eindrapport kraamzorg brussel

advertisement
Zwanger van kraamzorg
in Brussel
Een onderzoek naar noden en
opportuniteiten
Anne Dedry
Januari 2005
Zwarte Zustersstraat 16, 3000 Leuven
016/20 77 40
www.debakermat.be
Woord vooraf
Het Expertisecentrum Kraamzorg De Bakermat heeft zich het voorbije jaar gebogen
over de regio Brussel om de noden aan kraamzorg aan huis af te tasten.
Van oudsher is Brussel een regio die op vele vlakken in ‘zorg’ afwijkt van de Vlaamse
provincies. Zowel het ziekenhuislandschap, als de eerstelijn en de welzijnszorg zijn
‘anders’ in aanbod, in overlegstructuren, in inplanting, in penetratiegraad, in vragersprofiel e.d.m.
Het is bovendien een hele opdracht om de Vlamingen in Brussel te bereiken met een
coherent aanbod; de huisartsen, Kind & Gezin, de Brusselse Welzijnsraad e.a. kunnen er
van meespreken. Zo ook het kraamcentrum De Bakermat dat 10 jaar geleden een
kraamzorgaanbod met kraamverzorgenden en vroedvrouwen probeerde ingebed te
krijgen in de Brusselse regio, maar daar om allerhande redenen niet in slaagde.
Is er nood aan kraamzorg aan huis in Brussel ?
Daarover gaat dit onderzoek.
Dit onderzoeksrapport bestaat uit vijf delen.
Een eerste deel bundelt de resultaten van een dubbele bevraging van een hondertal
pasbevallen vrouwen tijdens het materniteitsverblijf en thuis. De concrete noden
worden in een ruim kader bevraagd en geplaatst.
Een tweede deel geeft de resultaten van een bevraging weer van alle Brusselse
materniteiten, waarin verblijfsduur, ontslagbeleid, verschillen met Vlaanderen en
hinderpalen voor een beleid met ‘kortverblijf’ aan bod komen.
Een derde deel focust op de nood aan kraamzorg aan huis waarbij resultaten uit de twee
enquêtes aangevuld worden met socio-demografische gegevens, maatschappelijke
tendenzen, vergelijkingen met andere landen en met Vlaams-Brabant, en werkpunten die
de respondenten zelf aangeven.
Deel vier geeft een overzicht van het huidige aanbod aan kraamzorg in Brussel met
simulaties over het mogelijk potentieel aan cliënteel.
Deel vijf sluit het onderzoek af met conclusies, nog gevolgd door enkele
beleidsaanbevelingen.
De bijlagen, w.o. de vragenlijsten en de sociale kaart, zijn afzonderlijk gebundeld.
Moge dit onderzoek bijdragen tot een volwaardig aanbod van thuiskraamzorg in Brussel.
Anne Dedry
Afgevaardigd bestuurder vzw De Bakermat
Met dank aan : Nele Beenaerts, Karel Bergmans, Ria Coel, Elke Notebaert, Rita Pauwels, Leen Smits,
Veerle Van Boxstaele, Liesbeth Van Kelst, Frie Van Langendonck, Ann Verlinden, Lies
Versavel, Violette Vervloet, Annick Wuyckens
Redactie : Anne Dedry
Vzw De Bakermat, Expertisecentrum Kraamzorg – 2004
2
INHOUD
Deel I : Resultaten bevraging pasbevallen moeders in Brussel
Inleiding
1. Globale foto
2. De bevalling
3. De baby
4. De fysieke en gemoedstoestand
5. De kraambedperiode
6. De noden thuis
Deel II : Resultaten bevraging Brusselse ziekenhuizen – materniteiten
Inleiding
1. Verblijfsduur in de materniteit
2. De respondenten aan het woord over de verblijfsduur en ontslagbeleid
3. Brussel in vergelijking met Vlaamse provincies
4. Brussel in vergelijking met Leuven in beleid “kortverblijf”
Deel III : Nood aan kraamzorg aan huis in Brussel
Inleiding
1. Maatschappelijke evoluties
2. Socio-demografische gegevens
3. Bevestigende cijfers – De Bakermat Vlaams-Brabant
4. Mening respondenten enquête
5. Werkpunten in Brussel af te leiden uit de enquêtes
Deel IV : Potentieel en aanbod aan kraamzorg in Brussel
Inleiding
1. Het aanbod
2. Het potentieel
Deel V : Conclusies
1. De Brusselse moeders
2. De materniteiten
3. De nood in cijfers en meningen
4. Aanbod en potentieel
5. Beleidsaanbevelingen
Vzw De Bakermat, Expertisecentrum Kraamzorg – 2004
3
DEEL I :
RESULTATEN BEVRAGING
PASBEVALLEN VROUWEN IN BRUSSEL
INLEIDING
In dit eerste deel van het onderzoeksrapport, geven wij de mening weer van een 100-tal
pasbevallen vrouwen in Brusselse materniteiten.
Naast een beschrijving van een korte typologie van de respondenten, het verloop van
hun bevalling en de voeding van de baby, peilen we vooral naar :
1. De fysieke en gemoedstoestand van de vrouw.
2. De verblijfsduur in de materniteit en de opvang thuis.
3. De ondersteuning die de pasbevallen vrouwen kregen van hun professioneel en hun
informeel netwerk.
4. De noden eens men thuis is.
5. De verbeterpunten voor de toekomst.
Vzw De Bakermat, Expertisecentrum Kraamzorg – 2004
4
1. GLOBALE FOTO
Er werden 108 pas bevallen vrouwen in het kraambed bevraagd in drie Brusselse materniteiten.
De drie bereidwillige materniteiten waren St-Jan, St-Elisabeth en St-Luc 1.
Enkel vroedvrouwen van het expertisecentrum, die door een sociologe met onderzoekservaring
gecoacht werden, bezochten enkele keren per week in afspraak met de hoofdvroedvrouw de
materniteiten en enquêteerden alle parturiënten die op dat ogenblik ter beschikking waren. Dit
gebeurde in de maanden november en december 2004.
Elke moeder werd binnen de 14 dagen na thuiskomst telefonisch opnieuw bevraagd door
middel van een tweede (aangekondigd) deel van de enquête. We vonden 97 vrouwen
beschikbaar (thuis) om ons een tweede keer te woord te staan.
De 108 (respectievelijk 97) respondenten zijn een toevallig staal van de kraamvrouwen bevallen
in een Brusselse materniteit op een toevallig gekozen moment in het jaar 2004 en verspreid over
drie verschillende materniteiten.
Twee ervan zijn kleine ziekenhuizen met rond de 1 000 bevallingen per jaar, en één is
middelgroot met ca. 1 500 bevallingen. Eén materniteit ligt in het centrum van Brussel en twee in
de rand, ten Oosten en ten Zuiden van de hoofdstad.
Ook de typologie van de kraamvrouwen verschilt :
• In het eerste ziekenhuis zijn 80 % van de kraamvrouwen allochtonen van de derde generatie
en trekt men eerder de gewone middenklasse aan. De voertaal is Frans.
• In het tweede ziekenhuis zijn één derde van de parturiënten buitenlanders, maar vooral uit
de hogere klasse. Er is opvallend weinig pathologie rond vroeggeboortes wegens
doorverwijzingsbeleid naar universitaire ziekenhuizen. Er zijn veel Engelstalige
parturiënten.
• In het derde ziekenhuis is ook één derde allochtoon, maar hier met een overwicht van
Marokkaanse en Turkse origine. Qua sociale klasse is de bevallen populatie zeer gemengd.
Er worden heel wat hoog-risico zwangerschappen behandeld. De voertaal is Frans.
We kunnen m.a.w. stellen dat we met deze mix aan materniteiten op vlak van medische, sociale en
culturele aspecten, een gevarieerd en toevallig staal van de Brusselse kraamvrouwen hebben
bereikt.
Vier vijfde van de enquêtes verliep in het Frans, amper één vijfde in het Nederlands. Eén derde
van de respondenten was een niet-Belg. Van de 36 niet-Belgen, was er 33 % van Marokkaanse en
17 % van Turkse origine. De andere 50 % was gespreid over maar liefst 15 andere afkomsten,
gaande van Frans, Italiaans, Spaans en Pools tot Japans, Russisch, Peruaans en Guinees. Van alle
bevraagde vrouwen was er drie vierde (N = 82) woonachtig in het Brussels Hoofdstedelijk gewest
2
(met een concentratie in Brussel Stad, Schaarbeek en Ukkel) en één vierde (N = 26) in de rand
3
. Slechts één vrouw kwam van ver buiten de regio, namelijk Charleroi.
1
Bij een aantal materniteiten moest een toelating verkregen worden van de Ethische Commissie of van de
directie. Aangezien dit weken tot maanden kon in beslag nemen, hebben we deze toelating niet afgewacht. We
verzamelden
immers voldoende kandidaten in de drie vrijwillige materniteiten.
2
De 82 vrouwen, woonachtig in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, wonen in Brussel Stad, Laken,
Neder-OverHeembeek, Schaarbeek, Ukkel, St.-Lambrechts-Woluwe, St.-Jans-Molenbeek, Koekelberg, Evere,
Oudergem, Watermaal-Bosvoorde, Etterbeek, Elsene, St.-Gillis, Anderlecht, Ganshoren .
3
Verspreid over gemeenten in Vlaams- en Waals-Brabant.
Vzw De Bakermat, Expertisecentrum Kraamzorg – 2004
5
2. DE BEVALLING
Grafiek 1 : Hoeveel dagen geleden bent u bevallen ?
45
Aantal in %
l
39,81%
40
35
28,70%
30
25
21,30%
20
15
10
7,41%
5
1,85%
0,93%
0
1
2
3
Dagen
4
5
6
Op het moment van de bevraging waren de meeste vrouwen drie dagen bevallen. 90 % van de
bevraagde jonge moeders was twee tot vier dagen bevallen op het moment van de enquête.
Grafiek 2 : Van een hoeveelste kind bent u bevallen ?
Aantal in %
45
40,74%
38,89%
40
35
30
25
20
16,67%
15
10
5
0,93%
1,85%
0,93%
0
1
2
3
4
5
6
Aantal kinderen
Vzw De Bakermat, Expertisecentrum Kraamzorg – 2004
6
Het betrof voornamelijk vrouwen die bevielen van een eerste of een tweede kind. In deze
enquête zitten 60 % meerbarenden wat hoger is dan de Vlaamse cijfers uit het SPE-rapport (53
%) 4. Wellicht te danken aan de vele niet-Belgen onder de respondenten.
Iedereen was bevallen van een éénling (er worden momenteel gemiddeld 2 % meerlingen geboren
per jaar 5).
Grafiek 3 : Hoe bent u bevallen ?
Aantal in %
90
85,19%
80
70
60
50
40
30
20
4,63%
9,26%
10
0,93%
0
Natuurlijk
Zuignap
Verlostang
Keizersnede
Meer dan 90 % beviel op natuurlijke wijze waarvan 5 % de hulp van een zuignap of verlostang
nodig had. Ruim 9 % beviel met een keizersnede. Beide cijfers zijn lager dan het Vlaamse
gemiddelde: in 2003 bevielen 18 % van de vrouwen in Vlaanderen die zwanger waren van een
éénling met een keizersnede. En bij 10 % werd de forceps of vacuümextractie toegepast 6. Wij
hebben geen verklaring voor dit opvallend verschil.
Ruim 80 % heeft de bevalling ervaren als vlot verlopen en een kleine 20 % vond dat het een
moeilijke bevalling was. Van de vrouwen die met keizersnede bevielen, vond de helft dit een
moeilijke bevalling. Bij de gewone bevallingen werd uiteraard het nodig hebben van de zuignap of
verlostang als moeilijk ervaren. Toch zijn er ook nog één op tien van de vrouwen die gewoon
natuurlijk bevallen zijn, die het verloop als moeilijk ervaren.
4
CAMMU e.a., Studiecentrum voor Perinatale Epidemiologie, 2003. Verder SPE-rapport genoemd.
Verzameling van gegevens over de perinatale activiteiten in Vlaanderen via 72 materniteiten in het Vlaamse
Gewest, inclusief AZ VUB.
5
SPE-rapport 2003
6
SPE-rapport 2003
Vzw De Bakermat, Expertisecentrum Kraamzorg – 2004
7
3. DE BABY
Complicaties
In het algemeen, los van de bevalling, zijn de meeste baby’s ok. Toch zijn er 17 % van de baby’s
waarbij complicaties te noteren vallen.
De baby’s met complicaties komen iets vaker voor zowel bij vrouwen die bevielen met
keizersnede als bij hen die de bevalling als moeilijk verlopen bestempelden, maar de aantallen
(van de deelcategorieën) zijn te klein om er representatieve conclusies uit te trekken.
De complicaties zijn van mineure aard : het gaat voornamelijk om gele baby’s. De ernstige
complicaties zijn gelukkig beperkt tot telkens een enkeling (prematuur of dysmatuur, schisis, te
lage glycemie, gebroken sleutelbeen, ademhalingsprobleem, gewicht.)
Voeding
Maar liefst 88 % krijgt uitsluitend borstvoeding op het moment van de eerste bevraging. Dit is
heel wat hoger dan de cijfers van het Vlaamse Gewest waar in 2003 63 % van de baby’s enkel
borstvoeding als startvoeding kreeg. Voor Vlaams-Brabant was dit cijfer 67 % en voor kinderen
van niet-Belgische moeders 77 % 7. Het is allicht aan het hoge aantal allochtone moeders in deze
enquête te danken dat dit percentage zo hoog ligt.
Meer dan één derde van de moeders (N = 48) vermeldt moeilijkheden bij de voeding. Het zijn
allemaal mama’s die borstvoeding geven. Ze gaven gemiddeld 1,2 problemen aan, m.a.w. er is
meestal sprake van één hoofdprobleem.
Grafiek 4 : Problemen met de voeding, in volgorde van belangrijkheid, in %
(N = 48)
Aantal in %
35
30
29
1 - kloven
2 - drinkt moeilijk
3 - pijnlijke tepels
4 - afkolven
5 - stuw ing
6 - aanleggen moeilijk
7 - melkproduktie traag op gang
25
25
20
17
13
15
10
6
6
5
6
5
4
0
1
7
2
3
4
7
Het Kind in Vlaanderen, 2003, Kind & Gezin
Vzw De Bakermat, Expertisecentrum Kraamzorg – 2004
8
Pijnlijke tepels (N = 8) en kloven (N = 14) scoren het hoogst, samen met baby’s die als moeilijke
drinkers worden ervaren (N = 12). Moeilijkheden bij het aanleggen, afkolven, last van stuwing en
een melkproductie die traag op gang komt, zijn minder voorkomende problemen (maximaal 2 tot 6
keer aangekruist).
4. DE FYSIEKE EN GEMOEDSTOESTAND
We vonden het belangrijk om van de pasbevallen vrouwen zelf te weten hoe ze zich op fysiek en
emotioneel vlak voelen kort na de bevalling en ruim één week later. Deze vragen stelden we dan
ook opnieuw telefonisch na thuiskomst, om zo de verschillen te kunnen ontdekken en de mogelijke
noden aan ondersteuning thuis te kunnen detecteren.
In de tweede ronde vonden we nog 90 % van de 108 kraamvrouwen thuis en bereid om een kort
interview toe te staan.
Grafiek 5 : Lichamelijke toestand in de materniteit en thuis, in %.
(N1 =108 en N2 =97)
80
73,20%
70
65,74%
60
50
N1 = 108
N2 = 97
40
30
20,37%
18,56%
20
N1
10
N2
12,04%
6,19%
2,06%
1,85%
0
Uitgerust
Beetje moe
Vzw De Bakermat, Expertisecentrum Kraamzorg – 2004
Erg moe
Uitgeput
9
Grafiek 6 : Mentale toestand in de materniteit en thuis, in %.
(N1 =108 en N2 =97)
100
N2
90
86,60%
80,56%
80
70
N1
60
50
N1 = 108
N2 = 107
40
30
20
10
5,56%
2,06%
0
Gelukkige mama
Beetje onwenning
9,26%
2,06%
0,93%
8,25%
Beetje onzeker
Beetje depri
3,70%
1,03%
Nog-niet-mama
Er zijn weinig verschillen in fysieke en gemoedstoestand tussen de twee momenten van meting.
Bij het fysieke gevoel scoort “uitgerust” lager en “een beetje moe” hoger eens men thuis is. Maar
deze hogere graad van vermoeidheid zet zich (nog) niet door naar een ernstige vorm (de
categorie “erg moe” of “uitgeput”). Uiteraard zijn deze vrouwen op het tweede meetmoment nog
maar 14 dagen tevoren bevallen. Uit recent onderzoek blijkt dat de echte zware vermoeidheid
zich meer manifesteert rond 1 jaar na de bevalling 8. Deze lichtjes verhoogde vermoeidheid
wordt alvast gecompenseerd door een stabielere gemoedstoestand. Meer vrouwen voelen zich
thuis “een gelukkige mama” en iets minder vrouwen voelen zich onwennig, of een nog-niet-mama.
Een beetje onzeker en depri loopt gelijk.
Deze trend wordt bevestigd in de vergelijking van de lijst van ongemakken. Deze zijn duidelijk
hoger kort na de bevalling.
8
Persbericht Kind & Gezin, 1 Oktober 2004, uit onderzoek “Moeders van baby’s zijn moe en zoeken geen hulp
voor langetermijnklachten na de bevalling”, Artevelde hogeschool, Gent.
