Solo apparatuur in het reguliere onderwijs.

advertisement
Hoofdstuk 4 Solo apparatuur binnen het reguliere onderwijs
zwart = alle info die meteen zichtbaar is
blauw = alle info die middels doorklikken zichtbaar wordt
groen = openen bijlagen of verwijzingen naar onderliggende teksten
oranje = nog een laag dieper in het doorklikken
rood = nog invullen/aanvullen
§ 4.1 indicatie stelling en aanvraag
§ 4.1.1 criteria
Volgens de regeling hulpmiddelen in de wet komen kinderen in aanmerking voor
solo apparatuur als ze:
1. een gehoorverlies hebben, op het beste oor:
a. 40 dB gemiddeld over 500, 1000 en 2000 Hz,
b. Of 50 dB gemiddeld over 1,2 en 4 kHz,
2. of moeite hebben met verstaan in ruis: 3 dB verschuiving op de Plomptest
is de officiële norm, maar dat is bij kinderen niet te bepalen. Daarom
wordt vaak de aanvraag onderbouwd met zeer zwakke scores op
woordverstaan in ruis uit auditief functieonderzoek.
De apparatuur wordt alleen verstrekt/vergoed door de zorgverzekering als de
leerling in regulier of speciaal (niet doof/SH) onderwijs zit. Zit de leerling wel op
cluster 2 onderwijs, dan dient het budget van de school te worden aangesproken.
De aanvraag van de apparatuur moet gedaan worden door een audioloog.
Bijlage 12 behorende bij artikel 29, derde lid van de regeling hulpmiddelen 1996
Een indicatie voor solo-apparatuur is aanwezig:
1. indien er sprake is van toondrempelverlies op het beste oor van 40 dB
gemiddeld over 500, 1000 en 2000 Hz (zogenaamde Fletcherindex), of 50 dB
gemiddeld over 1000, 2000 en 4000 Hz op het beste oor, of
2. indien er volgens de methode van Plomp sprake is van een hinderlijk verlies
voor spraakverstaan in ruis van minimaal 3 dB, waarbij er rekening mee dient te
worden gehouden dat dit met name bij jonge kinderen moeilijk of niet te meten
is.
De apparatuur kan slechts worden verstrekt indien de verzekerde:
1. de apparatuur gebruikt voor het volgen van her- of bijscholing, dan wel het
niet tot reguliere onderwijs behorende beroepsopleidingen in klassikaalonderscheidenlijk groepsverband of,
2. de apparatuur gebruikt voor het volgen van regulier onderwijs, of,
3. de apparatuur gebruikt voor het volgen van speciaal onderwijs in klassikaalonderscheidenlijk groepsverband dat niet specifiek gericht is op dove en
slechthorende leerlingen of,
4. de apparatuur gebruikt tijdens het op medische noodzakelijke gronden
ondergaan van een groepsgewijze therapeutische behandeling of,
5. de apparatuur gebruikt bij het in een gestructureerd en georganiseerd verband
verrichten van betaalde of niet betaalde werkzaamheden. Het is ter beoordeling
van het ziekenfonds of in deze situatie solo-apparatuur kan worden verstrekt.
Als de leerling al solo apparatuur heeft, mag deze na 5 of 7 jaar vervangen
worden (afhankelijk van de zorgverzekeraar). Vroegtijdige vervanging is
geïndiceerd als de huidige solo apparatuur geen ‘adequate voorziening’ meer is
bijvoorbeeld omdat die:
 niet aansluit op (nieuwe) hoortoestellen.
1

Vaak defect is en de leverancier dat niet goed opgelost krijgt
§ 4.1.2 pre-meting
Om te bepalen of de leerling aan de criteria voldoet, moet audiologisch onderzoek
worden verricht. Ouders kunnen met een verwijzing van de (huis)arts het kind
aanmelden voor onderzoek op een audiologisch centrum.
