VERENIGING VOOR STERRENKUNDE MIDDEN

advertisement
Jaargang 15, nummer 1
Januari 1998
VERENIGING VOOR STERRENKUNDE MIDDEN-LIMBURG NR.92
De vulkaan Olympus Mons op de planet Mars.
De Mars Global Surveyor maakte deze testopname tijdens de afremmanoeuvres in de atmosfeer van Mars.
albedo 1
Colofon
ALBEDO is een populair wetenschappelijk tijdschrift over sterrenkunde, weerkunde, natuurkunde, ruimtevaart en
ruimteonderzoek.
Albedo wordt uitgegeven door de Vereniging voor Sterrenkunde Midden Limburg. Het blad verschijnt zeer onregelmatig.
REDACTIE
Huub Scheenen, hoofdredacteur, Johan
Wevers, Ron van der Goor.
REDACTIE-ADRES
Henri Hermanslaan 161,
6162 GE Geleen. tel. 046-4754235
Email: [email protected]
LAY-OUT EN DRUK
De artikelen voor de Albedo worden gemaakt met de meest onmogelijke tekstverwerkers. De uiteindelijke vormgeving
geschiedt met Microsoft Publisher en
Microsoft Word. De afbeeldingen worden ingescand met een Trust Imagery
2400, uiteraard volledig TWAINcompatibel. De bewerking van de afbeeldingen gebeurt met PhotoImpact !
en CorelDraw.
Het kostbare origineel van de ALBEDO
wordt uitgeprint met een Hewlett Packard Laserjet 5L. Voor de vermenigvuldiging wordt ieder geschikt kopieerapparaat gebruikt zolang het maar gratis
is.
ABONNEMENTEN
Bij het lidmaatschap van de V.S.M.L. is
de ALBEDO inbegrepen. Losse abonnementen zijn niet mogelijk. Alleen zij
die lid zijn van de V.S.M.L. hebben recht
op de ALBEDO.
DISTRIBUTIE
De ALBEDO wordt onder strenge bewaking naar het verenigingslokaal aan
de Oude Keulsebaan gebracht. Alleen
hier is de ALBEDO verkrijgbaar. De oplage is aangepast aan de behoefte.
Voor bijbestellingen kunt u contact
opnemen met de redactie.
Voorwoord
De eerste uit een serie van zes !!
Namens bestuur & redactie wensen we u natuurlijk nog een uitermate goed
1998. Moge het op sterrenkundig gebied een helder en spectaculair jaar
worden. Iedereen die een kaartje naar bestuur & redactie heeft gestuurd nog
hartelijk dank daarvoor.
De eerste uit een serie van zes ?? Jawel, willen we nog voor de eeuwwisseling
de honderd Albedo’s halen dan zyullen we toch in een straf tempo door moeten
gaan. De redactie heeft versterking gekregen van een paar leden die graag
bereidt zijn met enige regelmaat een artikel in te leveren. Ook zal de Albedo in
de loop van het jaar voorzien worden van enkele vaste rubrieken zodat we
minder afhankelijk zijn van het aanbod van het moment.
Huub Scheenen
Inhoudsopgave
Pagina Artikel
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
Colofon, Van de redactie, Inhoudsopgave
Agenda, Van de Vereniging
Waarnemingen ondersteunen het nieuwe model van het magnetische
veld van de zon.
Nieuw type quasar ontdekt.
Leven: ja/nee (wegstrepen wat niet van toepassing is). Rutgel Vogel &
Maarten Wiegant verslaan lezingen vanuit het wageningse hotel De
Wereld.
Wetenschappers dateren het ontstaan van de Maan.
Aardpassage brengt NEAR op weg naar EROS.
Marsmeteoriet met aardse koolstof.
Heelal heeft het eeuwige leven.
Verenigde Staten vieren veertig jaar ruimtevaart.
Korte berichten: COBE, Zwart gat in het centrum van de Melkweg, p
robleempjes voor Galileo.
De sterrenhemel in februari en maart.
albedo 2
Agenda
26 januari 1998
Hoe komt het weerbericht tot stand.
Lezing door dhr. G.W.Th.M. de Bont.
16 Februari 1998
Jaarvergadering
6 & 7 maart 1998
Landelijke Sterrenkijkdagen.
9 maart 1998
Lezing door Drs. F.J. Molster
Planeten bij andere sterren en
planeetvorming.
6 april 1998
Huub Scheenen vertelt u iets over de
gaande en afgelopen Marsmissies.
18 mei 1998
Prof.
Dr.
H.J.
Lamers:
Infraroodsterrenkunde met de ISOsatelliet.
8 juni 1998
Ron van der Goor praat u bij over
Neutronensterren.
8 augustus 1998
Barbecue ter gelegenheid van de
Perseïden. Het komt wat ongunstig
uit omdat het maximum midden in
de week valt.
11 en 12 augustus 1998
Maximum der Perseïden. Bij helder
weer is het clubgebouw geopend.
21 september 1998
Lezing verzorgd door Drs. J.P.
Loonen
getiteld
“De
nieuwe
sterrenkunde (de hemel in gamma,
röntgen, etc.)
5 oktober 1998
Najaarsvergadering
2 november 1998
Wie het kleine niet eert….. (quarks,
leptonen). Prof. P.J.G. Mulders
vertelt.
Van de Vereniging
28 november 1998
Open dag
7 december 1998
Het heeft waarschijnlijk niet veel met
sterrenkunde te maken (?) maar
Drs. G.M. Hulspas houdt een lezing
over 50 jaar UFO’s.
Alle lezingen beginnen om 20.00
uur. Dit programma kan nog
veranderen, we zijn van plan een
aantal extra lezinkjes door de eigen
leden in te plannen.
CD-ROM
Vorig jaar is voor het eerst in kleine
kring een CD-ROM uitgegeven met
daarop alle Hubble- en Galileofoto’s
van 1997.
De CD-ROM voor 1997 nadert zijn
voltooing. Iets over de inhoud. Alle
foto’s van de Galileo bij Jupiter, alle
foto’s van de Hubble Space
telescope. Alle foto’s van de Mars
Pathfinder en de Global Surveyor.
Uiteraard is alles voorzien van
tekstfile’s en de perberichten van
NASA en HST. Ook het complete
archief van de pressreleases van de
NASA staat er op. Bouwmodellen
van de Cassini en de Galileo.
Lespaketten etc. Alle informatie op
de CD-ROM is afkomstig van
internet.
