Doopliturgie R.K. Parochie Paus Johannes XXIII Geloofsgemeenschappen Bunnik, Cothen, ’t Goy, Houten, Odijk, Schalkwijk, Werkhoven, Wijk bij Duurstede Beste ouders, In aansluiting op de gezamenlijke doopvoorbereiding waaraan jullie deelnemen, gaan jullie – ook gezamenlijk – de doopviering samenstellen. Bijgaand treffen jullie een royale keuze aan teksten, gebeden, liederen en gedichten aan om dit op eenvoudige wijze te kunnen doen. Bovendien wordt ook aangegeven in hoeverre jullie of familieleden en vrienden actief in de viering betrokken kunnen worden. Zo kunnen jullie zelf een viering samenstellen die aansluit bij jullie persoonlijke beleving, maar tegelijkertijd past binnen de kaders van een kerkelijke viering. Ga als volgt te werk: begin bij letter ´A´ en ga zo de letters van het alfabet af. Wanneer er onder een bepaalde letter meerdere mogelijkheden zijn, kies dan steeds één nummer uit. De kopjes die vet gedrukt staan ook graag als kopje in het boekje opnemen. Wat cursief gedrukt staat, bevat toelichting en wordt dus niet in het boekje opgenomen. In de bijlage vinden jullie toepasselijke gedichten en liederen. Het overzicht ‘Orde van Dienst voor een Doopviering’ kunt u gebruiken om overzicht te bewaren en met de andere ouders tot overeenstemming te komen. Wij hopen dat alles duidelijk is. Bij eventuele vragen of onduidelijkheden kunnen jullie altijd contact opnemen met de leden van de Werkgroep Doopvoorbereiding of de pastor die jullie kind zal dopen. Wij hopen dat, mede door het gebruik van deze teksten, de doopviering van jullie kind een feestelijke gebeurtenis zal zijn waarop je nog lang met dankbaarheid terug kunt kijken. Veel succes en genoegen! Pastoraal team Parochie Paus Johannes XXIII 2 ORDE VAN DIENST VOOR EEN DOOPVIERING ONDERDEEL A B* C D E OPENING Woord van welkom Doopmotivatie Naamgeving Kruisteken Openingsgebed F G* H Ha DIENST VAN HET WOORD Schriftlezing en korte overweging Voorbede en gebed tegen het kwaad Handoplegging Zout (facultatief) I* J K L M N O* P HET DOOPSEL Gedicht Doopbeloften van ouders en peetouders Geloofsbelijdenis Zegening van het doopwater Doop Zalving met chrisma Opleggen van het doopkleed Ontsteken van de doopkaars Q R* S T* U BESLUIT Onze Vader Toewijding aan Maria Wees Gegroet Slotgedachte Wegzending en zegen BLADZIJDE NUMMER Opmerkingen: De onderdelen die met een sterretje (*) zijn aangegeven kunnen door één van de ouders of iemand van de familie / vrienden worden voorgelezen. De overige onderdelen worden doorgaans door de pastor uitgesproken. Vóór de onderdelen doopmotivatie (B), schriftlezing (F), zegening van het doopwater (L), het Onze Vader (Q) en wegzending (U) kan een lied worden gezongen. 3 OPENING A. Woord van welkom Dit woord van welkom wordt door de pastor uitgesproken. Hierin verwelkomt hij de dopeling, de ouders, peetouders en overige familieleden. Tevens geeft hij een inleiding in de viering van het doopsel en de opname in de geloofsgemeenschap. B. Doopmotivatie Deze tekst wordt bij voorkeur uitgesproken door de ouders, omdat hierin heel expliciet wordt gesproken over jullie keuze voor de doop en de redenen die hieraan ten grondslag liggen. Hieronder volgen verschillende teksten die jullie als voorbeeld kunnen gebruiken om een persoonlijke tekst te maken. Tijdens de doopvoorbereiding worden jullie begeleid je motivatie onder woorden te brengen. 1. De geboorte van een kind… Het is en blijft een wonder, telkens weer… Een unieke ervaring, zo overweldigend, zo groots. Het is een ervaring die wordt gegrift in je geheugen als een ets, mooier is er geen! Nooit zullen we dat moment vergeten. Waren we ooit zo gelukkig, zo intens blij en tevreden en voldaan? Wagenwijd stonden onze harten en onze handen open voor het wonder van Gods schepping: een nieuwe mens, enig en uniek. Hulpeloos en klein, volkomen afhankelijk. Dankbaarheid komt bij ons boven, ons hart zoekt een weg om zich te uiten. Dank God, duizendmaal dank voor dit kind, ons kind. 2. Als ouders wil je het beste voor je kind. Wie niet? Voor ons heeft geloven een meerwaarde, dus willen we dat ook voor ons kind. We willen graag dat het een houvast heeft, dat het zich laat leiden door de persoon van Jezus. We beseffen dat we ons kind niet overal en altijd kunnen beschermen. We weten dat het Gods zegen nodig heeft. Daarom brengen we het hier in de kerk om het met God, de Schepper van het leven, openlijk en heel nadrukkelijk in contact te brengen. Later zullen we het proberen ons kind uit te leggen. 3. Geloven doe je niet in je eentje, dat houd je niet vol! Je kunt van niemand iets leren, geen ervaring delen; geloof wordt nooit bevraagd, nooit bevestigd en waarschijnlijk ook nooit gevoed. Het gaat als een nachtkaarsje uit en zo zal het donker winnen. Wie dat niet wil zal er iets aan moeten doen. Maar wat? Alleen ben je nergens, samen sta je sterk. Samen hetzelfde ervaren, voelen, weten, neemt de twijfel weg. Het doet de zekerheid groeien dat een mens een gemeenschap nodig heeft en een gelovig mens een geloofsgemeenschap. Dopen is de eerste stap daartoe. 4. 4 Vandaag willen wij ons kind laten dopen. Sommigen zouden kunnen zeggen: “Maar ze weten nog niets.” Zouden we daarom niet beter kunnen wachten tot ze zelf kunnen kiezen? Mogen wij als ouders onze kinderen beïnvloeden en hun geloof bepalen? We denken dat we dat recht hebben. Het gaat immers niet alleen om verzorging, kleding en speelgoed. We willen (namen dopelingen) leren open te staan voor mensen. We willen alle liefde, geluk en verdriet met hen kunnen delen. Jezus mag het goede voorbeeld zijn zodat ze later zelf kunnen kiezen hoe ze hun leven inrichten. Daarom willen wij hen laten dopen en hen met dit symbool laten opnemen in de christelijke gemeenschap op de wereld. 5. Lieve (namen dopelingen) Vol verwachting hebben we naar je uitgekeken. En nu je geboren bent willen we graag, dat je een goede toekomst tegemoet gaat. We hopen dat je gelukkig wordt. We wensen dat je bloemen vindt op je levensweg. We zouden willen dat de zon altijd voor je schijnt en dat de bomen vruchten geven. We bidden dat je gezond zult zijn tot in lengte van dagen. Wij danken God voor jou en daarom laten we je dopen. Je bent een wonder. Blijf een wonder, voor ons, voor jezelf, voor God. 6. Je bent nog maar pas bij ons. God heeft je aan ons toevertrouwd. Een nieuw mensenkind, met oren om te horen en ogen om te zien, met een mond om te lachen en de taal van de mensen te spreken, met handen die reiken naar een ander en om een ander welkom te heten. Met voeten die je dragen en je brengen zullen waar je wilt. Wij danken God voor jou, en we hopen dat je zult opgroeien tot een mens die weet, dat het goed is om te leven. Wij willen jou het verhaal vertellen van Jezus van Nazareth. Hij heeft laten zien dat het kan: dat mensen elkaars verdriet delen, dat mensen elkaars blijdschap vieren, dat mensen hun deur openzetten voor elkaar, dat mensen delen wat ze hebben. Wij willen samen horen bij mensen die proberen iets daarvan waar te maken in hun eigen huis en in de grote wereld. Wij laten jou vandaag dopen in de kerk en we hopen dat je in deze gemeenschap mensen zult vinden bij wie je je thuis voelt. Mensen die elkaar geen wetten voorschrijven, mensen die geen andere mensen buitensluiten. Mensen die samen willen werken aan een nieuwe wereld in de geest van Jezus Christus. 7. Wij zijn hier bij elkaar om de blijde gebeurtenis te vieren van de geboorte van deze kinderen. Ons leven verliest even zijn gewone gang, nu wij stil staan bij het wonder van het nieuwe leven. De ouders voelen meestal het best aan dat de geboorte van een nieuw mens iets wonderlijks is, een groot geheim. Dat wonderlijke hebben wij niet in onze macht: we hebben er nauwelijks woorden voor. Zelfs wij als ouders zijn geen heer en meester over het leven dat uit ons geboren is. 5 De kinderen in ons midden, waarover wij ons verblijden, en wij allen, danken het leven aan een verborgen bron, aan een onuitsprekelijk geheim. Als gelovige mensen zien we ons leven echter niet als een onontkoombaar noodlot, maar als weldaad en zegen. Wij weten ons verbonden met de oorsprong van het leven: met God, die de bron is van alles wat bestaat. Daarom laten wij ons kind dopen. 8. Waarom laten wij jou dopen? We weten het niet zo goed. Wij hebben jou het leven aangeboden. Jij hebt je er aan vastgeklampt. Wij zijn daar dankbaar voor, dat moet je allang gemerkt hebben. Maar wij voelen ons ook onzeker. De wereld is zo onvoorspelbaar; de ene dag lijkt alles vrede, de andere dag is vol van dreiging. Wij hopen vanuit het diepst van ons hart dat die dreiging je niet zal overspoelen en dat je een gelukkig mens zult worden. Maar dat kun je niet alleen. Je zult het moeten doen met anderen. En daar waar mensen van elkaar houden en zorg en verantwoordelijkheid willen dragen voor elkaar, daar zul je iets van God ervaren. Misschien, dat hopen we, kun je die mensen vinden binnen de kerk, die zich laat inspireren door Jezus van Nazareth. Wij zijn onzeker, maar wij willen niet met lege handen voor je staan. Toch moet je weten dat er één ding is waaraan we niet twijfelen: wij geloven vast en zeker, dat mensen gelukkiger worden door zich in te zetten voor elkaar. 9. Als de kinderen al wat ouder zijn. (Naam dopelingen), we zijn hier met zijn allen bij elkaar om jullie te laten dopen. Meestal gebeurt dit als kinderen nog een baby zijn. Jullie zijn nu al wat groter en we kunnen er nu met jullie over praten en het een heel klein beetje proberen uit te leggen. Begrijpen zullen jullie het nu nog niet allemaal. Maar toch willen wij jullie het geloof in God meegeven voor je verdere leven. Wij hopen dat jullie je er gelukkig in kunnen voelen en het niet als opgedrongen ervaren. Zolang jullie het nog niet alleen kunnen, zullen wij het beste van onszelf geven, om jullie op een goede weg in de wereld te zetten, waarin je zult moeten leren te vertrouwen. C. Naamgeving Iemand een naam geven is: hem bevestigen in zijn bestaan: jij bent niet zomaar iemand, jij gaat niet als een zwerver door dit leven, jij bent jij. Je hebt een naam waardoor je je onderscheidt van anderen. Een naam waarmee je je plaats vindt tussen de mensen. Op dit moment in de doopviering wordt de naam van het kind genoemd. De ouders willen het voorstellen aan de gemeenschap en zo wordt het kind midden in de kring van de geloofsgemeenschap geplaatst. 1. Deze kinderen, bij ons geboren en aan ons toevertrouwd, gaan niet naamloos door de wereld. Wij kennen hen aan hun familienaam, die aangeeft dat zij een plaats vinden in een familie. Maar jullie gaven je kind ook een eigen naam, waaraan we hen zullen kennen. Een naam: om hen te noemen en te koesteren, om hen te roepen en te doen groeien, om hen te kennen en te beminnen, opdat zij steeds meer zichzelf zullen worden. 6 Pastor: Ouders: (naam vader) en (naam moeder), hoe willen jullie dat je kind door God en door de mensen zal worden genoemd? …… Deze vraag zal de pastor aan alle ouders afzonderlijk stellen en moet dus met meerdere dopelingen herhaald worden. Pastor: Deze namen staan voorgoed geschreven in het boek des levens en gegrifd in de palm van Gods hand. 2. Met jullie geboorte is er weer een nieuw mens op de wereld gekomen. Om te laten zien dat je uniek en bijzonder bent hebben je ouders je een naam gegeven. Een naam waarmee alleen jij bedoeld wordt en niemand anders. Een eigen naam, omdat we hopen dat je op je eigen manier en met je eigen mogelijkheden een gelukkig mens zult worden. Pastor: (naam vader) en (naam moeder), hoe willen jullie dat je kind in deze gemeenschap van Jezus Christus zal worden genoemd? Ouders: …… Deze vraag zal de pastor aan alle ouders afzonderlijk stellen en moet dus met meerdere dopelingen herhaald worden. Pastor: Deze namen staan voorgoed geschreven in het boek des levens en gegrifd in de palm van Gods hand. 3. Je kreeg een eigen naam om altijd mee te leven. Die kan nooit meer bij jou vandaan en nooit meer weggegeven. Die groeit voor altijd met je mee en zonder te veranderen. Hij leert je dat je iemand bent, anders dan alle anderen. Pastor: (naam vader) en (naam moeder), welke naam hebben jullie aan je zoon / dochter gegeven? Ouders: …… Deze vraag zal de pastor aan alle ouders afzonderlijk stellen en moet dus met meerdere dopelingen herhaald worden. Pastor: Deze namen staan voorgoed geschreven in het boek des levens en gegrifd in de palm van Gods hand. 4. Ieder mens is de moeite waard. Ieder mens telt mee. Ieder mens is uniek. Dat wordt uitgedrukt in de naam die wij dragen. Ook deze kinderen zijn uniek. Zij zullen hun eigen naam dragen waarmee ze worden aangesproken door God en de mensen. Zo zullen deze kinderen hun plaats innemen in het gezin, maar ook te midden van al die mensen die hun naam kennen. Pastor: (naam vader) en (naam moeder), welke naam hebben jullie aan je zoon / dochter gegeven? Ouders: …… Deze vraag zal de pastor aan alle ouders afzonderlijk stellen en moet dus met meerdere dopelingen herhaald worden. 