Programma van Eisen Veiligheidsinspecties voor elektrische installaties De techniek waarop Nederland draait 1 © UNETO-VNI, november 2015 Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, film, elektronisch, op geluidsband of op welke andere wijze ook en evenmin in een retrieval systeem worden opgeslagen zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van UNETO-VNI. De inhoud van deze publicatie is met de grootst mogelijke zorgvuldigheid samengesteld. Toch kan het risico van onduidelijkheden of onjuistheden niet geheel worden vermeden. UNETO-VNI sluit iedere aansprakelijkheid uit voor zowel de schade die mocht voortvloeien uit het gebruik van deze gegevens, als schade die zou kunnen ontstaan als gevolg van onvolledigheden, onjuistheden of onvolkomenheden in deze publicatie. Mocht u suggesties willen doen voor verbetering en aanvulling, dan zijn die uiteraard welkom. Mail ze naar: [email protected]. Programma van Eisen Veiligheidsinspecties Een leidraad voor het beoordelen van elektrische installaties zonder aangewezen installatieverantwoordelijke. Inhoudsopgave Inleiding 3 Aanleiding 3 De drie pijlers onder het PvE 3 Opbouw3 Deel I. Managementsamenvatting Fundamentele uitgangspunten 4 Doel4 Reikwijdte4 Uitvoering4 Overeenkomst4 Classificatie van gebreken 4 Beoordeling4 Van toepassing zijnde norm 4 Inspectierapport5 Het ontdekken van een gebrek buiten de grenzen van de overeenkomst 5 Deel II. Gebruiksinstructie Gebruiksinstructie bij de toepassing van de fundamentele uitgangspunten 6 Doel6 Reikwijdte6 Uitvoering7 + Visuele inspectie 7 + Metingen en beproevingen 7 + Ontwerpcontrole 7 Overeenkomst7 Beperkingen7 + Beperking van de reikwijdte 8 + Beperking van de uitvoering 8 + Beperking van de installatie zelf 8 Classificatie van gebreken 8 + C1: Onaanvaardbaar risico is reeds nu aanwezig 9 + C2: Onaanvaardbaar risico is na voorzienbare gebeurtenis aanwezig 9 + C3: Verbetering aanbevolen 9 + NO: Nader onderzoek nodig 9 Beoordeling10 Van toepassing zijnde norm 10 Inspectierapport10 Het ontdekken van een gebrek buiten de grenzen van de overeenkomst 11 Deel III. Modelformulieren 12 Modelformulier 1: Visuele inspectie Modelformulier 2: Metingen en beproevingen Modelformulier 3: Ontwerpcontrole Modelformulier 4: Classificatie van gebreken Meldingsformulier gevaarlijke situatie 12 13 14 15 21 2 Inleiding Deze inleiding op het Programma van Eisen Veiligheidsinspecties (hierna PvE) legt uit welke inzichten en uitgangspunten zijn gehanteerd bij het schrijven van het PvE. Ook laat het zien hoe het PvE zich verhoudt tot NEN 1010 en NEN 3140. Aanleiding Hoewel de NEN 3140 veel gebruikt wordt bij een inspectie van bestaande elektrotechnische installaties, is dit niet altijd de meest voor de hand liggende keuze als leidraad. Dat komt doordat NEN 3140 een bedrijfsvoeringsnorm is, die vooral eisen stelt aan procedures. Zo staat er in de norm een procedure voor het vaststellen van de grenzen van de uit te voeren inspectie. In bepaling 5.101.5 staat bijvoorbeeld dat de installatieverantwoordelijke – met redenen omkleed – moet vaststellen waar en wat er precies geïnspecteerd moet worden. En op welke manier dat moet. Als de opdrachtgever van de inspecteur geen installatieverantwoordelijke aangewezen heeft, dan kan er niet gewerkt worden volgens de procedure die NEN 3140 voorschrijft. Er is dan een leidraad nodig om die grenzen te bepalen. Dit PvE biedt u deze leidraad. De drie pijlers onder het PvE Het PvE bewerkstelligt drie belangrijke doelen: 1. Het stelt duidelijke grenzen aan de inspectie. Deze grenzen zijn een weerslag van het belang van de opdrachtgever. 2. Het voorziet in een éénduidige risicobeoordeling. De risicobeoordeling is geïntegreerd in de methode. 3.Het geeft expliciet invulling aan de zorgplicht van de inspecteur. Deze zorgplicht moet de inspecteur betrachten naar de opdrachtgever en naar derden. De eerste pijler zorgt voor een sluitende inspectieovereenkomst. De tweede pijler maakt een eind aan de diversiteit van risicobeoordeling van geconstateerde gebreken. De derde pijler zorgt voor een duidelijke vorm van rapporteren. Opbouw Het PvE bestaat uit de volgende drie delen: Deel I: Managementsamenvatting; Deel II: Gebruiksinstructie; Deel III: Modelformulieren. De managementsamenvatting geeft op strategisch niveau inzicht over de fundamentele uitgangspunten van een inspectie conform het PvE. Zo beschrijft het onder andere het doel van een inspectie, de juridische en de technisch grenzen van de inspectie. Omdat de projectleiding zich meer tactisch op inspecties richt, biedt de managementsamenvatting voor hen niet voldoende informatie. In de gebruiksinstructie is beschreven hoe de middelen ingezet moeten worden om het doel te bereiken. De modelformulieren zijn specifiek ontworpen om de inspecteur zinvol gereedschap te bieden bij de uitvoering van zijn werk. De formulieren wijken af van de formulieren