EUROPESE COMMISSIE Brussel, 1.2.2017 COM(2017) 48 final VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD Verslag over de werking van de Europese koolstofmarkt NL NL Inhoudsopgave 1. INLEIDING ........................................................................................................................................ 3 2. DE EU-ETS-INFRASTRUCTUUR ......................................................................................................... 6 2.1. Betrokken activiteiten, installaties en vliegtuigexploitanten ..................................................... 6 2.2. Het EU-register............................................................................................................................ 8 3. WERKING VAN DE KOOLSTOFMARKT IN 2015 ................................................................................ 9 3.1. Aanbod: de in omloop gebrachte emissierechten .................................................................. 9 3.1.1. Plafond ............................................................................................................................ 9 3.1.2. Afgegeven emissierechten ............................................................................................ 10 3.1.2.1. Toewijzing van gratis emissierechten ................................................................... 10 3.1.2.2. NER300-programma.............................................................................................. 13 3.1.2.3. Veiling van emissierechten ................................................................................... 14 3.1.2.4. Afwijking van volledige veiling voor de energiesector.......................................... 16 3.1.3. Internationale kredieten ............................................................................................... 19 3.2. Vraag: emissierechten die uit de omloop worden gehaald .................................................. 20 3.3. Evenwicht tussen vraag en aanbod ...................................................................................... 21 4. LUCHTVAART ................................................................................................................................. 25 5. MARKTTOEZICHT........................................................................................................................... 27 5.1. Juridische status van de emissierechten en fiscale behandeling.......................................... 28 6. MONITORING, RAPPORTAGE EN VERIFICATIE VAN EMISSIES ...................................................... 29 7. SAMENVATTING VAN ADMINISTRATIEVE REGELINGEN IN DE LIDSTATEN ................................... 33 8. NALEVING EN HANDHAVING ........................................................................................................ 34 9. CONCLUSIES EN VOORUITBLIK ...................................................................................................... 37 2 1. INLEIDING Sinds 2005 is het emissiehandelssysteem van de EU (EU-ETS) de hoeksteen geweest van de EU-strategie om de emissies van broeikasgassen door de industrie en de energiesector op kosteneffectieve wijze terug te dringen. Het systeem draagt in hoge mate bij aan het behalen van de doelstelling voor 2020 om emissies terug te brengen - de EU zit op schema om deze doelstelling te halen en zelfs te overschrijden. Om de doelstelling om tegen 2030 emissies met minimaal 40% te verminderen - zoals in oktober 2014 overeengekomen door leiders van de EU als onderdeel van het EU-beleidskader 2030 voor klimaat en energie - moet aanhoudende vooruitgang gewaarborgd worden. Dit nationale doel moet gezamenlijk, door de gehele EU, worden behaald op een kosteneffectieve manier en met minder emissies in zowel de ETS- als de niet-ETS-sectoren. Een goed functionerend, hervormd EU-ETS zal het belangrijkste mechanisme zijn om dit doel, dat neerkomt op 43% minder emissies dan in 2005 in de EU-ETS-sectoren, te bereiken. In juli 2015 heeft de Commissie een voorstel voor een richtlijn1 gepresenteerd om het EUETS voor het komende decennium te herzien. De hervorming en herziening van het EU-ETS is een wezenlijk onderdeel van het werk dat verricht wordt om een veerkrachtige Energieunie te verwezenlijken, wat een belangrijk beleidsgebied is voor de huidige Commissie. 1 COM (2015) 337, http://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=CELEX:52015PC0337 3 De voornaamste aspecten van het voorstel van de Commissie van juli 2015 inzake de herziening van de EU-ETS voor de vierde handelsperiode (2021-2030): het totale aantal rechten moet vanaf 2021 met 2,2% per jaar afnemen, tegenover 1,74% nu. Een meer gerichte toekenning van gratis rechten, waaronder: o aanpassing van de waarden van de benchmark in aansluiting op de technologische vooruitgang o meer gerichte groepen voor koolstoflekkage o hoeveelheid gratis toekenning beter afgestemd op de productieniveaus Verschillende mechanismen zijn de industrie en de energiesector tot steun bij kwesties van innovatie en investering bij de overgang naar een koolstofarme economie. o Twee nieuwe fondsen: Innovatiefonds - ter voortzetting van de bestaande steun voor de demonstratie van innovatieve technologieën, zodat zij in de industrie kunnen doorbreken. Moderniseringsfonds - ter facilitering van de investering in de modernisering van de energiesector en de bredere energiesystemen en ter bevordering van de energie-efficiëntie in een tiental minder kapitaalkrachtige lidstaten. Gratis emissierechten blijven beschikbaar voor de modernisering van de energiesector in deze minder kapitaalkrachtige lidstaten. De Europese Commissie stelde in juli 2016 een pakket maatregelen voor om de overgang naar een koolstofarme economie in alle sectoren in Europa te versnellen2. Een van de wetsvoorstellen3 legt bindende jaarlijkse emissiedoelstellingen voor broeikasgassen op aan lidstaten voor de periode 2021-2030 voor sectoren waar het EU-ETS niet op van toepassing is. Het nieuwe kader is in het algemeen gebaseerd op de beginselen van billijkheid, solidariteit, kosteneffectiviteit en milieu-integriteit. Een sterkere, beter functionerende Europese koolstofmarkt maakt het mogelijk om een grote bijdrage te leveren aan de overgang naar een koolstofarme Europese economie met een hogere mate van energiezekerheid. Als eerste en grootste grootschalige koolstofmarkt ter wereld, levert het EU-ETS ook een belangrijke bijdrage aan de wereldwijde inspanningen die 2 3 http://ec.europa.eu/clima/news/articles/news_2016072001_en.htm COM(2016) 482 final, http://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=CELEX:52016PC0482 4 afgelopen december in Parijs overeengekomen zijn als onderdeel van het eerste universele akkoord ter wereld op het gebied van klimaatverandering. Het eerste verslag over de toestand van de Europese koolstofmarkt4 werd bekendgemaakt in november 2012 (hierna het "koolstofmarktverslag 2012" genoemd). Met dit eerste verslag werd beoogd de werking van de koolstofmarkt te analyseren en, in het licht van het toenemende overschot aan emissierechten, na te gaan of er al dan niet regelgeving nodig was. In de context van het eerste State of the Union-verslag van de Energie-unie van november 20155 heeft de Europese Commissie een tweede verslag aangenomen over de werking van de Europese koolstofmarkt (Verslag over de koolstofmarkt 2015) als onderdeel van het voortgangsverslag inzake klimaatactie. Dit verslag had betrekking op de jaren 2013 en 2014 en presenteerde tevens enkele initiatieven die in 2015 aangenomen zijn. Dit verslag over de werking van de Europese koolstofmarkt is vereist krachtens artikel 10, lid 5, en artikel 21, lid 2, van Richtlijn 2003/87/EG6 (hierna de "EU-ETS-richtlijn" genoemd) en bestrijkt het jaar 2015, maar presenteert ook enkele initiatieven die zijn voorgesteld of goedgekeurd in 2016. De gegevens die in dit verslag zijn gebruikt, zijn de gegevens die algemeen beschikbaar waren en waarover de Commissie op 1 juni 2016 beschikte, tenzij anders vermeld. Algemene informatie over verschillende aspecten van het EU-ETS die reeds verstrekt is in eerdere verslagen over de koolstofmarkt, wordt aangegeven in kaders op verschillende plekken in dit verslag. 4 COM(2012) 652 final, http://ec.europa.eu/clima/policies/ets/reform/docs/com_2012_652_nl.pdf COM(2015) 576 – BIJLAGE 1, http://ec.europa.eu/clima/policies/strategies/progress/docs/com_2015_576_annex_1_cover_nl.pdf 6 Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap en tot wijziging van Richtlijn 96/61/EG van de Raad (PB L 275 van 25.10.2003, blz. 32). 5 5 2. DE EU-ETS-INFRASTRUCTUUR 2.1. Betrokken activiteiten, installaties en vliegtuigexploitanten Het EU-ETS is in werking binnen de 28 EU-lidstaten, IJsland, Liechtenstein en Noorwegen. Het systeem is van toepassing op circa 11 000 energiecentrales en productiefaciliteiten, naast emissies van circa 520 luchtvaartmaatschappijen die Europese luchthavens met elkaar verbinden. Circa 45% van de door de EU uitgestoten broeikasgassen vallen onder dit systeem. Vanaf de derde handelsperiode (2013-2020) zijn de sectoren met stationaire installaties waarop het EU-ETS van toepassing is, energie-intensieve industrieën, met inbegrip van elektriciteitscentrales en andere stookinstallaties met een nominaal thermisch vermogen van > 20 MW (met uitzondering van installaties voor de verbranding van gevaarlijk of huishoudelijk afval), olieraffinaderijen, cokesovens, ijzer- en staalfabrieken, fabrieken die cementklinkers, glas, kalk, bakstenen, keramische producten, pulp, papier en karton, aluminium, petrochemische stoffen, ammoniak en salpeter-, adipine-, glyoxaal- en glyoxylzuur produceren, installaties voor CO2-afvang, vervoer in pijpleidingen en geologische opslag van CO2. De toepassing van het EU-ETS op de luchtvaart is tot eind 2016 beperkt tot vluchten binnen de EER. Het EU-ETS is van toepassing op de uitstoot van kooldioxide (CO2), de uitstoot van stikstofoxide (N2O) door de productie van salpeter-, adipine- en glyoxylzuur en glyoxaal en de uitstoot van perfluorkoolwaterstoffen (PFK's) door aluminiumproductie. De EU-lidstaten mogen meer sectoren en broeikasgassen aan het EU-ETS toevoegen ("opt-inprocedure"). Volgens de verslagen die in 2016 onder artikel 21 zijn ingediend voor het verslaggevingsjaar 2015, zijn er nu in totaal iets minder dan 10 950 toegestane installaties, in vergelijking met circa 11 200 in het afgelopen jaar en circa 11 400 het jaar daarvoor. De brandstoffen die binnen de EU-ETS-activiteiten verstookt zijn, waren in 2015 nog in overgrote meerderheid van fossiele oorsprong. Daarentegen meldden 27 lidstaten7 ook het gebruik van biomassa bij bijna 2 000 installaties (1966, 18% van het totale aantal installaties). Slechts 4 lidstaten meldden geen gebruik van biomassa (FR, LI, LT, MT). De vermelding van emissies ten gevolge van biomassa was niet volledig in alle verslagen van de lidstaten op basis van artikel 21 (DK, IE, LV, PT, RO), maar gebaseerd op de gegevens die wel aangeleverd waren, kwam het gebruik van biomassa tot zo'n 125 miljoen ton CO2 (ca. 7% in 7 Voor de artikel 21-verslagen wordt met "lidstaten" de 28 EU-lidstaten en de EER-landen (IJsland, Noorwegen en Liechtenstein) bedoeld. 