Het onderzoek bestaat dan uit
-gehoor onderzoek: toon en spraakaudiometrie, eventueel aangevuld met
impedantiemetrie
-als het toondrempelverlies geen indicatie voor solo apparatuur geeft kan
aanvullend een Plomptest (verstaan van zinnen in ruis) worden afgenomen, of
auditief functieonderzoek. Voor een goede interpretatie van het auditief
functieonderzoek zijn vaak ook logopedische of psychologische
onderzoeksgegevens nodig.
-om een goede indicatie te krijgen van de luistervaardigheden van de leerling in
de praktijk van de klas worden een vragenlijsten meegegeven om door de
leerkracht (CHAPS) en de leerling (LIFE-leerlingversie) te worden ingevuld.
§ 4.1.3 communicatie met betrokkenen
Commitment van de leerkracht is erg belangrijk: hij zal moeten werken met de
apparatuur, zijn lesstijl daarop moeten afstemmen en regelmatig moeten
controleren of het werkt.
§ 4.1.4 aanvraag proef
De audioloog kan een proef set solo apparatuur aanvragen bij de leverancier
Phonak heeft hiervoor een speciale website: www.proefaanvraag.nl
GNResound biedt ook de mogelijkheid om een proefset aan te vragen, dit kan
telefonisch of per email.
De apparatuur kan 2 maanden worden geprobeerd.
§ 4.2 Technische aanpassing en verificatie
§ 4.3 Richtlijnen en instructie gebruikers
§ 4.3.1 Op welke momenten inzetten
De solo apparatuur kan op verschillende momenten binnen school worden
ingezet. De momenten van dragen zijn uitgewerkt in het overzicht "momenten
inzetten solo apparatuur".
Kleuteronderwijs
Bij het gebruik van solo apparatuur binnen het kleuteronderwijs, wordt de solo
gedragen tijdens kringmomenten, liedjes zingen en voorlezen. Tijdens buiten
spelen, vrij spelen en NGT lessen wordt ervoor gekozen de microfoon van de
zender uit te zetten (mute) of de ontvanger af te doen. Wanneer de apparatuur
langere tijd op een dag (bijv. een heel uur) niet gebruikt wordt, kan de ontvanger
af-/uitgedaan worden. Zeker wanneer kinderen veel bewegen en spelen, verdient
het de voorkeur de apparatuur af te doen, zodat deze niet kapot gaat of kwijt
raakt. Buiten spelen of bewegen zijn overigens wel vaak situaties met veel
achtergrondlawaai, en dus slechte luisteromstandigheden. Bij het benaderen van
de kinderen in deze situaties moet de taal dan ook zo worden aangeboden dat
deze toch toegankelijk is (oogcontact, niet tegen het licht in, duidelijk en rustig
spreken, (ondersteunende) gebaren).
2
Wanneer ervoor wordt gekozen de ontvanger te blijven dragen, maar de
apparatuur even niet gebruikt wordt, verdient het de voorkeur de microfoon van
de zender op "mute" te zetten, zodat er geen ruis optreedt.
Kringmomenten
Wanneer solo apparatuur in kringsituaties wordt gebruikt, is het vaak lastig voor
kinderen om hun klasgenoten voldoende te kunnen verstaan. Het doorgeven van
de zender is daarbij een oplossing (degene die spreekt krijgt de zender), maar dit
remt het tempo en de spontaniteit van het gesprek. Bovendien treedt er dan ook
gemakkelijk veel stoorgeluid op. Het heeft dan de voorkeur om de zender op een
voorwerp (knuffelbeer) te zetten, en deze door te geven. Daardoor treedt er
minder ruis op en wordt het gesprek gestructureerd (degene die de beer heeft
spreekt, de andere kinderen luisteren).
Onderwijs vanaf groep 3
Vanaf groep 3 wordt de apparatuur gedragen tijdens onder andere
instructiemomenten, kringmomenten, voorlezen en zingen. Tijdens zelfstandig
werken, NGT lessen en buiten spelen wordt ervoor gekozen de apparatuur uit te
zetten (microfoon van de zender op mute zetten) of de ontvanger niet te dragen.
Tijdens de vaklessen, m.u.v. gym, wordt de apparatuur gewoon gedragen.
