor leeftijd en opleidingsniveau, scoorden vrouwen enkel
significant hoger dan mannen op verbaal geheugen recognition. Ofschoon er geen significant
interactie-effect was, was dit resultaat beperkt tot de MCI-groep, aangezien in de
controlegroep mannen en vrouwen nagenoeg gelijk scoorden, respectievelijk 28.2 en 28.1.
Mannen scoorden significant hoger op visueel geheugen immediate recall.
Indien wel gecontroleerd voor leeftijd en opleidingsniveau scoorden vrouwen
significant hoger dan mannen op verbaal geheugen recognition en op verbaal geheugen
immediate recall. Hoewel er geen sprake was van significante interactie-effecten, waren deze
resultaten echter enkel noemenswaardig in de MCI-groep, aangezien in de controlegroep de
gemiddelde scores voor beide geslachten gelijk waren, namelijk 15.0. Mannen scoorden niet
meer significant hoger dan vrouwen op visueel geheugen
immediate recall wanneer er
gecontroleerd werd voor leeftijd en opleidingsniveau.
Derhalve wordt hypothese 2 deels verworpen. Gecontroleerd voor leeftijd en
opleidingsniveau scoorden vrouwen hoger dan mannen op enkel verbaal geheugen immediate
recall en recogntion, en dan ook enkel in de MCI-groep, ofschoon de interactie-effecten niet
significant waren. Op verbaal geheugen delayed recall en visueel geheugen immediate recall
was er geen significant hoofdeffect van geslacht. Dit is derhalve niet volledig in lijn met de
onderzoeken van Trahan en Quintana (1990), Halpern en LaMay (2000), Weiss et al. (2002)
en Torres et al. (2006). Er werd niet gevonden dat vrouwen naast een beter verbaal geheugen,
ook een beter visueel geheugen hadden (Trahan & Quintana, 1990; Halpern & LaMay, 2000)
alsook werd niet gevonden dat ofschoon mannen lager zouden scoren op verbale
geheugentaken, ze juist hoger zouden scoren dan vrouwen op visuele geheugentaken (Weiss
et al., 2002; Torres et al., 2006). Er kan samenvattend gesteld worden dat de verschillen op
17
verbaal en visueel geheugen tussen mannen en vrouwen niet eenvoudig en eenduidig
teruggebracht kunnen worden tot biologische verschillen. Verder onderzoek dient hieromtrent
meer duidelijkheid te creëren.
Zoals is gebleken uit het resultatenoverzicht van tabel 2 waren de verschillen tussen
mannen en vrouwen op verbaal geheugen (immediate recall, delayed recall en recognition)
en visueel geheugen (immediate recall) juist in de MCI-groep groter dan in de controlegroep.
Hypothese 3 dat verschillen op verbaal en visueel geheugen tussen mannen en vrouwen in de
MCI-groep minder groot zijn dan in de controlegroep wordt dan ook verworpen. De redenen
voor deze resultaten kunnen niet middels deze studie verklaard worden. Verder onderzoek is
ook hiervoor nodig.
Dit onderzoek dient echter gelimiteerd geïnterpreteerd te worden als gevolg van een
aantal redenen. Zo is uit alle preliminaire aannametesten gebleken dat schendingen zich
hebben voorgedaan betreffende homogeneity of variance-covariance matrices en de aanname
van gelijke variantie. Echter was het aantal participanten in de verschillende groepen zodanig
groot en was het factor verschil zodanig klein dat de interpretaties van de variantie-analyses
voldoende statistisch onderbouwd bleven. In tegenstelling tot verbaal geheugen, is visueel
geheugen enkel gemeten op immediate recall. Vervolgonderzoek zou deze tekortkoming
kunnen completiseren. Een zekere mate van bescheidenheid is echter ook op zijn plaats
wanneer gesteld wordt dat de VAT, Vorm A en de ADS-6 acht woorden test (uitgesteld en
herkenning) de meest optimale testen zijn om respectievelijk visueel geheugen (immediate
recall) en verbaal geheugen (immediate recall, delayed recall en recognition) te meten.
Bovendien is de originele dataset geadapteerd, door participanten met missing values te
verwijderen. De steekproef was representatiever geweest als de dataset niet aangepast had
moeten worden.
18
Geconcludeerd kan worden dat deze studie heeft geleid tot een weerlegging van de
hypothesen dat vrouwen zowel een beter visueel geheugen als een beter verbaal geheugen
hebben dan mannen (Trahan & Quintana, 1990; Halpern & LaMay, 2000) en dat ofschoon
mannen een slechter verbaal geheugen hebben, ze wel een beter visueel geheugen hebben dan
vrouwen (Weiss et al., 2002; Torres et al., 2006). Enkel scoorden vrouwen namelijk hoger dan
mannen op verbaal geheugen immediate recall en recognition, en dan ook alleen in de MCIgroep, ofschoon er geen significante interactie-effecten waren gevonden. Ouderen
gediagnosticeerd met een MCI scoorden wel significant lager op zowel verbaal als visueel
geheugen in vergelijking met de controlegroep.