6 vergelijking met de gemelde emissies onder EU-ETS). Slechts twee lidstaten (DE en SE) meldden het geringe gebruik van biobrandstof door in totaal vier luchtvaartmaatschappijen8. Binnen de categorieën gebaseerd op jaarlijkse emissies9 laten de gegevens voor 2015 zien dat in 2014, 72% van de installaties van categorie A blijven, 21% van categorie B en slechts 7% van categorie C. In 2015 werden meer dan 5 700 installaties (IT uitgezonderd) gemeld als "installaties met geringe emissies" (57% van het totaal, IT uitgezonderd) 10. Het hoge percentage installaties met geringe emissies en categorie A-installaties bevestigt de relevantie van het op niveaus baseren en anderszins vereenvoudigen van de architectuur van het monitoring-, rapportage- en verificatiesysteem, waarbij rekening gehouden wordt met het evenredigheidsbeginsel. Hoewel de indeling van installaties in categorieën A, B en C en installaties met geringe emissies binnen de lidstaten doorgaans dezelfde algehele trend volgt, zijn er belangrijkere verschillen tussen de verschillende bedrijfssectoren of activiteiten waar het systeem op van toepassing is. EU-ETS-installaties die verbrandingsactiviteiten uitvoeren, zijn in alle lidstaten aanwezig. Andere activiteiten die de meeste lidstaten rapporteerden, waren olieraffinage, staalproductie en de productie van cement, kalk, glas, keramische producten en pulp en papier. Slechts twee landen (FR en NO) melden CO2-afvang en -opslag met afgifte van vergunningen. Ten aanzien van de EU-ETS-activiteiten die daarnaast zijn opgesomd voor de uitstoot van broeikasgassen anders dan CO2, wordt gemeld dat er vergunningen zijn afgegeven voor primair aluminium en PFC's in 13 landen (DE, ES, FR, GR, IS, IT, NL, NO, RO, SE, SI, SK, UK) en voor de productie van salpeterzuur en N2O in 20 landen (waarbij CY, DK, EE, IE, IS, LI, LU, LV, MT, PT, SI de uitzonderingen vormen). De overige N 2Osectoren worden slechts in drie lidstaten gemeld, ten aanzien van de productie van adipinezuur (DE, FR, IT) en de productie van glyoxaal en glyoxylzuur (DE, FR). Zoals reeds in 2015 gemeld, heeft slechts een zeer klein aantal lidstaten van de mogelijkheid gebruikgemaakt om kleine emittenten uit te sluiten van het EU-ETS in overeenstemming met artikel 27 van de EU-ETS-richtlijn. De richtlijn voorziet in deze mogelijkheid met als doel de administratieve kosten van kleine emittenten nog verder te beperken, op voorwaarde dat er gelijkwaardige maatregelen voor de beperking van broeikasgasemissies worden ingesteld. Volgens de in 2016 ingediende verslagen maken 8 landen (DE, ES, FR, HR, IS, IT, SI, UK) gebruik van deze mogelijkheid, voornamelijk voor installaties met een verbrandingsactiviteit en installaties die keramische producten maken. De totale hoeveelheid uitgesloten emissies 8 De emissies uit biobrandstof die in de artikel 21-verslagen genoemd zijn, komen overeen met 0,001% van de totale emissies van de desbetreffende luchtvaartmaatschappij. 9 Zie Verordening (EU) nr. 601/2012 van de Commissie van 21 juni 2012 inzake het monitoren en rapporteren van de emissies van broeikasgassen op basis van Richtlijn 2003/87/EG van het Europese Parlement en van de Raad, PB L 181 van 12.7.2012, blz. 30, waarbij installaties van categorie C meer dan 500 000 ton CO2e per jaar uitstoten, installaties van categorie B tussen de 500 000 en 50 000 ton CO2e per jaar en installaties van categorie A minder dan 50 000 ton CO2e per jaar. De "installaties met geringe emissies" vormen een deelverzameling van de installaties van categorie A die minder dan 25 000 ton CO2e per jaar uitstoten. 10 Italië laat nog altijd gegevens weg omtrent het aantal installaties met geringe emissies. 7 bedroeg voor 2015 ongeveer 4 miljoen ton CO2 (ruim 0,22% van de totale geverifieerde emissies), vergeleken met 3,9 miljoen ton in 2014 en 4,7 miljoen ton CO2in 2013. Het is noemenswaardig dat op basis van de door de lidstaten ingediende artikel 21-verslagen in 2016 slechts een zeer klein aantal lidstaten gebruik gemaakt heeft van de mogelijkheid die geboden wordt door artikel 13 van de Verordening inzake monitoring en rapportage11 (MRR) om het gebruik van vereenvoudigde monitoringplannen toe te staan indien er sprake is van een beperkt risico. Slechts BE (Vlaanderen), FR, HR, HU, LI en LT maken melding van het gebruik voor installaties en alleen FI, IS en PL voor de luchtvaart. Wat betreft de toepassing op luchtvaartmaatschappijen, is het aantal vliegtuigexploitanten waarvan een EU-ETS-monitoringplan is gemeld nu minder dan 530 voor 2015, vergeleken met de 610 die voor 2014 waren gemeld. 2.2. Het EU-register Het EU-register houdt de eigendom van rechten en de transacties ten aanzien van rechten bij op dezelfde manier als een bank, waarbij het in zijn boeken bijhoudt wat het saldo is en welke transacties tussen de rekeningen plaatsvinden. Dit register wordt door de Commissie beheerd en onderhouden, hoewel de nationale registeradministrateurs in alle 31 landen die aan het EU-ETS deelnemen de contactpersoon blijven voor de vertegenwoordigers van meer dan 20 000 gebruikersrekeningen (bedrijven of natuurlijke personen). Dit register biedt Europese emittenten, handelaars en 31 nationale overheden de mogelijkheid om zaken te doen ten aanzien van het EU-ETS: bijvoorbeeld het toewijzen van gratis rechten aan de exploitanten van vaste installaties en vliegtuigen, het bijhouden van de emissies van emittenten (vaste installaties en luchtvaart), emittenten, professionele handelaren en natuurlijke personen toestaan om voltooide handel uit te voeren door rechten van de ene naar de andere rekening te verplaatsen, of de emittenten hun emissies laten compenseren door rechten in te leveren. Daarnaast wordt het register gebruikt om het besluit inzake de verdeling van de inspanningen* uit te voeren en om rechten te veilen. Tegelijkertijd stelt het EU-register de deelnemende landen in staat om zich te houden aan de regels van het Kyotoprotocol van de Verenigde Naties: bijvoorbeeld het intrekken of schrappen van eenheden van het Kyotoprotocol. *Beschikking nr. 406/2009/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 inzake de inspanningen van de lidstaten om hun broeikasgasemissies te verminderen om aan de verbintenissen van de Gemeenschap op het gebied van het verminderen van broeikasgassen tot 2020 te voldoen, PB L 140 van 5.6.2009, blz. 136. 11 Verordening (EU) nr. 601/2012 (zie voetnoot 8). 8 Via het EU-register zullen Malta en Cyprus in 2016 op het internationale transactielogboek (ITL) van de Verenigde Naties aangesloten worden. Ook zal het register dan, in afstemming met de Verenigde Naties, uitvoering geven aan de benodigde functionaliteit om de processen uit te voeren die gedefinieerd zijn in het Besluit 3/CMP.11 van de Conferentie van de Partijen van het Kyotoprotocol12. De Commissie administreert het EU-register centraal, in samenspraak met de nationale registeradministrateurs en streeft voortdurend naar de verbetering van de functionaliteiten, beveiliging en gebruikersvriendelijkheid van het register. Nadere gedetailleerde informatie over het EU-ETS is te vinden in het ETS-handboek13. 3. WERKING VAN DE KOOLSTOFMARKT IN 2015 Dit hoofdstuk biedt nadere informatie omtrent de vraag- en aanbodzijde van het EU-ETS, waaronder het plafond, gratis toewijzing, het NER300-programma, veilingen, de afwijking van volledige veilingen voor de energiesector in bepaalde lidstaten en het gebruik van internationale kredieten. Voor wat de vraagzijde betreft, wordt er informatie gegeven over de geverifieerde emissies en het evenwicht tussen vraag en aanbod. 3.1. Aanbod: de in omloop gebrachte emissierechten 3.1.1. Plafond Het EU-ETS functioneert volgens het beginsel van handel onder een absoluut emissieplafond ("cap-and-trade"). Het plafond is de absolute hoeveelheid broeikasgassen die in het systeem mag worden uitgestoten zonder de emissiereductiedoelstelling in het gedrang te brengen en komt overeen met het aantal in omloop gebrachte emissierechten gedurende een handelsperiode. Voor de derde en volgende handelsperiodes is het plafond op EU-niveau vastgesteld in de EU-ETS-richtlijn. Het plafond neemt elk jaar lineair af met 1,74% van de gemiddelde totale hoeveelheid emissierechten die tussen 2008-2012 op jaarbasis zijn uitgegeven. Tabel 1 toont de plafonds voor elk jaar in de periode 2013-2020 (handelsperiode 3). 