Jaargang 15, nummer 1 Januari 1998 VERENIGING VOOR STERRENKUNDE MIDDEN-LIMBURG NR.92 De vulkaan Olympus Mons op de planet Mars. De Mars Global Surveyor maakte deze testopname tijdens de afremmanoeuvres in de atmosfeer van Mars. albedo 1 Colofon ALBEDO is een populair wetenschappelijk tijdschrift over sterrenkunde, weerkunde, natuurkunde, ruimtevaart en ruimteonderzoek. Albedo wordt uitgegeven door de Vereniging voor Sterrenkunde Midden Limburg. Het blad verschijnt zeer onregelmatig. REDACTIE Huub Scheenen, hoofdredacteur, Johan Wevers, Ron van der Goor. REDACTIE-ADRES Henri Hermanslaan 161, 6162 GE Geleen. tel. 046-4754235 Email: [email protected] LAY-OUT EN DRUK De artikelen voor de Albedo worden gemaakt met de meest onmogelijke tekstverwerkers. De uiteindelijke vormgeving geschiedt met Microsoft Publisher en Microsoft Word. De afbeeldingen worden ingescand met een Trust Imagery 2400, uiteraard volledig TWAINcompatibel. De bewerking van de afbeeldingen gebeurt met PhotoImpact ! en CorelDraw. Het kostbare origineel van de ALBEDO wordt uitgeprint met een Hewlett Packard Laserjet 5L. Voor de vermenigvuldiging wordt ieder geschikt kopieerapparaat gebruikt zolang het maar gratis is. ABONNEMENTEN Bij het lidmaatschap van de V.S.M.L. is de ALBEDO inbegrepen. Losse abonnementen zijn niet mogelijk. Alleen zij die lid zijn van de V.S.M.L. hebben recht op de ALBEDO. DISTRIBUTIE De ALBEDO wordt onder strenge bewaking naar het verenigingslokaal aan de Oude Keulsebaan gebracht. Alleen hier is de ALBEDO verkrijgbaar. De oplage is aangepast aan de behoefte. Voor bijbestellingen kunt u contact opnemen met de redactie. Voorwoord De eerste uit een serie van zes !! Namens bestuur & redactie wensen we u natuurlijk nog een uitermate goed 1998. Moge het op sterrenkundig gebied een helder en spectaculair jaar worden. Iedereen die een kaartje naar bestuur & redactie heeft gestuurd nog hartelijk dank daarvoor. De eerste uit een serie van zes ?? Jawel, willen we nog voor de eeuwwisseling de honderd Albedo’s halen dan zyullen we toch in een straf tempo door moeten gaan. De redactie heeft versterking gekregen van een paar leden die graag bereidt zijn met enige regelmaat een artikel in te leveren. Ook zal de Albedo in de loop van het jaar voorzien worden van enkele vaste rubrieken zodat we minder afhankelijk zijn van het aanbod van het moment. Huub Scheenen Inhoudsopgave Pagina Artikel 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 Colofon, Van de redactie, Inhoudsopgave Agenda, Van de Vereniging Waarnemingen ondersteunen het nieuwe model van het magnetische veld van de zon. Nieuw type quasar ontdekt. Leven: ja/nee (wegstrepen wat niet van toepassing is). Rutgel Vogel & Maarten Wiegant verslaan lezingen vanuit het wageningse hotel De Wereld. Wetenschappers dateren het ontstaan van de Maan. Aardpassage brengt NEAR op weg naar EROS. Marsmeteoriet met aardse koolstof. Heelal heeft het eeuwige leven. Verenigde Staten vieren veertig jaar ruimtevaart. Korte berichten: COBE, Zwart gat in het centrum van de Melkweg, p robleempjes voor Galileo. De sterrenhemel in februari en maart. albedo 2 Agenda 26 januari 1998 Hoe komt het weerbericht tot stand. Lezing door dhr. G.W.Th.M. de Bont. 16 Februari 1998 Jaarvergadering 6 & 7 maart 1998 Landelijke Sterrenkijkdagen. 9 maart 1998 Lezing door Drs. F.J. Molster Planeten bij andere sterren en planeetvorming. 6 april 1998 Huub Scheenen vertelt u iets over de gaande en afgelopen Marsmissies. 18 mei 1998 Prof. Dr. H.J. Lamers: Infraroodsterrenkunde met de ISOsatelliet. 8 juni 1998 Ron van der Goor praat u bij over Neutronensterren. 8 augustus 1998 Barbecue ter gelegenheid van de Perseïden. Het komt wat ongunstig uit omdat het maximum midden in de week valt. 11 en 12 augustus 1998 Maximum der Perseïden. Bij helder weer is het clubgebouw geopend. 21 september 1998 Lezing verzorgd door Drs. J.P. Loonen getiteld “De nieuwe sterrenkunde (de hemel in gamma, röntgen, etc.) 5 oktober 1998 Najaarsvergadering 2 november 1998 Wie het kleine niet eert….. (quarks, leptonen). Prof. P.J.G. Mulders vertelt. Van de Vereniging 28 november 1998 Open dag 7 december 1998 Het heeft waarschijnlijk niet veel met sterrenkunde te maken (?) maar Drs. G.M. Hulspas houdt een lezing over 50 jaar UFO’s. Alle lezingen beginnen om 20.00 uur. Dit programma kan nog veranderen, we zijn van plan een aantal extra lezinkjes door de eigen leden in te plannen. CD-ROM Vorig jaar is voor het eerst in kleine kring een CD-ROM uitgegeven met daarop alle Hubble- en Galileofoto’s van 1997. De CD-ROM voor 1997 nadert zijn voltooing. Iets over de inhoud. Alle foto’s van de Galileo bij Jupiter, alle foto’s van de Hubble Space telescope. Alle foto’s van de Mars Pathfinder en de Global Surveyor. Uiteraard is alles voorzien van tekstfile’s en de perberichten van NASA en HST. Ook het complete archief van de pressreleases van de NASA staat er op. Bouwmodellen van de Cassini en de Galileo. Lespaketten etc. Alle informatie op de CD-ROM is afkomstig van internet. Viewers voor de plaatjes en de tekstbestanden worden meegeleverd. De CD-ROM bevat alleen materiaal uit 1997 en draait onder Windows95 (Ofschoon met wat behelpen ook onder Windows 3.1), Gezien de vaak grote grafische bestanden is minimaal 8 Mb geheugen wel aan te bevelen. De CD-ROM gaat rond de fl. 25,— kosten en is alleen verkrijgbaar voor V.S.M.L.