Viewers voor de plaatjes en de
tekstbestanden
worden
meegeleverd. De CD-ROM bevat
alleen materiaal uit 1997 en draait
onder Windows95 (Ofschoon met
wat behelpen ook onder Windows
3.1), Gezien de vaak grote grafische
bestanden is minimaal 8 Mb
geheugen wel aan te bevelen.
De CD-ROM gaat rond de fl. 25,—
kosten en is alleen verkrijgbaar voor
V.S.M.L.-leden.
albedo 3
Terugkijkend op 1998 kunnen we
stellen dat de V.S.M.L. best een
goed jaar achter de rug heeft.
Financieel hebben we, na enkele
magere jaren zo gezegd weer wat
spek op de ribben. De kantine heeft
het afgelopen jaar voor een record
opbrengst gezocht. De sponsoraktie
heeft fl. 500,— opgeleverd. Ook het
ledental heeft zich gestabiliseerd.
De landelijke Sterrenkijkdagen en de
Open Dag in november werden goed
bezocht. Positief is vooral dat de
belangstelling onder scholen om
eens een bezoek te brengen aan de
vereniging toeneemt. Hier werkt de
mond op mond reclame blijkbaar
goed.
Dit is echter geen reden om genoegzaam achterover te leunen. Zo lukt
het ons nog steeds niet om nietleden naar onze lezingen te lokken.
Vandaar dat we begonnen zijn Roermond “vol te plakken” met aankondigingen van de lezingen, vooral die
lezingen die ook voor de leek goed
te volgen zullen zijn.
Wat het project kijkerbouw betreft:
dit zal in 1998 afgerond gaan worden. De behuizing is klaar, er ligt een
waarneemplateau. Er moet alleen
nog een contragewicht voor de kijker
geregeld worden en we zullen nog
een zware klus hebben aan het betegelen van het van naar de kijker toe.
Ook het clubgebouw zal in de zomer
van een nieuwe lik verf voorzien
moeten worden.
Kuuke.
Waarnemingen ondersteunen het nieuwe model van het
magnetische veld van de zon
Er wordt steeds meer bewijs gevonden voor de theorie dat het magnetische veld van de zon meer lijkt op
een wilde cycloon dan op een nette
gazonsproeier (het beeld dat wetenschappers al bijna 40 jaar accepteren). De cycloon-vorm is afgeleid
van een wiskundig model dat vorig
jaar voor het eerst werd gepresenteerd door de ruimtevaart deskundige Len Fisk van de Universiteit van
Michigan.
De laatste stukjes bewijs die het
model van Fisk ondersteunen zijn
gepubliceerd in een studie in de
november-editie van het “Journal of
Geophysical Research-Space Physics”. De resultaten van die studie
zullen ook gepresenteerd worden in
december tijdens een congres van
de “American Geophysical Union” in
San Francisco.
Het begrijpen van de zon en zijn
omgeving kan belangrijke implicaties
hebben zegt Fisk. “Een van de bindende mechanismen tussen de zon
en de aarde is de zonnewind met zijn
magnetische velden. De energie die
door dit mechanisme wordt overgedragen kan de atmosfeer van de
aarde beïnvloeden, in het bijzonder
op hoge breedtegraden.” Het magnetische veld van de zon beïnvloedt
ook de kosmische straling (zeer
energie rijke deeltjes uit de ruimte).
Het team van Fisk onderzoekt nu
wat hun model voorspelt omtrent de
interactie tussen kosmische straling
en het magnetische veld van de zon.
Tot Fisk met zijn model kwam, dachten wetenschappers dat het magnetische veld van de zon spiraalvormig
was, zoiets als water dat uit een
ronddraaiende gazonsproeier komt.
Dat beeld was afkomstig van een
studie van Eugène Parker van de
Universiteit van Chicago die reeds in
1958 was gepubliceerd. Toen Russische en Amerikaanse satellieten het
magnetische veld begonnen te meten in de jaren ‘60, kwamen de eerste metingen overeen met het
oorspronkelijke model van Parker.
Maar data van de gezamenlijke
NASA/ESA-missie Ulysses (de eerste missie die over de polen van de
zon vloog) onthulde onvolkomenheden die de wetenschappers niet konden verklaren met het model van
Parker.
Het model kon namelijk niet verklaren waarom Ulysses energiearme
deeltjes bij de polen van de zon
vond. De wetenschappers wisten dat
die energiearme deeltjes hun oorsprong hadden in de buurt van de
equator van de zon, maar begrepen
niet hoe die bij de polen terecht kwamen. Net als wagons die alleen op
het spoor kunnen rijden, hebben
deze deeltjes de neiging om alleen
over de magnetische veldlijnen te
reizen. De deeltjes kunnen zich niet
van de equator naar de polen bewegen tenzij de magnetische veldlijnen
ook die weg volgen.
In het model van Parker echter, blijven de veldlijnen die hun oorsprong
hebben aan de polen gewoon aan de
polen en veldlijnen die hun oorsprong hebben op de equator blijven
op de equator. Er zijn geen “sporen”
voor de deeltjes om van de ene
albedo 4
breedtegraad naar de andere te reizen.
In het model van Fisk daarentegen
lopen de veldlijnen wel door verschillende breedtegraden en geven ze de
energiearme deeltjes zo een weg om
van de equator naar de polen te
komen. Hij kwam op dit nieuwe model door enkele bekende fenomenen
op een nieuwe manier te combineren. Hij beschouwde eerst iets dat
wetenschappers reeds bijna 100 jaar
weten namelijk dat de polen van de
zon langzamer roteren dan de equator. Vervolgens nam hij ook in beschouwing het feit dat het magnetische veld van de zon voortdurend
groter wordt. Dit gebeurt echter niet
uniform. Tenslotte merkte hij op dat
de as van het magnetische veld licht
gebogen is ten op zichte van de
rotatieas van de zon. Al deze effecten bij elkaar leiden tot de conclusie
dat er magnetische veldlijnen moeten zijn die van lage naar hoge
breedtegraden lopen.
In de nieuwe studie presenteren Fisk
en zijn teamleden Thomas Zurbuchen en Nathan Schwadron data van
Ulysses die laten zien dat het magnetische veld van de zon net zo’n
breedtegraad-variaties toont als het
model van Fisk voorspelt.
In ander werk dat nog niet gepubliceerd is laat het team zien hoe het
Nieuw type quasar ontdekt
model een verklaring kan geven voor
een andere, eerst raadselachtige
waarneming. Deze betreft de zonnewind. (Een voortdurend stroom van
deeltjes afkomstig van de zon).
