DBO04 Zondag 31 januari 2016 Jozef, deel III Goedenavond allemaal. Vanavond bespreek ik voor de derde keer het leven van Jozef. Volgende week volgt deel IV. In vier lezingen ga ik op zoek naar de bouwstenen van een heel belangrijke belijdenis van Jozef aan het eind van zijn leven. Die belijdenis sprak hij uit tegenover zijn broers, die hem heel veel kwaad hadden aangedaan. Maar, zo was de uiteindelijke conclusie van Jozef: ‘Jullie hebben kwaad tegen mij bedacht, maar God heeft dat ten goede gedacht, om te doen zoals het op deze dag is: een groot volk in leven te houden’ (Genesis 50:20). Hoe kon Jozef dit zeggen? Ik besef dat het een geloofsuitspraak is. Is deze uitspraak ook toepasbaar op ons leven? Maakt God altijd het kwade goed? Komt alles uiteindelijk toch op zijn pootjes terecht? Dat zijn moeilijke vragen. Ik pak het verhaal van Jozef weer op. Na dertien jaar in de gevangenis te hebben gezeten, wordt Jozef de tweede man in het koninkrijk Egypte (Genesis 41:43). Jozef wordt de redder van Egypte én van zijn familie. Worden de dromen nu toch werkelijkheid? Ook Jozefs familie reist af naar Egypte. Overal is sprake van grote voedselschaarste. In Egypte schijnt er nog genoeg voedsel te koop te zijn. De broers van Jozef hebben hun tweede reis naar Egypte erop zitten. Een karavaan van ezels en kamelen draagt het koren dat ze gekocht hebben. De hele familie is weer compleet. Simeon, die na de eerste reis vastgezet werd, is weer vrij. Benjamin, die de tweede reis was meegegaan om Simeon weer vrij te krijgen, is ook van de partij. Wat was het spannend in Egypte. Die onderkoning was een aparte, maar vooral ook onberekenbare man. Wat had hij nu precies met hen voor? Ze wisten toen nog niet dat het Jozef was. Maar dan worden ze ingehaald door een eskadron soldaten. De beker van de onderkoning zou gestolen zijn. Hij wordt gevonden in de bagage van Benjamin. Grote consternatie. De broers besluiten samen met Benjamin terug te gaan. Terug in Egypte blijkt dat het de onderkoning alleen om Benjamin te doen is. Het is Juda die borg wil staan voor zijn jongste broer. Er gebeurt weer van alles. 398 Jozef kan zich uiteindelijk niet langer inhouden. ‘Weten jullie wel wie ik ben?’, vraagt hij heel emotioneel. ‘Ik ben jullie broer Jozef!’ Het moet als een aardschok voor de broers geweest zijn. Ze zijn verlamd van schrik. Ze kunnen geen woord uitbrengen. ‘Kom toch dichterbij!’, zegt Jozef. Dat doen ze. Weer zegt hij: ‘Ik ben Jozef! Ik ben de broer die jullie verkocht hebben. Daarna ben ik naar Egypte gebracht. Maar jullie hoeven niet bang te zijn. En jullie moeten ook niet boos op jezelf zijn, omdat jullie mij verkocht hebben. Want God heeft mij hierheen gestuurd. Hij heeft mij eerder dan jullie hierheen gestuurd om jullie leven te redden.’ Ik kan heel veel vertellen over wat daar allemaal gebeurd is. Maar ik kies ervoor om me te richten op mijn zoektocht naar de bouwstenen van de belijdenis van Jozef, die hij aan het einde van zijn leven deed. Hij zei toen dat God het kwade in zijn leven ten goede had gekeerd. Dat is een heel belangrijke uitspraak. Jozef zei iets heel opvallends: ‘Niet jullie, maar God heeft mij hierheen gestuurd.’ Allerlei vragen komen bij me op. Is Jozef vergeten wat er allemaal is gebeurd? Praat hij het kwaad dat zijn broers hem hebben aangedaan, goed? Is alles wat er gebeurd is door God voorbeschikt? Waar blijft dan de verantwoordelijkheid van de broers? We gaan op zoek. Het is heel belangrijk dat we álles lezen wat er staat. Jozef zei inderdaad tegen zijn broers dat zij niet bang hoeven te zijn, maar hij praatte niet goed wat ze hem hadden aangedaan. Daar heeft hij naar mijn mening wel heel lang en diep over nagedacht. Over de leiding van God. Over genade. Over vergeving. Jozef heeft daar sinds de komst van zijn broers genoeg tijd voor gehad. Ook voor hem moet het een grote schrik zijn geweest, toen ze ineens voor zijn neus stonden. Hij had ze al zo lang niet gezien! Hij zal gedacht hebben: Nu zijn de rollen omgedraaid. Wat ga ik zeggen? Wat moet ik