-leden. albedo 3 Terugkijkend op 1998 kunnen we stellen dat de V.S.M.L. best een goed jaar achter de rug heeft. Financieel hebben we, na enkele magere jaren zo gezegd weer wat spek op de ribben. De kantine heeft het afgelopen jaar voor een record opbrengst gezocht. De sponsoraktie heeft fl. 500,— opgeleverd. Ook het ledental heeft zich gestabiliseerd. De landelijke Sterrenkijkdagen en de Open Dag in november werden goed bezocht. Positief is vooral dat de belangstelling onder scholen om eens een bezoek te brengen aan de vereniging toeneemt. Hier werkt de mond op mond reclame blijkbaar goed. Dit is echter geen reden om genoegzaam achterover te leunen. Zo lukt het ons nog steeds niet om nietleden naar onze lezingen te lokken. Vandaar dat we begonnen zijn Roermond “vol te plakken” met aankondigingen van de lezingen, vooral die lezingen die ook voor de leek goed te volgen zullen zijn. Wat het project kijkerbouw betreft: dit zal in 1998 afgerond gaan worden. De behuizing is klaar, er ligt een waarneemplateau. Er moet alleen nog een contragewicht voor de kijker geregeld worden en we zullen nog een zware klus hebben aan het betegelen van het van naar de kijker toe. Ook het clubgebouw zal in de zomer van een nieuwe lik verf voorzien moeten worden. Kuuke. Waarnemingen ondersteunen het nieuwe model van het magnetische veld van de zon Er wordt steeds meer bewijs gevonden voor de theorie dat het magnetische veld van de zon meer lijkt op een wilde cycloon dan op een nette gazonsproeier (het beeld dat wetenschappers al bijna 40 jaar accepteren). De cycloon-vorm is afgeleid van een wiskundig model dat vorig jaar voor het eerst werd gepresenteerd door de ruimtevaart deskundige Len Fisk van de Universiteit van Michigan. De laatste stukjes bewijs die het model van Fisk ondersteunen zijn gepubliceerd in een studie in de november-editie van het “Journal of Geophysical Research-Space Physics”. De resultaten van die studie zullen ook gepresenteerd worden in december tijdens een congres van de “American Geophysical Union” in San Francisco. Het begrijpen van de zon en zijn omgeving kan belangrijke implicaties hebben zegt Fisk. “Een van de bindende mechanismen tussen de zon en de aarde is de zonnewind met zijn magnetische velden. De energie die door dit mechanisme wordt overgedragen kan de atmosfeer van de aarde beïnvloeden, in het bijzonder op hoge breedtegraden.” Het magnetische veld van de zon beïnvloedt ook de kosmische straling (zeer energie rijke deeltjes uit de ruimte). Het team van Fisk onderzoekt nu wat hun model voorspelt omtrent de interactie tussen kosmische straling en het magnetische veld van de zon. Tot Fisk met zijn model kwam, dachten wetenschappers dat het magnetische veld van de zon spiraalvormig was, zoiets als water dat uit een ronddraaiende gazonsproeier komt. Dat beeld was afkomstig van een studie van Eugène Parker van de Universiteit van Chicago die reeds in 1958 was gepubliceerd. Toen Russische en Amerikaanse satellieten het magnetische veld begonnen te meten in de jaren ‘60, kwamen de eerste metingen overeen met het oorspronkelijke model van Parker. Maar data van de gezamenlijke NASA/ESA-missie Ulysses (de eerste missie die over de polen van de zon vloog) onthulde onvolkomenheden die de wetenschappers niet konden verklaren met het model van Parker. Het model kon namelijk niet verklaren waarom Ulysses energiearme deeltjes bij de polen van de zon vond. De wetenschappers wisten dat die energiearme deeltjes hun oorsprong hadden in de buurt van de equator van de zon, maar begrepen niet hoe die bij de polen terecht kwamen. Net als wagons die alleen op het spoor kunnen rijden, hebben deze deeltjes de neiging om alleen over de magnetische veldlijnen te reizen. De deeltjes kunnen zich niet van de equator naar de polen bewegen tenzij de magnetische veldlijnen ook die weg volgen. In het model van Parker echter, blijven de veldlijnen die hun oorsprong hebben aan de polen gewoon aan de polen en veldlijnen die hun oorsprong hebben op de equator blijven op de equator. Er zijn geen “sporen” voor de deeltjes om van de ene albedo 4 breedtegraad naar de andere te reizen. In het model van Fisk daarentegen lopen de veldlijnen wel door verschillende breedtegraden en geven ze de energiearme deeltjes zo een weg om van de equator naar de polen te komen. Hij kwam op dit nieuwe model door enkele bekende fenomenen op een nieuwe manier te combineren. Hij beschouwde eerst iets dat wetenschappers reeds bijna 100 jaar weten namelijk dat de polen van de zon langzamer roteren dan de equator. Vervolgens nam hij ook in beschouwing het feit dat het magnetische veld van de zon voortdurend groter wordt. Dit gebeurt echter niet uniform. Tenslotte merkte hij op dat de as van het magnetische veld licht gebogen is ten op zichte van de rotatieas van de zon. Al deze effecten bij elkaar leiden tot de conclusie dat er magnetische veldlijnen moeten zijn die van lage naar hoge breedtegraden lopen. In de nieuwe studie presenteren Fisk en zijn teamleden Thomas Zurbuchen en Nathan Schwadron data van Ulysses die laten zien dat het magnetische veld van de zon net zo’n breedtegraad-variaties toont als het model van Fisk voorspelt. In ander werk dat nog niet gepubliceerd is laat het team zien hoe het Nieuw type quasar ontdekt model een verklaring kan geven voor een andere, eerst raadselachtige waarneming. Deze betreft de zonnewind. (Een voortdurend stroom van deeltjes afkomstig van de zon). Waarnemingen van Ulysses tonen twee typen zonnewind die variëren in snelheid, samenstelling en oorsprong. Eén type, de langzame zonnewind, vindt zijn