Waarnemingen van Ulysses tonen
twee typen zonnewind die variëren in
snelheid, samenstelling en oorsprong.
Eén type, de langzame zonnewind,
vindt zijn oorsprong in de buurt van
de equator van de zon. De andere,
snelle zonnewind is afkomstig van
de hogere breedtegraden. De onderzoekers stellen dat de geobserveerde verschillen in de twee typen
zonnewind kunnen worden verklaard
door de voortdurende reorganisatie
van het magnetische veld dat het
model van Fisk voorspelt.
Het onderzoeksteam geeft toe dat
hun model gesteund door hun interpretatie van de data controversieel
is. En dat is volgens hen maar goed
ook. “Dit is wetenschap pur sang”,
zegt Fisk, die professor is en hoofd
van de afdeling atmosferische, oceanografische en ruimtevaart wetenschappen van de Universiteit van
Michigan. Voor dat hij in 1993 naar
deze universiteit vertrok was hij
werkzaam bij de NASA. “Iemand bekijkt een fenomeen, en dat zorgt
ervoor dat hij de zaken op een andere manier gaat bekijken. Dan zet
je een theorie op die verklaart wat je
ziet en tegelijkertijd proberen anderen die onderuit te halen. Zelf zoek je
in de tussentijd naar observaties die
je theorie ondersteunen en daarvoor
dus het bewijs zijn.” Hij voegt eraan
toe dat het model ongetwijfeld nog
zal veranderen, dat doen modellen
altijd.
Wouter Geraedts
Bron: persbericht Universiteit van
Michigan, 7 november 1997
Studente Lucyna Kedziora-Chudzcer
van de Universiteit van Sydney heeft
een compleet nieuw type quasar,
één van de meest energierijke objecten in het heelal, ontdekt. Lucyna
bestudeert emissies van quasars
m.b.v. de Australia Telescope in Narabri, New South Wales, Australië.
Volgens Dr. Jauncey, de begeleider
van Lucyna, heeft de ontdekking
grote gevolgen voor de astronomie.
Jauncey bestudeert al dertig jaar variabele radiobronnen maar heeft nog
nooit zoiets waargenomen. Deze
ontdekking betekent dat we ons opnieuw moeten bezinnen op wat
quasars eigenlijk zijn.
Quasars werden ontdekt in 1963, het
geboortejaar van Kedzina-Chudczer.
Ofschoon ze op fotografische platen
lijken op gewonen sterren, stralen ze
enorme hoeveelheden licht uit; tot
duizend maal zoveel als een compleet melkwegstelsel dat toch snel al
een miljard sterren bevat.
Het team van astronomen was bezig
met een zoektocht naar nieuwe variabele radiobronnen toen het hen
opviel dat de radiogolven van de
quasar PKS 0405-385 erg afwijkend
waren vergeleken met veel andere
quasars.
De quasar neemt in één uur tijd
50% in helderheid toe en neemt dan
weer in helderheid af, veel sneller
dan welke andere quasar dan ook.
De ontdekking is inmiddels bevestigd door andere astronomische instituten.
De simpele verklaring is dat de
quasar en grootte heeft van Jupiter’s
baan rond de Zon. Het is daarmee
de kleinste bekende quasar en veel
kleiner dan men dacht dat een
quasar zou kunnen zijn. Echter als
de quasar echt zo klein is dan zit
men met het volgende probleem:
hoe kan zoveel energie uit zo’n klein
albedo 5
object komen. Als de quasar echt zo
klein is dan is hij zus veel te heet;
onwaarschijnlijk heet en dat betekent dat er naar een andere verklaring gezocht moet worden.
De meest aannemelijke verklaring is
dat de radio-emissie van de quasar
“twinkelt” op dezelfde manier als het
licht van gewone sterren gaat twinkelen als het de aardse atmosfeer
passeert. Bij de quasar wordt de
twinkeling veroorzaakt door de turbulentie van gas dat zich tussen de
sterren in onze eigen Melkweg bevindt.
Als deze hypothese klopt moet de
quasar nog steeds erg klein zijn vergeleken met andere quasars die normaal gesproken geen twinkeling laten zien en dat houdt tevens in dat
de quasar nog steeds te heet is om
in de conventionele theorie te passen.
Wereldwijd zijn astronomen op zoek
naar de oplossing voor dit probleem.
Met behulp van röntgen- optische en
andersoortige waarnemingen probeert men meer te leren over de
quasar. Ook met behulp van de Japanse radiotelescoop in de ruimte,
Halca, zal de quasar bestudeerd
worden.
Met mysterie is alleen maar groter
geworden toen de quasar na een
paar maanden van waarnemen plotseling stopte met twinkelen. Een mogelijke verklaring is dat de quasar te
groot is geworden om te twinkelen.
Het team dat de quasar ontdekte
houdt hem nauwgezet in de gaten
om te zien of het afwijkende gedrag
terugkeert.
Huub Scheenen
Bron:
Persbericht 97/233, Commonwealth
Scientific and Industrial Research
Organization (CSIRO).
Leven: ja/nee (wegstrepen wat niet van toepassing is)
Leven in het Heelal Lezing in de Wageningse Capitulatiezaal
Tja, wij hebben nooit tijd om naar
de lezingen van de VSML te gaan,
dus moeten wij elders aan onze
trekken komen. Toen viel ons oog
op de aankondiging van een lezingencyclus van maar liefst twee
delen in het Wageningse Hotel De
Wereld, in dezelfde Capitulatiezaal als waar destijds de vrede
werd getekend. We dachten:
“Nou, dat is heel zeldzaam, zo’n
cyclus van twee lezingen, laten we
er maar eens een kijkje gaan nemen”. Deze cyclus heeft een dermate grote invloed op ons gehad,
dat het van ons wel in de Albedo
mocht. Dit alles terzijde, na de
pieptoon begint de eigenlijke
tekst: ....... PIEP!!
Het eerste deel ging over de ontwikkeling van theorieën over het ontstaan van het heelal. Het spektakel
begon om 20.00 uur, maar er bleven
maar mensen binnenstromen zodat
werd besloten om de deur op slot te
doen, hetgeen niet lukte zodat er
nog meer mensen binnendruppelden. Al met al uitte de spreker, die
professor Achterberg genaamd was,
zijn eerste phrase pas om 20.30 uur,
maar ook dit terzijde. Het meeste dat
hij te melden had was ons al bekend
en behoeft geen verdere toelichting.