12 13 http://unfccc.int/resource/docs/2015/cmp11/eng/08a01.pdf http://ec.europa.eu/clima/publications/docs/ets_handbook_en.pdf 9 Tabel 1: EU-ETS-plafond 2013-2020 Jaar Jaarlijks plafond (zonder luchtvaart) 2013 2 084 301 856 2014 2 046 037 610 2015 2 007 773 364 2016 1 969 509 118 2017 1 931 244 873 2018 1 892 980 627 2019 1 854 716 381 2020 1 816 452 135 3.1.2. Afgegeven emissierechten 3.1.2.1. Toewijzing van gratis emissierechten Hoewel in de derde handelsperiode de veiling de standaardmethode is om emissierechten toe te wijzen aan bedrijven die deelnemen aan het EU-ETS, worden bepaalde rechten nog gratis toegewezen tot na 2020. Daarbij gelden de volgende beginselen: elektriciteitsopwekking ontvangt geen gratis rechten meer (zie hoofdstuk 3.1.2.4.) rechten worden gratis toegewezen zoals bepaald in voor de gehele EU geharmoniseerde regels de gratis emissierechten worden toegewezen op basis van prestatiebenchmarks, zodat exploitanten meer worden gestimuleerd om broeikasgasemissies te verminderen en de meest doeltreffende installaties worden beloond er wordt een EU-brede reserve voor nieuwe deelnemers (NER) gevormd ter hoogte van 5% van de totale emissierechten voor de derde handelsperiode (in geld uitgedrukte waarde van 300 miljoen rechten uit deze reserve heeft het NER300programma gefinancierd, zie hoofdstuk 3.1.2.2.) Industriële installaties krijgen gratis rechten toegewezen om een antwoord te bieden op mogelijke koolstoflekkage (bedrijven die hun productie vanwege de kosten van klimaatbeleid naar derde landen verplaatsen, waar er minder sterke beperkingen gelden ten aanzien van de uitstoot van broeikasgassen, zodat hun totale emissies mogelijk toenemen). De sectoren en sub-sectoren waarbij men van mening is dat er een belangrijk risico op koolstoflekkage bestaat, worden op een officiële lijst geplaatst die op dit moment de periode 2014-2019 bestrijkt. 10 Over de derde handelsperiode zal 39% van de totale hoeveelheid aan beschikbare rechten gratis worden toegewezen aan industriële en elektriciteitsopwekkende installaties op basis van de door hen geproduceerde warmte. Dit aandeel van de gratis toewijzingen zal nog verder toenemen vanwege de toewijzingen aan nieuwkomers tot en met 2020. Thans kan nog niet bepaald worden hoeveel van de reserve voor nieuwkomers in de komende jaren gebruikt zal worden. Indien de trends aanhouden, wordt echter verwacht dat maximaal 2% van het plafond daarnaast gratis kan worden toegewezen uit de NER. De gratis toewijzingen voor de derde handelsperiode worden daarom verwacht uit te komen op rond de 41% van het totaal. Voorts wordt 2% van het totale plafond gebruikt om het NER300-programma te financieren (zie hoofdstuk 3.1.2.2.). Het aandeel van veilingen in de derde handelsperiode bedraagt zo 57%. Nieuwe installaties in het EU-ETS en installaties die hun capaciteit vergroten komen in de derde handelsperiode in aanmerking voor aanvullende toewijzing van gratis emissierechten uit de NER. In de oorspronkelijke NER zaten, na aftrek van de 300 miljoen emissierechten voor het NER300-programma, 480,2 miljoen emissierechten. Op 1 juli 2016 waren 109,2 miljoen emissierechten voorbehouden aan 492 installaties voor de gehele duur van de derde handelsperiode. De resterende NER komt tot 371,0 miljoen emissierechten die in de toekomst kunnen worden toegewezen aan verdere nieuwe installaties of bestaande installaties die hun capaciteit vergroten. Men verwacht wel dat tal van deze emissierechten in de reserve zullen blijven zitten. Op 1 juli 2016 lag het aantal toegewezen emissierechten ten opzichte van het oorspronkelijke aantal dat werd gebruikt om de emissierechten voor de derde handelsperiode te berekenen, ongeveer 231,4 miljoen lager. Dat was het gevolg van installaties die werden gesloten of die hun productie of productiecapaciteit hebben afgebouwd. Tabel 2: Het aantal gratis emissierechten (in miljoen) dat aan de industrie is toegewezen in 2013, 2014, 2015 en 201614 2013 2014 2015 2016 Toewijzing van gratis emissierechten15 (EU-28+EER-staten) 903,0 874,8 847,6 821,4 Toewijzing uit de reserve voor nieuwkomers (greenfieldinvesteringen en capaciteitstoenames) 11,0 14,2 14,9 14,5 14 Deze cijfers zijn gebaseerd op kennisgevingen tot juli 2016 en kunnen later, als gevolg van nieuwe kennisgevingen door de lidstaten, nog sterk wijzigen. 15 Oorspronkelijk aantal, incl. de uiteindelijk niet-toegewezen rechten als vermeld onderaan in de tabel. 11 Gratis emissierechten die niet zijn toegewezen als gevolg van sluitingen of wijzigingen in de productie of productiecapaciteit 40,7 58,4 68,6 63,7 Doordat de vraag naar gratis toewijzing de beschikbare hoeveelheid oversteeg, is de toewijzing voor alle installaties in de ETS verminderd met hetzelfde percentage door een correctiefactor over de sectoren heen toe te passen (zoals bepaald in de ETS-richtlijn). Deze correctiefactor vertegenwoordigt een afname in vrije toewijzingen van ongeveer 6% in 2013, die jaarlijks toeneemt tot deze in 2020 de 18% bereikt. Na een aantal verzoeken aan nationale rechtbanken voor een voorlopige uitspraak, heeft het Europese Hof van Justitie in april 2016 in zijn arrest16 per 1 maart 2017 de thans van toepassing zijnde waarden van de correctiefactor ongeldig verklaard. De correctiefactor zal herberekend moeten worden door de door het Europese Hof van Justitie aangegeven aanpak te volgen met betrekking tot het uitgebreide toepassingsgebied van het EU-ETS (met inbegrip van nieuwe activiteiten en gassen per 2013). De herziene waarden zullen van toepassing zijn op alle gratis toewijzingen in 2018 tot en met 2020 en zullen de gratis toewijzing aan de industrie verminderen, terwijl de te veilen hoeveelheden voor die jaren zullen toenemen. 16 Gevoegde zaken C-191/14, C-192/14, C-295/14, C-389/14 en C-391/14 tot en met C-393/14. 12 3.1.2.2. NER300-programma NER300 is een van de grootste financieringsprogramma's ter wereld voor innovatieve, koolstofarme energiedemonstratieprojecten. De financiële middelen worden gehaald uit de tegeldemaking van 300 miljoen emissierechten van de NER die voor de derde handelsperiode van het EU-ETS is ingesteld. Het programma is gericht op de demonstratie van milieuveilige technologieën op de gebieden van koolstofafvang en opslag (CCS) en innovatieve hernieuwbare energie op commerciële schaal binnen de Europese Unie. De middelen uit deze tegeldemaking zijn toegekend aan projecten die geselecteerd zijn via twee oproepen tot het indienen van voorstellen, in december 2012 en juli 2014. Er is in totaal 2,1 miljard EUR toegekend aan een CCS en 37 hernieuwbare-energieprojecten binnen 19 lidstaten van de EU. Verwacht wordt dat deze tot ruim 2,7 miljard EUR aan particuliere investeringen zullen leiden. Op dit moment zijn drie NER300-projecten operationeel: het bioenergieproject BEST in Italië, het bioenergieproject Verbiostraw in Duitsland en Windpark Blaiken in Zweden (zie het Koolstofmarktverslag 2015 voor details). Tabel 3: NER300-projecten toegewezen onder de eerste oproep tot voorstellen 17 Lopende projecten 16 In werking getreden projecten 3 Ingetrokken projecten 1 Totaal 20 17 Zoals bepaald in het Besluit 2010/670/EU van de Commissie (NER300-besluit), moeten de projecten die zijn toegewezen onder de eerste oproep in 2012 een definitief investeringsbesluit nemen tegen het einde van 2016, terwijl dit voor projecten die onder de tweede oproep zijn toegewezen voor eind juni 2018 voorzien wordt. 13 3.1.2.3. Veiling van emissierechten Veilingen zijn een transparante manier om emissierechten toe te wijzen, waarbij marktdeelnemers rechten tegen marktprijzen kunnen verwerven. Vanaf het begin van de derde handelsperiode van het EU-ETS is veilen via de primaire markt de standaardmethode om emissierechten toe te wijzen; dit betekent dat meer dan de helft van de rechten geveild moet worden, waarbij dit aandeel tijdens de handelsperiode continu stijgt. Veilingen vallen onder de veilingsverordening* die de tijdstippen, administratie en andere aspecten bepaalt van hoe veilingen plaats moeten vinden om een open, transparant, geharmoniseerd en niet-discriminerend proces te waarborgen. * Verordening (EU) nr. 1031/2010 van de Commissie van 12 november 2010 inzake de tijdstippen, het beheer en andere aspecten van de veiling van broeikasgasemissierechten overeenkomstig Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap, PB L 302 van 18.11.2010, blz. 1. Deze veilingen hebben tijdens de verslagperiode plaatsgevonden door middel van het volgende veilingplatform: European Energy Exchange AG ("EEX"), functionerend als het gemeenschappelijke veilingplatform voor 25 lidstaten die deelnemen aan een gemeenschappelijke inkoopprocedure en voor Polen dat ervoor gekozen heeft niet aan de gemeenschappelijke inkoopprocedure deel te nemen, maar nog geen eigen veilingplatform heeft aangewezen; vanaf 5 september 2016 houdt EEX de veilingen als het tweede gemeenschappelijke veilingplatform, als zodanig aangewezen op 13 juli 2016. EEX, dat veilingen houdt voor Duitsland als een "opt-out" veilingplatform; ICE Future Europe ("ICE"), dat veilingen houdt voor het Verenigd Koninkrijk als een "opt-out" veilingplatform. IJsland, Liechtenstein en Noorwegen zijn nog niet gestart met de veiling van hun emissierechten. EEX, dat veilingen houdt namens 27 lidstaten (25 lidstaten die meewerken aan een gemeenschappelijk veilingplatform, Duitsland en Polen), veilde 88% van de totale geveilde hoeveelheid. De resterende 12% van de totale hoeveelheid werd door ICE namens het Verenigd Koninkrijk geveild. Op 30 juni 2016 werden al meer dan 820 veilingen gehouden voor de derde handelsperiode. De tabel hierna bevat een overzicht van de hoeveelheden emissierechten van de derde handelsperiode die door EEX en ICE in 2012 (de zogenoemde vooruitgeschoven veilingen18), 2013, 2014, 2015 en 2016 zijn geveild. Bij het vaststellen van de hoeveelheid 18 Er werden in 2012 vooruitgeschoven veilingen van emissierechten van de derde handelsperiode gehouden naar aanleiding van de algemeen toegepaste handelspraktijk in de elektriciteitssector, met name het verkopen 14 algemene emissierechten is rekening gehouden met het besluit om 900 miljoen emissierechten uit 2014, 2015 en 2016 tot en met 2019 en 2020 te "backloaden", zoals bepaald in Verordening (EU) nr. 176/2014 van de Commissie, en bij het vaststellen van de hoeveelheid emissierechten voor de luchtvaart is rekening gehouden met de tijdelijke afwijkingen voor de luchtvaartsector zoals bepaald in Besluit nr. 377/2013/EU en Verordening (EU) nr. 421/2014. Tabel 4: Hoeveelheden emissierechten van de derde handelsperiode die door EEX en ICE zijn geveild Jaar Aantal geveilde algemene emissierechten Aantal geveilde emissierechten voor de luchtvaart 2012 89 701 500 2 500 000 2013 808 146 500 0 2014 528 399 500 9 278 000 2015 632 725 500 16 390 500 2016 380 585 000 3 028 000 De veilingen verliepen in het algemeen vlot, zonder grote problemen of incidenten, en de toewijzingsprijzen lagen in het algemeen in de lijn van de prijzen op de secundaire markt. Er is in de verslagperiode één veiling geannuleerd die door EEX voor Polen werd gehouden. Deze annulering is de eerste na slechts drie annuleringen die in 2013 plaatsvonden, kort nadat de veilingen voor de derde handelsperiode van start gingen. Een overzicht van de toewijzingsprijzen voor alle veilingen van algemene emissierechten tussen 2013 en 30 juni 2016, aantallen deelnemers en het dekkingspercentage inbegrepen, is opgenomen in aanhangsel 2 bij de bijlage. De veilingplatforms maken de resultaten van elke veiling uitvoerig bekend op specifieke websites. Daarnaast brengen Duitsland, Polen en het VK, alsmede de Commissie namens de lidstaten die het gemeenschappelijke veilingplatform gebruiken, maandelijks verslagen uit van de veilingen19 waarin nadere informatie te vinden is over hoe de veilingen verlopen zijn, waaronder de deelname, dekkingspercentages en prijzen. De totale opbrengsten van de veilingen tussen 2012 en juni 2016 oversteeg de 14 miljard EUR. De EU-ETS-richtlijn bepaalt dat minimaal 50% van de opbrengsten van veilingen, van stroom op basis van forwards en het aankopen van de vereiste inputs (met inbegrip van emissierechten) bij de verkoop van de output. 