oorsprong in de buurt van de equator van de zon. De andere, snelle zonnewind is afkomstig van de hogere breedtegraden. De onderzoekers stellen dat de geobserveerde verschillen in de twee typen zonnewind kunnen worden verklaard door de voortdurende reorganisatie van het magnetische veld dat het model van Fisk voorspelt. Het onderzoeksteam geeft toe dat hun model gesteund door hun interpretatie van de data controversieel is. En dat is volgens hen maar goed ook. “Dit is wetenschap pur sang”, zegt Fisk, die professor is en hoofd van de afdeling atmosferische, oceanografische en ruimtevaart wetenschappen van de Universiteit van Michigan. Voor dat hij in 1993 naar deze universiteit vertrok was hij werkzaam bij de NASA. “Iemand bekijkt een fenomeen, en dat zorgt ervoor dat hij de zaken op een andere manier gaat bekijken. Dan zet je een theorie op die verklaart wat je ziet en tegelijkertijd proberen anderen die onderuit te halen. Zelf zoek je in de tussentijd naar observaties die je theorie ondersteunen en daarvoor dus het bewijs zijn.” Hij voegt eraan toe dat het model ongetwijfeld nog zal veranderen, dat doen modellen altijd. Wouter Geraedts Bron: persbericht Universiteit van Michigan, 7 november 1997 Studente Lucyna Kedziora-Chudzcer van de Universiteit van Sydney heeft een compleet nieuw type quasar, één van de meest energierijke objecten in het heelal, ontdekt. Lucyna bestudeert emissies van quasars m.b.v. de Australia Telescope in Narabri, New South Wales, Australië. Volgens Dr. Jauncey, de begeleider van Lucyna, heeft de ontdekking grote gevolgen voor de astronomie. Jauncey bestudeert al dertig jaar variabele radiobronnen maar heeft nog nooit zoiets waargenomen. Deze ontdekking betekent dat we ons opnieuw moeten bezinnen op wat quasars eigenlijk zijn. Quasars werden ontdekt in 1963, het geboortejaar van Kedzina-Chudczer. Ofschoon ze op fotografische platen lijken op gewonen sterren, stralen ze enorme hoeveelheden licht uit; tot duizend maal zoveel als een compleet melkwegstelsel dat toch snel al een miljard sterren bevat. Het team van astronomen was bezig met een zoektocht naar nieuwe variabele radiobronnen toen het hen opviel dat de radiogolven van de quasar PKS 0405-385 erg afwijkend waren vergeleken met veel andere quasars. De quasar neemt in één uur tijd 50% in helderheid toe en neemt dan weer in helderheid af, veel sneller dan welke andere quasar dan ook. De ontdekking is inmiddels bevestigd door andere astronomische instituten. De simpele verklaring is dat de quasar en grootte heeft van Jupiter’s baan rond de Zon. Het is daarmee de kleinste bekende quasar en veel kleiner dan men dacht dat een quasar zou kunnen zijn. Echter als de quasar echt zo klein is dan zit men met het volgende probleem: hoe kan zoveel energie uit zo’n klein albedo 5 object komen. Als de quasar echt zo klein is dan is hij zus veel te heet; onwaarschijnlijk heet en dat betekent dat er naar een andere verklaring gezocht moet worden. De meest aannemelijke verklaring is dat de radio-emissie van de quasar “twinkelt” op dezelfde manier als het licht van gewone sterren gaat twinkelen als het de aardse atmosfeer passeert. Bij de quasar wordt de twinkeling veroorzaakt door de turbulentie van gas dat zich tussen de sterren in onze eigen Melkweg bevindt. Als deze hypothese klopt moet de quasar nog steeds erg klein zijn vergeleken met andere quasars die normaal gesproken geen twinkeling laten zien en dat houdt tevens in dat de quasar nog steeds te heet is om in de conventionele theorie te passen. Wereldwijd zijn astronomen op zoek naar de oplossing voor dit probleem. Met behulp van röntgen- optische en andersoortige waarnemingen probeert men meer te leren over de quasar. Ook met behulp van de Japanse radiotelescoop in de ruimte, Halca, zal de quasar bestudeerd worden. Met mysterie is alleen maar groter geworden toen de quasar na een paar maanden van waarnemen plotseling stopte met twinkelen. Een mogelijke verklaring is dat de quasar te groot is geworden om te twinkelen. Het team dat de quasar ontdekte houdt hem nauwgezet in de gaten om te zien of het afwijkende gedrag terugkeert. Huub Scheenen Bron: Persbericht 97/233, Commonwealth Scientific and Industrial Research Organization (CSIRO). Leven: ja/nee (wegstrepen wat niet van toepassing is) Leven in het Heelal Lezing in de Wageningse Capitulatiezaal Tja, wij hebben nooit tijd om naar de lezingen van de VSML te gaan, dus moeten wij elders aan onze trekken komen. Toen viel ons oog op de aankondiging van een lezingencyclus van maar liefst twee delen in het Wageningse Hotel De Wereld, in dezelfde Capitulatiezaal als waar destijds de vrede werd getekend. We dachten: “Nou, dat is heel zeldzaam, zo’n cyclus van twee lezingen, laten we er maar eens een kijkje gaan nemen”. Deze cyclus heeft een dermate grote invloed op ons gehad, dat het van ons wel in de Albedo mocht. Dit alles terzijde, na de pieptoon begint de eigenlijke tekst: ....... PIEP!! Het eerste deel ging over de ontwikkeling van theorieën over het ontstaan van het heelal. Het spektakel begon om 20.00 uur, maar er bleven maar mensen binnenstromen zodat werd besloten om de deur op slot te doen, hetgeen niet lukte zodat er nog meer mensen binnendruppelden. Al met al uitte de spreker, die professor Achterberg genaamd was, zijn eerste phrase pas om 20.30 uur, maar ook dit terzijde. Het meeste dat hij te melden had was ons al bekend en behoeft geen verdere toelichting. Maar op een gegeven moment werd door derden