Wanneer de zender langer dan een kwartier niet gebruikt gaat worden, kan de
microfoon het beste op "mute" worden uitgezet. Dit zorgt ervoor dat er geen ruis
optreedt. De kinderen kunnen hun ontvangers dan gewoon inhouden. Alleen
tijdens het vrij spelen of buiten spelen, kunnen de ontvangers het beste worden
losgekoppeld en opgeborgen, zodat deze niet kwijt raken.
§ 4.3.2 Zijn er meer leerlingen met soloapparatuur?
Zendapparatuur binnen een school kan elkaar storen.
In de klas: dezelfde frequentie en het zelfde merk
Tussen klassen: kiezen voor frequenties die elkaar niet storen
§ 4.3.3 Leerkracht wegwijs maken
Voordat er gewerkt kan worden met de solo apparatuur in de klas, is het
belangrijk om de leerkracht goed te informeren over (het doel, de bediening en
de werking van) de apparatuur. In sommige gevallen kan het ook belangrijk zijn
om de leerling goed voor te bereiden op het werken met de apparatuur.
Voorbereiding van de leerlingen
De leerlingen kunnen voorbereid worden door samen een gesprek aan te gaan
over het verstaan van spraak in de klas. Er wordt besproken dat solo apparatuur
ervoor zorgt dat de stem van de leerkracht rechtstreeks in het oor van de leerling
terecht komt, en dat de leerling daardoor de leerkracht waarschijnlijk beter zal
kunnen verstaan.
Voorbereiding van de leerlingen
Bij de leverancier van de apparatuur, kunnen brochures worden aangevraagd met
daarin informatie over de apparatuur, met daarbij ook plaatjes. Deze brochures
kunnen gebruikt worden om de ouders te informeren over de apparatuur, maar
ook om de leerling voor te bereiden op de apparatuur (hoe ziet het eruit?).
Voorbereiding van de leerkracht
Informatie over onderwerpen die binnen deze scholing aan bod kunnen komen
vindt u hier.
Onderwerpen die in de scholing aan leerkrachten aan bod komen:
3
- uitleg over de werking van solo apparatuur (wat doet de apparatuur)
Het onderliggende doel van solo apparatuur is dat de stem van de leerkracht
weer verstaanbaar wordt overgedragen op de leerling. Randvoorwaarde hierbij is
dat er sprake is van een lessituatie waarin auditieve informatieoverdracht
plaatsvindt.
Solo apparatuur neemt de stem van de leerkracht op dicht bij de mond, zendt de
informatie via FM verbinding naar de ontvanger, en de ontvanger biedt het
geluidssignaal rechtstreeks aan op het oor.
Het gebruik van de apparatuur zorgt ervoor dat de stem van de leerkracht
onafhankelijk van de afstand tussen leerkracht en leerling op een constant
geluidsniveau wordt aangeboden alsof de spraak met 70-80 dB bij het oor komt.
Bij normale instelling van de apparatuur betekent dit dat dit geluid ruim boven
het omgevingsgeluid uitkomt; dit resulteert in een verbetering van 20-30 dB in
de signaal-ruis verhouding.
- uitleg van voordelen en beperkingen
voordelen van de apparatuur
- de leerling kan de leerkracht beter verstaan, doordat de stem van de leerkracht
beter bij hem/haar binnenkomt.
- doordat de leerling de leerkracht beter kan verstaan, zal hij deze vaak beter
begrijpen en zijn/haar aandacht beter kunnen richten op de leerkracht.
nadelen van de apparatuur
- de apparatuur is gevoelig voor storing. Frequenties kunnen op elkaar storen, bij
gebruik van meerdere frequenties binnen een gebouw.
- de microfoon wordt op de kleding van de leerkracht bevestigd. Hierdoor treedt
er geregeld kledingruis op.
- de microfoon van de solo apparatuur pikt de stem van de leerkracht op, maar
niet de stemmen van de andere kinderen in de groep. Deze worden dus niet beter
waargenomen.
- momenten van dragen van de apparatuur
De solo apparatuur kan op verschillende momenten binnen school worden
ingezet. De momenten van dragen zijn uitgewerkt in het overzicht "momenten
inzetten solo apparatuur".