die in de huidige markt worden gebruikt. Grenzen Risico-beoordeling Modelformulier 1 Doel vaststellen Reikwijdte vaststellen Uitvoering vaststellen Overeenkomst Modelformulier 2 Modelformulier 3 Modelformulier 4 Zorgplicht Meldingsformulier gevaarlijk gebrek Gebreken classificeren Rapport Beoordeling maken Gebrek ontdekt buiten de grenzen van de overeenkomst 3 Deel I. Managementsamenvatting Fundamentele uitgangspunten Doel Het doel van inspectie volgens deze methode is, om binnen de overeengekomen reikwijdte, uitvoering en beperkingen van de inspectie, een beoordeling te krijgen van de elektrische installatie. Reikwijdte Deze inspectiemethode is geschikt voor utilitaire elektrische installaties die vallen onder het toepassingsgebied van NEN 1010. Inspectie volgens deze methode leidt tot observaties van gebreken aan de risico-beperkende maatregelen die NEN 1010 voorschrijft. Deze gebreken kunnen hun oorsprong vinden in: 1) het ontwerp van de installatie; 2) de wijze van aanleg van de installatie; 3) de fysieke toestand van de installatie. Uitvoering Voor zover overeengekomen, bestaat inspectie volgens deze methode uit: + visuele inspectie; + metingen en beproevingen; + ontwerpcontrole. De inhoud van deze inspectie-onderdelen is vastgelegd in de modelformulieren 1 tot en met 3. Overeenkomst De reikwijdte, uitvoering en beperkingen van een inspectie moeten ondubbelzinnig in de overeenkomst worden vastgelegd. Classificatie van gebreken Deze methode classificeert de geobserveerde gebreken. Een gebrek wordt geclassificeerd met één van de volgende vier codes: C1 Onaanvaardbaar risico is reeds nu aanwezig; C2 Onaanvaardbaar risico is na voorzienbare gebeurtenis aanwezig; C3 Verbetering aanbevolen; NO Nader onderzoek nodig. De classificatie van gebreken geschiedt volgens modelformulier 4. Bij het ontdekken van een gebrek met classificatiecode C1 stelt de inspecteur de opdrachtgever en de belanghebbende (indien dat een ander is dan de opdrachtgever) daarvan onmiddellijk in kennis met het Meldingsformulier Gevaarlijke Situatie. Beoordeling De beoordeling volgt uit de volgens deze methode voorgeschreven classificatie van de gebreken. De beoordeling luidt: + Voldoende: de installatie vertoont geen gebreken of alleen gebreken met code C3. + Onvoldoende: de installatie vertoont gebreken met codes C1, C2 of NO. Van toepassing zijnde norm De beoordeling van de elektrische installatie wordt uitgevoerd aan de hand van de norm die van kracht is ten tijde van de inspectie. 4 Inspectierapport De resultaten van de inspectie worden vastgelegd in een inspectierapport. De observatie wordt vastgelegd in een duidelijke en nauwkeurige omschrijving. Vermijd vakjargon, tenzij het inspectierapport voor een elektrotechnicus is. Het ontdekken van een gebrek buiten de grenzen van de overeenkomst Bij het ontdekken van een gebrek buiten de grenzen van de overeenkomst stelt de inspecteur de belanghebbende daarvan onmiddellijk in kennis. 5 Deel II. Gebruiksinstructie Gebruiksinstructie bij de toepassing van de fundamentele uitgangspunten Doel Het doel van de inspectie is om tot een zinvolle beoordeling te komen van de elektrische installatie. Een opdrachtgever kan diverse redenen hebben om een inspectie te laten uitvoeren en een inspectierapport op te laten stellen. Natuurlijk heeft de reden te maken met de belangen die de opdrachtgever heeft bij een voldoende elektrische installatie. Wat “voldoende” is wordt dus bepaald door: + NEN 1010; + de specifieke belangen van de opdrachtgever. Bij het overeenkomen van de reikwijdte, uitvoering en beperkingen van de inspectie moet rekening worden gehouden met deze specifieke belangen. Het juridische principe dat hier aan ten grondslag ligt is de zogenaamde ‘wilsovereenstemming’. Van wilsovereenstemming is sprake wanneer de afspraken die partijen met elkaar vastleggen in een overeenkomst een nauwkeurige afspiegeling zijn van het doel dat zij met de overeenkomst beogen te bereiken. Dit doel moet bereikt worden door het nakomen van de wederzijdse verplichtingen. Van een wilsovereenstemming is sprake wanneer partijen het met elkaar eens zijn. Dat is – althans in juridische zin - niet het geval als de ene partij een ‘inspectie volgens NEN 3140’ vraagt, en de andere partij een ‘inspectie volgens een andere procedure’ wil leveren. In het Burgerlijk Wetboek is geregeld dat een verbintenis bepaalbaar moet zijn (artikel 6:227 BW). In gewoon Nederlands: het moet vastliggen wat je precies verkoopt en wat de prijs daarvan is. Bij een opdrachtgever die alleen om een NEN 3140 inspectie vraagt, maar niet de exacte grenzen stelt aan de prestatie, is de omvang van de prestatie niet voldoende bepaald. Natuurlijk kan het inspectiebedrijf in zijn offerte wel zorgen voor exacte grenzen. Maar hij moet dat dan wel doen op een manier dat zijn opdrachtgever die grenzen begrijpt. En dat kan bij een inspectie van een