fluit (les 1) fabriek, fantasie, fatsoen, feestdag, fietser, flat, flits, folder, friet vis (les 2) vandaag, vanmorgen, vanzelf, venster, verder, verderop, vierkant, vliegtuig, voetbal, voetstap, volgens, volgorde, voortaan, vraagstuk, vriendin jaar (les 3) aarde, daarnaast, daarvoor, elkaar, kostbaar, kunstenaar, nietwaar, onmisbaar, voorwaarde, welvaart heer (les 3) afkeer, eerder, kleerkast, meneer, ongeveer, zweer oor (les 3) doordat, oordeel, oorzaak, spoorweg, voorstel uur (les 3) natuur, zuur, zuurstof kraai (les 4) draai, lawaai, zwaai kooi (les 4) dooier, hooiberg, ooit, plooi, prooi, toernooi boei (les 4) moeilijk, moeite, roeiboot