Evangelisch Leerhuis een eenvoudige geloofsleer voor belangstellenden Evangelisch Leerhuis een eenvoudige geloofsleer voor belangstellenden Evangeliegemeente De Regenboog 2004-2005 Lezing avond 5: God de Geest M.J. Schuurmans 1. De Geest van de Vader en de Zoon 1.1 Inleiding 1.2 Moeiten bij het begrijpen van de Leer van de Heilige Geest 1.3 Een blik in de geschiedenis 1.4 De aard van de Heilige Geest - Zijn goddelijkheid 1.5 De persoon van de Heilige Geest - Zijn persoonlijkheid 1.6 Gevolgen van de Leer van de Heilige Geest 2 2 2 4 6 10 14 2. De Geest en de schepping 2.1 Wind en adem 2.2 Geest als wind 2.3 Geest als adem 2.4 Geest als charisma 15 15 16 16 17 3. De Geest en het Woord 3.1 De Geest van Christus en de Geest van het Woord 3.2 De tweeheid van de openbaring: Woord en Geest 18 18 19 Literatuurlijst 22 Evangeliegemeente De Regenboog 2004-2005 blz 1 Evangelisch Leerhuis een eenvoudige geloofsleer voor belangstellenden 1. De Geest van de Vader en de Zoon 1.1 Inleiding Om verschillende redenen is een nadere bestudering van de Heilige Geest van groot belang voor de gemeente. In de eerste plaats maakt de drie-enige God Zich in de Heilige Geest persoonlijk aan de gelovigen bekend. Vaak denken we aan God de Vader als zijnde transcedent (hoog verheven boven de wereld) en ver weg in de hemel. Ook plaatsen we God de Zoon op afstand zowel in termen van geschiedenis, gedurende Zijn leven als mens op aarde, als voor wat betreft Zijn aanwezigheid, aan de rechterhand van God in de hemel. God de Heilige Geest is actief in het leven van iedere gelovige. Hij woont in ons. Hij is in het bijzonder de persoon van de Drie-eenheid door wie de volledige drie-ene God op dit moment in ons werkt. Een tweede reden die vooral de studie van de Heilige Geest zo belangrijk maakt is dat wij op dit moment in de fase van de geschiedenis leven waarin het werk van de Heilige Geest sterk op de voorgrond treedt. Het werk van God de Vader was zeer in het oog lopend gedurende de periode die beschreven wordt in het Oude Testament. Zo zien we dat het werk van God de Zoon vooral op de voorgrond kwam te staan in de periode die beschreven wordt in de vier evangeliëen tot aan diens hemelvaart. De Heilige Geest komt sterk naar voren vanaf de dagen van de eerste Pinksterdag, te lezen in Handelingen, de brieven in het Nieuwe Testament en de van daaruit opeen volgende eeuwen van de geschiedenis van de kerk. Een derde reden die het belang van de bestudering van de Heilige Geest onderstreept is dat wij in onze huidige cultuur een grote belangstelling zien voor de ervaring. Het is vooral en juist door het werk van God de Heilige Geest dat we God’s tegenwoordigheid in ons persoonlijke leven ervaren waarmee we begrip krijgen voor het leven als christen. 1.2 Moeiten bij het begrijpen van de Leer van de Heilige Geest De bestudering van de Heilige Geest is niet eenvoudig. Ons begrijpen is vaak onvolledig en verward. We kunnen dit voor een belangrijk deel verklaren uit het feit dat de Bijbel minder Evangeliegemeente De Regenboog 2004-2005 blz 2 Evangelisch Leerhuis een eenvoudige geloofsleer voor belangstellenden duidelijke en uitgesproken aanwijzingen over God de Heilige Geest bevat dan over God de Vader en God de Zoon. Misschien ligt de verklaring hiervan voor een deel in het gegeven dat het juist de bediening van de Heilige Geest is om de Zoon te verheerlijken en te verkondigen (Johannes 16:14 ‘Hij zal Mij verheerlijken, want Hij zal het uit het mijne nemen en het u verkondigen‘). Een ander probleem is het gebrek aan voor ons mensen begrijpelijke beeldspraak. God de Vader wordt over het algemeen goed begrepen omdat het beeld van een vader bij vrijwel iedereen bekend is. Ook van de Zoon is het niet zo moeilijk om je daar een voorstelling van te maken. Hij is daadwerkelijk als mens verschenen, is als zodanig waargenomen en daar is verslag van gedaan. Wanneer we ons echter een beeld proberen te vormen van God de Heilige Geest dan ontdekken we dat de Geest ongrijpbaar is en moeilijk om je daar iets zichtbaars en tastbaars bij voor te stellen. Daarbij ontstaat een volgende moeilijkheid bij wat de Bijbel ons laat zien over de aard van de bediening van de Heilige Geest in relatie tot die van de Vader en de Zoon. Gedurende ons huidige tijdperk vervult de Heilige Geest zijn bediening in het dienen van de Vader en de Zoon, het uitvoeren van hun wil (die tegelijkertijd ook Zijn wil is). In dit verband worden we herinnerd aan de bediening van de Zoon, in zijn dagen op de aarde, waarin Hij in zijn functie ondergeschikt was aan God de Vader. Dit tijdelijke ondergeschikt zijn in functie, de Zoon gedurende zijn aardse bediening en de Geest gedurende de huidige tijd, moet ons niet tot de gedachte brengen dat beiden in wezen ondergeschikt zijn aan God de Vader. Vaak zien we dat mensen in hun denken een ongeschreven theologie hanteren die de Geest beschouwt als in lagere orde dan de Vader en de Zoon. De drie-ene God wordt ons in de Bijbel voorgesteld als Vader, Zoon en Heilige Geest. In de tweede helft van de twintigste eeuw ontstond er nogal wat discussie over de Heilige Geest. Op het vlak van leerstellige discussies is met name over de Heilige Geest heel erg veel gepubliceerd. Vooral in populaire publicaties gericht op een lekenpubliek werd rondom de leer van de Heilige Geest veel geschreven. Gevolg hiervan was dat daarna een zekere overgevoeligheid, met als gevolg een bepaalde mate van tegenzin, aan de orde kwam om over de Heilige Geest te spreken of te schrijven. Er ontstond vooral angst voor misverstanden. Met name vanuit de Pinksterbeweging werd veel aandacht gegeven aan de Heilige Geest. Dat leidde ertoe dat andere stromingen binnen de christelijke kerk angstvallig vermeden om over Evangeliegemeente De Regenboog 2004-2005 blz 3 Evangelisch Leerhuis een eenvoudige geloofsleer voor belangstellenden de Heilige Geest te spreken of te publiceren, uit angst om ook voor Pinkstergelovigen uitgemaakt te worden. Terwijl het in bepaalde christelijke kringen een eer is om als ‘charismatisch christen’ bekend te staan wordt ditzelfde begrip in andere groepen als een negatief stempel gehanteerd. 