elektrische installatie een hele uitdaging zijn. Bij zowel een gebrekkige wilsovereenstemming als bij een onbepaalbare verbintenis, kan de inspectieovereenkomst door de rechter worden vernietigd. De inspecteur moet in de onderhandelingsfase dus goed doorvragen zodat hij zicht krijgt op wat de opdrachtgever wel of niet weet en wat hij van de inspecteur verlangt. De inspecteur maakt van zijn kant aan de opdrachtgever duidelijk wat hij gaat doen en in hoeverre hij daarmee aan de wensen van de opdrachtgever tegemoet komt. Zo voorkomt de inspecteur onjuiste verwachtingen bij de opdrachtgever over de inspectie. Daarna volgt het opstellen van de overeenkomst. Daarin leggen inspecteur en opdrachtgever samen vast het wat, wanneer, waar en hoe van de inspectie. Zo worden misverstanden voorkomen. Let op! Het nakomen van de verplichtingen is een middel om te komen tot een doel, en is niet een doel op zich. Leidt het nakomen van de verplichtingen door de opdrachtnemer niet tot het doel van de opdrachtgever, dan is er geen sprake van wilsovereenstemming. De overeenkomst kan dan niet rechtsgeldig zijn, met alle nadelige gevolgen van dien. Reikwijdte De reikwijdte van inspectie volgens deze methode is het ontdekken van gebreken veroorzaakt door: + het ontwerp van de installatie; + de wijze van aanleg; + slijtage; + beschadiging. In het PvE is het doel van de opdrachtgever leidend bij het bepalen van de technische inhoud van de inspectie. Daarmee wordt de inspectie een middel om dit doel te bereiken. Ook de omvang van de inspectie moet aansluiten bij het belang van de opdrachtgever. Deze afgestemde technische inhoud en omvang bepalen samen de grenzen aan de inspectie. Daarmee is dus bepaald wat de inspecteur wel en niet bij de inspectie betrekt. En wat de opdrachtgever daarvan wel en niet mag verwachten. Dat het belangrijk is het belang van de opdrachtgever goed in het oog te houden, blijkt uit jurisprudentie van rechtszaken die tegen inspectiebedrijven gevoerd zijn. Bijvoorbeeld in een zaak die draait om schade door brand. De brand is veroorzaakt door een gebrek in de elektrische installatie. Kort vóór het uitbreken van de brand heeft een inspectiebedrijf een NEN 3140-inspectie uitgevoerd. Daarbij heeft het weliswaar het gebrek dat de brand heeft veroorzaakt opgemerkt en gerapporteerd, maar naar oordeel van het Gerechtshof heeft het inspectiebedrijf er te weinig aan gedaan om de ernst van dit gebrek duidelijk te maken. Het Gerechtshof weegt in haar oordeel mee dat: “[het inspectiebedrijf] had [haar gedrag] mede moeten laten bepalen door de belangen van [de opdrachtgever]”. 6 Het is belangrijk op te merken dat in bepaling 5.101.5 van NEN 3140 staat dat de installatieverantwoordelijke de grenzen van de inspectie bepaalt. Is die installatieverantwoordelijke er niet, dan is een eventuele grens niet conform NEN 3140 bepaald en is mogelijk niet duidelijk welk belang de inspectie dient. Het Gerechtshof maakt het inspectiebedrijf in de hiervoor aangehaalde zaak juist op dit punt een ernstig verwijt. Het PvE bepaalt eenduidig en bepaalbaar de grenzen van de inspectie. Daardoor kan de inspecteur expliciet het belang van de opdrachtgever dienen. Deze inspectiemethode richt zich op het ontdekken van gebreken aan de risico-beperkende maatregelen die NEN 1010 voorschrijft. De inspectie is dus gericht op veiligheid van personen, levende have en bezittingen bij verwacht gebruik van de elektrische installatie. Omdat het PvE gebaseerd is op NEN 1010 is de methode vooral geschikt voor elektrische installatie in utiliteitsgebouwen en gebouw gebonden installaties in gebouwen voor industrie. Uitvoering Visuele inspectie De visuele inspectie omvat vanzelfsprekend alleen gebreken die met het oog waarneembaar zijn. Met andere woorden, met visuele inspectie worden alleen gebreken ontdekt waarvoor niet aan de installatie gerekend of gemeten hoeft te worden. Dit is een belangrijke beperking van de reikwijdte van visuele inspectie met betrekking tot gebreken die hun oorsprong vinden in de wijze van aanleg en het ontwerp van de installatie. Degene die opdracht geeft tot het uitvoeren van de inspectie moet begrijpen wat de gevolgen zijn van deze beperking voor de waarde van de beoordeling van de installatie. Metingen en beproevingen De metingen en beproevingen bestaan uit: + het meten van de aardcircuitimpedantie; + het meten van de inwendige impedantie; + het meten van de aanspreekstroom van aardlekschakelaars; + het meten van de aanspreektijd van aardlekschakelaars; + het beproeven van de testknop van aardlekschakelaars. Ontwerpcontrole De ontwerpcontrole omvat alle aspecten van de keuze en installatie van materieel, voor zover die niet zijn afgedekt door de visuele inspectie en de metingen en beproevingen. Dat vergt veel rekenwerk. Doorgaans zal als uitgangspunt van de inspectie worden gehanteerd dat de installatie bij aanleg voldeed aan de