interne instructie AI geluid definitief 0612041

advertisement
Interne instructie Arbeidsinspectie
Versie november 2004
Geluid
INHOUDSOPGAVE
1. INLEIDING
2. AANPAK
2.1 Wettelijke grondslag
2.2 Algemeen
2.2.1 Verplichtingen van werkgevers en werknemers
2.3 Inspectie
2.3.1 Vaststellen van geluidsniveaus door de inspecteur
2.3.2 Inspectieproject
2.3.2.1 Inspectie indien RIE met risicobeoordeling geluid aanwezig is
2.3.2.2 Inspectie indien geen risicobeoordeling geluid aanwezig is
2.4 Handhaving
2.4.1 Handhaving op gehoorbescherming na indicatieve
geluidsmeting
2.5 Ongevallen en klachten
3. ACHTERGRONDINFORMATIE
3.1 Gevaren van geluid
3.2 Geluidsniveaus
3.2.1 Grootheden geluid
3.3 Indicatieve metingen door de inspecteur
3.3.1 Meetprotocol
3.3.2 Voorbeeld van het uitvoeren van een meting
3.4 Toelichting inspectiepunten
3.4.1 Nadere voorschriften RI&E
3.4.2 Gehoorbeschermingsmiddelen
3.4.3 Markering en afbakening
3.4.4 Voorlichting en onderricht
Bijlage 1: Omrekeningstabellen geluidsmetingen
Bijlage 2: Meetregistratieformulier
Bijlage 3: Inspectiefeiten
Bijlage 4: Lijst van afkortingen
Bijlage 5: Handhaving indien geluidsbeoordeling in de RIE aanwezig
is
Bijlage 6: Handhaving indien geen geluidsbeoordeling in RIE
aanwezig is
1.
INLEIDING
Geluid is een onderwerp dat als prioritair wordt aangemerkt binnen SZW. In vele arboconvenanten wordt geluid opgenomen als onderwerp waarover harde kwantitatieve afspraken
met sociale partners worden gemaakt. Daarnaast wordt geluid door de Arbeidsinspectie, voor
zover relevant voor een branche, in inspectieprojecten als inspectieonderwerp opgenomen.
Deze interne instructie geeft aanwijzingen voor het vaststellen van overtredingen door de
inspecteur van de geluidsvoorschriften uit de Arbo-wet en het te volgen handhavingstraject. In
een inspectieproject hoeven echter niet steeds alle geluidsvoorschriften een
inspectieonderwerp te zijn. Tevens geeft deze interne instructie achtergrondinformatie die de
inspecteur behulpzaam kan zijn bij de inspecties.
2.
AANPAK
2.1
Wettelijke grondslag
Arbeidsomstandighedenwet ‘98
Art. 5 Inventarisatie en evaluatie risico’s
Arbeidsomstandighedenbesluit
Art. 6.6 Definities
Art. 6.7 Nadere voorschriften inventarisatie
en evaluatie, beoordelen en meten
Art. 6.8 Voorkomen of beperken van
schadelijk geluid
Art. 6.9 Weekgemiddelde
Art. 6.10 Audiometrisch onderzoek
Art. 6.11 Voorlichting en onderricht
Art. 6.23 Geluidsvoorschriften zeeschepen en
luchtvaartuigen
Art. 6.27 Arbeidsverboden jeugdige
werknemers
Arbo-beleidsregels
6.7 Beoordelen en zo nodig meten
6.8 Voorkomen of beperken van schadelijk
geluid
6.9 Weekgemiddelde
6.23 Geluidsvoorschriften zeeschepen en
luchtvaartuigen
Arbo-Informatieblad
AI-4 Lawaai op de arbeidsplaats (2e herziene
druk, 2000)
Normen
NEN 3418 Ergonomie. Het beoordelen van
geluid op de arbeidsplaats. maart 2003
NEN-EN 11689 Akoestiek. Procedure voor
de vergelijking van geluidsemissies van
machines en apparaten (1997).
NEN-EN 458 Gehoorbeschermers.
Aanbevelingen voor keuze, gebruik,
verzorging en onderhoud. Praktijkrichtlijn.
(1994).
2.2
Algemeen
2.2.1 Verplichtingen van werkgevers en werknemers
De geluidsvoorschriften uit de arboregelgeving houden kortweg het volgende in:
• Het geluidsniveau (LAeq) op de arbeidsplaats moet lager zijn dan 80 dB(A)
∗ De werkgever dient het geluidsrisico op de arbeidsplaats te beoordelen, zo nodig met
behulp van een indicatieve meting (conform NEN 3418)
• Indien het geluidsniveau (LAeq) op de arbeidsplaats hoger is dan 80 dB(A) dan gelden de
volgende voorschriften:
∗ De werkgever dient het risico van geluid op de arbeidsplaats te beoordelen met
geluidsmetingen (conform NEN 3418)
∗ Geluidsmetingen kunnen achterwege blijven wanneer voldoende nauwkeurige gegevens
uit andere bronnen beschikbaar zijn
∗ De werkgever geeft voorlichting en onderricht aan blootgestelde werknemers
∗ De werkgever stelt gehoorbescherming aan blootgestelde werknemers beschikbaar; de
gehoorbescherming biedt een demping van het geluid tot een equivalent geluidsniveau
(LAeq) van 80 dB(A) of lager
∗ Blootgestelde werknemers met een dagdosis (Lex, T) van ≥ 80dB(A) worden in de
gelegenheid gesteld een periodiek gehooronderzoek (audiometrisch onderzoek) te
ondergaan.
• Indien het geluidsniveau (LAeq) op de arbeidsplaats hoger is dan 85 dB(A) of een
momentaan geluidsdrukniveau van 200 Pa* dan gelden tevens de volgende voorschriften:
∗ De werkgever is verplicht tot het beperken van schadelijk geluid, conform de
arbeidshygiënische strategie; deze maatregelen worden vermeld in het Plan van Aanpak
bij de RIE
∗ De werkgever bakent af en markeert ‘gehoorbeschermingszones’; alleen werknemers
die daar beroepshalve of uit hoofde van hun functie moeten betreden worden daar
toegelaten
∗ De werknemer is verplicht gehoorbescherming te dragen, zolang structurele
geluidsreducerende maatregelen niet zijn genomen of nog niet hebben geleid tot een
vermindering van het geluidsniveau lager dan 85 dB(A) of 200 Pa* als momentaan
geluidsdrukniveau.
∗ De werkgever houdt toezicht op het dragen van gehoorbescherming.
*
Toelichting: Het piekniveau wordt gemeten in de meterstand piek(hold), LCpk. Het resultaat
wordt uitgedrukt in dB(C) . Volgens de formule is 200 Pa gelijk aan 140 dB
2.3 Inspectie
2.3.1 Vaststellen van geluidsniveaus door de inspecteur
De inspecteur heeft 3 mogelijkheden om het optreden van schadelijke geluidsniveaus (LAeq
van 80 dB(A) en meer) op de arbeidsplaats vast te stellen:
• Het projectplan beschrijft de optredende geluidsniveaus voor bepaalde machines,
werkzaamheden etc. in een branche. De inspecteur gaat na of de omschrijving van de
machine, werkzaamheden en/of arbeidsplaatsen in het projectplan overeenkomen met de
aangetroffen situatie op de geïnspecteerde locatie.
• De inspecteur gaat na of de werkgever in de RIE het onderwerp geluid heeft beoordeeld.