1.3 Een blik in de geschiedenis De vroege kerk heeft, afgezien van enkele uitzonderingen, het onderwijs over de Heilige Geest niet erg ver uitgewerkt. Oorzaak voor de betrekkelijke afwezigheid van uitgebreide verhandelingen over het werk van de Heilige Geest in de eerste drie eeuwen was dat het debat over andere theologische zaken ging. De Griekse vaders hadden wel wat anders te doen, met al die felle en belangrijke politieke en christologische debatten om zich heen. Amphilochius van Iconium, een theoloog uit de vierde eeuw, wees erop dat het debat over Arius eerst afgerond moest zijn, voor er werkelijk serieus over de status van de Heilige Geest gesproken kon worden. De theologische ontwikkeling van de vroege kerk kwam doorgaans tot stand als reactie op openbare disputen; zodra een serieus debat werkelijk op gang kwam, leidde dat altijd tot heldere dogmatische uitspraken. In dit geval ontstond het dispuut oorspronkelijk rond een groep schrijvers die we kennen als depneumatomachoi, de 'bestrijders van de geest'; ze beweerden dat de persoon en werken van de Heilige Geest niet goddelijk genoemd mochten worden. Schrijvers als Athanasius en Basilius de Grote van Caesarea gingen hier tegenin met een beroep op de tegen die tijd algemeen aanvaarde formule voor de doop. Sinds de tijd van het Nieuwe Testament (zie Matt. 28:18-20) werden christenen gedoopt 'in de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest'. Athanasius betoogde dat dit vergaande gevolgen had voor het verstaan van de status van de Heilige Geest. In zijn 'Brieven aan Serapion' verklaarde hij dat de doopformule duidelijk bewees dat de Geest deelde in de goddelijkheid van de Vader en de Zoon. Uiteindelijk gaf dit argument de doorslag. De kerkvaders aarzelden om de Geest openlijk 'God' te noemen, omdat dit gebruik niet door de Schrift gesanctioneerd werd - een punt dat door Basilius de Grote uitgebreid werd besproken in zijn verhandeling over de Heilige Geest (374-375). Zelfs in 380 kon Gregorius van Nazianze nog schrijven dat veel orthodoxe christelijke theologen niet zeker waren of de Heilige Geest gezien moest worden 'als een handeling, een schepper of als God'. Deze Evangeliegemeente De Regenboog 2004-2005 blz 4 Evangelisch Leerhuis een eenvoudige geloofsleer voor belangstellenden voorzichtigheid zien we ook in een laatste verklaring van het Concilie van Constantinopel van 381 over de leer van de Heilige Geest. Hier werd de Geest niet als God beschreven, maar als degene 'die Heer is en leven geeft, die uitgaat van de Vader en aanbeden en verheerlijkt wordt met de Vader en de Zoon'. Dit is duidelijke taal; de Geest krijgt dezelfde rang en waardigheid als de Vader en de Zoon, zelfs als de term 'God' niet expliciet gebruikt mag worden. De volgende overwegingen schijnen van doorslaggevend belang geweest te zijn bij het vaststellen van de goddelijkheid van de Heilige Geest in de vierde eeuw. Ten eerste gebruikt de Schrift alle benamingen van God voor de Heilige Geest, behalve 'niet verwekt', zoals al werd opgemerkt door Gregorius van Nazianze. Gregorius wees erop dat het woord 'heilig' direct voor de Geest wordt gebruikt, waarbij deze heiligheid niet uit een externe bron komt maar een rechtstreekse eigenschap van de Geest is. De Geest moest gezien worden als degene die heiligt, niet die geheiligd moet worden. Ten tweede bewijzen de functies die de Heilige Geest uitoefent zijn goddelijkheid. Didymus de Blinde (sterfdatum 398) was een van de velen die aanvoerden dat de Geest verantwoordelijk was voor het scheppen, vernieuwen en heiligen van Gods schepselen. Hoe zou ooit een schepsel een ander schepsel kunnen vernieuwen of heiligen? Als de Heilige Geest taken uitvoerde die aan God zijn voorbehouden, volgt daaruit dat de Heilige Geest deel heeft aan de goddelijke natuur. Basilius de Grote stelt dat de Geest degene is die schepselen op God doet lijken en goddelijk maakt - en alleen God kan dit doen. Ten derde zag men in de verwijzing naar de Heilige Geest in de doopformule een bewijs voor zijn goddelijkheid. Er werd gedoopt in de naam van 'de Vader, de Zoon en de Heilige Geest (Matt. 28:17-20). Athanasius en anderen stelden dat dit op de allernauwste betrekking tussen de drie leden van de Drie-eenheid wees, waardoor men onmogelijk kon zeggen dat de Vader en de Zoon deelden in het goddelijk wezen, terwijl de Geest slechts een schepsel was. Evenzo betoogde Basilius de Grote dat de doopformule het duidelijke bewijs was dat de Vader, de Zoon en de Geest onscheidbaar waren. Dat zij hier samen genoemd werden had volgens Basilius belangrijke theologische implicaties. Evangeliegemeente De Regenboog 2004-2005 blz 5 Evangelisch Leerhuis een eenvoudige geloofsleer voor belangstellenden De erkenning van de volkomen goddelijkheid van de Heilige Geest vond dus vrij laat in de ontwikkeling van de theologie van de kerkvaders plaats. In de logische opbouw van de dogmatiek kan de volgende historische volgorde onderscheiden worden: Fase 1: de erkenning van de volkomen goddelijkheid van Jezus Christus. Fase 2: de erkenning van de volkomen goddelijkheid van de Heilige Geest. Fase 3: de definitieve formulering van de leer van de Drie-eenheid, waarin deze centrale denkbeelden werden opgenomen en verduidelijkt, en hun onderlinge verhouding werd vastgelegd. Deze stap voor stap ontwikkeling wordt beschreven door Gregorius van Nazianze, die erop wees dat er door de tijd heen een geleidelijke voortgang was geweest in het begrijpen en uitleggen van de openbaring van Gods mysteriën. Hij betoogde dat het niet mogelijk geweest was in te gaan op de vraag naar de goddelijkheid van de Heilige Geest, zolang de kwestie van de goddelijkheid van Christus nog niet vastlag. Het Oude Testament predikte de Vader openlijk en de Zoon op verborgen wijze. Het Nieuwe Testament openbaarde de Zoon en maakte toespelingen op de goddelijkheid van de Heilige Geest. Nu woont de Geest in ons, en is Hij duidelijker aan ons geopenbaard. Het was niet juist om de Zoon openlijk te prediken in de tijd dat de goddelijkheid van de Vader nog niet erkend was. Evenmin was het juist om de Heilige Geest te aanvaarden voordat (de goddelijkheid van) de Zoon erkend was... In plaats daarvan bewegen wij ons geleidelijk... en stap voor stap voorwaarts en nemen toe in helderheid, opdat het licht van de Drie-eenheid zou schijnen. 1.4 De aard van de Heilige Geest Zijn goddelijkheid Wanneer we de aard van de Heilige Geest onderzoeken staan we allereerst stil bij zijn goddelijkheid. Daarmee komen we niet zo snel tot de juiste conclusies als bij de bestudering van de Vader en Zoon. Je zou gerust kunnen stellen dat de goddelijkheid van de Vader eenvoudigweg vanuit de Bijbel naar ons toekomt. De goddelijkheid van de Zoon wordt ook in de Schrift onderbouwd en bevestigd. De goddelijkheid van de Heilige Geest moet daarentegen vanuit verschillende indirecte aanwijzingen en verklaringen vanuit de Schrift worden geconcludeerd. Er bestaan een aantal fundamenten waarop we de conclusie kunnen bouwen dat de Heilige Geest God is op dezelfde manier en in dezelfde mate als dit geldt voor de Vader en de Zoon. Evangeliegemeente De Regenboog 2004-2005 blz 6 Evangelisch Leerhuis een eenvoudige geloofsleer voor belangstellenden In de eerste plaats valt op dat een aantal verwijzingen naar de Heilige Geest onderling uitwisselbaar zijn met verwijzingen naar God. Met als resultaat dat deze passages over de Heilige Geest spreken als zijnde God. Een sprekend voorbeeld daarvan vinden we in Handelingen 5. Ananias en Saffira hadden een stuk land verkocht en deden alsof het bedrag dat zij meebrachten gelijk was aan de hele opbrengst van de verkoop. Bij de berisping van Ananias door Petrus vroeg hij: ‘Ananias, waarom heeft de satan uw hart vervuld om de Heilige Geest te bedriegen en iets achter te houden van de opbrengst van het stuk land?’ (Hand 5:3). In het volgende vers stelt Petrus vast: ‘Gij hebt niet tegen mensen gelogen, maar tegen God’ (Hand 5:4). Het lijkt er hier op dat voor Petrus ‘liegen tegen de Heilige Geest’ en ‘liegen tegen God’ onderling uitwisselbaar is. Je zou hier natuurlijk ook kunnen opmerken dat in het benoemen van twee verschillende verwijzingen Petrus bedoelde te zeggen dat Ananias zowel tegen God als tegen de Heilige Geest gelogen had. Toch lijkt het er in alles op dat Petrus’ verklaring in vers 4 de bedoeling had om naar Ananias aan te geven dat zijn leugen niet gedaan was tegenover mensen, iemand minder of lager dan God, maar aan God zelf. Derhalve komen we tot de conclusie dat Petrus’ tweede uitspraak een nadere uitwerking is van de eerste, waarbij hij er de nadruk op legt dat de Geest waartegen Ananias had gelogen God was. Een andere passage in de Bijbel waar we zien dat ‘Heilige Geest’ en ‘God’ onderling uitwisselbaar gebruikt worden is bij Paulus’ behandeling van het lichaam van een christen. In 1 Corinthiers 3:16-17 schrijft hij: ‘Weet gij niet, dat gij Gods tempel zijt en dat de Geest Gods in u woont? Zo iemand Gods tempel schendt, God zal hem schenden. Want de tempel Gods, en dat zijt gij, is heilig!’. In 1 Corinthiers 6:19-20 gebruikt Paulus vrijwel dezelfde taal: ‘Of weet gij niet, dat uw lichaam een tempel is van de Heilige Geest, die in u woont, die gij van God ontvangen hebt, en dat gij niet van uzelf zijt? Want gij zijt gekocht en betaald. Verheerlijkt dan God met uw lichaam.’ Het is duidelijk dat voor Paulus het ‘in u wonen van de Heilige Geest’ hetzelfde is als het ‘in u wonen van God’. In de vergelijking van de uitspraak ‘Gods tempel’ met ‘een tempel van de Heilige Geest’ maakt Paulus duidelijk dat de Heilige Geest God is. Verder zien we dat de Heilige Geest dezelfde elementen en kwaliteiten bezit als God. Een van deze aspecten is zijn alwetendheid: ‘Want ons heeft God het geopenbaard door de Geest. Want de Geest doorzoekt alle dingen, zelfs de diepten Gods. Wie toch onder de mensen weet, wat in een mens is, dan des mensen eigen geest, die in hem is? Zo weet ook Evangeliegemeente De Regenboog 2004-2005 blz 7 Evangelisch Leerhuis een eenvoudige geloofsleer voor belangstellenden niemand, wat in God is, dan de Geest Gods.’ (1 Corinthiers 2:10-11). Zie hierbij ook Jezus’ verklaring in Johannes 16:13: ‘doch wanneer Hij komt, de Geest der waarheid, zal Hij u de weg wijzen tot de volle waarheid; want Hij zal niet uit Zichzelf spreken, maar al wat Hij hoort, zal Hij spreken en de toekomst zal Hij u verkondigen.’ In het Nieuwe Testament valt op dat gesproken wordt over de macht van de Heilige Geest. In Lucas 1:35 zijn de uitdrukkingen ‘de Heilige Geest’ en ‘de kracht des Allerhoogsten’ aan elkaar synoniem. Lucas 1:35 ‘En de engel antwoordde en zeide tot haar: De Heilige Geest zal over u komen en de kracht des Allerhoogsten zal u overschaduwen; daarom zal ook het heilige, dat verwekt wordt, Zoon Gods genoemd worden.’ Het gaat hier over de aankondiging van de onbevlekte ontvangenis, een wonder van de eerste orde. Paulus erkent dat de resultaten van zijn bediening werden veroorzaakt ‘door kracht van tekenen en wonderen, door de kracht des Geestes. Zo heb ik, van Jeruzalem uit rondreizende tot Illyrie toe, de prediking van het Evangelie van Christus volbracht.’ (Romeinen 15:19). Verder kende de Here Jezus de Heilige Geest macht toe om het hart van de mens en zijn persoon te veranderen: het is de Geest die overtuigt (Johannes 16:8-11: ‘En als Hij komt, zal Hij de wereld overtuigen van zonde en van gerechtigheid en van oordeel; van zonde, omdat zij in Mij niet geloven; van gerechtigheid, omdat Ik heenga tot de Vader en gij Mij niet langer ziet; van oordeel, omdat de overste dezer wereld geoordeeld is.’) en ons wederom geboren doet worden (Johannes 3:5-8 ‘Jezus antwoordde: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, tenzij iemand geboren wordt uit water en Geest, kan hij het Koninkrijk Gods niet binnengaan. Wat uit het vlees geboren is, is vlees, en wat uit de Geest geboren is, is geest. Verwonder u niet, dat Ik u gezegd heb: Gijlieden moet wederom geboren worden. De wind blaast, waarheen hij wil, en gij hoort zijn geluid, maar gij weet niet, vanwaar hij komt of waar hij heengaat; zo is een ieder, die uit de Geest geboren is.’). Op een andere plaats zei Jezus, toen het ging over de mogelijkheid om het hart van de mens te veranderen: ‘Bij de mensen is dit onmogelijk, maar bij God zijn alle dingen mogelijk. (Mattheus 19:26; zie ook 16-25). Alhoewel deze schriftgedeelten niet specifiek bevestigen dat de Geest almachtig is wijzen zij er wel degelijk op dat hij macht bezit die alleen bij God zelf aanwezig is. Nog een ander aspect van de Heilige Geest dat hem koppelt aan de Vader en de Zoon is zijn eeuwigheid. In Hebreëen 9:14 wordt van hem gesproken als ‘de eeuwige Geest’ door wie Jezus Zichzelf als een offer aan God gebracht heeft. Alleen God is eeuwig Evangeliegemeente De Regenboog 2004-2005 blz 8 Evangelisch Leerhuis een eenvoudige geloofsleer voor belangstellenden (Hebreëen 1:10-12) terwijl alle schepselen tijdelijk zijn. Daarom moet de Heilige Geest God zijn. Naast het hebben van goddelijke kenmerken voert de Heilige Geest bepaalde werken uit die over het algemeen aan God worden toegeschreven. Hij was en blijft betrokken bij de schepping, zowel in haar oorsprong als in haar voortdurende instandhouding en beheer. In Genesis 1:2 lezen we dat de Geest van God over de wateren zweefde. Job 26:13 (SV) laat ons zien dat de hemel versierd werd door de Geest van God. De psalmist zegt ‘zendt Gij uw Geest uit, zij worden geschapen (alle schepselen die o.a. genoemd worden in vers 24) en Gij vernieuwt het gelaat van de aardbodem’ (Psalm 104:30). De bijbel getuigt het meest over de rol van de Heilige Geest wanneer het gaat over zijn geestelijke werking op of in de mensen. We zagen al hoe Jezus de Heilige Geest betrokken ziet bij iemands wedergeboorte (Johannes 3:5-8). Dit wordt bevestigd door wat Paulus schrijft aan Titus: ‘(God onze verlosser) heeft, niet om werken der gerechtigheid, die wij zouden gedaan hebben, doch naar zijn ontferming ons gered door het bad der wedergeboorte en der vernieuwing door de Heilige Geest,’ (Titus 3:5). Bovendien heeft de Geest Jezus uit de doden opgewekt en zal hij ons ook opwekken, dat wil zeggen: God zal ons uit de dood opwekken door zijn Geest: ‘En indien de Geest van Hem, die Jezus uit de doden heeft opgewekt, in u woont, dan zal Hij, die Christus Jezus uit de doden opgewekt heeft, ook uw sterfelijke lichamen levend maken door zijn Geest, die in u woont.