vigerende norm. Een ontwerpcontrole blijft daardoor over het algemeen achterwege. Overeenkomst In de overeenkomst moet worden vastgelegd: + wat de reikwijdte van de inspectie is; + waar de uitvoering uit bestaat; + welke delen van de installatie worden geïnspecteerd. De reikwijdte, uitvoering en beperkingen moeten afgestemd zijn op het specifieke belang (het doel) van de opdrachtgever. De reikwijdte is over het algemeen het ontdekken van gebreken veroorzaakt door: + de wijze van aanleg; + slijtage; + beschadiging. De uitvoering bestaat over het algemeen uit: + visuele inspectie; + metingen en beproevingen. Verwijs in de overeenkomst naar dit PvE om vast te leggen waar de visuele inspectie, de metingen en de beproevingen uit bestaan. Elke beperking moet, met redenen omkleed, worden vastgelegd in de overeenkomst en in het inspectierapport. Ook de naam van degene met wie de beperking of uitsluiting is overeengekomen moet vastgelegd worden. Er wordt alleen afgeweken van dit PvE als dat expliciet in de overeenkomst vastgelegd is. Beperkingen Beperkingen kunnen betrekking hebben op: + de reikwijdte; + de uitvoering; + de installatie zelf. 7 Beperking van de reikwijdte Beperking van de reikwijdte van de inspectie heeft vooral betrekking op het ontwerp van de installatie. Spreek niet af een ontwerpcontrole uit te voeren en te “kijken hoever je komt”. Een ontwerpcontrole wordt in zijn geheel uitgevoerd of in zijn geheel uitgesloten. Beperking van de uitvoering Over het algemeen is de installatie ten tijde van de inspectie in gebruik. Voor de metingen en beproevingen kan het noodzakelijk zijn dat een deel van de installatie wordt afgeschakeld of dat aangesloten apparatuur wordt losgekoppeld. Ook kan het zijn dat de meting of beproeving zelf het afschakelen van een deel van de installatie veroorzaakt. Dergelijke afschakelingen leiden tot een onderbreking van de bedrijfsvoering en het gebruik van de installatie. Degene die de opdracht heeft gegeven voor laten uitvoeren van de inspectie, kan bepalen dat dergelijke onderbrekingen ongewenst zijn. Dat kan leiden tot uitsluiting van bepaalde metingen en beproevingen. Beperking van de installatie zelf Beperking van de installatie zelf heeft betrekking op die delen van de installatie die niet worden geïnspecteerd. Hoe meer de inspectie wordt beperkt, des te minder is de waarde van de beoordeling van de installatie. Het is goed denkbaar dat beperkingen ervoor zorgen dat het specifieke belang van de opdrachtgever niet volledig wordt gediend. Al vóór het aangaan van de overeenkomst moet de opdrachtgever begrijpen wat de gevolgen zijn van deze beperking voor zijn specifieke belang. Classificatie van gebreken Uit de praktijk is bekend dat inspecteurs de risico’s die verbonden zijn aan geconstateerde gebreken in de installatie verschillend beoordelen. Dat is ook niet zo vreemd. Immers, het constateren van een gebrek is in principe objectief: dat er een afdekplaatje van een WCD ontbreekt zal geen discussie opleveren. Wat wél discussie zal opleveren is het antwoord op de vraag: hoe ernstig is het gebrek? Of, hoe groot is de kans dat iemand door het geconstateerde gebrek letsel oploopt? En, hoe ernstig kan dit letsel dan zijn? Een juist antwoord op dit soort vragen is noodzakelijk om te bepalen met welke prioriteit het gebrek hersteld moet worden. Maar, waar het constateren van het gebrek objectief is, is het beoordelen van de risico’s die eraan verbonden zijn, subjectief. En deze subjectiviteit leidt tot de diversiteit aan beoordelingen die we in de praktijk tegenkomen. Deze diversiteit is ongewenst en bovendien een gevaar voor de inspecteur. De uitspraak van het Gerechtshof in de Cogas-zaak leert ons dat de inspecteur ter verantwoording kan worden geroepen voor de risicobeoordeling die hij maakt. Het Gerechtshof bestempelt de inspecteur in haar uitspraak zelfs als “technische toezichthouder waarvan mag worden verwacht dat die er zich rekenschap van geeft dat het zijn taak is om derden rond de elektriciteitsinstallatie zo goed mogelijk te waarschuwen tegen de gevaren van een elektriciteitsbrand.” Als er een installatieverantwoordelijke is dan neemt diegene het inspectierapport in ontvangst. En omdat een installatieverantwoordelijk een elektrotechnicus is, mag hij in staat worden geacht (volgens NEN 3140 is het zelfs zijn taak) om de geconstateerde gebreken op hun risico te beoordelen. En te bepalen welke consequenties dat moet hebben. Is de installatieverantwoordelijke er niet, dan leert jurisprudentie ons, dat deze risicobeoordeling de verantwoordelijkheid van de inspecteur is. De diversiteit in het beoordelen van de risico’s is geen probleem als het rapport in handen komt van een installatieverantwoordelijke. Het is zíjn taak die risicobeoordeling voor zichzelf te maken, los van wat de inspecteur ervan vindt. De diversiteit in het beoordelen van de risico’s is wél een