doen? Hij wist het na die eerste reis van de broers nog niet. Zouden ze terugkomen? Ze kwamen terug. Nota bene met Benjamin, zijn bloedeigen broer. Het weerzien maakte hem buitengewoon emotioneel. Op een gegeven moment kon hij zich niet langer inhouden. Hij gooide alles eruit: ‘Ik ben Jozef! Ik ben de broer die jullie verkocht hebben. Daarna ben ik naar Egypte gebracht. Maar jullie hoeven niet bang te zijn. En jullie moeten ook niet boos op jezelf zijn, omdat jullie mij verkocht hebben. Want God heeft mij hierheen gestuurd. Hij heeft mij eerder dan jullie hierheen gestuurd om jullie leven te redden.’ Jozef zag twee lijnen door zijn leven lopen. Daar veranderde hij niets aan. 399 De ene lijn was wat zijn broers hem allemaal hadden aangedaan. De andere lijn was dat hij de afgelopen jaren toch op een heel wonderlijke manier de leiding van God had mogen ervaren. Nogmaals, beide lijnen liet hij bestaan. De fouten van zijn broers praatte hij niet goed. Maar op een of andere manier zag hij toch ook in dat niet hij, maar God hem deze bijzondere positie had gegeven. Hij zei twee keer tegen zijn broers: ‘Jullie hebben mij verkocht’. Hij zei ook twee keer: ‘God heeft mij voor jullie uitgestuurd’. Beide uitspraken waren waar. Belangrijk voor ons is te constateren dat Jozef dat tóén, op dát moment zei. Jozef zal echt niet al die jaren gedacht hebben dat alles wel goed zou komen. Een heleboel tegenspoed komt nooit goed. Daarom zal God ooit ook het kwaad vernietigen. Er staat in de Bijbel dat God alles zal doen medewerken ten goede. Maar er staat nog iets: ‘voor hen die geloven’. God liet Zich ondanks het verschrikkelijke optreden van de broers niet afbrengen van Zijn plan. Jozef beleed Gods wonderlijke leiding. Inderdaad, God liet het kwaad in zijn leven medewerken ten goede. Deze ontdekking is voor mij bijzonder troostvol. Jozef is een man geweest die als geen ander beleden heeft dat Gods hand zijn leven geleid heeft. Maar dat zei hij niet vooraf, maar achteraf. Achteraf kon hij in geloof terugkijken. Achteraf kun je soms ontdekken wat de winst is geweest van wat je hebt meegemaakt. Hoe onrecht of ziekte toch tot iets goeds heeft geleid. Hoe het verlies je sterker heeft gemaakt. Hoe je handicap toch nieuwe mogelijkheden gaf. Ik zeg met nadruk: soms! Soms kun je in geloof Gods Hand zien achter de gebeurtenissen. Niet altijd. Misschien wel lang niet altijd. Maar soms wel. God heeft het kwade in ons leven niet gepland. Je hoort mensen wel eens zeggen: ‘Het heeft zo moeten zijn’ of ‘Het zal wel Gods bedoeling zijn’. Volgens mijn bescheiden mening gelooft een moslim dat, maar een christen niet. God haat het kwade. God bindt de strijd aan tegen het kwade. Het kwaad, het onrecht heerst op aarde. Maar het kwaad is God niet de baas. God zal alle vijanden aan Zijn voeten onderwerpen. Dáár mag iedere gelovige in geloven. Dat is wat Jozef ook mocht meemaken. Niet het handelen van zijn broers was bepalend geweest voor zijn leven, maar Gods leiding. God had hem hierheen gebracht. De belijdenis van Jozef is niet iets wat iedereen zomaar kan nazeggen. Het is een genadig wonder, als iemand het soms in zijn eigen leven wél mag ontdekken. Dat geeft moed. Maar het is geen wet. Geen voorschrift. 400 Je bent niet verplicht om zoiets te zeggen. Hoe komt een mens aan dat geloof, aan dat vertrouwen? Als we zelf in ons leven niet kunnen constateren dat Gods goedheid zal overwinnen, wat kunnen wij dan wel doen? Letten op wat er met Jezus is gebeurd! Het historische bewijs dat God in alles het goede uitwerkt, is het leven, het sterven en de opstanding van de Here Jezus. Het kruis dat bedoeld was ten kwade, werd het redmiddel voor een verloren mensheid. Dat is de bron van hoop en de basis van ons geloof. Als God de kruisiging van Zijn Zoon kan laten bijdragen aan het goede, dan kan Hij alle verschrikkingen omkeren in het goede. Niet het gebeuren met Jozef, maar het werk van God in de Here Jezus geeft ons kracht en hoop. We mogen ondanks alles geloven dat God alles doet medewerken ten goede. 401