de vraag gesteld hoe groot de kans op intelligent leven binnen ons melkwegstelsel ongeveer is. Deze kans bleek afhankelijk van een aantal factoren, waaronder het aantal sterren, het aantal planeten bij een ster, de kans dat op zo’n planeet vloeibaar water aanwezig is etc. Een geringe fout in de schatting van een factor heeft tot gevolg dat de uiteindelijke kans er gemakkelijk een factor 1000 naast zit. Een dergelijke schatting is dus erg onbetrouwbaar. Het tweede deel was naar onze mening veel interessanter, hoewel andere mensen het daar niet mee eens waren. Dat is natuurlijk hun goed recht, maar dit terzijde. Het handelde over UFO’s en over bewijs van leven in het heelal. De nuchtere prof, de Graaf dit keer, legde op ko(s)mische wijze uit dat er eigenlijk nog geen bewijs gevonden is voor het bestaan van UFO’s. Er is dan ook geen museum waar je wrakstukken van UFO’s kunt bekijken. Wel zijn er, naar men zegt, UFO’s gezien. Aangebrande vrouwen bleken nogal eens de behoefte te hebben om na het eten borden naar buiten te gooien, die vervolgens niet door derden geïdentificeerd konden worden en dus nu als UFO’s te boek staan. Men heeft ooit getracht om een helder schijnsel, aan de middaghemel, te identificeren door er een vliegtuig op af te sturen. De piloot vloog echter zo hoog dat ie te weinig lucht kreeg en overleed. Toen het vliegtuig neerstortte was de enige verklaring dat het schijnsel een UFO moest zijn geweest en dat hij was vermoord door aliens (de MOORDENAARS, maar dit terzijde). Hierna begon de professor over het bestaan van leven binnen het zonnestelsel, maar wel buiten de aarde en buiten de kosmonauten die in de ruimte zitten. Een aantal hemellichamen werd in de ‘life-race’ van deelname uitgesloten, te weten Mercurius, Venus en de maan. Dit door verkeerde klimatologische omstandigheden aldaar. Mars werd altijd al aangezien als mogelijke levensbron, denk aan de poolkappen en de kanalen. Inmiddels is aangetoond dat er water heeft gestroomd. Bovendien is op Antarctica een ‘sporen-van-levenbevattende’ meteoriet gevonden die op grond van de samenstelling van Mars afkomstig is. De Graaf noemde ook het zogenaamde ‘gezicht’, een rotspartij nabij een piramide-vormig gebergte op mars. Dit zou wijzen op een Martiaanse beschaving, maar aangezien het ‘gezicht’ enorme afmetingen had (1 km), 8te hij dit onalbedo 6 waarschijnlijk. Wij zijn echter van mening dat er betere argumenten nodig zijn om ons te overtuigen. Toen was het de beurt aan Europa, het Jupitermaantje. Onder zijn ijzige oppervlakte zou wel eens leven kunnen huizen. De andere maantjes van Jupiter kregen minder kansen toebedeeld. Om de kansen van leven buiten het zonnestelsel te schatten, schetste de Graaf eerst de factoren die leven op de Aarde mogelijk maakten. Hij kwam tot de conclusie dat het ontstaan van leven afhankelijk is van een aantal toevallige omstandigheden, waaronder de stand van de aard-as, die seizoenen en dus een stabiel klimaat mogelijk maakt. Ook de door een zeldzame botsing veroorzaakte vorming van de maan heeft bijgedragen tot het gunstige klimaat op Aarde. Alle toevallige gebeurtenissen samengenomen, 8 de prof het bestaan van leven buiten het zonnestelsel onwaarschijnlijk. Al met al heeft deze lezingenreeks ons leven op Aarde totaal veranderd. Rutger Vogel & Maarten Wiegant Wetenschappers dateren het ontstaan van de Maan Scheikundigen aan de Universiteit van Michigan hebben de tot nu toe meest nauwkeurige schatting gedaan van de leeftijd van de maan. Zij ontdekten dat de maan pas later werd gevormd in de ontwikkeling van het zonnestelsel dan veel wetenschappers geloofden en vrijwel zeker als resultaat van een botsing tussen de aarde en een andere planeet, minstens zo groot als Mars. De interplanetaire “big bang” tussen de aarde en een ander object vond volgens Alexander N. Halliday, professor geologische wetenschappen aan de Universiteit van Michigan, ongeveer 50 miljoen jaar na de vorming van het zonnestelsel plaats. Der-Chuen Lee en Halliday, van de Universiteit van Michigan, en Gregory A. Snyder en Lawrence A. Taylor, verbonden aan de Universiteit van Tennessee, publiceerden in het november nummer van Science het onderzoek dat zij hebben uitgevoerd. Door isotopen van tungsten te analyseren in rotsmonsters afkomstig van het maanoppervlak waren zij in staat het geheim van de oorsprong van de maan te ontrafelen. “Onze gegevens laten zien dat de maan werd gevormd tussen 4,50 en 4,52 miljard jaar geleden. De samenstelling van de tungstenisotopen op de maan is in overeenstemming met de veronderstelling dat de maan of van de aarde zelf afkomstig is, of van een groot object dat met de aarde in botsing kwam en dezelfde chemische samenstelling als de aarde had”, aldus Halliday. “Simulaties van de reusachtige botsing laten zien dat er extreem hoge temperaturen van wel 10.000 K geheerst moeten hebben. Daardoor werd over de gehele jonge aarde rotsmateriaal gesmolten en gemengd”, zegt Der-Chuen Lee. “De hitte en energie die bij het ontstaan van de maan een rol speelden, waren ook verantwoordelijk voor het ontstaan van de lava zeeën.” Wetenschappers geloven dat de planeten in ons zonnestelsel zich ongeveer 4,57 miljard jaar geleden begonnen te vormen uit een enorme wolk interstellair gas, stof en puinresten van de geboorte van de zon. De aarde en andere rotsachtige planeten die vrij dicht bij de zon staan, hebben zich geleidelijk gevormd in een tijdsbestek van miljoenen jaren doordat hun zwaartekracht