Vzw De Bakermat, Expertisecentrum Kraamzorg – 2004
10
Tabel 1: Aantal vrouwen dat een ongemak aankruiste, in %
Ik heb last van
Op de materniteit
(1-5 dagen bevallen)
(per item op 100)
Thuis
(10-20 dagen na bevalling)
(per item op 100)
Pijnlijke knip
36
22
Stuwing
33
18
Constipatie
22
13
Speen
26
16
Heimwee
50
5
Tekort aan slaap
79
79
Onverklaarbare huilbuien
13
19
Een huilbaby
10
11
108
97
Aantal
Alle ongemakken bij de mama dalen behalve het gebrek aan slaap en de eigen huilbuien. Ook het
wenen van de baby blijft een (logisch) ongemak.
5. DE KRAAMBEDPERIODE
Verblijfsduur in de materniteit
Op de vraag hoe lang men van plan was om in de materniteit te blijven, heeft 70 % geantwoord
vier dagen, 18 % vijf dagen en 6 % nog langer. Slechts 5 % wil maar drie dagen blijven. Een grote
meerderheid (drie vierde) laat zich hierbij leiden door wat de gynaecoloog (70 %) of de pediater
(5 %) als standaardverblijf beslist heeft. Eén vierde zegt zelf voor deze duur gekozen te
hebben. De vrije kiezers komen in verhouding het meest voor bij het kort verblijf van drie dagen
enerzijds en het langer verblijf dan vijf dagen anderzijds. Ook hier zijn de subaantallen te klein
om er relevante commentaren bij te geven.
Wat wel markant is, is dat niemand van de 108 bevraagden koos voor een echt kort verblijf (0-2
dagen). Dit komt overeen met de bevinding uit de enquêtering van de materniteiten waar deze
groep ook als zeer uitzonderlijk wordt gezien. Zie verder in deel 2.
In de antwoorden op deze vraag zien we het beleid van deze drie materniteiten rond
verblijfsduur wel degelijk bevestigd via de cijfers van deel 2. Daar wordt immers duidelijk
gesteld dat de normale verblijfsduur bij een bevalling zonder complicaties in St. Jan,
St. Elisabeth en St. Luc (hier enkel voor primiparae) op vier dagen geprikt wordt.
Dit verklaart de 70 % vrouwen die van plan zijn vier dagen te blijven, in grote meerderheid op
aangeven van de arts (lees ziekenhuis). Eveneens zijn dit ziekenhuizen waar er geen
stimuleringsbeleid is voor de echt korte verblijven (zie deel 2).
Vzw De Bakermat, Expertisecentrum Kraamzorg – 2004
11
Ook op het tweede meetmoment, als men al thuis is en de verblijfsduur op de materniteit kan
evalueren, vond de meerderheid dat de verblijfsduur goed was. 9 % meende dat ze beter korter
waren gebleven op de materniteit, maar evenzeer 6 % oordeelt dat een lang verblijf beter ware
geweest.
De redenen om eerder korter te blijven zijn : thuis beter kunnen rusten, bij de andere kinderen
zijn en uit de ziekenhuissfeer zijn. De redenen om langer te blijven zijn : voedings- of
gewichtsproblemen bij de baby, onzekerheid bij borstvoeding, complicaties (pijnlijke knip,
gebroken sleutelbeen baby, sectio, …).
Opvang in de materniteit en thuis
Het feit dat de meeste vrouwen zich fysiek maar vooral mentaal goed voelen (cfr. supra) juist na
de bevalling in de materniteit en juist na de bevalling thuis heeft met een degelijk vangnet te
maken. De kraamvrouwen voelen zich ondanks heel wat onzekerheid, zeer goed ondersteund door
hun informeel en formeel netwerk.
Onderstaande cijfers verduidelijken dit.
Tabel 2 : Momentopname van gevoelsomschrijving, in %
Ik voel mij vandaag
1.
Tijdens verblijf
materniteit
Enquête moment 1
(per item op 100)
Thuis
Enquête moment 2
(per item op 100)
onzeker in mijn nieuwe rol als moeder
22
18
2. eenzaam in mijn nieuwe rol als moeder
6
6
88
96
3. klaar om thuis zelfstandig de zorg voor
mijn baby op mij te nemen
Tabel 3 : Gevoel van ondersteuning door informeel en formeel vangnet, in %
Ik voel mij vandaag
Tijdens verblijf
materniteit
Enquête moment 1
(per item op 100)
1.
ondersteund door het personeel van de
materniteit
Thuis
Enquête moment 2
(per item op 100)
98
/
2. ondersteund door de verpleegkundige van
Kind & Gezin
/
13
3. ondersteund door mijn huisarts
/
20
4. ondersteund door mijn partner
99
100
5. ondersteund door mijn familie
95
94
Vzw De Bakermat, Expertisecentrum Kraamzorg – 2004
12
Ofschoon toch een behoorlijk aantal mama’s zich onzeker voelt in haar nieuwe rol als mama, en
dit zowel tijdens het verblijf op de materniteit als tijdens de eerste dagen thuis
(1 op 5), voelt quasi iedereen zich klaar om de nieuwe rol zelfstandig op te nemen (respectievelijk
88 % en 96 %).
Op de materniteiten is dit zeker mede te danken aan de professionele ondersteuning van het
personeel dat zeer hoog scoort bij het ondersteuningsstatement. Maar even belangrijk is zich
ondersteund weten door de partner en familie en dit zowel tijdens het verblijf op de materniteit
als thuis (scores tussen 94 % en 100 %).
Het professionele netwerk thuis wordt als minder ondersteunend ervaren. Dit kan uiteraard met
het moment van de bevraging te maken hebben : bij heel wat respondenten zal er nog geen
verpleegkundige van Kind & Gezin of huisarts thuis langs geweest zijn op het moment van de
bevraging. We hebben bij geen enkel statement naar een motivering gevraagd; we kunnen hier
dus ook geen verdere conclusies aan verbinden.
Wetend dat vrouwen minder ervaringsdeskundig zijn omdat ze gemiddeld slechts één keer meer
bevallen in hun leven ;
wetend dat het verblijf op de materniteit drastisch inkort ;
en dus overtuigd van het belang van een goede professionele ondersteuning van pasbevallen
moeders op de materniteit ;
vertaalden we deze ondersteuning in meer concrete items.
Tabel 4 : Evaluatie van de concrete voorbereiding, in %
Ik word in de materniteit goed voorbereid om (per item op 100)
ja
1. mijn rol als moeder thuis op te nemen
96
2. alleen een babybadje te geven
91
3. mijn baby te verluieren
98
4. de navelverzorging correct te doen
90
Ik heb tips en advies gekregen rond (per item op 100)
ja
5. verzorging van de baby in het algemeen
90
6. flesvoeding
13
7. borstvoeding
85
8. veilig slapen van de baby
52
9. rust voor mezelf
44
Deze ondersteuning is uitmuntend bij alle verzorgingsaspecten. Ook de begeleiding rond
borstvoeding en flesvoeding zit goed (de percentages komen overeen met het aantal vrouwen dat
respectievelijk zegt borst- of flesvoeding te geven). Adviezen rond veilig slapen van de baby
scoort als enige item lager, maar dit is verklaarbaar door het feit dat deze informatie meestal
pas bij ontslag gegeven wordt.
Vzw De Bakermat, Expertisecentrum Kraamzorg – 2004
13
Het is duidelijk dat de meeste professionele aandacht naar de baby gaat : tips voor de mama om
voldoende te rusten, kunnen beter.
Deze positieve balans wordt nog versterkt door bevestigende uitspraken bij de tweede
momentopname.
Op de vraag of vrouwen zich achteraf bekeken in de materniteit goed voorbereid vonden op hun
thuiskomst, antwoordt 90 % bevestigend. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de pasbevallen
vrouwen met niet veel fundamentele vragen meer worstelen. Toch een klein overzicht.
Tabel 5 : Onbeantwoorde vragen thuis, in %
Ik heb nog heel wat vragen bij (per item op 100)
1. verzorging van mezelf
2. babyverzorging
3. borstvoeding
4. anticonceptie
5. vrijen na de bevalling
6. andere
16
27
36
13
11
5
De vragen waarmee men zit, hebben gedeeltelijk met zichzelf te maken, maar vooral met de
baby. Onder ‘andere’ zitten vragen over vermoeidheid, migraine en vrij algemene vragen over de
baby.
Ofschoon de materniteiten uitmuntend scoren bij de begeleiding van de baby, blijven
kraamvrouwen (nieuwe ?) vragen hebben rond de verzorging van hun baby (27 %) en vooral rond
de borstvoeding (36 % !!).
6. DE NODEN THUIS
We vroegen aan alle vrouwen of ze bij thuiskomst extra hulp voorzien hadden, van wie, hoe vaak
en of die hulp aan de verwachtingen voldeed. Opvallend is hier het grote verschil in appèl op de
mantelzorgers en de professionals.
Tabel 6 : Extra hulp voorzien na thuiskomst, in %
Ik heb thuis extra hulp voorzien door (per item op 100)
1. mijn man
80
2. mijn moeder
49
3. familie/vrienden/buren
43
4. een vroedvrouw
6
5. een (kraam)verzorgende van een thuiszorgdienst
2
6. hulp in het huishouden
9
Vzw De Bakermat, Expertisecentrum Kraamzorg – 2004
14
Het ruimere vaderschapsverlof wordt gretig aangehaald voor een extra tijd met de partner in
huis, terwijl de moeders, schoonmoeders, zussen en buren ingeschakeld worden voor opvang van
de andere kinderen en hulp in het huishouden. Eén op twee kraamvrouwen rekent op deze hulp van
moeders, familie, vrienden en buren en acht op tien kraamvrouwen schakelt ook hun partner in om
een handje te helpen.
Waar gemiddeld één kraamvrouw op tien nog één keer per week van poetshulp gebruik maakt,
komen vroedvrouwen en kraamverzorgsters er nauwelijks aan te pas.
Dit is niet verwonderlijk wanneer we de antwoorden op de gekregen informatie tijdens de
zwangerschap bundelen.
Amper 6 % van de respondenten werd tijdens hun zwangerschap geïnformeerd (meestal door
hun gynaecoloog) over de mogelijkheid om na de bevalling thuis medische nazorg te krijgen.
Hetzelfde cijfer geldt voor de informatie rond een (kraam)verzorgende aan huis en ook de
mogelijkheid van huishoudelijke hulp bij erkende thuiszorgdiensten werd maar bij 5 % vermeld.
Andere informanten waren : het personeel van de materniteit, vrienden en collega’s en in een
enkel geval de mutualiteit. Jammer genoeg komt deze informatie veelal na de bevalling bij de
mogelijks geïnteresseerde vrouwen terecht. Dit is rijkelijk laat !
De verwachte informatiekanalen zoals de gynaecoloog, de huisarts, Kind & Gezin, internet,
brochure, TV of radio komen er niet tot nauwelijks aan te pas.
Anderzijds is het niet zo dat onze respondenten totaal geen weet hebben van het bestaan van
alternatieve mogelijkheden : 37 % weet dat er thuiszorgdiensten bestaan die kraamzorg
verlenen na de bevalling en 32 % weet ook dat er vroedvrouwen zijn die aan huis komen voor
medische nazorg.
Brusselse vrouwen worden duidelijk niet aangemoedigd of op z’n minst objectief geïnformeerd
over de diverse mogelijkheden rond thuiskraamzorg. Er zijn zeker aanwijzingen dat er een
onvoldoende aanbod is of het aanbod en de vraag mekaar niet vinden in Brussel.
Immers, een kleine helft van de respondenten (43 %) antwoordt aan het slot van het interview
negatief op de uitspraak : “Moest ik geweten hebben wat ik nu weet, ik zou het herdoen zoals
nu”. Van degenen die bepaalde dingen anders zouden doen, zouden er :
• 30 % wensen dat de verpleegkundige van Kind & Gezin sneller (niet vaker) zou langskomen
• 42 % een vroedvrouw aan huis laten komen
• 36 % meer huishoudelijke hulp voorzien
• 10 % kraamhulp voorzien
• 11 % de extra hulp van de familie beter plannen
• 8 % de extra hulp van de partner beter plannen.
Vzw De Bakermat, Expertisecentrum Kraamzorg – 2004
15
Nog eens 11 % liet de enquêteurs buiten de voorziene hulpcategorieën noteren:
• iemand kunnen contacteren ivm vragen over borstvoeding / professionele hulpverlener kunnen
bereiken indien nodig (N = 4)
• vroeger naar huis komen (N = 3)
• zich beter informeren over mogelijkheden rond kraamzorg, vroedvrouw aan huis, …
(N = 4)
• zich beter informeren over Kind & Gezin (N = 1)
• zich beter organiseren thuis (N = 2)
• meer rusten thuis na de bevalling (N = 2)
• langer op de materniteit blijven (N = 2)
• thuisbevalling overwegen (N = 1)
• gezinshulp vóór de bevalling nemen (N = 1)
• vlugger stoppen met werken tijdens zwangerschap (N = 3)
De meeste vrouwen zagen een combinatie van extra’s om het een volgende keer beter of anders
te doen.
Tot slot, een bont allegaartje met tips en verbeterpunten
Alle respondenten kregen op het einde van de twee momentopnames de mogelijkheid om ons
verdere tips te geven of belangrijke bedenkingen te laten meenemen.
Deze bonte verzameling is als volgt samen te vatten :
• meer hulp thuis nodig
• hulp thuis beter bekend maken
• de vele vragen die thuis nog rijzen, krijgen geen snel antwoord zoals in het ziekenhuis
• nood aan begeleiding bij borstvoeding thuis
• hulp nodig om te kunnen rusten thuis
• organisatie thuis : hoe leren ?
• langer op de materniteit kunnen blijven
• sneller naar huis kunnen gaan
• info geven over kraamzorg thuis en/of hulp in het huishouden is nodig tijdens de
zwangerschap, erna is te laat.
Het vaakst kwamen spontane bedenkingen voor over het ontbreken van tijdige informatie rond
kraamzorg aan huis. Uiteraard gaf de vragenlijst met de duiding aan de respondenten hiertoe
aanleiding.
Vzw De Bakermat, Expertisecentrum Kraamzorg – 2004
16
DEEL II :
RESULTATEN BEVRAGING
BRUSSELSE ZIEKENHUIZEN – MATERNITEITEN
INLEIDING
In dit deel verwerken wij een onderdeel van de bevraging van alle Brusselse materniteiten m.b.t.
de verblijfsduur en ontslagbeleid rond bevallingen.
Wij geven ook heel wat officiële cijfers rond verblijfsduur in Brussel en plaatsen deze naast
andere relevante registraties.
De vragenlijst werd mede gestoffeerd door bezorgdheden, geformuleerd vanuit het Brusselse
Overleg Thuiszorg.
Het BOT wil zicht krijgen op vraag en aanbod rond bevallen en kraamzorg in Brussel en rond het
gevoerde beleid van Brusselse materniteiten in verband met “bevallen met kort
ziekenhuisverblijf”.
We ontwierpen hiertoe een vragenlijst die na proefenquêtes grondig werd bijgestuurd. Naast de
noodzaak om ze ook in het Frans op te stellen, bleken ook gangbare definities over verkort of
gewoon verblijf, begrip van thuiszorgdiensten en dergelijke meer erg verschillend met
Vlaanderen.
Er werd gepeild naar :
1. de gangbare verblijfsduur in elke materniteit
2. het aandeel bevallen vrouwen per verblijfscategorie
3. de nood aan aansluitende thuiszorg
4. de lacunes in zorg
5. het beleid rond kort verblijf
6. de samenwerkingsafspraken met eerstelijnswerkers en de procedures hierrond.
(de items 3 tot 6 komen in deel 3 aan bod)
De enquête werd bij de 14 materniteiten telefonisch afgenomen met de hoofdvroedvrouw of
haar adjunct van de materniteit of verloskwartier in de periode juni-augustus 2004. In 9
materniteiten verliep de enquête in het Frans op vraag van de respondent.
De (hoofd)vroedvrouw kon niet op alle vragen met concrete cijfers antwoorden (heel wat
aspecten die wij bevragen worden niet geregistreerd of liggen niet ter inzage van de
vroedvrouw), maar er was een algemene bereidwilligheid om constructief mee te werken.
Vzw De Bakermat, Expertisecentrum Kraamzorg – 2004
17
1. VERBLIJFSDUUR IN DE MATERNITEIT
Aantal bevallingen en ligdagen in de Brusselse materniteiten
We geven eerst officiële cijfers van de FOD – Volksgezondheid van 2003, om dan naar de
antwoorden uit de enquête te kijken. . De getallen in de linkerkolom in tabel 7, 8 en 9 zijn de
nummers die de FOD – Volksgezondheid heeft toegekend ter anonimisering van de gegevens. Ze
hebben verder geen betekenis. Wij rangschikten de materniteiten van groot naar klein.