7 Pastor: Deze namen staan voorgoed geschreven in het boek des levens en gegrifd in de palm van Gods hand. 5. Als mensen van elkaar houden dan noemen zij elkaar bij hun naam. Als twee mensen een kindje krijgen dan geven zij aan hun kind een naam. Die naam drukt hun liefde en hun verwachting uit, die naam blijft een leven lang. Ontelbare malen wordt hij genoemd en telkens weer is er iemand die er naar luistert. De naam is het eerste geschenk van ouders aan hun kind. Ouders, wanneer jullie je kind een naam geven, dan zeggen jullie daarmee ook: wij als ouders geven jou deze naam, maar jij bent niet ons bezit: wij hebben je niet, maar jij bent zelf een eigen persoon. En jij mag ons vader en moeder noemen. Dat wil zeggen: wij willen er zijn voor jou. Pastor: (naam vader) en (naam moeder), welke naam hebben jullie aan je zoon / dochter gegeven? Ouders: …… Deze vraag zal de pastor aan alle ouders afzonderlijk stellen en moet dus met meerdere dopelingen herhaald worden. Pastor: Deze namen staan voorgoed geschreven in het boek des levens en gegrift in de palm van Gods hand. D. Kruisteken De pastor geeft de dopelingen afzonderlijk een kruisje op het voorhoofd om ze op te nemen in de gemeenschap van Jezus. Ook de ouders en peetouders worden uitgenodigd hun (pete)kind een kruisje te geven. Kinderen mogen naar voren komen voor een kruisje of een kusje. De gemeenschap van Jezus Christus neemt jou (naam dopeling) met vreugde in haar midden op. Daarom geef ik je in naam van de kerk een kruisje, het teken van Jezus. God zij met je. E. Openingsgebed 1. Goede God, wij danken U voor het leven dat Gij geschapen hebt. Voor deze kinderen die geboren zijn in ons midden en die aan onze liefde zijn toevertrouwd. Wees hier aanwezig op dit uur, nu wij deze kinderen in onze gemeenschap gaan opnemen. Mogen zij uw aanwezigheid in ons ervaren. Help ons deze kinderen voor te gaan in alles wat goed is en waar. Geef ons en deze kinderen een geloof dat bergen verzet, hoop tegen alle wanhoop in en een liefde die grenzeloos is. 2. Goede God, oorsprong van al wat leeft, de bron waaruit ons bestaan ontspringt. Wij danken U voor deze kinderen, uit liefde van mensen en U geboren. Verwonderd staan we even stil bij het geheim van het leven, hulpeloos en toch vol levenskracht… kwetsbaar en toch vol beloften. Help ons alles te doen wat hun geluk kan dienen. Laat hen opgroeien in een klimaat van veiligheid, geborgenheid en vrede. Ga met ons mee, goede God, door Jezus Christus, die ons uw mensenliefde heeft voorgeleefd. 3. Goede God, U bent vaak moeilijk te vinden in onze wereld van geld en geweld. Maar soms, zomaar ineens, wanneer een kind geboren wordt, wanneer mensen elkaar liefhebben en van elkaar gaan houden, dan vermoeden wij wie U bent. U bent een God die leven geeft. Wij danken U voor deze kinderen in ons midden. U hebt U ook bekend gemaakt in Jezus Christus, die uw liefde verstond als geen ander. Hij heeft ons van U verteld en liefde voorgeleefd. Daarom zijn wij hier bijeen en wij bidden voor deze kinderen dat U hun God zult zijn, vandaag en alle dagen en tot in eeuwigheid. 8 4. Goede God, Vader van alle mensen. Wij staan hier samen voor U aan het begin van een levensweg. Een weg van licht en donker, van vallen en opstaan. Want zo is het in onze wereld. Vandaag nemen wij deze kinderen op in onze geloofsgemeenschap door het water van de doop. Daarin vieren wij dat het leven de dood overwint. Wees voor deze kinderen een goede God, omwille van Jezus, die is: vergeving van de zonden, licht van de wereld, die leeft door het water van de dood heen bij U, in eeuwigheid. 5. Goede God, Vader van alle mensen. Wij staan hier samen voor U met deze kinderen aan het begin van hun levensweg. Vandaag willen wij samen vieren dat deze kinderen gedoopt worden, zodat we ons hier thuis voelen bij elkaar: ouders, broertjes en zusjes, opa´s en oma´s, familieleden, vrienden en bekenden. We voelen ons verbonden met alle kinderen op de wereld. Daarom bidden we in deze viering samen dat leven het mag winnen van de dood. Goede God, vandaag willen we deze kinderen opnemen in onze geloofsgemeenschap. Wees voor hen een goede God. Steun hen in moeilijke tijden, geef hen de kracht van de Geest en bescherm hen met uw hand, alle dagen van hun leven. 6. Dank voor de geboorte Vader: God, oorsprong van al wat leeft, rond de geboorte van dit kind staan wij verwonderd stil bij het geheim van het leven. Moeder: Wij ervaren hoe klein we zijn en hoe groot; hulpeloos en toch vol levenskracht armzalig en toch vol beloften. Vader: Bij deze doop vragen wij U: help ons alles te doen wat het geluk van dit kind kan dienen. Moeder: U hebt ons dit leven toevertrouwd. Laat het temidden van ons opgroeien in een klimaat van vriendelijkheid en naastenliefde. Allen: God van ons leven, wij hopen met uw hulp dit geloof door te geven aan dit kind. Amen. 7. Heer, onze God, niemand heeft U ooit gezien; niemand weet wie U echt bent. En toch nemen wij mensen uw naam op onze lippen. We proberen stil te zijn en uit te zeggen wat ons het liefste is. Kinderen ontgaan U niet. U weet ze te bereiken. In Jezus´ naam vragen wij U: dat het ons gegeven mag zijn om voor onze kinderen een bron te zijn van goede Geest. Wij bidden U vandaag: dat zij mogen opgroeien in een zee van liefde. Amen. 8. Pastor: Allen: 9. Pastor: Allen: God, U hebt ons samengeroepen rond deze kinderen, die staan aan het begin van hun levensweg: die doortocht van duisternis en licht, van vallen en opstaan, van dood en leven. Wees voor deze kinderen een goede God, in naam van Jezus, uw Zoon, die als een licht in deze wereld is gekomen, die door het water van de dood is heengegaan en nu bij U leeft tot in eeuwigheid. Amen. God, in deze kring van mensen wilt U graag aanwezig zijn om uw zegen te geven aan deze kinderen. Nog niet zo lang geleden werden zij uit goddelijk licht geboren om te leven onder ons. Puur en zuiver zijn ze, onschuldig en wonderlijk mooi. Ze komen recht van U, God. Dankbaar en blij waren we toen ze bij ons kwamen wonen. We nemen hen graag met ons mee, ook naar de gemeenschap van de kerk, die levende kring van zoekende gelovigen. Wil ons vergezellen, dit uur en ons leven lang, wanneer we proberen te gaan in het spoor van uw Zoon, Jezus van Nazareth, de Gezalfde, onze Heer. Amen. 9 10. Pastor: Heer onze God, wij zijn hier gekomen voor de doop van deze kinderen. Wij bidden om uw zegen over dit nieuwe leven, over wat deze kinderen zullen doen en over alles wat om hen gedaan wordt. Allen: Wij danken U voor de vreugde die zij ons geven, voor het geluk van de ouders, voor de verwondering van allen die hen kwamen zien. Pastor: Daarom is ons gebed een gebed vol vertrouwen, want Gij hebt ons bemoedigd en blij gemaakt. Allen: En Gij zult ons behoeden en deze kinderen beschermen, alle dagen van hun leven. Amen. 10 DIENST VAN HET WOORD F. Schriftlezing Door de doop wordt iemand opgenomen in de gemeenschap van Jezus Christus. Daarom is het belangrijk dat tijdens de doopviering ook wordt gelezen uit de Bijbel, het boek waarin de verhalen van God en mensen staan opgeschreven. Daarin wordt verteld hoe God in de geschiedenis van mensen steeds zijn beschermende hand blijft aanbieden. 1. Uit het boek Genesis (1, 26-32) Toen God de hemel en de aarde, het licht, het water en het land, de gewassen en de vogels en de dieren had geschapen, zei Hij: “Nu gaan Wij de mens maken, als beeld van Ons, op Ons gelijkend; hij zal heersen over de vissen van de zee, over de vogels van de lucht, over de tamme dieren, over alle wilde beesten en over al het gedierte dat over de grond kruipt.” En God schiep de mens als zijn beeld; als het beeld van God schiep Hij hem; mannelijk en vrouwelijk schiep Hij hen. God zegende hen en God sprak tot hen: “Wees vruchtbaar en wordt talrijk; bevolk de aarde en onderwerp haar; heers over de vissen van de zee, over de vogels van de lucht en over al het gedierte dat over de grond kruipt.” En God sprak: “Hierbij geef Ik alle zaadvormende gewassen op de hele aardbodem aan jullie en alle bomen met zaaddragende vruchten; zij zullen jullie tot voedsel zijn. Maar aan alle wilde beesten, aan alle vogels van de lucht en aan alles wat over de grond kruipt, aan alles wat leven heeft, geef Ik al het groene gewas als voedsel.” Zo gebeurde het. God bezag alles wat Hij gemaakt had en Hij zag dat het heel goed was. Het werd avond en het werd ochtend; dat was de zesde dag. Zo spreekt de Heer – Wij danken God 2. Uit het boek Genesis (9, 8-17) God zei tot Noach en zijn zonen: “Nu ga Ik mijn verbond aan met u en uw nageslacht, en met alle levende wezens die bij u zijn; met de vogels en de viervoetige dieren, met alle dieren van de aarde, die bij u zijn, al wat uit de ark gekomen is, als het gedierte van de aarde. Ik ga met u een verbond aan, dat nooit meer enig levend wezen door het water van de vloed zal worden uitgeroeid en dat er zich nooit meer een vloed zal voordoen om de aarde te verwoesten.” En God zei: “Dit is het teken van het verbond dat Ik instel tussen Mij en u, en alle levende wezens die bij u zijn, voor alle geslachten. Ik zet mijn boog in de wolken; die zal het teken zijn van het verbond tussen mij en de aarde. Wanneer Ik op de aarde de wolken samenpak en de boog in de wolken zichtbaar wordt, dan zal Ik denken aan het verbond tussen Mij en u en alle levende wezens, alles wat leven heeft. De wateren zullen nooit meer zwellen tot een vloed om al wat leeft te verdelgen. Als de boog in de wolken staat, zal Ik haar zien en daarbij denken aan het altijddurende verbond tussen God en alle levende wezens, alles wat op aarde leeft.” En God zei tot Noach: “Dat is het teken van het verbond dat Ik instel tussen Mij en alles wat leeft op aarde.” Zo spreekt de Heer – Wij danken God 3. Uit het boek Exodus (2, 1-10) Een man uit de stam van Levi trouwde met een meisje uit dezelfde stam. Ze raakte in verwachting en kreeg een baby, een jongetje. Ze vond haar zoontje het mooiste kind van de wereld. Ze wilde hem niet laten verdrinken door de Egyptenaren. Drie maanden lang wist ze het kind thuis te verbergen, toen ging het niet langer. Ze nam een mandje van riet en maakte het waterdicht met asfalt en teer, legde haar kind erin en zette het mandje tussen het riet aan de oever van de Nijl. Ze zei tegen haar dochter dat ze in de buurt moest blijven om het mandje in het oog te houden. Op een dag nam de dochter van de Farao met een paar dienstmeisjes een bad in de Nijl. Ineens zag de prinses een mandje drijven in het riet en stuurde een van haar slavinnen om het mandje op te halen. De prinses zag in het mandje een huilend kindje liggen. Vol medelijden zei de dochter van de Farao: “Dit is natuurlijk een kindje van de Hebreeën.” Meteen kwam het zusje van het kind naar de prinses toe en zei: “Zal ik bij de Joden een vrouw zoeken die het kind kan voeden en verzorgen?” De