Daarnaast was deze studie van praktische waarde voor het BDS-R onderzoek, omdat meer
informatie beschikbaar is gekomen omtrent de score resultaten van de ouderenpopulatie wat
betreft verbaal en visueel geheugen. Derhalve kan de normering van deze subtesten optimaler
worden geconstrueerd. Verder onderzoek zou na kunnen gaan of door gebruikmaking van
andere subtesten voor verbaal en visueel geheugen er een andere verhouding in
desbetreffende scores ontstaat tussen mannen en vrouwen, en tussen de MCI-groep en de
controlegroep.
19
LITERATUURLIJST
Anderson, J.R. (1976). Language, Memory and Thought. New Yersey: Lawrence Erlbaum
Associates, Inc.
Burns, A. & Zaudic, M. (2002). Mild cognitive impairment in older people. The Lancet, 360,
1963-1965
Burns, A., & Iliffe, S., (2009). Clinical review – Dementia. British medical journal, 338, 405409.
Calis, P.J.A., & Pelzers, M.P. (2007). BDS-R: Overzicht van kenmerken van dementie en
aanverwante ziektebeelden. Breda: review.
Crum, R.M. et al. (1993). Population-Based Norms for the Mini-Mental State Examination by
Age and Educational Level. American Medical Association, 269, 2386-2391
Davids, K.L., Mohs, R.C., Marin, D. et al. (1999). Cholinergic Markers in Elderly Patients
With Early Signs of Alzheimer Disease. Jama, 281, 1401-1406
Donaghy, M. (2005). Neurology. Oxford: Oxford University Press.
Duyckaerts, C., Delatour, B., & Potier, M.C. (2009). Classification and basic pathology of
Alzheimer disease. Acta Neuropathologica, 118, 5-36.
Galik, E.M., Rabins, P. & Lyketsos, C.G. (2006). Dementia: Chapter 29. Bezocht op 27
januari 2011, op de website van Wolters Kluwer Health: http://www.lww.com/
static/docs/product/samplechapters/978-0-7817-6046-1_Chapter%2029.pdf
Grundman M., Petersen R.C., Ferris S.H., et al. (2004). Mild cognitive impairment can be
distinguished from Alzheimer disease and normal aging for clinical trials. Archives of
Neurology, 6, 1-8
20
Hänninen, T., Halikainen, M., Tuomainen, S., et al. (2002). Prevalence of mild cognitive
impairment: a population-based study in elderly subjects. Acta Neurologica
Scandinavica, 106, 148-154
Halpern, D.F. & LaMay, M.L. (2000). The smarter sex: a critical review of sex differences in
intelligence. Educational Psychology Review, 12, 1-18
Janowsky, J.S., Chavez, B. & Orwoll, E. (2000). Sex steroids modify working memory.
Journal of Cognitive Neuroscience, 12, 407-414
Jellinger, K.A., & Attems, J. (2007). Neuropathological evaluation of mixed dementia.
Journal of the Neurological Sciences, 257, 80-87
Johnson, W. & Bouchard Jr., T.J. (2007). Sex differences in mental abilities: g masks the
dimensions on which they lie. Intelligence, 35, 23-39
Jolles, J., Houx, P.J., Van Boxtel, M.P.J. et al. (1995). The Maastricht Aging Study:
Determinants of Cognitive Aging. Neuropsych Publishers Maastricht.
Joosten, L. & Teunisse, JP. (2007). Help me even herinneren! Hulp voor mensen met MCI en
hun naasten. Denkbeeld, 19, 154-158
Jost, B.C. & Grossberg, G.T. (1995). The natural history of Alzheimer’s disease: a brain bank
study. Journal of the American Geriatrics, 43, 1248-1255
Kaws, C.H., Corrada, M.M., Brookmeyer, R. et al. (2003). Visual memory predicts
Alzheimer’s disease more than a decade before diagnosis. Neurology, 60, 1089-1093
Korse, H. (1994). De Bredase Dementie Screening, een kritische evaluatie. Proefschrift.
Tilburg: KUB Soc. Wetenschappen Klinische Neuropsychologie.
Knopman, D.S., Boeve, B.F. & Petersen, R.C. (2003). Essentials of the Proper Diagnoses of
Mild Cognitive Impairment, Dementia, and Major Subtypes of Dementia. Mayo Clinic
Proceedings, 78, 1290-1308
21
Lezak, M.D., Howieson, D.B., & Loring, D.W. (2004). Neuropsychological Assessment. New
York: Oxford University Press.