Tabel 7 : Aantal bevallingen volgens verblijfsduur in Brusselse materniteiten (2003) in absolute
cijfers
Materniteit
0-2
nachten
3
nachten
4
nachten
5
nachten
6-8
nachten
8+
nachten
Totaal
bevallingen
6
72
136
475
770
859
131
2443
8
20
39
237
774
982
95
2147
2
86
104
258
754
737
147
2086
7
73
132
524
591
505
50
1875
5
41
38
116
466
809
105
1575
4
35
36
141
436
792
101
1541
10
29
49
117
454
699
78
1426
9
14
27
215
503
468
90
1317
3
19
36
163
422
475
123
1238
1
7
51
227
437
266
47
1035
396
648
2.473
5.607
6.592
967
16.683
Totaal
Tabel 8 : Aantal bevallingen volgens verblijfsduur in Brusselse materniteiten (2003) in
percentages
Materniteit
0-2
nachten
3
nachten
4
nachten
5
nachten
6-8
nachten
8+
nachten
6
2.9
5.6
19.4
31.5
35.2
5.4
100
8
0.9
1.8
11.0
36.1
45.7
4.4
100
2
4.1
5.0
12.4
36.1
35.3
7.0
100
7
3.9
7.0
27.9
31.5
26.9
2.7
100
5
2.6
2.4
7.4
29.6
51.4
6.7
100
4
2.3
2.3
9.1
28.3
51.4
6.6
100
10
2.0
3.4
8.2
31.8
49.0
5.5
100
9
1.1
2.1
16.3
38.2
35.5
6.8
100
3
1.5
2.9
13.2
34.1
38.4
9.9
100
1
0.7
4.9
21.9
42.2
25.7
4.5
100
Totaal
2.4
3.9
14.8
33.6
39.5
5.8
100
Vzw De Bakermat, Expertisecentrum Kraamzorg – 2004
Totaal
bevallingen
18
Tabel 9 : Gemiddelde verblijfsduur per Brusselse materniteit
Materniteiten
N bevallingen
Gemiddelde
6
2443
5.5
8
2147
5.9
2
2086
5.8
7
1875
5.2
5
1575
6.1
4
1541
6.2
10
1426
6.0
9
1317
6.3
3
1238
6.3
1
1035
5.3
16683
5.8
Totaal
Wij kregen cijfers over 10 materniteiten of fusies van materniteiten. Wegens anonimisering van
de gegevens, hebben alleen globale totalen en tendenzen een waardevolle vergelijkende
betekenis.
Er is een variatie van 1000 tot 2500 bevallingen per Brusselse materniteit met een gemiddelde
ligduur van 5,2 tot 6,3.
Aantal bevallingen en ligdagen volgens respondenten in enquête
Het aantal bevallingen in 2003 varieert volgens de respondenten van 900 tot 2 500 op jaarbasis.
Niet elke bevraagde kon een exact cijfer geven (cfr. de afgeronde getallen).
De bevraging beperkt zich tot de gewone bevallingen. Het zijn bovendien grove schattingen.
Er zijn dan ook heel wat verschillen tussen de schattingen van de respondenten en de officiële
registratie bij de Federale Overheidsdienst van Volksgezondheidszorg. Aangezien we de cijfers
van VGZ enkel geanonimiseerd konden krijgen, gebruiken wij ze ter aanvulling van de resultaten
uit de enquête daar waar ze een globale meerwaarde toevoegen of relevante vergelijkingen
mogelijk maken.
De verschillen zijn trouwens verklaarbaar ( zie verder).
Vzw De Bakermat, Expertisecentrum Kraamzorg – 2004
19
Tabel 10 : Situering materniteiten en aantal geschatte bevallingen (enquête)
GEMEENTE
N GESCHATTE
BEVALLINGEN 2003
MATERNITEIT
TAAL
(ENQUÊTE)
Edith Cavell
1180
Ukkel
St Pieter
1000
Brussel
Iris-Zuid
1050
Elsene
VUB
1090
Jette
1568
Brugmann
1020
Laken
+/- 1500
Frans
St Luc
1200
St. Lambrechts-Woluwe
1472
Frans
Erasmus
1070
Anderlecht
1246
Frans
St Jan
1000
Brussel
St Anna
1070
Anderlecht
St Etienne
1210
St. Joost-Ten-Node
St Elisabeth
1180
Ukkel
St Michiel
1040
Etterbeek
Hôpital fr RE
1182
St. Agatha Berchem
800
Frans
César De Paepe
1000
Brussel
802
Frans
Tabel 11 :
+/- 2500
9
Frans
2466
Nederlands
+/- 2000
Frans
Nederlands
1119
Nederlands
+/- 1000
Frans
1348
Frans
935
Nederlands
1030
Nederlands
Aandeel geschatte bevallingen in percentages volgens verblijfsduur in Brusselse
materniteiten (enquête)
Materniteiten
0-2 dagen
3- 4 dagen
5-6 dagen
Edith Cavell
0
80
20
St Pieter
0
100
0
Iris-Zuid
5
85
10
VUB
5
0
95
Brugmann
0
100
0
St Luc
0
50
50
Erasmus
0
50
50
St Jan
1
99
0
St Anna
0
25
75
St Etienne
1
29
80
St Elisabeth
5
95
0
St Michiel
0
25
75
Hôpital fr RE
0
50
50
César De Paepe
1
29
70
9
De 6 onderste ziekenhuizen zijn telkens fusies of samenwerkingsverbanden van 2 materniteiten, aangegeven
door
de stippellijn.
Vzw De Bakermat, Expertisecentrum Kraamzorg – 2004
20
Commentaar
1.
De verschillen tussen de schatting en de reële cijfers zijn verklaarbaar wegens diverse
redenen :
• We vroegen in de enquête enkel naar de verblijfsduur bij gewone bevalling. Sectio’s
werden niet bevraagd, maar zitten uiteraard wel in de officiële cijfers van de FODstatistieken.
• In de Leuvense ziekenhuizen liggen deze catalogiseringen gemakkelijker ter inzage ; in de
Brusselse materniteiten moesten de bevraagde (hoofd)vroedvrouwen op hun aanvoelen en
ervaring terugvallen. Het zijn met andere woorden grove schattingen maar daarom ook
interessant om perceptie met realiteit te vergelijken.
• De bevraagde personen drukken het verblijf uit in “dagen”, terwijl de officiële
registratie in” nachten” gebeurt. Uit de proefenquête bleek dat rekenen in “nachten” niet
ingeburgerd is, vandaar dat onze vraagstelling, voor een beter begrip, gewijzigd werd in
“dagen”.
2. Los van de relativerende bemerkingen opgesomd in punt 1, valt op dat de perceptie rond
verblijf bij de verantwoordelijken op materniteiten erg afwijkt van de realiteit.
Bepaalde grote tendensen (in tabel 7 en 8) zoals
• opvallend meer 3 en 4 dagen verblijf in een aantal ziekenhuizen
• of quasi geen korte verblijven (0-2 dagen)
lijken zich te bevestigen, maar daar houden de overeenkomsten dan ook mee op.
3. Wel is duidelijk dat er verschillen zijn tussen de materniteiten. Dit zien we niet alleen aan de
cijfers van het aantal bevallingen per verblijfscategorie (tabel 7 en 8), maar ook aan
de
gemiddelde verblijfsduur (variërend van 5.2 tot 6.3 dagen ten opzichte van 5.8 als globaal Brussels
gemiddelde in tabel 9). Materniteiten met minder bevallingen situeren zich bij de hoger gemiddelden
van ligdagen. De eigen enquête geeft hierover geen accurate
informatie, aangezien enkel
verblijfsduur bij gewone bevallingen werd gevraagd.
4. Voortgaande op de officiële cijfers (tabel 7 en 9) kunnen we stellen dat :
• de grootste groep van gewone bevallingen zich nog altijd rond de 5 ligdagen situeert
• er zich in een paar ziekenhuizen reeds een verschuiving naar 4 nachten verblijf afspeelt
• de echt korte verblijven nog niet “in” zijn.
5. Voortgaand op de geschatte cijfers (vgl. tabel 8 en 11) kunnen we veronderstellen dat men :
• de groep van korte verblijven (0-2 dagen) juist inschat als klein tot verwaarloosbaar
• de groep van 3-4 dagen verblijf schromelijk overschat
• daardoor de groep van 5-6 dagen verblijf in globo onderschat.
6. Er is geen gedetailleerde vergelijking mogelijk met deel 1 van dit onderzoek, enerzijds
omdat we (toevallig ?) minder sectio’s in de bevraagde groep moeders hebben dan het
globaal gemiddelde, anderzijds omdat we slechts een staal van 3 ziekenhuizen hebben. Toch
worden de beleidslijnen van de materniteiten bevestigd in de cijfers over verblijfsduur (zie
deel 1, punt 5).
Vzw De Bakermat, Expertisecentrum Kraamzorg – 2004
21
2. DE RESPONDENTEN AAN HET WOORD OVER DE VERBLIJFSDUUR EN
ONTSLAGBELEID
Beleid ‘normaal’ verblijf
Ø
In 7 Brusselse materniteiten definiëert men het ‘normaal’ aantal ligdagen op 5, maar met
differentiatie
• VUB Jette, St. Michiel, César De Paepe en Hôpital français Reine Elizabeth :
zowel voor primiparae als multiparae
• Erasmus ziekenhuis : enkel voor primiparae
• St. Annaziekenhuis : enkel voor primiparae
• St. Luc : enkel voor primiparae
Ø
In de andere ziekenhuizen blijven enkel de vrouwen die een keizersnede hebben gehad (of
andere verwikkelingen) 5 tot 6 dagen.
• In het Iris-ziekenhuis bijvoorbeeld blijven de keizersnedes-primiparae 6dagen ; de
keizersnedes-multiparae 5 dagen
• In het Brugmanziekenhuis blijven de keizersnedes- primiparae 6 dagen, de keizersnedesmultiparae 4 à 5 dagen.
Ø
In 7 tot 10 Brusselse ziekenhuizen prikt men het ‘normaal’ aantal ligdagen op 4 of is dit een
streefcijfer bij bevallingen zonder complicaties.
In St. Pieter, St. Etienne, Iris Zuid, St. Elisabeth, Edith Cavell, St. Jan en het
Brugmanziekenhuis voor alle bevallen vrouwen, en zoals reeds gesteld zou dit in het
Erasmusziekenhuis, St. Annaziekenhuis en St. Luc standaard zijn voor multiparae.
Ø
In het Brugmanziekenhuis streeft men zelfs naar een standaard ziekenhuisverblijf van 3 nachten
voor alle gewone bevallingen (nu al 40 % volgens de adjunct-hoofdvroedvrouw).
Zoals hoger gesteld, is dit een overschatting van de realiteit. Maar het geeft vermoedelijk wel
een tendens van verkorting van ligdagen voor de toekomst aan. De neuzen van de dagdagelijkse
verantwoordelijken staan al in éénzelfde bepaalde richting.
Beleid ‘kortverblijf’
Er is in de antwoorden geen verband te constateren tussen een aantal kenmerken (zoals aantal
bevallingen) en ontslagbeleid. Zowel bij grote of kleine materniteiten, Nederlands- of Franstalig,
centrum of rand, materniteiten met begoed publiek of veel sans papiers, komen alle varianten
voor.
Wat wel opvalt, is dat de echte korte verblijven (0-2 dagen) weinig voorkomen. We gaan even
dieper in op de antwoorden rond deze categorie.
Ø
Ø
Amper in 3 materniteiten zou dit voorkomen tot maximaal 5% van de bevallingen (wat ook een
overschatting blijkt te zijn in vergelijking met de officiële cijfers). Met name VUB, Iris Zuid
en St. Elisabeth waar dit gaat over vrouwen die zeer bewust voor deze formule gekozen
hebben.
In het Brugmanziekenhuis worden moeders nooit tussen dag 0 en dag 2 naar huis gestuurd,
omdat de artsen er tegen zouden zijn. Dit is verwonderlijk aangezien de streefstandaard
Vzw De Bakermat, Expertisecentrum Kraamzorg – 2004
22
hier 3 dagen zou zijn. Wellicht zijn de motieven hiervoor niet van medische maar van
financiële aard.
Ø
In St. Pieter, St. Jan, Edith Cavell, St. Luc, Erasmusziekenhuis, Iris Zuid, St. Anna,
St. Etienne, St. Michiel, Hôpital français Reine Elizabeth en César De Paepe komt
kortverblijf hoogst zelden voor. Het gaat over enkelingen die hier bewust voor gekozen
hebben of over moeders die niet in orde zijn met de mutualiteit en financiële problemen
zouden hebben met het betalen van de ziekenhuisfactuur (vaak sans papiers). De aantallen
zijn te klein om er een cijfer op te plakken.
In globo maakt deze groep 2,4 % uit van het aantal Brusselse bevallingen, wat inderdaad lager is
dan in Vlaanderen. Zie verder (tabel 14).
3. BRUSSEL IN VERGELIJKING MET VLAAMSE PROVINCIES
(bron FOD – Volksgezondheid 2003)
Op vlak van gemiddelde verblijfsduur wijkt Brussel niet af van de gemiddelden van Vlaanderen.
Daarentegen bij opsplitsing per verblijfscategorie, tekent zich wel een Brussels profiel af.
Tabel 12 : Gemiddeld verblijf per provincie
Materniteiten per provincie
N bevallingen
Gemiddelde
West-Vlaanderen
11034
5,8
Oost-Vlaanderen
13867
5.9
Antwerpen
18488
5.8
Limburg
7145
5.8
Vlaams-Brabant
6073
6.4
Brussel
16683
5.8
Totaal
73317
Alle Vlaamse provincies zitten rond de 6 nachten. Vlaams-Brabant zit het hoogst met 6,4 en
Brussel aliniëert zich perfect op de lijn van de andere Vlaamse provincies met 5,8. We blijven
geconfronteerd met verschillen in cijfermateriaal. De gemiddelden die gepubliceerd zijn in “Het
Kind in Vlaanderen – 2003” vanuit Kind & Gezin geven een gemiddelde verblijfsduur van 5,66 voor
het Vlaams Gewest en 5,52 voor het Brussels Gewest. Hetgeen een lichte daling is t.o.v. het jaar
2000 (resp. 5,77 en 5,61) volgens dezelfde bron. Ofschoon het over kleine verschillen gaat,
blijft het een vervelend fenomeen dat diverse officiële instanties andere cijfers hanteren.
Zoals in de inleiding van deze paragraaf gesteld, heeft Brussel een apart profiel bij opsplitsing
per verblijfscategorie.
Vzw De Bakermat, Expertisecentrum Kraamzorg – 2004
23
Tabel 13 : Verblijfsduur per categorie en per provincie in absolute cijfers
Materniteiten
0-2
nachten
3
nachten
West-Vlaanderen
513
291
Oost-Vlaanderen
564
Antwerpen
5
nachten
6-8
nachten
756
3499
5425
550
11034
630
1584
4370
5828
891
13867
887
697
2150
5569
8139
1046
18488
311
237
725
1919
3639
314
7145
Vlaams-Brabant
262
171
416
1402
3388
434
6073
Brussel
396
648
2473
5607
6592
967
16683
Limburg
4
nachten
8+
nachten
Totaal
bevallingen
Tabel 14 : Verblijfsduur per categorie en per provincie in percentages
Materniteiten
0-2
nachten
3
nachten
4
nachten
5
nachten
West-Vlaanderen
4.6
2.6
6.9
31.7
Oost-Vlaanderen
4.1
4.5
11.4
Antwerpen
4.8
3.8
Limburg
4.4
Vlaams-Brabant
Brussel
6-8
nachten
8+
nachten
Totaal
bevallingen
49.2
5.0
100
31.5
42.0
6.4
100
11.6
30.1
44.0
5.7
100
3.3
10.1
26.9
50.9
4.4
100
4.3
2.8
6.8
23.1
55.8
7.1
100
2.4
3.9
14.8
33.6
39.5
5.8
100
Brussel heeft inderdaad een laag percentage kortverblijven (0 – 2 nachten). De categorie 4
nachten en 5 nachten, maar ook 3 nachten scoort hoog in vergelijking met de Vlaamse provincies.
De echt langere verblijven van 6 nachten en meer, zijn dan weer lager dan in Vlaanderen.
Jammer genoeg worden we ook hier geconfronteerd met andere cijfers voor Vlaanderen 10.
10
Kind & Gezin en het SPE-rapport maken gewag van resp. amper 1,4 % in 2003 en 1,8 % in de jaren ’90
poliklinische bevallingen. Aangezien de FOD-VGZ over de meest volledige gegevens beschikt en
bovendien
Brussel kan vergelijken met Vlaamse provincies, werken we verder met deze cijfers.
Zie ook : “Het kind in Vlaanderen 2003”, Kind & Gezin, p. 103
Zie ook : SPE-rapport : “Perinatale activiteiten in Vlaanderen”, vzw Studiecentrum voor perinatale
Epidemiologie, H. Cammu, G. Martens, etc., rapport ’94-’95-’96.
Vzw De Bakermat, Expertisecentrum Kraamzorg – 2004
24
4. BRUSSEL IN VERGELIJKING MET LEUVEN IN BELEID
“KORTVERBLIJF”
Zoals er binnen het Brussels gewest tussen de 10 materniteiten verschillen zijn van minder dan 1
% tot 4 % (tabel 9) bij kort verblijf, is dit in de Vlaamse provincies ook zo. In Leuven – de
natuurlijke biotoop van De Bakermat – gaat dit percentage tot 5,4 %. Ook de verhouding bij de
andere verblijfscategorieën vertoont typische accenten.
Tabel 15 : Verblijfsduur per categorie in percentages
Materniteiten
Brussel
0-2
nachten
3-4
nachten
5
nachten
6+
nachten
Totaal
2,4
18,7
33,6
45,3
100
5,4
21,0
38,0
35,0
100
4,3
10,1
26,5
59,0
100
gemiddeld
UZ-GHB
Leuven
AZ-HHart
Leuven
Commentaar
Uit onze dagdagelijkse werking blijkt dat de tendens van het laatste decennium eerder wijst op
een stagnering van de echt korte verblijven (0-2 nachten) en een opmars van de verkorte
verblijven (3-4 nachten). Hierin speelt uiteraard de ligdagfinanciering van de ziekenhuizen mee.
Deze wijzigde in 2002.
Men definiëert een ondergrens en een bovengrens voor verblijfsduur bij vaginale bevalling (APRDRG 560), en dit voor drie types : na normale bevalling, na bevalling met mineure complicaties en
na bevalling met ernstige complicaties 11. Het merendeel van de bevallingen hoort bij severity 1,
de normale vaginale bevalling. Binnen deze marges situeren zich de “verantwoorde” activiteiten.