Op grond van de beoordeling (al dan niet met behulp van metingen) door de werkgever
kan blijken of sprake is van overschrijding van de geluidsgrenzen uit het Arbobesluit. De
beoordeling door de werkgever moet zijn uitgevoerd conform NEN 3418. De RIE moet
zijn getoetst door een Arbo-dienst.
• Indien de inspecteur niet aannemelijk kan maken dat de aangetroffen situatie op locatie
geheel overeenkomt met de beschrijving van de schadelijke geluidsniveaus van machines,
werkzaamheden en/of arbeidsplaatsen in het projectplan, of geen zekerheid heeft dat
geluidsniveaus op de arbeidsplaats boven de 80 dB(A) optreden, en de werkgever beschikt
evenmin over een beoordeling van geluid in de RIE, dan voert de inspecteur zelf een
indicatieve meting uit van de optredende equivalente en/of momentane
geluids(druk)niveaus. De inspecteur heeft hiertoe de beschikking over een geluidsmeter.
Voor het uitvoeren van de indicatieve meting volgt de inspecteur het meetprotocol (zie
3.3).
2.3.2 Inspectieproject
Bij de projectvoorbereiding wordt door de bedrijfstakcoördinator, in overleg met de specialist
arbeidshygiëne, bepaald of er op het onderwerp geluid wordt geïnspecteerd, en op welke
voorschriften specifiek wordt geïnspecteerd. In het projectplan wordt zoveel mogelijk de
stand der techniek in een branche ten aanzien van geluidsreducerende maatregelen
weergegeven, inclusief de optredende geluidsniveaus van machines.
De wijze van het vaststellen van geluidsniveaus door de inspecteur op locatie en de wijze van
inspectie en handhaving wordt hieronder weergegeven voor twee situaties. In de eerste
situatie treft de inspecteur aan dat de werkgever beschikt over een RIE waarin een
risicobeoordeling is gemaakt van het geluidsrisico. In de tweede situatie treft de inspecteur
aan dat de werkgever niet beschikt over een (volledige) RIE, maar volgens het projectplan
bestaat in de aangetroffen situatie wel een geluidsrisico door het optreden van geluidsniveaus
hoger dan 80 dB(A).
2.3.2.1 Inspectie indien RIE met risicobeoordeling geluid aanwezig is
De inspecteur gaat bij een inspectie van de arbeidsplaats de onderstaande punten na, tenzij het
projectplan anders aangeeft:
1. De inspecteur controleert de RIE op de aanwezigheid en beoordeling van de
geluidsproblematiek, aan de hand van eventuele meetrapporten (indicatief of uitgebreid)
conform resp. NEN 3418. In de RIE is tenminste aangegeven:
• het geluidsniveau tijdens de diverse werkzaamheden
• de gemiddelde dagelijkse blootstellingsduur
• het aantal blootgestelden
• de acties ter vermindering van de geconstateerde geluidsrisico’s.
Bij de inhoudelijke beoordeling van de RIE en bij twijfel van de door de werkgever
beoordeelde geluidsniveaus in de RIE (bijvoorbeeld een grote afwijking van de
geluidsniveaus die in het projectplan genoemd worden, of het niet conform de NEN-norm
beoordeeld hebben van de geluidsniveaus) wordt de specialist arbeidshygiëne ingeschakeld.
2. De inspecteur stelt vast of volgens de RIE op een of meer arbeidsplaatsen sprake is van een
geluidsrisico, dat wil zeggen dat er sprake is van:
• een equivalent geluidsniveau (LAeq) gelijk aan of hoger dan 85 dB(A)
• een piekniveau LCpk gelijk aan of hoger dan 140 dB, voor zover piekgeluiden optreden bij
werkzaamheden
• een dagdosis (Lex, T) gelijk aan of hoger dan 80 dB(A)).
• De inspecteur controleert voor elke arbeidsplaats met een beoordeeld geluidsniveau
(LAeq) hoger dan 85 dB(A), of maatregelen zijn uitgevoerd of zijn opgenomen in een plan
van aanpak, die het geluidsniveau terugbrengen tot een maximum van 85 dB(A), voor
zover dit redelijkerwijs mogelijk is. Indien geen of onvoldoende maatregelen zijn
uitgevoerd of binnen een redelijke termijn zijn gepland, wordt een eis gesteld op grond van
de stand van de techniek in de betreffende branche. In het projectplan is een hiertoe een
model-eis voorbereid. In de eis zullen één of meer van de volgende elementen zijn
opgenomen:
• eliminatie van bronnen van lawaai
• aanschaf van nieuwe geluidsarme machines
• aanbrengen van omkastingen
• aanbrengen van dempers
• afzonderen van de geluidsveroorzakende machine(s)
• beperken van de blootstellingsduur
• aanpassen van de akoestiek van de werkruimte
• verstrekken van gehoorbeschermingsmiddelen
• aanbieding mogelijkheid tot periodiek gehooronderzoek van blootgestelde werknemers.
4. De inspecteur controleert op elke arbeidsplaats waar volgens de RIE een geluidsniveau
(LAeq) hoger dan 80 dB(A) voorkomt, of er voor de werknemers daadwerkelijk
(persoonlijke) gehoorbescherming beschikbaar is gesteld.
5. De inspecteur controleert of er over het onderwerp geluid voorlichting en onderricht wordt
gegeven aan de werknemers, die blootgesteld zijn of kunnen worden aan geluidsniveaus
(LAeq) hoger dan 80 dB(A) of aan piekniveaus van meer dan 140 dB.
6. De inspecteur controleert of de werknemers die blootgesteld zijn aan een dagdosis (Lex, T)
gelijk aan of hoger dan 80 dB(A) in de gelegenheid worden gesteld een gehooronderzoek
te ondergaan.
7. De inspecteur controleert op de arbeidsplaats met een geluidsniveau (LAeq) hoger dan 85
dB(A) of 140 dB piekniveau of deze zijn gemarkeerd en afgebakend.
8. De inspecteur controleert op de arbeidsplaats met een geluidsniveau (LAeq) hoger dan 85
dB(A) of 140 dB piekniveau of de werknemers de gehoorbescherming daadwerkelijk
dragen.
9. De inspecteur controleert op de arbeidsplaats met een dagdosis (Lex, T) hoger dan 85
dB(A) en/of piekniveau hoger dan 140 dB of de werknemers de gehoorbescherming
daadwerkelijk dragen.
2.3.2.2 Inspectie indien geen risicobeoordeling geluid aanwezig is
In de situatie dat volgens het projectplan bij specifieke werkzaamheden of omstandigheden
een geluidsrisico bestaat door het optreden van geluidsniveaus hoger dan 80 dB(A) en de
inspecteur treft een werkgever die niet beschikt over een RIE, of een RIE waarin het
geluidsrisico niet beoordeeld is (onvolledige RIE), dan volgt de inspecteur de volgende
strategie:
1. De inspecteur beoordeelt het geluidsniveau op de arbeidsplaatsen en handhaaft op het niet
hebben van een RIE, dan wel een onvolledige RIE. In de handhavingscorrespondentie
(maatregelenbrief dan wel waarschuwingsbrief) wordt vermeld dat indien uit de
beoordeling van het geluidsniveau in het kader van de RIE blijkt dat er schadelijke
geluidsniveaus optreden:
∗ er geluidsreducerende maatregelen opgenomen dienen te worden in het plan van aanpak en
dat deze maatregelen uitgevoerd dienen te worden
∗ er voorlichting en onderricht aan de betrokken werknemers gegeven moet worden
∗ er audiometrisch onderzoek aan de betrokken werknemers moet worden aangeboden
∗ de betreffende arbeidsplaatsen gemarkeerd en afgebakend moeten worden.