Mathias, J.L., & Burke, J. (2009). Cognitive functioning in Alzheimer's and vascular
dementia: a meta-analysis. Neuropsychology, 23, 411-423
May, C.P., Hasher, L. & Stoltzfus, E.R. (1993). Optimal time of day and the magnitude of age
differences in memory. Psychological Science, 4,326-330
May, M., López-Ibor, J.J., Sartorius, N. et al. (2005). Early Detection and Management of
Mental Disorders. England: Wiley
McKeith, I.G., Galasko, D., Kosaka, K. et al. (1996) Consensus guidelines for the clinical and
pathologic diagnosis of dementia with Lewy bodies (DLB): Report of the consortium
on DLB international workshop. Neurology, 47, 1113-1124
McKeith, I., Del Ser, T., Spano, P. et al. (2000). Efficacy of rivastigmine in dementia with
Lewy bodies: a randomised, double-blind, placebo-controlled international study. The
Lancet, 356, 2031-2036
McPherson, S.E. & Cummings, J.L. (1996). Neuropsychological aspects of vascular
dementia. Brain and Cognition, 31, 269-282.
Neuropsychologische testen. Bezocht op 1 maart 2011, op de website van Toolkit Dementie:
http://info.toolkitdementie.nl/Flex/Site/Page.aspx?PageID=21579
Petersen, R.C., Doody, R., Kurtz, A. et al. (2001). Current concepts in mild cognitive
impairment. Archives of Neurology, 58, 1985-1992
Petersen, R.C., Smith, G.E., Waring, S.C. et al. (1999). Mild Cognitive Impairment: Clinical
Characterization and Outcome. Archives of Neurology, 56, 303-308
Petersen, R.C. & Morris, J.C. (2005). Mild cognitive impairment as a clinical entity and
treatment target. Archives of Neurology, 62, 1160-1163
22
Petersen, R.C., Roberts, R.O., Knopman, D.S., et al. (2010). Prevalence of mild cognitive
impairment is higher in men: The Mayo Clinic Study of Aging. Neurology, 75,
889-897
Reisberg, B., Ferris, S.H., de Leon, M.J., & Crook, T. (1982). Global Deterioration Scale
(GDS). American Journal of Psychiatry, 139, 1136-1139.
Torres, A., Gómez-Gil, E., Vidal, A. et al. (2006). Gender differences in cognitive functions
and influence of sex hormones. Actas Esp Psiquiatr., 34, 408-415
Trahan, D.E. & Quitana, J.W. (1990). Analysis of gender effects upon verbal and visual
memory performance in adults. Archives of Clinical Neuropsychology, 5, 325-334
Verhage, F. (1964). Intelligentie en leeftijd: Onderzoek bij Nederlanders van twaalf tot
zevenenzeventig jaar. Proefschrift. Assen: Van Gorcum.
Weiss, E.M., Kemmler, G., Deisenhammer, E.A. et al. (2002). Sex differences in cognitive
functions. Elsevier, 35, 863-875.
Yaffe, K., Haan, M., Byers A. et al. (2000). Estrogen use, APOE, and cognitive decline.
Evidence of gene-environment interaction. Neurology, 54, 1949-1953.
Wimo, A. & Prince, M. (2010, september). World Alzheimer Report 2010: The Global
Economic Impact of Dementia. Bezocht op 25 januari 2011, op de website van
Alzheimer’s Disease International: http://www.alz.co.uk/research/files
/WorldAzheimersReport2010.pdf`
23
BIJLAGEN
BIJLAGE 1
Reisbergs zeven stadia van dementie (1982)
1. Geen cognitieve achteruitgang. Normaal functioneren in vergelijking met 5 tot 10
voorgaande jaren.
2. Zeer lichte cognitieve achteruitgang. De persoon zelf ervaart ouderdomsvergeetachtigheid;
anderen merken dit niet op.