prinses antwoordde: “Ja, doe dat.” Het meisje holde weg en haalde vlug haar moeder op. De dochter van de Farao zei tegen haar: “Neem dit kind mee, voed en zorg er goed voor, ik zal er je zelf voor belonen.” De vrouw nam haar kind mee en voedde het. Het kind groeide op en vele jaren later bracht ze de jongen naar de dochter van de Farao. De prinses noemde hem Mozes. “Want”, zo zei ze, “ik heb hem uit het water gehaald.” Zo spreekt de Heer – Wij danken God 11 4. Uit het boek Exodus (14) Eindelijk vertrokken ze dan. Bepakt en bezakt en moe van alles wat ze de laatste tijd hadden meegemaakt. Ze waren bang en onzeker. Bang dat de farao zich zou bedenken en hen weer terug zou halen. Onzeker, omdat ze niet wisten hoe de toekomst zou zijn. Natuurlijk, ze waren onvrij geweest in Egypte. Ze werden behandeld als slaven, als oud vuil. Maar ze wisten in ieder geval waar ze aan toe waren. Waar zou deze uittocht toe leiden? Het pad dat ze moesten nemen was gevaarlijk. Het ging door riet, door het water, door plaatsen waar je kon verdrinken. God had dan wel tegen Mozes gezegd dat hij hen zou helpen, maar konden ze zo zeker van Hem zijn? Tijd om na te denken kregen ze niet. Toen ze omkeken zagen ze in de verte de soldaten van de farao al komen. En ze riepen tegen Mozes: “Wat heb je met ons gedaan! We hadden beter alles bij het oude kunnen laten. Dan hadden we rustig kunnen gaan. Nu zullen we verdrinken!” Maar Mozes hield vol: “Vooruit, we gaan door. Dat was toch ook geen leven in Egypte. We gaan het water in. God zal met ons meegaan. Geloof toch eindelijk eens dat Hij ons helpen zal.” En plotseling zagen de Joden dat het wind het water had opgestuwd, zodat er een soort pad was gekomen tussen het riet. Daar moesten ze doorheen. Ze moesten het proberen. Mozes ging voorop. Het was niet gemakkelijk. Af en toe zakte er een weg, maar steeds weer werd hij door een ander meegetrokken. Ze hielden elkaar stevig bij de hand en bemoedigde elkaar. De overkant kwam steeds dichterbij en eindelijk voelden ze vaste grond onder hun voeten. Ze stonden op het droge, op nieuw land, waar ze verder zouden gaan. Ze keerden zich om en zagen hoe het de soldaten van de farao verging. De wind was gedraaid en er was een storm opgestoken. Het water van de zee overspoelde het pad en alles wat er op was. Eerst waren ze verschrikt en stil, de mensen die de doortocht hadden gewaagd. Toen drong het tot hen door wat er gebeurd was: de onderdrukking, de slavernij, het oude leven dat geen leven was, had God met het water weggespoeld. En zij stonden daar als vrije mensen, aan de andere kant van het water. Ze konden iets nieuws beginnen. Toen namen ze elkaars hand en dansten en zongen en dankten God die met hen mee was gegaan. Zo spreekt de Heer – Wij danken God 5. Uit psalm 139 Mijn God, U kent mij, U ziet mij waar ik ga of sta. Want alles wat er in mij is hebt U geschapen. U hebt mij – als een weefsel – in de moederschoot gevormd. Ik dank U voor het wonder van mijn leven. Toen ik geheimnisvol werd voortgebracht, toen mijn levensdraden in de schoot gevlochten werden, was U erbij. U weet wat er omgaat in mijn geest, mijn diepste wezen is U niet verborgen. Mijn God, hoe groot en wonderbaar zijn uw daden. Ik kan ze niet begrijpen, het is een wonder. Zo spreekt de Heer – Wij danken God 6. Uit het evangelie volgens Matteüs (14, 22 en volgend) De eerste christenen vertelden elkaar op moeilijke momenten dit verhaal: Op een dag was Jezus alleen achtergebleven om te bidden. Hij had de apostelen gevraagd in de boot te stappen en over het meer naar huis te varen, want het werd al donker. Ze waren al ver uit de kust toen er een hevige tegenwind opstak. Hoge golven beukten urenlang tegen de boot. Vroeg in de morgen kwam Iemand over het meer naar hen toe. De apostelen zagen het en raakten van streek. “Een spook”, schreeuwden ze van angst. “Houd moed”, zei de man, “ik ben het, wees maar niet bang.” “Heer, als U het bent”, waagde Petrus te zeggen, “zeg dan dat ik over het water naar U toe moet komen.” “Kom”, sprak de man. Petrus stapte uit de boot en liep over het water naar Hem toe. Maar toen hij merkte hoe hevig de storm was, werd hij bang. Meteen begon hij te zinken. “Heer, red mij!”, riep hij. Jezus stak zijn hand uit, greep hem vast en zei: “Nog zo weinig vertrouwen. Waarom twijfel je?” Ze stapten in de boot, de wind ging liggen en ze waren gered. Zo spreekt de Heer – Wij danken God 7. Uit het evangelie volgens Matteüs (18, 1-5) In die tijd kwamen de leerlingen bij Jezus en zeiden: “Wie is eigenlijk de grootste in het koninkrijk der hemelen?” Hij riep een kind, zette het in hun midden en zei: “Ik verzeker jullie, als je niet verandert en wordt als kinderen, kom je het koninkrijk der hemelen niet eens binnen. Wie zich dus klein maakt als 12 dit kind, is de grootste in het koninkrijk der hemelen. En wie één zo´n kind ontvangt in mijn naam, ontvangt mij.” Zo spreekt de Heer – Wij danken God 8. Uit het evangelie volgens Marcus (10, 13-16) Op een dag kwam Jezus met zijn leerlingen in een dorp. Massa´s mensen waren met Hem meegegaan, omdat ze wilden horen wat Hij te zeggen had. Toen brachten de mensen kinderen bij Hem, met de bedoeling dat Hij ze zou aanraken. Maar de leerlingen stuurden ze ruw terug. Toen Jezus dit zag, zei Hij verontwaardigd: “Laat die kinderen toch bij Mij komen en houdt ze niet tegen. Want voor mensen die zijn zoals deze kinderen is het Rijk Gods bedoeld. Ik verzeker jullie: wie het koninkrijk van God niet aanneemt als een kind, zal er zeker niet binnengaan.” Toen omarmde Hij hen en zegende hen, en Hij legde hen de handen op. Zo spreekt de Heer – Wij danken God 9. Uit het evangelie volgens Marcus (10, 13-16) vrije vertaling De kleine David had één wens: hij wilde zo graag Jezus zien. Maar er stonden altijd zoveel mensen om Hem heen. En die grote mensen hadden zulke brede ruggen. Hem horen spreken, dat had David wel. Maar hij kreeg Hem nooit te zien. Er waren nog veel meer kinderen die zo graag hetzelfde wilden als David: Benjamin en Mirjam en Sara en Ruth. En nog een heleboel meer. Toen spraken ze af dat ze allemaal naar Jezus toe zouden gaan. De moeders die van hun plan hoorden, zeiden: “Dan gaan wij ook mee. En we nemen de hele kleintjes, die nog niet kunnen lopen, op de arm. Dan vragen we of Jezus ze wil zegenen.” Jezus stond op het marktplein. Hij was bezig een zieke man beter te maken. Zijn leerlingen stonden aan de buitenkant om te zorgen dat alles er netjes en ordelijk toeging. “Kijk toch eens wat een kinderen daar aankomen!”, zei Petrus. “Wat zouden ze willen?”, bromde Judas. “We zullen ze wegjagen. Jezus kan hen nu niet gebruiken.” Maar de kinderen en de moeders lieten zich niet wegjagen. “Jezus heeft het veel te druk. Hij heeft nu geen tijd voor jullie”, zei één van de leerlingen. Maar de kinderen hielden vol. Ze glipten tussen de grote mensen door. Kijk, David stond al bij Jezus. En hij hield Sara bij de hand. Jezus keek gelukkig helemaal niet boos. Het leek wel of Hij er plezier in had. Hij hoorde dat de leerlingen bezig waren de moeders en enkele kinderen weg te jagen. Luid riep Hij tegen hen: “Laat de kinderen tot Mij komen en verhindert ze niet! Ik ben toch ook voor hen gekomen! Ze horen in de eerste plaats in mijn koninkrijk.” Toen legde Hij zijn handen op hun hoofdjes. Hij zegende ze. Hij zegende ze allemaal: David en Ruth en Sara en de hele kleintjes in de armen van hun moeders. En de leerlingen keken beschaamd toe. Zo spreekt de Heer – Wij danken God 10. Uit het evangelie volgens Lucas (4, 16-21) Op een dag kwam Jezus in Nazareth, de stad waar Hij was opgegroeid. Op sabbath ging Hij naar de synagoge. Alle mensen die daar waren keken naar Hem en verwachtten iets bijzonders van Hem. Toen stond Jezus op en de priesters gaven Hem het boek van de profeet Jesaja. Jezus sloeg het boek open en las wat er stond: Hier ben ik. God heeft mij gestuurd om aan arme mensen de blijde boodschap te brengen. Om ze te laten weten dat ze belangrijk voor Hem zijn. God heeft Mij gestuurd om mensen vrij te maken. Om ze te laten ontdekken wat in het leven écht goed en waar is. God heeft Mij gestuurd om aan mensen die het niet meer zien zitten, te laten zien dat het ánders kan en dat ze de moed niet moeten opgeven. God heeft Mij gestuurd om op te komen voor de mensen die onderdrukt worden en die niet de kans krijgen om te zeggen wat ze denken. God heeft gezegd dat er eens een jubeljaar zal komen; een tijd dat het leven voor alle mensen goed zal zijn! Toen deed Jezus het boek weer dicht, gaf het terug aan de priester en keek rond naar iedereen die had zitten luisteren. “Jullie hebben het gehoord”, zei Hij. “Zo zegt Jesaja dat. En ik vind, dat we daar vandaag dan maar eens aan moeten beginnen.” Zo spreekt de Heer – Wij danken God 11. Uit de eerste brief van Paulus aan de christenen van Korinthe (12, 4-11) Er zijn verschillende gaven, maar de Geest is één en dezelfde. Er zijn verschillende vormen van dienstverlening, maar de Heer is één en dezelfde. Er zijn verschillende uitingen van bijzondere kracht, maar het is één en dezelfde God, die alles in allen tot stand brengt. Maar aan ieder van ons wordt de openbaring van de Geest gegeven tot welzijn van allen. Aan de een wordt door de Geest een woord van wijsheid gegeven; aan een ander een woord van kennis, krachtens dezelfde Geest; aan een derde door dezelfde Geest het geloof; en aan weer anderen schenkt diezelfde Geest de gave om 13 zieken te genezen, de kracht om wonderen te doen, de gave van de profetie, de onderscheiding van geesten, het vermogen om in talen te spreken of de betekenis ervan uit te leggen. Dit alles is het werk van één en dezelfde Geest, die aan ieder zijn gaven uitdeelt zoals Hij het wil. Zo spreekt de Heer – Wij danken God 12. Uit de eerste brief van Paulus aan de christenen van Korinthe (12, 12-20) Zoals het lichaam een eenheid is en de ledematen een veelheid, en alle ledematen ondanks hun veelheid toch één lichaam vormen, zo is het ook met Christus. Want wij zijn met ons allen door de doop één lichaam geworden in de kracht van de ene Geest, of we nu Joden of Grieken, slaven of vrije mensen zijn; allemaal zijn we doordrenkt met één Geest. Een lichaam bestaat nu eenmaal niet uit een enkel deel, maar uit veel delen. De voet kan wel zeggen: omdat ik de hand niet ben, behoor ik niet tot het lichaam. Maar hij hoort er toch bij. En het oor kan wel beweren: ik maak geen deel uit van het lichaam, omdat ik het oog niet ben. Ondanks dat maakt het toch deel uit van het lichaam. Als het hele lichaam oog was, waarmee kon het dan horen? Of als het alleen maar oor was, waarmee kon het dan ruiken? Maar in feite heeft God gezorgd voor verschillende organen, die elk hun plaats hebben in het lichaam, zoals Hij dat wilde. Als het geheel uit één orgaan bestond, waar bleef dan het lichaam? Maar in werkelijkheid zijn er een groot aantal delen die samen één lichaam vormen. Allemaal samen zijn zij het lichaam van Christus; afzonderlijk is ieder er een deel van. Zo heeft iedereen zijn eigen plaats in de gemeenschap, met zijn eigen gaven en talenten. Zo spreekt de Heer – Wij danken God 13. Uit de eerste brief van de apostel Johannes (4, 7-12) Geliefden, laten wij elkaar liefhebben, want de liefde komt van God. Iedereen die liefheeft is uit God geboren, en kent God. De mens zonder liefde kent God niet, want God is liefde. En de liefde die God is, is onder ons verschenen doordat Hij zijn enige Zoon in de wereld gezonden heeft, om ons door Hem het leven te brengen. Hierin bestaat de liefde: niet wij hebben God lief gehad, maar Hij heeft ons liefgehad, en Hij heeft zijn Zoon gezonden om onze zonden uit te wissen. Geliefden, als God ons zo heeft liefgehad, moeten ook wij elkaar liefhebben. Nooit heeft iemand God gezien, maar als wij elkaar liefhebben, woont God in ons en is zijn liefde in ons volmaakt geworden. Zo spreekt de Heer – Wij danken God G. Voorbede De voorbede bestaat uit vijf rubrieken, waarin we heel bijzonder bidden voor de dopelingen (1), hun ouders en familieleden (2), voor overleden familieleden en vrienden (3), voor onze parochie en onze kerk (4) en voor de noden in de wereld (5). Uit iedere rubriek dient minstens één voorbede te worden gekozen, waarbij 1A in ieder geval opgenomen wordt. De voorbede kan worden voorgelezen door iemand uit de familie- of vriendenkring. 