8.1 Gelijkvormige en congruente driehoeken [1] Willem-Jan van der Zanden 1 8.1 Gelijkvormige en congruente driehoeken [1] Twee evenwijdige lijnen worden gesneden door een derde lijn. De twee rode hoeken (F-hoeken) zijn gelijk. Twee evenwijdige lijnen worden gesneden door een derde lijn. De twee rode hoeken (Z-hoeken) zijn gelijk. Willem-Jan van der Zanden 2 8.1 Gelijkvormige en congruente driehoeken [1] Voorbeeld 1: Toon aan dat ΔAPQ gelijkvormig is met ΔABC PAQ = BAC APQ = ABC (F-hoeken) Via (hh) volgt nu dat ΔAPQ en ΔABC gelijkvormig zijn. Willem-Jan van der Zanden 3 8.1 Gelijkvormige en congruente driehoeken [1] Voorbeeld 2: Bereken PQ en CQ Vanwege de gelijkvormigheid van Δ APQ en Δ ABC geldt: PQ AP PQ 10 5 14PQ 10 8 PQ 5 BC AB 8 14 7 AQ AP 9 10 3 10 AC 9 14 AC 12 AC AB AC 14 5 3 3 CQ AC AQ 12 9 3 5 5Willem-Jan van der Zanden 4 8.1 Gelijkvormige en congruente driehoeken [1] Voorbeeld 3: De lijnen PC en BQ snijden elkaar in het punt R. Bereken de verhouding PR : CR QPR = BCR (Z-hoeken) PQR = CBR (Z-hoeken) Uit (hh) volgt dat ΔPQR en ΔCBR gelijkvormig zijn. Op basis hiervan geldt er nu: 5 PR PQ PR PR 5 7 CR BC CR 8 CR 7 5 Willem-Jan van der Zanden 5 8.1 Gelijkvormige en congruente driehoeken [2] Let op: Congruente driehoeken zijn niet alleen gelijkvormig maar ook even groot. Willem-Jan van der Zanden 6 8.2 Stellingen bewijzen [1] Definitie = Een afspraak, die dus niet bewezen hoeft te worden. Voorbeeld definitie: • Een gelijkbenige driehoek is een driehoek met twee gelijke zijden; • Een gestrekte hoek is een hoek van 180˚. • Een parallellogram is een vierhoek waarvan beide paren overstaande zijden evenwijdig zijn; • Een ruit is een vierhoek met vier gelijke zijden. Stelling = Een eigenschap, die bewezen moet worden. Voor het bewijs kun je alle bekende definities en eerder bewezen stellingen gebruiken. Willem-Jan van der Zanden 7 8.2 Stellingen bewijzen [1] Stelling gelijkbenige driehoek (1): Als in een driehoek twee zijden gelijk zijn, dan zijn de tegenoverliggende hoeken ook gelijk. Stelling gelijkbenige driehoek (2): Als in een driehoek twee hoeken gelijk zijn, dan zijn de tegenoverliggende zijden ook gelijk. Stelling van overstaande hoeken: De overstaande hoeken bij twee snijdende lijnen zijn gelijk. Stelling van hoekensom driehoek: De som van de hoeken van een driehoek is 180 graden. Willem-Jan van der Zanden 8 8.2 Stellingen bewijzen [1] Voorbeeld: Bewijs de stelling van de overstaande hoeken. Gegeven: Twee lijnen die elkaar snijden in A. Te bewijzen: A1 = A3 en A2 = A4 Bewijs: A1 + A2 = 180˚ (gestrekte ∠) A3 + A2 = 180˚ (gestrekte ∠) Hieruit volgt: A1 = A3 Op dezelfde manier kan bewezen worden: A2 = A4 Let op: • Schrijf eerst op wat gegeven is; • Noteer dan wat je moet bewijzen; • Geef dan het bewijs en licht elke stap toe. Willem-Jan van der Zanden 9 8.2 Stellingen bewijzen [2] Een vermoeden is juist als je het kunt bewijzen. Een vermoeden is niet juist als je een tegenvoorbeeld kunt geven. Equivalente definities en eigenschappen van een parallellogram: Er zijn twee paren evenwijdige zijden; Er zijn twee paren gelijke overstaande zijden; Twee overstaande zijden zijn gelijk en evenwijdig; De diagonalen delen elkaar middendoor. Equivalente definities en eigenschappen van een ruit: Het is een vierhoek met vier gelijke zijden; Het is een parallellogram waarin een diagonaal een hoek middendoor deelt; Het is een parallellogram waarin de diagonale elkaar