3. Lichte cognitieve achteruitgang, grensgebied van beginnende dementie (MCI).
4. Matige cognitieve achteruitgang. Beginnende dementie.
5. Matige tot ernstige cognitieve achteruitgang. Gevorderde dementie.
6. Ernstige cognitieve achteruitgang. Vergevorderde dementie.
7. Zeer ernstige cognitieve achteruitgang. Eindstadium dementie.
BIJLAGE 2
Woonzorg- en behandelcentra
NAAM ZORGINSTELLING
PLAATS
GGZ Breburg
Regio Breda
Amphia Ziekenhuis
Breda
Stichting Avoord Zorg en Wonen
Etten-Leur
Volckaert-SBO
Dongen
Stichting Elisabeth
Breda
Stichting De Riethorst Stromenland
Raamsdonksveer
Stichting Oranjehaeve-IJpelaar
Breda
24
Stichting Surplus
Zevenberg
Stichting tante Louise-Vivensis
Bergen op Zoom
De Wever
Tilburg
BIJLAGE 3
Criteria voor MCI volgens Petersen et al. (2001)
-
geheugenklachten, bij voorkeur bevestigd door een informant
-
gestoorde geheugenfuncties voor leeftijd en opleiding
-
overige cognitieve functies normaal
-
intacte ADL-functies
-
geen dementie
BIJLAGE 4
Critera controle groep volgens Maastricht Aging Study (Jolles et al., 1995)
60+
geen cognitieve stoornissen (DSM-IV)
geen psychiatrische stoornissen (DSM-IV als depressie, bipolar, schizofrenie, psychose)
geen TIA of CVA
geen Nah, hersentrauma
geen epilepsie
geen ECT (electroconvulsie therapie)
geen nier-dialyse
geen score lager dan 24 op MMSE
25
BIJLAGE 5
Visuele Associatietest, vorm A
Afname:
Aanbieding 1: stap 1: presentatie van cuekaarten: “ Ik ga u wat plaatjes laten zien. Noemt u
maar op wat u ziet.”.
Stap 2: presentatie van associatiekaarten: “Ik laat u nog eens dezelfde plaatjes zien,maar nu is
er telkens iets bijgekomen. Noemt u maar weer op wat u ziet.”.
Stap 3: reproductie: “Nu gaan we kijken wat u van deze plaatjes hebt onthouden. Ik laat u
daarvoor weer de eerste plaatjes zien, en dan wil ik van u weten wat er de tweede keer bij was
gekomen.”. Vraag gericht naar de doelstimuli (wat lag er op de stoel, wat hield de aap vast
etc).



Stop wanneer de eerste reproductie foutloos is (score 12 voor 2 aanbiedingen);
Facultatief: derde aanbieding;
Notatie: geheel correct: +; weet niet: ?; andere reacties: beschrijven.
Benoeming in eerste presentatie
Cue
Doelstimulus
Item
Stoel
Aap
Ballon
Koekenpan
Kinderwagen
Inktpot
1e aanbieding
Reproductie
2e aanbieding
3e aanbieding
BIJLAGE 6
ADS-6 acht woorden test, immediate recall
Afname: ‘Ik ga nu een rij woorden opnoemen. Let u goed op en probeer zoveel mogelijk
woorden te onthouden. Als ik klaar ben, moet u alles opnoemen wat u nog weet. Het hoeft
niet in dezelfde volgorde. Hier zijn de woorden:…’
Lees de woorden op uit het afnameformulier en vraag daarna: ‘Welke woorden weet u nog?’
Noteer de opgenoemde woorden en breek af wanneer duidelijk is dat er geen nieuwe woorden
meer zullen volgen (de bepaling van het juiste moment wordt aan de proefleider overgelaten,
evenals het beoordelen of stimulatie wel of niet zinvol is).
‘Ik laat u de woorden nog een paar keer horen, dan kunnen we zien of u er nog bijleert. Hier
komen de woorden weer, luistert u goed:…’ Ga op deze manier door tot de reeks vijfmaal is
afgenomen.
Intentioneel
Gordijn–vogel–potlood–bril– winkel – spons – rivier – kleur
gordijn–vogel–potlood–bril – winkel – spons – rivier – kleur
gordijn–vogel–potlood–bril – winkel – spons – rivier – kleur
gordijn–vogel–potlood–bril – winkel – spons – rivier – kleur
gordijn–vogel–potlood–bril – winkel – spons – rivier – kleur
26
ADS-6 acht woorden test, delayed recall
gordijn–vogel–potlood–bril – winkel – spons – rivier – kleur
ADS-6 acht woorden test, recognition
Afname: : “ik ga u nu een aantal woorden oplezen, en dan moet u telkens zeggen of dat woord
bij het lijstje van daarnet hoort of niet. Bijvoorbeeld: snor, zat die erbij?”. Etc. Herhaling van
de woorden is toegestaan.
snor–BRIl–kroon– RIVIER – bloem – VOGEL – WINKEL – beer
lap–GORDIJN–klok – KLEUR – POTLOOD – zwaan – SPONS –
rek
BIJLAGE 7
Opleidingsniveaus volgens Verhage (Verhage, 1964)
1. minder dan lagere school/lagere school niet afgemaakt
2. lagere school afgemaakt
3. lagere school afgemaakt en verdere vervolgopleiding minder dan 2 jr
4. lager dan MULO/MAVO-niveau, b.v. LTS, LEAO, LHNO
5. MULO/MAVO/MEAO diploma
6. HAVO/VWO/HEAO/HBS/HBO diploma
7. VWO/universiteit diploma
27
Download