Hieraan koppelt men verantwoorde en dus betaalde ligdagen. Voor een bevalling severity 1
betaalt men een verblijf van 0, 1 of 2 ligdagen uit aan 2 verantwoorde ligdagen. Vanaf een
verblijf van 3 tot 13 dagen, acht men de verantwoorde ligdag 5,38. De grenzen en daarbij
horende bedragen, verschuiven volgens de severitygraad.
De nobele bedoeling was om onnodig en dus overantwoord lang verblijf te ontmoedigen en zeker
niet financieel te belonen. Bijvoorbeeld, een kraamvrouw met normale bevalling die 6 dagen blijft
in de materniteit, levert maar 5,38 gefinancieerde ligdagen op.
Iemand die 10 dagen zou blijven is m.a.w. erg verlieslatend. Het is dus begrijpelijk dat het
standaardverblijf overal rond de 5 dagen schommelt.
11
Normale bevalling : Severity 1
Mineure complicatie : Severity 2, o.a. verlengde arbeid, urinaire infectie
Ernstige complicatie : Severity 3, o.a. cystitis, arbeid die niet op gang komt na gebroken vliezen met
inductie,
verminderde kindsbewegingen, premature arbeid
Zeer ernstige complicaties : Severity 4, o.a. baby doodgeboren.
Vzw De Bakermat, Expertisecentrum Kraamzorg – 2004
25
Het positieve aan deze financiering bij een normale bevalling is dat je enerzijds, ten opzichte van
vroeger, niet meer gestraft wordt bij een kort verblijf (onder de ondergrens gaan) : bij een
verblijf van 0, 1 of 2 dagen krijgt het ziekenhuis toch 2 dagen betaald
(= ondergrens), maar anderzijds wordt het ook niet gestimuleerd. Het bizarre aan het systeem is
dat je vooral bij 3 dagen verblijf bij een normale bevalling “winst” maakt. Je krijgt 5,38 dagen
betaald. Je hebt er dus financieel belang bij als ziekenhuis om alle vrouwen met een normale
bevalling 3 of 4 dagen te laten verblijven.
Dit systeem geldt idem dito voor andere types bevalling. Bijvoorbeeld bij keizersneden (APRDRG 540) is de norm bij severity 1 (meest voorkomend) 7, 76. De redenering kan daar op
dezelfde wijze ontplooid worden.
Flirten met deze grens, kan winst opleveren.
Moeten we veronderstellen dat de beheerders van bepaalde ziekenhuizen het financieel systeem
optimaal doorgronden en gebruiken ? Het meer voorkomen van 3 en 4 dagen verblijf bij een
gewone bevalling in bepaalde ziekenhuizen, wijst in elk geval in die richting. Vanuit de enquête
blijkt alvast dat het ontslagbeleid niet gebaseerd is op wetenschappelijke guide-lines of op het
“klaar achten” van de moeder bij vertrek (zie verder).
Dit is niet als verwijt bedoeld naar ziekenhuizen. Ons voorstel is wel dat deze onlogica
uitgezuiverd wordt en dit op verschillende manieren.
Vzw De Bakermat, Expertisecentrum Kraamzorg – 2004
26
Voorstellen
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
12
Definieer een kort verblijf voor een normale bevalling van 0 tot 3 dagen. Tot nu toe is dit 48
uur, hetgeen in onze cultuur voor vrouwen en artsen niet altijd organiseerbaar en haalbaar
blijkt 12.
Koppel hier een verplichte continuïteit van zorg aan tot minimum 7 dagen na de bevalling via
het gebruik van het klinisch zorgpad BKZ en via professionele thuiskraamzorg.
Herschik de ziekenhuisfinanciering minimaal als volgt :
- verblijf materniteit 0 - 3 dagen = 3 verantwoorde ligdagen = 3 ligdagen betalen voor deze
groep
- laat de financiering van 4 dagen en meer zoals ze nu is.
Pas de nomenclatuur van de vroedvrouw in het postpartum thuis aan bij bevallingen met kort
verblijf (0-3 dagen) :
- de nomenclatuur is nu sterk degressief opgebouwd (vanaf dag 4 na de geboorte niet meer
kostendekkend)
- stel huisbezoek 1 na kort verblijf (0 – 3 dagen) daarom gelijk met huidig tarief dag 1; de
patiënte is nl. nieuw voor deze vroedvrouw en vergt een tijdsintensiever huisbezoek
- hanteer vervolgens dezelfde degressiviteit (huisbezoek 2 = tarief dag 2 enz)
- hierdoor ontvangt de vroedvrouw die postpartum zorg verleent na kort verblijf een
evenwaardige vergoeding als de vroedvrouw die thuisbevallingen opvolgt.
Definiëer een normaal verblijf voor een normale bevalling zonder verder medische opvolging
aan huis vanaf 4 tot 6 dagen verblijf. Met als belangrijke bemerking dat de individuele
situatie van moeder (en baby) op fysiek én mentaal én sociaal vlak bepalend moeten zijn of
deze moeder klaar is om naar huis te gaan. En niet de toevalsdag van de week (vb. een
vrijdag).
Moeders die fysiek en mentaal in orde zijn bij een ontslag tussen dag 4 en 6, hebben geen
extra medische opvolging via huisbezoeken door een vroedvrouw meer nodig.
Wel zeer aangewezen zou zijn dat deze moeders naar borstvoedings- en
babyverzorgingsgerichte postnatale consultaties kunnen gaan in groepspraktijken,
geboortecentra of bij solo-vroedvrouwen. De huidige nomenclatuur is hiervoor geschikt.
Ook kraamhulp via een thuiszorgdienst kan tot de aanbevolen mogelijkheden behoren.
Moeders die op dag 4-6 niet klaar zijn voor ontslag, maar geen ernstige medische of
psychische indicaties hebben om langer in de materniteit te blijven, zouden een voorschrift
tot extra kraamopvolging moeten krijgen (vroedvrouw en/of kraamhulp). Hiervoor moet de
nomenclatuur aangepast worden analoog aan het voorstel in punt 4.
Een meer grondige en wellicht betere herschikking van de financiering zou zijn om een
gemiddelde forfait te berekenen van de eerste 7 ligdagen na een bevalling en dit in zevenden
te betalen resp. aan de materniteit en thuiszorg volgens reëel aantal dagen verblijf.
De grens van 3 dagen voor een normale bevalling en 5 dagen voor een keizersnede wordt ook in recent
wetenschappelijk onderzoek in Frankrijk als definitie voor kort verblijf gehanteerd. Zie ANAES, Service des
recommandations et service évaluation économique, France, 2004, p. 46
Vzw De Bakermat, Expertisecentrum Kraamzorg – 2004
27
DEEL III :
NOOD AAN KRAAMZORG AAN HUIS
IN BRUSSEL
INLEIDING
Ja, er is een zeer grote nood aan kraamzorg thuis in Brussel !
In het derde deel van het onderzoeksrapport, vullen wij resultaten uit de 2 enquêtes aan met
gegevens vanuit verschillende invalshoeken :
1. Er zijn heel wat maatschappelijke evoluties waar te nemen in zwangerschap, bevalling en
kraamzorg de voorbije 50 jaar, die sowieso nieuwe noden naar boven brengen.
2. Demografische gegevens en de positie van Brussel hierin wijzen in dezelfde richting.
3. De nauwkeurige registratie van cijfers en tendensen in de 20-jarige werking van het Centrum
voor Kraamzorg, De Bakermat, bevestigen één en ander.
4. Bovendien versterken de mening van de respondenten uit de 2 enquêtes, hetgeen uit de
naakte cijfers afgeleid kan worden.
5. Tot slot kunnen we concrete werkpunten voor Brussel aangeven, in de eerste plaats
gebaseerd op wat de respondenten zelf aangeven.
Vzw De Bakermat, Expertisecentrum Kraamzorg – 2004
28
1. MAATSCHAPPELIJKE EVOLUTIES
Brussel verkort mee
Ook al zijn er weinig echte bevallingen met kort verblijf, toch blijft 21 % van de bevallen
moeders maximum 4 nachten in de materniteit (tabel 14). Hiermee scoort het Brussels Gewest
het hoogste percentage t.o.v. de andere (Vlaamse) provincies. Voornamelijk de 4 nachtencategorie kent een topscore (tabel 14). Dit cijfer op zich geeft al de nood aan kraamzorg thuis
aan.
Immers, navelverzorging, eerste badje en dergelijke zijn thuis alleen niet evident, zeker als men
het in het ziekenhuis nog zelf niet deed of aangeleerd kreeg. De melkproductie komt tijdens de
eerste week op gang waarbij rust en zelfvertrouwen een belangrijke basis zijn voor het welslagen
van borstvoeding. Ook de huildagen bij pasbevallen vrouwen komen meestal voor vanaf dag 4 en
5. Bij al deze elementen staan heel weinig professionele zorgverstrekkers stil, en zeker
beleidsmakers kunnen deze “detail” gevolgen niet naar ware ernst inschatten.
Extra indicaties tot kraamzorg aan huis
Bovendien vormt de veralgemeende verkorting aan ligdagen de voorbije 20 jaar, samen met
andere maatschappelijke evoluties, een extra indicatie tot kraamzorg 13.
a) Vrouwen baren steeds minder kinderen (1,5) en krijgen ze op oudere leeftijd wat
onzekerheid, meer vragen en meer nood aan begeleiding teweegbrengt. De leeftijd
waarop de vrouw in Vlaanderen haar eerste baby baart, bedraagt nu 27,7 jaar. 10 jaar terug
was dat nog 26,4 jaar. Het aantal vrouwen die 35 jaar of ouder zijn op het moment van hun
eerste bevalling is op 10 jaar tijd verdubbeld ;
b) het aantal meerlingen blijft hoog (2 %) ;
c) er is een toename van prematuren (< 37 weken) en pasgeborenen met een laag
geboortegewicht. 7 % wordt te vroeg geboren ;
d) de keizersneden zijn de afgelopen 10 jaar met 50 % gestegen en in aandeel
verdubbeld
op 16 jaar tijd. Nu maken keizersneden 18 % van alle bevallingen uit,
wat naar herstel van
de moeder zijn gevolgen heeft.
Om al deze redenen is extra begeleiding thuis (vroedvrouw en/of kraamverzorgende) zeker geen
overbodige luxe.
Ons land aan de staart
België situeert zich met zijn huidig gemiddelde verblijfsduur van 5 tot 6 dagen nog erg hoog
t.o.v. andere landen 14. We bengelen helemaal aan de staart. Ofschoon er nogal wat vraagtekens
in onderstaande tabel staan, geeft de verblijfsduur bij gewone bevallingen toch een
verhelderend zicht op te verwachten evoluties.
13
14
SPE-rapport 2002 en 2003, p. 53
ANAES, Service des recommondations et service évaluation economique, France, 2004, p. 39 – 47
Vzw De Bakermat, Expertisecentrum Kraamzorg – 2004
29
Tabel 16 :
Gemiddelde verblijfsduur en opvolging thuis na bevalling in verschillende landen,
volgens type bevalling en uitgedrukt in dagen in het jaar 2000
Landen
Canada
Normale bevalling/
Low risk
2, 0
Keizersnede/
Complicaties
?
Opvolging thuis
Nederland
2,7
?
Zweden
2,8
?
Portugal
2,9
?
GVO-zwangerschap : intense voorbereiding.
Telefonische hulplijn. Ontwikkeling zorgpaden.
Huisbezoeken door gemeentelijke gezondheidscentra.
Geen tot zeer beperkt. Telefonische hulplijn.
Experimenten met TVP 15. Wet met aanbevelingen ter
verbetering.
Ook thuisbevallingen en geboortehuizen.
Vroedvrouwen aan huis tot 10 dagen.
Wordt overgenomen door huisarts (en TVP indien nodig).
Ook nog 32 % thuisbevallingen die hier niet bijzitten.
Vroedvrouwen en kraamverzorgenden aan huis tot 8
dagen na de bevalling.
Grondige prenatale voorbereiding . Vroedvrouw van
ziekenhuis komt aan huis tot 5 à 7 dagen na de bevalling
+ telefonisch contact 1x per dag. Neonataal
opvolgingsonderzoek dag 5-7. Helplijn 24 uur op 24 uur.
?
Spanje
3,0
?
?
Denemarken
3,2
?
Idem Zweden
Finland
3,7
?
Idem Zweden
Ierland
3,9
?
?
Italië
3,9
?
?
Griekenland
4,0
?
?
Noorwegen
4,0
?
Idem Zweden
Zwitserland
4,5
5–6
Duitsland
4,8
?
Frankrijk
4,9
7–8
Luxemburg
5,3
?
België
5,3
?
Oostenrijk
5,7
?
Verenigde Staten
Engeland
15
2, 0
0–2
4
Verlenging volgens
individuele nood
Vroedvrouwen aan huis tot 10 dagen na de bevalling + 3
consultaties borstvoeding door vrvr + Huishoudelijke
hulp. Verlenging mogelijk met TVP voor baby.
?
Erg verschillend per regio, kort verblijf (< 3 dagen is nog
uitzondering). Vroedvrouwen en TVP tot dag 7 aan huis
bij vaginale bevalling en tot dag 10 bij sectio.
Ook soms vroedvrouwen vanuit materniteit aan huis.
?
Vroedvrouwen (meestal zelfstandigen) aan huis tot ca
7 dagen na bevalling. Langer mogelijk indien nodig.
Gratis via federale ziekteverzekering. Kraamhulp erg
verschillend per gewest. In Vlaanderen via
thuiszorgdiensten. Vaak via polyvalende
gezinsverzorgende .Tarief vlgs inkomen.
Ontwikkeling zorgpaden .
?
TVP = thuisverpleegkundige(n).
Deel van de cijfers komen uit gezondheidsstatistieken van de OESO.
Vzw De Bakermat, Expertisecentrum Kraamzorg – 2004
30
Commentaar
•
•
•
•
•
Opvallend aan deze cijfers is dat andere landen al verder staan in deze tendens van
verkorting. Het is dan ook meer dan waarschijnlijk dat ons land ook mee naar die verdere
daling evolueert.
Van de 19 landen waarvan we cijfers vonden, hanteren er al 11 een verblijfsduur van minder
dan 4 dagen voor een normale bevalling. 5 landen zitten rond de 4 dagen en amper 3 landen
w.o. België, scoren hoger dan 5 dagen.
Van een paar landen kennen we ook aantallen rond kortverblijf. De omvang van deze
kortverblijven van 0 – 3 dagen (inclusief de thuisbevallingen) is 80 % in Nederland,
60 % in Engeland en 66 % in Zweden . Allicht gaat dit in de 11 landen met een verblijfsduur
onder de 4 dagen over quasi dezelfde percentages. Kortverblijf wordt duidelijk de norm het
volgend decennium.
Wat in dit overzicht een markant onthoudertje is, is dat de landen die hun cijfers van
kortverblijf apart benoemen (Nederland, Engeland, Zweden) een degelijk nazorgsysteem aan
huis hebben in hun gezondheidszorgvoorzieningen.
Een bewijs temeer dat doorgedreven verkorting van de ligdagen een uitgebouwde
thuiskraamzorg impliceert.
Wat voor België bemoedigend kan genoemd worden, is dat er al aanzetten zijn tot opvolging
thuis voor vrijwillige kortverblijvers, die kunnen uitgebreid en structureler ingebed worden
bij verdere verkorting van verblijfsduur.
2. SOCIO-DEMOGRAFISCHE GEGEVENS
Naast de hoger geschetste belangrijke maatschappelijke evoluties, wijzen ook een aantal naakte
cijfers in Brussel in de richting van een behoefte aan kraamzorg thuis.
Veel geboorten
Vooreerst kent het Brussels Hoofdstedelijk Gewest jaarlijks in ons land veruit het hoogst aantal
geregistreerde geboorten, m.n. 14.651 baby’s in 2003, woonachtig in het Brussels Hoofdstedelijk
Gewest 16. Brussel Stad (2.393), Schaarbeek (1.985), St. Jans-Molenbeek (1.503), Anderlecht
(1.472) en Elsene (1.024) zijn de 5 topgemeenten in nataliteit 17.
Ter vergelijking : in de Stad Antwerpen zijn dit er maar 6.159 per jaar en in Leuven 1.145.
Het potentieel aan vraag is hier sowieso erg groot.
16
NIS, 2003. Er zijn ook heel wat vrouwen die komen bevallen in een Brusselse materniteit, maar niet in Brussel
wonen (zie geregistreerde bevallingen in deel II).
17
NIS, 2003
Vzw De Bakermat, Expertisecentrum Kraamzorg – 2004
31
Aandeel alleenstaande ouders
Bovendien telt het Brussels Hoofdstedelijk Gewest het hoogste percentage alleenstaande ouders
met ongehuwde kinderen.
13 % in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest
11 %
in Antwerpen
9%
in Leuven
10 % in Vlaams Gewest
In Brussel zullen er dus allicht meer alleenstaande pasbevallen moeders zijn, met minder steun
van hun informele netwerk.
Lager gemiddeld jaarinkomen en meer armoede
Een ander element is het lager jaarinkomen : uit de fiscale aangifte van 2001 leiden we af dat
het Brussels Hoofdstedelijk Gewest gemiddelde jaarinkomen per aangifte 23.892 € is, terwijl dit
in het Vlaamse Gewest 25.565 € is. Met dien verstande dat dit gemiddelde nog relatief hoog ligt
door de invloed van enkele rijke gemeenten, maar dat er heel wat meer arme gemeenten zijn (St.