2. Om handhaving op gehoorbescherming mogelijk te maken voert de inspecteur een
indicatieve geluidsmeting uit op de arbeidsplaats volgens het meetprotocol (het betreft een
selectie van werkzaamheden en/of arbeidsplaatsen, niet een totaal meting: zie 3.3).
De inspecteur stelt vast of de meetresultaten aangeven dat er sprake is van een
geluidsrisico, dat wil zeggen:
• een equivalent geluidsniveau (LAeq,w) gelijk aan of hoger dan 85 dB(A)
• een piekniveau gelijk aan of hoger dan 140 dB.
Indien het equivalente geluidsniveau (LAeq,w) van de gemeten werkzaamheid gelijk aan of
hoger is dan 85 dB(A) is, berekent de inspecteur op grond van de arbeidstijd die de
werknemers verklaren door te brengen met de betreffende werkzaamheden het aandeel van de
geluidsbelasting bij deze werkzaamheden over een gehele werkdag (partiële geluidsdosis
(Lex, t)) met behulp van de tabel in bijlage 1. De inspecteur stelt vervolgens vast of
• de partiële geluidsdosis (Lex, t) van de gemeten werkzaamheden hoger is dan 88 dB(A)1.
Dit niveau komt overeen met een dagdosis (Lex, T) hoger dan 85 dB(A).
3. De inspecteur controleert op de arbeidsplaatsen met een geluidsniveau (LAeq) hoger dan
80 dB(A), of er voor de werknemers daadwerkelijk (persoonlijke) gehoorbescherming
beschikbaar is gesteld.
4. De inspecteur controleert of de werknemers die blootgesteld zijn aan een partiële
geluidsdosis (Lex, t) hoger dan 88 dB(A) (gelijk aan een dagdosis (Lex, T) hoger dan 85
dB(A)) of een piekniveau hoger dan 140 dB gehoorbescherming dragen.
Hiermee rondt de inspecteur het eerste inspectiebezoek af. Bij het controlebezoek wordt
gecontroleerd op de geluidsrisicobeoordeling in de RIE, en, afhankelijk van de beoordeelde
geluidsniveaus in de RIE, uitvoering van het plan van aanpak, voorlichting en onderricht,
audiometrisch onderzoek, markering en afbakening van arbeidsplaatsen en het beschikbaar
stellen en dragen van gehoorbescherming, zoals beschreven in paragraaf 2.3.2.1 (Inspectie
indien RIE met risicobeoordeling geluid aanwezig is).
1
Het partiële geluidsdosisniveau (Lex, t) wordt berekend door te corrigeren voor de blootstellingsduur van de
werknemer aan schadelijk geluid bij een werkzaamheid gedurende een werkdag, met behulp van de tabel in
bijlage 1. Als de partiële geluidsdosis van een bepaalde werkzaamheid hoger is dan 88 dB(A), dan zal de
geluidsdagdosis (Lex, T) altijd hoger zijn dan 85 dB(A), en is er sprake van een ernstig beboetbaar feit indien
geen gehoorbescherming wordt gedragen. De werkzaamheden zullen dan stilgelegd worden en er wordt een
boeterapport opgemaakt. Gekozen is voor een partiële geluidsdosis (Lex, t) hoger dan 88 dB(A) om eventuele
fouten in de meetapparatuur en meetfouten door de inspecteur en zeker ook afwijkingen van de geconstateerde
blootstellingstijden te verdisconteren, en daarmee in de handhaving altijd aan de ‘veilige’ kant te zitten.
2.4
Handhaving
Handhaving vindt plaats volgens het vastgestelde handhavingsbeleid Arbo-wet 1998.
In de lijst van ernstig beboetbare feiten Arbeidsomstandighedenwet 1998, bijlage 2 behorend
bij beleidsregel 33 staat het volgende ernstig beboetbare feit geformuleerd:
‘ Het verrichten van werkzaamheden zonder gehoorbescherming in situaties waarbij een
geluidsniveau optreedt van meer dan:
-85 dB(A) over een 8-urige werkdag;
-140 dB(C) (piekwaarde), het hoogste geluidsdrukniveau in de stand Piek (hold)
(artikel 6.8, lid 9 Arbobesluit) (inspectiefeit B60080901)
(artikel 6.23, lid 8 Arbobesluit: voorschrift voor zeeschepen en luchtvaartuigen) (inspectiefeit
B60230801)’.
In bijlage 3 van beleidsregel 33 (lijst van direct beboetbare feiten) zijn geen direct beboetbare
feiten geformuleerd op geluidsvoorschriften.
Bij overtreding van de in paragraaf 2.3.2.1. (wel een RIE met geluidsrisicobeoordeling
aanwezig) genoemde inspectiepunten 4, 5, 6, 7 en 8 wordt een waarschuwing gegeven, zo
nodig bij controle en blijvende overtreding gevolgd door een boeterapport. Indien bij controle
blijkt dat aan de nadere voorschriften bij de RIE en Plan van Aanpak (inspectiepunten 2 en 3)
door de werkgever voldoende invulling is gegeven, moet zoveel mogelijk worden gestreefd
naar het op termijn nogmaals controleren van de werkgever op de daadwerkelijke uitvoering
van de geluidsreducerende maatregelen die hij in het Plan van Aanpak bij de RIE heeft
beschreven. Bij overtreding van inspectiepunt 9 worden de werkzaamheden stilgelegd en een
boeterapport opgemaakt.
In inspectieprojectplannen in branches waarvan bekend is dat geluidsrisico’s algemeen
voorkomen, wordt steeds zoveel mogelijk de stand der techniek beschreven ten aanzien van
de geluidsreducerende maatregelen (inspectiepunt 3) en in een branchespecifieke modeleis
verwoord. Hierbij wordt de specialist arbeidshygiëne ingeschakeld. Indien uit de RIE incl.
Plan van Aanpak (inspectiepunten 2 en 3) blijkt dat onvoldoende invulling is gegeven aan het
in kaart brengen van de geluidsrisico’s en de te treffen geluidsreducerende maatregelen, wordt
een eis gesteld ten aanzien van de te treffen geluidsreducerende maatregelen.
De inspecteur vergewist zich er steeds van dat de waargenomen situatie op de arbeidsplaats
waar volgens de RIE schadelijke geluidsniveaus zouden voorkomen, ook werkelijk
overeenkomt met de omschrijving daarvan in de RIE. De inspecteur legt dit, voor zover van
toepassing, vast in het boeterapport.
Voor de handhaving van de geluidsvoorschriften indien een geluidsbeoordeling in de RIE
aanwezig is wordt verwezen naar bijlage 5.
Bij overtredingen van de in paragraaf 2.3.2.2 (geen (volledige) RIE aanwezig) genoemde
inspectiepunten 1 (onvolledige RIE) en 3 (niet ter beschikking gestelde gehoorbescherming),
wordt een waarschuwing gegeven, zo nodig bij controle en blijvende overtreding gevolgd
door het aanzeggen van een boete. Bij overtreding van inspectiepunt 4 (niet dragen van
gehoorbescherming) worden de werkzaamheden stilgelegd en een boeterapport opgemaakt.
Indien geen RIE aanwezig is (inspectiepunt 1) wordt direct een boeterapport opgemaakt.
Bij het controlebezoek wordt, afhankelijk van de beoordeelde geluidsniveaus in de RIE, een
boete aangezegd als er nog niet gemeten of beoordeeld is en als er geen plan van aanpak is
opgesteld. Indien het plan van aanpak onvoldoende is wordt een eis gesteld op de inhoud van
het plan van aanpak. Voor de inspectiepunten ten aanzien van gehoorbescherming zie
paragraaf 2.4.1.