probleem als er geen installatieverantwoordelijke is. Het PvE maakt een eind aan de diversiteit van risicobeoordeling van gebreken. Nauw verbonden met de risicobeoordeling, is het handelen van de inspecteur als hij een gebrek in de installatie heeft ontdekt dat direct tot gevaar leidt. In de eerder aangehaalde zaak speelt dit een cruciale rol. Het Gerechtshof verwijt het inspectiebedrijf dat “… haar rapport urgentie mist” en dat zij “niet veel duidelijker, met name ook onder de verklaring van veiligheid en de afkeur punten, voor het brandrisico heeft gewaarschuwd bij haar opdrachtgever.” Daarmee heeft, volgens het oordeel van het Gerechtshof, het inspectiebedrijf verzuimt invulling te geven aan de zorgplicht. Voor een installatieverantwoordelijke had het rapport van het inspectiebedrijf wellicht wel de juiste mate van urgentie gehad. Jurisprudentie leert ons hier dat de inspecteur er zeker van moet zijn dat zijn opdrachtgever begrijpt wat de risico’s zijn van de gebreken in de installatie. En dat de inspecteur soms niet moet wachten met het waarschuwen van zijn opdrachtgever totdat zijn rapport klaar is. Het PvE bepaalt voor de inspecteur in welke situaties hij de opdrachtgever onmiddellijk op de hoogte brengt van gevaren. Bovendien verschaft het PvE de inspecteur daarvoor het juiste middel zodat de inspecteur op de juiste wijze invulling kan geven aan zijn zorgplicht. De classificatiecodes worden op de volgende wijzen toegepast. 8 C1: Onaanvaardbaar risico is reeds nu aanwezig Deze code wordt gebruikt om aan te geven dat er een onaanvaardbaar risico aanwezig is. En dat onmiddellijke actie nodig is om het onaanvaardbaar risico weg te nemen. Gebreken aan de onderstaande voorzieningen zijn onaanvaardbaar: + basisbescherming, + foutbescherming, + aanvullende bescherming en + bescherming tegen overstroom. De volgende gebreken moeten zeker met code C1 worden geclassificeerd: + de aanwezigheid van ongeïsoleerde actieve delen die aanraakbaar zijn; + de aanwezigheid van sporen van oververhitting in verdeelinrichtingen en aan leidingwerk; + een te hoge aardcircuitimpedantie; + een te hoge inwendige impedantie; + een te lange uitschakeltijd van aardlekbeveiligingen; + een te hoge aanspreekstroom van aardlekbeveiligingen; + een aardlekbeveiliging die niet aanspreekt nadat de testknop is ingedrukt. Bij deze gebreken zijn personen die de installatie gebruiken in gevaar. De opdrachtgever voor de inspectie moet op de hoogte worden gebracht dat het gebrek direct hersteld moet worden. Of dat tijdelijke maatregelen noodzakelijk zijn om het gevaar effectief weg te nemen totdat het gebrek permanent hersteld is. De inspecteur wacht niet totdat hij het rapport af heeft maar brengt de opdrachtgever direct op de hoogte via het Meldingsformulier Gevaarlijke Situatie (zie deel III). C2: Onaanvaardbaar risico is na voorzienbare gebeurtenis aanwezig Deze code wordt gebruikt om aan te geven dat een geobserveerd gebrek geen onaanvaardbaar risico oplevert ten tijde van de inspectie maar voor onmiddellijk gevaar zorgt na het optreden van een voorzienbare gebeurtenis. Een voorzienbare gebeurtenis kan zijn: 1. een voorspelbaar gebruik van de installatie, bijvoorbeeld het plegen van onderhoud; 2. het verstrijken van tijd, waardoor bijvoorbeeld schade erger wordt. De opdrachtgever moet via het inspectierapport op de hoogte worden gebracht dat, hoewel de veiligheid van de gebruikers van de installatie niet onmiddellijk in gevaar is, dringend herstel van het gebrek geboden is. C3: Verbetering aanbevolen Deze code wordt gebruikt om aan te geven dat een geobserveerd gebrek weliswaar geen potentieel onaanvaardbaar risico oplevert, maar dat verbetering leidt tot een substantiële verhoging van de veiligheid van de installatie. Degene die opdracht heeft gegeven voor de inspectie moet via het inspectierapport op de hoogte worden gebracht, dat verbetering zou leiden tot een substantiële verhoging van de veiligheid (van het gebruik) van de installatie. NO: Nader onderzoek nodig De modelformulieren geven bij elke observatie de mogelijkheid om aan te geven of nader onderzoek nodig is. Dit middel wordt spaarzaam gebruikt. Het doel van een inspectie is om binnen de overeengekomen reikwijdte, uitvoering en beperkingen van de inspectie, een beoordeling te maken van de elektrische installatie. Wanneer een classificatie code (C1, C2 of C3) aan een gebrek wordt toegekend dan is nader onderzoek niet nodig. Nader onderzoek wordt alleen ingesteld wanneer er een vermoeden is (maar geen zekerheid) dat de installatie gebreken vertoont die met C2 geclassificeerd kunnen worden. Nader onderzoek mag niet worden ingesteld om te onderzoeken of een classificatiecode C3 vastgesteld kan worden. Nader onderzoek moet ook niet worden ingesteld eenvoudigweg omdat het “aardig zou zijn om te weten”, bijvoorbeeld, waarom een wandcontactdoos geen beschermingscontact heeft. Als een gebrek geclassificeerd wordt met NO moet de uitkomst van de beoordeling onvoldoende zijn omdat er een redelijk vermoeden bestaat dat er een gebrek aanwezig is dat moet worden geclassificeerd met C2. 