Maar op een gegeven moment werd
door derden de vraag gesteld hoe
groot de kans op intelligent leven
binnen ons melkwegstelsel ongeveer is. Deze kans bleek afhankelijk
van een aantal factoren, waaronder
het aantal sterren, het aantal planeten bij een ster, de kans dat op zo’n
planeet vloeibaar water aanwezig is
etc. Een geringe fout in de schatting
van een factor heeft tot gevolg dat de
uiteindelijke kans er gemakkelijk een
factor 1000 naast zit. Een dergelijke
schatting is dus erg onbetrouwbaar.
Het tweede deel was naar onze mening veel interessanter, hoewel andere mensen het daar niet mee eens
waren. Dat is natuurlijk hun goed
recht, maar dit terzijde. Het handelde
over UFO’s en over bewijs van leven
in het heelal. De nuchtere prof, de
Graaf dit keer, legde op ko(s)mische
wijze uit dat er eigenlijk nog geen
bewijs gevonden is voor het bestaan
van UFO’s. Er is dan ook geen museum waar je wrakstukken van
UFO’s kunt bekijken. Wel zijn er,
naar men zegt, UFO’s gezien.
Aangebrande vrouwen bleken nogal
eens de behoefte te hebben om na
het eten borden naar buiten te
gooien, die vervolgens niet door derden geïdentificeerd konden worden
en dus nu als UFO’s te boek staan.
Men heeft ooit getracht om een helder schijnsel, aan de middaghemel,
te identificeren door er een vliegtuig
op af te sturen. De piloot vloog echter zo hoog dat ie te weinig lucht
kreeg en overleed. Toen het vliegtuig neerstortte was de enige verklaring dat het schijnsel een UFO
moest zijn geweest en dat hij was
vermoord door aliens (de MOORDENAARS, maar dit terzijde).
Hierna begon de professor over het
bestaan van leven binnen het zonnestelsel, maar wel buiten de aarde en
buiten de kosmonauten die in de
ruimte zitten.
Een aantal hemellichamen werd in
de ‘life-race’ van deelname uitgesloten, te weten Mercurius, Venus en
de maan. Dit door verkeerde klimatologische omstandigheden aldaar.
Mars werd altijd al aangezien als
mogelijke levensbron, denk aan de
poolkappen en de kanalen. Inmiddels is aangetoond dat er water heeft
gestroomd. Bovendien is op Antarctica
een
‘sporen-van-levenbevattende’ meteoriet gevonden die
op grond van de samenstelling van
Mars afkomstig is. De Graaf noemde
ook het zogenaamde ‘gezicht’, een
rotspartij nabij een piramide-vormig
gebergte op mars. Dit zou wijzen op
een Martiaanse beschaving, maar
aangezien het ‘gezicht’ enorme afmetingen had (1 km), 8te hij dit onalbedo 6
waarschijnlijk. Wij zijn echter van
mening dat er betere argumenten
nodig zijn om ons te overtuigen.
Toen was het de beurt aan Europa,
het Jupitermaantje. Onder zijn ijzige
oppervlakte zou wel eens leven kunnen huizen. De andere maantjes van
Jupiter kregen minder kansen toebedeeld.
Om de kansen van leven buiten het
zonnestelsel te schatten, schetste de
Graaf eerst de factoren die leven op
de Aarde mogelijk maakten. Hij
kwam tot de conclusie dat het ontstaan van leven afhankelijk is van
een aantal toevallige omstandigheden, waaronder de stand van de
aard-as, die seizoenen en dus een
stabiel klimaat mogelijk maakt. Ook
de door een zeldzame botsing veroorzaakte vorming van de maan
heeft bijgedragen tot het gunstige
klimaat op Aarde. Alle toevallige gebeurtenissen samengenomen, 8 de
prof het bestaan van leven buiten het
zonnestelsel onwaarschijnlijk.
Al met al heeft deze lezingenreeks
ons leven op Aarde totaal veranderd.
Rutger Vogel & Maarten Wiegant
Wetenschappers dateren het ontstaan van de Maan
Scheikundigen aan de Universiteit
van Michigan hebben de tot nu toe
meest nauwkeurige schatting gedaan van de leeftijd van de maan. Zij
ontdekten dat de maan pas later
werd gevormd in de ontwikkeling van
het zonnestelsel dan veel wetenschappers geloofden en vrijwel zeker als resultaat van een botsing
tussen de aarde en een andere planeet, minstens zo groot als Mars.
De interplanetaire “big bang” tussen
de aarde en een ander object vond
volgens Alexander N. Halliday, professor geologische wetenschappen
aan de Universiteit van Michigan,
ongeveer 50 miljoen jaar na de vorming van het zonnestelsel plaats.
Der-Chuen Lee en Halliday, van de
Universiteit van Michigan, en Gregory A. Snyder en Lawrence A. Taylor, verbonden aan de Universiteit
van Tennessee, publiceerden in het
november nummer van Science het
onderzoek dat zij hebben uitgevoerd.
Door isotopen van tungsten te analyseren in rotsmonsters afkomstig van
het maanoppervlak waren zij in staat
het geheim van de oorsprong van de
maan te ontrafelen.
“Onze gegevens laten zien dat de
maan werd gevormd tussen 4,50 en
4,52 miljard jaar geleden. De samenstelling van de tungstenisotopen op de maan is in overeenstemming met de veronderstelling
dat de maan of van de aarde zelf
afkomstig is, of van een groot object
dat met de aarde in botsing kwam en
dezelfde chemische samenstelling
als de aarde had”, aldus Halliday.
“Simulaties van de reusachtige botsing laten zien dat er extreem hoge
temperaturen van wel 10.000 K geheerst moeten hebben. Daardoor
werd over de gehele jonge aarde
rotsmateriaal gesmolten en gemengd”, zegt Der-Chuen Lee. “De
hitte en energie die bij het ontstaan
van de maan een rol speelden, waren ook verantwoordelijk voor het
ontstaan van de lava zeeën.”
Wetenschappers geloven dat de planeten in ons zonnestelsel zich ongeveer 4,57 miljard jaar geleden begonnen te vormen uit een enorme
wolk interstellair gas, stof en puinresten van de geboorte van de zon.
De aarde en andere rotsachtige planeten die vrij dicht bij de zon staan,
hebben zich geleidelijk gevormd in
een tijdsbestek van miljoenen jaren
doordat hun zwaartekracht grotere
en grotere brokken materiaal van de
wolk aantrok.
