Immanuel Kant: “Naar de eeuwige vrede” Verslag lectuur: Sarah Pascal 1. Auteur Immanuel Kant was een Duitse filosoof ten tijde van de Verlichting. Hij is geboren te Königsberg in Pruisen, (tegenwoordig Kaliningrad in Rusland) op 22 april 1724 en gestorven op 12 februari 1804. Kant was de vierde van negen kinderen van een arme zadelmaker. Dankzij de goedhartigheid van een piëtistische dominee kon Immanuel op achtjarige leeftijd les krijgen in het Collegium Fridericianum, een Latijnse school, in zijn geboorteplaats. Op zijn zestiende ging hij daar naar de universiteit, waar hij eerst theologie en daarna filosofie en wis- en natuurkunde studeerde. Nadat hij was afgestudeerd op 22-jarige leeftijd verdiende hij de kost als huisonderwijzer in zijn woonplaats. Op de universiteit van Königsberg kon hij pas negen jaar later, in 1755, een aanstelling als privaatdocent krijgen. Hij gaf in deze functie tot 1770 openbare colleges in onder meer logica, metafysica, ethiek, wiskunde en fysische geografie. Daarna werd Kant hoogleraar in metafysica en logica aan de filosofische faculteit van de universiteit van Königsberg. Hij gaf colleges filosofie tot 1796. Immanuel is nooit getrouwd geweest en had een bijzonder gestructureerde levenswijze. Zo ging hij bijvoorbeeld elke dag na het middageten om 15.30u wandelen. Hij overleed in 1804. Immanuel Kant behoort tot één van de bekendste filosofen. Zijn invloed op de terreinen van filosofie, ethiek, theologie, strafrecht, volkenrecht en esthetiek werkt door tot op de dag van vandaag. Kant wilde vooral de aandacht vestigen op het gebruik van het eigen verstand. Men moest zelf nadenken en zijn plicht vervullen, de gevolgen hiervan waren eerder bijkomstig. Enkele van zijn bekendste uitspraken zijn dan ook “ Durf te denken; ” en “ De verlichting is het loskomen van de mens uit een onmondigheid waaraan hij zelf schuld heeft ”. In de werken die Kant publiceert probeert hij steeds om de essentiële problemen in de filosofie op te lossen. Deze zijn namelijk: “Kunnen we iets met zekerheid weten?” en “Hoe kunnen we morele regels opstellen zonder god? ”. We kunnen duidelijk zien dat dit ook voor Kant niet gemakkelijk was. Door de jaren heen is zijn visie erg veranderd. We kunnen dan ook twee duidelijke periodes onderscheiden: zijn voorkritische periode en zijn kritische periode. Als grens tussen deze twee periodes wordt in de filosofische literatuur als regel het jaar 1781 aangehouden. In dit jaar verscheen zijn Kritik der Reinen Vernunft. Het verschil tussen deze periodes is het volgende. De vraag of er een rationalistische metafysica mogelijk is, beaamt Kant in zijn voorkritische periode. In zijn kritische periode neemt hij hier afstand van. De overgang tussen beide periodes is echter vloeiend. Al vanaf 1769 en 1770 klonk in de boeken en brieven van Kant twijfel door over de mogelijkheid van een rationalistische metafysica. Hij verklaarde dat we het bestaan van een God met ons gewone verstand nooit kunnen achterhalen. Een tweede belangrijk werk schreef hij in 1788. In Kritik der Praktischen Vernunft schrijft hij over het morele denken en hecht hij terug belang aan het geloof in een, weliswaar abstracte, god. Hij vond dat het bestaan van een god die straft na de dood nodig was om regels geldig te maken voor iedereen. Kant schreef tientallen boeken, artikelen en teksten in het teken van de Verlichting. Steeds opnieuw was er wel iets dat zijn aandacht trok en waarin hij zich verdiepte. In 1803, één jaar voor zijn dood, bracht hij zijn allerlaatste werk uit. 2. Boek (bibliografische gegevens, stijl) Titel: ‘Naar de eeuwige vrede’, oorspronkelijk ‘Zum ewigen Frieden. Ein philosophischer Entwurf’ Jaar van uitgave: 1795 Onderwerp: Vrede, meer specifiek: stabiele wereldvrede Bedoeling: Voorstel formuleren over hoe stabiele vrede kan bereikt worden door correcte internationale politiek en volkenrecht Vorm: Taal: Zeer moeilijk taalgebruik, veel jargon, eigen woorden Stijl: Vorm van een verdrag, preliminaire en definitieve artikelen, met aantal bijlagen 3. Inhoud van het boek In Naar de eeuwige vrede probeert Kant uit te leggen hoe stabiele wereldvrede zou kunnen worden bereikt. Hierbij stelt hij drie belangrijke voorwaarden in zijn definitieve artikelen: 1) De burgerlijke constitutie van elke land behoort republikeins (versta hieronder democratisch) te zijn. Als alle burgers zouden mogen meebeslissen over oorlog voeren, zou er immers geen oorlog meer zijn. 2) Het volkenrecht behoort gebaseerd te zijn op een federalisme van vrije staten. Hij wil een volkenbond en geen volkenstaat. 