grotere en grotere brokken materiaal van de wolk aantrok. Halliday en Lee maakten gebruik van een techniek, multiple-collector, inductively-coupled plasma mass spectrometry, om heel erg kleine hoeveelheden tungsten-isotopen te meten in 21 monsters afkomstig van de maan. “Omdat hafnium-182 vervalt tot tungsten-182 met een halfwaardetijd van 9 miljoen jaar, is het mogelijk om de relatieve leeftijd van materialen vast te stellen, gebaseerd op de verhouding van bovengenoemde isotopen,”aldus Halliday. albedo 7 Het onderzoeksprogramma werd gefinancierd door het U.S. Department of Energy, NASA, The National Science Foundation en de Universiteit van Michigan. Maarten Wiegant Bron: persbericht Universiteit van Michigan, 10 november 1997 Foto: Paul Smeets, CCD-opname in primaire brandpunt 30cm SchmidtCassegraintelescoop. Naschrift: Tungsten is het element Wolfraam. Aardpassage brengt NEAR op weg naar EROS. Marsmeteoriet met aardse koolstof De Near Earth Astroid Rendezvoussonde maakt in de nacht van 22 op 23 januari een scheervlucht langs de Aarde. Tijdens deze scheervlucht is het wellicht mogelijk om vanaf de Aarde de sonde te zien. Het zal dan voor het eerst zijn dat een interplanetair ruimtevaartuig vanaf de Aarde zichtbaar is. Tijdens de scheervlucht zal de koers van de sonde gecorrigeerd worden voor een ontmoeting met de planetoïde 433 Eros. Het organische materiaal dat is aangetroffen op de meteoriet ALH 84001 en dat anderhalf jaar geleden leidde tot speculaties dat er leven op Mars kan zijn geweest, is afkomstig van het ijs op Antartica en niet van Mars. Dat concluderen onderzoekers van de Universiteit van Arizona in Tucson en het Scripps Instituut voor Oceanografie van de Universiteit van Californië, San Diego, in twee afzonderlijke bijdragen in Science van 15 januari. NEAR is op 17 februari 1996 gelanceerd en scheerde in juni 1997 al langs de planetoïde Mathilde. NEAR nadert de Aarde met een snelheid van ongeveer 30 000 kilometer per uur. Tijdens de aardpassage is het ruimtevaartuigje wellicht vanuit de Verenigde Staten zichtbaar. Boven Iran zal de dichtste nadering met de Aarde plaatsvinden; zo’n 500 kilometer. De passage leidt ertoe dat de NEAR ongeveer 11 graden ten zuiden van het baanvlak van de Aarde terechtkomt op weg naar de planetoïde 433 Eros op 10 januari 1999. hoge-resolutie opnames gemaakt worden terwijl de NEAR te pletter slaat op het oppervlak van Eros. bron: bersbericht NASA, 20 januari 1998. De onderzoekers troffen in de meteoriet exact dezelfde hoeveelheid koolstof-13 aan als in organisch materiaal op aarde. Dat is volgens hen 'overtuigend bewijs' om aan te nemen dat de koolstof in de meteoriet van aardse herkomst is, bijvoorbeeld van vervuiling. De inmiddels beruchte Marsmeteoriet ALH 84001. Tijdens de scheervlucht zullen alle onderzoeksinstrumenten aan boord van de NEAR uitgebreid worden getest en gekalibreerd. De planetoïde Eros werd op 13 augustus 1898 ontdekt. Het is de planning dat de NEAR enkele maanden voor de honderdste ontdekkingsdag van de planetoïde de eerste foto’s maakt. Nadat de planetoïde is bereikt komt de NEAR in een 1000 kilometer hoge baan rond Eros. Na enige tijd, in februari 1999 zal deze baan zijn gekrompen tot 350 kilometer. Er zal een gedetailleerde kaart van de planetoïde gemaakt worden en er wordt onderzoek gedaan aan de samenstelling en de fysische eigenschappen van het oppervlak. De missie eindigt op 6 februari 2000 met een gecontroleerde afdaling naar de planetoïde, er zullen dan tientallen Ook de radioactieve koolstof-14 in de meteoriet komt volgens de onderzoekers hoogstwaarschijnlijk niet van Mars. Radioactief koolstof kan ontstaan als laagenergetische neutronen een interactie aangaan met stikstofatomen. Op Mars zijn alleen hoog-energetische neutronen. In organisch materiaal van die planeet zou slechts een te verwaarlozen hoeveelheid koolstof-14 te vinden zijn. De meteoriet ALH 84001 werd in 1984 gevonden op Antartica. In de zomer van 1996 meldden het Johnson Space Center en Stanford University dat de steen ter grootte van een aardappel minuscule bacteriële fossielen bevatten een bewijs voor leven op Mars. bron: diverse persberichten. albedo 8 Heelal heeft het eeuwige leven Wie de toekomst wil kennen, moet in het verleden kijken. Dat geldt voor gebeurtenissen op aarde, maar ook voor verschijnselen in de kosmos. Amerikaanse sterrenkundigen hebben de toekomst van het heelal voorspeld op basis van metingen aan sterexplosies die miljarden jaren geleden plaatsvonden. Hun conclusie luidt dat het heelal eeuwig blijft uitdijen, en dat het een koude, donkere toekomst tegemoet gaat. De zwaartekracht van alle sterrenstelsels in het heelal is lang niet voldoende om de uitdijing ooit om te keren in een inkrimping. De uitdijing van het heelal werd in de jaren twintig ontdekt door Edwin Hubble, naar wie de Hubble Space Telescope is genoemd. Hubble ontdekte dat alle sterrenstelsels in het heelal van elkaar af bewegen. Zijn ontdekking vormde de basis voor de populaire oerknaltheorie: zo'n twaalf miljard jaar geleden zou het heelal zijn ontstaan in een geweldige explosie van materie en energie. Door de onderlinge zwaartekracht van de sterrenstelsels wordt de uitdijing echter afgeremd. Hoe sterk die afremming is, hangt af van de totale hoeveelheid materie in het heelal. Veel zwaartekracht betekent sterke afremming, misschien genoeg om de uitdijing ooit volledig tot stilstand te brengen en om te keren. Dat zou betekenen dat het heelal zijn leven