9 De opdrachtgever voor de inspectie moet via het inspectierapport op de hoogte gebracht worden van een mogelijk veiligheidsprobleem. Vanwege de overeengekomen reikwijdte, uitvoering en beperkingen van de inspectie kan dit veiligheidsprobleem niet volledig bepaald worden en daarom is nader onderzoek nodig. Beoordeling De beoordeling is een formele verklaring over de elektrische installatie ten tijde van de inspectie, binnen de overeengekomen reikwijdte, uitvoering en beperkingen van de inspectie. De beoordeling vindt plaats aan de hand van de modelformulieren (zie deel III). De modelformulieren moeten, voor zover van toepassing, als volgt worden ingevuld: In de kolom “Aanwezig” wordt, bijvoorbeeld door het zetten van een vinkje, aangegeven of het betreffende item aanwezig is. Als het aangeven van aanwezigheid van het betreffende item voor de beoordeling niet relevant is dan is dit hokje zwart gemaakt. In de kolom “In orde” wordt, bijvoorbeeld door het zetten van een vinkje, aangegeven of het betreffende item in orde is. Als het aangeven van “het in orde zijn” van het betreffende item niet relevant voor de beoordeling is dan is dit hokje zwart gemaakt. Is er sprake van een gebrek, dan moet in de kolom “Gebrek” de classificatiecode worden aangegeven. Classificatiecodes die voor het betreffende item nooit voorkomen, zijn zwart gemaakt. Is nader onderzoek nodig dan moet dat in de betreffende kolom worden aangegeven. Let op! Als aangegeven wordt dat nader onderzoek nodig is, wordt in de kolommen “In orde” en “Gebreken” dus niets aangegeven. In de kolom “Observatie” kan een verwijzing worden opgenomen naar het gedeelte van het rapport waar de observatie beschreven wordt. Van toepassing zijnde norm De observaties moeten gebaseerd zijn op de eisen van NEN 1010 die ten tijde van het uitvoeren van de inspectie van kracht is. En dus niet op de eisen van NEN 1010 die ten tijde van de aanleg van de installatie van kracht was. Als de installatie niet voldoet aan een eis die pas van kracht is geworden na de aanleg van de installatie, wordt dat geclassificeerd met C3. Dit is bijvoorbeeld het geval bij wandcontactdozen in utiliteit en industrie die voor 2009 zijn aangelegd en om die reden niet zijn voorzien van aardlekbeveiliging voor aanvullende bescherming. Inspectierapport Na een zorgvuldige beschouwing moet elke observatie worden vastgelegd in het daartoe bedoelde deel van het rapport. Het inspectierapport moet een feitelijk rapport zijn over de conditie van de installatie, en niet een voorstel voor herstelwerkzaamheden. Daarom moet elke vastgelegde observatie een specifiek gebrek of tekortkoming beschrijven. De observatie moet beschrijven wat het gebrek of wat de tekortkoming is. En dus niet wat nodig wordt geacht om het in orde te maken. Schrijf dus bijvoorbeeld: “Ernstige schade aan de afdekkap van de verdeler”. Schrijf niet: “vervang de afdekkap”. Het rapport moet alleen observaties bevatten die terug te voeren zijn op de eisen van NEN 1010. Observaties mogen niet alleen zijn gebaseerd op een persoonlijke voorkeur of op “dat doen we nooit zo”. Het is niet noodzakelijk om bij elke observatie de relevante bepalingen van NEN 1010 op te nemen, tenzij dat met de opdrachtgever voor de inspectie is overeengekomen. Het ontdekken van een gebrek buiten de grenzen van de overeenkomst De inspecteur moet zich in het inspectierapport houden aan de overeengekomen reikwijdte, uitvoering en beperkingen. Het kan voorkomen dat een inspecteur een gevaarlijk gebrek aan de installatie ontdekt buiten deze grenzen. Bijvoorbeeld: in een deel van de installatie dat uitgesloten is van de inspectie. Of de inspecteur ontdekt dat de kerndoorsnede van een faseleiding te klein is, terwijl ontwerp controle is uitgesloten van de inspectie. Dergelijke gebreken worden niet opgenomen in het inspectierapport omdat het inspectierapport een voortvloeisel is uit de verplichtingen die de overeenkomst met zich mee brengen. Het inspectierapport beperkt zich tot de grenzen van de overeenkomst. Door zaken in het inspectierapport op te nemen die buiten de overeenkomst vallen, rekt de inspecteur de grenzen van de overeenkomst op. 10 Maar de inspecteur mag het ontdekken van dergelijke gebreken niet negeren. Hij moet, net als ieder ander, uitvoering moet geven aan zijn zorgplicht. De inspecteur moet dergelijke gebreken, bij voorkeur ook schriftelijk, kenbaar maken aan de belanghebbende (dat is meestal de gebruiker van de installatie). De urgentie van deze melding moet afgestemd zijn op het gevaar. 