‘ (Rom 8:11). Een ander goddelijk werk van de Heilige Geest herkennen we in het feit dat Hij ons de Evangelieën heeft gegeven. In 2 Timotheus 3:16 schrijft Paulus ‘Elk van God ingegeven schriftwoord is ook nuttig om te onderrichten, te weerleggen, te verbeteren en op te voeden in de gerechtigheid.’ Ook Petrus spreekt over de rol van de Geest in het ons doen toekomen van de Bijbel. Hij legt hierin meer de nadruk op de invloed van de schrijver dan op het eindproduct: ‘want nooit is profetie voortgekomen uit de wil van een mens, maar, door de Heilige Geest gedreven, hebben mensen van Godswege gesproken.’ (2 Petrus 1:21). Een laatste overweging om aan te geven dat de Heilige Geest goddelijk is vinden we in zijn relatie met de Vader en de Zoon op basis van duidelijke gelijkheid. Een van de meest bekende bewijzen hiervan vinden we in de doopformule die wordt voorgeschreven in de grote Evangeliegemeente De Regenboog 2004-2005 blz 9 Evangelisch Leerhuis een eenvoudige geloofsleer voor belangstellenden opdracht: ‘Gaat dan henen, maakt al de volken tot mijn discipelen en doopt hen in de naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes en leert hen onderhouden al wat Ik u bevolen heb.’ (Mattheus 28:19). De Paulinische zegenbede in 2 Corinthiers 13:14 is hier ook een bewijs van: ‘De genade des Heren Jezus Christus, en de liefde Gods, en de gemeenschap des Heiligen Geestes zij met u allen.’ (2 Corinthiers 13:14). In 1 Corinthiers 12, wanneer Paulus de geestelijke gaven behandelt coördineert de Geest de drie leden van de Godheid: ‘ Er is verscheidenheid in genadegaven, maar het is dezelfde Geest; en er is verscheidenheid in bedieningen, maar het is dezelfde Here; en er is verscheidenheid in werkingen, maar het is dezelfde God, die alles in allen werkt.’ (2 Corinthiers 12:4-6). Petrus voegt, in de groet aan het begin van zijn eerste brief, op dezelfde manier de drie samen waarbij hij ieders rol in het reddingswerk naast elkaar zet: ‘aan de vreemdelingen, die in de verstrooiing zijn in Pontus, Galatie, Kappadocie, Asia en Bitynie, de uitverkorenen naar de voorkennis van God, de Vader, in heiliging door de Geest, tot gehoorzaamheid en besprenging met het bloed van Jezus Christus: genade en vrede worde u vermenigvuldigd.’ (1 Petrus 1:2). 1.5 De persoon van de Heilige Geest Zijn persoonlijkheid Aansluitend op een betoog over de goddelijkheid van de Heilige Geest is het ook van belang dat we nadenken over zijn persoonlijkheid. We hebben bij de Heilige Geest niet te maken met een onpersoonlijke kracht. Dit is vooral van belang in onze tijd, waarin panthëistische tendenzen de westerse cultuur binnen dringen vanuit de invloed van verschillende oosterse religies. De bijbel maakt op verschillende manieren duidelijk dat de Heilige Geest een persoon is met alle daarbij behorende kwaliteiten. Het eerste bewijs van de persoonlijkheid van de Geest ligt in het gebruik van een mannelijk voornaamwoord wanneer Hij wordt genoemd. Het woord Geest (pneuma) is op zichzelf onzijdig. Voornaamwoorden worden gebruikt om aan te geven of we te maken hebben met een persoon, een aantal of welk geslacht. Bij een onzijdig woord zouden we dus een onzijdig voornaamwoord verwachten bij het spreken over de Heilige Geest. In Johannes 16:13-14 echter vinden we een ongebruikelijk fenomeen. Wanneer Jezus de bediening van de Heilige Geest omschrijft gebruikt hij een mannelijk voornaamwoord (ekeinos) terwijl je een onzijdig voornaamwoord zou verwachten. (Johannes 16:13 (SV) ‘Maar wanneer Die zal gekomen zijn, namelijk de Geest der waarheid, zal Hij u in al de waarheid leiden; want Hij zal van Zichzelf Evangeliegemeente De Regenboog 2004-2005 blz 10 Evangelisch Leerhuis een eenvoudige geloofsleer voor belangstellenden niet spreken, maar zo wat Hij zal gehoord hebben, zal Hij spreken, en de toekomende dingen zal Hij u verkondigen.’). De enige mogelijke referentie binnen de contekst is ‘Geest van waarheid’. Ofwel Johannes maakt in deze verhandeling van Jezus woorden een grammaticale fout (dit is onwaarschijnlijk omdat we nergens anders een dergelijke fout tegen komen) of hij kiest er hier bewust voor om een mannelijk voornaamwoord te gebruiken om aan te geven dat het bij Jezus hier om een persoon gaat en niet over een ding. Een soortgelijke aanwijzing vinden we in Efeze 1:14, waar, in een verwijzende formulering met betrekking tot de ‘Heilige Geest’ het woord ‘die’ wordt gebruikt: ‘die een onderpand is van onze erfenis, tot verlossing van het volk, dat Hij Zich verworven heeft, tot lof zijner heerlijkheid.’ Een tweede lijn in de bewijsvoering van de persoonlijkheid van de Heilige Geest ligt in een aantal bijbelgedeelten waar hij en zijn werk in nauw verband worden gebracht met verschillende personen en hun werk. De term parakletos (helper) wordt gecombineerd met de Heilige Geest in Johannes 14:26; 15:26 en 16:7. Binnen de contekst van elk van deze passages is het duidelijk dat het niet gaat om de een of andere abstracte kracht. Ook over Jezus wordt uitdrukkelijk gesproken als voorspraak (1 Johannes 2:1). Van groot belang zijn zijn woorden in Johannes 14:16 waar hij zegt dat hij de Vader zal bidden om hen een andere Trooster te geven. Het woord voor ‘andere’ is hier ‘allos’, wat betekent ‘een ander van dezelfde soort’. In relatie tot de uitspraken van Jezus over de komst van de Geest in verband met zijn eigen vertrek (bv. Johannes 16:7), betekent dit dat de Geest in de plaats van Jezus komt en dat Hij dezelfde taak vervult. De overeenkomst van hun functie is daarmee een aanwijzing dat de Heilige Geest, net als Jezus, een persoon moet zijn. Een andere taak die zowel door Jezus als door de Heilige Geest wordt uitgevoerd en die in dit kader ook als aanwijzing fungeert van de persoonlijkheid van de Geest, is die van het groot maken, verheerlijken, van een ander lid van de Drie-eenheid. In Johannes 16:14 zegt Jezus dat de Geest ‘zal Mij verheerlijken, want Hij zal het uit het mijne nemen en het u verkondigen.’ Een ander voorbeeld waarin dezelfde lijn wordt neergelegd vinden we in Johannes 17:4, waar Jezus in het Hogepriesterlijk gebed aangeeft dat hij, tijdens zijn bediening op aarde, de Vader verheerlijkte. De belangrijkste combinaties van de Heilige Geest met andere persoonlijkheden zijn die waar hij met zowel de Vader als de Zoon wordt geïdentificeerd. Een van de meest bekende hiervan zijn de woorden in de doopformule in Mattheus 28:19 en de zegenbede in 2 Corinthiers 13:14. Evangeliegemeente De Regenboog 2004-2005 blz 11 Evangelisch Leerhuis een eenvoudige geloofsleer voor belangstellenden Toch zijn er ook andere plaatsen waar we dit tegen komen. Judas voegt hen samen in ‘Maar gij, geliefden, bewaart uzelf in de liefde Gods, door uzelf op te bouwen in uw allerheiligst geloof en door te bidden in de Heilige Geest, verwachtende de ontferming van onze Here Jezus Christus ten eeuwigen leven’ (Judas vers 20 – 21). Petrus spreekt zijn lezers aan als diegenen die zijn ‘uitverkorenen naar de voorkennis van God, de Vader, in heiliging door de Geest, tot gehoorzaamheid en besprenging met het bloed van Jezus Christus’ (1 Petrus 1:2). Eerder had hij tijdens zijn boodschap met Pinksteren uitgeroepen, ‘Nu Hij (Jezus) dan door de rechterhand Gods verhoogd is en de belofte des Heiligen Geestes van de Vader ontvangen heeft, heeft Hij dit uitgestort, wat gij en ziet en hoort….. Bekeert u en een ieder van u late zich dopen op de naam van Jezus Christus, tot vergeving van uw zonden, en gij zult de gave des Heiligen Geestes ontvangen.’ (Hand 2:33 en 38). Ook Paulus laat een verband zien in de werking van alle drie, bijvoorbeeld in Galaten 4:6: ‘En, dat gij zonen zijt, God heeft de Geest zijns Zoons uitgezonden in onze harten, die roept: Abba, Vader.’ Een soortgelijke verwijzing staat in 2 Corinthiers 1:21-22: ‘Hij nu, die ons met u bevestigt in de Gezalfde en ons heeft gezalfd, is God, die ook zijn zegel op ons gedrukt en de Geest tot onderpand in onze harten gegeven heeft.’ Andere voorbeelden zijn Romeinen 15:16; 1 Corinthiers 12:4-6; Efeze 3:1417 en 2 Thessalonicenzen 2:13-14. De Heilige Geest wordt ook verbonden met de Vader en de Zoon in verschillende aspecten van Jezus’ bediening. Bij de doop van Jezus (Mattheus 3:16-17) waren alle drie de personen van de Drie-eenheid aanwezig. Terwijl de Zoon werd gedoopt sprak de Vader vanuit de hemel als aanbeveling van de Zoon en de Heilige Geest daalde op hem neer in zichtbare vorm. Jezus zei dat zijn uitwerping van geesten in relatie stond met de Vader en de Geest: ‘Maar indien Ik door de Geest Gods de boze geesten uitdrijf, dan is het Koninkrijk Gods over u gekomen.’ (Mattheus 12:28). Het verband tussen de Heilige Geest met de Vader en de Zoon in deze gebeurtenissen laat zien dat hij een persoon is, net als de andere twee. De persoonlijkheid van de Heilige Geest komt ook naar voren in de passages waar hij samen met mensen aan de orde komt. We halen hiervan één voorbeeld aan. De brief van de apostelen en de oudsten in Jeruzalem aan de gemeente in Antiochië bevat een ongebruiklijke uitdrukking: ‘ Want het heeft de Heilige Geest en ons goed gedacht, u verder geen last op te leggen dan dit noodzakelijke:’ (Handelingen 15:28). Deze gezamenlijke activiteit van de Geest en de christelijke leiders toont aan dat de Geest Evangeliegemeente De Regenboog 2004-2005 blz 12 Evangelisch Leerhuis een eenvoudige geloofsleer voor belangstellenden enkele van dezelfde eigenschappen bezit als die we vinden in de menselijke persoonlijkheid. In feite is het gegeven dat de Geest over een aantal persoonskenmerken beschikt onze derde aanwijzing over zijn persoonlijkheid. Onder de meest in het oog springende zijn intelligentie, wil en emoties welke van oudsher worden beschouwd als de drie basiskenmerken van iemands persoonlijkheid. Van de verschillende verwijzingen naar de intelligentie en kennis van de Geest verwijzen we hier naar Johannes 14:26 waar Jezus belooft dat de Geest, ‘de Trooster, de Heilige Geest, die de Vader zenden zal in mijn naam, die zal u alles leren en u te binnen brengen al wat Ik u gezegd heb.‘ Over de wil van de Geest wordt getuigd in 1 Corinthiers 12:11, wat verklaart over het ontvangen van de verschillende gaven van de geest: ‘dit alles werkt één en dezelfde Geest, die een ieder in het bijzonder toedeelt, gelijk Hij wil.’ Dat de Geest emoties kent wordt duidelijk in Efeze 4:30 waar Paulus waarschuwt tegen het bedroeven van de Geest. De Heilige Geest kan ook geraakt worden, net zoals dat het geval kan zijn bij een persoon. Het is mogelijk om te liegen tegen de Heilige Geest, zoals Annanias en Safira deden (Handelingen 5:3-4). Paulus spreekt over zondigen tegen of bedroeven van de Heilige Geest (Efeze 4:30) en uitdoven van de Geest (1 Thessalonicenzen 5:19). Stefanus beschuldigt zijn aanvallers ervan dat zij zich altijd verzetten tegen de Heilige Geest (Handelingen 7:51). Hoewel het mogelijk is zich tegen een kracht te verzetten tegenover iets dat onpersoonlijk is is het niet mogelijk te liegen of hem te bedroeven. En dan, wat het meest opmerkelijk is, bestaat er de zonde van het lasteren van de Heilige Geest (Mattheus 12:31, Marcus 3:29). Deze zonde, waar Jezus over spreekt als zwaarder dan het lasteren tegen de Zoon, kan zeker niet gepleegd worden tegenover iets dat onpersoonlijk is. Bovendien is de Heilige Geest betrokken bij morele activiteiten en taken die alleen maar door een persoon kunnen worden uitgevoerd. Hieronder zien we onderwijzen, wedergeboren doen worden, onderzoeken, spreken, bemiddelen, bevelen, getuigen, leiden, verlichten en openbaren. Een interessante en ongebruikelijke tekst vinden we in Romeinen 8:26: ‘En evenzo komt de Geest onze zwakheid te hulp; want wij weten niet wat wij bidden zullen naar behoren, maar de Geest zelf pleit voor ons met onuitsprekelijke verzuchtingen.’ Paulus had hier zondermeer een persoon voor ogen. Dat geldt ook voor Jezus telkens wanneer hij spreekt Evangeliegemeente De Regenboog 2004-2005 blz 13 Evangelisch Leerhuis een eenvoudige geloofsleer voor belangstellenden over de Heilige Geest, zoals bijvoorbeeld in Johannes 16:8: ‘En als Hij komt, zal Hij de wereld overtuigen van zonde en van gerechtigheid en van oordeel’. Al de hiervoor aangegeven overwegingen leiden maar tot één conclusie. De Heilige Geest is een persoon, niet een kracht, en die persoon is God, net zo volledig en op dezelfde manier als de Vader en de Zoon. 1.6 Gevolgen van de Leer van de Heilige Geest Het op de juiste wijze verstaan van wie en wat de Heilige Geest is heeft een aantal dingen tot gevolg: 1. De Heilige Geest is een persoon, niet een vage kracht. Dus is hij iemand met wie we een persoonlijke relatie kunnen hebben. 