Vakdidactische opdrachten maatschappijleer Opdracht 2 Leermiddelen op stagescholen. In bestek van ongeveer twee pagina’s moet beschreven worden: a. Ga na welke leermiddel of welke leermiddelen op je school gebruikt wordt of worden. b 1. In welke mate bepaalt dit (deze) het leerplan: theoretisch en in de praktijk? b 2. Hoeveel procent van de lestijd neemt het middel in beslag? c. Hoe adequaat is het: in hoeverre leidt het tot realisering van leerdoelen? d 1.Is het leermiddel sturend of is het ondergeschikt aan de eigen doelstellingen van de docent. In welke mate komen doeleinden/leerstijl van de student en het leermiddel overeen? d 2. Waar zijn fricties? e. In hoeverre kun jij je vinden in het gebruikte leermiddel: ben je bereid/in staat het leermiddel even centraal in je lessen te gebruiken? f 1. Op welk (cognitief) niveau bevinden zich de opdrachten? f 2. Wat is de kwaliteit van deze opdrachten: • zijn de opdrachten helder? • nodigen ze uit tot genuanceerde/creatieve beantwoording? • hoe werken de leerlingen ermee in de praktijk? • worden de leerdoelen gehaald? • doorzien ze de betekenis/het doel van deze opdracht? • leiden de opdrachten tot een gericht antwoord, zijn er niet te veel ontsnappingsroutes zodat ze op een te laag niveau kunnen worden gemaakt: op welk niveau worden de vragen beantwoord (komt dit overeen met het beoogde niveau: door het leermiddel gesteld of door de student gesteld? • Waarderen de leerlingen het leermiddel. Hoe beoordelen ze het in vergelijking met leermiddelen van andere (verwante) vakken? Een analyse van het didactisch handelen met het leermiddel: In hoeverre is het gedrag van de docent congruent met het in het leermiddel opgesloten leerproces. Op de tweede plaats, maar last but not least: in hoeverre is het gedrag van de leerling congruent met dit proces.