Joost-Ten-Node – 16.826 €, St. Gillis – 19.658 €, St. Jans-Molenbeek – 20.007 €, Schaarbeek –
20.167 €).
Een nog frappanter criterium is het aantal leefloontrekkers. In het Brussels HG zijn dit 19,2
personen per 1000 inwonersin 2004, terwijl dit er 10,8 in het Waals en 4,3 in het Vlaams Gewest
zijn. Bovendien blijft dit cijfer sedert 2000 ongeveer status quo in Vlaanderen en Wallonië, en
neemt het elk jaar nog toe in Brussel (van 14,9 in 2000 tot 19,2 in 2004, of 5000 mensen meer –
van 14296 naar 19180- per jaar) 18.
Geweten is dat het vooral armere gezinnen zijn die snel het ziekenhuis verlaten zonder opvolging
thuis. Onze ervaring in De Bakermat leert dat het ook deze mensen zijn die geen eigen
financiële middelen kunnen / willen spenderen aan kraamzorg thuis. Anderzijds hebben zij deze
zorg wel het meest nodig.
D.i. dus zeker een latent potentieel dat behoefte heeft aan kraamzorg, maar dat actief moet
opgespoord worden.
Vreemde nationaliteiten
Het Brussels Hoofdstedelijke Gewest kent in ons land het hoogste percentage allochtonen, en
dit vooral van buiten Europa.
Met een aandeel van 26,3 % op zijn totaal aantal inwoners, scoort het Brussels Hoofdstedelijk
Gewest heel wat hoger dan bijvoorbeeld Antwerpen met 11 % of Leuven met 9 % of Vlaanderen
met 4,7 % 19.
18
19
Vrancken e.a., Armoede en sociale uitsluiting, Jaarboek 2004
NIS, 2002 en omgevingsanalyse 2003 – preventieteam Comité voor Bijzondere Jeugdzorg Vlaams-Brabant en
Brussel. Hierin zijn niet de mensen gerekend van vreemde origine met Belgische nationaliteit, noch mensen
zonder verblijfsvergunning of asielzoekers.
Vzw De Bakermat, Expertisecentrum Kraamzorg – 2004
32
De grote meerderheid hiervan kan alvast niet op mantelzorg rekenen, en zou zeker baat hebben
bij kraamzorg aan huis.
Deze verschillende typische elementen in de Brusselse Hoofdstedelijk Gewest geven zonder
twijfel extra indicaties naar behoeftenvolume rond kraamzorg.
3. BEVESTIGENDE CIJFERS – DE BAKERMAT VLAAMS BRABANT
Aanbod stimuleert vraag
Wanneer er een aanbod is, komt de latente vraag manifester naar boven. Een aanbod creëert
ook groei.
Deze economische wetmatigheid wordt bevestigd in de evolutie van de werking van
De Bakermat.
• Op 20 jaar tijd vermenigvuldigde het cliënteel met 2,5 : in 1984 werden 183 kraamgezinnen
geholpen, in 2004 454.
• Hoe bekender De Bakermat met de jaren werd, hoe groter ook het aandeel van cliënten die
verder dan 20 km. rond Leuven wonen.
• Het aantal kraamgezinnen dat via mond aan mond reclame en via eigen vorige persoonlijke
ervaringen bij De Bakermat terechtkwamen, steeg van 24 % tot 61 %. Terwijl het aandeel “
via media en doorverwijzing” evenredig daalt.
M.a.w. een degelijk aanbod dat bekend gemaakt wordt in Brussel, zal de nood aan kraamzorg mee
zichtbaar maken.
Los van kraamzorg voor bevallingen met kort ziekenhuisverblijf, is er nog een andere tendens
merkbaar die strookt met de hoger geciteerde maatschappelijke evoluties.
Nood aan kraamzorg na dag 5
Naast een gestage stijging doorheen de jaren van de bevallingen met kort ziekenhuisverblijf,
nemen vooral de vragen naar kraamzorg toe bij de vrouwen met 5 nachten verblijf (van 10 % in
1994 tot 38 % in 2003). De laatste 3 jaar lijkt het aandeel ‘bevallingen met kort verblijf’ te
stagneren (+/- 65 % van de gezinnen) terwijl het percentage ‘bevallingen met normaal verblijf’
nog gestaag blijft stijgen. Verhoudingsgewijs is de vraag naar zorg na een normaal
postpartumverblijf in het ziekenhuis dus aanzienlijk toegekomen.
We illustreren dit in onderstaande grafieken en tabellen.
Vzw De Bakermat, Expertisecentrum Kraamzorg – 2004
33
Grafiek 7 : Evolutie in aantal geholpen gezinnen, opgedeeld in een 1e doelgroep en een 2e
doelgroep 20
700
600
500
400
300
200
100
0
'84* '85 '86 '87
'88 '89 '90 '91
'92 '93 '94 '95
1ste doelgroep
'96 '97 '98 '99
'00 '01 '02 '03
2de doelgroep
Onder 1ste doelgroep wordt verstaan : Bevallen met kort ziekenhuisverblijf (0 – 4 nachten)
Onder 2de doelgroep wordt verstaan : Bevallen met normaal ziekenhuisverblijf en/of postnatale indicaties (5+ nachten)
De groep van cliënten die kort of verkort in het ziekenhuis verblijven, nam fors toe in de loop
der jaren (van 1985 tot 1995) maar schijnt zich nu te stabiliseren. We noteerden wel vanaf 1995
nog een toename in de groep bevallingen met normaal ziekenhuisverblijf en/of met postnatale
indicaties.
20
De Bakermat, Praktijk voor vroedkunde : jaarverslag 2003.
Vzw De Bakermat, Expertisecentrum Kraamzorg – 2004
34
In percentages uitgedrukt wordt dit nog duidelijker.
21
Grafiek 8 : Evolutie van de soort zorg in %
Kort - Normaal verblijf in %
100
90
80
70
60
50
Normaal ZH-verblijf
Kort ZH-verblijf
40
30
20
10
0
1994
1995
1996
1997
1998
1999
2000
2001
2002
2003
Normaal ZH-verblijf
10
8
10
21
18
22
30
35
34
38
Kort ZH-verblijf
90
92
90
79
82
78
70
65
66
62
Nog een andere manier om de verschuivingen in de subdoelgroepen te zien is de indexmatige
benadering.
Tabel 17 : Evolutie van de verschillende categorieën zorg
22
De geholpen gezinnen van ’85, het eerste volledig werkjaar, werden op index 100 gezet om de
evolutie in de loop der jaren duidelijker te kunnen zien.
Kraamzorg bij
Index
1985
Index
1990
Index
1995
Index
2000
Index
2002
100
197
327
282
270
-
100
126
197
270
100
118
103
95
72
-
-
100
264
305
Postnatale indicatie
100
365
335
387
195
Prenatale Indicatie
100
25
8
-
13
Totaal
100
168
225
273
299
Bevalling Kort ZH-verblijf
(0 – 2 nachten)
Bevalling Verkort ZHverblijf (3 – 4 nachten)
Thuisbevalling
Bevalling Normaal ZHverblijf (5+ nachten)
21
22
De Bakermat, Praktijk voor vroedkunde, jaarverslag 2003
De Bakermat, Praktijk voor vroedkunde, jaarverslag 2003
Vzw De Bakermat, Expertisecentrum Kraamzorg – 2004
35
Nog een fenomeen is de vervaging van het klassieke onderscheid tussen eerste en tweede
doelgroep.
Met het steeds maar verkorten van de ligdagen in de materniteit, is het begrijpelijk dat de
grens vervaagt tussen ziekenhuisvervangende en ziekenhuisaanvullende hulp. Ook bij ontslag op
dag 5 is thuiszorg hierdoor meer en meer nodig. Het onderscheid zoals in onderstaande tabel
gehanteerd, zal steeds kleiner worden.
Tabel 18 : Aandeel start kraamzorg na dag 5 in %
23
Jaar
Ziekenhuisvervangende
zorg
0 – 4 N + TB
1984
72
27
1994
74
25
2002
59
40
2003
62
38
Ziekenhuisaanvullende
zorg
5+ N
Samengevat willen we met deze cijfers van een bestaande goed uitgebouwde werking aantonen
dat :
1) Er zeker ook een nood aan kraamzorg is in Brussel vanaf dag 5, gezien de verkorting van de
ligdagen, gezien de grotere onzekerheden van moeders die op oudere leeftijd en minder vaak
bevallen, en gezien de typische aspecten in Brussel (minder mantelzorg, minder prenatale
voorbereiding, enz. …)
2) Pas bij een ruim en bekendgemaakt aanbod de vraag in zijn volledigheid zichtbaar wordt.
3) Een nieuwe classificatie zich opdringt : 0 – 3 nachten en 4+ nachten verblijf, met aangepaste
zorg en financiering.
De respondenten uit de 2 enquêtes geven ook zelf een aantal noden aan, zoals in volgend punt
aangetoond wordt.
23
De Bakermat, Praktijk voor vroedkunde, jaarverslagen
Vzw De Bakermat, Expertisecentrum Kraamzorg – 2004
36
4. MENING RESPONDENTEN ENQUÊTE
ENQUÊTE 1 : PASBEVALLEN VROUWEN
In deel 1, punt 6 kwamen de noden rond kraamzorg thuis al naar boven.
We bundelen ze hier nog even kernachtig in volgorde van belangrijkheid :
1) Vrouwen worden tijdens hun zwangerschap niet geïnformeerd over de mogelijkheden tot
kraamzorg thuis. Als vrouwen er iets over horen is het nogal eens na de bevalling, wat te laat
is.
2) Ofschoon een derde van de bevraagde vrouwen weet hebben van het bestaan van
vroedvrouwen voor postpartumzorg en thuiszorgdiensten voor kraamhulp of poetshulp,
kaarten zij dit zelf niet aan tijdens de zwangerschap.
De informatie moet m.a.w. actief aangeboden worden tijdens de prenatale begeleiding om
effect te hebben op het gebruik maken van het aanbod.
Zolang het sneeuwbaleffect van ervaringen van andere moeders niet speelt, is een
aanmoediging als flankerend beleid nodig naast objectieve informatie over de verschillende
mogelijkheden.
3) De 43 % vrouwen die het bij een volgende bevalling anders willen aanpakken, geven als gemis
aan :
- sneller een bezoek van verpleegkundige van Kind & Gezin
- bezoeken door een vroedvrouw aan huis
- meer huishoudelijke hulp
- kraamhulp
- betere inplanning van mantelzorg.
Uit de open vragen aan het einde van het interview komen tips en verbeterpunten die gaan over :
- hoe uzelf thuis leren organiseren ?
- waar en bij wie thuis een snel antwoord krijgen op verzorging en andere vragen ?
- begeleiding rond borstvoeding
- hulp om te kunnen rusten thuis
- informatie krijgen tijdens de zwangerschap.
Dit zijn duidelijke verwoordingen van niet ingeloste behoeften.
Vzw De Bakermat, Expertisecentrum Kraamzorg – 2004
37
ENQUÊTE 2 : DE MATERNITEITEN
In de bevraging van de materniteiten kwamen de noden uit verschillende onderdelen naar boven.
Zowel in vragen over de toestand waarin kraamvrouwen de materniteit verlaten, als in de topics
rond evoluties in materniteitsverblijf.
De fysieke en mentale toestand van de kraamvrouwen bij het verlaten van de materniteit
Na 5 tot 6 dagen ziekenhuisverblijf
Alle materniteiten beschouwen hun kraamvrouwen mentaal en fysiek klaar om naar huis te gaan
na 5 à 6 dagen ziekenhuisverblijf.
Als enige bemerking noteren we hier dat sommige primiparae nog onzeker zijn en nog
ondersteuning kunnen gebruiken rond voornamelijk de borstvoeding, soms ook rond de verzorging
van de baby. Vooral een vroedvrouw wordt hier als nuttig aanbevolen, maar toch ook af en toe
gezinshulp (voor huishoudelijke hulp bij multiparae en allochtonen). Het is de sociale dienst die
dit regelt.
Na 3 à 4 dagen ziekenhuisverblijf
8 materniteiten nl. VUB Jette, Edith Cavell, St. Elisabeth, St. Anna, St. Etienne, Hôpital français
RE, César De Paepe en St. Michiel zien hun kraamvrouwen in globo mentaal en fysiek klaar om
naar huis te gaan na 3 à 4 dagen verblijf in de materniteit. Een aantal onder hen past deze norm
ook al toe of streeft ernaar (zie tabel 11).
6 Brusselse materniteiten stellen dat kraamvrouwen die de materniteit na 3 à 4 dagen verlaten,
fysiek en mentaal niet klaar zijn om naar huis te gaan.
Het gaat hier om: St. Jan, St. Luc, Iris Ziekenhuizen St. Pieter, Erasmus en het
Brugmanziekenhuis.
Verrassend is dat dit ziekenhuizen zijn die een vertrek na 4 dagen als normaal beschouwen en
ook regelmatig toepassen.
Problemen die zich bij deze kraamvrouwen stellen zijn :
ü Onzekerheid bij primiparae over de verzorging van de baby
ü En vooral borstvoedingsproblemen
De nood aan extra begeleiding thuis zou volgens hen best kunnen verleend worden door een
vroedvrouw, vooral voor de begeleiding rond borstvoeding.
Ook de ziekenhuizen die vinden dat de vrouwen fysiek en mentaal wel klaar zijn om na 3 à 4
nachten naar huis te gaan, vinden een vroedvrouw die voornamelijk begeleiding aan huis rond
borstvoeding geeft, nuttig.
De nood aan een kraamverzorgster wordt af en toe beaamd, voornamelijk omdat de meeste
respondenten zich hierbij niet veel kunnen voorstellen (taak ? meerwaarde ? …). De voorbeelden
die men aangeeft zijn alleenstaande vrouwen, allochtonen en grote gezinnen.
Vzw De Bakermat, Expertisecentrum Kraamzorg – 2004
38
Na 0 tot 2 dagen ziekenhuisverblijf
Zoals hoger aangeduid komt dit in Brussel zelden voor. De materniteiten kunnen deze groep
terecht moeilijk inschatten. Nochtans zijn er in alle Brusselse materniteiten wel enkele
percenten in deze verblijfscategorie (zie tabel 14).
Enkel Iris Zuid, VUB en St. Elisabeth spreken van een groeiende groep. Een aantal respondenten
zeggen dat de artsen ertegen zijn. Nergens is er een stimuleringsbeleid. De vrouwen die het
doen, zijn enkelingen die er bewust voor kiezen. Dit betekent dat ze ook zelf hun medische
nazorg en thuishulp regelen. Soms is de sociale dienst ‘intermediair’, maar meestal hebben deze
vrouwen dit zelf vooraf geregeld. De andere fractie van de kortverblijven bestaat uit sans
papiers of vrouwen die om financiële redenen het ziekenhuis vroegtijdig (moeten) verlaten.
Evoluties in materniteitsverblijf
De materniteiten geven aan dat de verblijfsduur op 10 jaar tijd gemiddeld met 1 dag verminderd
is, zowel bij gewone bevallingen als bij keizersneden.
De redenen hiervoor zijn :
• Plaatsgebrek: te weinig bedden
• Stijging van het aantal bevallingen in sommige materniteiten
• Invoering van MKG’s (Minimale Klinische Gegevens)
• Het aantreden van jongere dokters/gynaecologen die hier meer open voor staan
• Ministeriële normen rond financiering
• Op vraag van sommige patiënten.
Enkel de VUB stimuleert een bevalling met verkort ziekenhuisverblijf. In alle andere Brusselse
materniteiten wordt een verkorting van de standaard verblijfsduur afgeremd. Redenen hiervoor
zijn :
• Artsen zijn ertegen, vooral pediaters
• De zorg voor de baby is sterk gemedicaliseerd in ziekenhuizen: daardoor lijkt het of
pasgeborenen niet snel naar huis kunnen
• Medische nazorg aan huis is onvoldoende uitgebouwd in Brussel
• Kraamhulp aan huis is onvoldoende uitgebouwd in Brussel.
Bij moeders met ernstige financiële problemen wordt eveneens het verkort verblijf gestimuleerd
(St. Jan, St. Pieter).
In 9 Brusselse materniteiten wordt er vanuit de moeders nooit de vraag naar kraamzorg aan huis
gesteld.
Enkel VUB Jette, St. Elisabeth, St. Michiel, Hôpital français RE en St. Luc krijgen hierover soms
een vraag.
St. Elisabeth en VUB Jette verwijzen door naar De Bakermat, Familiehulp of mutualiteiten.
In een paar ziekenhuizen geven ze een overzicht met nuttige adressen mee.
Vzw De Bakermat, Expertisecentrum Kraamzorg – 2004
39
De nood aan professionele kraamzorg aan huis
Bijna alle Brusselse materniteiten vinden het nuttig/nodig dat er een professioneel uitgebouwd
aanbod ‘kraamzorg aan huis voor hulp na verkort ziekenhuisverblijf’ wordt uitgebouwd. Enkel het
St Annaziekenhuis en César De Paepe vinden dit niet nodig.
Redenen die aangehaald worden zijn :
• Mensen hebben hier recht op
• Geeft een veilig gevoel voor de vroedvrouw/arts die ze naar huis laat gaan
• Het kraamzorg aanbod is veel te beperkt in Brussel
• Als de ligdagen blijven verkorten zal het noodzakelijk zijn.
• Een vorm van samenwerking met de materniteiten zodat ze weten dat de kraamvrouwen in
goede handen zijn, zou een kort ziekenhuisverblijf stimuleren
• Voor een betere opvolging van moeder en baby.
• Een degelijke structuur zodat ze weten dat moeders en hun baby verder worden opgevolgd.