Een boeterapport wordt steeds voorzien van gegevens over de opgetreden
geluidsniveaus, overgenomen uit de RIE, dan wel voorzien van de eigen meetresultaten
geregistreerd op een meetregistratieformulier (conform bijlage 2). Beiden voldoen als
bewijsmiddel.
Voor de handhaving van de geluidsvoorschriften indien geen geluidsbeoordeling in de RIE
aanwezig is wordt verwezen naar bijlage 6.
Indien een overtreding wordt geconstateerd van artikel 6.27 Arbobesluit (onbeschermd
blootstellen van jeugdigen tijdens hun arbeid op een arbeidsplaats aan equivalente
geluidsniveaus (LAeq) van 90 dB(A) of hoger), wordt de arbeid stilgelegd en strafrechtelijk
gehandhaafd met het opmaken van een proces-verbaal. Er is immers sprake van een
overtreding van artikel 6.27 Arbobesluit juncto artikel 16, lid 10 Arbo-wet. Overtreding van
artikel 6.27 Arbobesluit is aangewezen als strafbaar feit in artikel 9.9a, lid 1 onder c van het
Arbobesluit, zijnde een economisch delict als bedoeld in artikel 1, onder 3° van de Wet op de
economische delicten.
2.4.1 Handhaving op gehoorbescherming na een indicatieve geluidsmeting
Speciale aandacht bij inspecties op het onderwerp geluid krijgt het bij overschrijding van de
geluidsgrenswaarden aan werknemers ter beschikking stellen van
gehoorbeschermingsmiddelen en het dragen van gehoorbeschermingsmiddelen. Daarom
wordt hier op deze onderwerpen dieper ingegaan inzake het handhavingstraject bij
geconstateerde overtreding na het uitvoeren van een indicatieve geluidsmeting van een
werkzaamheid door de inspecteur.
1e Fase
De inspecteur stelt vast of een partiële geluidsdosis (Lex, t) optreedt boven de 88 dB(A) of
piekwaarden > 140 dB. De inspecteur zal daarvoor de zelf uitgevoerde metingen van het
equivalente geluidsniveau (LAeq) moeten omrekenen naar het partiële geluidsdosisniveau
(Lex, t) met behulp van de tabel in bijlage 1, om te kunnen vaststellen of de werkzaamheden
moeten worden stilgelegd. Overschrijding van dit niveau zonder dat gehoorbescherming
wordt gedragen is een ernstig beboetbaar feit op grond van de artikelen 6.8, lid 9 en 6.23, lid 8
Arbobesluit. Bij het niet dragen van door de werkgever ter beschikking gestelde
gehoorbescherming door werknemers boven een partiële geluidsdosis van 88 dB(A) of de
piekwaarde 140 dB, worden door de inspecteur de gemeten werkzaamheden stilgelegd en
wordt een boeterapport opgemaakt tegen de werkgever op grond van artikel 6.8 lid 9
Arbobesluit, tenzij de werkgever aannemelijk maakt dat hij voldoende inspanning heeft
verricht om ervoor te zorgen dat de werknemers de gehoorbescherming wél dragen. Dat houdt
in dat er tenminste instructies zijn gegeven en dat er voldoende toezicht wordt gehouden op de
naleving van die instructies en het dragen van de gehoorbescherming.
Aan werknemers kan voor het niet dragen van ter beschikking gestelde gehoorbescherming
ook een boete worden aangezegd op grond van dit artikel. Hiertoe moet worden vastgesteld
dat deze werknemer wist of op grond van bedrijfservaring had kunnen weten dat
gehoorbeschermingsmiddelen gedragen moesten worden of indien de werkgever hem daartoe
instructie heeft gegeven. Het niet naleven van artikel 6.8 lid 9 Arbobesluit kan ook de
werknemer ten laste worden gelegd (zie artikel 9.3, lid 1 Arbobesluit).
Indien de partiële geluidsdosis (Lex, t) van 88 dB(A) niet wordt bereikt (en dus niet zonder
meer vastgesteld kan worden dat het ernstig beboetbaar gestelde dagdosisniveau van 85
dB(A) wordt overschreden), maar wel een equivalent geluidsniveau (LAeq) van meer dan 85
dB(A) wordt vastgesteld door metingen zonder de correctie van 3 dB(A), dan geeft de
inspecteur de werkgever een waarschuwing met nultermijn (1 dag) voor het beschikbaar
stellen van gehoorbescherming, en/of een waarschuwing aan de werkgever en (indien van
toepassing) werknemer met nultermijn (1 dag) voor het niet dragen van beschikbaar gestelde
gehoorbescherming. Indien niet binnen 1 dag gehoorbescherming beschikbaar wordt gesteld
respectievelijk gedragen wordt, wordt een boeterapport opgemaakt tegen werkgever of
werknemer.
De handhaving op het beschikbaar stellen en dragen van gehoorbescherming moet worden
gekoppeld aan de handhaving (waarschuwingsbrief) op het treffen van geluidsreducerende
maatregelen volgens de arbeidshygiënische strategie zoals die moet zijn beschreven in een
Plan van Aanpak (inspectiepunt 3 in paragraaf 2.3.2.1).
2e Fase
Indien bij een controlebezoek op de arbeidsplaats nog steeds geen
gehoorbeschermingsmiddelen beschikbaar zijn gesteld aan werknemers waarvan al bij het
eerste inspectiebezoek met behulp van een geluidsmeting of via de RIE was vastgesteld dat zij
worden blootgesteld aan een equivalent geluidsniveau (LAeq) hoger dan 80 dB(A), wordt een
boeterapport opgemaakt.
Indien bij een controlebezoek op de arbeidsplaats nog steeds geen
gehoorbeschermingsmiddelen worden gebruikt door de werknemers waarvan reeds bij het
eerste inspectiebezoek met behulp van een geluidsmeting of via de RIE was vastgesteld dat zij
worden blootgesteld aan een equivalent geluidsniveau (LAeq) hoger dan 85 dB(A), wordt
eveneens een boeterapport opgemaakt
Indien op de arbeidsplaats geen gehoorbeschermingsmiddelen worden gedragen door de
werknemers waarvan al bij het eerste bezoek met behulp van een geluidsmeting of via de RIE
was vastgesteld dat zij worden blootgesteld aan een dagdosis (Lex, T) hoger dan 85 dB(A),
wordt een proces-verbaal opgemaakt. Indien dit feit wordt geconstateerd bij andere
werknemers in het bedrijf, dan degenen waarbij tijdens het eerste bezoek is geconstateerd dat
geen gehoorbescherming werd gedragen, kan eveneens een proces-verbaal worden opgemaakt
(Art. 28, lid 7 Arbo-wet).
2.5
Ongevallen en klachten
Geluid zal over het algemeen niet de directe oorzaak van een ongeval zijn, maar kan indirect
(door slechte communicatiemogelijkheden) wel een rol spelen bij het ontstaan van
ongevallen.
De specialist arbeidshygiëne wordt door de inspecteur ingeschakeld bij de behandeling van
ongevallen door plotseling optredende geluidsniveaus waarvan is vastgesteld dat blijvende
gehoorschade is opgetreden. De specialist arbeidshygiëne wordt door de inspecteur tevens
ingeschakeld bij de behandeling van klachten ten aanzien van geluidsreducerende
maatregelen volgens het arbeidshygiënische regime. De inspecteur stelt bij klachten vast of
sprake is van schadelijke geluidsniveaus volgens de inspectiesystematiek zoals beschreven in
2.3.1. Bij overtredingen wordt een handhavingstraject ingezet, zie onder 2.4.
3.