Halliday en Lee maakten gebruik
van een techniek, multiple-collector,
inductively-coupled plasma mass
spectrometry, om heel erg kleine
hoeveelheden tungsten-isotopen te
meten in 21 monsters afkomstig van
de maan. “Omdat hafnium-182 vervalt tot tungsten-182 met een halfwaardetijd van 9 miljoen jaar, is het
mogelijk om de relatieve leeftijd van
materialen vast te stellen, gebaseerd
op de verhouding van bovengenoemde isotopen,”aldus Halliday.
albedo 7
Het onderzoeksprogramma werd gefinancierd door het U.S. Department
of Energy, NASA, The National
Science Foundation en de Universiteit van Michigan.
Maarten Wiegant
Bron:
persbericht Universiteit van Michigan, 10 november 1997
Foto:
Paul Smeets, CCD-opname in primaire brandpunt 30cm SchmidtCassegraintelescoop.
Naschrift: Tungsten is het element
Wolfraam.
Aardpassage brengt NEAR op weg naar
EROS.
Marsmeteoriet met
aardse koolstof
De Near Earth Astroid Rendezvoussonde maakt in de nacht van 22 op
23 januari een scheervlucht langs de
Aarde. Tijdens deze scheervlucht is
het wellicht mogelijk om vanaf de
Aarde de sonde te zien. Het zal dan
voor het eerst zijn dat een interplanetair ruimtevaartuig vanaf de Aarde
zichtbaar is. Tijdens de scheervlucht
zal de koers van de sonde gecorrigeerd worden voor een ontmoeting
met de planetoïde 433 Eros.
Het organische materiaal dat is aangetroffen op de meteoriet ALH
84001 en dat anderhalf jaar geleden
leidde tot speculaties dat er leven op
Mars kan zijn geweest, is afkomstig
van het ijs op Antartica en niet van
Mars. Dat concluderen onderzoekers van de Universiteit van Arizona
in Tucson en het Scripps Instituut
voor Oceanografie van de Universiteit van Californië, San Diego, in
twee afzonderlijke bijdragen in
Science van 15 januari.
NEAR is op 17 februari 1996 gelanceerd en scheerde in juni 1997 al
langs de planetoïde Mathilde. NEAR
nadert de Aarde met een snelheid
van ongeveer 30 000 kilometer per
uur. Tijdens de aardpassage is het
ruimtevaartuigje wellicht vanuit de
Verenigde Staten zichtbaar. Boven
Iran zal de dichtste nadering met de
Aarde plaatsvinden; zo’n 500 kilometer. De passage leidt ertoe dat de
NEAR ongeveer 11 graden ten zuiden van het baanvlak van de Aarde
terechtkomt op weg naar de planetoïde 433 Eros op 10 januari 1999.
hoge-resolutie opnames gemaakt
worden terwijl de NEAR te pletter
slaat op het oppervlak van Eros.
bron: bersbericht NASA, 20 januari
1998.
De onderzoekers troffen in de meteoriet exact dezelfde hoeveelheid
koolstof-13 aan als in organisch materiaal op aarde. Dat is volgens hen
'overtuigend bewijs' om aan te nemen dat de koolstof in de meteoriet
van aardse herkomst is, bijvoorbeeld
van vervuiling.
De inmiddels beruchte Marsmeteoriet ALH 84001.
Tijdens de scheervlucht zullen alle
onderzoeksinstrumenten aan boord
van de NEAR uitgebreid worden getest en gekalibreerd.
De planetoïde Eros werd op 13 augustus 1898 ontdekt. Het is de planning dat de NEAR enkele maanden
voor de honderdste ontdekkingsdag
van de planetoïde de eerste foto’s
maakt. Nadat de planetoïde is bereikt komt de NEAR in een 1000
kilometer hoge baan rond Eros. Na
enige tijd, in februari 1999 zal deze
baan zijn gekrompen tot 350 kilometer. Er zal een gedetailleerde kaart
van de planetoïde gemaakt worden
en er wordt onderzoek gedaan aan
de samenstelling en de fysische eigenschappen van het oppervlak. De
missie eindigt op 6 februari 2000 met
een gecontroleerde afdaling naar de
planetoïde, er zullen dan tientallen
Ook de radioactieve koolstof-14 in
de meteoriet komt volgens de onderzoekers hoogstwaarschijnlijk niet
van Mars. Radioactief koolstof kan
ontstaan als laagenergetische neutronen een interactie aangaan met
stikstofatomen. Op Mars zijn alleen
hoog-energetische neutronen. In organisch materiaal van die planeet
zou slechts een te verwaarlozen
hoeveelheid koolstof-14 te vinden
zijn.
De meteoriet ALH 84001 werd in
1984 gevonden op Antartica. In de
zomer van 1996 meldden het Johnson Space Center en Stanford University dat de steen ter grootte van
een aardappel minuscule bacteriële
fossielen bevatten een bewijs voor
leven op Mars.
bron: diverse persberichten.
albedo 8
Heelal heeft het eeuwige leven
Wie de toekomst wil kennen, moet in
het verleden kijken. Dat geldt voor
gebeurtenissen op aarde, maar ook
voor verschijnselen in de kosmos.
Amerikaanse sterrenkundigen hebben de toekomst van het heelal voorspeld op basis van metingen aan
sterexplosies die miljarden jaren geleden plaatsvonden.
Hun conclusie luidt dat het heelal
eeuwig blijft uitdijen, en dat het een
koude, donkere toekomst tegemoet
gaat. De zwaartekracht van alle sterrenstelsels in het heelal is lang niet
voldoende om de uitdijing ooit om te
keren in een inkrimping.
De uitdijing van het heelal werd in de
jaren twintig ontdekt door Edwin
Hubble, naar wie de Hubble Space
Telescope is genoemd. Hubble ontdekte dat alle sterrenstelsels in het
heelal van elkaar af bewegen. Zijn
ontdekking vormde de basis voor de
populaire oerknaltheorie: zo'n twaalf
miljard jaar geleden zou het heelal
zijn ontstaan in een geweldige explosie van materie en energie.
Door de onderlinge zwaartekracht
van de sterrenstelsels wordt de uitdijing echter afgeremd.
Hoe sterk die afremming is, hangt af
van de totale hoeveelheid materie in
het heelal. Veel zwaartekracht betekent sterke afremming, misschien
genoeg om de uitdijing ooit volledig
tot stilstand te brengen en om te
keren. Dat zou betekenen dat het
heelal zijn leven eindigt in een 'eindkrak', in zekere zin het spiegelbeeld
van de oerknal.