19 Deze verslagen kunnen worden geraadpleegd op de specifieke website van de Commissie, waarop ook andere informatie over de veilingen te vinden is: http://ec.europa.eu/clima/policies/ets/auctioning/documentation_en.htm 15 waaronder alle opbrengsten uit emissierechten die zijn uitgegeven ten behoeve van solidariteit en groei, gebruikt moeten worden door de lidstaten voor doelstellingen die met klimaat en energie te maken hebben. In 2015 leverde het veilen van ETS-rechten 4,9 miljard EUR op voor de lidstaten. Volgens de informatie die bij de Commissie is ingediend, hebben de lidstaten in 2015 gemiddeld 77% van deze opbrengsten besteed (of waren zij voorgenomen deze te besteden) aan door hen aangeduide doelstellingen die met klimaat of energie te maken hadden20. Nadere informatie over het gebruik van de opbrengsten van veilingen zal ter beschikking worden gesteld in het "State of the Union"-verslag van de energie-unie van 2016. In december 2015 is de Commissie een openbare raadpleging gestart over de werking van de veilingverordening21. Met uitzondering van een paar aspecten waar technische verbeteringen overwogen konden worden, bevestigen de uitkomsten van de veilingen en de reacties op de openbare raadpleging dat de huidige architectuur van de veilingverordening doorgaans zorgt voor een soepele, doeltreffende en doelmatige uitvoering van de veilingen en de toewijzing van emissierechten, met inbegrip van het beperkte opt-out stelsel. 3.1.2.4. Afwijking van volledige veiling voor de energiesector Artikel 10 quater van de EU-ETS-richtlijn stelt een afwijking van de algemene veilingregel vast om investeringen in de modernisering van de elektriciteitssector in bepaalde lidstaten te stimuleren. Acht van de tien in aanmerking komende lidstaten* maken van deze afwijking gebruik en wijzen gratis emissierechten toe aan installaties voor elektriciteitsproductie, op voorwaarde dat deze overeenkomstige investeringen uitvoeren. De gratis emissierechten die op grond van artikel 10 quater worden toegewezen, worden in mindering gebracht op de hoeveelheid emissierechten die de betreffende lidstaat anders zou veilen. Afhankelijk van de nationale regels die deze afwijking ten uitvoer leggen, kunnen installaties voor elektriciteitsproductie gratis emissierechten toegewezen krijgen voor een waarde die gelijk is aan de investeringen die ze uitvoeren of hebben uitgevoerd en die zijn opgenomen in het nationale investeringsplan, of voor een waarde die gelijk is aan de financiële bijdragen aan een nationaal fonds waarmee dergelijke investeringen worden gefinancierd. *Bulgarije, Cyprus, Estland, Hongarije, Letland, Litouwen, Malta, Polen, Roemenië en de Tsjechische Republiek komen in aanmerking voor de afwijking. Malta en Letland hebben beslist er geen gebruik van te maken. Tabel 5 bevat het aantal emissierechten dat gratis werd toegewezen aan installaties voor elektriciteitsproductie in 2015. Het maximale aantal emissierechten per jaar is vermeld in 20 21 Zie daarvoor artikel 10, lid 3, van de EU-ETS-richtlijn. http://ec.europa.eu/clima/consultations/articles/0028_en.htm 16 aanhangsel 1 bij bijlage. Als het aantal toegewezen emissierechten lager is dan het toegelaten maximum, kunnen deze niet-gebruikte emissierechten gratis worden toegewezen in de volgende jaren, afhankelijk van wat in de desbetreffende nationale regels van de lidstaat is bepaald. De emissierechten die niet krachtens de afwijkingsregel gratis worden toegewezen, worden uiteindelijk geveild. In het eerste jaar konden investeringen van juni 2009 en later die zijn opgenomen in het nationaal plan, worden gerapporteerd. Voor 2013 en 2014 werden kosten gerapporteerd voor 500 investeringen, waarvan 135 voltooid waren, 22 als geannuleerd gerapporteerd zijn en de overige als nog lopend, maar niet voltooid. De totale waarde van de gemelde investeringssteun tijdens 2009 tot en met 2015 is ongeveer 9,49 miljard EUR. Ongeveer 80% hiervan is besteed aan het verbeteren en renoveren van infrastructuur, terwijl de overige investeringen te maken hadden met schone technologieën of de diversificatie van het aanbod. Enkele voorbeelden van investeringen zijn een nieuwe stoomturbine op basis van warmtekrachtkoppeling en condensatie in Estland (modernisering van infrastructuur), vernieuwing van stadsverwarmingsnetten in Bulgarije (verbetering van infrastructuur), vervanging van kolen door hernieuwbare-energiebronnen op basis van afval in de Tsjechische Republiek (schone technologieën) en de constructie van een interconnectoraardgaspijpleiding in Hongarije (diversificatie van de energievoorziening). Tabel 5: Aantal gratis emissierechten dat krachtens artikel 10 quater is uitgegeven Aantal gratis emissierechten aangevraagd per lidstaat LS 2013 2014 2015 BG 11 009 416 9 779 243 8 259 680 CY 2 519 077 2 195 195 1 907 302 CZ 25 285 353 22 383 398 20 623 005 EE 5 135 166 4 401 568 3 667 975 HU 7 047 255 0 - LT 322 449 297 113 269 475 PL 65 992 703 52 920 889 43 594 320 RO 15 748 011 8 591 461 9 210 797 Totaal 133 059 430 100 568 867 87 532 554 17 Figuur 1: Aantal gratis emissierechten dat krachtens artikel 10 quater is uitgegeven De lidstaten die van de afwijking gebruikmaken, zijn op grond van de EU-ETS-richtlijn verplicht jaarlijks verslag uit te brengen over de uitvoering van de in het nationale plan vermelde investeringen. De aanvragen moeten ook worden bekendgemaakt. In de praktijk blijkt dat het formaat en de inhoud van de reeds bekendgemaakte verslagen verschillen. Soms beperken de lidstaten de inhoud of voegen ze informatie over investeringskosten samen om redenen van zakelijke vertrouwelijkheid. De verslagen worden doorgaans bekendgemaakt op de website van het verantwoordelijke ministerie, bv. het ministerie van Energie (Bulgarije, Roemenië, Litouwen) of het ministerie van Milieu (de Tsjechische Republiek, Cyprus, Estland, Hongarije, Polen). Rechten die niet gratis worden toegewezen, worden geveild. De onderstaande getallen laten de huidige verdeling zien van de emissierechten voor 2013, 2014 en 2015. Zo heeft Polen rond de 50 miljoen ongebruikte emissierechten, die in mindering gebracht zijn op haar aandeel in de emissierechten die geveild zijn in 2013 en 2014, maar nog niet gratis zijn weggegeven. Figuur 2: Verdeling van emissierechten (toegewezen, geveild, resterend ongebruikt) Toegewezen emissierechten Geveilde emissierechten Resterende ongebruikte emissierechten 18 3.1.3. Internationale kredieten De deelnemers aan het EU-ETS mogen op grond van deze regeling gebruikmaken van kredieten uit het mechanisme voor schone ontwikkeling (CDM) en gezamenlijke uitvoering (JI), twee kredietprogramma's op VN-niveau, om aan een deel van hun EUETS-plichten* te voldoen. Deze mogelijkheid bestaat tot 2020. In de derde handelsperiode worden kredieten niet meer rechtstreeks ingeleverd, zoals het geval was in de tweede handelsperiode, maar kunnen ze op elk moment tijdens het kalenderjaar worden ingeruild voor emissierechten. Een aantal regels is van toepassing op het gebruik van kredieten door deelnemers aan het EU-ETS, bijvoorbeeld kwaliteitsstandaarden, geen kernenergie-, bebossings- en herbebossingsprojecten, geen kredieten uit nieuwe projecten die na 2013 geregistreerd zijn in landen met uitzondering van de minste ontwikkelde landen. Ook gelden kwantitatieve regels over het maximale aantal kredieten dat ingezet mag worden door exploitanten en vliegtuigexploitanten**. * Zowel CDM- als JI-projecten genereren Kyoto-koolstofkredieten: respectievelijk gecertificeerde emissiereducties (CER's) en emissiereductie-eenheden (ERU's), die elk gelijk zijn aan 1 ton CO2. ** Verordening (EU) nr. 1123/2013 van de Commissie van 8 november 2013 tot vaststelling van rechten op het gebruik van internationale kredieten overeenkomstig Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 299 van 9.11.2013, blz. 32) Hoewel de exacte hoeveelheid kredietrechten in de tweede en derde handelsperiode gedeeltelijk afhangt van de hoeveelheid toekomstig geverifieerde emissies, ramen marktanalisten deze hoeveelheid op ongeveer 1,6 miljard kredieten. Op 30 april 2016 kwam het totaal aan internationale kredieten dat gebruikt of ingeruild is op 1,468 miljard, meer dan 90% van het maximaal toegestane aantal. De Europese Raad heeft voor na 2020 gekozen voor binnenlandse doelstellingen om emissies terug te dringen, wat betekent dat tijdens de volgende handelsperiode geen gebruik gemaakt kan worden van internationale kredieten. De onderstaande grafieken bevatten een weergave van het inruilen van internationale kredieten. Zie voor een volledig overzicht aanhangsel 3 bij bijlage. 