1A Wij bidden U voor dit kind om veiligheid en beschutting in deze hardhandige wereld. Houd van hem/haar af alles wat kwaad en onmenselijk is. Bescherm hem/haar tegen verkeerde invloeden, sta niet toe, dat hij/zij ooit wordt vernield en misvormd. Maar moge hij/zij geborgen zijn bij zijn/haar ouders; en geef, dat wij die volwassen zijn, geen ergernis geven aan dit kind, maar het binnenvoeren in de waarheid. Maar mocht hij/zij een weg gaan, welke niet de Uwe is, wees dan genadig, Heer onze God. U bent immers zelf de vergeving der zonden, door Jezus Christus, onze Heer. Laat ons bidden: Allen: Heer onze God, wij bidden U: verhoor ons. 1. Laat (namen dopelingen) door het doopsel delen in uw scheppende liefde. Geef hen goedheid en wijsheid mee voor het leven. Open hun ogen voor uw vriendelijk licht. Dat zij de weg mogen volgen die Jezus ons is voorgegaan: een weg die leidt naar geluk voor alle mensen. Laat ons bidden… Allen: Heer onze God, wij bidden U: verhoor ons. Laten we bidden voor (namen dopelingen) die vandaag gedoopt worden; 14 dat zij met liefde gekend mogen worden; dat zij vrede zullen kennen in deze hardhandige wereld; dat er om hen heen meer licht dan duisternis zal zijn, meer warmte en hoop dan doffe ellende; dat zij vriendschap en verbondenheid zullen leren kennen. Laat ons bidden… Allen: Heer onze God, wij bidden U: verhoor ons. God, wij zijn dankbaar dat U door de doop uw hand op (namen dopelingen) wilt leggen. Geef dat ze goede ouders mogen hebben, zodat deze kinderen in geloof en liefde kunnen opgroeien. Laat hen in hun liefde iets ervaren van de liefdevolle zorg waarmee Gij ons omgeeft. Laat ons bidden… Allen: Heer onze God, wij bidden U: verhoor ons. We bidden voor (namen dopelingen) die straks getekend zullen worden met het water van de doop, dat zij mogen opgroeien in goede gezondheid, dat zij wijs mogen zijn en een open oog en oor hebben voor al wat leeft. Laat ons bidden… Allen: Heer onze God, wij bidden U: verhoor ons. Voor (namen dopelingen) die mee gaan doen in onze geloofsgemeenschap; dat zij ruimte mogen ervaren om zichzelf te blijven, dat zij vrede en recht zullen brengen, dat zij de schepping behoeden en behouden. Laat ons bidden… Allen: Heer onze God, wij bidden U: verhoor ons. 2. Wij bidden voor de ouders van deze kinderen. Geef hen wijsheid en kracht om hun kind te begeleiden op de weg naar volwassenheid in het voetspoor van Jezus Christus. Laat ons bidden… Allen: Heer onze God, wij bidden U: verhoor ons. We bidden voor hun ouders; dat zij de kracht en wijsheid mogen vinden om voor hun kind zo goed als God te zijn; dat zij elkaar vasthouden, begrijpen, liefhebben; dat zij elkaar steeds weer zoeken en vinden. Laat ons bidden… Allen: Heer onze God, wij bidden U: verhoor ons. We bidden voor de ouders aan wie zij zijn toevertrouwd, dat zij goede ouders mogen zijn, dat zij sterk zijn en hun kind voorgaan in alles wat goed is. Dat zij gelukkig met elkaar mogen zijn. Laat ons bidden… Allen: Heer onze God, wij bidden U: verhoor ons. Wij bidden U voor de opa´s en oma´s van deze kinderen, hun peetouders en andere familieleden. Zij maken allen deel uit van dit nieuwe leven. Laat hen in hartelijkheid met elkaar leven, zodat ze in hun verbondenheid een voorbeeld zijn voor ons allemaal. Laat ons bidden… Allen: Heer onze God, wij bidden U: verhoor ons. 3. Wij willen vandaag ook denken aan de mensen die wij nu graag in ons midden hadden gezien, maar die door de dood van ons zijn heengegaan. (Wij noemen in het bijzonder…) Dat zij altijd een plaats in ons hart mogen houden en mogen wonen in het licht van uw liefde. Laat ons bidden… 15 Allen: Heer onze God, wij bidden U: verhoor ons. 4. God, laat de kerkgemeenschap voor de toekomst met veel wijsheid beslissingen nemen zodat deze kinderen later ook in een ondersteunende gemeenschap kunnen leven. Laat ons bidden… Allen: Heer onze God, wij bidden U: verhoor ons. Laten we bidden voor onze wereld, om uitzicht en vertrouwen in de toekomst, voor jong en oud. Voor zieken en mensen in moeilijkheden, dat ze echt begrip ervaren en zichzelf kunnen zijn. Dat er mensen mogen zijn die de weg wijzen naar recht en geluk, en deze weg zelf ook gaan, met moed en bescheidenheid. Laat ons bidden… Allen: Heer, onze God, wij bidden U: verhoor ons. 5. God, wij bidden U ook voor de kinderen die niet in liefde worden ontvangen, of die niet met vreugde worden verwacht. En voor de kinderen die moeten opgroeien temidden van spanningen, geweld of armoede. Heer, help ons de aarde bewoonbaar te maken voor alle kinderen van alle mensen. Laat ons bidden… Allen: Heer onze God, wij bidden U: verhoor ons. God, deze wereld is soms onverschillig en hard. Laten we bidden dat we in onze kleine omgeving genoeg mooie en goede dingen kunnen ontdekken, zodat er voldoende vertrouwen zal blijven. Geef dat we door dit vertrouwen ons leven goed aankunnen en als zinvol ervaren. Laat ons bidden… Allen: Heer onze God, wij bidden U: verhoor ons. Voor kinderen, die leven temidden van oorlogen, voor hen die opgroeien temidden van geweld, voor hen die niet veilig buiten kunnen spelen; dat zij mensen ontmoeten die de vrede van God meedragen in hun hart. Laat ons bidden… Allen: Heer onze God, wij bidden U: verhoor ons. Voor kinderen, die geen huis hebben, voor hen te weinig te eten hebben, die voedsel zoeken op de vuilnisbelten en die slapen op straat; dat zij mensen ontmoeten die de gerechtigheid van God meedragen in hun hart. Laat ons bidden… We bidden voor onszelf; dat wij telkens nieuw leven mogen ontdekken, daar waar wij het leven met anderen delen; dat wij elkaar uitdagen tot echte menselijkheid, dat wij ons niet laten opdrijven tot een stijl van leven die geen toekomst heeft, maar dat wij aandachtig en opmerkzaam zullen leven, en zorg dragen voor mens en wereld. Laat ons bidden… Allen: Heer onze God, wij bidden U: verhoor ons. H. Handoplegging Al sinds mensenheugenis is de handoplegging een gebaar van bescherming en geborgenheid. We zeggen niet voor niets: ”Iemand de hand boven het hoofd houden.” Ook tijdens de doopviering willen we uitspreken dat we de dopelingen altijd willen beschermen en daarom zal de pastor aan de ouders en peetouders vragen hun hand op het hoofdje van hun (pete)kind te leggen. In de Bijbel is de handoplegging altijd verbonden met het vragen om zegen aan God. Bovendien wordt door de handoplegging de heilige Geest, de goede Geest van Jezus, aan de dopelingen geschonken. 1. 16 Als ouders en naasten probeer je de kinderen met de nodige liefde te omringen. Van tijd tot tijd heeft ieder kind een naaste nodig, die als het leven moeilijk wordt, je de hand boven het hoofd wil houden en die bij verdriet je troostend een arm om de schouder legt. Ten teken van onze liefde en zorg voor deze kinderen wil ik de ouders en peetouders vragen hun hand op het hoofdje van hun (pete) kind te leggen. Samen bidden we. Allen: Heer onze God, uw Zoon Jezus Christus heeft aan kinderen de hand opgelegd als teken van liefde, zorg en bescherming. In navolging van hem stellen wij hetzelfde gebaar over deze kinderen. Wij vragen U: dat wij onze handen steeds gebruiken om goed te zijn voor deze kinderen; dat wij hun de hand steeds boven het hoofd houden; dat deze kinderen uit onze liefde mogen ervaren dat Gij uw beschermende hand nooit terugtrekt. Laat deze kinderen in ons midden opgroeien tot gelukkige en tevreden mensen. Naar het voorbeeld van Jezus, uw Zoon. Amen. Pastor: God, onze Vader, houdt uw beschermende hand over dit kind. Laat uw Geest in hem / haar wonen en werken, door Christus onze Heer. 2. Weten dat je erbij hoort is een stuk van je geluk. Weten dat ze je niet laten vallen, dat ze je helpen als dat nodig is, dat ze je de hand boven het hoofd houden. Daaraan hebben niet alleen kleine kinderen behoefte, maar ook grote mensen. Daarom wil ik de ouders en peetouders vragen hun hand op het hoofdje van hun (pete)kind te leggen. Samen bidden we: Allen: Heer onze God, uw Zoon Jezus Christus heeft aan kinderen de hand opgelegd als teken van liefde, zorg en bescherming. In navolging van Hem stellen wij hetzelfde gebaar over deze kinderen. Wij vragen U: dat zij zich geborgen weten bij hun ouders en de mensen om hen heen, dat zij zich veilig voelen in onze wereld. Bescherm hen tegen alles wat kwaad en onmenselijk is. Geef dat wij hen mogen omringen met het beste van onszelf, zodat deze kinderen uit onze liefde mogen ervaren dat Gij uw beschermende hand nooit terugtrekt. Pastor: God, houdt uw beschermende hand over dit kind. Laat uw Geest in hem / haar wonen en werken, door Christus onze Heer. 3. Een heel oud gebaar is dit, waarmee wij zeggen: je kunt op me rekenen, ik sta borg voor jou, en ik wens van harte dat het goede dat in mij leeft, ook in jou mag leven en groeien. In goede en kwade dagen wil ik voor jou – met Gods genade – geborgenheid en troost. Rondom deze kinderen vraag ik nu de ouders en peetouders hun hand te leggen op het hoofdje van hun (pete)kind. En samen bidden we: Allen: Goede Vader, aan kinderen heeft Jezus de handen opgelegd om ons te tonen hoezeer U van kinderen houdt. Wil deze kinderen beschermen en geef dat zij onder de hoede van uw machtige hand onbezorgd en blij mogen delen in al het goede dat leeft in ons midden. Wij vragen het U door Jezus, uw Zoon en onze Heer. Pastor: God, houdt uw beschermende hand over dit kind. Laat uw Geest in hem / haar wonen en werken, door Christus onze Heer. 4. Pastor: Laat deze kinderen groot en krachtig worden in onze zo harde wereld. Bescherm hen tegen verkeerde invloeden en laat hen ervaren dat U uw reddende hand nooit terugtrekt. Geef dat wij, die deze wereld maken, deze kinderen voor mogen gaan in alles wat goed en waar is. Laat hen opgroeien als uw 17 kinderen, onbezorgd en blij, het kwade overwinnend door het goede, onder de hoede van uw machtige hand. Amen. Pastor: God, houdt uw beschermende hand over dit kind. Laat uw Geest in hem / haar wonen en werken, door Christus onze Heer. 5. Pastor: God, onze Vader, Gij zijt bezorgd voor het leven van al uw mensen. Geef dat deze kinderen geborgen mogen zijn bij hun ouders en dat ze in deze geborgenheid sterk en weerbaar worden. Gij wilt hen behoeden voor al wat kwaad en onmenselijk is. Geef dat geen mens hen ooit bedreigt, dat wij geen ergernis zijn voor deze kinderen, maar hen omringen met het beste van onszelf. En als ze ooit in hun leven de weg kwijt raken, wees dan genadig, Heer onze God. Gij hebt U immers een God van vergeving getoond in Jezus Christus, onze Heer. Amen. Pastor: God, houdt uw beschermende hand over dit kind. Laat uw Geest in hem / haar wonen en werken, door Christus onze Heer. 6. Goede God, wij mensen kunnen niet zonder elkaar. Al wij geboren worden zijn er handen die ons opvangen. Als wij sterven zijn er handen die onze ogen sluiten. Heel ons leven lang zijn wij op zoek naar handen die ons vast willen houden. Heel ons leven lang zijn er handen die door ons gegrepen willen worden. God, wij mensen kunnen niet zonder elkaar. Help ons trouw te zijn aan wie wij onze handen hebben aangeboden. Pastor: God, houdt uw beschermende hand over dit kind. Laat uw Geest in hem / haar wonen en werken, door Christus onze Heer. Ha Zout (facultatief) Als christenen mogen wij het zout der aarde zijn; mensen die smaak geven, mensen die pit hebben en de wereld doordringen van Gods Geest in Jezus Christus. 