loodrecht snijden. Equivalente definities en eigenschappen van een rechthoek: Het is een vierhoek met vier rechte hoeken; Het is een parallellogram met rechte hoek; Het is een parallellogram met gelijke diagonalen. Kies je één van deze eigenschappen als definitie, dan zijn de andere te bewijzen. Willem-Jan van der Zanden Een omkeerbare stelling is een stelling waarvan de omkering ook waar is; 10 8.2 Stellingen bewijzen [2] Definitie middelloodlijn: De middelloodlijn van een lijnstuk is de lijn door het midden van dat lijnstuk die loodrecht op dat lijnstuk staat. Definitie bissectrice: De bissectrice van een hoek is de lijn die de hoek middendoor deelt. Willem-Jan van der Zanden 11 8.2 Stellingen bewijzen [3] Definitie hoogtelijn: Een hoogtelijn in een driehoek is de loodlijn vanuit een hoekpunt op de overstaande zijde. Definitie zwaartelijn: Een zwaartelijn in een driehoek is de lijn die gaat door een hoekpunt en het midden van de overstaande zijde. Willem-Jan van der Zanden 12 8.4 Het bewijzen van vermoedens [1] Voorbeeld: Bewijs het vermoeden dat de drie zwaartelijnen in een driehoek door één punt gaan. Gegeven: ΔABC met de zwaartelijnen AD, BE en CF Te bewijzen: AD, BE en CF gaan door één punt S. Willem-Jan van der Zanden 13 8.4 Het bewijzen van vermoedens [1] Voorbeeld: Bewijs het vermoeden dat de drie zwaartelijnen in een driehoek door één punt gaan. Bewijs: AD en CF snijden elkaar in S. AB : FB = 2 : 1 (F is het midden van AB) BC : BD = 2 : 1 (D is het midden van BC) ∠B = ∠B Via zhz volgt nu dat ΔABC en ΔFBD gelijkvormig zijn. Doordat ΔABC en ΔFBD gelijkvormig zijn geldt: AC : FD = 2 : 1 en ∠CAB = ∠DFB. Via Z-hoeken volgt nu AC // FD ∠ACS = ∠DFS (Z-hoeken) ∠ASC = ∠DSF (overstaande hoeken) Via hh volgt nu dat ΔACS en ΔDFS gelijkvormig zijn. AC : FD = 2 : 1 en dus ook AS : DS =Willem-Jan 2 : 1 van der Zanden 14 8.4 Het bewijzen van vermoedens [1] Voorbeeld: Bewijs het vermoeden dat de drie zwaartelijnen in een driehoek door één punt gaan. Op dezelfde manier zoals zojuist is nu Te bewijzen dat AT : DT = 2 : 1 Er zijn nu twee zaken bewezen: AS : DS = 2 : 1 AT : DT = 2 : 1 Op AD kan slechts één punt P liggen met AP : DP = 2 : 1 Dus S en T zijn hetzelfde punt. Het snijpunt S van AD en CF valt dus samen met het snijpunt T van AD en BE. De zwaartelijnen AD, BE en CF gaan dus door één punt. Willem-Jan van der Zanden 15 8.4 Het bewijzen van vermoedens [1] Definitie omgeschreven cirkel: De omgeschreven cirkel van een driehoek is de cirkel die door de drie hoekpunten van de driehoek gaat. Definitie ingeschreven cirkel: De ingeschreven cirkel van een driehoek is de cirkel die door de drie hoekpunten van de driehoek gaat. Willem-Jan van der Zanden 16 8.4 Het bewijzen van vermoedens [1] Stelling van Thales: Als ∆ABC rechthoekig is in B, dan ligt B op de cirkel met middellijn AC. Omgekeerde stelling van Thales: Als van ∆ABC de zijde AC middellijn van een cirkel is en punt B op die cirkel ligt, dan is de ∆ rechthoekig in C. Willem-Jan van der Zanden 17 8.4 Het bewijzen van vermoedens [2] Definitie koordenvierhoek: Een koordenvierhoek is een vierhoek waarvan de hoekpunten op één cirkel liggen. Koordenvierhoekstelling: Als ABCD een koordenvierhoek is, dan is de som van elk paar overstaande hoeken 180 graden. Omgekeerde koordenvierhoekstelling: Als in een vierhoek de som van een paar overstaande hoeken 180 graden is, dan is het een koordenvierhoek. Willem-Jan van der Zanden 18