19 Figuur 3: Overzicht van ingeruilde internationale kredieten op 31 oktober 2016 Overzicht van ingeruilde internationale kredieten op 31 oktober 2016 ERU's 47% CER's 53% 3.2. Vraag: emissierechten die uit de omloop worden gehaald Volgens ramingen op basis van informatie uit het EU-register is de uitstoot van broeikasgassen door installaties die deelnemen aan de EU-regeling voor de handel in emissierechten (EU-ETS) in 2015 met bijna 0,4% gedaald. Dit bevestigt de dalende trend van de afgelopen vijf jaar dat het stelsel in werking was. Tabel 6: Geverifieerde emissies Jaar 2011 2012 2013 2014 2015 Geverifieerde emissies (in miljard ton CO2equivalenten) 1886 1867 1895 1812 1800 Verandering ten 20 opzichte van jaar x-1 -1,8% -2% -3% -4,5% -0,4% Groei van het reële bbp EU-28 1,7% -0,5% 0,2% 1,5% 2,2% Bron: openbare website van het EU-transactielogboek (EUTL) (http://ec.europa.eu/environment/ets/). Bbp-gegevens als weergegeven op: http://epp.eurostat.ec.europa.eu/tgm/table.do?tab=table&init=1&plugin=1&language=en&pcode=tec00115 (geopend in september 2016). Over geverifieerde luchtvaartemissies wordt apart verslag uitgebracht in hoofdstuk 4. Het aantal vrijwillig geannuleerde emissierechten (niet gebruikt voor conformiteit) bedraagt 69 627 emissierechten in 2015. Er zijn in totaal 130 124 geannuleerde emissierechten geregistreerd. 3.3. Evenwicht tussen vraag en aanbod Bij aanvang van de derde handelsperiode werd het EU-ETS gekenmerkt door een onbalans tussen de vraag naar en het aanbod van emissierechten, met als gevolg een overschot van ongeveer 2,1 miljard emissierechten in 2013. In 2014 nam dit licht af naar ruim 2,07 miljard en in 2015 daalde het aanzienlijk naar 1,78 miljard emissierechten. De afname in het overschot komt overeen met de afname van de geveilde hoeveelheden vanwege het invoeren van de backloading-regeling22 die voorzag in het uitstel van het veilen van 400 miljoen emissierechten in 2014, 300 miljoen in 2015 en 200 miljoen in 2016. Deze emissierechten zullen uiteindelijk worden overbracht naar de marktstabiliteitsreserve. Zonder deze backloading zou het overschot in 2015 bijna 40% hoger zijn geweest. Emissies namen slechts in geringe mate af in 2015, wat leidde tot een belangrijke netto-afname van het verschil tussen vraag en aanbod. Als maatregel tegen de structurele onevenwichtigheid tussen vraag en aanbod heeft de Commissie een wetgevingsvoorstel ingediend om een marktstabiliteitsreserve in te stellen en het veilingaanbod van emissierechten flexibeler te maken. In 2015 is er een akkoord bereikt over de marktstabiliteitsreserve23 en in 2019 zal deze ingevoerd worden. 22 Besluit nr. 1359/2013/EU van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende wijziging van Richtlijn 2003/87/EG ter verduidelijking van de bepalingen inzake de tijdstippen van de veilingen van broeikasgasemissierechten, PB L 343 van 19.12.2013, blz. 1. 23 Besluit (EU) 2015/1814 van het Europees Parlement en de Raad van 6 oktober 2015 betreffende de instelling en de werking van een marktstabiliteitsreserve voor de EU-regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten en tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG, PB L 264 van 9.10.2015, blz. 1. 21 Een kernelement voor de werking van de marktstabiliteitsreserve is het totale aantal emissierechten in omloop (TNAC). Er worden emissierechten aan de reserve toegevoegd als dit totale aantal hoger ligt dan een vooraf bepaalde bovengrens (833 miljoen emissierechten) en emissierechten worden uit de reserve gehaald als dit totale aantal onder een vooraf bepaalde ondergrens ligt (minder dan 400 miljoen emissierechten of als maatregelen zijn aangenomen krachtens artikel 29 bis van de EU-ETS-richtlijn). De marktstabiliteitsreserve neemt dus emissierechten op of geeft ze vrij als het totale aantal emissierechten in omloop buiten een vooraf bepaald bereik ligt. Ge-backloade en zogenaamde niet-toegewezen* emissierechten zullen ook door de reserve worden geabsorbeerd. Het aanbod aan emissierechten bestaat uit de emissierechten van de tweede handelsperiode (2008-2012) die zijn overgedragen, geveilde emissierechten, toegewezen gratis emissierechten en de emissierechten in de NER; de vraag wordt daarentegen bepaald door de emissies van de installaties en de geannuleerde emissierechten. Zie voor meer informatie tabel 1 in aanhangsel 4 bij bijlage. Het uitgangspunt voor het vaststellen van het totale aantal emissierechten in omloop, is het totale aantal overblijvende emissierechten na de tweede handelsperiode van het EU-ETS dat niet werd ingeleverd of geannuleerd.** Dit "overdrachtstotaal" bedraagt 1 749 540 826 emissierechten (exclusief de vooruitgeschoven veilingen van emissierechten van de derde handelsperiode in 2012, maar inclusief het gebruik van internationale kredieten voor aanvang van de derde handelsperiode. Het totale bedrag van de internationale kredieten die sinds 2008 zijn gebruikt, is opgenomen in hoofdstuk 3.1.3. vertegenwoordigt dus het exacte aantal ETS-rechten dat in omloop was aan het begin van de derde handelsperiode van het EU-ETS. Het totale aantal emissierechten in omloop, dat relevant is voor het bepalen van de opname in en vrijgave uit de marktstabiliteitsreserve, wordt aan de hand van de volgende formule berekend: totale aantal emissierechten in omloop = aanbod – (vraag*** + emissierechten in de marktstabiliteitsreserve) * Niet-toegewezen emissierechten zijn emissierechten die niet zijn toegewezen op grond van artikel 10 bis, lid 7, van de EU-ETS-richtlijn, met name emissierechten die in de reserve voor nieuwkomers blijven zitten, en als gevolg van de toepassing van artikel 10 bis, leden 19 en 20, met name emissierechten die bestemd zijn om kosteloos toe te wijzen aan installaties, maar die uiteindelijk niet zijn toegewezen wegens (gedeeltelijke) stopzetting van de activiteiten of een sterke capaciteitsdaling. ** Deze emissierechten werden vervangen door emissierechten van de derde handelsperiode aan het einde van de tweede handelsperiode. Er zijn geen andere emissierechten van voor de derde handelsperiode die deel uitmaken van het totale aantal emissierechten in omloop. Voor meer informatie over de overdracht van emissierechten kunt u terecht op het volgende internetadres http://ec.europa.eu/clima/policies/ets/registry/faq_en.htm *** Dit omvat ook de geannuleerde emissierechten. Het jaarlijkse koolstofmarktverslag maakt de consolidatie mogelijk van de cijfers voor vraag en aanbod, die worden bekendgemaakt volgens het tijdschema voor de rapportageplichten als 22 vastgelegd in de EU-ETS-richtlijn en de uitvoeringsbepalingen. Dit tijdschema, de relevante gegevens en het toepassingsgebied zijn opgenomen in tabel 2 in aanhangsel 4 bij bijlage. Aangezien de marktstabiliteitsreserve in 2019 operationeel zal worden, zal de Commissie vanaf 2017, rond midden mei, op regelmatige tijdstippen het totale aantal emissierechten in omloop voor het voorbije jaar bekendmaken. Figuur 424 stelt de cumulatieve vraag- en aanbodcijfers voor ETS aan het einde van 2014 voor. Het totale aanbod in 2013 bedroeg ongeveer 2,18 miljard emissierechten, en de totale vraag ongeveer 1,96 miljard emissierechten. In 2014 daalden zowel de totale vraag als het totale aanbod tot ongeveer 1,87 miljard emissierechten. In 2015 daalde het aanbod naar 1,58 miljard emissierechten, terwijl de vraag marginaal afnam naar 1,85 miljard emissierechten. Daardoor nam het overschot in 2013 toe met ongeveer 220 miljoen emissierechten tot meer dan 2 miljard emissierechten, bleef het stabiel in 2014 en nam het daarna weer af in 2015 naar ongeveer 1,78 miljard emissierechten. Het overschot is dan ook op het laagste niveau sinds het begin van de huidige handelsperiode. Het afgenomen aanbod in 2014 en 2015 kwam ook overeen met lagere geveilde hoeveelheden vanwege het invoeren van backloading. Figuur 5 laat de ontwikkeling van vraag en aanbod tussen 2013 en 2015 zien. 24 Deze cijfers voor 2013-2015 zijn gebaseerd zijn op de meest recente gegevens voor deze jaren, die te vinden zijn in het EU-transactielogboek (EUTL). Dit impliceert dat zij recente gegevens over 2013, 2014 en 2015 kunnen bevatten. 23 Figuur 4: Evenwicht tussen de cumulatieve vraag en het cumulatieve aanbod aan het einde van 2015 Aanbod (cumulatief, miljoen) Vraag (cumulatief, miljoen) Toewijzing van gratis emissierechten Ingeruilde internationale kredieten Toewijzing van gratis emissierechten (NER) Toewijzing van gratis emissierechten (10 quater) Tegeldemaking NER300 door EIB Veiling Annuleringen Geverifieerde emissies Vooruitgeschoven veiling Overdracht 24 Figuur 5: Ontwikkeling van vraag en aanbod tussen 2013 en 2015 vraag aanbod overdrachtstotaal tweede handelsperiode overschot 4. LUCHTVAART Emissies van alle vluchten op luchthavens in de Europese Economische Ruimte (EER), van vluchten die vertrekken vanuit luchthavens in de EER naar derde landen en, indien niet vrijgesteld via gedelegeerde wetgeving, van inkomende vluchten op luchthavens in de EER van derde landen zijn vanaf 2012 opgenomen in het EU-ETS. In reactie op het akkoord van de algemene vergadering van de ICAO om tegen 2016 een wereldwijd mechanisme op marktbasis (MBM) te hebben ontwikkeld, met de bedoeling dit in 2020 te hebben ingevoerd, om emissies van de internationale luchtvaart terug te dringen, wordt het toepassingsgebied van het EU-ETS tijdelijk teruggebracht tot emissies van vluchten binnen de EER tussen 2013 en 2016. Volgens de in 2016 ingediende artikel 21-verslagen hebben 524 vliegtuigexploitanten een monitoringplan (vergeleken met 611 die een jaar eerder gemeld waren). 56% (296) daarvan was een commerciële vliegtuigexploitant en de andere 44% (228) een niet-commerciële 25 vliegtuigexploitant. In totaal werden 274 (52% van het totaal) aangemerkt als kleine emittenten (vergeleken met 329, 54%, het jaar daarvoor). De geverifieerde emissies van luchtvaartactiviteiten tussen luchthavens in de EER bedroegen in 2015 56,9 miljoen ton koolstofdioxide, een stijging met 3,6% in vergelijking met de 54,9 miljoen ton van 2014. De oorspronkelijke toewijzing aan vliegtuigexploitanten werd ook bijgesteld op basis van het kleinere toepassingsgebied (uitsluitend vluchten binnen de EER). Het bijgestelde aantal toegewezen gratis emissierechten bedroeg25 32,3 miljoen in 2015. De te veilen hoeveelheid emissierechten voor 2015 werd, naar aanleiding van de aanpassingen aan de hoeveelheden in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 421/2014, bepaald op basis van een verwachte jaarlijkse hoeveelheid van 5,7 miljoen. Deze emissierechten werden tussen mei en december 2015 geveild. Deze cijfers tonen ongeveer 19 miljoen ton aan netto-vraag naar emissierechten vanuit de luchtvaart in 2015. 