Bij het gebruik van solo apparatuur binnen het kleuteronderwijs, wordt de solo
gedragen tijdens kringmomenten, liedjes zingen en voorlezen. Wanneer solo
apparatuur in kringsituaties wordt gebruikt, is het vaak lastig voor kinderen om
hun klasgenoten voldoende te kunnen verstaan. Het heeft dan de voorkeur om de
zender op een voorwerp (knuffelbeer) te zetten, en deze door te geven. Daardoor
treedt er minder ruis op en wordt het gesprek gestructureerd (degene die de beer
heeft spreekt, de andere kinderen luisteren).
Tijdens buiten spelen, vrij spelen en NGT lessen wordt ervoor gekozen de
apparatuur uit te zetten (microfoon op mute) of de ontvangers niet te dragen.
Zeker wanneer kinderen veel bewegen en spelen, verdient het de voorkeur de
apparatuur af te doen, zodat deze niet kapot gaat of kwijt raakt.
Vanaf groep 3 wordt de apparatuur gedragen tijdens onder andere
instructiemomenten, kringmomenten, voorlezen en zingen. Tijdens zelfstandig
werken, NGT lessen en buiten spelen wordt ervoor gekozen de apparatuur uit te
zetten of niet te dragen.
Tijdens de vaklessen, m.u.v. gym, wordt de apparatuur gewoon gedragen.
4
- opladen en bediening van de zender (aan-uit, kinderslot)
De zender moet elke nacht worden opgeladen. Elke zender heeft een vaste
frequentie. De ontvangers van de kinderen uit de betreffende groep zijn ingesteld
op de frequentie van deze zender. Per zender is de bediening anders. Bij de
leverancier zijn spreadsheets verkrijgbaar, met daarop kort de belangrijkste
informatie over de bediening van de apparatuur. Hierop staat bijvoorbeeld
beschreven hoe de zender aan en uit gaat, hoe de microfoon aan en uit gaat en
hoe de zender op kinderslot te zetten is. De spreadsheets van de meest gebruikte
zenders vindt u hier.
- bediening van de microfoon (aan-uit)
De bediening en verschillende standen van de microfoon zijn terug te vinden op
de spreadsheets van de leveranciers.
- bediening ontvangers
De ontvangers die de leerlingen gebruiken, hebben per model een andere
bediening. Sommige ontvangers kun je harder of zachter zetten met een knop op
de ontvanger (bijvoorbeeld bij de Mylink van Phonakl). Andere ontvangers kun je
alleen via de computer harder/zachter instellen (bijvoorbeeld de Mlxs ontvangers
van Phonak). Informatie over de bediening van de ontvangers worden
beschreven in de spreadsheets van de leverancies.
- controle van de werking van de apparatuur
een kind met oorhangers en solo apparatuur
Wanneer een kind met oorhangers solo apparatuur draagt, kan de werking
eenvoudig worden gecontroleerd door mee te luisteren met de
stetoclip/luistervink. De oorhanger met ontvanger wordt aan de stetoclip
gehangen. De leerkracht hangt de zender om, en de logopedist luistert of de solo
apparatuur inderdaad werkt. Dit kan eenvoudig gecontroleerd worden door op de
microfoon van de zender te tikken. Wanneer dit getik gehoord wordt via de solo,
werkt de apparatuur (zowel zender als ontvanger).
een kind met CI en solo apparatuur
Er kan meegeluisterd worden of het signaal binnenkomt bij de CI, met behulp van
de meeluisterkabeltjes. Deze kabeltjes zijn per merk en type CI verschillend. Ook
hier werkt het bij de controle goed om op de microfoon van de zender te tikken.
Dit moet gehoord worden via de ontvanger.
De logopedisten of technische ondersteuning binnen de school kunnen helpen bij
het meeluisteren naar de apparatuur en met het beoordelen van de werking van
de apparatuur.
- introductie bewaardozen solo apparatuur
Wanneer meerdere kinderen binnen een klas solo apparatuur dragen, is het
belangrijk de apparatuur zorgvuldig op te bergen. Dit zowel aan het eind van de
dag, als op momenten dat de apparatuur even uit wordt gedaan. Het is namelijk
belangrijk dat de ontvangers van de kinderen niet door elkaar raken.