Twee teams van astronomen zijn er
nu echter van overtuigd dat die eind
krak nooit zal plaatsvinden. In plaats
daarvan zal het heelal voor eeuwig
blijven uitdijen. De sterrenstelsels
bewegen steeds verder uit elkaar, en
in de verre, verre toekomst, wanneer
alle sterren zijn opgebrand, zal het
heelal leeg, zwart, koud en stil zijn.
Als het mogelijk was de hoeveelheid
materie in de ruimte direct te meten,
zou de toekomst van het heelal vastliggen. Helaas zijn sterrenkundigen
er nog steeds niet in geslaagd die
kosmische materiedichtheid te achterhalen. Zo is er bijvoorbeeld weinig
bekend over de hoeveelheid donkere materie: materie die je niet ziet,
maar die wel zwaartekracht op haar
omgeving uitoefent.
Saul Perlmutter van het Lawrence
Berkeley Laboratory in Californië en
Peter
Garnavich
van
het
Harvard-Smithsonian Center for Astrophysics in Cambridge, Massachusetts, zijn dan ook heel anders te
werk gegaan. Ze hebben verre supernova's bestudeerd om de toekomst van het heelal te achterhalen.
Het zijn sterexplosies die miljarden
jaren geleden plaatsvonden, maar
waarvan het licht nu pas op aarde
aankomt. Perlmutter en Garnavich
kijken dus miljarden jaren terug in de
tijd.
In dat verre verleden zal de uitdijingssnelheid van het heelal hoger
zijn geweest dan nu: in de afgelopen
miljarden jaren moet er een zekere
afremming zijn geweest. Door de
uitdijingssnelheid van toen te vergelijken met de huidige uitdijingssnelheid, is de mate van afremming te
bepalen, en daaruit valt de toekomst
af te leiden.
Perlmutter en zijn collega's gebruikten grote telescopen op aarde om
verre supernova's te bestuderen.
Het team van Garnavich deed soortgelijke metingen met de Hubble
Space Telescope. Beide teams presenteerden hun resultaten begin januari op de winterbijeenkomst van
de American Astronomical Society in
Washington.
albedo 9
De supernova’s die de astronomen
waarnamen, produceren allemaal
even veel energie. Het zijn vrij zware
sterren die deel uitmaken van een
dubbelstersysteem. Gas van de begeleider wordt naar de ster toe gezogen. Zodra de ster meer dan 40
procent zwaarder is dan de zon,
blaast zij zichzelf op in een enorme
explosie. Omdat de ontploffende
sterren altijd dezelfde massa hebben, zijn de explosies altijd even
helder.
Hoe helder de explosie er vanaf de
aarde uitziet, hangt natuurlijk af van
de afstand. Als de werkelijke lichtkracht steeds hetzelfde is, moet er
een directe relatie bestaan tussen
die afstand en de waargenomen helderheid.
De supernova's die zijn waargenomen door de twee teams, bevinden
zich op miljarden lichtjaren afstand.
Die afstanden zijn niet rechtstreeks
te meten. In plaats daarvan meten
sterrenkundigen de roodverschuiving in het licht van de supernova.
Die roodverschuiving is een maat
voor de reistijd van de waargenomen
straling: hoe langer het licht van de
supernova onderweg is, des te groter is de roodverschuiving.
Door nu het verband tussen roodverschuiving en helderheid van de verre
supernova's in kaart te brengen, kan
de afremming van het heelal worden
bepaald. Het komt erop neer dat een
supernova met een bepaalde roodverschuiving helderder is als er in de
afgelopen miljarden jaren een sterke
afremming heeft plaatsgevonden. Bij
een geringe afremming is de schijnbare helderheid kleiner.
Hoewel het helderheidsverschil gering is, komen beide teams tot de
conclusie dat de uitdijing van het
heelal in de afgelopen paar miljard
jaar nauwelijks is afgeremd. Dat betekent dat dit ook in de toekomst niet
Verenigde Staten vieren veertig jaar
ruimtevaart
zal gebeuren. Anders gezegd: de
zwaartekracht van alle materie in het
heelal is niet in staat de uitdijing stil
te zetten en om te keren in inkrimping.
Govert Schilling
De Volkskrant 10 januari 1998.
Op zaterdag 31 januari 1998 is het
veertig jaar geleden dat de verenigde Staten hun eerste satelliet
lanceerden. Op deze dag lanceerde
men vanaf Cape Canaveral de
Explorer-1 en begon de ruimtewedloop met de toenmalige Sovjet Unie.
Vier maanden eerder hadden de
Russen hun Spoetnik-1 gelanceerd,
een maand later gevolgd door de
Spoetnik-2 met aan boord het
hondje Laika.
Was het in 1958 slechts één satelliet
die rondjes draaide rond onze planeet, tegenwoordig cirkelen meer
dan 500 satellieten rond de Aarde.
Verwachten zijn dat dit in de volgende eeuw meer dan 1200 satellieten gaan worden.
Na een vertraging van twee dagen
tengevolge van slecht weer werd
Explorer-1 met een aangepaste militaire raket gelanceerd. De satelliet
was uitgerust met meetinstrumenten
om de ruimte te bestuderen en zenders voor het contact met de Aarde.
albedo 10
Gevoelige microfoons moesten de
inslagen van micro-meteorieten registreren. Temperatuursensoren deden metingen aan het ruimtevaartuig
en aan de directe omringende
ruimte. Het meeste belangrijke instrument was een Geigerteller voor
het meten van kosmische straling
rond de aarde. Deze zone is tegenwoordig bekend als de Van Allenstralingsgordel.
Explorer-1 draaide meer dan 58 000
rondjes rond de Aarde met een snelheid van ongeveer 25 000 kilometer
per uur. Het ruimtevaartuigje zond
tot 12 mei 1958 gegevens naar de
Aarde, daarna waren de accu’s leeg.
Het duurde nog tot 31 maart 1970
voordat Explorer-1 in de dampkring
verbrandde.
Huub Scheenen
Bron: Air Force News Service 16
januari 1998.
Explorer-1 op ware grootte.
Korte berichten
COBE
Met behulp van de Cosmic Microwave Background Explorer (COBE)
werd zes jaar geleden het eerste
bewijs geleverd voor het bestaan
van een structuur in de kosmische
achtergrondstraling. Nu heeft men
een kaart van het heelal klaar in
golflengten van 1 tot 240 mm. Na het
aftrekken van de straling die afkomstig is van ons eigen zonnestelsel en
onze eigen Melkweg heeft men een
kaart kunnen creëren van het heelal.
