God de Geest - Evangeliegemeente De Regenboog Noord

advertisement
Evangelisch Leerhuis een eenvoudige geloofsleer voor belangstellenden
Evangelisch Leerhuis
een eenvoudige geloofsleer voor belangstellenden
Evangeliegemeente De Regenboog
2004-2005
Lezing avond 5: God de Geest
M.J. Schuurmans
1. De Geest van de Vader en de Zoon
1.1 Inleiding
1.2 Moeiten bij het begrijpen van de Leer van de Heilige Geest
1.3 Een blik in de geschiedenis
1.4 De aard van de Heilige Geest - Zijn goddelijkheid
1.5 De persoon van de Heilige Geest - Zijn persoonlijkheid
1.6 Gevolgen van de Leer van de Heilige Geest
2
2
2
4
6
10
14
2. De Geest en de schepping
2.1 Wind en adem
2.2 Geest als wind
2.3 Geest als adem
2.4 Geest als charisma
15
15
16
16
17
3. De Geest en het Woord
3.1 De Geest van Christus en de Geest van het Woord
3.2 De tweeheid van de openbaring: Woord en Geest
18
18
19
Literatuurlijst
22
Evangeliegemeente De Regenboog 2004-2005
blz 1
Evangelisch Leerhuis een eenvoudige geloofsleer voor belangstellenden
1. De Geest van de Vader en de Zoon
1.1 Inleiding
Om verschillende redenen is een nadere bestudering van de Heilige Geest van groot belang
voor de gemeente. In de eerste plaats maakt de drie-enige God Zich in de Heilige Geest
persoonlijk aan de gelovigen bekend. Vaak denken we aan God de Vader als zijnde
transcedent (hoog verheven boven de wereld) en ver weg in de hemel. Ook plaatsen we God
de Zoon op afstand zowel in termen van geschiedenis, gedurende Zijn leven als mens op
aarde, als voor wat betreft Zijn aanwezigheid, aan de rechterhand van God in de hemel. God
de Heilige Geest is actief in het leven van iedere gelovige. Hij woont in ons. Hij is in het
bijzonder de persoon van de Drie-eenheid door wie de volledige drie-ene God op dit moment
in ons werkt.
Een tweede reden die vooral de studie van de Heilige Geest zo belangrijk maakt is dat wij op
dit moment in de fase van de geschiedenis leven waarin het werk van de Heilige Geest sterk
op de voorgrond treedt. Het werk van God de Vader was zeer in het oog lopend gedurende de
periode die beschreven wordt in het Oude Testament. Zo zien we dat het werk van God de
Zoon vooral op de voorgrond kwam te staan in de periode die beschreven wordt in de vier
evangeliëen tot aan diens hemelvaart. De Heilige Geest komt sterk naar voren vanaf de dagen
van de eerste Pinksterdag, te lezen in Handelingen, de brieven in het Nieuwe Testament en de
van daaruit opeen volgende eeuwen van de geschiedenis van de kerk.
Een derde reden die het belang van de bestudering van de Heilige Geest onderstreept is dat
wij in onze huidige cultuur een grote belangstelling zien voor de ervaring. Het is vooral en
juist door het werk van God de Heilige Geest dat we God’s tegenwoordigheid in ons
persoonlijke leven ervaren waarmee we begrip krijgen voor het leven als christen.
1.2 Moeiten bij het begrijpen van de Leer van de Heilige
Geest
De bestudering van de Heilige Geest is niet eenvoudig. Ons begrijpen is vaak onvolledig en
verward. We kunnen dit voor een belangrijk deel verklaren uit het feit dat de Bijbel minder
Evangeliegemeente De Regenboog 2004-2005
blz 2
Evangelisch Leerhuis een eenvoudige geloofsleer voor belangstellenden
duidelijke en uitgesproken aanwijzingen over God de Heilige Geest bevat dan over God de
Vader en God de Zoon. Misschien ligt de verklaring hiervan voor een deel in het gegeven dat
het juist de bediening van de Heilige Geest is om de Zoon te verheerlijken en te verkondigen
(Johannes 16:14 ‘Hij zal Mij verheerlijken, want Hij zal het uit het mijne nemen en het u
verkondigen‘).
