De radiële snelheid van 150 miljoen sterren … De meting gebeurt door het waargenomen spectrum te vergelijken met een theoretisch nagebootst spectrum (zie poster KSB). Meetfouten zijn onvermijdelijk. Een wetenschappelijk correct resultaat betekent niet dat de meting foutloos is, maar dat je bij elke waarde een goede schatting van de fout kan geven. Daarom onderzoeken we vooraf het effect van alle mogelijke foutenbronnen in het meetproces, zowel in de apparatuur als in de software voor de data-verwerking en in het nagebootste spectrum. De Toegepaste Wiskunde speelt hierbij een belangrijke ondersteunende rol. Het waargenomen spectrum Het nagebootste spectrum De sterren waarover het gaat zijn niet zichtbaar met het blote oog. Het spectrum van een ster is als een vingerafdruk: kenmerkend voor elk individu. Het licht dat we ervan ontvangen moet dan nog eens opgesplitst worden in verschillende “bakjes” volgens zijn golflengte. Spectra van verschillende sterren kunnen sterk verschillen of zeer gelijkaardig zijn, maar ze zijn nooit exact gelijk. In elk golflengte-bakje ontvangen we uiteindelijk slechts een klein aantal fotonen (lichtdeeltjes): enkele duizenden bij de helderste sterren, maar het kunnen er ook slechts vijf zijn, of nog minder … Ter vergelijking: van de zwakste sterren die we zonder telescoop kunnen zien, ontvangt ons oog (in dezelfde belichtingstijd) meer dan 10 000 fotonen. Het “tellen” van de fotonen is een toevalsproces: er is dus onvermijdelijk een stochastische fout (de “ruis”) op het aantal dat de apparatuur aangeeft; die fout is relatief belangrijker naarmate het aantal fotonen kleiner is. Er kunnen nog andere fouten optreden, bv. cosmische straling kan de foton-telling in sommige golflengte-bakjes rechtstreeks vervalsen cosmische straling zal ook mettertijd de detector (CCD) zodanig beschadigen dat het ganse spectrum misvormd wordt Als het een beetje tegenvalt, ziet het waargenomen spectrum er bv. zó uit: Het spectrum hangt vooral (maar niet alleen) af van de temperatuur, de druk en de chemische samenstelling van de “atmosfeer” van de ster. Die “atmosferische parameters” kunnen we meestal niet zeer nauwkeurig bepalen. Daarom zijn er onvermijdelijk kleine verschillen tussen het nagebootste spectrum en het echte (ongeacht de ruis). Die verschillen vervalsen de meting, maar we hebben dit effect kunnen modelleren zodat we nu, uit de toevallige fout op de atmosferische parameters, kunnen schatten hoe groot de “vervalsing” kan zijn. Hiermee kunnen we dan rekening houden in het uiteindelijke “foutenbudget”. Drie meetmethoden Er zijn verscheidene methoden om de radiële snelheid te meten. De kwaliteit van hun resultaat hangt af van de aard van het spectrum. Omdat Gaia de meest uiteenlopende soorten sterren zal waarnemen werden drie verschillende methoden gekozen. Met elk spectrum wordt de snelheid dus driemaal bepaald. Vervolgens is er een algoritme dat deze metingen combineert tot één resultaat. De rode lijn toont wat het spectrum zou zijn zonder de ruis. Met behulp van Monte-Carlo simulatie en statistische analyse kunnen we de fout op de meting toch inschatten. Het gebruikt hierbij een kennis-databank die wordt opgebouwd door de drie methoden toe te passen op een groot aantal gesimuleerde waarnemingen en hun prestaties te registreren in de vorm van statistische kwaliteitsindicatoren. Die databank vormt a.h.w. een kaart waarmee het combinatie-algoritme zijn weg kan vinden naar het optimale resultaat. Het team dat de software heeft opgebouwd en dat verder zorgt voor de kwaliteitsbewaking, omvat medewerkers van Koninklijke Sterrenwacht van België, Observatoire de Paris Meudon, Université de Liège en Universiteit Antwerpen