• Zeker belangrijk om de borstvoeding op te volgen, en dit de eerste maand na de bevalling
• Voor mensen uit de lagere sociale klasse zou kraamzorg een grote meerwaarde kunnen
betekenen, maar is voor deze mensen enkel haalbaar indien het gratis is.
De meeste ziekenhuizen zijn vooral en uitsluitend geïnteresseerd in de uitbouw van de medische
nazorg aan huis. Kraamzorg wordt vaak niet echt als hun werkterrein beschouwd en hoort volgens
hen meer thuis bij de sociale dienst (onbekend is onbemind).
Tot slot
De meeste materniteiten beklemtonen wel dat, zolang de formule van kraamzorg niet bekend
wordt gemaakt aan het grote publiek en gedragen wordt door een kwalitatief uitgebouwd aanbod,
de vraag vanuit het publiek niet gesteld zal worden, en de formule ook niet zal gepromoot worden
door de ziekenhuizen. Ziekenhuizen willen bij vervroegd ontslag zeker zijn dat er een degelijk
vangnet is op het thuisfront.
Dit sluit perfect aan bij wat de pasbevallen vrouwen stelden in hun bevraging.
Vzw De Bakermat, Expertisecentrum Kraamzorg – 2004
40
5. WERKPUNTEN IN BRUSSEL AF TE LEIDEN UIT DE ENQUÊTES
Om de nood aan kraamzorg te lenigen, zijn er heel wat acties en initiatieven nodig. Alvast
bemoedigend is dat de bevraagden zelf de openheid toonden om werkpunten aan te geven.
Procedures ontworpen voor de begeleidingen van bevallingen met kort ziekenhuisverblijf
10 ziekenhuizen hebben geen procedure ontworpen. Iris Zuid, Hôpital français RE en St.
Elisabeth hebben een werkmodel. En St. Etienne is ermee bezig.
In Iris Zuid werken ze met een ‘document de liaison’, analoog aan het Klinisch Pad voor
bevallingen met kort ziekenhuisverblijf.
In St. Elisabeth werken ze momenteel aan de hand van het Klinisch Pad voor Bevallingen met kort
ziekenhuisverblijf een nieuwe observatiefiche uit die kan dienen voor alle soorten bevallingen.
In 8 Brusselse materniteiten wordt een kort overzicht van de verstrekte zorgen meegegeven.
Dit is niet echt als een ‘procedure’ ingebed.
Dit zijn Edith Cavell, St. Jan, VUB, St. Pieter, Hôpital français RE, César De Paepe, St. Michiel
en het Brugmanziekenhuis.
Het St. Annaziekenhuis, St. Etienne, St. Luc en Erasmus, geven geen gegevens mee aan de
moeders die het ziekenhuis vroeger verlaten.
CONCLUSIE : werk aan de winkel.
Samenwerkingsakkoorden met extramurale zorgverstrekkers
Geen enkel Brussels ziekenhuis heeft samenwerkingsakkoorden met vroedvrouwen, huisartsen of
thuiszorgdiensten.
De meeste materniteiten hebben wel een zelf samengesteld lijstje met (zelfstandige)
vroedvrouwen om door te geven.
3 ziekenhuizen zenden eigen vroedvrouwen uit (E. Cavell, St. Anna, St. Pieter).
CONCLUSIE : werk aan de winkel.
Vzw De Bakermat, Expertisecentrum Kraamzorg – 2004
41
Initiatieven rond kraamzorg vanuit de materniteiten
Kraamzorg is een onbekend gegeven in Brussel. Het aanbod is beperkt en wordt onvoldoende
bekend gemaakt in de materniteiten.
In 6 Brusselse materniteiten werden daarom ook een aantal eigen initiatieven ontwikkeld rond
kraamzorg na het verlaten van de materniteit. Deze situeren zich allemaal (enkel) op het
medische vlak.
Edith Cavell : 3 vroedvrouwen die deeltijds op de materniteit werken, geven in bijberoep
kraamzorg aan huis.
St. Annaziekenhuis : stuurt vroedvrouwen van de materniteit ook aan huis indien nodig en indien
er tijd voor is. Anders bellen ze een zelfstandige vroedvrouw.
Erasmusziekenhuis : de materniteit organiseert elke vrijdag namiddag een postpartumconsult,
verzorgd door een vroedvrouw. Hierop worden alle pasbevallen moeders uitgenodigd, 1 week na
hun ontslag uit de materniteit.
St. Luc : deze materniteit is volop bezig met de voorbereiding van een project waarbij ze een
vroedvrouw willen aanwerven die wekelijks een borstvoedingsnamiddag geeft én postnatale zorg
aan huis biedt. Dit project willen ze financieren via de Maribel toelage.
Iris ziekenhuizen Zuid : 2 vroedvrouwen van de materniteit gaan deeltijds postnatale zorg aan
huis verstrekken.
St. Pieter : Aquarelle is verbonden aan dit ziekenhuis. Zij geven postpartumzorg aan moeders in
grote sociale nood.
Verder beschikt bijna elke materniteit over een zelf samengestelde lijst van (zelfstandige)
vroedvrouwen of groepspraktijken waarop zij beroep doen wanneer dit nodig wordt geacht.
Specifieke kraamhulp blijft onontgonnen. Er wordt aandacht gevraagd voor een betaalbare prijs
voor lagere sociale klassen. Thuiszorg is vaak te duur voor jonge gezinnen.
CONCLUSIE : werk aan de winkel.
Specifieke noden bij allochtonen
Vanuit de materniteiten is er weinig zicht op de noden van allochtone gemeenschappen. Wel
merken ze op dat bepaalde allochtone gemeenschappen (zigeuners, Polen, Afrikanen) veel
mantelzorg hebben.
CONCLUSIE : werk aan de winkel.
Vzw De Bakermat, Expertisecentrum Kraamzorg – 2004
42
Interesse in het Klinisch Pad voor Bevallingen met Kort Ziekenhuisverblijf
Enkel VUB, St. Elizabeth en St. Michiel kennen dit Klinisch Pad. Bij alle andere materniteiten is
dit zorgpad onbekend.
Brugmanziekenhuis, St. Jan, St. Etienne en St. Luc waren geïnteresseerd om een exemplaar
hiervan te ontvangen, eventueel gevolgd door een info-sessie.
CONCLUSIE : werk aan de winkel.
Informatie tijdens de zwangerschap
94 % van de pasbevallen bevraagde moeders kreeg geen informatie tijdens de prenatale
begeleiding over de mogelijkheden van kraamzorg aan huis na een (ver)kort verblijf in de
materniteit of na een gewoon verblijf.
En wie de mogelijkheden kent, begint er zelf niet over.
Ook in de materniteiten vraagt men bij opname niet voor welke bevallingsformule of verblijsduur
men gekozen heeft.
CONCLUSIE :
werk aan de winkel voor artsen en vroedvrouwen die prenatale
raadplegingen houden.
Ondersteuning van borstvoeding
Uit de enquête van de moeders blijkt dat de vragen rond borstvoeding thuis geen snel
professioneel antwoord krijgen. Uit de enquête van de materniteiten komt een bevestiging naar
boven : men voelt dat hier thuis het schoentje zal wringen en geeft daarom ook dit item als
meest belangrijke opdracht voor verdere vroedvrouwbegeleiding thuis. Zorgvragers en
zorgverstrekkers zijn het eens dat de begeleiding bij borstvoeding thuis moet gecontinueerd
worden indien men succesvol lang wil voeden.
CONCLUSIE :
werk aan de winkel in het voorkomen van te vroeg stoppen met
borstvoeding wegens gebrek aan begeleiding of opvolging thuis.
Vzw De Bakermat, Expertisecentrum Kraamzorg – 2004
43
DEEL IV :
POTENTIEEL EN AANBOD AAN KRAAMZORG
IN BRUSSEL
INLEIDING
Na de vele cijfers en de meningen van de bevraagde zorgvragers en zorgverstrekkers gehoord te
hebben rond de noden aan kraamzorg, is het in kaart brengen van het aanbod de volgende
logische stap.
Daarnaast maken we een paar voorzichtige simulaties om de grootorde van de behoeften te
kunnen inschatten.
1. HET AANBOD
Het was een arbeidsintensieve klus om de sociale kaart rond zwangerschap en geboorte voor
Brussel op te maken. Vertrekkend vanuit gegevens van de Brusselse Welzijnsraad, van websites
van gemeenten en van Kind & Gezin, van adressenlijsten die ziekenhuizen en anderen verspreiden,
werden de meeste gegevens telefonisch gecheckt, aangevuld en verbeterd. Wij toetsten deze
sociale kaart tenslotte af bij het BOT, waar een werkgroep van welzijns- en gezondheidswerkers
voor de meest recente aanpassingen zorgde.
Het kraamzorgaanbod hebben wij onderverdeeld in drie topics : ten eerste een overzicht van het
medisch-vroedkundig luik met groepspraktijken, geboortehuizen en zelfstandige vroedvrouwen;
ten tweede het aanbod kraamhulp via kraamverzorgenden of gezinsverzorgenden in
thuiszorgdiensten; ten derde een bijgewerkt overzicht van sociale voorzieningen rond
zwangerschap en geboorte dat eerder voor professionelen is bedoeld .
Al deze gegevens kunnen ook geraadpleegd worden op de website www.debakermat.be, en zijn
eveneens nog eens apart opgenomen in de bundel bijlagen.
Vzw De Bakermat, Expertisecentrum Kraamzorg – 2004
44
Vroedkundige zorg
Geboortehuizen en groepspraktijken – Brussel en omgeving
Naam en adres
Regio
Aanbod
Werking
Bolle Buik
Leuvensebaan 368
3040 St-Agatha-Rode
016/203 306
Brussel stad
(Zie website voor overige gemeentes)
ABCDEFGHIJM
Werken met 5 zelfstandige
vroedvrouwen
De Bakermat, praktijk voor
vroedkunde
Zwarte Zustersstraat 16/1
3000 Leuven
016/20 77 40
De rand rond Brussel:Dilbeek, Wambeek,
ABH
Roosdaal, Liederkerke, Affligem, Asse,
Wemmel, Merchtem, Opwijk, Meise,
Grimbergen, Londerzeel, Kapelle o/dBos,
Zemst, Vilvoorde, Machelen, Steenokkerzeel,
Zaventem, Tervuren, Overijse en Hoeilaart
Geboortecentrum Het Ei
Zwarte Molenstraat 48
1671 Elingen (Pepingen)
02/532 53 47
Een straal van 30 km rond Elingen
La centrale des accoucheuses
Rue Marconi 85
1190 Brussel
02/344 27 40
La maison de la naissance
Rue du Vieux Moulin 67
1160 Brussel
02/662 13 46
‘t Geboorte-ei-land
Kleistraat 16/1
1755 Gooik
0479/21 06 04
www.bollebuik.be
www.debakermat.be
Werken met 10 vroedvrouwen
medewerkers zowel in loondienst als
zelfstandig.
ABCDEFHIJK
Marjan Mox,
werkt samen met Liesbeth Sap
Brussel stad
ABCDEFGH
Brussel stad
ABDEFGH
Werken met 3 vroedvrouwen in
loondienst en bedienen zowel
Franstalige, Nederlandstalige als
Engelstalige cliënten
2 zelfstandige vroedvrouwen bedienen
ook Nederlandstalige cliënten (Sylvie
Janssens en Liesbeth Sap)
Gooik en omgeving
ABCDEFGHJKLM
Leen Taelemans, werkt samen met
Hilde Dever en Heidi Janssens.
Brussel stad
www.geboortecentrumhetei.be
www.lamaisondelanaissance.be
Zelfstandige vroedvrouwen – Brussel en omgeving
Naam en adres
Regio
Aanbod
Werking
Hanan Ben Abdeslan
Werkhuizenstraat 9
1800 Vilvoorde
0476/65 71 31
Hilde Dever
Ganzenbos 17
1730 Kobbegem-Asse
02/452 38 81 - 0476/491 503
[email protected]
Nadine Devooght
Snakkaertstraat 22
1700 Dilbeek
02/569.40.49
Heidi Janssens
Zonstraat 7
1703 Dilbeek
0476/30 92 69
[email protected]
Liesbet Sap
Achtbunderstraat 2
1850 Grimbergen
02/269 40 59
[email protected]
Vilvoorde, Machelen, Grimbergen,
Zaventem, Wemmel, Brussel
BHJ
Werkt vanuit het centrum: Mèreenfants, Avenue Carton de Wiart 141
te Jette, en bij cliënten aan huis
Brussel stad
Asse, Wemmel, Merchtem, Opwijk,
Grimbergen, Meise, Ternat en Affligem
BDHI
Werkt gedeeltelijk samen met De
Bakermat, praktijk voor vroedkunde
Regio Dilbeek, Brussel (Schaarbeek,…)
BDEJKLM
Solo - praktijk
West en Zuid Brussel (Laken, Jette,
Ganshoren, S-A-Berchem, Koekelberg,
Molenbeek, Anderlecht, Sint Gillis, Ukkel,
Vorst, Drogenbos…)
Van Londerzeel tot Halle.
ABDEFHIJKL
Werkt gedeeltelijk samen met Liesbet
Sap
Brussel stad en de rand
ABCDEFHK
Werkt ook voor La Maison de La
Naissance en het geboortecentrum Het
Ei. Bedient zowel Nederlands-talige,
Franstalige als Engelstalige cliënten
A – Prenatale workshops : voorbereiding op bevalling en beginnend ouderschap
B – Prenatale consultatie
C – Massage van de zwangere vrouw
D – begeleiding van de arbeid thuis of in het ziekenhuis
E - Thuisbevalling
F – Bevalling in het ziekenhuis assisteren / uitvoeren
G – bevalling in een geboortecentrum
Vzw De Bakermat, Expertisecentrum Kraamzorg – 2004
H – Medische nazarg tijdens de kraamperiode bij thuis- of poliklinische bevalling
I – Babymassage
J – Moedergroepen
K – Prenataal zwemmen
L – Babyzwemmen
M – EHBO voor baby’s en kinderen
45
Kraamhulp
Een overzicht van de private thuiszorgdiensten die kraamhulp aanbieden in Brussel en
omgeving
Organisatie
Aanbod
De Bakermat
Landelijke Thuiszorg vzw
Remylaan 4 B
3018 Wijgmaal
016/24 49 24
•
[email protected]
•
•
•
Familiezorg vzw
Zwartezustersstraat 18
9000 Gent
09/225 78 83
Solidariteit voor het gezin vzw
Minderbroederstraat 30
3300 Tienen
016/78 15 10
Vrijheidslaan 34
1081 Brussel
02/227 50 46
Kalkoven 17
1730 Asse
02/453 20 47
Volle Maan
Familiehulp vzw
Bondgenotenlaan 131
3000 Leuven
016/29 81 30
[email protected]
Washingtonstraat 81
1050 Brussel
02/543 79 10
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
[email protected]
Opgeleide kraamverzorgenden (60) worden
enkel ingezet in kraamgezinnen
Urenpakket : 6 tot 10 dagen, 4, 5 of 6 uur
per dag, afhankelijk van de wens van de cliënt
Kraamzorg van 5 dagen tot maximaal 4 weken
na de bevalling of thuiskomst
Overgang naar en verlenging via gezinszorg
mogelijk
Polyvalent verzorgenden worden ingezet bij
kraamhulpaanvragen
Urenpakket : volledig op maat van de cliënt
Kraamzorg tot maximaal 3 maanden na de
bevalling
Polyvalent verzorgenden worden ingezet bij
kraamhulpaanvragen
Urenpakket : 8.00 – 12.00 uur
of 12.30 – 16.30 uur
Kraamzorg tot maximaal 1 maand na de
geboorte (max. 80 uur). Daarna is gezinszorg
mogelijk onder strikte voorwaarden
Polyvalent verzorgenden met een extra
opleiding in kraamhulp worden ingezet bij
kraamhulpaanvragen
Urenpakket : volledig op maat van de cliënt
Kraamzorg tot maximaal 13 dagen na de
bevalling
Bij problemen voor of na de kraamperiode,
kan u op Familiehulp beroep doen voor
ondersteunende gezinszorg bij zwangerschap
/ geboorte
Regio
Vlaams-Brabant en de rand rond Brussel:
Dilbeek, Wambeek, Roosdaal, Liedekerke,
Affligem, Asse, Wemmel, Merchtem, Opwijk,
Meise, Grimbergen, Londerzeel, Kapelle o/d Bos,
Zemst, Vilvoorde, Machelen, Steenokkerzeel,
Zaventem, Tervuren, Overijse, Hoeilaart
De rand rond Brussel, grenzend aan OostVlaanderen:
Affligem, Lennik, Meise, Londerzeel, Roosdaal,
Asse, Merchtem, Liedekerke, Opwijk, Ternat
Brussel en Vlaams-Brabant:
Zaventem, Kampenhout, Steenokkerzeel,
Machelen, Kraainem, Wezembeek-Oppem,
Overijse, Hoeilaart, St. Genesius-Rode,
Linkebeek
Vlaams-Brabant, Brussel en de rand rond
Brussel
Andere private thuiszorgdiensten die gezinshulp aanbieden in deze regio
Organisatie
Aanbod
Onafhankelijke Thuiszorg
Vlaanderen (OTV) vzw
Overwinningsstraat 133–135
2830 Willebroek
03/860 70 00
Pajottenlands Centrum voor
Gezins- en Bejaardenhulp vzw
Kroonstraat 1
1750 Lennik
02/532 09 59
Thuishulp vzw
Koning Albertstraat 2
3270 Scherpenheuvel-Zichem
013/78 52 38
•
St. Jansstraat 32
1000 Brussel
02/515 04 36
Regio
Pajottenland
Niet Brussel
•
Hun afdeling "Pajottenland" richt zich enkel
tot gezinshulp, zij bieden geen kraamhulp aan
Kraamhulp in de regio Antwerpen
•
Enkel gezinshulp, geen kraamhulp
Pajottenland
Voor Brussel: enkel in Anderlecht en Molenbeek
•
Polyvalent verzorgenden worden sporadisch
ingezet bij kraamhulpaanvragen
De hulp bij kraamgezinnen wordt ingevuld als
gezinszorg. Het max. aantal uren is
afhankelijk van de vraag en de mogelijkheden
van de dienst
Hebben 3 polyvalent verzorgenden voor
Brussel
Brussel en in Vlaams-Brabant:
Zaventem, Vilvoorde
•
•
Vzw De Bakermat, Expertisecentrum Kraamzorg – 2004
46
Naast de private thuiszorgdiensten werden ook de Ocmw’s bevraagd. Slechts 5 van de 19 ocmw’s
stuurden hun vragenlijst terug. Hieruit blijkt :
- deze vijf ocmw’s hebben een dienst gezinszorg
- het zijn zeer kleine diensten met 3 tot max. 8 VTE verzorgenden
- ze krijgen quasi geen aanvragen voor kraamhulp (van 0 tot 3 per jaar)
- ze hebben geen opgeleide kraamverzorgenden in dienst
- ze hebben evenmin suggesties voor de toekomst.