ACHTERGRONDINFORMATIE
3.1
Gevaren van geluid
Geluid kan de gezondheid en het welzijn negatief beïnvloeden. Onderscheid kan gemaakt
worden in auditieve en niet-auditieve effecten. Voorbeelden van niet-auditieve effecten zijn
een toename van de bloeddruk, versnelling van de hartslag en ademhaling, toename van de
spierspanning, stressverschijnselen en functionele effecten zoals concentratiestoornissen. De
effecten op het hoorvermogen noemt men de auditieve effecten. Deze treden op bij hoge en
langdurige geluidsniveaus. Van een aantal branches (metaal, houtbewerking, betonproducten,
papier- en kartonindustrie) is bekend dat optredende geluidsniveaus leiden tot hoge risico’s op
gehoorschade. Deze effecten kunnen tijdelijk zijn, maar ook blijvend. Door hoge
geluidsniveaus raken de haarcellen in het binnenoor, die de geluidsdruk overdragen aan de
gehoorzenuwen, overbelast en kunnen afsterven, waardoor gehoorverlies optreedt. De grens
waarboven geluid op de arbeidsplaats gehoorschade kan veroorzaken ligt bij 80 dB(A). Boven
80 dB(A) neemt de kans op gehoorschade snel toe. Bij elke 3 dB(A) extra vindt een
verdubbeling van de hoeveelheid geluidsenergie plaats, en een halvering van de veilige
blootstellingsduur.
3.2
Geluidsniveaus
3.2.1 Grootheden geluid
Geluid wordt gevormd door lucht in trilling te brengen, waardoor luchtdrukvariaties
(geluidsgolven) ontstaan. Luchttrillingen die het gehoororgaan kan waarnemen ervaren we als
geluid. De snelheid waarmee luchtdrukvariaties elkaar opvolgen bepaalt de toonhoogte
(frequentie in hertz (Hz)) van het geluid: hoe sneller de trillingen elkaar opvolgen, hoe hoger
de toon. De sterkte van het geluid wordt bepaald door de grootte van de luchtdrukvariaties:
hoe groter de drukwisselingen, hoe luider het geluid. Dit wordt uitgedrukt in een
geluidsdrukniveau (Lpeak in Pascal, Pa). In de praktijk wordt deze maat Pascal bijna niet
meer gebruikt, maar wordt in plaats daarvan gebruik gemaakt van de eenheid decibel (dB) om
de sterkte van het geluidsniveau uit te drukken.
In het Arbobesluit is voor het optreden van piekniveaus van geluid een grenswaarde van 200
Pa gesteld: dit wordt het momentane geluidsdrukniveau genoemd. Het geluidsdrukniveau van
200 Pa voor piekgeluiden komt overeen met 140 dB, gemeten in de meterstand LCpk (zie
meetprotocol).
Het menselijke gehoor is niet voor alle toonhoogten (frequenties) van geluid even gevoelig.
Vooral voor lage tonen is de gevoeligheid geringer. Een hoge toon klinkt daarom in het
menselijke gehoor sterker dan een lage toon van dezelfde geluidssterkte. Daarom wordt in
geluidsmeters het gemeten geluidsniveau gecorrigeerd voor de gevoeligheid van het
menselijke gehoor (A-weging). Daardoor wordt het gemeten geluidsniveau in
overeenstemming gebracht met de menselijke waarneming. Dit wordt tot uitdrukking gebracht
door een (A) achter het gemeten aantal decibel (dus dB(A)).
Het geluidsniveau op een arbeidsplaats is bijna nooit constant. Daarom wordt bij
geluidsmetingen een gemiddeld geluidsniveau over een bepaalde periode bepaald. Dit heet het
bepalen van het equivalent geluidsniveau. Als het equivalente geluidsniveau wordt bepaald
met correctie voor de gevoeligheid van het menselijke gehoor door inschakeling van het A-
filter, dan wordt dit uitgedrukt als LAeq (in dB(A)). Als het equivalente geluidsniveau van
een werkzaamheid wordt beoordeeld wordt dat als volgt tot uitdrukking gebracht:
LAeq, w (dB(A)).
Een werkzaamheid wordt in brede zin gebruikt en omvat onder andere:
-het uitvoeren van een reeks samenhangende handelingen
-het bedienen van een machine tijdens een bewerking
-het werken in een bepaalde ruimte of omgeving.
Het Arbobesluit benoemt equivalente geluidsniveaus (LAeq) met maximale waarden van 80
en 85 dB(A) tot grenswaarden.
Het aandeel van het geluidsniveau van een werkzaamheid op een gehele werkdag wordt ook
wel aangeduid als het partiële geluidsdosisniveau van die werkzaamheid en uitgedrukt als
Lex, t (dB(A)). De som van de partiële geluidsdoses van alle afzonderlijke werkzaamheden op
een werkdag wordt ook wel aangeduid als dagdosis, en uitgedrukt als Lex, T (dB(A)).
Indien de geluidsniveaus die optreden van dag tot dag sterk verschillen, door bijvoorbeeld
sterk wisselende werkzaamheden per dag, mag de werkgever de totale geluidsdosis (Lex, T)
bepalen door het gemiddelde over een week te nemen in plaats van over een dag. We spreken
dan over een weekgemiddelde. Het weekgemiddelde mag niet hoger zijn dan 85 dB(A).
Een lijst met de gebruikte afkortingen is weergegeven in bijlage 4.
3.3
Indicatieve metingen door de inspecteur
De inspecteur heeft vastgesteld dat er geen beoordelingsgegevens in de RIE beschikbaar zijn,
die uitsluitsel geven over de optredende geluidsniveaus op locatie. De indicatieve meting is
bedoeld om uitsluitsel te geven over het optreden van geluidsschadelijke niveaus, ter
ondersteuning van de beslissing van de inspecteur om een handhavingstraject in te gaan zetten
en als bewijs in een eventueel boeterapport. Een geluidsmeting wordt alleen uitgevoerd door
inspecteurs die voorafgaand aan het project instructies en aanvullende opleiding hebben
gekregen over het uitvoeren van geluidsmetingen. Geluidsmetingen door de inspecteur
worden niet uitgevoerd voor of op verzoek van de werkgever om de geluidsrisico’s in het
bedrijf te beoordelen.
3.3.1 Meetprotocol
• Bij aanvang van een inspectieproject worden alle geluidsmeters van de betrokken
inspecteurs gekalibreerd (zowel intern (elektrisch) als extern (akoestisch, microfoon)).
• De inspecteur stelt vast of de aangetroffen situatie overeenkomt met de beschrijving in het
projectplan.
• De inspecteur selecteert die (samenhangende) werkzaamheden en/of arbeidsplaatsen
waarvan hij inschat of uit het projectplan weet dat daar de hoogste geluidsniveaus optreden
(‘worst case’ situatie).
• Vervolgens bepaalt de inspecteur de duur van het éénmaal uitvoeren van deze lawaaiïgste
werkzaamheden (arbeidscyclus).
• Indien er sprake is van piekniveaus van geluid voert de inspecteur een meting van de
piekwaarde uit (LCpeak ofwel peak hold ), en toetst het meetresultaat aan de grenswaarde
van 140 dB.
• Indien er geen sprake is van piekniveaus meet de inspecteur het geluidsniveau van deze
werkzaamheid (LAeq) gedurende 1 arbeidscyclus.
