© 2009 Noordhoff Uitgevers bv Groningen/Houten Hoofdstuk 12 Inkomensverdeling Open vragen 12.1 a Welke soorten inkomensverdeling kan men onderscheiden? Welke inkomensbestanddelen bevatten deze? b Deel de inkomensgroepen globaal in naar soorten inkomenstrekkers. c Welke inkomensverdeling is het meest genivelleerd en waarom? d Waarom is het lastig om inkomensverdelingen te beoordelen op nivellering? 12.2 a Welke factoren bepalen de inkomens van actieven en inactieven? b Welke oorzaken zijn er voor de inkomensverschillen van actieven? 12.3 a Welke soorten uitkeringen op het gebied van de sociale zekerheid zijn er? Geef van elk voorbeelden. b Leg uit wat de inkomens- en vermogenstoets inhouden. c Waardoor ontstaan de inkomensverschillen bij niet-actieven? d Welke invloed heeft de secundaire inkomensverdeling op het economisch proces? e Wat is de tertiaire inkomensverdeling en welke invloed oefent deze uit op de nivellering? Vraagstukken V12.1 Met dank aan de laatste bijstellingen door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) komt de economische groei dit jaar toch nog uit op 1%. […] Tussen 2001 en 2004 steeg de netto afdracht van pensioenpremies met een dikke euro 10 mrd tot euro 22,3 mrd, een stijging met 80% in drie jaar. Om een gevoel te geven om wat voor bedragen het hier gaat: per werknemer wordt er nu ongeveer euro 1400 meer per jaar afgedragen voor Open vragen en vraagstukken pensioen dan een paar jaar geleden. Door deze premieverhogingen en door de forse beleggingsresultaten is het belegde kapitaal bij pensioenfondsen gestegen tot boven de euro 600 mrd, een toename met maar liefst euro 130 mrd vergeleken met twee jaar eerder. Belasting- en premieverhogingen zijn op korte termijn gif voor de economie. Door deze combinatie stegen de loonkosten gewoon door, terwijl de koopkracht bleef dalen. […] Algemene economie en bedrijfsomgeving 1 © 2009 Noordhoff Uitgevers bv Groningen/Houten Nadat de reële inkomens voor huishoudens in 2002 en 2003 al met 1% en 2,7% waren gedaald, kwam daar in 2004 en 2005 nog een daling met 1,4% en 1,5% overheen. Vier jaren van koopkrachtdalingen voor huishoudens, bij elkaar meer dan 6%. Dat is niet meer vertoond sinds het a rampjaar 1672. En het had nog erger kunnen zijn, want dankzij de prijsoorlog tussen de supermarkten bleef de inflatie erg laag. Bron: Het Financieele Dagblad, 29 december 2005 Wat wordt bedoeld met koopkracht? b De inkomensgroei van een land moet worden verdeeld over verschillende groepen inkomens. Welke zijn dat? c Wat is het verschil tussen het bruto-, het besteedbare, en het gestandaardiseerd huishoudinkomen? Welke heeft het meest met de koopkracht te maken? d Waarom hebben de supermarktoorlogen een gunstige invloed op de reële huishoudinkomens? V12.2 a Bij de eenwording van Europa stemmen de deelnemende landen het beleid op allerlei terreinen op elkaar af. Toch blijven er grote verschillen tussen lonen, pensioenen, uitkeringen en belastingen. Lange tijd is er bij de vakbonden een discussie geweest of de looneisen in de diverse landen op elkaar afgestemd zouden moeten worden om te voorkomen dat bepaalde landen binnen de unie, waaronder Nederland, een concurrentievoordeel zouden kunnen behalen door lage looneisen te stellen. Wat gebeurt er met de concurrentiepositie van landen als de lonen overal gelijk zouden zijn? b Bespreek de stelling dat de arbeidsproductiviteit de bron is van individuele welvaart en de welvaart van landen. c Vakbonden hebben zich lange tijd verzet tegen prestatieloon. Zij waren van oordeel dat de op werknemers een te grote druk werd gelegd om de vereiste prestaties voor een redelijk inkomen te halen. Dat leidt tot gevaarlijke situaties op het werk voor werknemers zelf, voor andere werknemers, maar ook voor de omgeving. Een goed voorbeeld daarvan is het beroepsgoederenvervoer. Als chauffeurs tegen prestatieloon moeten rijden brengen zij het verkeer in gevaar. De laatste tijd is er een kentering in het denken over individuele prestaties en de hoogte van het individueel loon. Onder invloed van andere branches waar veel vrije beroepsbeoefenaren zijn zoals de adviessector, zijn er ook bedrijfstakken met cao’s waarin prestatieloon is toegestaan. In de adviessector is de individuele prestatie bij uitstek een maatstaf voor de individuele beloning. Wat heeft prestatieloon te maken met arbeidsproductiviteit? Open vragen en vraagstukken Algemene economie en bedrijfsomgeving 2 © 2009 Noordhoff Uitgevers bv Groningen/Houten V12.3 Pappen en nat houden In veel landen wordt druk nagedacht over de toekomst. Regeringen zijn naarstig op zoek naar een optimale mix aan maatregelen om ook de komende vijfentwintig jaar de welvaart zo veel mogelijk op peil te houden. De extra kosten door vergrijzing van de samenleving en de steeds sterkere invloed van de wereldeconomie tasten de betaalbaarheid van de verzorgingsstaat aan. Doelstellingen van de welvaartsstaat zoals solidariteit, een rechtvaardige a inkomensverdeling en sociale zekerheid dreigen in het geding te komen. Onderzoek van het Sociaal Cultureel Planbureau wijst uit dat een ruime meerderheid van de Nederlandse bevolking zeer hecht aan onze verzorgingsstaat. Versoberingen in sociale zekerheid, pensioenregelingen en gezondheidszorg worden afgewezen. Bron: De Telegraaf, 14 november 2005 Wat houdt het equivalentiebeginsel in de sociale zekerheid in? Noem enkele uitkeringen die wel en enkele die niet volgens het equivalentiebeginsel worden uitgekeerd. b In tegenstelling tot het equivalentiebeginsel is ook een minimaal stelsel mogelijk. Wat zou er bij een minimaal stelsel veranderen in het uitkeringslandschap? c Welk systeem is goedkoper? Waarom zouden dan de meeste mensen dan toch voor het bestaande stelsel zijn? Open vragen en vraagstukken Algemene economie en bedrijfsomgeving 3