Sociale voorzieningen
Dienstencentra
NASCI - Dienstencentrum voor het
kind vzw
d'Anethanstraat 4
1030 Brussel (Schaarbeek)
Tel : 02/216 88 85
Fax : 02/216 88 86
www.nascivzw.be
Het "Dienstencentrum voor het kind" verleent bijstand aan zwangere vrouwen en
moeders met kinderen van 0 tot 12 jaar. Door sociale omstandigheden kan een moeder
soms tijdelijk, maar ook gedurende een langere periode, in een noodsituatie geraken en
nog moeilijk in het volledige levensonderhoud voorzien of haar kinderen een aantal
noodzakelijke levensbehoeften bezorgen.
"Nasci" steekt graag een helpende hand toe.
Voor de mama :
•
•
•
•
•
De zwangere vrouw kan vanaf de 7de maand de geboorte van haar kindje melden.
Ze kan zwangerschapskleding aanvragen.
Ze krijgt een eerste verzorgingspakket mits een bewijs van geboorte voor te leggen.
Na de geboorte van haar kindje kan zij of een familielid het afgesproken materiaal
komen ophalen.
Tweemaal per maand krijgt ze een gevarieerd voedselpakket. De inhoud van dit pakket
is afhankelijk van de beschikbare eetwaren. De hoeveelheid wordt bepaald volgens de
gezinssamenstelling. Na zes maanden wordt de eventuele verlenging van de toekenning
van de voedselpakketten geëvalueerd.
Een keer per maand ontvangt ze, in de mate van wat het centrum aan producten kan
inzamelen, een verzorgingspakket.
• Eens per jaar wordt een tbc-controle verricht in het centrum.
Voor de baby van 0 tot 3 jaar
•
•
•
•
•
In de herfst en de lente kan de moeder een kledingpakket voor het kind krijgen. Na 1
jaar wordt de eventuele verlenging van de toekenning van het pakket geëvalueerd.
In het centrum heeft ze de vereiste installaties om haar baby een warm badje te
geven.
Bij speciale gelegenheden ontvangt ze voor de baby speelgoed.
Eens per jaar wordt er een tbc-controle verricht in het centrum.
Wij hebben geen melk voor pasgeboren kindjes.
Voor het kind van 3 tot 12 jaar
•
•
•
•
In de herfst en de lente kan de moeder een kledingpakket voor haar kind krijgen.
Na 1 jaar wordt de eventuele verlenging van de toekenning van het pakket geëvalueerd.
Ze kan voor haar kind ook schoolmateriaal bekomen. Het materiaal zal worden
uitgedeeld in de mate dat het voorradig is.
Bij speciale gelegenheden ontvangt ze voor het kind speelgoed.
Eens per jaar wordt een tbc-controle verricht in het centrum.
Toelatingsvoorwaarden :
•
•
•
•
De hulpzoekende moeder woont in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Ze bezit een schriftelijke verwijzing van een OCMW, vluchthuis, ziekenhuis,
dokter, politie, school,....
De doorverwijzer baseert zich o.a. op de volgende criteria : de identiteitspapieren,
de uitgave van alle vaste leefkosten, kindergeld, de eventuele schulden, de
gezinssamenstelling, ...
de doorverwijzer stuurt enkel families door met een degelijk ingevulde
"garantiebrief".
Vzw De Bakermat, Expertisecentrum Kraamzorg – 2004
47
Iris Thuiszorg vzw
Bergensesteenweg 436
1070 Anderlecht
02/524 15 14
Thuiszorg Brabant vzw
Mussenstraat 17-19
1000 Brussel
078/15 60 30
02/546 14 68
Sabine Lösken : verantwoordelijke
zorgverstrekking
Thuiszorgcentrum : Samenwerkingsinitiatief tussen de thuiszorgdiensten van de CM
Sint-Michielsbond, uitleendienst Solival, Thuiszorgwinkel, Ziekenzorg en Familiehulp.
Thuiszorgcoördinatie tussen verschillende diensten en hulpverleners, centraal te
bereiken.
Er is een gepriviligeerde samenwerking tussen IRIS en Familiehulp, pas in tweede
instantie naar Solidariteit voor het Gezin.
Thuiszorgorganisatie van de Federatie van Socialistische Mutualiteiten van Brabant.
Voor gezinszorg verwijzen ze door naar vzw Thuishulp. Tot nu toe hebben zij geen
enkele aanvraag naar kraamzorg gekregen
Indien er een vraag naar kraamzorg zou komen, zullen zij eerder doorverwijzen.
Liberale Thuiszorg vzw
Paleizenstraat 2
1030 Schaarbeek
02/209 49 75
Thuiszorgorganisatie van de liberale ziekenfondsen. Bij vragen naar kraamzorg
verwijzen ze naar Solidariteit voor het Gezin.
Onafhankelijk Sociaal
Dienstencentrum (OSD – VlaamsBrabant/Brussel) vzw
Anspachlaan 1 bus 6
1000 Brussel
02/209 06 90
(Voor leden van Partena en
Onafhankelijk Ziekenfonds 501)
Dienstverlening : informatie over en organisatie van de thuiszorg in al zijn
aspecten: thuisverpleging, kinesitherapie, gezinshulp.
Voor Nederlandstalige inwoners van Brussel wordt er voor kraamzorg
doorverwezen naar Solidariteit voor het Gezin en Familiehulp.
Mettewielaan 74-76
1080 Sint-Jans-Molenbeek
02/209 06 61
(Voor leden van Euromut en Securex)
Diensten die begeleiding aanbieden aan zwangere en pasbevallen vrouwen in probleemsituaties
Aquarelle vzw
Hoogstraat 290
1000 Brussel
02/535 40 65
0479/409 210
Aquarelle vzw richt zich tot alle zwangere vrouwen of pasbevallen moeders die in
moeilijke omstandigheden leven. Hun doelgroep bestaat voornamelijk uit
migrantenvrouwen die illegaal in België verblijven.
De begeleiding bestaat uit pre- en postnatale consultaties. De postnatale consultaties
gebeuren zowel aan huis als in de organisatie zelf.
Totaal aantal begeleidingen in 2003 : 206
Geografische verdeling :
Schaarbeek
Brussel 1000
St Gilles
Molenbeek
Anderlecht
St Joost
Elsene
Vorst
Laken
Ukkel
Jette
Etterbeek
Koekelberg
Zaventem
Auderghem
Evere
Ganshoren
Leuven
Vilvoorde
Vzw De Bakermat, Expertisecentrum Kraamzorg – 2004
45
36
32
27
19
10
7
7
7
2
2
2
1
1
1
1
1
1
1
48
Lucia vzw
Naamsestraat 86
1000 Brussel
02/512 32 37
De vzw Lucia helpt zwangere vrouwen en jonge kinderen van één of meer
oudergezinnen die in België wonen en, om welke reden ook, tijdelijk in een
bestaansonzekerheid terechtkomen en in een uitzichtloze situatie dreigen weg te
zakken.
Algemeen : De financiële steun dient hoofdzakelijk voor aanschaf van basismateriaal,
verzorging en opvoeding van het kind, het dekken van de kinderopvang- en
schoolkosten, gezondheidskosten, sanering van huisvesting en energiekosten.
Tijdelijke financiële hulp (6 maanden, 1 maal verlengbaar). De hulp is gekoppeld aan
een begeleiding op maat van de noden van het gezin via erkende sociale organisaties of
een vertrouwenspersoon van het gezin in nood.
Interne Organisatie : Het nationaal secretriaat is in Brussel. Het behandelt de
steunaanvraagdossiers voor heel België met uitzondering van de provincies Antwerpen,
West-Vlaanderen, Namur en Liège alsmede de regio Mons waar plaatselijke afdelingen
actief zijn.
Werkingsgebied : Beperkt tot kinderen die in België verblijven.
CAW Mozaïek vzw
Triomflaan 1
1050 Elsene
Nederlandstalige hulpverlening bij ongeplande zwangerschappen. Eventuele
nagesprekken.
Indien aangesloten bij een mutualiteit betaalt men twee keer € 1,39 remgeld voor de
volledige procedure.
Centrum voor echtelijke en
familiale promotie va SVVBrabant, vzw
p/a Zuidstraat 120
1000 Brussel
•
Sociale dienst : informatie en/of oriëntatie i.v.m. sociale en relationele
problemen, hulp bij allerhande administratieve dossiers (kinderbijslag,
mutualiteit,...). Rechtstreeks toegankelijk.
•
Medische raadpleging : 1 woensdag op 2 van 13u tot 15u en alle dinsdagen van de
maand van 16.30 uur tot 18.30 uur voor informatie over voorbehoedsmiddelen,
begeleiden van zwangere vrouwen, van vrouwen die door hun zwangerschap in een
noodsituatie verkeren, van koppels met seksuele problemen. Liefst op afspraak.
•
Psychologische dienst : begeleiden van personen met psychische of psycho-sociale
problemen (enkel op afspraak).
•
•
•
Huwelijksconsulente : voor problemen binnen een relatie (enkel op afspraak).
Centrum voor Integrale
gezinszorg Vogelzang, vzw
p/a Vogelzanglaan 44
1150 St-Pieters-Woluwe
De Drie appelbomen, vzw
Kazernenlaan 41
1040 Etterbeek
Juridische dienst : (enkel op afspraak).
Diëtiste.
Opvangtehuis
Gezinnen, alleenstaande vrouwen met kinderen en/of zwangere vrouwen die in een
kwetsbare situatie verkeren waardoor het gezinsfunctioneren in het gedrang komt.
De meeste zijn thuisloos.
Algemeen : De integrale hulpverlening (administratief, juridisch, sociaal,
psychologisch, medisch,...) is gericht op het ganse gezin: ook de mannen worden
betrokken, zeker in hun vaderrol. Specifieke aandacht gaat naar de moeder-kindrelatie en voorbereiding op de geboorte. Veel aandacht wordt besteed aan
persoonlijke en gezinsproblematiek, waarbij een klinische behandeling buitenshuis
vereist is.
Capaciteit : 20 personen residentieel (moeders en kinderen), 6 semi-residentiële
eenheden (gezinnen), 4 ambulante gezinnen.
Verblijfsduur : Werking op middellange en lange termijn, gemiddelde verblijfsduur.
Opvangtehuis
Algemeen : Integrale hulpverlening (administratief, juridisch, sociaal, psychologisch,
medisch,...) gericht op het ganse gezin.
Capaciteit : 3 semi-residentiële eenheden (gezinnen). 4 ambulante gezinnen.
Verblijfsduur : Gemiddelde verblijfsduur: 9 maanden. Verlenging mogelijk
Doelgroep : Gezinnen en alleenstaande vrouwen (of mannen) met kinderen tot 12 jaar.
Zwangere vrouwen die in een kwetsbare situatie verkeren waardoor het
gezinsfunctioneren in het gedrang komt.
Vzw De Bakermat, Expertisecentrum Kraamzorg – 2004
49
Kind & Gezin
De doelgroepen zijn aanstaande ouders en ouders met jonge kinderen van 0 – 3 jaar
(tot 6 jaar voor niet-schoolgaande kinderen)
Het Regiohuis
Huisbezoeken
Prenatale consultatiebureaus
Consulten in het consultatiebureau
Het regioteam van Kind en Gezin wil ouders in de regio zo goed mogelijk ondersteunen
om hun kind de beste kansen te geven. De diensten zijn volledig gratis.
Voor persoonlijk advies en contact kunnen ouders elke werkdag tussen 9 en 12 uur in
het regiohuis terecht.
Buiten deze uren kan men een vraag inspreken op het antwoordapparaat.
Het is belangrijk dat ouders de naam, telefoonnummer en de geboortedatum van hun
kindje inspreken.
De regioverpleegkundige belt nadien de ouders terug.
Telefoonnummer 02 513 23 33 (9.00 uur – 12.00 uur)
Binnen het Brussels Hoofdstedelijk Gewest zijn er 3 regiohuizen nl. Brussel Noord,
Brussel Centrum en Brussel Zuid.
•
Regiohuis Brussel Noord
Residentic Brasilia
Joseph Baecklaan 74 bus 14
1080 St-Jans-Molenbeek
•
Regiohuis Brussel Zuid
Engelandstraat 47
1060 Brussel
•
Regiohuis Centrum
Zespenningenstraat 47
1000 Brussel
Prenataal kan de regioverpleegkundige huisbezoeken brengen aan zwangeren voor
psychosociale begeleiding waar vooral aandacht gaat naar gezondheidsvoorlichting en
opvoeding.
In de eerste 3 maanden na de geboorte komt de regioverpleegkundige een aantal
keren bij de ouders thuis op bezoek. Zij maakt tijd om over dagelijkse verzorging en
opvoeding van hun kind te praten. Marokkaanse en Turkse gezinsondersteuners
begeleiden samen met de regioverpleegkundige achtergestelde Marokkaanse en
Turkse gezinnen. Voor de andere allochtone gezinnen is er een nauwe samenwerking
met diverse tolkendiensten.
Kind en Gezin biedt een vroege gehoortest ‘de ALGO-test” aan in de eerste weken na
de geboorte.
Er is een dubbel consult voorzien nl prenataal medisch consult door arts en sociaal
consult door regioverpleegkundige.
Deze dienstverlening is gratis.
Er is medewerking van Marokkaanse en Turkse gezinsondersteuners, interculturele
bemiddelaars of tolken.
Doelgroep voor de prenatale consultatiebureaus : Kind en Gezin richt zich naar de
aanstaande kansarme ouders die zich niet of laattijdig laten begeleiden tijdens de
zwangerschap. Het gaat hier over aanstaande ouders voor wie de drempel voor
begeleiding in de bestaan de reguliere medische sector te hoog is. Kind en Gezin wil
deze drempel verlagen.
Een bezoek aan het consultatiebureau gebeurt volgens afspraak. Bij elk bezoek wordt
het kind gewogen en gemeten door een vrijwilliger. Vervolgens beantwoordt de
regioverpleegkundige vragen over de ontwikkeling van hun kind en gaat ze dieper in op
eventuele problemen. Elk consult heeft een ander onderwerp. Tijdens de eerste
bezoeken zijn dit bv. De voeding, kinderopvang, slaapproblemen…
Op later leeftijd zijn dit thema’s zoals zindelijkheid, veiligheid, de voorbereiding op
het schoolgaan…
Alle belangrijke dingen worden neergeschreven in het “gezondheidsboekje” dat je mee
naar huis neemt en zelf kan aanvullen.
De arts doet medische onderzoeken en geeft het kind de nodige inentingen.
Vzw De Bakermat, Expertisecentrum Kraamzorg – 2004
50
Gemeenten met prenataal
consultatie of consultatiebureau
voor het jonge kind
Prenatale consultatiebureaus zijn gelegen in 1000 Brussel en St-Jans-Molenbeek.
De consultatiebureaus voor het jonge kind zijn georganiseerd op diverse locaties
binnen het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
In de volgende gemeenten is er minstens 1 consultatiebureau voor het jonge kind
aanwezig.
Anderlecht (2)
Evere
Laken
St. Gillis
Brussel (3)
Ganshoren
Neder-O-Heembeek
St. Agatha-Berchem
Elsene
Haren
Oudergem
St. Jans-Molenbeek (2)
Etterbeek
Jette
Schaarbeek
Vorst
Afspraken voor het consultatiebureau of huisbezoek gebeuren telefonisch via het
regiohuis op het nummer 02/513 23 33 (9.00 uur – 12.00 uur)
Anderlecht
Brussel
Elsene
Etterbeek
Evere
Ganshoren
Haren
Jette
Laken
Neder O. Heembeek
Oudergem
Schaarbeek
St. Gillis
St. Agatha-Berchem
St. Jans-Molenbeek
Vorst
D’Aumalestraat 21
Korte Wolvenstraat 57
9de Linielaan 27
Antoine Dansaertstraat 94 - 96
Groendreef 16
Malibranstraat 43
Boerenstraat 102
St-Vincentiusstraat 30
Vrijdommenstraat 13
Verdunstraat 519
Sportopolis
Laarbeeklaan 109
Emile Bockstaellaan 107
Fr. Vekemansstraat 145
Den Dam
Waversesteenweg 1747
R. Vandeveldestraat 4
Gallaitstraat 82
Emile Feronstraat 12
Kerkstraat 45
Ninoofsesteenweg 124a
Mommaertstraat 22
Ten Wijngaert
Bondgenotenstraat 54
1070 Anderlecht
1070 Anderlecht
1000 Brussel
1000 Brussel
1000 Brussel
1050 Elsene
1040 Etterbeek
1140 Evere
1083 Ganshoren
1130 Haren
1090 Jette
1020 Laken
1120 Neder O. Heembeek
1160 Oudergem
1030 Schaarbeek
1030 Schaarbeek
1060 St. Gillis
1082 St. Agatha-Berchem
1080 St. Jans-Molenbeek
1080 St. Jans-Molenbeek
1190 Vorst
Noot : Bronnen voor deze lijst zijn : Brussels zakboekje van de BWR en de
Sociale Kaart van Brussel.