Per klas kan er een bewaardoos worden gebruikt. Daarin heeft iedere leerling een
eigen vakje (met naamlabel), waarin hij zijn apparatuur kan opbergen. Wanneer
de leerling de solo apparatuur uitdoet, bergt hij/zij deze altijd op in de
bewaardoos.
- wat te doen bij problemen
Wanneer de technisch vakman/logopedist de apparatuur controleert, kan naar
voren komen dat de zender of ontvanger kapot is. Deze moet dan ter reparatie
5
worden opgestuurd aan de leverancier. Het kan hierbij nuttig zijn, gezien de
kosten van de apparatuur, om de apparatuur verzekerd te versturen. Vaak kan
op dat moment reserve apparatuur worden ingezet (zender of ontvanger), zodat
de betreffende klas of leerling niet zonder apparatuur komt te zitten.
§ 4.3.4 communicatie met ouders en leerkracht
Begeleidende brief voor ouders en leerkracht waarin het gebruik van solo
apparatuur nog een keer uitgelegd wordt.
§ 4.3.5 gebruik buiten school
Advies is om de apparatuur op een veilige afgesloten plek op school te bewaren
waar het elke nacht aan de oplader kan liggen.
Als de apparatuur ook buiten school gebruikt moet worden, bijvoorbeeld bij
buitenschoolse lessen zoals paardrijden, moet de apparatuur beschermd verpakt
kunnen worden tijdens vervoer en zijn ouders er verantwoordelijk voor dat de
apparatuur de volgende lesdag weer opgeladen op school afgeleverd wordt.
§ 4.4 afronding proef met solo apparatuur
§ 4.4.1 evaluatie van het gebruik van de apparatuur
De proefperiode kan worden geëvalueerd door de CHAPS, de LIFEleerkrachtversie en een aanvullende lijst te laten invullen.
Als hieruit blijkt dat de solo apparatuur duidelijk effect heeft kan dit aan de
ouders en leerkracht gemeld worden en kan de aanvraag voor een machtiging bij
de zorgverzekeraar gedaan worden.
Als er uit de evaluatie blijkt dat er nog problemen zijn moet nagegaan worden
wat de aard en oorzaak van het probleem is. De proef kan desnoods verlengd
worden, eventueel kan voor andere apparatuur gekozen worden. Ook kan het
nodig zijn de leerkracht of leerling extra te instrueren of te begeleiden.
§ 4.4.2 communicatie met de ouders en leerkracht
Met een brief kunnen ouders en leerkracht op de hoogte worden gebracht van de
uitslag van de proef en het vervolg.
§ 4.4.3 aanvraag bij zorgverzekeraar
Met een brief aan de zorgverzekeraar kan een machtiging voor de apparatuur
worden aangevraagd.
§ 4.5 Langdurige zorg
§ 4.5.1 Monitoring in de klas
Dagelijkse bediening
Alle zenders werken met behulp accu's, en moeten elke nacht worden opgeladen.
Wanneer de zenders trouw worden opgeladen, kan er gedurende de gehele
volgende dag probleemloos worden gewerkt met de apparatuur.
De ontvangers werken of op hoortoestelbatterijen (de maat is afhankelijk van het
type ontvanger), of moeten net als de zender worden opgeladen. Ook dit gebeurt
dan 's nachts. Aan het einde van de dag hangt de leerkracht/leerling de solo
apparatuur zender en/of ontvanger aan de oplader.
Dagelijkse controle van de werking
Het is belangrijk om de werking van de apparatuur dagelijks te controleren. Bij
oudere leerlingen die betrouwbaar kunnen aangeven of hun systeem wel of niet
werkt, is dit eenvoudig. Zij zullen zelf aangeven wanneer hun solo apparatuur
onvoldoende werkt. Blijf er echter alert op dat niet alle kinderen zelf aangeven
wanneer hun apparatuur niet 100% goed werkt. Het blijft dus belangrijk om alle
apparatuur geregeld te controleren.