2. De Heilige Geest is volledig goddelijk waaruit voortkomt dat hij dezelfde eer en eerbied moet ontvangen als die we aan de Vader en de Zoon toekennen. Het is gepast hem net zo te aanbidden als de Vader en de Zoon. Hij mag niet op de een of andere wijze beschouwd worden als zijnde minder van belang dan de Vader en de Zoon, hoewel zijn rol in sommige gevallen aan hen ondergeschikt lijkt te zijn. 3. De Heilige Geest is één met de Vader en de Zoon. Zijn werk is de uitdrukking en de uitvoering van wat de drie samen hebben gepland. Er is geen spanning tussen hun personen en activiteiten. 4. God is niet ver weg. In de Heilige Geest, komt de drie-ene God dichtbij, zo dichtbij dat hij in feite bij elke gelovige binnen komt. Hij is nu zelfs in grotere mate vertrouwelijk met ons dan tijdens de incarnatie. Door de verrichtingen van de Geest is hij echt Immanuel, "God met ons" geworden. Prijs de Geest! Trooster van Israël, gezonden door de Vader en de Zoon om ons te zegenen. Eer aan de Vader, Zoon en Heilige Geest, Prijs de Drie-ene God! Evangeliegemeente De Regenboog 2004-2005 blz 14 Evangelisch Leerhuis een eenvoudige geloofsleer voor belangstellenden 2. De Geest en de schepping 2.1 Wind en adem De christelijke belangstelling voor de Heilige Geest is de laatste honderd jaar zichtbaar toegenomen door de opkomst van de charismatische beweging. We beginnen met de opmerking dat de woorden die de Schrift voor 'geest' gebruikt niet eenvoudig te vertalen zijn. Het Hebreeuwse ruach kan vertaald worden met 'wind', 'adem' en 'geest'. Het is een woord van diepe betekenis. Elk aspect van die betekenis werpt een eigen licht op de ingewikkelde associaties die samenhangen met de christelijke opvatting van de Heilige Geest. 2.2 Geest als wind De schrijvers van het Oude Testament waken ervoor God met de wind gelijk te stellen, waardoor Hij niet meer dan een natuurkracht zou zijn. Toch is er een parallel tussen de kracht van de wind en de kracht van God. Het spreken over God als Geest herinnert aan de bruisende energie van de 'Here der Heerscharen', en doet Israël denken aan de kracht en de dynamiek van de God die het volk uit Egypte voerde. Het meest treffende beeld van God als verlossende kracht is vermoedelijk te vinden in het verslag van de uittocht uit Egypte, waarbij een krachtige oostenwind de zee spleet (Exodus 14:21). Hier staat het begrip ruach voor zowel de kracht als de verlossende bedoeling van God. Het beeld van de wind hielp de mensen om God beter te begrijpen; het is ook als visueel beeld verhelderend. De oudtestamentische schrijvers ervoeren de actieve aanwezigheid van God bewust op twee verschillende manieren. Soms als rechter, die Israël veroordeelde om zijn ongehoorzaamheid; maar op andere tijden ervoeren ze God als degene die zijn uitverkoren volk verkwikt als water in een droog land. Het beeld van de wind is in beide gevallen zeer toepasselijk. We moeten daarbij bedenken dat Israël in het westen aan de Middellandse Zee grenst, en in het oosten aan de grote woestijnen. Als er een oostenwind woei, veroorzaakte dat een sluier van fijn zand die de begroeiing verschroeide en het land uitdroogde. Reisverslagen vermelden de opmerkelijke kracht van die wind. Zelfs het zonlicht wordt verduisterd door de zandstorm als die wind opsteekt. De bijbelschrijvers zagen dat God met dit beeld de eindigheid en vergankelijkheid van de schepping liet zien. 'Het gras verdort, de bloem valt af, als de adem des Heren daarover waait' (Jesaja 40:7). Evangeliegemeente De Regenboog 2004-2005 blz 15 Evangelisch Leerhuis een eenvoudige geloofsleer voor belangstellenden De westenwind was echter geheel anders. In de winter brachten de westelijke en zuidwestelijke zeewinden regen naar het droge land. In de zomer brachten ze geen regen maar wel verkoeling. De intensiteit van de woestijnhitte werd getemperd door deze lieflijke verkoelende bries. En zoals de wind verkwikking bracht, door 's winters de grond te bevochtigen en 's zomers de hete dagen te verkoelen, zo verkwikte God de mens in zijn geestelijke nood. Het Oude Testament vergelijkt God in enkele krachtige beelden met de regen die de westenwind aanvoert om het land te verkwikken (Hosea 6:3). 2.3 Geest als adem Het begrip geest is verbonden met leven. Toen God Adam schiep, blies Hij hem de levensadem in, zodat hij een levend wezen werd (Genesis 2:7). Het principiële verschil tussen een levend en een dood mens is dat een levend mens ademt. Zo dacht men dat het leven afhankelijk was van de adem. God is degene die de levensadem in de lege huls blaast, zodat die leven ontvangt. God bracht Adam op die manier tot leven. In het beroemde visioen van Ezechiël gebeurt hetzelfde (Ezechiel 37:1-14): Kunnen deze droge beenderen herleven? De beenderen komen pas tot leven als er adem in komt (vers 9-10). Het beeld van God als geest geeft de fundamentele gedachte weer dat God de gever van het leven is, die zelfs de doden nieuw leven kan inblazen. De Heilige Geest was reeds vanaf het begin werkzaam in de schepping. In de bijbel wordt op allerlei wijze belicht dat de Geest van God die in God is en zelf God is, werkzaam was en is in de hele schepping. De Geest van God doorwoont de hele schepping en alle aspecten daarvan. Als in Genesis 1 in een van de scheppingsverhalen wordt geschreven dat de Geest als een vogel boven de chaos zweefde en boven de wateren van de chaos, dan is dat in mythische taal de aangrijpende aanduiding van de werkzaamheid van de Heilige Geest bij de schepping en bij de ordening van de schepping (Genesis 1:1). Als in Psalm 104 – een van de meest indringende natuurpsalmen van Israels gebedenboek – de lof wordt bezongen van Gods werk in de natuur en wij lezen: ‘zendt Gij uw Geest uit, zij worden geschapen’, dan wordt daarin tot uitdrukking gebracht dat alles in de natuur en in het natuurgebeuren leeft op de adem, de Geest van God. Zonder de ‘adem van God’ zou alles verpulveren tot stof (Psalm 104:26-30). Door de Geest maakt God de natuur bewoonbaar en schept Hij orde. De geschiedenis van de natuur is ondenkbaar zonder de Geest van God. Evangeliegemeente De Regenboog 2004-2005 blz 16 Evangelisch Leerhuis een eenvoudige geloofsleer voor belangstellenden Het is opmerkelijk dat ruach vaak in verband gebracht wordt met Gods scheppingswerk, ook waar de rol van de Heilige Geest niet ingevuld wordt (bijvoorbeeld in Genesis 1:2; Job 26:12-13; 33:4). Er is dus een duidelijk verband tussen 'Geest' en de levengevende scheppingsdaden van God. 2.4 Geest als charisma De technische term 'charisma' duidt op 'het vervullen van de enkeling met de Geest van God', waardoor