eindigt in een 'eindkrak', in zekere zin het spiegelbeeld van de oerknal. Twee teams van astronomen zijn er nu echter van overtuigd dat die eind krak nooit zal plaatsvinden. In plaats daarvan zal het heelal voor eeuwig blijven uitdijen. De sterrenstelsels bewegen steeds verder uit elkaar, en in de verre, verre toekomst, wanneer alle sterren zijn opgebrand, zal het heelal leeg, zwart, koud en stil zijn. Als het mogelijk was de hoeveelheid materie in de ruimte direct te meten, zou de toekomst van het heelal vastliggen. Helaas zijn sterrenkundigen er nog steeds niet in geslaagd die kosmische materiedichtheid te achterhalen. Zo is er bijvoorbeeld weinig bekend over de hoeveelheid donkere materie: materie die je niet ziet, maar die wel zwaartekracht op haar omgeving uitoefent. Saul Perlmutter van het Lawrence Berkeley Laboratory in Californië en Peter Garnavich van het Harvard-Smithsonian Center for Astrophysics in Cambridge, Massachusetts, zijn dan ook heel anders te werk gegaan. Ze hebben verre supernova's bestudeerd om de toekomst van het heelal te achterhalen. Het zijn sterexplosies die miljarden jaren geleden plaatsvonden, maar waarvan het licht nu pas op aarde aankomt. Perlmutter en Garnavich kijken dus miljarden jaren terug in de tijd. In dat verre verleden zal de uitdijingssnelheid van het heelal hoger zijn geweest dan nu: in de afgelopen miljarden jaren moet er een zekere afremming zijn geweest. Door de uitdijingssnelheid van toen te vergelijken met de huidige uitdijingssnelheid, is de mate van afremming te bepalen, en daaruit valt de toekomst af te leiden. Perlmutter en zijn collega's gebruikten grote telescopen op aarde om verre supernova's te bestuderen. Het team van Garnavich deed soortgelijke metingen met de Hubble Space Telescope. Beide teams presenteerden hun resultaten begin januari op de winterbijeenkomst van de American Astronomical Society in Washington. albedo 9 De supernova’s die de astronomen waarnamen, produceren allemaal even veel energie. Het zijn vrij zware sterren die deel uitmaken van een dubbelstersysteem. Gas van de begeleider wordt naar de ster toe gezogen. Zodra de ster meer dan 40 procent zwaarder is dan de zon, blaast zij zichzelf op in een enorme explosie. Omdat de ontploffende sterren altijd dezelfde massa hebben, zijn de explosies altijd even helder. Hoe helder de explosie er vanaf de aarde uitziet, hangt natuurlijk af van de afstand. Als de werkelijke lichtkracht steeds hetzelfde is, moet er een directe relatie bestaan tussen die afstand en de waargenomen helderheid. De supernova's die zijn waargenomen door de twee teams, bevinden zich op miljarden lichtjaren afstand. Die afstanden zijn niet rechtstreeks te meten. In plaats daarvan meten sterrenkundigen de roodverschuiving in het licht van de supernova. Die roodverschuiving is een maat voor de reistijd van de waargenomen straling: hoe langer het licht van de supernova onderweg is, des te groter is de roodverschuiving. Door nu het verband tussen roodverschuiving en helderheid van de verre supernova's in kaart te brengen, kan de afremming van het heelal worden bepaald. Het komt erop neer dat een supernova met een bepaalde roodverschuiving helderder is als er in de afgelopen miljarden jaren een sterke afremming heeft plaatsgevonden. Bij een geringe afremming is de schijnbare helderheid kleiner. Hoewel het helderheidsverschil gering is, komen beide teams tot de conclusie dat de uitdijing van het heelal in de afgelopen paar miljard jaar nauwelijks is afgeremd. Dat betekent dat dit ook in de toekomst niet Verenigde Staten vieren veertig jaar ruimtevaart zal gebeuren. Anders gezegd: de zwaartekracht van alle materie in het heelal is niet in staat de uitdijing stil te zetten en om te keren in inkrimping. Govert Schilling De Volkskrant 10 januari 1998. Op zaterdag 31 januari 1998 is het veertig jaar geleden dat de verenigde Staten hun eerste satelliet lanceerden. Op deze dag lanceerde men vanaf Cape Canaveral de Explorer-1 en begon de ruimtewedloop met de toenmalige Sovjet Unie. Vier maanden eerder hadden de Russen hun Spoetnik-1 gelanceerd, een maand later gevolgd door de Spoetnik-2 met aan boord het hondje Laika. Was het in 1958 slechts één satelliet die rondjes draaide rond onze planeet, tegenwoordig cirkelen meer dan 500 satellieten rond de Aarde. Verwachten zijn dat dit in de volgende eeuw meer dan 1200 satellieten gaan worden. Na een vertraging van twee dagen tengevolge van slecht weer werd Explorer-1 met een aangepaste militaire raket gelanceerd. De satelliet was uitgerust met meetinstrumenten om de ruimte te bestuderen en zenders voor het contact met de Aarde. albedo 10 Gevoelige microfoons moesten de inslagen van micro-meteorieten registreren. Temperatuursensoren deden metingen aan het ruimtevaartuig en aan de directe omringende ruimte. Het meeste belangrijke instrument was een Geigerteller voor het meten van kosmische straling rond de aarde. Deze zone is tegenwoordig bekend als de Van Allenstralingsgordel. Explorer-1 draaide meer dan 58 000 rondjes rond de Aarde met een snelheid van ongeveer 25 000 kilometer per uur. Het ruimtevaartuigje zond tot 12 mei 1958 gegevens naar de Aarde, daarna waren de accu’s leeg. Het duurde nog tot 31 maart 1970 voordat Explorer-1 in de dampkring verbrandde. Huub Scheenen Bron: Air Force News Service 16 januari 1998. Explorer-1 op ware grootte. Korte berichten COBE Met behulp van de Cosmic Microwave Background Explorer (COBE) werd zes jaar geleden het eerste