Een ander probleem is het gebrek aan voor ons mensen begrijpelijke beeldspraak. God de
Vader wordt over het algemeen goed begrepen omdat het beeld van een vader bij vrijwel
iedereen bekend is. Ook van de Zoon is het niet zo moeilijk om je daar een voorstelling van te
maken. Hij is daadwerkelijk als mens verschenen, is als zodanig waargenomen en daar is
verslag van gedaan. Wanneer we ons echter een beeld proberen te vormen van God de Heilige
Geest dan ontdekken we dat de Geest ongrijpbaar is en moeilijk om je daar iets zichtbaars en
tastbaars bij voor te stellen.
Daarbij ontstaat een volgende moeilijkheid bij wat de Bijbel ons laat zien over de aard van de
bediening van de Heilige Geest in relatie tot die van de Vader en de Zoon. Gedurende ons
huidige tijdperk vervult de Heilige Geest zijn bediening in het dienen van de Vader en de
Zoon, het uitvoeren van hun wil (die tegelijkertijd ook Zijn wil is). In dit verband worden we
herinnerd aan de bediening van de Zoon, in zijn dagen op de aarde, waarin Hij in zijn functie
ondergeschikt was aan God de Vader. Dit tijdelijke ondergeschikt zijn in functie, de Zoon
gedurende zijn aardse bediening en de Geest gedurende de huidige tijd, moet ons niet tot de
gedachte brengen dat beiden in wezen ondergeschikt zijn aan God de Vader. Vaak zien we dat
mensen in hun denken een ongeschreven theologie hanteren die de Geest beschouwt als in
lagere orde dan de Vader en de Zoon. De drie-ene God wordt ons in de Bijbel voorgesteld als
Vader, Zoon en Heilige Geest.
In de tweede helft van de twintigste eeuw ontstond er nogal wat discussie over de Heilige
Geest. Op het vlak van leerstellige discussies is met name over de Heilige Geest heel erg veel
gepubliceerd. Vooral in populaire publicaties gericht op een lekenpubliek werd rondom de
leer van de Heilige Geest veel geschreven. Gevolg hiervan was dat daarna een zekere
overgevoeligheid, met als gevolg een bepaalde mate van tegenzin, aan de orde kwam om over
de Heilige Geest te spreken of te schrijven. Er ontstond vooral angst voor misverstanden.
Met name vanuit de Pinksterbeweging werd veel aandacht gegeven aan de Heilige Geest. Dat
leidde ertoe dat andere stromingen binnen de christelijke kerk angstvallig vermeden om over
Evangeliegemeente De Regenboog 2004-2005
blz 3
Evangelisch Leerhuis een eenvoudige geloofsleer voor belangstellenden
de Heilige Geest te spreken of te publiceren, uit angst om ook voor Pinkstergelovigen
uitgemaakt te worden. Terwijl het in bepaalde christelijke kringen een eer is om als
‘charismatisch christen’ bekend te staan wordt ditzelfde begrip in andere groepen als een
negatief stempel gehanteerd.
1.3 Een blik in de geschiedenis
De vroege kerk heeft, afgezien van enkele uitzonderingen, het onderwijs over de Heilige
Geest niet erg ver uitgewerkt. Oorzaak voor de betrekkelijke afwezigheid van uitgebreide
verhandelingen over het werk van de Heilige Geest in de eerste drie eeuwen was dat het debat
over andere theologische zaken ging. De Griekse vaders hadden wel wat anders te doen, met al
die felle en belangrijke politieke en christologische debatten om zich heen. Amphilochius van
Iconium, een theoloog uit de vierde eeuw, wees erop dat het debat over Arius eerst afgerond
moest zijn, voor er werkelijk serieus over de status van de Heilige Geest gesproken kon
worden. De theologische ontwikkeling van de vroege kerk kwam doorgaans tot stand als reactie
op openbare disputen; zodra een serieus debat werkelijk op gang kwam, leidde dat altijd tot
heldere dogmatische uitspraken.
In dit geval ontstond het dispuut oorspronkelijk rond een groep schrijvers die we kennen als
depneumatomachoi, de 'bestrijders van de geest'; ze beweerden dat de persoon en werken van
de Heilige Geest niet goddelijk genoemd mochten worden. Schrijvers als Athanasius en Basilius
de Grote van Caesarea gingen hier tegenin met een beroep op de tegen die tijd algemeen
aanvaarde formule voor de doop. Sinds de tijd van het Nieuwe Testament (zie Matt. 28:18-20)
werden christenen gedoopt 'in de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest'.