die persoon in staat gesteld wordt tot het vervullen van taken die hij of zij anders niet aan zou kunnen. Vaak wordt de gave van wijsheid als gevolg van deze vervulling genoemd (Genesis 41:38-39; Exodus 28:3, 35:31; Deuteronomium 34:9). Het Oude Testament schrijft soms ook gaven van leiderschap of militair talent toe aan de invloed van de Heilige Geest (Richteren 14:16, 19; 15:14, 15). Maar het vaakst is er sprake van profetie door de kracht van de Geest. Het Oude Testament geeft ons weinig inzicht in de manier waarop de profeten door de Heilige Geest geïnspireerd, geleid of gemotiveerd werden. Vóór de ballingschap is er vaak sprake van extatische godservaringen en onbeheerst gedrag in combinatie met profetie (l Samuel 10:6, 19:24). Maar langzamerhand werd profetie steeds meer in verband gebracht met de boodschap, niet met het gedrag van de profeet. De geloofwaardigheid van de profeet gaat berusten op zijn begiftiging met de Geest (Jesaja 61:1; Ezechiel 2:1-2; Micha 3:8; Zacharia 7:12), die zijn boodschap het zegel van echtheid verschaft en die boodschap wordt dan 'het woord van de Heer' genoemd. Evangeliegemeente De Regenboog 2004-2005 blz 17 Evangelisch Leerhuis een eenvoudige geloofsleer voor belangstellenden 3. De Geest en het Woord 3.1 De Geest van Christus en de Geest van het Woord Van groot belang voor het goed verstaan van het werk van de Heilige Geest als de Geest van Christus is dat Hij ook de Geest des geloofs is (2 Korinthiers 4:13). Wanneer de gemeente bemoedigd wordt met het feit dat zij het onderpand des Geestes ontvangen heeft (dus in de Heilige Geest de zekere hoop op de toekomst (2 Korinthiers 5:5)), dan is niettemin dit leven door de Geest een 'wandelen door geloof en niet door aanschouwen' (2 Korinthiers 5:7). Juist het geloof - waarin de relatie met Christus altijd centraal staat - is de wijze waarop volgens het Nieuwe Testament een christen door de Heilige Geest deelt in de volheid van het heil. In deze bestaanswijze van de christen, in deze betrokkenheid dus op Gods heil in Christus, blijkt de onlosmakelijke band tussen Christus en de Geest. Hoe zal er een deelhebben zijn in het heil in Christus en aan het leven door de Geest (Romeinen 8:1-11) dan door het geloof in de Here Jezus Christus? Daarmee komen we ook op de samenhang tussen de Geest en het Woord. Het is zinvol te zoeken naar de eigen identiteit van de Geest, mits de grenzen niet worden overschreden. Dat laatste gebeurt wanneer Christus en de Geest van elkaar los worden gemaakt. En dit uit zich dikwijls daarin dat het Woord en de Geest van elkaar losgemaakt worden, dat de historische Jezus en de Geest van elkaar losgemaakt worden, dat de heilsfeiten in de geschiedenis en het leven van de gemeente onder de heerschappij van de Geest van elkaar losgemaakt worden. De Geest is de Geest van Christus en de Geest van het Woord. ‘Het woord Gods is levend en krachtig en scherper dan enig tweesnijdend zwaard en het dringt door, zo diep, dat het vaneenscheidt ziel en geest, gewrichten en merg, en het schift overleggingen en gedachten des harten’ (Hebreeen 4:12). Toch ondervindt niet een ieder die met de Schrift, het zwaard van de Geest, in aanraking komt, dezelfde werking. Denk in dit verband aan Jezus woorden in de gelijkenis van de zaaier (Mattheus 13). Wanneer de discipelen aan Jezus vragen waarom Hij tot de scharen in gelijkenissen spreekt zegt Hij: 'Omdat het u gegeven is, de verborgenheden van het Koninkrijk der hemelen te weten, maar hun is het niet gegeven' (Mattheus 13:11). Calvijn schrijft hier over: 'Het Woord van God is wel als een zon, die toestraalt allen, aan wie het gepredikt wordt; maar het is zonder enige vrucht temidden van blinden. En wij zijn allen Evangeliegemeente De Regenboog 2004-2005 blz 18 Evangelisch Leerhuis een eenvoudige geloofsleer voor belangstellenden van nature in dit opzicht blind; daarom kan het in ons hart niet doordringen, tenzij de inwendige leermeester, de Geest, door zijn verlichting, de toegang bereidt.' (Calvijn, Inst. III, 34; vgl. IV, XIV, 17) Die twee lijnen - dat de Geest noodzakelijk is om het Woord vrucht te doen dragen, maar geen automatisme, én dat de Geest beloofd is bij het Woord van het evangelie - vertonen een spanning. Men kan zelfs van het mysterie spreken van de verhouding van Woord en Geest. Het heeft de Heilige Geest behaagd niet zonder het Woord mensen tot Christus te brengen. Beide, het Woord en de Geest, staan daarbij niet onder het teken van willekeur, maar van genade. Het woord der genade (Lukas 4:22; Handelingen 20:24,32), én de Geest der genade (Hebreeen 10:29) in volkomen harmonie. Evenmin als er heil van de Geest van God te vinden is buiten Christus, is er leven en genade uit de Geest te vinden buiten het Woord. Het heil en de genade zullen slechts gekend worden door de wondere werking van de Heilige Geest, die ons doet roemen in de rijkdom van de beloften van het evangelie. Dus: de Heilige Geest niet zonder het Woord en het Woord niet zonder de Geest. 3.2 De tweeheid van de openbaring: Woord en Geest Wanneer gesproken wordt over openbaring is altijd sprake van twee partijen. God en mens ontmoeten elkaar en naderen tot elkaar. Het verschil met hoe wij mensen elkaar kunnen ontmoeten en hoe wij in openbaring God ontmoeten is dat bij openbaring het initiatief van de ontmoeting van God zelf komt. God zelf maakt door zijn verbergend ingaan in onze werkelijkheid de ontmoeting mogelijk. De mens moet hier dan wel op ingaan. Openbaring ontstaat dan ook pas wanneer de mens deze als zodanig oppakt en erkent. Een ander punt van verschil tussen openbaring en onze intermensenlijke ontmoeting ligt hierin dat de mens in zichzelf aards gericht is en binnen de zondige setting van zijn bestaan leeft. Hierin is zijn orientatie van een heel andere orde dan die van God. Vandaar dat de mens Gods openbaring vanuit zichzelf niet kan of wil herkennen. Daarom moet God van Zijn kant binnen de leefwereld van de mens komen. Er is zowel een verwijding als een bevrijding van ons vermogen tot begrijpen nodig; en deze liggen boven onze macht. Naast de openbaring is er daarom ook een verlichting van ons verstaan nodig om in ons aards gericht zijn het Evangeliegemeente De Regenboog 2004-2005 blz 19 Evangelisch Leerhuis een eenvoudige geloofsleer voor belangstellenden bovenaardse en in onze wereldse vernedering de goddelijke majesteit te kunnen zien. Daarom kan er geen openbaring tot stand komen, als er van Gods wege geen dubbele openbarende werkzaamheid op ons uitgaat: Hij moet zichzelf in onze werkelijkheid tegenwoordig stellen én Hij moet onze ogen openen, zodat wij zijn tegenwoordigheid zien. Binnen de