Vzw De Bakermat, Expertisecentrum Kraamzorg – 2004
51
Samengevat
1. Medisch vroedkundig aanbod
• In Brussel en de rand zijn er 6 groepspraktijken en/of geboortehuizen actief, bemand door een
25 tal vroedvrouwen.
• Daarnaast vonden we nog 5 solo-praktijken.
• Samen goed voor een 30 tal vroedvrouwen, overwegend in zelfstandig beroep en vaak deeltijds.
• Ze werken voor alle-taligen en hebben een gevarieerd aanbod, gaande van prenatale begeleiding,
thuisbevallingen, postpartum-opvolging, massages, moedergroepen, moeder-en babyzwemmen enz.
• Enkelen bedienen alleen Brussel stad, de meesten werken ook in de (ruime) rand.
• Men moet dit aanbod individueel opsporen of toevallig doorverwezen krijgen.
2. Kraamhulp
• In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest zijn er 4 private thuiszorgdiensten actief (terwijl er 5
erkend zijn); de rand meegeteld zijn het er 7. De territoriale spreiding van deze diensten is
zeer wisselend : het gaat van slechts een paar gemeenten tot heel Brussel en Vlaams-Brabant.
• Er zijn heel kleine, middelgrote en grote diensten bij.
• 4 diensten spreken over kraamhulp en hebben daar modaliteiten rond; 3 diensten geven geen
kraamhulp.
• Slechts enkelen geven specifieke opleiding rond kraamzorg; de meesten vinden de polyvalente
opleiding tot verzorgende voldoende.
• Slechts 1 dienst maakt van kraamverzorgenden een aparte equipe die enkel in kraamgezinnen
wordt ingezet (maar deze dienst werkt niet in Brussels HG).
• Het is niet duidelijk of dit aanbod groot genoeg is en de vraag bereikt.
3. Sociale voorzieningen
• Er zijn 5 dienstencentra actief, waarvan er 4 een overleg- en doorverwijzingsrol spelen naar het
werkveld toe en 1 een materiële bijstandsrol vervult bij zwangere vrouwen en jonge moeders in
nood.
• Er zijn 6 diensten die begeleiding geven in probleemsituaties (illegalen, ongewenste
zwangerschappen, medische raadpleging, juridisch advies, psycho-sociale begeleiding,
opvangtehuis,…).
• Het overzicht besluit met de regiohuizen, de huisbezoeken, en de consultatiebureaus van Kind &
Gezin.
4. Besluit
• Er bestaat een aanbod.
• Het is nergens overzichtelijk gebundeld noch gebruiksvriendelijk ter inzage voor de modale
burger.
• Wij plaatsten het alvast op de website van De Bakermat.
• Het is onduidelijk of het aanbod de vraag dekt en bereikt.
Vzw De Bakermat, Expertisecentrum Kraamzorg – 2004
52
2. HET POTENTIEEL
Indien we dit cijfermatig willen uitdrukken, moeten we van extrapolaties en simulaties uitgaan.
Er zijn wel bruikbare cijfers ter beschikkingen als uitgangspunt.
Enkele oefeningen
Simulatie 1
• In het Leuvense zijn er 2 thuiszorgdiensten die zich profileren rond kraamzorg. In 2003
verleenden zij kraamzorg als volgt :
Tabel 19: Vergelijkende cijfers rond kraamzorg in Brussel en Leuven
Naam
Organisatie
Ziekenhuisvervangende hulp
(0 - 4 nachten)
Ziekenhuisaanvullende hulp
(5+ nachten)
N
Landelijke
Thuiszorg –
N
N
% van in Groot-Leuven
wonende gezinnen die
beroep doen op
kraamhulp
(N = 1145)
Totaal
100
60
160
13,9 %
10
21
31
2,7 %
9,6 %
7,0 %
191
16,7 %
De Bakermat
Volle Maan
(Familiehulp)
Totaal %
•
Uit deze cijfers blijkt dat in totaal 16,7 % van alle Leuvense kraamgezinnen in 2003 beroep
deed op kraamhulp. 10 % daarvan maakte gebruik van kraamhulp als ziekenhuisvervangende
hulp, terwijl 7 % kraamhulp gebruiken als ziekenhuisaanvullende hulp.
•
Naar Brussel toe vertaald, zou dit kunnen betekenen : 17 % van de geboortes van in Brussel
wonende moeders, nl. 14.651 baby’s
= 2 500 potentiële cliënten
Simulatie 2
• Of iets meer gedifferentieerd :
10 % van de Brusselse bevallingen met 0 – 4 dagen verblijf (= 351) en 7 % van de 5 en 5+
dagen verblijf (= 921)
= 1 272 potentiële cliënten
Vzw De Bakermat, Expertisecentrum Kraamzorg – 2004
53
Simulatie 3
• Wanneer we dit verengen naar Vlaamse Brusselse moeders, en we nemen hiervoor een aandeel
van 30 %, dan komen we uit tussen de 380 en 750 Vlaamse kraamgezinnen per jaar.
Simulatie 4
• Wanneer we zien dat De Bakermat 20 jaar geleden 7,5 % bereikte van alle geboorten van in
Groot-Leuven wonende moeders, en nu 17 %, dan is een startpotentieel van 1 500 (10 %)
Brusselse kraamgezinnen per jaar (of 450 Vlaamse Brusselse baby’s) zeker geen
overschatting.
Simulatie 5
•
•
Dit biedt ook tewerkstellingsperspectieven. Om jaarlijks 450 tot 1 500 gezinnen te kunnen
helpen, heb je nodig :
o
2 250 tot 7 500 postpartum bezoeken aan huis door een vroedvrouw.
o
18 000 tot 60 000 uren kraamhulp.
= 12 tot 39 VTE kraamverzorgenden (1 539 uur per VTE)
Het is o.i. een gemiste kans dat de uren gezinszorg die extra werden toegewezen in 2004 (19
000 uren) aan de 5 Vlaamse Brusselse thuiszorgdiensten geen bestemming in deze richting
hebben gekregen.
BESLUIT
•
•
•
De simulaties houden geen rekening met typische Brusselse extra indicaties, zoals
bijvoorbeeld de socio-demografische kenmerken.
Er is zelfs bij de minimaalste uitgangspunten een belangrijk potentieel van kraamgezinnen in
de thuiszorg aanwezig.
Dit potentieel is nog nauwelijks aangeboord.
Vzw De Bakermat, Expertisecentrum Kraamzorg – 2004
54
DEEL V :
CONCLUSIES
1. DE BRUSSELSE MOEDERS
•
•
•
•
•
•
•
•
Hoelang pasbevallen vrouwen (willen) blijven in de materniteit laten ze afhangen van de
opvattingen van hun gynaecoloog en pediater. Men is ook achteraf tevreden over die keuze.
Ze bevallen minder met keizersnede dan in Vlaanderen, en starten meer met borstvoeding als
voeding voor de baby (dit kan toevallig zijn wegens de beperkte steekproef).
De meesten voelen zich goed in hun rol als moeder en achten zich klaar om zelfstandig thuis
het moederschap aan te kunnen.
Ze weten zich goed voorbereid door het personeel van de materniteit en voelen zich
ondersteund door hun informele netwerk thuis.
Als men achteraf thuis hulp inschakelt, zijn het vormen van mantelzorg, geen professionele
gezondheidswerkers.
Eén op drie vrouwen mist thuis wel een accuraat en snel antwoord op vragen rond
borstvoeding en/of babyverzorging.
Men ervaart een tekort aan informatie over de mogelijkheden thuis, en men wordt er ook
niet toe aangemoedigd om die piste te verkennen.
De tips tot verbetering zijn dan ook : begeleiding rond borstvoeding aan huis en tijdige
informatie over mogelijkheden tot kramen thuis.
Vzw De Bakermat, Expertisecentrum Kraamzorg – 2004
55
2. DE MATERNITEITEN
•
•
•
•
•
De perceptie over verblijfsduur bij de materniteiten wijkt af van de realiteit in vergelijking
met officiële cijfers.
De globale gemiddelde verblijfsduur in Brussel wijkt niet af van die van de Vlaamse
provincies.
Toch heeft Brussel een ander profiel : de echt korte verblijven liggen in Brussel duidelijk
lager dan in Vlaanderen, maar de normale verblijven na een gewone bevalling zitten in een
aantal ziekenhuizen al meer in de richting van 4 dagen of zelfs 3 dagen.
We krijgen sterk de indruk dat het financieringssysteem van de ziekenhuizen, in casu de
materniteiten, dé bepalende factor is in het beleid rond verblijfsduur.
Vandaar dat een bijsturing in de financiering zich opdringt, niet alleen voor de ziekenhuizen,
maar zeker ook voor de postpartumperiode.
3. DE NOOD IN CIJFERS EN MENINGEN
Cijfers
•
•
•
•
•
•
In zestien van de achttien landen waarover we cijfers vonden rond verblijfsduur, is deze al
beduidend korter dan in ons land. België zal niet ontkomen aan deze evolutie. We kunnen er
ons dus best op voorbereiden.
De landen met het hoogste percentage kortverblijf, hebben de meest uitgebouwde
thuiskraamzorg. M.a.w. een verdere verkorting van ligdagen impliceert thuiskraamzorg
integreren in het zorgaanbod en toegankelijk maken voor iedereen, ongeacht woonplaats,
sociale klasse en verblijfsduur. De verblijfsduur komt nu immers onder een kritische grens
waardoor quasi iedereen verdere opvolging thuis nodig heeft.
Eén op vijf Brusselse vrouwen blijft maximum vier nachten in de materniteit. Dit cijfer is
hoger dan in Vlaanderen. Dit is op zich al een belangrijk teken dat er nood is aan kraamzorg
in Brussel.
De socio-demografische kenmerken (met o.a. veel geboorten, veel alleenstaande moeders,
meer arme gezinnen) indiceren een supplementair behoeftenvolume aan thuiskraamzorg.
De cijfers in het Leuvense leren dat aanbod de vraag stimuleert en zichtbaar maakt. Meer
nog : de vragen worden maar volledig zichtbaar bij een voldoende bekendgemaakt aanbod.
De cijfers van De Bakermat – Vlaams Brabant tonen ook aan dat de doelgroepen met
kortverblijf en normaal verblijf door externe factoren (verkorting ligdagen, financiering
ziekenhuizen, minder en vaak op oudere leeftijd bevallen, …) zo dicht bij mekaar komen, dat
de nood er alleen maar groter op wordt.
Vzw De Bakermat, Expertisecentrum Kraamzorg – 2004
56
Meningen
•
•
Uit de mening van de pasbevallen moeders onthouden we :
o nood aan objectieve informatie tijdens de zwangerschap over de mogelijkheden ;
o nood aan het actief aanbieden van deze informatie, zoniet zullen vrouwen het niet
(durven) te berde brengen ;
o nood aan extra begeleiding thuis in de eerste plaats rond borstvoeding.
Uit de mening van de materniteiten distilleren we :
o geen stimulering kortverblijf (financiering ?) ;
o extra begeleiding thuis nodig bij verblijf van 0 tot 4 nachten ;
o pas aanbeveling kraamzorg aan huis als er zekerheid is over een voldoende vangnet ;
o opvolging door een vroedvrouw thuis voor alle vrouwen nuttig en voor velen nodig, zeker
rond borstvoeding ;
o procedures kortverblijf en samenwerkingsakkoorden met eerstelijn moeten nog
uitgewerkt worden ;
o vrouwen moeten informatie krijgen tijdens de zwangerschap, eens bevallen is dit te laat ;
o eigen mini-initiatieven rond thuiszorg (wegens onbekendheid met thuiszorgterrein) die
niet gecoördineerd zijn en niet voor iedereen van toepassing zijn ;
o noden allochtonen onvoldoende gekend ;
o klinisch zorgpad BKZ onvoldoende gekend.
4. AANBOD EN POTENTIEEL
•
•
•
•
•
Medisch gevarieerd aanbod thuis is er, gecoördineerde aanpak ontbreekt. Vinden
zorgaanbieders de zorgvragers ? En is het aanbod voldoende gespreid ? Het blijven open
vragen.
Onvoldoende samenwerking tussen eerstelijnsdiensten onderling en tussen thuiszorg en
materniteiten.
Onduidelijk of het aanbod op vlak van kraamhulp groot genoeg is en voldoende acuut kan
inspelen op de vraag. Vinden vraag en aanbod mekaar ?
Er bestaat één en ander op vlak van sociale voorzieningen. Onduidelijk of dit voldoende is en
of de vraag en het aanbod mekaar vinden.
Er is een duidelijk potentieel aan kraamzorg dat mits betere coördinatie én uitbreiding van
het aanbod in al zijn facetten, pas tot zijn volle ontplooiing kan komen.
Vzw De Bakermat, Expertisecentrum Kraamzorg – 2004
57
5. BELEIDSAANBEVELINGEN
We sluiten dit onderzoeksrapport af met 10 aanbevelingen die rechtstreeks en onrechtstreeks
af te leiden zijn uit de hoger beschreven bevindingen.
Aanbeveling 1
De naadloze overgang tussen ziekenhuis en thuis moet aangepakt worden, en dit ongeacht de
verblijfsduur.
Immers, niet alleen bij kortverblijf, maar ook bij thuiszorg na normaal verblijf, zijn er lacunes en
niet gelenigde noden.
Aanbeveling 2
Het aanbod voor de kraamtijd thuis moet in al zijn geciteerde aspecten beter op mekaar
afgestemd worden, uitgebreid worden, en via een gebruiksvriendelijk overzicht voor de
doelgroep toegankelijker worden.
Expertisecentra kraamzorg kunnen hierin een rol spelen, mits specifieke opdracht van Kind &
Gezin voor Brussel.
Aanbeveling 3
In de thuiszorg moet er voor Brussel specifieke aandacht ontwikkeld worden voor kwetsbare
groepen : alleenstaande moeders, allochtonen, sociaal zwakke gezinnen, …
Op zijn minst moet voor deze groep de nomenclatuur in het postpartum aangepast worden, zodat
de vroedvrouwen voldoende tijd kunnen investeren in deze gezinnen aan terugbetalingstarief
voor de cliënten.
Deze gezinnen dreigen meer dan in Vlaanderen – én door hun aantal, én door het ontransparante
aanbod – in de kou te blijven staan. Hoe meer de ligdagen verkorten, hoe meer het Mattheuseffect hier zal spelen.
Aanbeveling 4
Een herziening van de financiering van de materniteiten, samen met een aanpassing van de
financiering van zorg door vroedvrouwen en kraamverzorgenden, waarbij de gedeelde
bevoegdheidsproblematiek (federaal – gemeenschappen) overstegen wordt.
Aanbeveling 5
Allerhande initiatieven rond samenwerking tussen intramuraal en extramuraal enerzijds en
binnen de ziekenhuis-setting en de thuiszorg-setting anderzijds, zouden door de overheid
moeten gestimuleerd en meer gehonoreerd worden.
Vzw De Bakermat, Expertisecentrum Kraamzorg – 2004
58
Aanbeveling 6
Een grote PR-campagne via media, welzijns- en gezondheidszorgkanalen, ter bekendmaking van
het bestaand aanbod en mogelijkheden is aangewezen. Kind & Gezin zou hierbij een goede motor
zijn.
Aanbeveling 7
Het klinisch zorgpad BKZ zou met steun van Kind & Gezin beter verspreid en ingeburgerd
moeten geraken in Brusselse materniteiten.
Dit zou een kwaliteitsbasis kunnen leggen in garanties en continuering van zorg.
Aanbeveling 8
Het oprichten van postnatale consultaties, gerund door vroedvrouwen, voldoende verspreid in
het Brussels HG, laagdrempelig qua toegang en eventueel op doorverwijzing na ontslag uit de
materniteit, zou een duwtje in de goede richting betekenen.
Het zou niet alleen een goede tussenstap zijn voor alle vrouwen die na 4 tot 5 dagen verblijf met
heel wat belangrijke vragen zitten, maar het zou ook een brugfunctie naar de thuiszorg kunnen
betekenen, d.m.v. het regelen en coördineren van extra kraamzorg of psycho-sociale begeleiding
aan huis.
Aanbeveling 9
In het kader van preventie ter voorkoming van vroegtijdig stoppen met borstvoeding, zouden
enkele huisbezoeken van een vroedvrouw, een zegen zijn bij thuiskomst. Dit zou best aanbevolen
worden in de materniteit.
Aanbeveling 10
In Brussel is veel nuttig werk te doen. Wij bevelen ten stelligste aan dat Kind & Gezin één van
de zes expertisecentra kraamzorg aanduidt om de belangen van de Brusselse moeders en
kraamzorg te behartigen.
Brussel en zijn jonge gezinnen hebben er recht op, evenveel als Vlaanderen.
Vzw De Bakermat, Expertisecentrum Kraamzorg – 2004
59
Download