3) Het wereldburgerecht behoort beperkt te zijn tot de voorwaarden van algemene gastvrijheid. Dit zou uiteraard een ramp zijn voor vluchtelingen. Alleen als aan deze drie voorwaarden voldaan wordt, is er volgens Kant een kans om tot een duurzame vrede te komen. Verder vinden we ook nog 6 preliminaire artikelen in Kants werk. Deze gaan vooraf aan zijn definitieve artikelen en geven een beter beeld van ideeën. Een voorbeeld van zo’n artikel is ‘Geen enkele staat mag zich met geweld mengen in de constitutie en regering van een andere staat’. Dit is heden ten dage zeker niet het geval. Er gebeuren wel humanitaire interventies die gepaard gaan met geweld. Verder vertelt Kant ook nog dat de natuur degene is die de eeuwige vrede waarborgt. De natuur heeft “voorzienigheid”. Ze werkt naar een doel toe, namelijk eendracht. Dit is in feite een geseculariseerde versie van een goede god die voor een hemel op aarde zal zorgen. Algemeen kunnen we concluderen dat Kants werk nog steeds een grote inspiratiebron is voor het hedendaagse denken over internationale rechtvaardigheid. 4. Kritische beschouwing Uiteraard zijn er heel wat voor- en tegenstanders van deze filosoof. De ene vond zijn werk erg inspirerend en besloot om het op te hernemen, de andere was helemaal niet akkoord en publiceerde een werk met daarin kritiek op Kants denkwijze. Habermas en Rawls hebben beiden Kants vredesvoorstel hernomen. Dit zijn beiden hedendaagse filosofen met druk bediscussieerde werken. Habermas probeert aan te tonen dat we de beperkingen van Kants werk moeten leren begrijpen door ze van een historische afstand te bekijken. Rawls volgt vooral Kants visie en voegt ook nog eigen ideeën toe. Hegel (1770-1831) en Carl Schmitt (1888-1985) hebben elk hun eigen kritiek op Kants vredesvoorstel. Hegel vindt dat het afschaffen van oorlog onwenselijk en onmogelijk is en uit dit in zijn Grundlinien der Philisophie des Rechts. Ook Schmitt vindt wereldorde onrealistisch en bovendien zelfs gevaarlijk. Persoonlijk sluit ik mij het meeste aan bij de mening van Schmitt. Ik vind het idee dat er ooit een stabiele wereldvrede zou zijn, erg onrealistisch. Of dit nu ook echt gevaarlijk zou zijn, weet ik niet onmiddellijk, maar het zou zeker een bepaald soort spanning met zich meebrengen. Ik denk wel dat er moet gestreefd worden naar een betere wereld met meer vrede, maar dat dit uiteindelijk moet bereikt worden, vind ik niet. Wat zou de mensheid immers nog zijn als we in een utopische vrede leefden? Ik denk ook dat vrede bij de mensen zelf begint. Volgens mij boek je weinig vooruitgang met een reeks voorstellen die eigenlijk meer op wetten gelijken. Leven in vrede mag niet als een verplichting aanvoelen. Kant had het volgens mij veel persoonlijker moeten aanpakken. Alles wat hij in zijn vredesvoorstel formuleert, is eigenlijk enkel relevant voor de politieke leiders van landen. Zij zijn immers de enigen die deze voorstellen kunnen concretiseren. De kleine man kan dan wel volledig akkoord zijn met Kant, maar wat is hij daar nu mee? Als Kant nu eens was begonnen met hoe de onderlinge vrede tussen mensen kan nagestreefd worden en dit daarna had uitgebreid op wereldvlak. Op die manier zou zijn werk mij veel meer hebben aangesproken. Nu vind ik het allemaal erg theoretisch geformuleerd en daardoor verliest het naar mijn mening zeer veel van zijn waarde. Algemeen zou je kunnen besluiten dat ik mij wel voor een stuk kan vinden in zijn vredesvoorstel, maar dat ik vooral de manier waarop hij alles heeft aanbracht volledig verkeerd vind. Ik vind ook dat er naar een stabiele vrede moet gestreefd worden, maar dat het vooral de bedoeling moet zijn om een betere wereld te creëren en niet om een strikte en perfecte wereldorde te bereiken.