• De inspecteur meet gedurende de duur van uitvoering van de geselecteerde
werkzaamheden (oftewel de duur van 1 arbeidscyclus), het A-gewogen equivalente
geluidsniveau van de geselecteerde werkzaamheden (LAeq, w). De duur van de
geluidsmeting is minimaal 1 minuut. De geluidsmeter wordt tijdens de meting door de
inspecteur in de hand gehouden en niet op een object neergelegd. De inspecteur gaat achter
de werknemer staan en richt de microfoon van de geluidsmeter naar de geluidsbron,
waarbij de microfoon op circa 10 cm van het oor van de werknemer wordt gehouden.
• De omstandigheden waaronder de meting heeft plaatsgevonden en de resultaten van de
geluidsmeting worden door de inspecteur schriftelijk vastgelegd, conform het
meetregistratieformulier (zie bijlage 2).
• De inspecteur toetst zijn ongecorrigeerde meetresultaten (LAeq, w) aan de grenswaarde
LAeq van 85 dB(A).
• De resultaten van de geluidsmeting worden door de inspecteur met behulp van de
omrekeningstabel uit bijlage 1 omgerekend naar een partiële geluidsdosis (Lex, t). Bij deze
omrekening vindt correctie plaats voor de duur dat de werknemer op een werkdag aan het
gemeten geluidsniveau wordt blootgesteld.
• De inspecteur toetst of de partiële geluidsdosis (Lex, t) hoger is dan 88 dB(A).
• Indien het gemeten piekniveau hoger is dan 140 dB en/of de berekende partiële
geluidsdosis (Lex, t) is hoger dan 88 dB(A) en de inspecteur heeft geconstateerd dat de
werknemers geen gehoorbescherming dragen, dan kalibreert de inspecteur op het
regiokantoor de microfoon van de geluidsmeter met behulp van de akoestische kalibrator,
alvorens een boeterapport gemaakt kan worden. Het resultaat van de kalibratie wordt
eveneens vermeld op het meetregistratieformulier (bijlage 2). Indien de geluidsmeter
tijdens het kalibreren aangeeft 0,5 dB of meer af te wijken van het geluidsniveau van de
kalibrator, dan moet de uitgevoerde meting als onbetrouwbaar worden beschouwd en kan
geen boeterapport op grond van de meetresultaten worden opgemaakt. De geluidsmeter
moet opnieuw gekalibreerd worden, alvorens het weer gebruikt kan worden om opnieuw
een meting uit te voeren. Schakel de specialist arbeidshygiëne in. Geeft de kalibratie een
afwijking van minder dan 0,5 dB dan kan de inspecteur met behulp van de eerder
uitgevoerde meetresultaten een boeterapport opmaken.
3.3.2 Voorbeeld uitvoeren van een meting
Een inspecteur bezoekt een fabriekshal, waarvan het projectplan aangeeft dat er
geluidsniveaus (LAeq) van 80 dB(A) of meer zouden kunnen optreden. De medewerkers in de
fabriekshal zijn niet voorzien van gehoorbescherming. De werkgever heeft de optredende
geluidsniveaus niet beoordeeld in de RIE.
De inspecteur selecteert met behulp van het projectplan die werkzaamheden die naar zijn
inschatting tot de hoogste geluidsniveaus aanleiding geven, in dit voorbeeld een
assemblagelijn. Navraag bij de werknemers aan de assemblagelijn leert de inspecteur dat zij
gedurende 4 uur per werkdag werkzaam zijn aan de assemblagelijn en de resterende 4 uur
inpakwerkzaamheden verrichten.
De inspecteur voert een meting uit naar het equivalente geluidsniveau van de werkzaamheden
aan de assemblagelijn (LAeq, w) gedurende 5 minuten: de duur dat 1 cyclus van de
assemblagelijn is doorgemaakt. De geluidsmeter geeft een LAeq van 92 dB(A) aan. Dat
betekent dat de betreffende werknemers aan de assemblagelijn gehoorbescherming dienen te
dragen, dat de assemblagelijn moet zijn afgebakend en gemarkeerd en dat de werknemers
schriftelijk voorlichting en onderricht dienen te krijgen. Bij het bepalen van de partiële
geluidsdosis (Lex, t) van de assemblagewerkzaamheden ziet de inspecteur in de
omrekeningstabel van bijlage 1 dat hij 3 dB moet aftrekken: 92-3= 89 dB(A) (zie tabel 1: 4
uur blootstelling aan de assemblagelijn op een 8-urige werkdag moet worden gecorrigeerd
door 3 dB van het meetresultaat af te trekken).
Aangezien de partiële geluidsdosis (Lex, t) van 89 dB(A) hoger is dan 88 dB(A) en daarmee
ook de dagdosis van 85 dB(A) is overschreden, is er sprake van een ernstig beboetbaar feit
(B60080901): de inspecteur kan de werkzaamheden stil leggen en een boeterapport opmaken
voor het niet dragen van gehoorbescherming.
3.4
Toelichting inspectiefeiten
3.4.1 Nadere voorschriften RIE
Als er sprake is van schadelijk geluid op de arbeidsplaats, dient het onderwerp geluid in de
RIE te zijn beoordeeld. In het algemeen kan gebruik worden gemaakt van gegevens uit andere
bronnen of van referentie-bedrijven of branches over voorkomende geluidsniveaus van de
betreffende werkzaamheden. Bij complexe situaties moeten bij geluidsniveaus hoger dan 80
dB(A) metingen worden verricht. Deze metingen moeten door of in opdracht van de
werkgever of de Arbo-dienst worden uitgevoerd. Het meet- en beoordelingsplan moet
opgesteld zijn conform NEN 3418.
In het geluidsmeet- en beoordelingsplan in de RIE moeten in ieder geval de volgende
elementen duidelijk herkenbaar aanwezig zijn :
• een werkzaamhedenanalyse per werknemer of groep over een representatieve werkdag
of week
• het equivalente geluidsniveau (LAeq, w) bij de voorkomende werkzaamheden per
werknemer of groepen werknemers
• de dagdosis (Lex, T) per werknemer of groep werknemers over een gemiddelde
werkdag.
De aanpak van de geluidsproblematiek is beschreven in de beleidsregels 6.7, 6.8, 6.9 en 6.23
en de daarbij behorende toelichting. Verder geeft het Arbo-Informatieblad ‘Lawaai op de
arbeidsplaats, AI-4’ nadere informatie.
Bij complexe situaties (meerdere of veel stationaire en mobiele lawaaibronnen in een
werkruimte) is een, op de RIE gebaseerde, integrale aanpak (een compleet
lawaaibestrijdingsprogramma), nodig bij LAeq, w-waarden hoger dan 85 dB(A). Dit is aan de
orde in de meeste industriële bedrijven.
3.4.2 Gehoorbeschermingsmiddelen
In Arbobeleidsregel 8.2 ‘Keuze van persoonlijke beschermingsmiddelen’ wordt de Gids
persoonlijke beschermingsmiddelen’ (1997) van het NNI aangehaald voor wat betreft de
keuze en het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen en dus ook van
gehoorbeschermingsmiddelen. Gehoorbeschermingsmiddelen zijn onder meer oorproppen,
gehoorkappen, otoplastieken. Gehoorbeschermingsmiddelen die voldoende geluiddemping
bieden (ten hoogste equivalent geluidsniveau van 80 dB(A) of als dat redelijkerwijs niet
mogelijk is ten hoogste equivalent geluidsniveau van 85 dB(A)) moeten beschikbaar zijn
gesteld bij geluidsniveaus vanaf 80 dB(A). Daarbij wordt rekening gehouden met de
omstandigheden op de arbeidsplaats (klimaat, aard van de werkzaamheden, vrije ruimte op de
arbeidsplaats, combinatie met andere persoonlijke beschermingsmiddelen) en de werknemer
(draagcomfort, persoonlijke voorkeur, medische beletsels). De middelen moeten aan de
werknemers persoonlijk ter beschikking worden gesteld en alleen door deze werknemers
gedragen worden. Bij geluidsniveaus vanaf 85 dB(A) geldt een draagplicht van
gehoorbeschermingsmiddelen. Er dient door de werkgever toezicht uitgeoefend te worden op
het dragen van deze middelen.