18 HET DOOPSEL I. Gedicht Op dit moment, vlak voordat de kinderen gedoopt zullen worden, is er gelegenheid een persoonlijke wens of een uitgezocht gedicht voor te lezen. Eventuele teksten staan in Bijlage I. J. Doopbeloften van ouders en peetouders 1. Pastor: Beste (namen ouders) beloven jullie voor (namen dopelingen) een goede vader en moeder te zijn? Ouders: Ja, dat beloven wij. Pastor: Beloven jullie je kind mee te nemen op de weg van het geloof en het op te voeden in de geest van het evangelie en jezelf en jullie kind(eren) in de kerk met Christus in contact te brengen? Ouders: Ja, dat beloven wij. Pastor: Beloven jullie dat jullie als ouders met je kind(eren) verbonden blijven met de parochiegemeenschap en tijdens de vieringen in de kerk Christus te blijven ontmoeten en ontvangen in het Brood? Pastor: Beloven jullie je kind steeds de hand boven het hoofd te houden en het trouw te blijven, wat de toekomst ook brengen zal? Ouders: Ja, dat beloven wij. Pastor: Niet alleen de ouders hebben een taak tegenover hun kind. Jullie hebben voor (namen dopelingen) ook een peter en meter gevraagd. (Namen peter en meter), jullie vertegenwoordigen hier de grotere gemeenschap waarin jullie petekind wordt opgenomen. Willen jullie dan aanvaarden peter en meter te zijn van dit kindje ? Peters en meters: Pastor: Beloven jullie dat je altijd een bijzondere belangstelling, zorg en liefde zult schenken aan jullie petekind en de ouders in hun taak bij te staan ? Peters en meters: Pastor: 2. Pastor: Ouders: Ja, dat beloven wij. Ja, dat beloven wij. De doop is een eerste stap op de weg waarop Jezus ons is voorgegaan. Op die weg moeten we met onze kinderen verder gaan, verbonden ook met al onze medechristenen. Het is de weg van geloof, hoop en liefde. Ik wil u uitnodigen dit geloof nu samen te belijden. Beste (namen ouders), jullie zijn je er van bewust dat het levenslot van jullie kind in grote mate afhangt van jullie en wel van jullie wederzijdse liefde. Door een kind op de wereld te zetten verbind je je al om er samen in liefde voor te zorgen. Toch is het goed dit nog eens uitdrukkelijk uit te spreken. Daarom vraag ik jullie: beloven jullie voor je kind een goede vader en een goede moeder te zijn? Ja, dat beloven wij. 19 Pastor: Beloven jullie dat jullie je geloof in Christus en de kerk wilt delen met je kind en je kind wilt voorgaan in geloof en het gaan naar de kerk zodat je kind later zelf kan kiezen of het verbonden blijft met de kerk van Jezus? Pastor: Niet alleen de vader en moeder hebben een verantwoordelijkheid. Ook jullie (namen peter en meter) als peter en meter verbinden je vandaag tot een bijzondere belangstelling voor dit kind. Daarmee vertegenwoordigen jullie de talrijke mensen, die op een eigen wijze zullen bijdragen aan de ontplooiing van jullie petekind. Mag ik dan vragen: zullen jullie op een bijzonder wijze belangstelling blijven hebben voor jullie petekind? Peters en meters: Pastor: 3. Pastor: Ja, dat beloven wij. De doop is een eerste stap op de weg waarop Jezus ons is voorgegaan. Op die weg moeten we met onze kinderen verder gaan, verbonden ook met al onze medechristenen. Het is de weg van geloof, hoop en liefde. Ik wil u uitnodigen dit geloof nu samen te belijden. Beste (namen ouders), willen jullie je kind dat in jullie gezin geboren is zijn weg laten vinden in het licht van Jezus, die verrezen is? Ouders: Ja, dat willen wij. Pastor: Willen jullie proberen het beste van jezelf aan je kind te geven? Beloven jullie het trouw te zijn en het voor te leven in de Geest van Jezus? Ouders: Ja, dat willen wij. Pastor: Willen jullie proberen de persoon van Jezus levend te houden door het vertellen van zijn verhalen, het voorleven daarvan ook door de jullie verbondenheid met onze kerk ook tijdens de vieringen? Pastor: Beste (namen peter en meter), willen jullie samen met de ouders de eersten zijn die ervoor zorgen dat jullie petekind de warmte van de liefde mag ondervinden? Peters en meters: Pastor: 4. Pastor: Ouders: Ja, dat willen wij. De doop is een eerste stap op de weg waarop Jezus ons is voorgegaan. Op die weg moeten we met onze kinderen verder gaan, verbonden ook met al onze medechristenen. Het is de weg van geloof, hoop en liefde. Ik wil u uitnodigen dit geloof nu samen te belijden. Zolang de mens bestaat heeft hij gezocht naar God als Begin en Einde van het leven. Jezus heeft ons voorgedaan en ons voorgeleefd wie die God is. Jezus wordt zelfs de weg genoemd naar God toe. Ook wij willen die weg gaan, daarom noemen wij ons christenen. Wij doen dit samen met anderen, en vormen zo de kerk. De kinderen die aan onze zorgen zijn toevertrouwd, willen we hierin laten delen. Beste (namen ouders) willen jullie dat jullie kinderen zullen opgroeien in geloof? Ja, dat willen wij. Pastor: Willen jullie proberen te doen wat binnen jullie mogelijkheden ligt om jullie kinderen voor te gaan in vertrouwen op God en op zijn Zoon Jezus Christus, en in zijn zorg en toewijding aan mensen? Ouders: Ja, dat willen wij. Pastor: Beste (namen peters en meters), in vriendschap willen jullie je petekind ter zijde staan. Jullie vertegenwoordigen de vele andere mensen, die een plaats zullen 20 innemen in het leven van deze kinderen. Beloven jullie een bijzondere belangstelling en zorg te schenken aan je petekind en zo mee te werken aan hun levensgeluk? Peters en meters: Pastor: Ja, dat beloven wij. De doop is een eerste stap op de weg waarop Jezus ons is voorgegaan. Op die weg moeten we met onze kinderen verder gaan, verbonden ook met al onze medechristenen. Het is de weg van geloof, hoop en liefde. Ik wil u uitnodigen dit geloof nu samen te belijden. K. Geloofsbelijdenis Bij de doop wil je aan je kinderen meegeven wat belangrijk is in je eigen leven. Als ouders zet je je kind daardoor op de goede weg. Naast alle waarden en normen die het kind in zijn leven zal leren hoort ook het geloof: het is iets dat van generatie op generatie is doorgegeven, tot op vandaag. Dat wordt in de doop gevierd. Daarom is het belangrijk om dat geloof ook op een symbolische manier aan de dopeling mee te geven. Heel de christelijke geschiedenis door is dat gedaan door de geloofsbelijdenis uit te spreken. Dat doen we gezamenlijk, tenzij anders aangegeven. 1. Ik geloof in God, de almachtige Vader, Schepper van hemel en aarde. En in Jezus Christus, zijn enige Zoon, onze Heer. Die ontvangen is van de heilige Geest, geboren uit de maagd Maria. Die geleden heeft onder Pontius Pilatus, is gekruisigd, gestorven en begraven. Die nedergedaald is ter helle, de derde dag verrezen uit de doden. Die opgestegen is ten hemel, zit aan de rechterhand van God, de almachtige Vader. Vandaar zal Hij komen oordelen, de levenden en de doden. Ik geloof in de heilige Geest; de heilige katholieke kerk, de gemeenschap van de heiligen, de vergeving van de zonden, de verrijzenis van het lichaam en het eeuwig leven. Amen. 2. Pastor: Ik geloof in God, de almachtige Vader, schepper van hemel en aarde. Allen: Ik geloof dat God bij mij is, dat Hij mij nooit alleen laat, dat Hij van mij houdt, dat Hij mijn Vader wil zijn. Pastor: Ik geloof in Jezus Christus, Gods eniggeboren Zoon, onze Heer, die gestorven en begraven is, die uit de dood is opgestaan, die leeft aan Gods rechterhand. Allen: Ik geloof dat Jezus bij mij is, dat Hij mij de weg wijst naar God, dat Hij mij vraagt te leven zoals Hij, dat Hij mij vormt tot kind van zijn Vader. Pastor: Ik geloof in de heilige Geest, de heilige katholieke Kerk, de gemeenschap van de heiligen, de vergeving van de zonden, de verrijzenis van het lichaam en het eeuwig leven. Allen: Ik geloof dat de kracht van Gods Geest in mij is, dat Hij een vuur is in mijn leven, dat Hij mij bezielt tot liefde in de wereld, dat Hij in mij bidt tot God, mijn Vader. Amen. 21 3. Ik geloof in God de Vader, die machtig is in liefde en ons met grote zorg begeleidt, alle dagen van ons leven. Ik geloof in Jezus, zijn Zoon, die in het verlangen van zijn Vader meeging en het opnam tegen armen en weerlozen, zieken en uitgestotenen, voor onderdrukten en veroordeelden. Ik geloof in de heilige Geest, die ons aanmoedigt om elkaar in liefde te begeleiden en zo te werken aan een nabije toekomst, waar voor een ieder een menswaardige plaats van leven is. Amen. 4. Ik geloof dat ik nooit alleen ben, dat God bij mij is, dat Hij mijn Vader is. Ik geloof dat God zijn Zoon Jezus Christus gezonden heeft naar deze aarde. Ik geloof dat Jezus Christus gekomen is om mij te bevrijden van zonde en schuld. Ik geloof dat de Geest van Christus in mij leeft en werkt. Ik geloof dat ik onder de mensen niet alleen ben. Ik geloof dat om mij heen is: de grote gemeenschap van de kerk waartoe ook ik wil behoren. Ik geloof dat ik nooit zover kan afdwalen dat God mij niet meer naar zich toe wil trekken. Ik geloof dat God voor mij het leven wil en niet de dood; de blijdschap en niet het verdriet. Ik geloof dat Hij bij me is, vandaag en altijd. Amen. 5. Wij geloven in wat God ons gaf: de groeikracht, de blijheid en de liefde die wij voelen in ons zelf. En het wonderlijke in de geest van de schepping om ons heen. Wij willen daarvan genieten en er met zorg mee omgaan. Wij geloven in de Geest van God, die mede door de kerk, leeft in de mensen. Wij geloven in Gods Zoon, Jezus Christus, die vol was van die Geest en aan ons mensen duidelijk liet zien wat dat teweeg kan brengen. Wij geloven, dat mensen die gestorven zijn nog steeds bij ons horen en hun zorg over ons uitstrekken, op welke manier dan ook. Wij geloven en hopen, dat het leven door zal blijven gaan en dat God de hulp van ons mensen daarbij nodig heeft. Amen. 6. Pastor: Ik geloof in God de Vader; Hij houdt alles in handen en schenkt ons het goede van deze aarde. Allen: Ik geloof in het evangelie van Jezus Christus. Hij openbaarde het Rijk van God, en heeft zich voor ons gegeven, toen Hij stierf aan het kruis. Pastor: Hij is de Messias, die de dood overwon en leeft in eeuwigheid. Wij belijden zijn verrijzenis als wij elkaar helpen opstaan. Wij vertrouwen dat Gods Rijk op aarde zal komen wanneer wij bouwen aan de wereld van morgen, een wereld van recht en vrede. Allen: Wij geloven in de kracht van zijn Geest, die ons tot kerk maakt, die de wereld bezielt tot liefde en ons vervult met eeuwig leven. Amen. L. Zegening van het doopwater 1. God, die in het begin licht hebt geroepen over het water van de chaos, die Noach gered hebt van het water van de vloed, en uw volk door het water van de Rode Zee naar de vrijheid hebt gevoerd. Die uw naam hebt uitgeroepen over Jezus toen Hij zich liet dopen in het water van de Jordaan, en Hem uit het water van de dood tot nieuw leven hebt gewekt op de derde dag. Zegen dit water met uw levensadem, opdat deze kinderen die gedoopt vervuld mogen worden van uw levenskracht en mogen leven in het licht van uw nabijheid. Amen. 2. Goede God, staande bij dit water vragen wij U: zegen het water met uw levensadem, opdat de kinderen die vandaag worden gedoopt, vervuld worden van uw levenskracht en leven in het licht van 22 uw nabijheid. Geef hen het geloof in uw Geest die hen bemoedigt om in vrede te werken aan een gezonde wereld: een wereld vol geluk en liefde, in de overtuiging dat ze het verder uit zullen dragen, zoals Jezus uw Zoon heeft gedaan. Hij die leeft en heerst in de eeuwen der eeuwen. Amen. 3. Goede Vader, U hebt levend water naar ons laten stromen en ons leven vernieuwd. U laat allen, die in water en Geest zijn gedoopt, samenkomen als één volk in Jezus uw Zoon. U bevrijdt ons door uw Geest van liefde die in ons woont en U geeft ons uw vrede. U kiest een volk om in de wereld voor alle mensen te getuigen van de blijde boodschap van Jezus, uw Zoon. Zegen dit water waarmee wij deze kinderen gaan dopen en schenk hen en ons allen eeuwig leven. Amen. M. Doop Door de doop met water nemen we jullie kind op in de christelijke gemeenschap op de wereld en in onze parochie. Daarom doen we dat op een manier die ons door de traditie van de kerk is doorgegeven. We begieten het hoofd van het kind driemaal en spreken daarbij de naam van onze God uit: de Vader, de Zoon en de heilige Geest. (Naam dopeling), ik doop jou in de naam van de Vader en de Zoon en de heilige Geest. N. Zalving met chrisma Na het doopsel wordt de dopeling gezalfd met chrisma, dat is een door de bisschop gezegende olie. Gezalfd worden met olie is een heel oud gebruik. In het Oude Testament werden koningen, priesters en profeten gezalfd om toegerust te worden voor hun taak in het leven. Ook Jezus wordt ´de Christus´ genoemd. Dat betekent: de ‘Gezalfde’. Vandaag bidden we dat deze kinderen krachtig en sterk mogen worden en dat de Geest van Jezus hen wil doordringen, zoals de olie het lichaam doordringt. 