25 Gegevens van september 2015. 26 5. MARKTTOEZICHT Een belangrijk deel van de dagelijkse handelingen in emissierechten vindt plaats in de vorm van derivaten (futures, forwards, opties, swaps), die al vallen onder de regulering door de EU van financiële markten. Deze wordt vervangen door het MiFID2-pakket, dat zijn ingang zal vinden in januari 2018. Dit pakket vereist meerdere uitvoeringsmaatregelen. Onder MiFID2 zullen ook emissierechten worden ingedeeld onder financiële instrumenten. Dit impliceert dat MiFID2-regels die van toepassing zijn op traditionele financiële markten (zoals de handel in koolstofderivaten op de belangrijkste platforms), ook van toepassing zullen zijn op het spotsegment van de secundaire koolstofmarkt (transacties in emissierechten voor onmiddellijke levering, waarvoor momenteel geen EU-regeling bestaat), waardoor het op gelijke voet komt te staan met de derivatenmarkt voor wat transparantie, bescherming van investeerders en integriteit betreft.* Bovendien zal, door kruisverwijzingen naar MiFID2-definities van financiële instrumenten, andere regelgeving inzake financiële markten van toepassing zijn. Dit is met name het geval voor de verordening marktmisbruik (MAR), die zal worden toegepast op transacties en gedrag met betrekking tot emissierechten, zowel op de secundaire markten als bij EU-ETS-veilingen op de primaire markt. Zo ook moeten, door een kruisverwijzing naar MiFID2 in de richtlijn ter bestrijding van het witwassen van geld, door MiFID erkende koolstofhandelaren verplicht klantenonderzoekscontroles uitvoeren voor hun klanten op de secundaire spotmarkt voor emissierechten.** * Toezicht op de primaire markt zal verder worden geregeld door de veilingverordening, met uitzondering van marktmisbruik, waarop de verordening marktmisbruik rechtstreeks van toepassing zal zijn. ** Deze klantenonderzoekscontroles zijn al verplicht op de primaire markt en op de secundaire markt voor derivaten van emissierechten. MiFID2 en MAR, die in 2014 zijn aangenomen, bevatten enkele aanpassingen van de algemene regeling aan de specifieke kenmerken van de koolstofmarkt (zie het koolstofmarktverslag 2015). Verschillende maatregelen van niveau 2 die details bevatten rond bepalingen van MiFID2 en MAR, worden in 2015 en 2016 aangenomen. Bovendien heeft de Commissie naar aanleiding van een aanbeveling van de Europese Rekenkamer26 de frequentie opgevoerd van de contactmomenten tussen de diensten binnen de Commissie die betrokken zijn bij het opstellen van wetgeving die betrekking kan hebben op Europese koolstofmarkten. 26 Speciaal verslag inzake de integriteit en uitvoering van de EU-ETS, http://www.eca.europa.eu/Lists/ECADocuments/SR15_06/SR15_06_EN.pdf. 27 5.1. Juridische status van de emissierechten en fiscale behandeling De juridische status van emissierechten en hun fiscale behandeling zijn niet op EU-niveau vastgelegd. Ondanks dit gebrek aan harmonisatie heeft zich het afgelopen decennium een volgroeide, zeer liquide markt ontwikkeld. Het huidige regelgevingskader biedt de nodige rechtsgrondslag voor een transparante, liquide koolstofmarkt, zonder de stabiliteit en de integriteit van de markt in het gedrang te brengen. Slechts één land (IS) heeft geen melding ergens van gemaakt ten aanzien van de juridische aard van een emissierecht binnen zijn rechtsstelsel. Emissierechten worden nu weer als financiële instrumenten omschreven, dan weer als immateriële activa, eigendomsrechten of grondstoffen. Ten minste drie landen (LU, NO, DE) verwachten herziene wetgeving in de nabije toekomst. Met betrekking tot de fiscale behandeling van emissierechten meldt volgens de in 2016 ingediende artikel 21-verslagen slechts een gering aantal lidstaten (DK, PT, UK) dat omzetbelasting (btw)27 geheven wordt over de uitgifte van emissierechten. Daarnaast wordt in vrijwel alle lidstaten btw geheven over de verhandeling van emissierechten op de secundaire markt (behalve CY, EE, IS, LI). De meeste lidstaten rapporteren dat ze de verleggingsregeling28 toepassen op transacties met emissierechten. Emissierechten voor vennootschappen kunnen aanvullend worden belast. Zestien lidstaten rapporteren dat er van een dergelijke belasting geen sprake was. Naar aanleiding van de aanbeveling van de Europese Rekenkamer, is de Commissie in september 2016 een onderzoek gestart naar de juridische aard van EU-ETS rechten. Dit onderzoek zal onder meer de juridische kenmerken van emissierechten schetsen op basis van de huidige EU-wetgeving, jurisprudentie en de nationale regelingen binnen de lidstaten zoals gerapporteerd in het artikel 21-verslag onder de ETS-richtlijn. 27 Op emissierechten is btw van toepassing, aangezien ze als een belastbare dienst worden beschouwd. De verleggingsregeling zorgt ervoor dat niet de verkoper, maar de koper van een goed of dienst moet betalen voor de btw-transactie en vormt een doeltreffende voorzorgsmaatregel tegen btw-fraude. 28 28 6. MONITORING, RAPPORTAGE EN VERIFICATIE VAN EMISSIES De monitoring, rapportage en verificatie (MRV) van broeikasgasemissies dient robuust, transparant, consistent en nauwkeurig te zijn, wil het EU-ETS doeltreffend kunnen functioneren. Dit wordt aangevuld door een gedegen accreditatiestelsel, om te waarborgen dat de kwaliteit van derden-verificateurstoereikend is. MRV-vereisten zijn geharmoniseerd door middel van de verordening inzake monitoring en rapportage (MRR) en de verordening inzake accreditatie en verificatie (AVR). De monitoringregeling in het EU-ETS is opgezet als een modulair systeem dat exploitanten een hoge mate van flexibiliteit biedt, zodat deze kunnen rekenen op kosteneffectiviteit, maar dat tegelijk ook ervoor zorgt dat de gemonitorde emissiegegevens zeer betrouwbaar zijn. Er worden in dit kader verschillende monitoringmethoden toegelaten, zoals methoden op basis van berekeningen, methoden op basis van metingen en, in uitzonderlijke gevallen, "fall-back"-methoden. De methoden kunnen worden gecombineerd voor de individuele onderdelen van een installatie. De eis dat exploitanten van installaties en vliegtuigen een monitoringplan moeten hebben dat door de bevoegde autoriteit op basis van de MRR is goedgekeurd, zorgt ervoor dat de monitoringmethoden en variaties in de tijd niet willekeurig kunnen worden gekozen. De accreditatie- en verificatieverordening voor de derde en volgende handelsperiodes heeft gezorgd voor een geharmoniseerde aanpak op EU-niveau voor de accreditatie van verificateurs. Verificateurs die een rechtspersoon of juridische entiteit zijn, moeten door een Nationale Accreditatie Organisatie (NAO) worden geaccrediteerd voor het uitvoeren van verificaties overeenkomstig de AVR. Alleen in het geval van een natuurlijke persoon mag een lidstaat certificering als alternatief voor accreditatie toestaan. Het nieuwe, uniforme accreditatiestelsel heeft als voordeel dat de verificateurs met wederzijdse erkenning in alle lidstaten hun activiteiten kunnen uitvoeren, waardoor ze de voordelen van de interne markt volledig benutten en ervoor zorgen dat er in het algemeen voldoende beschikbaarheid is. 6.1. Algemene ontwikkelingen De Commissie streeft doorlopend verbeteringen na in de richtsnoeren en de modellen die zij beschikbaar stelt om de consistente uitvoering van de vereisten van de MRR en de AVR29 29 Verordening (EU) nr. 600/2012 van de Commissie van 21 juni 2012 inzake de verificatie van broeikasgasemissie- en tonkilometerverslagen en de accreditatie van verificateurs krachtens Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad, PB L 181 van 12.7.2012, blz. 1. 29 door de lidstaten te vereenvoudigen. Een nieuw initiatief heeft betrekking op de ontwikkeling van "verkorte handleidingen" om belanghebbenden de belangrijkste overwegingen bij het EU-ETS sneller en handzamer te helpen begrijpen en identificeren. Elke verkorte handleiding telt ongeveer 10 bladzijden, met links naar meer gedetailleerde richtsnoeren en modellen waar dit van toepassing is. Er worden aparte verkorte handleidingen gemaakt voor exploitanten van installaties, vliegtuigexploitanten, bevoegde instanties, verificateurs en NAO's. Een ander nieuw initiatief heeft betrekking op het opstellen van richtsnoeren ten aanzien van EU-ETS-inspecties. Dit is bedoeld om de antwoorden van lidstaten op een aanbeveling van de Europese Rekenkamer om een meer samenhangend en doeltreffend raamwerk van interne controles op de uitvoering in te voeren, de inspecties daarbij inbegrepen, te helpen coördineren. De Commissie blijft de uitvoering van MRVA in alle lidstaten bewaken. De beoordeling van de nalevingscyclus 2014, de artikel 21-verslagen ingediend voor 2013 en 2014 en informatie ingediend in antwoord op verzoeken om nadere informatie zijn alle nader beoordeeld om te komen tot een actieplan op maat voor elk land, waarin zij gewezen worden op mogelijke verbeteringen die aangebracht kunnen worden in hun uitvoering van de EU-ETS MRVA. De richtsnoeren zijn, waar van toepassing, verduidelijkt en er zijn opleidingssessies georganiseerd om een aantal kwesties aan te pakken die gewoonlijk in de meeste actieplannen aangetroffen worden. Andere vervolgacties zijn het opzetten van MRVA "peer reviews" door de lidstaten, het opbouwen van capaciteit in de regio's en bilaterale bijeenkomsten. Erkend wordt dat de nalevingsregeling ook doeltreffender is geworden, aangezien krachtens de MRR de lidstaten elektronische rapportage kunnen verplichten. De meeste lidstaten rapporteren het gebruik van modellen of systemen die gebaseerd zijn op de minimumeisen gesteld door de publicaties van de Commissie. Dertien lidstaten hebben in 2016 gerapporteerd dat zij een soort geautomatiseerd ICT-systeem gebruiken voor de EU-ETSverslaggeving (vergeleken met 10 in 2015). Om de lidstaten verder te kunnen assisteren bij de beschikbaarheid van een geautomatiseerd systeem, heeft de Commissie DECLARE ETS MRVA gelanceerd (in mei 2016). Dit websysteem is bedoeld om administratieve doeltreffendheid en een meer geharmoniseerde aanpak te bevorderen. Het is ontwikkeld ter ondersteuning van verschillende verplichtingen met betrekking tot EU-ETS monitoringplannen, jaarlijkse emissieverslagen, verificatieverslagen en verbeteringsverslagen binnen lidstaten. De Europese Commissie heeft het platform ontwikkeld en beheert het ook, maar toegang ertoe is beperkt tot de verantwoordelijkheden toegekend onder de MMR en AVR, oftewel de bevoegde instanties, exploitanten en, indien relevant, de door de exploitant geselecteerde verificateur. Het systeem stelt deelnemende lidstaten ook in staat om er gegevens uit op te vragen tot totaalverslagen. 