Gehoorbeschermingsmiddelen moeten op grond van het Besluit persoonlijke
beschermingsmiddelen van de Wet gevaarlijke werktuigen zijn getest en voorzien van een
CE-markering. Alle gehoorbeschermingsmiddelen moeten zijn getest volgens ISO-EN 248691. Uitwendig gedragen gehoorbeschermingsmiddelen moeten voldoen aan NEN-EN 352-1.
Inwendig gedragen gehoorbeschermingsmiddelen moeten voldoen aan NEN-EN 352-2.
Gehoorkappen, in combinatie met een (veiligheids)helm moeten voldoen aan NEN-EN352-3.
3.4.3 Markering en afbakening
Werkruimten, bedieningsplaatsen, machines etc. met equivalente geluidsniveaus hoger dan 85
dB(A), dienen als gehoorbeschermingszone gemarkeerd te worden. Hiervoor zijn
genormaliseerde waarschuwingspictogrammen in de handel verkrijgbaar, die bij de
arbeidsplaatsen of bij de ingang van de werkruimtes aangebracht kunnen worden. De
pictogrammen moeten goed zichtbaar zijn. De afbakening van de gehoorbeschermingszone
bestaat tenminste uit waarschuwingspictogrammen en kan daarnaast middels geel/zwarte band
op de vloer of muur worden aangeduid. Alleen werknemers die beroepshalve of personen
wier functie dat noodzakelijk maakt, mogen de zone betreden.
3.4.4 Voorlichting en onderricht
Aan werknemers die arbeid verrichten waarbij overschrijding van het equivalente
geluidsniveau (LAeq) van 80 dB(A) of een piekwaarde van 140 dB kan worden verwacht,
wordt doeltreffend voorlichting en onderricht gegeven over:
• Het gevaar van gehoorschade door schadelijke geluidsniveaus en de gevolgen van
gehoorschade
• Hoe lawaai kan worden bestreden en voorkomen
• De geluidsreducerende maatregelen die het bedrijf heeft genomen, zoals technische en/of
organisatorische voorzieningen, periodiek gehooronderzoek en markering van
gehoorbeschermingszones
• Het gebruik en onderhoud van persoonlijke gehoorbeschermingsmiddelen.
Bijlage 1
Omrekeningstabellen geluidsmetingen
Tabel 1: Correctie voor blootstellingsduur (berekening van partieel geluidsdosisniveau per
werkzaamheid)
Tijdsduur van de werkzaamheid (blootstelling)
per werkdag
1 minuut
2 minuten
3 minuten
4 minuten
5 minuten
6 minuten
8 minuten
10 minuten
15 minuten
20 minuten
25 minuten
30 minuten
40 minuten
50 minuten
1 uur
1 uur en 15 minuten
1 uur en 30 minuten
2 uur
2 uur en 30 minuten
3 uur
4 uur
5 uur
6 uur
7 uur
8 uur
Aantal dB aftrekken van gemeten
geluidsniveau (LAeq)
27
24
22
21
20
19
18
17
15
14
13
12
11
10
9
8
7
6
5
4
3
2
1
0,5
0
Bijlage 2
Meetregistratieformulier
Geluidsmeting
Locatie
Inspecteur
Geluidsmeter nr.
Datum meting
Omschrijving gemeten werkzaamheden
Naam bemeten werknemer(s)
Duur van gemeten werkzaamheden per
werkdag (verklaring werknemer)
Correctiefactor voor blootstelling (dB)
Meetduur (min)
Piekniveau (LCpk, (dB)
Geluidsniveau (LAeq (dB(A))
Partiële geluidsdosis (Lex, t (dB(A))
Datum kalibratie voor meting
Datum kalibratie na meting
Instelling meter
Meetfunctie fast/slow
Meettijd
Meetgebied (range)
Filter A/C/FLAT
Schets onderzochte situatie
1e meting
1e meting
1e meting
Voor meting
e
2 meting
e
2 meting
e
2 meting
Na meting
Bijlage 3
Inspectiefeiten
Arbowet ’98
Artikel 5 Inventarisatie en evaluatie van risico’s
W050101 Schriftelijke ri&e aanwezig
W050201 plan van aanpak aanwezig
W050301 ri&e aanpassen wanneer noodzakelijk
Arbobesluit
Artikel 6.7 Nadere voorschriften inventarisatie en evaluatie, beoordelen en meten van geluid
B60070101 in kader RIE beoordelen en zo nodig meten geluidsniveau op iedere
arbeidsplaats
B60070201 metingen en beoordelingen geluid representatief voor dagelijkse arbeidstijd
B60070301 bij meting geluid gebruikte methoden en apparaten aanpassen aan
omstandigheden
B60070501 adequate registratie resultaten beoordelingen en metingen geluid en ten minste
10 jaren bewaren
Artikel 6.8 Voorkomen of beperken van schadelijk geluid
B60080101 zo mogelijk constructie, inrichting, opstelling, ondersteuning en onderhoud
arbeidsmiddelen zodanig dat tijdens werking equivalent geluidsniveau op
arbeidsplaatsen < 85 dB(A)
B60080201 verrichten werkzaamheden zodanig dat equivalent geluidsniveau op
arbeidsplaatsen < 85 dB(A)
B60080301 indien B60080101 en B60080201 niet kan worden gevergd, dan zo mogelijk
doeltreffende voorzieningen waarbij zoveel mogelijk wordt voorkomen dat
equivalent geluidsniveau op arbeidsplaatsen > 85 dB(A)
B60080401 voorzieningen conform B60080301 vermelden in plan van aanpak
B60080501 doeltreffende maatregelen ter beperking blootstellingsduur en aantal
blootgestelde werknemers aan geluid
B60080601 voorzieningen conform B60080501 vermelden in plan van aanpak
B60080701 in voldoende aantallen ter beschikking stellen van pbm-en bij blootstelling aan
equivalent geluidsniveau op arbeidsplaatsen > 80 dB(A)
B60080801 werknemers in de gelegenheid stellen oordeel kenbaar te maken over keuze
pbm-en
B60080901 gebruik pbm-en bij equivalent geluidsniveau > 85 dB(A) (ebf)
B60081001 maatregelen beperking ongevalsgevaar bij gebruik pbm-en
B60081101 afbakenen en markeren plaatsen met equivalent geluidsniveau > 85 dB(A)
B60081201 op plaatsen met equivalent geluidsniveau > 85 dB(A) uitsluitend bevoegde
werknemers toelaten
Artikel 6.9 Weekgemiddelde (geluid)
B60090101 zo mogelijk gemiddeld geluidsniveau over een week < 85 dB(A) voor
werknemers met bijzondere taken op arbeidsplaatsen met sterk wisselende
geluidsniveaus terwijl voorzieningen conform B60080301 en B60080501 niet
mogelijk zijn
B60090201 periodieke controle of genoemde geluidsniveau inderdaad < 85 dB(A)
Artikel 6.10 Audiometrisch onderzoek
B60100101 AGO in de vorm van audiometrisch onderzoek voor werknemers die worden