1. (Naam dopeling), ik zalf je met heilige olie. Daarmee leg ik je de naam op van Christus. Ik zalf je met zijn Geest, opdat je vervuld mag worden van de kracht en de gezindheid die was in Jezus, de Gezalfde van God, vandaag en altijd. 2. (Naam dopeling), ik zalf je met heilige olie, met de Geest van Jezus Christus, die de Gezalfde wordt genoemd. Moge jij groeien in zijn Geest. 3. (Naam dopeling), ik mag je zalven met chrisma. Moge je groeien in toewijding aan God en aan de mensen. Moge je kracht ontvangen om later zelf zalvend en genezend in de wereld te staan. 4. (Naam dopeling), ik zalf je met heilige olie. Daarmee leg ik je de naam op van Christus. Ik zalf je met zijn Geest, die verdraagzaamheid inhield en geduld en vooral: vertrouwen in de ander, opdat jij die Geest mag uitstralen die in Jezus was. 5. (Naam dopeling), ik mag je tekenen met het kruis en je zalven met olie. En zoals deze olie opgenomen wordt in je huid, moge zo Christus opgenomen worden in je hart. Moge je met hart en ziel leven vanuit zijn Geest en gezindheid, alle dagen van je leven. O. Opleggen van het doopkleed Namens de geloofsgemeenschap zal nu een wit kleed worden opgelegd als teken van onze vreugde en blijdschap dat deze kinderen gedoopt zijn. Het is een oud gebruik dat nieuwe christenen een wit kleed kregen overhandigd als teken van het nieuwe leven dat zij tegemoet gaan. 23 Pastor: (naam dopeling), je bent bekleed met Jezus Christus en een nieuwe mens geworden. Moge dit witte kleed het teken zijn van wat je bent geworden: houd je verdere leven vrij van de besmetting van het kwaad tot in het eeuwige leven. Wij wensen je toe, dat je hierin wordt geholpen door het woord en het voorbeeld van je ouders, familie en bekenden, en van heel onze geloofsgemeenschap. P. Ontsteken van de doopkaars Aan de brandende paaskaars, symbool van Jezus Christus, wordt nu de doopkaars van de dopeling aangestoken. Het licht van het geloof zal worden doorgegeven aan een nieuwe generatie mensen. We hopen dat dit geloof hen licht, warmte en geborgenheid mag geven en dat ze ook in staat zullen zijn dit te verspreiden in de wereld om hen heen. Wij staan hier bij de paaskaars. De kaars spreekt ons van Jezus die van zichzelf zegt dat Hij het licht is van de wereld. Wij zouden zo graag delen in zijn licht. En wij bidden ook van harte dat deze kinderen mogen delen in het licht van Jezus: dat zij vuur en enthousiasme mogen doorgeven aan anderen, dat zij altijd een brandend en warm hart mogen hebben waarin veel mensen geborgenheid vinden. Daarom steken we nu deze doopkaars aan de paaskaars aan en zeggen: 1. God, geef dat deze kinderen warmte en licht zullen brengen aan alle mensen met wie ze in hun leven te maken zullen krijgen. Daarom houden wij het licht van deze kaarsen bij jullie, want God wil dat jullie leven als een licht in de wereld, als een verwarmend vuur voor de mensen, als een vonk van liefde. 2. (Namen dopelingen), moge het licht zijn op jullie levensweg. Moge het licht van deze kaars warmte en bescherming voor jezelf bieden en een bron van warmte zijn voor ieder die je op je levensweg ontmoet. Wij hopen, dat het een vuur mag zijn dat zo krachtig is, dat ook anderen er zich aan kunnen warmen. Ook de 7-armige kandelaar kan een rol spelen tijdens de doopviering. Hieronder staan twee teksten vermeld. Tekst 1 bij de 7-armige kandelaar Soms zijn mensen net vlammetjes als zij blij zijn en er sterretjes in hun ogen glinsteren, dan is het net alsof ze stralen. Soms zijn mensen net vlammetjes als zij vrolijk tegen elkaar praten en iets aardigs en liefs tegen elkaar zeggen, of als zij iemand troosten die verdrietig is. Soms zijn mensen net vlammetjes als zij elkaar warm maken door van elkaar te houden of elkaar te knuffelen. Soms zijn mensen net vlammetjes als zij proberen iets heel goed te doen en elkaar daarbij te helpen Soms zijn mensen net vlammetjes als zij heel flink zijn en proberen iets te doen wat best moeilijk is. Soms zijn mensen net vlammetjes als zij goed voor elkaar willen zorgen en voor alles wat op de wereld is. Soms zijn mensen net vlammetjes als zij hun tranen afdrogen wanneer zij verdrietig zijn, en tegen elkaar zeggen: “Kom op, wij gaan samen verder, dan komt het vast wel goed.” 24 Zo kunnen mensen elkaar aansteken. Tekst 2 bij de 7-armige kandelaar De eerste vlam is de vlam van de zon, die ons licht geeft, ons verwarmd en ons doet leven, die in onze huid kruipt en blijde mensen van ons maakt, zodat wij houden van elkaar en van de aarde. De tweede vlam is de vlam van de taal, die ons woorden geeft om te praten, zodat wij elkaar bij de naam kunnen noemen, zodat wij kunnen delen wat wij denken en niet meer eenzaam hoeven te zijn. De derde vlam is de vlam van de liefde, die brandt in alle mensen, die wij aansteken in elkaar en die wij doorgeven aan wie dicht bij ons staan, zodat ons leven meer glans en blijheid krijgt en wij de scheppingskracht van God heel tastbaar in ons voelen. De vierde vlam is de vlam van de wijsheid die ons helpt, als wij zoeken naar wat goed voor ons is, die ons doet vergeten wat mensen door de eeuwen heen hebben ervaren aan geluk en aan verdriet, aan goede en aan kwade dingen. De vijfde vlam is de vlam van de kracht, die ons helpt als wij bang zijn en klein, die ons moed geeft om door te gaan en te vechten voor wat goed is in het leven. De zesde vlam is de vlam van de eerbied, die ons met verwondering laat kijken naar alles om ons heen en naar onszelf, die ervoor zorgt dat wij in liefde en verantwoordelijkheid omgaan met de mens en met de aarde, zoals God die heeft geschapen. De zevende vlam is de vlam van de hoop, die ons steeds opnieuw weer doet weten en voelen dat mensen ondanks pijn en teleurstelling, ondanks verlies en verdriet, samen gelukkig kunnen zijn en de wereld kunnen maken tot een plaats waar het goed is om te wonen. Wij hopen dat deze kinderen vurige mensen zullen worden, in de mooiste betekenis van het woord! Q. Effeta-gebed In navolging van Jezus, die de zintuigen van zieken weer open deed gaan, wordt een gebed uitgesproken voor het ten volle mogen leven van de dopelingen. Open je oog voor wat het leven te bieden heeft; open je oor voor wat het leven vraagt; je mond die de taal van de liefde spreekt; je handen die vrede aanreiken; je voeten die Zijn voetspoor volgen; en je hart dat meeleeft in vreugde en verdriet. 25 BESLUIT R. Onze Vader Laten we samen het gebed bidden dat Jezus ons geleerd heeft en dat jullie als ouders over een aantal jaren ook zullen leren aan je kind: Allen: Onze Vader, die in de hemel zijt, uw Naam worde geheiligd; uw Rijk kome; uw wil geschiede op aarde zoals in de hemel. Geef ons heden ons dagelijks brood en vergeef ons onze schuld, zoals ook wij aan anderen hun schuld vergeven; en leid ons niet in bekoring, maar verlos ons van het kwade. Amen. S. Toewijding aan Maria In de katholieke kerk heeft Maria, de moeder van Jezus, een heel bijzondere plaats. Zij is de vrouw en moeder die ondanks alles bleef geloven in haar eigen kind, ook toen Hij een weg en levensinvulling koos die zij niet begreep. Zij bleef Hem trouw tot het laatst toe, tot onder het kruis. Als we naar Maria gaan, dan vragen we om diezelfde trouw, datzelfde geloof dat haar kenmerkte. Onderstaande gebeden worden bij voorkeur gelezen door één van de ouders. 1. Maria, moeder van Jezus, u weet wat het zeggen wil nieuw leven te ervaren en zich te verheugen over de geboorte van een kind. Uit eigen ervaring kent u ook de zorg en pijn die dit met zich meebrengt. Als moeder van Jezus wilt u moeder zijn voor allen die in Hem geloven en die zijn weg willen gaan. Daarom zijn we hier met deze kinderen bij u. Goede moeder, draag zorg voor deze kleintjes. Laat uw sterke hand rusten op deze kwetsbare kinderen en bid voor ons en onze kinderen om Gods zegen. 2. Maria, nu richten wij ons graag tot u. U weet wat het is om moeder te zijn, een kind te hebben. Een kind van jezelf en toch ook weer niet helemaal van jezelf. Want het is een heel nieuw leventje, dat straks eigen wegen zal gaan. Daarvoor willen wij ons kind opvoeden, dat het een eigen weg mag kiezen. Maar wij hopen zo dat het de weg van uw Zoon Jezus zal zijn. Wij vragen u, Maria, wees ook een moeder voor ons kind en sta ons, als ouders, in de opvoeding bij met uw liefdevolle voorspraak. Moge ons kind opgroeien in goede gezondheid en langs veilige wegen gaan, beschermd tegen alle gevaren. Moge ons kind zich inzetten voor de medemensen en voor alles wat waar is, goed en dienstbaar. Mogen wij die liefde doorgeven, die u ons hebt voorgeleefd. Maria, bid voor ons en ons kind om Gods zegen. 3. Lieve Maria, u weet wat mensen nodig hebben: troost en zorg, aandacht en liefde. Wij willen vandaag deze kaarsen bij u zetten en beloven aan u dat wij voor onze kinderen zullen zorgen. En als dat niet helemaal lukt bent u er ook nog. Geef onze kinderen een plaatsje in uw hart, zoals wij allemaal daar een plekje hebben. Dan zal het hen zeker goed gaan. Amen. T. Wees Gegroet Allen: Wees gegroet Maria, vol van genade; de Heer is met u; Gij zijt de gezegende onder de vrouwen en gezegend is Jezus, de vrucht van uw schoot. Heilige Maria, moeder van God, 26 bid voor ons zondaars, nu en in het uur van onze dood. Amen. U. Slotgedachte Mochten jullie van de gelegenheid gebruik willen maken om nog een slotgedachte voor te lezen, dan kun je daarvoor de teksten gebruiken die in Bijlage I staan, of zelf iets uitzoeken. V. Wegzending en zegen 1. Ga in vrede met jullie kinderen naar huis. Blijf elkaar in liefde omringen en wees gelukkig met elkaar. Moge de Geest van Jezus Christus blijven heersen in je gezin. Moge zijn vreugde wonen in je huis, in je familie en overal waar je komt. Zo zegene jullie de goede God: de Vader, de Zoon en de heilige Geest. 2. God, niet alleen deze kinderen hebben uw zegen nodig, maar ook hun ouders, en al de mensen hier aanwezig, die leven dag na dag, in vreugde en verdriet. Geef ons daarom op deze feestelijke dag uw zegen: Zegene u de Vader, de Zoon en de heilige Geest. 27 BIJLAGE I - TEKSTEN EN GEDICHTEN 1. Voor jou Ik zou je zoveel dingen willen zeggen, zoveel van de wereld uit willen leggen. De mooie dingen waarvan mensen liedjes zingen, over liefde en veel zonneschijn, maar ik zou je ook vertellen van de pijn. Je weet nog niets van het leven. Daarom zou ik je een hand willen geven en je proberen te leiden door zoveel moeilijke tijden. Maar ik zou ooit toch stil blijven staan: het grootste deel zul je alleen moeten gaan. Daarom zal ik niet proberen jou het leven te leren. Ik zal daarover maar niets zeggen: ´leven´ kan ik je niet uitleggen. Alles moet in jou nog ontwaken. Probeer er iets moois van te maken. 2. Ons kind Ons kind, maar geen bezit. Volkomen afhankelijk, volkomen vrij, niet gemaakt maar geschapen, een gebaar van de Schepper: geluk, je zomaar in de schoot gevallen. 