11 Deel III. Modelformulieren Modelformulier 1: Visuele inspectie Aanwezig In orde Gebrek C1 1 0.0 Algemeen 0.1 Schema’s en tekeningen 1.0 Verdeelinrichtingen 1.1 Isolatie, afschermingen en omhullingen 1.2 Sporen van oververhitting 1.3 Bereikbaarheid 1.4 Invoer van leidingen 1.5 Bevestiging 1.6 Verbindingen 1.7 Coderingen 1.8 Hoofdschakelaar en groepsschakelaar 1.9 Vervuiling 2.0 Leidingwerk 2.1 Isolatie, afschermingen en omhullingen 2.2 Sporen van oververhitting 2.3 Bereikbaarheid 2.4 Invoer van leidingen 2.5 Bevestiging 2.6 Afstand tot hete oppervlakken 3.0 Schakelmateriaal en overig materieel 3.1 Isolatie, afschermingen en omhullingen 3.2 Sporen van oververhitting 3.3 Bereikbaarheid 3.4 Invoer van leidingen 3.5 Bevestiging 3.6 Beschermingscontact WCD’s 3.7 Afstand tot hete oppervlakken 4.0 Aardingsvoorzieningen, beschermingsleidingen en vereffeningsleidingen 4.1 Verbindingen 4.2 Codering 4.3 Bevestiging Verwijzing naar de beschrijving van de observatie. 12 C2 NO C3 Observatie1 Modelformulier 2: Metingen en beproevingen In orde Gebrek C1 1 2 1.0 Metingen 1.1 Aardcircuitimpedantie 1.2 Inwendige impedantie 1.3 Uitschakeltijd ALS 1.4 Aanspreekstroom ALS 1.5 Isolatieweerstand2 2.0 Beproevingen 2.1 Testknop ALS C2 NO Observatie1 C3 Verwijzing naar de beschrijving van de observatie. Een te lage isolatieweerstand leidt altijd tot “NO”. 13 Modelformulier 3: Ontwerpcontrole Aanwezig In orde Gebrek C1 1 0.0 Algemeen - - 1.0 Verdeelinrichtingen 1.1 Aanwezigheid van beveiligingstoestellen tegen overstroom 1.2 Aanwezigheid van beveiligingstoestellen voor foutbescherming 1.3 Nominale waarde van beveiligingstoestellen tegen overstroom 1.4 Nominale waarde van beveiligingstoestellen voor foutbescherming 1.5 Instelling van beveiligingstoestellen met betrekking tot beveiliging tegen overstroom 1.6 Instelling van beveiligingstoestellen met betrekking tot foutbescherming 1.7 Aanwezigheid van aardlekschakelaars voor aanvullende bescherming 1.8 Kortsluitvastheid 2.0 Leidingwerk 2.1 Installatiemethode van leidingsystemen 2.2 Keuze en installatie van leidingsystemen met betrekking tot uitwendige invloeden 2.3 Kerndoorsnede van leidingen 2.4 Keuze en installatie van leidingsystemen met betrekking tot nabijheid van andere voorzieningen 3.0 Schakelmateriaal en overig materieel 3.1 Keuze van materieel in overeenstemming met bedrijfsomstandigheden 3.2 Keuze van materieel in overeenstemming met uitwendige invloeden 3.3 Keuze van materieel in overeenstemming met de eisen ten aanzien van wederzijdse beïnvloeding 4.0 Aardingsvoorzieningen, beschermingsleidingen en vereffeningsleidingen 4.1 Kerndoorsnede van aardleidingen, beschermingsleidingen en vereffeningsleidingen Verwijzing naar de beschrijving van de observatie. 14 C2 NO C3 Observatie1 Modelformulier 4: Classificatie van gebreken C1: Onaanvaardbaar risico is reeds nu aanwezig Inspectie-item Gebrek 1.0 Verdeelinrichtingen 1.1 Isolatie, afschermingen en omhullingen Ongeïsoleerde actieve delen zijn aanraakbaar 1.2 Sporen van oververhitting Materieel verkoold 2.0 Leidingwerk 2.1 Isolatie, afschermingen en omhullingen Ongeïsoleerde actieve delen zijn aanraakbaar 2.2 Sporen van oververhitting Leiding verkoold 3.0 Schakelmateriaal en overig materieel 3.1 Isolatie, afschermingen en omhullingen Ongeïsoleerde actieve delen zijn aanraakbaar 3.6 Beschermingscontacten contactdozen Contactdoos zonder beschermingscontact Afbeelding 15 C2: Onaanvaardbaar risico is na voorzienbare gebeurtenis aanwezig Inspectie-item 16 Gebrek 0.0 Algemeen 0.1 Schema’s en tekeningen 1.0 Verdeelinrichtingen 1.1 Isolatie, afschermingen en omhullingen Blindwartel ontbreekt 1.3 Bereikbaarheid Onvoldoende ruimte voor verdeelinrichting 1.4 Invoer van leidingen Kabel te ver afgestript 1.5 Bevestiging Kast zit niet goed vast 1.6 Verbindingen Niet-passende kabelschoen Er zijn geen tekeningen Afbeelding Inspectie-item Gebrek 1.7 Coderingen Codering vreemde spanning ontbreekt 1.8 Hoofdschakelaar en groepsschakelaar Geen hoofdschakelaar 1.9 Vervuiling Kast inwendig sterk vervuild 2.0 Leidingwerk 2.1 Isolatie, afschermingen en omhullingen Wandgootdeksel ontbreekt 2.4 Invoer van leidingen Kabels niet op trek ontlast 2.5 Bevestiging Leidingen niet bevestigd 2.6 Afstand tot hete oppervlakken Kabel tegen CV-leiding Afbeelding 17 Inspectie-item 18 Gebrek 3.0 Schakelmateriaal en overig materieel 3.1 Isolatie, afschermingen en omhullingen Afdekkappen beschadigd 3.2 Sporen van oververhitting Ingebrande contactdoos 3.3 Bereikbaarheid Noodschakelaar niet bereikbaar 3.4 Invoer van leidingen Trekontlasting ontbreekt 3.5 Bevestiging Materieel zit niet goed vast 3.6 Beschermingscontact WCD’s Beschermingscontact verbogen 3.7 Afstand tot hete oppervlakken Brandbaar materiaal nabij lichtbron Afbeelding Inspectie-item Gebrek 4.0 Aardingsvoorzieningen, beschermingsleidingen en vereffeningsleidingen 4.1 Verbindingen Wandgoot niet geaard 4.2 Codering Aanduiding beschermingsleiding onjuist 4.3 Bevestiging Ondeugdelijk gemonteerd materieel Afbeelding C3: Verbetering aanbevolen Inspectie-item Gebrek 