30 6.2. Toepassing van monitoring Volgens de artikel 21-verslagen over de toepassing van de ETS-richtlijn in 2015 die de lidstaten aan de Commissie hebben overgelegd, gebruiken de meeste installaties de op berekeningen gebaseerde methode. Er is slechts van 151 installaties (in 22 lidstaten) gemeld dat deze gebruik maken van continue meetsystemen om emissies te meten; deze kwamen vooral voor in Duitsland (CO2 28, N2O 10, beide 1) en Tsjechië (CO2 14, N2O 4). Slechts 13 lidstaten maakten melding van het gebruik van de "fall-back"-methode door in totaal 40 installaties, van toepassing op ruim 6,6 miljoen ton CO2e (vergeleken met 6,1 miljoen ton CO2e in het vorige jaar). Twaalf installaties in Nederland waren goed voor meer dan de helft van deze totale emissie. De flexibiliteit in de keuze van de toegestane monitoringmethode maakt het mogelijk om de MRV kosteneffectiever toe te passen. Een ander, in dit kader belangrijk element is de op niveaus gebaseerde aanpak. Voor alle parameters die nodig zijn om de emissiegegevens te bepalen, zijn zogenaamde "niveaus" vastgesteld om de inspanningen of de eisen inzake onzekerheidsniveaus af te stemmen op de omvang van de installaties. Op grond van de MRR moeten alle exploitanten voldoen aan een bepaald minimumniveau, waarbij grotere emissiebronnen aan hogere niveaus moeten voldoen (van een hogere betrouwbaarheid voor wat betreft hun kwaliteit) en kleinere bronnen om redenen van kosteneffectiviteit minder strenge eisen opgelegd krijgen. 30 De overgrote meerderheid van de installaties voldoet aan de minimumeisen van elk niveau van de MRR. Slechts 113 installaties van categorie C (vergeleken met 118 in het vorige jaar), 14% (hetzelfde als in het vorige jaar) weken volgens de verslagen voor minstens één parameter af van de eis om het hoogste niveau toe te passen voor de grootste bronstromen (in 2013 waren dit 137 installaties of 16% van het totaal). Deze afwijkingen zijn alleen toegelaten als de exploitant aantoont dat het hoogste niveau technisch niet haalbaar is of onredelijke kosten met zich meebrengt. Als de exploitant niet langer aan deze voorwaarden voldoet, moet hij zijn monitorinregeling verbeteren. Zo ook meldden de lidstaten in hun verslagen hoeveel installaties van categorie B niet voldeden aan de eisen van het hoogste niveau voor de grootste bronstromen of emissiebronnen. Van 22 lidstaten zijn verslagen hierover ontvangen (evenveel als in het vorige jaar), hetgeen erop wijst dat in totaal bij 26% van de installaties van categorie B enige afwijking van de standaardeisen van de MRR is toegestaan (vergeleken met 28% in het vorige jaar). Hieruit volgt dat de MRR-bepalingen inzake dergelijke afwijkingen (die niet te vergeten naar behoren moeten worden gerechtvaardigd door de exploitant en goedgekeurd door de bevoegde autoriteit) in de praktijk kunnen worden toegepast en dat ze in het algemeen goed worden nageleefd door de exploitanten. 30 Artikel 26 van Verordening (EU) nr. 601/2012 van de Commissie. 31 Voor vliegtuigexploitanten zijn er minder opties voor de monitoring van emissies: alleen op berekeningen gebaseerde methoden zijn haalbaar. In dergelijke berekeningen staat het brandstofverbruik centraal, een parameter die moet worden bepaald voor alle vluchten waarop het EU-ETS van toepassing is. 6.3. Geaccrediteerde verificatie Volgens de artikel 21-verslagen die in 2016 door de lidstaten zijn ingediend, kwam het aantal verificateurs voor elk afzonderlijk accreditatiegebied in totaal tot 1077 geaccrediteerde verificateurs over alle toepassingsgebieden heen. In de meeste gevallen zijn individuele verificateurs voor meer dan één gebied geaccrediteerd en dit getal komt dan ook niet overeen met het totale aantal verificateurs. Het totale aantal verificateurs wordt niet genoemd in de artikel 21-verslagen van de lidstaten, maar een redelijke schatting op basis van het aantal dat voor verbranding (het primaire accreditatiegebied) geaccrediteerd is, waren er in totaal minstens 130 verschillende verificateurs geaccrediteerd voor de verificaties van 2015. De artikel 21-verslagen van de lidstaten die in 2016 zijn ingediend, laten zien dat er 51 individuele verificateurs geaccrediteerd waren voor de verificaties met betrekking tot de luchtvaart in 2015. De AVR vereist dat elke NAO een databank bijhoudt die actuele gegevens bevat over de verificateurs die deze geaccrediteerd heeft, met inbegrip van de accreditatiegebieden. De Europese samenwerking voor accreditatie (EA) voorziet in een centrale link naar relevante NAO's en hun lijsten van verificateurs die voor het EU-ETS geaccrediteerd zijn31. De wederzijdse erkenning van verificateurs tussen lidstaten werkt goed: de meeste lidstaten (28, alle met uitzondering van FR, LV, SI) meldden dat minstens één buitenlandse verificateur actief is op hun grondgebied. De beschikbaarheid van verificateurs was tijdens geen van de eerste drie jaren van de tenuitvoerlegging van de AVR een knelpunt in het systeem. Er is een hoge mate van naleving van de verificateurs van de AVR aangetroffen, blijkens het feit dat er zelden administratieve maatregelen door lidstaten gerapporteerd zijn. Geen lidstaat heeft schorsingen of intrekkingen van accreditaties gemeld (vergeleken met één schorsing en één intrekking in het voorgaande jaar). Slechts vier lidstaten (vergeleken met drie in het voorgaande jaar) rapporteerden een vermindering van het toepassingsgebied van de accreditatie van een verificateur; dit betrof slechts vijf verificateurs (vergeleken met zes in het voorgaande jaar). Hoewel een groter aantal lidstaten dit jaar melding gemaakt heeft van klachten die ontvangen zijn over verificateurs (negen vergeleken met zeven), is het aantal klachten met 20% afgenomen en is 96% van de ontvangen klachten als opgelost vermeld (vergeleken met 99% in het voorgaande jaar). Elf lidstaten hebben gemeld dat zij nonconformiteiten van verificateurs hebben gevonden door middel van het 31 Lijst van de EA met ingangen naar NAO's die verificateurs voor de EU-ETS accrediteren: http://www.european-accreditation.org/information/national-accreditation-bodies-having-been-successfullypeer-evaluated-by-ea 32 informatieuitwisselingsproces tussen NAB's en de bevoegde instanties (vergeleken met negen in het voorgaande jaar). 7. SAMENVATTING VAN ADMINISTRATIEVE REGELINGEN IN DE LIDSTATEN Lidstaten hanteren verschillende benaderingen van de bevoegde instanties die belast zijn met de tenuitvoerlegging van het EU-ETS. In sommige lidstaten zijn er meerdere lokale instanties betrokken, terwijl andere lidstaten een veel meer centrale aanpak hebben toegepast. De artikel 21-verslagen geven op globaal niveau inzicht in de organisatiestructuur van elke lidstaat. Volgens de artikel 21-verslagen van de lidstaten die in 2016 zijn ingediend, zijn er gemiddeld vier verschillende bevoegde instanties betrokken bij de tenuitvoerlegging van het EU-ETS in iedere lidstaat. Er moet echter opgemerkt worden dat in sommige gevallen lidstaten wellicht een aantal verschillende regionale of lokale overheden als één enkele overheid vermelden. Coördinatie tussen de bevoegde instanties is een van de belangrijkste voorwaarden om de uniforme, correcte toepassing van de wettelijke eisen in elke lidstaat te verzekeren en dit wordt dan ook bevorderd door toepasselijke bepalingen van de MRR. Voor de coördinatie tussen bevoegde instanties meldden de lidstaten dat ze, indien nodig, verschillende instrumenten gebruiken. Voor 2015 meldden 12 lidstaten dat ze over wetgevingsinstrumenten beschikken voor het centrale beheer van monitoringplannen en emissieverslagen (vergeleken met 10 voorheen). In 10 gevallen biedt een centraal orgaan bindende instructies en richtsnoeren (vergeleken met 8 waarvoor dit een jaar eerder gemeld werd). Veertien lidstaten meldden dat een centrale bevoegde instantie monitoringplannen, meldingen en emissieverslagen op vrijwillige basis beoordeelt en er adviezen over verstrekt (vergeleken met 11 een jaar eerder). Veertien lidstaten meldden ook dat ze regelmatig werkgroepen of bijeenkomsten voor instanties houden (vergeleken met 12 voorheen) en dat 9 rapporteerden dat ze gedeelde opleidingen hebben opgezet (vergeleken met 8 voorheen). Tien lidstaten rapporteerden dat ze, met het oog op het nader borgen van de coördinatie, gebruikmaken van een gemeenschappelijk ICTplatform (vergeleken met 9 het jaar voorheen). Slechts zeven lidstaten (CY, EE, HU, IT, LI, LU, MT) gaven aan geen van het bovenstaande te hebben; een aantal kent geen meervoudige of complexe structuur van bevoegde instanties. Voor wat het opleggen van administratieve kosten door lidstaten betreft (met name voor de afgifte van vergunningen en de goedkeuring van monitoringplannen), rapporteerden zestien 33 landen dat ze de exploitanten van installaties geen kosten opleggen (CY, DE, EE, FR, GR, IE, IT, LI, LT, LU, LV, MT, NL, SE, SK). Vliegtuigexploitanten betalen geen kosten in zestien landen (BE, CY, CZ, DE, EE, ES, GR, IT, LI, LT, LU, LV, MT, NL, SE, SK). Wanneer er wel kosten in rekening worden gebracht, verschillen deze per lidstaat en voor de desbetreffende dienst. De kosten voor vergunningen en goedkeuring van het monitoringplan voor installaties lopen uiteen van 10 EUR tot 7 690 EUR en voor het aanpassen van een vergunning van 10 EUR tot 2 481 EUR. Soortgelijke verschillen worden aangetroffen bij de luchtvaart, waar de kosten voor goedkeuring van het monitoringplan variëren van 10 EUR tot 2 400 EUR en voor een aanpassing aan het monitoringplan van 10 EUR tot 827 EUR. Er kan in het algemeen worden geconcludeerd dat de systemen van de lidstaten grotendeels doeltreffend zijn als ze zijn afgestemd op de administratieve organisatie van het land. Het subsidiariteitsbeginsel is van toepassing. De communicatie tussen de lokale overheden binnen de lidstaten en het delen van beste werkwijzen tussen de bevoegde instanties, ook door middel van de activiteiten van het nalevingsforum van het EU-ETS, moet versterkt en gestimuleerd worden. 