bewijs geleverd voor het bestaan van een structuur in de kosmische achtergrondstraling. Nu heeft men een kaart van het heelal klaar in golflengten van 1 tot 240 mm. Na het aftrekken van de straling die afkomstig is van ons eigen zonnestelsel en onze eigen Melkweg heeft men een kaart kunnen creëren van het heelal. Het heeft jaren geduurd voor dat wetenschappers ontdekten hoe ze de verschillende infraroodbronnen moesten interpreteren. Wat overbleef is een kaart van de cumulatieve infraroodstraling van alle sterren in het heelal die ooit hebben bestaan. De kosmische infrarode achtergrondstraling lijkt uniform verdeeld, maar een groot deel van de straling die de detectors van de satelliet bereikten zijn door stofdeeltjes verstrooid. Desalniettemin hebben de gegevens bijgedragen aan schattingen over de totale hoeveelheid stervorming in het heelal en bevestigen ze het vermoeden dat veel stervorming door stof in het heelal voor ons onzichtbaar is. Zwart gat in het centrum van de Melkweg Een zwart gat met een massa van 2,6 miljoen zonsmassa’s bevindt zich in het centrum van onze Melkweg. Nieuwe metingen met behulp van optische en radiotelescopen bevestigen het bestaan vaneen zwart gat in het centrum van onze Melkweg in het sterrenbeeld Boogschutter. Onderzoekers van het Max Planck Instituut in het Duitse Garching hebben een film gemaakt van de eigenbeweging van sterren in het centrum van de melkweg die op slechts enkele lichtdagen van het zwart gat zijn verwijderd. De gemeten snelheid van deze sterren, soms groter dan 1000 km/s leidde tot een geschatte massa van het wart gat van 2,6 miljoen zonsmassa’s. Rekeninghoudende met het feit dat al deze massa zich in een gebied moet bevinden met een volume met een straal van ongeveer 2,4 lichtjaar leidt, volgens de onderzoekers, tot de enig mogelijke conclusie: het object moet een zwart gat zijn. nen met het overseinen van hogeresolutie opnames van de maan Europa die gemaakt zijn tijdens de passage van 16 december 1997. Galileo scheerde toen op 200 kilometer hoogte over het oppervlak van de ijsachtige maan. De foto’s zullen details laten zien met een oplossend vermogen van 15 (!) meter. Ook zal er nieuwe informatie worden overgezonden van de verdeling van geladen deeltjes tussen Europa en Jupiter’s magnetische veld. Huub Scheenen Bron: Physics News Update Nr. 354, 12 januari 1998 Op 22 januari heeft een koerscorrectie plaatsgevonden voor een nieuwe scheervlucht langs Europa op 10 februari 1998. In de programmering van de scheervlucht zijn speciale voorzorgsmaatregelen genomen omdat tijdens de scheervlucht de Zon tussen de Aarde en Galileo zal staan en er dus geen contact met de sonde mogelijk is. Probleempjes voor Galileo De Galileo-satelliet die nog steeds bij Jupiter belangrijk wetenschappelijk onderzoek doet heeft eind december gezorgd door enkele problemen. Kort na de scheervlucht langs de maan Europa op 16 december 1997 ontstonden er problemen met het systeem dat zorgt voor het richten van de satelliet en het instrumentenplatform. Wellicht zorgden de twee gyroscopen van de satelliet voor de problemen. De problemen werden als nieternstig aangeduid maar zorgden wel voor een vertraging in het overseinen van gegevens omdat de zendantenne van Galileo niet meer goed naar de Aarde gericht was. Normaal wordt een afwijking van 3 graden toegestaan maar door de storingen in het richtsysteem week de antenne meer dan 10 graden van de Aarde af. Te veel om te komen tot een goede dataoverdracht. Inmiddels heeft het vluchtleidingscentrum de satelliet weer volledig onder controle en is Galileo begonalbedo 11 In totaal zullen gedurende twee jaar acht scheervluchten langs Europa uitgevoerd worden. Huub Scheenen Bron: Galileo Mission Internet-release Update, Detailopname van het oppervlak van Europa, de structuren zijn ongeveer 80 km. groot. De sterrenhemel in februari en maart Alle tijden zijn in Midden Europese Tijd, tenzij anders is aangegeven. Voor gedetailleerde informatie over alle verschijnselen, zie de Sterrengids 1998. Uitgegeven door Stichting ‘De Koepel’. februari Mercurius. De kleine planeet staat te dicht bij te Zon om te kunnen zien. Venus. Venus is ochtendster en is goed waarneembaar in het zuidoosten. is dan op zijn helderst. Donderdag 5 februari 19 uur. De Maan in conjunctie met Aldebaran. Om 19.22 uur (Utrecht) staat α Tauri op slechts 5’ van de noordelijke maanrand. 19 uur. De grootste Saturnusmaan Titan bereikt zijn grootste westelijke elongatie. Zaterdag/zondag 7/8 februari. Om 01.00 uur ‘s nachts passeert de Maan op anderhalve graad afstand ten noorden van de ster γ Geminorum (magnitude +1.9) Mars. De rode planeet is ’s avonds te vinden in het westen. De planeet gaat kort na de Zon onder en staat dus laag boven de horizon. Donderdag 12 februari. Om 03.00 uur staat de Maan 2° ten zuiden van Regulus. Het verschijnsel is met het blote oog zichtbaar maar een verrekijker is vanwege de bijna volle Maan wel aantrekkelijk. Jupiter. De planeet verdwijnt begin van de maand in de zonnegloed en is de rest van de maand niet waarneembaar. Zondag 16 februari. Om 06.00 uur staat de Maan 6° ten noordnoordwesten van Spica. Spectaculair? Nou nee, maar het is wel zo. Saturnus. De beringde is ’s avonds te vinden in het sterrenbeeld Vissen. De zichtbaarheid neemt echter snel af. Donderdag 19 februari. 