geloofsleer gebruiken we hiervoor de woorden: Woord en Geest. Beide spelen elk op zichzelf en te zamen een grote rol in de bijbel. Woord is dan vaak de noemer waarop heel het openbaringsgebeuren wordt gebracht. Toch vindt openbaring lang niet altijd plaats in de vorm van woorden. We herkennen openbaring ook in gebeurtenissen, visioenen, cultische handelingen, en (in Christus) in een persoon. Door dit alles te zamen als 'woord' aan te duiden, wordt alle nadruk gelegd op het element van communicatie binnen de openbaring. Openbaring roept ons op om binnen onze leefwereld gehoord, verstaan en gehoorzaamd te worden. Maar als dit dan werkelijk plaatsvindt komt bij het woord-gebeuren nog een tweede aspect om de hoek kijken. Naast en bij het gesproken-worden hoort dan ook het gehoord-worden. En juist daarin werkt de Geest, dat wil zeggen God die niet alleen van buiten op ons afkomt, maar die ook degene is die ons leven en bestaan zó omzet, dat wij oren krijgen om Hem sprekend en openbarend op ons af te horen komen. Deze tweeheid en twee-eenheid van Woord en Geest is dus de omschrijving van het ontmoetingsgebeuren dat in de openbaring plaatsvindt. In een echte ontmoeting tussen mens en medemens vindt trouwens - ondanks het eerder aangegeven verschil - net zo’n samenspel van 'buiten' en 'binnen' plaats, waarmee je de Woord-Geest-relatie enigszins kunt illustreren. De gelovigen hebben door alle tijden heen uit deze dubbele werkelijkheid geleefd.1 Vooral op twee fronten had en heeft men moeite met de dialectiek van Woord en Geest: Het eerste probleem is dat van de onderlinge verhouding van Woord en Geest. Betekent deze tweeheid, dat er twee kenbronnen van openbaring zijn? Maar als de Geest een eigen kenbron naast het Woord is, kan de mens zich dan met een beroep op de verlichting door de Geest verheffen boven de objectieve woordopenbaring? Op deze weg dreigt een subjectivisme waarbij de Geest de schuilnaam wordt voor onze persoonlijke opvattingen. Moeten we dan omgekeerd de Geest beschouwen als de overtuigende kracht die in het Woord zelf gelegen is? Zodat Hij als het ware de binnenkant van het Woord is? Maar het Woord heeft lang niet altijd overtuigende kracht; het kan de hoorders ook koud laten of zelfs tot verzet prikkelen. Het vleesgeworden Woord heeft de mensen beslist niet vanzelf overtuigd, maar de meest verschillende reacties opgeroepen. Er bestaat geen woordmagie. Woord en Geest zijn dus niet tot elkaar te herleiden. Toch zijn ze tegelijk één. Want wat wij hier als Woord aanduiden, is zelf al het werk van de Geest die mensen bezielt. En ook als we ons beperken tot de werking van de Geest op de gelovende mens, zijn Woord en Geest elkaar aanvullend, namelijk in die zin dat de Geest onze geest uitdrijft om te horen wat Hij in het Woord tot ons zegt. De Geest is niet herkenbaar aan spirituele of mystieke kenmerken van 1 De theologie heeft het vaak heel moeilijk gehad om hier min of meer adequate begrippen bij te vinden. De europese geest heeft maar bij uitzondering deze specifieke ontmoetingscategorie kunnen verwoorden. Men dacht of objectivistisch vanuit God of subjectivistisch vanuit de mens. Maar de bijbel onttrekt zich met zijn taal en begrippen aan dit alternatief. Evangeliegemeente De Regenboog 2004-2005 blz 20 Evangelisch Leerhuis een eenvoudige geloofsleer voor belangstellenden het gelovige subject, maar daaraan dat een mens buiten zichzelf in de verborgenheid de openbaring ontdekt. Tegelijk moet echter gezegd worden, dat wij krachtens de Geest deze ontdekking doen binnen de structuren en beperkingen van onze geest, en dat dus onze subjectiviteit bij het verstaan van het Woord aan het werk wordt gezet.2 Door de twee-een-heid van Woord en Geest wordt de mens verwikkeld in een proces van ontmoeting en verstaan, waarin zijn subjectiviteit ten volle wordt ingezet en tegelijk meer en meer van haar vooroordelen en projecties wordt ontdaan om zich meer en meer bloot te stellen aan het heilzame gebeuren dat zij heeft ontmoet. Als we het zo formuleren, zien we vanzelf de analogie met wat in een groeiende liefde of vriendschap onder mensen geschiedt. Door dit voortgaande samenspel van Woord en Geest wordt de ontmoeting tot stand gebracht en voortdurend gereinigd en verdiept. Het tweede probleem, dat in het voorafgaande al is aangestipt en principieel is beantwoord, is dat van de verhouding tussen de Geest en onze geest. Men kan over de noodzaak en de overmacht van Gods Geest bij de onderkenning van de openbaring op zulk een wijze spreken, dat het lijkt alsof de menselijke geest met zijn werkzaamheden op non-actief wordt gesteld of wordt weggedrukt. Dit is echter een fundamenteel verkeerde voorstelling, omdat ze juist dreigt te loochenen wat het werk van de Geest bedoelt: een echte ontmoeting tussen God en mens tot stand brengen. Van de weeromstuit heeft men, om het menselijke subject-zijn te redden, wel van een samenwerking en wisselwerking tussen de Geest en de geest gesproken, zulks met een beroep op Paulus' woord: 'Die Geest getuigt met onze geest, dat wij kinderen van God zijn' (Romeinen 8:16). Men kan woorden als 'samenwerking' en 'wisselwerking' gebruiken, mits men ze op de juiste wijze invult. Paulus bedoelde te zeggen: de Geest getuigt zo krachtig tot onze geest, dat deze Hem moet bijvallen en zijn getuigenis nu als eigen getuigenis overneemt. In deze samenwerking is de Geest dus primair en dominant. Hij bedoelt echter niet onze geest weg te drukken, maar tot een nieuw eigen leven te wekken dat met de Geest in duurzame wisselwerking staat. Het is niet zo dat de Geest in ons gelooft. Wij geloven, verlicht door de Geest.3 2 Wij kunnen zeggen, dat alle verstaan subjectief is; maar het is altijd het subjectieve verstaan van een als transsubjectief ervaren werkelijkheid. 3 In de ontmoeting worden wij niet als objecten behandeld, maar als subjecten gerespecteerd en tot ons ware en hoogste subject-zijn verheven. Evangeliegemeente De Regenboog 2004-2005 blz 21 Evangelisch Leerhuis een eenvoudige geloofsleer voor belangstellenden Literatuurlijst Dr. H. Berkhof, Christelijk Geloof Dr. G. Van den Brink, Gegrond Geloof - Kernpunten uit de geloofsleer Millard J. Erickson, Christian Theology Gordon Fee, Paulus, de Geest en het volk van God Dr. L. Floor, Persoon en werk van de Heilige Geest Billy Graham, De Heilige Geest Alister McGrath, 2000 jaar Christendom - Een introductie Alister McGrath, Christelijke Theologie - Een introductie Wayne Grudem, Systematic Theology Dr. R. van Kooten, Aan Zijn voeten J.I. Packer, Groeien in Christus Dr. Joh. Verkuyl, De kern van het christelijk geloof Evangeliegemeente De Regenboog 2004-2005 blz 22