8. NALEVING EN HANDHAVING Het EU-ETS kent een zeer hoge mate van naleving: jaarlijks zijn er voor ongeveer 99% van de emissies ook werkelijk het nodige aantal emissierechten. Tijdens de verslagperiode was de mate van naleving met de regels van het EU-ETS opnieuw zeer hoog. Minder dan 1% van de installaties die emissies voor 2015 hebben gerapporteerd, had tegen de uiterste datum van 30 april 2016 nog geen emissierechten ter dekking van alle emissies ingeleverd. Deze (doorgaans kleine) installaties zijn verantwoordelijk voor ongeveer 0,5% van de emissies waarop het EU-ETS van toepassing is. In de luchtvaartsector was de mate van naleving ook zeer hoog: de vliegtuigexploitanten die verantwoordelijk zijn voor meer dan 99% van de luchtvaartemissies die onder het EU-ETS vallen, voldoen aan de regels. Dit omvat ook meer dan 100 buiten de EU gevestigde commerciële luchtvaartmaatschappijen die vluchten binnen de EER uitvoeren. De EU-ETS-richtlijn voorziet in een geldelijke sanctie in de vorm van een "boete wegens overmatige emissie" van 100 EUR (geïndexeerd) voor elke ton uitgestoten CO2 waarvoor niet tijdig emissierechten zijn ingeleverd. Andere sancties kunnen opgelegd worden wegens inbreuk van de tenuitvoerlegging van het EU-ETS op basis van de nationale bepalingen van de desbetreffende lidstaat. De bevoegde autoriteiten van de lidstaten dragen, door het uitvoeren van verschillende conformiteitscontroles op de jaarlijkse emissieverslagen, nog altijd sterk bij tot de hoge mate 34 van naleving door de exploitanten. Volgens de informatie in de in 2016 ingediende artikel 21verslagen controleerden alle lidstaten (met uitzondering van SE en IT) 100% (met uitzondering van FR, 90%) van de jaarlijkse emissieverslagen op volledigheid en interne samenhang. Verder zijn er aanwijzingen dat de lidstaten gemiddeld meer dan 80% van de verslagen controleren op samenhang met monitoringplannen en 70% met toewijzingsgegevens. Vierentwintig lidstaten rapporteerden bovendien controles met andere gegevens/informatie. Op basis van de artikel 21-verslagen die in 2016 door de lidstaten zijn ingediend, waren de bevoegde autoriteiten in zestien lidstaten (AT, BG, DK, ES, FI, FR, HR, LV, NL, NO, PL, PT, RO, SE, SK, VK) slechts voor in totaal 45 installaties verplicht om conservatieve schattingen te verrichten (minder dan 0,5%). Dit vergeleken met 37 installaties (0,3%) in het voorgaande jaar, maar de daaraan gekoppelde emissies bedroegen slechts 8,3 miljoen ton CO2 vergeleken met 9,1 miljoen ton in het voorgaande jaar (in beide gevallen minder dan 0,5% van de totale emissies). De redenen die het meest werden opgegeven voor dergelijke schattingen waren het ontbreken van een emissieverslag op 31 maart of emissieverslagen die niet volledig voldeden aan de vereisten van de MRR/AVR. Er vonden meer conservatieve schattingen plaats voor vliegtuigexploitanten, namelijk 103 (PT 47; FR 21; RO 16; VK 10; IT 6; AT, ES en IE elk één), op één uitzondering na telkens wegens het ontbreken van een emissieverslag op 31 maart. Dit betreft bijna 20% van alle vliegtuigexploitanten, maar in alle gevallen ging het om kleine emittenten (in de meeste gevallen zelfs zeer kleine emittenten), die slechts een zeer klein aandeel in de totale emissies hadden. Controles door de bevoegde autoriteiten blijven van belang als aanvulling op de werkzaamheden van de verificateur en zorgen voor een kwalitatief sterk systeem voor monitoring, rapportage en verificatie. Alle lidstaten (behalve GR, LU, MT, SE, IT) hebben met betrekking tot 2015 bevestigd dat zij verdere steekproeven en inspecties verrichten om de uitvoering en naleving van installaties te controleren ten aanzien van monitoringplannen, de MRR en AVR. Dertien lidstaten (AT, BE, BG, DK, FI, HR, IE, LV, NL, PL, RO, SI, SK) gaven aan dat deze controles zich ook tot vliegtuigexploitanten uitstrekten. Voor 2015 werd slechts voor een zeer beperkt aantal installaties (slechts 12) in zes lidstaten (DE, NL, PL, PT, RO, UK) de toepassing van de "boete wegens overmatige emissie" gemeld. Voor de luchtvaart zijn boetes wegen overmatige emissie gemeld voor in totaal 9 vliegtuigexploitanten door ES, IS, SE, VK. Er zijn 47 vliegtuigexploitanten gemeld door één lidstaat (PT), hetgeen lijkt samen te vallen met hetzelfde aantal gemelde conservatieve schattingen, wat een verband suggereert met zeer kleine emittenten. De andere sancties die in de lidstaten worden toegepast, zijn sterk uiteenlopend voor wat betreft de soort overtredingen waarop de sanctie van toepassing is, alsmede de zwaarte van de sancties. Enkele lidstaten meldden dat de sancties worden bepaald door de rechtbank op basis van het specifieke geval. De meeste lidstaten rapporteerden een onder- en/of bovengrens voor de sanctie (indien van toepassing), met een minimum van enkele tientallen euro's tot maar liefst 50 000 EUR en een maximum van 100 EUR tot 16 miljoen EUR. Negen lidstaten (BE, 35 CY, DK, EE, FR, IE, LU, NO, SE) rapporteerden ook gevangenisstraffen van drie maanden tot tien jaar als een van de mogelijke sancties. Elf lidstaten hebben het bestaan van deze laatstgenoemde categorie sancties tijdens de verslagperiode 2015 bevestigd. Er zijn geen gevangenisstraffen gemeld, maar 35 installaties en 5 vliegtuigexploitanten ontvingen in totaal 13 356 036 EUR aan boetes, hoewel EUR 12 327 070 EUR daarvan toe te schrijven viel aan een enkele installatie (in IT) die zonder vergunning geëxploiteerd werd. De meest voorkomende overtreding is gerapporteerd als het niet indienen van het geverifieerde jaarlijkse emissieverslag binnen de gestelde termijn (11 gevallen), gevolgd door het niet naleven van het goedkeurde monitoringplan/MRR (6 gevallen), het niet melden van capaciteitswijzigingen (5 gevallen) en het niet naleven van de vergunningsvoorwaarden (4 gevallen). In andere gevallen ging het om het niet indienen van een verbeteringsverslag, het niet melden van wijzigingen in het monitoringplan, het niet inleveren van een voldoende aantal emissierechten voor 30 april en het niet hebben van een monitoringplan. Het "Compliance Forum" (forum inzake de naleving) van het EU-ETS blijft een doeltreffend mechanisme voor het delen van informatie inzake monitoring, rapportage en verificatie tussen lidstaten en bevoegde instanties en voor het vaststellen van de beste praktijken voor een doeltreffende tenuitvoerlegging. Een jaarlijks congres inzake de naleving is voor het laatst in november 2016 gehouden. Dit helpt de activiteiten van het "Compliance Forum" bekendheid te geven, met name de activiteiten van zijn vijf taakgroepen: monitoring en rapportage, accreditatie en verificatie, luchtvaart, elektronische rapportage en koolstofafvang en -opslag. Informatie over de vergaderingen en de lopende werkzaamheden van de taakgroepen wordt doorlopend ter beschikking gesteld van alle bevoegde EU-ETS-instanties via een gedeelde website. De werkgroep van registeradministrateurs is een samenwerkingsforum tussen de lidstaten en de Commissie als centrale administrateur. Deze werkgroep houdt zich bezig met aspecten en procedures met betrekking tot de werking van het EU-register en de tenuitvoerlegging van de registerverordening. 36 9. CONCLUSIES EN VOORUITBLIK Het EU-ETS heeft in 2015 gezorgd voor een verdere afname van emissies binnen de EU en is daarmee als instrument het vlaggenschip om klimaatverandering aan te pakken en een effectief instrument om op een kosteneffectieve wijze emissies terug te dringen. De afname van de emissies van broeikasgassen door installaties die deelnemen aan het systeem met rond de 0,4% bevestigt de afnemende trend van de afgelopen vijf jaar. Daarnaast is 2015 het eerste jaar waarin het overschot aan emissierechten dat zich sinds 2009 in het systeem heeft opgehoopt - vooral vanwege de diepgaande en aanhoudende economische recessie die emissies meer verminderde dan verwacht - een wezenlijke afname vertoonde. Dit is het gevolg van de invoering van de korte-termijnmaatregel tegen de toenemende onevenwichtigheid tussen vraag en aanbod, het zogenaamde "backloading", dat het veilen van 300 miljoen emissierechten van 2015 naar 2019-2020 uitstelde, gecombineerd met stabiele emissies. Het effect hiervan zal worden aangevuld met de marktstabiliteitsreserve die in werking zal treden met ingang van januari 2019. Voorts heeft het derde jaar van de derde handelsperiode verder aangetoond dat het EU-ETS een robuuste architectuur kent. Het systeem biedt sinds 2005 een prijssignaal aan elektriciteitscentrales en andere installaties, om onderzoek en ontwikkeling te stimulerenen te investeren in schone, koolstofarme technologieën. Er zijn herziene regels voorgesteld voor de vierde handelsperiode (2021-2030); onder deze regels zal het EU-ETS een kosteneffectieve drijfveer blijven voor koolstofarme investeringen voor de komende jaren. Een sterkere, beter functionerende Europese koolstofmarkt maakt het mogelijk om een grote bijdrage te leveren aan de overgang naar een koolstofarme Europese economie met een hogere mate van energiezekerheid. Het zal ook bijdragen aan de overgang naar een koolstofarme wereld die reeds gaande is en vaart begint op te bouwen na de aanname van het eerste universele akkoord inzake klimaatverandering in december van vorig jaar in Parijs. De Commissie zal de koolstofmarkt blijven opvolgen en eind 2017 het volgende verslag bekendmaken. 37