blootgesteld aan geluidsdosisniveau van 80 dB(A)
B60100201 zolang blootstelling 80 dB(A) met tussenpozen ≤ 4 jaar opnieuw audiometrisch
onderzoek
B60100301 arbodienst moet beoordelings- en metingsregister kunnen inzien
Artikel 6.11 Voorlichting en onderricht (geluid)
B60110001 bij te verwachten overschrijding van het equivalente geluidsniveau van 80
dB(A) doeltreffende voorlichting (over gevaren, regelgeving, gebruik pbm-en
en audiometrisch onderzoek)
Artikel 6.23 Geluidsvoorschriften zeeschepen en luchtvaartuigen
B60230101 zo mogelijk constructie, inrichting, opstelling, ondersteuning en onderhoud
arbeidsmiddelen aan boord van luchtvaartuigen en zeeschepen zodanig dat
tijdens werking equivalent geluidsniveau op arbeidsplaatsen < 85 dB(A)
B60230201 verrichten werkzaamheden aan boord van luchtvaartuigen en zeeschepen
zodanig dat equivalent geluidsniveau op arbeidsplaatsen < 85 dB(A)
B60230301 indien equivalent geluidsniveau op arbeidsplaatsen , 85 dB(A) aan boord van
luchtvaartuigen en zeeschepen niet kan worden gevergd, dan zo mogelijk
doeltreffende voorzieningen waarbij zoveel mogelijk wordt voorkomen dat
equivalent geluidsniveau op arbeidsplaatsen > 85 dB(A)
B60230401 voorzieningen aan boord van luchtvaartuigen en zeeschepen waarbij zoveel
mogelijk wordt voorkomen dat equivalent geluidsniveau > 85 dB(A) bedraagt
vermelden in plan van aanpak
B60230501 doeltreffende maatregelen ter beperking blootstellingsduur en aantal
blootgestelde werknemers aan geluid aan boord van luchtvaartuigen en
zeeschepen
B60230601 voorzieningen ter beperking blootstellingsduur en aantal blootgestelde
werknemers aan geluid aan boord van luchtvaartuigen en zeeschepen
vermelden in plan van aanpak
B60230701 in voldoende aantallen ter beschikking stellen van pbm-en bij blootstelling aan
equivalent geluidsniveau op arbeidsplaatsen aan boord van luchtvaartuigen en
zeeschepen > 80 dB(A)
B60230801 gebruik pbm-en bij equivalent geluidsniveau > 85 dB(A) aan boord van
luchtvaartuigen en zeeschepen (ebf)
Artikel 6.27 Arbeidsverboden werken onder overdruk en niet-ioniserende straling
(jeugdigen)
B60270301 verbod jeugdigen t.a.v. werken op arbeidsplaats met equivalent geluidsniveau
>90 dB(A) (strafrecht)
Bijlage 4
Lijst met gebruikte afkortingen
dB
dB(A)
L
LCpk
LAeq
LAeq, w
Lex, t
Lex, T
decibel
decibel bij gebruik van het A-filter in de geluidsmeter,
waardoor wordt gecorrigeerd voor de gevoeligheid van
het menselijke gehoor
sound level, geluidsniveau
momentaan geluidsdrukniveau ofwel piekniveau,
uitgedrukt in Pascal of decibel (dB(C))
equivalent geluidsniveau; het gemiddelde geluidsniveau
over een bepaalde meetperiode, met gebruikmaking van
het A-filter, uitgedrukt in dB(A)
equivalent geluidsniveau van een werkzaamheid, met
gebruikmaking van het A-filter, uitgedrukt in dB(A)
partiële geluidsdosis uitgedrukt in dB(A); het aandeel
van het geluidsniveau van een werkzaamheid op een
werkdag
geluidsdagdosis uitgedrukt in dB(A); de som van de
afzonderlijke partiële geluidsdoses van
onderscheidenlijke werkzaamheden gedurende een
gehele werkdag
Bijlage 5 Handhaving indien geluidsbeoordeling in RIE aanwezig is
inspectie geluid
volgens projectplan,
beoordeling in RIE
aanwezig
1.
LAeq > 80
dBA
Nee
einde
Ja
2.
LAeqw >= 851
dBA
3.
pbm ter
beschikking
Nee
Nee
4.
waarschuwing
ter beschikking
stellen pbm
Ja
Ja
8.
Lex,T>= 80
dBA
5.
Lex,T>= 80
dBA
Nee
Nee
naar
20.
Ja
Ja
9.
audiometrisch
onderzoek
Nee
10.
waarschuwing
audiometrie
6.
audiometrisch
onderzoek
Ja
Ja
11.
Lex,T>= 85
dBA
Nee
12.
pbm
gedragen
Nee
Nee
7.
waarschuwing
audiometrie
naar
20.
13.
waarschuwing
dragen pbm
Ja
14.
pbm
gedragen
Ja
Nee
15.
stilleggen +
boete
Ja
naar
16.
1. behalve equivalente geluidniveaus kan er ook sprake zijn
van piekniveaus die apart moeten zijn/worden beoordeeld.
Indien pieken van meer dan 140 dB aanwezig zijn en er wordt
geen pbm gedragen, dan wordt het werk stilgelegd en wordt
een boete aangezegd.
Tevens moet in dergelijke gevallen zo nodig eveneens
worden gehandhaafd op voorlichting en instructie.
van
12, 13,
14 of 15.
16.
markering
e.d.
Nee
17.
waarschuwing
markering/
afbakening
Ja
18.
maatregelen
mogelijk
Ja
19.
waarschuwing/eis
beheersNee
maatregelen
van
5, 6 of
7.
20.
voorlichting
gegeven
Nee
21.
waarschuwing
geven voorlichting
en onderricht
Nee
einde
1e
fase
Ja
22.
jeugd LAeqw
>= 90 dBA
Ja
23.
beschermd
Ja
einde
1e
fase
Nee
24.
stilleggen +
proces-verbaal
Bijlage 6: Handhaving indien geen beoordeling/meting in de RI&E aanwezig is
Beoordeling
geluidssituatie
conform 2.3.1
Laeq > 80
dBA
nee
Einde
1e fase
ja
Geen
opm.
pbm
ja
Waarschuwing
onvolledige RIE op
beoordeling geluid +
vooruitlopen op evt.
maatregelen
pbm gedragen
nee
Uitvoeren
indicatieve
metingen
4.
Laeqw > = 85 dBA
(1)
nee
5.
pbm ter
beschikking
6.
Waarschuwing ter
beschikking
stellen pbm
nee
ja
7.
Lex,T* >= 88
dBA
(2)
nee
8.
pbm gedragen
9.
Waarschuwing
dragen pbm
nee
ja
1.
10.
pbm gedragen
nee
11.
Stilleggen +
boete
behalve equivalente geluidniveaus kan er ook sprake zijn
van piekniveaus die apart moeten zijn/worden beoordeeld.
Indien pieken van meer dan 140 dB aanwezig zijn en er wordt
geen pbm gedragen, dan wordt het werk stilgelegd en wordt
een boete aangezegd.
Tevens moet in dergelijke gevallen zo nodig eveneens worden
gehandhaafd op voorlichting en instructie.
2.
Lex,T* is de door de inspecteur vastgestelde dagdosis
berekend op grond van de partiële dosis na meting. De
berekende partiële dosis wordt i.v.m. spreiding van
meetuitkomsten, getoetst aan een met 3 dB verhoogde
dagdosis voor een ernstig feit.
Download