3. Stevige voeten Wij wensen je twee stevige voeten om door het leven te gaan. Wij wensen je twee krachtige handen om anderen bij te staan. Wij wensen dat je mond blijft lachen met vrienden die vrolijk zijn, en hopen dat jouw stem ook mensen wil troosten bij tegenspoed en pijn. Wij wensen dat je met je eigen ogen zult zien wat kwaad is of goed, zodat je altijd zult weten welke weg je volgen moet. 4. Gedicht voor ons kind Je hecht je aan je kind en straks weekt het zich los. Je leert het lopen en na even gaat het zijn eigen weg. Je leert het praten en te zijner tijd spreekt het je tegen. Je leert het zingen en al gauw neuriet het zijn eigen wijs. Je geeft het een thuis dat te klein wordt voor zijn wereld. Geef het daarom straks uit handen opdat wij het kunnen dopen in Gods naam. 5. Je hoeft niet Je hoeft niet duur te praten, je hoeft geen ander te zijn, maar gewoon je zelf, gewoon een mens, met je twijfels en je vragen. Je hoeft geen stoere held te zijn, 28 alleen maar iemand die durft te leven, die kiest voor samen verder, al zal dat soms niet gemakkelijk zijn. Je hoeft niet super chique te zijn, zo´n mens met veel kapsones, maar gewoon eens lachen en op zijn tijd eens vechten, ik denk dat dat heel gewoon is. Het hoeft en zal niet altijd rozengeur zijn, het zal ook best eens knallen, en na een onweersbui met tegenwind, hopen dat het schip de goede koers weer vindt. 6. Wij weten niet Wij weten niet hoe je worden zult, wie je eens zult zijn, hoe je weg zal gaan, wat jouw toekomst is. Wij kunnen er slechts van dromen, alle goeds voor je hopen en je nu van onze zorg en liefde geven opdat je eens zelf een liefdevol mens wordt die toekomst schept voor anderen, die weet van breken en delen, en ontvangen en geven als de weg die leven geeft. 7. Kind (Toon Hermans) Een mens is niet zomaar een dingetje, iets bloots. Diep in dat dingetje verbergt zich iets groots. Er woont een wonder in, iets ongelooflijk machtigs. Een kind is meer dan alleen iets ´engelachtigs´. Ik weet niet wat het is, dat niet; maar ik maak me sterk: zo´n mensenkind is niet alleen maar mensenwerk. 8. Mensenkind Jij bent zo onbeschreven en nog geen groot verhaal. Jij blaakt alleen van leven dat in jou ademhaalt – mensenkind. Jij lacht naar alle kanten en alles vind je goed want er is niet veel anders dan liefde in je bloed – mensenkind. Jij kunt geen mensen haten en doet geen ander zeer misschien heb jij het wapen waarmee ik liefde leer – mensenkind. Wie is toch zo vermogend dat hij jou heeft bedacht en dat door jouw twee ogen God naar de wereld lacht – mensenkind. 29 9. Hij bracht je in de ruimte Heel klein ben je begonnen, nog maar net ontvangen in de veilige ruimte van de moederschoot. Dat was je eerste woonplaats. We kunnen ons het bijna niet voorstellen. Hoe groter je wordt, hoe meer ruimte je gaat innemen. Je hebt de warmte van de moederschoot verlaten. Dat kostte wel wat pijn en moeite. Toch is het goed dat het gebeurde. Nu, buiten de schoot, krijg je meer ruimte om te leven. Iedere vrijheid die je krijgt kost wel een beetje geboortepijn. Dat geldt voor heel je leven. Dat zul je nog wel ervaren. Nu lig je in de wieg en in de kinderwagen. En een tijd lang moet je genoegen nemen met de kleine ruimte van de box. En dan mag je door de kamer kruipen. En als je gaat lopen zullen wij erbij zijn en een vrije dag nemen. Je zult in het begin wel ergens tegenaan botsen, maar dat geldt voor heel je leven: door schade en schande zul je wijs worden. Je kruipt overal in en onder en leert hoe lang, breed of diep de dingen zijn en of ze hard of zacht zijn. Het is alsof je wereldje met de dag groeit. Eenmaal mag je het tuinhekje verlaten en zal de buurt je leren kennen. Op school zul je leeftijdsgenootjes ontmoeten. Hopelijk gaat daar ook een nieuwe wereld voor je open. Daarna mag je stad en land afreizen. De hele wereld ontdekken en het hemelruim. En wie weet waar je terechtkomt, mijn kind. Moge Hij jou beschermen. 10. Gebed voor ons kind Kind, uit ons ben je geboren. Wij wekten je tot leven. Je lag in moeders schoot geborgen, schuilend tegen ontij, groeiend naar zelfstandigheid. Je geboorte was een grote vreugde; want je bent van ons leven. Je bent een nieuwe mens. En vandaag is onze vreugde vernieuwd: we dragen je ten doop. Je bent uit God geboren. We willen dit, lieve kind, opdat je van God ontvangt wat wij je niet kunnen geven: een nieuwe mens te zijn, die leeft van Gods Geest, die vrede zoekt en liefde doet en de naaste bemint als zichzelf. Want dat is pas leven, kind. 11. Gekomen om te gaan (G. Bogaard) Je bent gedragen om verlost te worden, gekomen om te gaan; 30 die streng die je bond aan het lichaam van je moeder moest verbroken worden om je te laten leven. Dit mogen wij nooit vergeten: je bent geen bezit. Wij hebben jóu niet, jij hebt óns om je te leiden, te beschermen, te bewaren voor angst, om je te zeggen dat we niet bang zijn als het onweert en met je te zingen in de nacht. Wij zijn toeschouwers aan de rand van je leven; wij mogen je gadeslaan terwijl je speelt en naar je lachen, terwijl je verloren bent in wat je ziet en doet. We zien je langzaam worden wie je bent. We houden de weg open naar je geluk en trachten te verhinderen dat je wordt wat je niet zijn kunt. Je hebt veel te vragen. Als je naar God vraagt, vertellen we je van Jezus, als je naar de dood vraagt, vertellen we je van het leven. Vraag je waar je vandaan komt, dan zullen we zeggen: uit de wereld der liefde. Je mag ons eenmaal verlaten, je bent er om dat te doen. je mag je heengaan voleinden. Al wat we voor je deden was voorlopig. Jij moet óns niet worden, jij moet worden waarheen je wijst: je eigen wonder. We hopen voor je, altijd, je verschijnt in onze gebeden. We hopen dat je blij zult worden, levend in de schepping, man en vrouw, wandelend in het licht van vergeving en wachtend op het Rijk. Je mag gaan. Je zult gaan. Het is een gebod, een belofte: ga heen in vrede. 12. Gelukkig zijn Gelukkig zijn met wat je kunt: lopen, zien, lachen en zingen en blij zijn met je eigen huis en honderd lieve dingen. Geniet maar van het leven zolang je er bent. Dan kun je later zeggen dat je het geluk hebt gekend. 13. Kindje van God Kindje van God, Hij heeft al je haartjes geteld nog voor jij je bij ons hebt gemeld. Hij weet hoe je heet, Hij kende al je naam nog voor je binnenkwam in ons bestaan. Kindje van God, nergens ben je veiliger dan in zijn hand want nooit zal Hij je verlaten, waar je ook belandt. Mocht je ooit uit onze gedachten zijn, dan nog kent Hij je vreugde en je pijn. Kindje van God, niet omdat we je niet alles willen geven maar omdat je meer nodig hebt in je leven brengen we jou in zijn huis, onzer zijn zegen. Moge Hij je vergezellen op al je wegen. 14. Ontroering O, hoe ontroert mij je kleine gezicht, en heldere blauwe oogjes, met daarboven dunne boogjes, en prachtige haartjes, die trillen in het licht. 31 Jij, prachtig mensje klein, telkens als je naar me lacht, word ik van binnen warm en zacht, en voelt het heerlijk om jouw papa / mama / opa / oma te zijn. Al besef je het nog niet, het is een grote dag, vandaag gaan wij je dopen, de deuren gaan voor je open, wat een voorrecht dat ik daarbij zijn mag. 15. In je moeders schoot In je moeders schoot geweven tot een wonder van bestaan, kwam je in dit leven en zeggen wij jouw naam. Opnieuw mogen wij beleven wat wij zien, maar niet verstaan welk een groot geheimenis jouw jong geboren leven is. Aan een lange reis begonnen die een levensloop beslaat, zul je door een wereld trekken waarin veel kwaad bestaat. Al vanaf je eerste schrede bidden wij, dat met je gaat, Hij, die ons geest en adem geeft, en ook jou geschapen heeft. Hoeveel liefde wij ook geven, en hoe sterk jij ook wordt, kwetsbaar zul je altijd blijven, mensenmacht schiet toch te kort. Door de doop word je opgenomen, kind van mensen, kind van God, in een kring hier om je heen, want leven kun je niet alleen. 16. Koningskind Zoals een moeder haar kindje baadt, zo heeft God je gebaad in zijn levenswater, opdat je de kracht zou bezitten te kiezen tussen goed en kwaad. God heeft je laten zalven, omdat Hij vermoedde dat ook jij niet gespaard zult blijven van pijn en verdriet. Hij hoopt dat deze zalf dan een balsem mag zijn, een zachte streling wanneer het leven je verwondt. God komt je tegemoet in het licht van deze kaars, en Hij hoopt dat jij een licht mag worden, een licht dat vonken laat overslaan naar hen die in het donker leven. Net als de kleine David uit het Oude Testament ben je nu de gezalfde, 32 een koningskind ben je en daarom is het feest. In jou ligt er vreugde en hoop geborgen. Aan jou om die schat op te graven. 17. Welkom Welkom in de wereld van alledag, in het licht van de gele zon, in het hart van de mensen, in het blauw, het groen van de wereld om je heen. Dat je elke morgen verwonderd mag zijn en dankbaar voor het licht van de dag. Dat je mag juichen omdat je ogen zien, je benen lopen. Dat je mag zingen, omdat je hart klopt. Dat je mag lachen en genieten van de kleinste en gewoonste bloemen op je levensweg. Welkom in deze wereld. Begroet haar met wat in je is en maak haar mooi! 18. Toekomst Wanneer je zegt: Ik wil geen kind, er is geen toekomst meer voor kinderen, dan zeg je eigenlijk: er is geen toekomst meer voor mij. Wanneer je zegt: Ik wil geen kind, er zijn geen kansen meer voor kinderen, dan zeg je eigenlijk: mijn kansen zijn voorbij. Dan veeg je met een grote zwaai van tafel wat nu en in het verleden ondanks alles is bereikt. De grootste dingen die de mensen doen en deden. De wonderen waar de wereld ondanks alles toch mee is verrijkt. Wanneer je zegt: Ik wil geen kind, dit is geen wereld meer voor kinderen, dan zeg je eigenlijk: dit is geen wereld meer voor mij. Wanneer je zegt: Ik wil geen kind, er is geen ruimte meer voor kinderen, dan zeg je eigenlijk: er is geen ruimte meer voor mij. Dan geef je alle kinderen een brevet van onvermogen. Dan zeg je dat je niets meer van kinderen verwacht. Dan kijk je naar het leven met de dood al in je ogen. En je hebt daarmee je eigen toekomst omgebracht. 19. De stamboom Als je aan een boom zou vragen: hé boom, sta jij graag alleen? Dan zou hij, denk ik, zeggen: geef mij maar boompjes om mij heen. Zou je aan je vader vragen: hé vader, sta jij graag alleen? Dan zou hij, denk ik, zeggen: geef mij maar mensen om mij heen. Als je aan een boom zou vragen: aan wie geef jij het leven door? Dan zou hij, denk ik, zeggen: daar heb ik nou mijn takken voor. Zou je aan je moeder vragen: aan wie geef jij het leven door? Dan zou ze, denk ik, zeggen: ja kijk, daar heb ik jou nou voor. Zou je aan je oma vragen: jouw leven, waar komt dat vandaan? 33 Dan zou ze, denk ik, zeggen: van oma´s die niet meer bestaan. Dus bomen zijn net als mensen: geen van twee staat graag alleen, in kinderen en takken, zo groeit er leven om hen heen. Jij, je vader en je moeder, dat is een soort van levensboom, die tak een eindje verder: dat is een tante of een oom. Maar die opa´s en oma´s, die jaren terug gestorven zijn? Ja kijk, ik zal maar zeggen: dat zullen wel de wortels zijn. 20. Mensen nodig Kleine mensen, ik wil jullie alvast iets vertellen: alleen zijn is niets voor mensenkinderen. Als je straks zult leren lopen, dan heb je iemand nodig om je hand vast te houden en om je te helpen als je valt. En iemand om naar toe te wandelen, één die roept: wat kun je dat al goed! Kleine mensen, ik wil jullie alvast iets vertellen: alleen zijn is niets voor mensenkinderen. Als je straks gaat praten, dan heb je iemand nodig die je woorden leert en die wil horen wat je zegt, en steeds weer antwoord geeft op alles wat je hem zult vragen. Kleine mensen, ik wil jullie alvast iets vertellen: alleen zijn is niets voor mensenkinderen. Als je soms huilen moet, omdat je pijn hebt, of verdrietig bent, dan heb je iemand nodig die je troosten zal of voor een pleister op je knie, een arm om je schouder en een kus op je wang. Kleine mensen, ik wil jullie alvast iets vertellen: alleen zijn is niets voor mensenkinderen. Als je blij bent en lachen wilt en zingen en stoeien dan zoek je iemand om dat samen mee te doen en dan word je dubbel en dwars zo vrolijk. Kleine mensen, ik wil jullie alvast iets vertellen: alleen zijn is niets voor mensenkinderen. Zelfs al kruip je weg, lekker stil in een hoekje omdat je even niemand meer wilt zien, dan wil je toch wel graag heel zeker weten dat er straks iemand roepen zal: Waar zit je nou? Ik mis je zo! Want mensen hebben mensen nodig! 