03.51 uur. De ster γ Librae wordt door de Maan bedekt. De ster is van magnitude vier. De ster verdwijnt aan de onverlichte maanrand en komt om 05.08 uur weer aan de verlichte maanrand tevoorschijn. De Maan is dan voor 55% verlicht. Kometen. Komeet Swift-Tuttle trekt door het sterrenbeeld Cassiopeia, Andromeda en Vissen en is van magnitude 7-8. Komeet Hartley-2 is te vinden in het sterrenbeeld Walvis, hij heeft een helderheid van magnitude 10. Begin van de maand staat de komeet in de buurt van de veranderlijke ster Mira. Zondag 1 februari 22 uur. De maan in conjunctie met Saturnus. Voor ons Limburgers passeert de maan 1 ° ten zuiden van Saturnus. Met een telescoop in de maan Japetus zichtbaar. Deze maan Vrijdag 20 februari. Om 06.00 uur staat de Maan 9° ten noorden van α Scorpii. Ook wel bekend als Antares. Nog bezig met de krantenwijk: werp eens een blik naar boven. Zaterdag 21 februari Titan bereikt zijn grootste westelijke elongatie ten opzichte van Saturnus. Zondag 22 februari. Om 09.00 uur is Mercurius in bovenalbedo 12 conjunctie. Dit betekent dat de planeet zich gezien vanaf de Aarde achter de Zon bevindt. Binnenkort kunnen we de planeet dus ‘s avonds weer aanschouwen. Maandag 23 februari Jupiter in conjunctie met de Zon. De reuzenplaneet is dus deze maand niet waarneembaar. Donderdag 26 februari Totale zonsverduistering. Helaas niet zichtbaar vanuit Nederland. Onze landgenoten op de Antillen kunnen echter met volle teugen genieten. (En naar verluidt onze secretaris ook !!) Vrijdag 24 februari Probeer eens de smalle maansikkel in de avondschemering te ontdekken. Het is ongeveer 24 uur na nieuwe Maan. Een verrekijker is wel noodzakelijk. Om 23.00 uur bedekt de nog prille Maan de planeet Mars, helaas is dit alleen vanuit Nieuw Zeeland en Zuid-Amerika te zien. Zaterdag 28 februari Om 02.00 uur gaat de komeet Tempel-Tuttle door het perihelium. Deze komeet is verantwoordelijk voor de meteorenzwerm der Leoniden. Maart Mercurius. Halverwege de maand is de planeet het best te zien boven de westelijke horizon. De planeet gaat anderhalf uur na de Zon onder. Venus. Deze planeet ’s morgens vroeg in het zuidoosten te schitteren. Mars. De rode planeet verdwijnt begin Maart in de zonnegloed en is dan niet meer waarneembaar. Jupiter. In theorie is de reuzenplaneet nu morgenster geworden maar bij komt minder dan veertig minuten vóór de Zon op en is derhalve nog niet waarneembaar. Saturnus. Begin van de maand is de planeet nog in het sterrenbeeld Vissen te vinden. Zoek kort na zonsondergang. Om streeks 20 maart verdwijnt de planeet in de zonnegloed en is dan niet meer waarneembaar. Kometen. Komeet Tempel-Tuttle is begin van de maand nog waarneembaar in het sterrenbeeld Vissen. Ook komeet Hartley-2 is nog zichtbaar echter alleen met grote telescopen. Zondag 1 maart. Voor de weerkundigen begint de lente. Om 10.00 uur wordt Saturnus door de Maan bedekt. Alleen vanaf Australië en het Zuidpoolgebied is deze bedekking zichtbaar. De maan Titan bereikt zijn grootste oostelijke elongatie t.o.v. Saturnus. matie. Voor liefhebbers van sterbedekkingen een must !! Maandag 9 maart. Titan bereikt weer eens zijn grootste westelijke elongatie t.o.v. Saturnus. Woensdag 11 maart. ‘s Avonds kunnen we nog een mooie samenstand zien tussen de Maan en Regulus. Eerder op de dag stonden ze slechts 1° van elkaar verwijderd. In de avondschemering is ook nog een samenstand zichtbaar tussen Mars en Mercurius. Dit is echter een hele moeilijk samenstand. Mars is dik twee magnituden licht zwakker dan Mercurius. Beide planeetjes staan op slechts 15° van de Zon. Zoek in het zuidwesten. Woensdag 12 maart. Om 00.18 uur bedekt de planetoïde 94 Aurora (13,1) een ster van magnitude 9,4. Waarschijnlijk loopt de bedekkingzone over België. Iets voor de zeer geoefende waarnemer. Vrijdag 13 maart. Om 05.00 uur vindt er een maansverduistering in de bijschaduw plaats. Niks bijzonder en zeker niet iets om voor op te staan. Dinsdag 3 maart. Om 22.30 uur wordt de ster 5 Tauri (magnitude 4,4) bedekt door de Maan. Vanuit Roermond zien we de Maan de ster rakelings passeren. Waarnemers in het midden van het land hebben meer geluk. Toch is dit verschijnsel zeer de moeite waard. Er is een kleine telescoop nodig om de scheervlucht van de ster langs de Maanrand te volgen. De Maan is slecht voor 33% verlicht. Maandag 16 maart. 18 uur (UT). Planetoïde 1481 Tübingia passeert voorlangs Jupiter. De brok steen is van magnitude 16 en de overgang is dus alleen zichtbaar met grote telescopen. Woensdag/donderdag 4/5 maart. De Maan loopt door de open sterhoop de Hyaden. Verschillende sterren worden door de Maan bedekt. Zie de Sterrengids voor meer infor- Vrijdag 20 maart. Om 05.00 uur bereikt Mercurius zijn grootste oostelijke elongatie (18°32’). Dit is de meeste gunstige avondelongatie van dit jaar. Donderdag 19 maart. Planetoïde Juno in oppositie. De planetoïde is van magnitude 9,1 en is met behulp van een telescoop in het sterrenbeeld Maagd te vinden. albedo 13 Donderdag 26 maart. Jupiter wordt door de Maan bedekt. Dit gebeurt overdag. Te Utrecht begint de bedekking om 12.23 uur en eindigt om 13.32 uur. Gebruik een telescoop met een opening van 10 cm. of meer. Ben voorzichtig met zoeken Jupiter staat relatief dicht bij de Zon. Om 22.27 uur wordt een ster van magnitude 10,8 bedekt door de planetoïde 578 Happelia (+15.1). De bedekkingzone loopt naar alle waarschijnlijkheid boven Nederland. Vrijdag 27 maart. Venus bereikt zijn grootste elongatie. De planeet staat op 46°30’ ten westen van de Zon. Zondag 29 maart. We zetten alle klokken weer om naar de zomertijd. albedo 14 albedo 15 albedo 16 albedo 17