6
Leerlingen die aangeven dat de solo apparatuur niet werkt
* Wanneer leerlingen klagen over hun apparatuur, kan dat meerdere oorzaken
hebben:
- de apparatuur werkt niet goed (stoort) of is kapot
- de leerling vindt de apparatuur niet mooi of wordt ermee geplaagd
- de apparatuur werkt goed, maar de leerling vindt de apparatuur niet prettig of
heeft er last van. Wanneer solo apparatuur gedragen wordt, kan dit tot gevolg
hebben dat mede leerlingen minder goed waargenomen worden. De instelling van
de hoortoestellen/CI, het type hoortoestel/CI en het type solo apparatuur is hierin
bepalend. De schoolaudioloog kan aangeven of bij een specifieke leerling de
mede leerlingen inderdaad minder goed gehoord worden wanneer de solo
apparatuur gedragen wordt.
Om de leerling goed te kunnen helpen, is het belangrijk om eerst de oorzaak van
de klacht vast te stellen. Allereerst is het dan ook belangrijk om de werking van
de apparatuur te controleren. Meer informatie over de controle van de apparatuur
vindt u hier.
Om in kaart te brengen hoe de leerling over zijn/haar solo denkt, kan de
"Vragenlijst naar gebruik van solo apparatuur, leerlingversie" gebruikt worden.
De gegevens uit deze vragenlijst leveren een beeld op van de beleving van het
kind. Dit kan gebruikt worden om verder in gesprek te gaan met de leerling zelf,
of met de klas. Daarbij kan besproken worden dat alle kinderen verschillend zijn,
wat solo precies doet en waarom de leerling solo draagt.
Bij jongere leerlingen, die zelf nog niet altijd betrouwbaar kunnen aangeven of de
apparatuur werkt, zal de leerkracht de werking moeten controleren. Dit kan door
op afstand van de leerling, met je rug naar de leerling toe, in de microfoon te
praten en te kijken of de leerling hierop reageert. Hierbij kan aan de leerling
gevraagd worden om getallen na te zeggen, lichaamsdelen aan te wijzen of
vragen te beantwoorden.
Bij problemen in de werking van de solo
Wanneer er twijfel is over de werking van de apparatuur, verdient het de
voorkeur om de werking ervan verder te controleren.
Controle van de werking van de apparatuur
- een kind met hoortoestellen en solo apparatuur
Wanneer een kind met hoortoestellen solo apparatuur draagt, kan de werking
eenvoudig worden gecontroleerd door mee te luisteren met de
stetoclip/luistervink. Het hoortoestel met ontvanger wordt aan de stetoclip
gehangen. De leerkracht hangt de zender om, en de logopedist luistert of de solo
apparatuur inderdaad werkt. Dit kan eenvoudig gecontroleerd worden door op de
microfoon van de zender te tikken/krabben. Wanneer dit getik gehoord wordt via
de solo, werkt de apparatuur (zowel zender als ontvanger).
- een kind met CI en solo apparatuur
Er kan meegeluisterd worden of het signaal binnenkomt bij de CI, met behulp van
de meeluisterkabeltjes. Deze kabeltjes zijn per merk en type CI verschillend. Niet
bij elk type CI is dit meeluisteren mogelijk. Ook hier werkt het bij de controle
goed om op de microfoon van de zender te tikken. Dit moet gehoord worden via
de ontvanger.
De logopedisten of technische ondersteuning binnen de school kunnen helpen bij
het meeluisteren naar de apparatuur en met het beoordelen van de werking van
de apparatuur.
7
Wanneer de apparatuur niet blijkt te werken, wordt deze ter reparatie opgestuurd
aan de leverancier. Het kan hierbij nuttig zijn, gezien de waarde van de
apparatuur, om de apparatuur verzekerd te versturen.
Het is daarbij belangrijk om eerst uit te filteren waar het probleem ligt, de solo
apparatuur kan kapot zijn, maar het probleem kan ook liggen in het hoortoestel
of de CI van de leerling.