Het heeft jaren geduurd voor dat
wetenschappers ontdekten hoe ze
de verschillende infraroodbronnen
moesten interpreteren.
Wat overbleef is een kaart van de
cumulatieve infraroodstraling van
alle sterren in het heelal die ooit
hebben bestaan. De kosmische infrarode achtergrondstraling lijkt uniform verdeeld, maar een groot deel
van de straling die de detectors van
de satelliet bereikten zijn door stofdeeltjes verstrooid. Desalniettemin
hebben de gegevens bijgedragen
aan schattingen over de totale hoeveelheid stervorming in het heelal en
bevestigen ze het vermoeden dat
veel stervorming door stof in het
heelal voor ons onzichtbaar is.
Zwart gat in het centrum
van de Melkweg
Een zwart gat met een massa van
2,6 miljoen zonsmassa’s bevindt
zich in het centrum van onze Melkweg. Nieuwe metingen met behulp
van optische en radiotelescopen bevestigen het bestaan vaneen zwart
gat in het centrum van onze Melkweg in het sterrenbeeld Boogschutter. Onderzoekers van het Max
Planck Instituut in het Duitse Garching hebben een film gemaakt van
de eigenbeweging van sterren in het
centrum van de melkweg die op
slechts enkele lichtdagen van het
zwart gat zijn verwijderd. De gemeten snelheid van deze sterren,
soms groter dan 1000 km/s leidde
tot een geschatte massa van het
wart gat van 2,6 miljoen zonsmassa’s. Rekeninghoudende met het
feit dat al deze massa zich in een
gebied moet bevinden met een volume met een straal van ongeveer
2,4 lichtjaar leidt, volgens de onderzoekers, tot de enig mogelijke conclusie: het object moet een zwart
gat zijn.
nen met het overseinen van hogeresolutie opnames van de maan
Europa die gemaakt zijn tijdens de
passage van 16 december 1997.
Galileo scheerde toen op 200 kilometer hoogte over het oppervlak
van de ijsachtige maan. De foto’s
zullen details laten zien met een
oplossend vermogen van 15 (!) meter. Ook zal er nieuwe informatie
worden overgezonden van de verdeling van geladen deeltjes tussen
Europa en Jupiter’s magnetische
veld.
Huub Scheenen
Bron: Physics News Update
Nr. 354, 12 januari 1998
Op 22 januari heeft een koerscorrectie plaatsgevonden voor een
nieuwe scheervlucht langs Europa
op 10 februari 1998. In de programmering van de scheervlucht zijn
speciale voorzorgsmaatregelen genomen omdat tijdens de scheervlucht de Zon tussen de Aarde en
Galileo zal staan en er dus geen
contact met de sonde mogelijk is.
Probleempjes voor
Galileo
De Galileo-satelliet die nog steeds
bij Jupiter belangrijk wetenschappelijk onderzoek doet heeft eind
december gezorgd door enkele
problemen. Kort na de scheervlucht
langs de maan Europa op 16 december 1997 ontstonden er problemen met het systeem dat zorgt voor
het richten van de satelliet en het
instrumentenplatform.
Wellicht
zorgden de twee gyroscopen van
de satelliet voor de problemen.
De problemen werden als nieternstig aangeduid maar zorgden
wel voor een vertraging in het overseinen van gegevens omdat de
zendantenne van Galileo niet meer
goed naar de Aarde gericht was.
Normaal wordt een afwijking van 3
graden toegestaan maar door de
storingen in het richtsysteem week
de antenne meer dan 10 graden
van de Aarde af. Te veel om te
komen tot een goede dataoverdracht.
Inmiddels heeft het vluchtleidingscentrum de satelliet weer volledig
onder controle en is Galileo begonalbedo 11
In totaal zullen gedurende twee jaar
acht scheervluchten langs Europa
uitgevoerd worden.
Huub Scheenen
Bron: Galileo Mission
Internet-release
Update,
Detailopname van het oppervlak van Europa, de structuren zijn ongeveer 80 km.
groot.
De sterrenhemel in februari en maart
Alle tijden zijn in Midden Europese
Tijd, tenzij anders is aangegeven.
Voor gedetailleerde informatie over
alle verschijnselen, zie de Sterrengids 1998. Uitgegeven door Stichting
‘De Koepel’.
februari
Mercurius.
De kleine planeet staat te dicht bij te
Zon om te kunnen zien.
Venus.
Venus is ochtendster en is goed
waarneembaar in het zuidoosten.
is dan op zijn helderst.
Donderdag 5 februari
19 uur. De Maan in conjunctie met
Aldebaran. Om 19.22 uur (Utrecht)
staat α Tauri op slechts 5’ van de
noordelijke maanrand.
19 uur. De grootste Saturnusmaan
Titan bereikt zijn grootste westelijke
elongatie.
Zaterdag/zondag 7/8 februari.
Om 01.00 uur ‘s nachts passeert de
Maan op anderhalve graad afstand
ten noorden van de ster γ Geminorum (magnitude +1.9)
Mars.
De rode planeet is ’s avonds te vinden in het westen. De planeet gaat
kort na de Zon onder en staat dus
laag boven de horizon.
Donderdag 12 februari.
Om 03.00 uur staat de Maan 2° ten
zuiden van Regulus. Het verschijnsel
is met het blote oog zichtbaar maar
een verrekijker is vanwege de bijna
volle Maan wel aantrekkelijk.
Jupiter.
De planeet verdwijnt begin van de
maand in de zonnegloed en is de
rest van de maand niet waarneembaar.
Zondag 16 februari.
Om 06.00 uur staat de Maan 6° ten
noordnoordwesten van Spica. Spectaculair? Nou nee, maar het is wel
zo.
Saturnus.
De beringde is ’s avonds te vinden in
het sterrenbeeld Vissen. De zichtbaarheid neemt echter snel af.
Donderdag 19 februari.
03.51 uur. De ster γ Librae wordt
door de Maan bedekt. De ster is van
magnitude vier. De ster verdwijnt
aan de onverlichte maanrand en
komt om 05.08 uur weer aan de
verlichte maanrand tevoorschijn. De
Maan is dan voor 55% verlicht.
Kometen.
Komeet Swift-Tuttle trekt door het
sterrenbeeld Cassiopeia, Andromeda en Vissen en is van magnitude
7-8. Komeet Hartley-2 is te vinden in
het sterrenbeeld Walvis, hij heeft
een helderheid van magnitude 10.
Begin van de maand staat de komeet in de buurt van de veranderlijke
ster Mira.