0.0 Algemeen 0.1 Schema’s en tekeningen 1.0 Verdeelinrichtingen 1.5 Bevestiging Schroef van kap ontbreekt 1.7 Coderingen Verkeerde kleur toegepast Afbeelding Tekeningen met de hand bijgewerkt 19 20 Inspectie-item Gebrek 1.8 Hoofdschakelaar en groepsschakelaar Geen groepsschakelaar 1.9 Vervuiling Kast enigszins vervuild 2.0 Leidingwerk 2.3 Bereikbaarheid Lasdozen onbereikbaar 2.5 Bevestiging Leidingen provisorisch bevestigd 3.0 Schakelmateriaal en overig materieel 3.3 Bereikbaarheid 4.0 Aardingsvoorzieningen, beschermingsleidingen en vereffeningsleidingen 4.1 Verbindingen Materieel onbereikbaar Kabelgoot niet vereffend Afbeelding Meldingsformulier Gevaarlijke Situatie 1. Gegevens melder naam melder:................................................................................. bedrijfsnaam:......................................................................................... functie:........................................................................................... contactpersoon:.................................................................................... telefoonnummer: .......................................................................... telefoonnummer: .................................................................................. 2. Ontvanger van de melding ontvanger:...................................................................................... bedrijfsnaam:......................................................................................... functie:........................................................................................... contactpersoon:.................................................................................... telefoonnummer: .......................................................................... telefoonnummer: .................................................................................. 3. Geïnspecteerde object bedrijfsnaam:................................................................................. gebouw: ................................................................................................. adres:.............................................................................................. plaats: .................................................................................................... contactpersoon:............................................................................ telefoonnummer: .................................................................................. 4. Constatering Geef kort en eenduidig een omschrijving van het gebrek: .......................................................................................................................... ............................................................................................................................................................................................................................ ............................................................................................................................................................................................................................ 5. Locatie van het gebrek ............................................................................................................................................................................................................................ 6. Direct uitgevoerde maatregelen Welke maatregelen zijn er uitgevoerd om direct gevaar af te wenden: .................................................................................................... ............................................................................................................................................................................................................................ ............................................................................................................................................................................................................................ 7. Ondertekening Datum van ondertekening: ......................................................... handtekening melder handtekening ontvanger .............................................................................................................. ........................................................................................................................ 21 22 Colofon Opdrachtgever UNETO-VNI Auteur Elektroraad, Ede Contactpersoon Michel Wijbrands [email protected] Fotografie Maarten Weij fotografie & beeldbewerking Elektroraad Eindredactie en productie Afdeling Media, Productie & ICT UNETO-VNI © UNETO-VNI, NOVEMBER 2015 ART.NR. 47888 www.uneto-vni.nl UNETO-VNI Bredewater 20 - 2715 CA Zoetermeer - Postbus 188 - 2700 AD Zoetermeer T 079 325 06 50 - F 079 325 06 66 - E [email protected] - www.uneto-vni.nl