De fascinerende wereld van wilde planten Samenvatting van inleiding Jacques de Raad voor de IVN-gidsencursus op 18 april 2011 Om duidelijk te maken waar we het over hebben eerst wat getallen. In Nederland komen voor: - Dagvlinders: 25 soorten, waarvan 15 algemeen - Libellen: 70 soorten, waarvan 25 algemeen - Vogels: 400 soorten, waarvan 150 algemeen - Nachtvlinders: 900 macro’s en 1300 micro’s - Hogere planten: 2000 soorten, waarvan 400 algemeen In het benaderen van die grote hoeveelheid planten zijn er twee stromingen: - Die van de bestudering van individuele planten. Het bijbehorende standaardwerk is de Oecologische Flora van Eddy Weeda (5 kloeke delen), uitgave van IVN/VARA/VEWIN. - Die van het beschouwen van de plant in zijn omgeving (‘de Nijmeegse School’). Met het bijbehorend standaardwerk Wilde Planten van Victor Westhoff c.s. (3 delen) uitgave NM. De hele plantenwereld is dus niet op één avond te behandelen. Wat is het meest kenmerkend voor de plantenwereld? ‘Dit is een madeliefje, dat was een wielewaal’. Met andere woorden: een plant verplaatst zich niet, die kun je op je gemak bekijken, maar een vogel is zo weer gevlogen. Wat is niettemin het meest kenmerkend door de plantenwereld? De veranderlijkheid, de successie. De meeste mensen zijn eraan gewend dat je planten koopt in een tuincentrum. Die planten doen het altijd, zo verwacht men. Doen ze het niet, dan verkoopt het tuincentrum ‘waardeloze’ planten. Maar wat is toch kenmerkend voor de plantenwereld? Wilde planten komen niet overal voor. Ze doen het niet op plaatsen waar ze niet gedijen. De volgende beelden laten de gang van zaken, de verandering, in een duingebied zien. Boven duinen zoals ze zich hebben ontwikkeld, onder zoals het begon. Op een zandhoopje ontwikkelt zich begroeiing. Meestal verschijnt als eerste biestarwegras (rechtsonder). Daarna gaat de ontwikkeling van duinen gestaag verder. Er ontstaan valleien. En in de valleien blijft zoet water staan. Er groeien planten, er sterven planten. 2 Successie schrijdt voort, totdat een soort eindstadium is bereikt met wat we noemen climaxvegetatie. In het bezoekerscentrum van Natuurmonumenten in Nieuwkoop is goed in beeld gebracht hoe de successie verloopt in het laagveenmoerasgebied. De climaxvegetatie is daar soortenarm moerasbos, zonder de rijke variatie van nu. Dat maakt begrijpelijk dat beheer nodig is als je dat niet wilt dat het hele gebied dat wordt. Planten hebben hun specifieke leefgebieden. Enkele uitgesproken voorbeelden maken dat duidelijk: Een waterlelie vind je in het water, dat dan ook nog aan bepaalde eisen moet voldoen. De blauwe zeedistel komt slechts voor op kalkrijk, stuivend duingebied. Duinheide vraagt om verzuurd, kalkarm duingebied. In een donker beukenbos zul je op de grond niet of nauwelijks planten aantreffen. 3 Uit de bodemgesteldheid valt al veel af te leiden over de planten die er voorkomen. Zo vind je b.v. het duinviooltje uitsluitend in de duinenrij (kaartje rechtsonder). Het is handig om bij floraverkenning enige structuur aan te brengen aan de hand van - de indeling (systematiek) van het plantenrijk - het inzicht dat planten niet overal voorkomen, maar eisen stellen aan hun omgeving - enige kennis van de perioden waarin ze bloeien De indeling van het plantenrijk kent achtereenvolgens: Klassen, orden, families, geslachten en soorten. Voor ons zijn vooral van belang de geslachten en de soorten. Het aantal plantenfamilies is 147, maar de omvang loopt uiteen van 1 soort tot 200 soorten: - lidsteng-familie: 1 soort - gentiaanachtigen: 12 soorten - orchideeën-familie: circa 35 soorten - schermbloemen-familie: circa 70 soorten - vlinderbloemigen en kruisbloemigen: circa 100 soorten - grassen en composieten: circa 190 soorten 4 Binnen een familie hebben soorten vaak gemeenschappelijke kenmerken, maar er zijn eveneens opmerkelijke verschillen zoals bij de grasachtigen tussen ‘echte’ grassen en zeggen. Soorten hebben specifieke bloeitijden. Zoals sneeuwklokje, speenkruid en heidesoorten. Hoe kun je determineren? 1. Door goed te kijken, te voelen en (soms) te ruiken. 2. Door bij het raadplegen van een flora kritisch te lezen. 5 Zie de verschillen in structuur van deze twee schermbloemigen, berenklauw en wilde peen. Engelwortel moeraslathyrus rolklaver rode klaver 6 witte dovenetel hondsdraf Zonnebloem Heelblaadje Madelief Paardenbloem en vertakte leeuwentand 7 Bij voorbeeld: Het onderscheid tussen grassen en zeggen: - grassen hebben holle stengels, met knopen, tweerijig - zeggen zijn stervormig en hebben geen knopen De bestuiving verloopt op te onderscheiden wijzen: - door de wind, zoals bij voorbeeld bij de hazelaar, de els en de grassenfamilie - door insecten, zoals bij voorbeeld bij de wilg en de witte dovenetel - door zelfbestuiving, zoals bij de meeste graansoorten V.l.n.r een bij en een vlinder op stokroos. Wat doet een libel? Een vleeseter bestuift niet! Het laagveenmoeras Nieuwkoopse Plassen is zeldzaam in zijn soort, niet alleen in Nederland, maar in heel Europa. De plantenrijkdom is er groot. En door het herstel van de waterkwaliteit zijn bijna verdwenen waterplanten spectaculair aan het terugkomen. Het gaat dan bij voorbeeld om kranswieren en fonteinkruiden. Tot slot een aantal beelden van planten die hier veel voorkomen, maar elders niet of zelden Veenpluis Moerasviooltje 8 Echte koekoeksbloem Dotterbloem Pinksterbloem Moeraskartelblad (half parasiet op grassen) Dophei Engelwortel Grote kattestaart Blauwe knoop 9 Kikkerbeet Krabbescheer. De waterplant is waardplant voor de groene glazenmaker. Groot blaasjeskruid (vleeseter) in bloei Watervorkje Ronde zonnedauw (vleeseter) Kroosmos Welriekende nachtorchis Groenknolorchis (tweemaal) Veenmosorchis naast stengel kleine lisdodde (De vindplaatsen van deze orchissen in Europa zijn op de vingers van één hand te tellen). ◘ 10