21. Traditie Er is een ontroerende brief van een joodse grootvader aan zijn kleinzoon: "Vanaf die verre Abraham tot mijn eigen vader hebben onze vaderen een waarheid overgedragen die in hun lichaam leefde en nu in mij verder leeft - zal ik deze waarheid dan niet overdragen aan die uit mij geboren zijn? Zul jij het van mij aannemen, mijn kind? Zul jij het wéér overdragen? 34 Misschien zul jij het willen opgeven. Als dat zo is, laat het dan zijn voor een grotere waarheid. Als die er is." 35 BIJLAGE 2: LIEDEREN 1. Kom maar, kindjes klein Melodie: Klein, klein kleutertje Kom maar, kindjes klein we tillen je omhoog; je wordt hier in het licht gezet van heel de regenboog. Hoor de wonderverhalen zie onze ogen stralen, want het licht waarin wij staan vult heel je hart voortaan. Kom maar, kindjes klein het water is zo zacht; het is zo zuiver en zo rein en toch, het is vol kracht. Hoor de wonderverhalen: kinderen die verdwalen gaan door ´t water van de zee vrij en blij met Jezus mee. Kom maar, kindjes klein wij zingen je omhoog; wij zingen net zo lang tot je voor God staat oog in oog. Kinderen tezamen, hoor naar de wonderverhalen: wij gaan over zee en strand samen naar ´t beloofde land. 2. Mensenkind, waar kom jij vandaan. Melodie: Wonen overal, nergens thuis Mensenkind, waar kom jij vandaan, amper geboren, nog geen naam, totdat twee mensen, een man en een vrouw, zeggen: wat houden we veel van jou. …. is je naam. Mensenkind, kijk de mensen nou, ze willen niet meer zonder jou, worden je vrienden en geven een hand, nemen je mee naar het mensenland. …. is je naam. Mensenkind, jij bent niet alleen, ook al moet jij door het water heen, wij gaan met jou en we gaan tegelijk, totdat we zijn in zijn koninkrijk. …. is je naam. Iedereen is zo´n mensenkind, vragend totdat hij wordt bemind, gaande en staande in weer en in wind, totdat een ander het antwoord vindt: Menslief is je naam! 36 3. Wij wachtten je Melodie: Zo vriendelijk en veilig als het licht Wij wachtten je, verlangden naar de dag, want liefde was de oorsprong van je wezen; en nog, en nog, is liefde niet Gods woord dat wij vandaag met vreugde over je lezen? Jij deed ons smelten met je eerste lach, geboren uit het diepst van hoop en vrezen. Wij dragen je naar binnen in ons lied: wij zullen water uit de rots ontvangen, jou dopen ´één van ons´ in Jezus´ naam, die toch de ziel is van ons hartsverlangen. Wij maken jou een wieg, een mand van riet, opdat je drijft op golven van gezangen! Wij roepen ´vrede´ in het morgenlicht, een vrede die de wereld niet kan geven. En waar je bent, en waar je voeten gaan, houd daar je hart omhoog tot God geheven. Nu hoor je naam en zie ons in ´t gezicht: dit water wordt een bron voor heel je leven! 4. Dooplied Melodie: Zo vriendelijk en veilig als het licht Voor jullie zingen wij dit nieuwe lied. onwetend nog van ons diepe verlangen, zul’n in de kring zo ver de hemel ziet ons witte kleed van lief en hoop ontvangen. Nog is je leven ongerept verschiet, zijn wij de vaste grond van al je gangen. Het raadsel van waarvan en waar naartoe vindt in dit water een verstild verschijnen, het antwoord spat een ogenblik en doet ons vragen voor dit klein moment verdwijnen. O helder water, zo doorzichtig licht, laat onze ziel op zachte golven deinen. De God die ons zijn zegen heeft beloofd, mag jullie op zijn sterke handen dragen. Hij heft je uit het water van de dood, wees maar niet bang, Hij zal je stappen schragen. Wij leven jou, het kind van onze schoot, dit doopsel voor: zijn liefde alle dagen. 5. Dooplied Melodie: Zo vriendelijk en veilig als het licht Geen kind ter wereld kan alleen bestaan, het komt zo hulpeloos en zwak ten leven; zijn / haar toeverlaat zijn wij die naast hem / haar gaan, zijn / haar handen vatten en hem / haar leren spreken. Wij zijn zijn / haar gids, wijzen de weg hem / haar aan, om mens te worden is hij / zij ons gegeven. 37 Geen mens ter wereld of hij / zij zoekt en dwaalt, voelt zich ten diepste in zijn / haar lot verloren; totdat de Heer hem / haar uit het duister haalt en toont het licht waarvoor hij / zij is geboren. Dan wordt het leed de vuurdoop die hem / haar staalt, dan weet hij / zij zich tot kind van God verkoren. Nu … volg ons zingend in de doop, je moet er door, je moet weer prijsgegeven. Wees maar niet bang, dit teken van de hoop zal onvervreemdbaar kracht zijn om te leven. Wij zijn je trouw en jij zult na verloop met God en met ons allen zijn verweven. 6. Kom uit vergetelheid Melodie: Aanbidt en dankt uw Vader God Kom, …, uit vergetelheid, kom uit de duisternis, wij hebben je een plaats bereid waar toekomst veilig is. Al heb je geen herinnering, je bent aan ons verwant; o vogel uit het verre land strijk neer op onze hand. Je moeder schonk je ´t levenslicht je vader zei je naam. Hun liefde ligt op jouw gezicht en liefde bracht ons saam. Kom, …, hier in onze kring, je hoort er voortaan bij; je toekomst, je herinnering, je metgezel, zijn wij. Trek met ons door de zee, mijn kind, het water van de doop; het water dat ons samenbindt, het water van de hoop. Wij sluiten jou in ons verbond met God en met elkaar, kom, …, nu aan deze vont, dan wordt ons lied hier waar. Na de doop Het water heeft je toegedekt, je hebt de stem gehoord, die jou tot leven heeft gewekt en ons heeft aangespoord. Heer Jezus, ga ons lichtend voor naar het beloofde land. Wij geven hem / haar uw leven door, kom …. reik je hand. 7. Bron van leven Melodie: Uit vuur en ijzer Dat water bron van leven is dat weet toch iedereen gewis, geen leven dat er mogelijk is 38 als water zou verdwijnen. Geen bloem, plant of boom bestaat als God het niet meer regenen laat. Geen leven van alle zaad laat God dan nog verschijnen. Als water ooit eens vuur zou zijn zou licht en donker samen zijn, als water wordt gemengd met wijn en opgaat in elkander; dan worden de mensen één want liefde houdt ons vast bijeen geen mens staat dan nog alleen: de één leeft voor de ander. 8. Zonder naam… Melodie: Als de grote klokke luidt Zonder naam besta je niet, en ben je niets, vertel nou eens iets. Zeg me je naam, duizend keren, zeg me je naam, zeg je naam. Zeg me je naam, duizend keren, zeg me je naam, zeg je naam. Kom maar binnen, noem je naam, ja noem je naam, waar kom je vandaan? Zeg me je naam, duizend keren, zeg me je naam, zeg je naam. Zeg me je naam, duizend keren, zeg me je naam, zeg je naam. (Als teken van geloof maken pastor en anderen een kruisje op het voorhoofd) 9. Roept God een mens tot leven Roept God een mens tot leven, wie weet waarom en hoe, hij moet zichzelf prijsgeven, hij leeft ten dode toe. Geroepen en verzameld uit dood en slavernij, gedoopt in woord en water: dat volk van God zijn wij. Wij werden nieuw geboren, toen de mens Jezus kwam, die als een slaaf de zonde der wereld op zich nam. Met hem in geest en water, tot zoon van God gewijd, zijn wij met hem begraven, verrezen voor altijd. Wie Jezus kelk wil drinken, zijn doop wil ondergaan, zal in de dood verzinken en uit die dood opstaan. 10. De Geest des Heren De Geest des Heren heeft een nieuw begin gemaakt in al wat groeit en leeft zijn adem uitgezaaid. De Geest van God bezielt wie koud zijn en versteend herbouwt wat is vernield, maakt één wat is verdeeld. Wij zijn in Hem gedoopt, Hij zalft ons met zijn vuur Hij is een bron van hoop in alle dorst en duur. Wie weet vanwaar Hij komt, wie wordt zijn licht gewaar? Hij opent ons de mond en schenkt ons aan elkaar. 11. Vernieuw Gij mij Vernieuw Gij mij, o eeuwig licht; God, laat mij voor uw aangezicht, geheel van U vervuld en rein naar lijf en ziel herboren zijn. 39 Schep, God, een nieuwe geest in mij, een geest van licht, zo klaar als Gij; dan doe ik vrolijk wat Gij vraagt en ga de weg die U behaagt. Wees Gij de zon van mijn bestaan, dan kan ik veilig verder gaan tot ik U zie, o eeuwig licht van aangezicht tot aangezicht. 12. Het lied van de oprechte liefde Melodie: Auld lang syn Waar liefde mensen samenvoegt, worden stenen een paleis, de kille straat een lentetuin, de hel een paradijs. Refrein: Een land van licht en zonneschijn, een haard waar men zich warmt: een overvolle beker wijn, een mens die je omarmt. De deur roept je een welkom toe, een stoel staat voor je klaar, de tafel is gastvrij gedekt, een heerlijk avondmaal. Refr: 13. Kom, ga mee Kom ga mee, geef ieder een hand. Samen bouwen aan een nieuw land. Het rijk van God leeft diep in je hart. Vandaag begint een nieuwe start. 14. Laat de kinderen Laat de kind'ren tot Mij komen, alle alle kind'ren. Laat de kind'ren tot Mij komen, niemand mag ze hind'ren. Want de poorten van mijn rijk staan voor kind'ren open laat ze allen groot en klein bij Mij binnen lopen. Laat de mensen tot Mij komen over alle wegen. Laat de mensen tot Mij komen, houdt ze toch niet tegen. Want de poorten van mijn rijk gaan ook voor hen open als ze aan een kind gelijk bij Mij binnen lopen. 15. Kijk eens om je heen Kijk eens om je heen, kijk eens om je heen geef elkaar een hand, jij bent niet alleen want wij moeten samen delen, samen zingen, samen spelen. Ook al zijn wij nog maar klein, samen spelen is pas fijn. Kijk eens om je heen, kijk eens om je heen wij zijn in de wereld niet alleen God kent ieder kind bij name; zeg maar ja en zeg maar amen ook al zijn we nog maar klein: God wil onze Vader zijn. 16. Mosterdzaad Wil je wel geloven dat het groeien gaat klein en ongelooflijk als een mosterdzaad dat je had verborgen in de zwarte grond en waaruit een grote boom ontstond. Wil je wel geloven het begin is klein maar het zal een wonder boven wonder zijn als je het gaat wagen met Gods woord alleen 40 dan gebeuren wond'ren om je heen. Wil je wel geloven dat je vrede wint als je vol vertrouwen leeft zoals een kind als je een geloof hebt als een mosterdzaad groeit de liefde uit boven haat. 17. Dank u (4 coupletten uitkiezen, waaronder 1 en 6) Dank U voor elke nieuwe morgen, dank U voor elke nieuwe dag. Dank U, dat ik met al mijn zorgen bij U komen mag. Dank U voor alle goede vrienden, dank U, o God, voor al wat leeft. Dank U voor wat ik niet verdiende, dat Gij mij vergeeft. Dank U voor alle bloemengeuren, dank U voor ieder klein geluk. Dank U voor alle held're kleuren, dank U voor muziek. Dank U, dat Gij in moeilijkheden, dank U, dat Gij in pijn en strijd, dank U, dat Gij in alle lijden toch steeds bij ons zijt. Dank U, dat Gij hebt willen spreken, dank U, Gij hoort in ieders taal. Dank U, dat Gij het brood wilt breken met ons allemaal. Dank U, uw liefde kent geen grenzen, dank U, dat ik nu weet daarvan. Dank U, o God, ik wil U danken, dat ik danken kan. 18. Kind, wij dragen je op handen Kind, we dragen je op handen naar het water van de bron. Want je leven mag niet stranden, niet vergaan in het waarom. Refrein Door het water vroeg of later kom je dicht bij het geheim. In de hoge hemel staat er dat je kind van ’t licht mag zijn. Water, water, laat het stromen, teken en herinnering, van een eeuwig heimwee dromen, van een altijd nieuw begin. Refrein Als je naam wordt uitgesproken over ’t diepe water heen, is je eenzaamheid doorbroken, ben je maar niet meer alleen. Refrein 41 19. Dooplied Melodie: De kinderen van Jeruzalem Jouw leven staat aan het begin, het heeft nog geen herinnering, het is zo weerloos en zo klein, je weet nog niet hoe het zal zijn. Jij weet nog niet wat leven is, wat liefde is en wat gemis. Jij weet nog niet van nee en ja van ondergang en gloria. Je huilt nog van verwondering, maar jij hoort hier, in onze kring. Het water wacht, die diepe zee geeft jou een taal, een teken mee. Dat teken is een heilgeheim God wil met jou verbonden zijn. Hij is nabij waar jij ook bent, omdat Hij je bij name kent. Zo komt jouw leven aan het licht, zo krijgt het zin, zo krijgt het zicht, Gods adem heeft je aangeraakt en jou tot bondgenoot gemaakt. 42