Thema 1B – Ik en de ander - week 1 - werkblad mb naam:______________ Woordenlijst thema 1 ´De ander en ik ’ –middenbouw – week 1 Lees onderstaande woorden zo snel (maar correct) mogelijk (vraag of je vader of moeder er een stopwatch bijneemt) en probeer elke dag ietsje sneller te lezen. dingen/dieren mensen werkwoorden bijvoegelijke naamwoorden de kwaliteit het talent (ikzelf) (de ander) veranderen groeien gezellig gevoelig sterk behendig netjes behulpzaam blij zacht handig voorzichtig speels slim ijverig gul wijs vriendelijk aardig dapper Opdracht 1 Vul een woord in dat in de zin past. Kies uit het groene rijtje van de woordlijst. 1. Zij is erg _____________, ze helpt altijd haar moeder met het huishouden. 2. De _______________ man droeg de zware koffer voor mijn moeder. 3. De kinderen van de Nederlandse school zijn erg _____________, ze spreken twee talen. 4. Het __________________ meisje moest huilen om de zielige film. 5. Oude mensen zijn vaak ______________, ze weten een heleboel. 6. Die jongen is erg ________, hij durft echt alles! 7. Ik heb een hele _____________vader, hij maakt de mooiste dingen. 8. Als je ______________ bent, dan hou je van spelen en grapjes maken. Thema 1B – Ik en de ander - week 1 - werkblad mb naam:______________ Opdracht 2 Schrijf de namen van de volgende kinderen op volgorde van het alfabet: Kiara – Montserrat – Rafael – Gustavo – Eva – Christophe – Hannelore ____________________ ____________________ ____________________ ____________________ ____________________ ____________________ ____________________ Opdracht 3 Maak naast elk plaatje een woordgroep met één woord van elke kleur. Kijk naar het eerste voorbeeld. Gebruik dezelfde kleuren bij de andere plaatjes. Probeer ook het gele woord steeds anders te laten zijn. De woorden moeten als het kan wel bij het plaatje passen. plaatje woordgroep De slimme jongen (zwart - groen - geel) Thema 1B – Ik en de ander - week 1 - werkblad mb Je mag zelf ook nog een andere tekenen en bij-schrijven: naam:______________ Thema 1B – Ik en de ander - week 1 - werkblad mb naam:______________ Opdracht 4 (alléén groep 5) Zet de woorden in de goede volgorde. 1. de kaartjes / de vriendelijke man van het loket/ verkoopt De vriendelijke man van het loket verkoopt de kaartjes. 2. langs / een gulle mevrouw / komt / met eten en drinken _______________________________________________________ ___ 3. een bulpzaam iemand / naar de trein / zijn koffers / draagt _______________________________________________________ ___ 4. op zijn fluitje / de aardige conducteur / blaast _______________________________________________________ ___ 5. de trein / op tijd stoppen / de handige machinist / laat _______________________________________________________ ___ 6. het perron / veegt / een ijverige man met een bezem .