Leerlingen zelf verantwoordelijk maken
Het is belangrijk dat leerlingen, naarmate ze ouder worden, steeds zelfstandiger
om kunnen gaan met hun apparatuur. Zowel met hun hoorapparatuur, als met
hun solo apparatuur. Een beschrijving van de doelen omtrent de omgang met
solo apparatuur vindt u hier (doelen omgang apparatuur d/sh). Deze doelen
kunnen worden opgenomen in het groepshandelingsplan of in het individueel
handelingsplan van leerlingen.
Opbergen van de apparatuur
Wanneer meerdere kinderen binnen een klas solo apparatuur dragen, is het
belangrijk de apparatuur zorgvuldig op te bergen. Dit zowel aan het eind van de
dag, als op momenten dat de apparatuur uit wordt gedaan. Het is namelijk
belangrijk dat de ontvangers van de kinderen niet door elkaar raken.
Suggestie: Per klas kan er een bewaardoos worden gebruikt. Daarin heeft iedere
leerling een eigen vakje (met naamlabel), waarin hij zijn apparatuur kan
opbergen. Wanneer de leerling de solo apparatuur uitdoet, bergt hij/zij deze altijd
op in de bewaardoos.
§ 4.5.2 jaarlijkse controle
Jaarlijks wordt de apparatuur gecontroleerd op het audiologisch centrum (AC)
door de audioloog. De werking van zowel de zender als de ontvangers wordt dan
gecontroleerd, ook wordt dan het gehoor van de leerling gecontroleerd. Tevens
kunnen eventuele vragen van de leerkracht over de werking en het gebruik van
de apparatuur dan worden besproken.
Wanneer er tussentijds twijfels zijn over de werking van de solo apparatuur, kan
de apparatuur extra worden gecontroleerd. Bij duidelijk defect kan het meteen
verzonden worden naar de leverancier. Wanneer in de werking van de solo
apparatuur geen problemen worden gevonden, kan het gehoor van de leerling
worden onderzocht op het AC. Bij deze afspraak neemt de leerling de zender en
ontvanger mee naar het AC.
Wanneer de apparatuur kapot is, wordt deze ter reparatie naar de leverancier
gestuurd. Daarbij is het zinvol om de apparatuur verzekerd of aangetekend te
versturen (voor Phonak apparatuur geldt dat dit kan via de audicien).
Inzetten van vragenlijsten
Naast audiologische informatie, is het in veel gevallen belangrijk om ook in de
praktijk te bekijken hoe de leerling functioneert met zijn/haar solo apparatuur, en
hoe de leerling het dragen van deze apparatuur zelf ervaart. Daarvoor zijn er een
aantal vragenlijsten beschikbaar.
De vragenlijsten geven in eerste instantie een goed beeld van het auditief
functioneren van de leerling in verschillende situaties. Maar ze zijn ook ontworpen
om te bepalen of de solo apparatuur een meerwaarde heeft voor de
desbetreffende leerling. De apparatuur evalueren gebeurt door de lijsten in te
vullen voor het functioneren met solo, en het functioneren zonder solo. Bij een
leerling waarbij spraakverstaan op het gehoor alleen niet mogelijk is (zelfs niet in
8
de ideale luistersituatie), zal solo apparatuur geen meerwaarde bieden. Voor deze
leerling is het dan minder zinvol om nog observatielijsten in te vullen over het
belang van de solo apparatuur.
Vragenlijsten functioneren met solo
De afgelopen periode heeft de leerling consequent solo apparatuur gedragen. De
leerkracht heeft dus een duidelijk beeld van het functioneren van de leerling met
solo apparatuur. De Life-NL lijst (bijlage life t/m 9 jaar en v.a. 10 jaar) (dr. Karin
Neijenhuis) kan nu worden ingevuld als pre meting. Hierin komt het beeld naar
voren van hoe een leerling met solo apparatuur functioneert. De lijsten kunnen
ingevuld worden door de leerkracht en de leerling. Informatie over de LIFE-NL
vindt u hier.
Vragenlijsten functioneren zonder solo
De lijsten voor het functioneren met solo apparatuur zijn ingevuld. Nu volgt een
periode waarin de leerling de solo apparatuur niet draagt (1 tot 2 weken lang).