Zondag 1 februari
22 uur. De maan in conjunctie met
Saturnus. Voor ons Limburgers passeert de maan 1 ° ten zuiden van
Saturnus. Met een telescoop in de
maan Japetus zichtbaar. Deze maan
Vrijdag 20 februari.
Om 06.00 uur staat de Maan 9° ten
noorden van α Scorpii. Ook wel bekend als Antares. Nog bezig met de
krantenwijk: werp eens een blik naar
boven.
Zaterdag 21 februari
Titan bereikt zijn grootste westelijke
elongatie ten opzichte van Saturnus.
Zondag 22 februari.
Om 09.00 uur is Mercurius in bovenalbedo 12
conjunctie. Dit betekent dat de planeet zich gezien vanaf de Aarde
achter de Zon bevindt. Binnenkort
kunnen we de planeet dus ‘s avonds
weer aanschouwen.
Maandag 23 februari
Jupiter in conjunctie met de Zon. De
reuzenplaneet is dus deze maand
niet waarneembaar.
Donderdag 26 februari
Totale zonsverduistering. Helaas
niet zichtbaar vanuit Nederland.
Onze landgenoten op de Antillen
kunnen echter met volle teugen genieten. (En naar verluidt onze secretaris ook !!)
Vrijdag 24 februari
Probeer eens de smalle maansikkel
in de avondschemering te ontdekken. Het is ongeveer 24 uur na
nieuwe Maan. Een verrekijker is wel
noodzakelijk. Om 23.00 uur bedekt
de nog prille Maan de planeet Mars,
helaas is dit alleen vanuit Nieuw
Zeeland en Zuid-Amerika te zien.
Zaterdag 28 februari
Om 02.00 uur gaat de komeet
Tempel-Tuttle door het perihelium.
Deze komeet is verantwoordelijk
voor de meteorenzwerm der Leoniden.
Maart
Mercurius.
Halverwege de maand is de planeet
het best te zien boven de westelijke
horizon. De planeet gaat anderhalf
uur na de Zon onder.
Venus.
Deze planeet ’s morgens vroeg in
het zuidoosten te schitteren.
Mars.
De rode planeet verdwijnt begin
Maart in de zonnegloed en is dan
niet meer waarneembaar.
Jupiter.
In theorie is de reuzenplaneet nu
morgenster geworden maar bij komt
minder dan veertig minuten vóór de
Zon op en is derhalve nog niet waarneembaar.
Saturnus.
Begin van de maand is de planeet
nog in het sterrenbeeld Vissen te
vinden. Zoek kort na zonsondergang. Om streeks 20 maart verdwijnt
de planeet in de zonnegloed en is
dan niet meer waarneembaar.
Kometen.
Komeet Tempel-Tuttle is begin van
de maand nog waarneembaar in het
sterrenbeeld Vissen. Ook komeet
Hartley-2 is nog zichtbaar echter alleen met grote telescopen.
Zondag 1 maart.
Voor de weerkundigen begint de
lente.
Om 10.00 uur wordt Saturnus door
de Maan bedekt. Alleen vanaf
Australië en het Zuidpoolgebied is
deze bedekking zichtbaar. De maan
Titan bereikt zijn grootste oostelijke
elongatie t.o.v. Saturnus.
matie. Voor liefhebbers van sterbedekkingen een must !!
Maandag 9 maart.
Titan bereikt weer eens zijn grootste
westelijke elongatie t.o.v. Saturnus.
Woensdag 11 maart.
‘s Avonds kunnen we nog een mooie
samenstand zien tussen de Maan en
Regulus. Eerder op de dag stonden
ze slechts 1° van elkaar verwijderd.
In de avondschemering is ook nog
een samenstand zichtbaar tussen
Mars en Mercurius. Dit is echter een
hele moeilijk samenstand. Mars is
dik twee magnituden licht zwakker
dan Mercurius. Beide planeetjes
staan op slechts 15° van de Zon.
Zoek in het zuidwesten.
Woensdag 12 maart.
Om 00.18 uur bedekt de planetoïde
94 Aurora (13,1) een ster van magnitude 9,4. Waarschijnlijk loopt de bedekkingzone over België. Iets voor
de zeer geoefende waarnemer.
Vrijdag 13 maart.
Om 05.00 uur vindt er een maansverduistering in de bijschaduw
plaats. Niks bijzonder en zeker niet
iets om voor op te staan.
Dinsdag 3 maart.
Om 22.30 uur wordt de ster 5 Tauri
(magnitude 4,4) bedekt door de
Maan. Vanuit Roermond zien we de
Maan de ster rakelings passeren.
Waarnemers in het midden van het
land hebben meer geluk. Toch is dit
verschijnsel zeer de moeite waard.
Er is een kleine telescoop nodig om
de scheervlucht van de ster langs de
Maanrand te volgen. De Maan is
slecht voor 33% verlicht.
Maandag 16 maart.
18 uur (UT). Planetoïde 1481 Tübingia passeert voorlangs Jupiter. De
brok steen is van magnitude 16 en
de overgang is dus alleen zichtbaar
met grote telescopen.
Woensdag/donderdag 4/5 maart.
De Maan loopt door de open sterhoop de Hyaden. Verschillende sterren worden door de Maan bedekt.
Zie de Sterrengids voor meer infor-
Vrijdag 20 maart.
Om 05.00 uur bereikt Mercurius zijn
grootste
oostelijke
elongatie
(18°32’). Dit is de meeste gunstige
avondelongatie van dit jaar.
Donderdag 19 maart.
Planetoïde Juno in oppositie. De planetoïde is van magnitude 9,1 en is
met behulp van een telescoop in het
sterrenbeeld Maagd te vinden.
albedo 13
Donderdag 26 maart.
Jupiter wordt door de Maan bedekt.
Dit gebeurt overdag. Te Utrecht begint de bedekking om 12.23 uur en
eindigt om 13.32 uur. Gebruik een
telescoop met een opening van 10
cm. of meer. Ben voorzichtig met
zoeken Jupiter staat relatief dicht bij
de Zon.
Om 22.27 uur wordt een ster van
magnitude 10,8 bedekt door de planetoïde 578 Happelia (+15.1). De
bedekkingzone loopt naar alle waarschijnlijkheid boven Nederland.
Vrijdag 27 maart.
Venus bereikt zijn grootste elongatie.
De planeet staat op 46°30’ ten westen van de Zon.
Zondag 29 maart.
We zetten alle klokken weer om
naar de zomertijd.
albedo 14
albedo 15
albedo 16
albedo 17
Download