Na afloop van deze periode wordt dezelfde Life (bijlage life t/m 9 jaar en v.a. 10
jaar) opnieuw ingevuld. De lijsten kunnen ingevuld worden door de leerkracht en
de leerling. Informatie over de LIFE-NL vindt u hier.
Periode zonder solo apparatuur
* Wanneer de leerkracht voldoende beeld heeft gekregen van het functioneren
zonder solo apparatuur, kan deze periode heel kort gehouden worden (1 week).
Wanneer de leerkracht niet snel een beeld krijgt van het functioneren met solo
apparatuur, kan deze periode worden verlengd naar maximaal 3 weken.
Informatie over LIFE-NL
Het verstaan in verschillende situaties kan zowel door de leerkracht, als door de
leerling zelf in kaart worden gebracht voor de LIFE in te vullen. De LIFE-NL is
ontworpen door dr. Karin Neijenhuis. Aan de oorspronkelijke lijst zijn enkele
situaties toegevoegd, die ook van belang werden geacht door de werkgroep soloapparatuur van Kentalis. Om te bepalen of de solo apparatuur voor een bepaald
kind een meerwaarde heeft, geeft het invullen van deze lijst een duidelijk beeld.
Deze LIFE-NL is er in twee versies:
 Vragenlijst voor kinderen t/m negen jaar (LIFE-NL t/m 9 jaar).
 Vragenlijst voor kinderen boven de negen jaar (LIFE-NL vanaf 10 jaar).
De handleiding voor afname van de LIFE-NL vindt u hier.
Leerlingendeel
Bij de lijsten die door de leerling zelf worden ingevuld zijn er meerdere
mogelijkheden. Zo kan ervoor gekozen worden om de items aan het kind voor te
lezen (eventueel met ondersteunende gebaren) of om het kind de items zelf te
laten lezen. Daarnaast kan er gekozen worden voor een driepuntschaal waaruit
de leerling het antwoord kiest (makkelijk/normaal/moeilijk, versie t/m 9 jaar), of
uit een vijfpuntschaal (altijd makkelijk/vaak makkelijk/soms moeilijk/vaak
moeilijk/altijd moeilijk, versie vanaf 10 jaar). Op deze manier kan de
moeilijkheidsgraad van de lijsten worden afgestemd op de mogelijkheden van het
kind. De instructie voor het invullen van de lijsten vindt u bij de vragenlijsten.
De bevindingen uit de LIFE-NL vragenlijsten (zowel met als zonder solo) kunnen
digitaal worden verwerkt in een Spread sheet. Door de gegevens in te voeren
wordt een duidelijk beeld zichtbaar van de meerwaarde van de solo apparatuur in
de verschillende luistersituaties. Uitleg over het gebruik van deze spreadsheet
vindt u hier.
9
Overige vragenlijsten
Naast het in kaart brengen van het verstaan in verschillende situaties, kan het
interessant zijn om ook te bekijken op welke momenten de apparatuur wordt
ingezet, en hoe de ervaringen met het gebruik van de apparatuur zijn. Zeker
wanneer leerlingen klagen over hun apparatuur, kan het in kaart brengen van de
ervaringen van de leerling van belang zijn. Dit kan worden gedaan door de
vragenlijst naar gebruik van solo apparatuur in te vullen. Deze lijst is er zowel in
leerlingversie als in leerkrachtversie. De lijst is oorspronkelijk ontworpen door het
AC van Sint Marie te Eindhoven, in september 2005.
Eventueel kan ook de SIFTER gebruikt worden. Deze vragenlijst geeft een breed
beeld van het functioneren van de leerling met hoorproblemen en brengt
mogelijke risicogebieden in de ontwikkeling aan het licht.
Beslissing wel/geen solo
Samen met de door de audioloog afgenomen testen, vormen de ingevulde LIFE
vragenlijsten de onderbouwing voor het wel of niet behouden van de solo
apparatuur. De overige vragenlijsten kunnen deze keuze eventueel mede
onderbouwen.
10
Download