Athanasius betoogde dat dit vergaande gevolgen had voor het verstaan van de status van de
Heilige Geest. In zijn 'Brieven aan Serapion' verklaarde hij dat de doopformule duidelijk
bewees dat de Geest deelde in de goddelijkheid van de Vader en de Zoon. Uiteindelijk gaf dit
argument de doorslag.
De kerkvaders aarzelden om de Geest openlijk 'God' te noemen, omdat dit gebruik niet door
de Schrift gesanctioneerd werd - een punt dat door Basilius de Grote uitgebreid werd
besproken in zijn verhandeling over de Heilige Geest (374-375). Zelfs in 380 kon Gregorius
van Nazianze nog schrijven dat veel orthodoxe christelijke theologen niet zeker waren of de
Heilige Geest gezien moest worden 'als een handeling, een schepper of als God'. Deze
Evangeliegemeente De Regenboog 2004-2005
blz 4
Evangelisch Leerhuis een eenvoudige geloofsleer voor belangstellenden
voorzichtigheid zien we ook in een laatste verklaring van het Concilie van Constantinopel van
381 over de leer van de Heilige Geest. Hier werd de Geest niet als God beschreven, maar als
degene 'die Heer is en leven geeft, die uitgaat van de Vader en aanbeden en verheerlijkt wordt
met de Vader en de Zoon'. Dit is duidelijke taal; de Geest krijgt dezelfde rang en waardigheid
als de Vader en de Zoon, zelfs als de term 'God' niet expliciet gebruikt mag worden.
De volgende overwegingen schijnen van doorslaggevend belang geweest te zijn bij
het vaststellen van de goddelijkheid van de Heilige Geest in de vierde eeuw.
Ten eerste gebruikt de Schrift alle benamingen van God voor de Heilige Geest,
behalve 'niet verwekt', zoals al werd opgemerkt door Gregorius van Nazianze.
Gregorius wees erop dat het woord 'heilig' direct voor de Geest wordt gebruikt,
waarbij deze heiligheid niet uit een externe bron komt maar een rechtstreekse eigenschap
van de Geest is. De Geest moest gezien worden als degene die heiligt, niet die geheiligd
moet worden.
Ten tweede bewijzen de functies die de Heilige Geest uitoefent zijn goddelijkheid.
Didymus de Blinde (sterfdatum 398) was een van de velen die aanvoerden dat de
Geest verantwoordelijk was voor het scheppen, vernieuwen en heiligen van Gods schepselen. Hoe zou ooit een schepsel een ander schepsel kunnen vernieuwen of heiligen? Als
de Heilige Geest taken uitvoerde die aan God zijn voorbehouden, volgt daaruit dat de
Heilige Geest deel heeft aan de goddelijke natuur. Basilius de Grote stelt dat de Geest
degene is die schepselen op God doet lijken en goddelijk maakt - en alleen God kan dit
doen.
Ten derde zag men in de verwijzing naar de Heilige Geest in de doopformule een
bewijs voor zijn goddelijkheid. Er werd gedoopt in de naam van 'de Vader, de Zoon en de
Heilige Geest (Matt. 28:17-20). Athanasius en anderen stelden dat dit op de
allernauwste betrekking tussen de drie leden van de Drie-eenheid wees, waardoor men
onmogelijk kon zeggen dat de Vader en de Zoon deelden in het goddelijk wezen,
terwijl de Geest slechts een schepsel was. Evenzo betoogde Basilius de Grote dat de
doopformule het duidelijke bewijs was dat de Vader, de Zoon en de Geest onscheidbaar
waren. Dat zij hier samen genoemd werden had volgens Basilius belangrijke
theologische implicaties.
Evangeliegemeente De Regenboog 2004-2005
blz 5
Evangelisch Leerhuis een eenvoudige geloofsleer voor belangstellenden
De erkenning van de volkomen goddelijkheid van de Heilige Geest vond dus vrij laat in
de ontwikkeling van de theologie van de kerkvaders plaats. In de logische opbouw
van de dogmatiek kan de volgende historische volgorde onderscheiden worden:
Fase 1: de erkenning van de volkomen goddelijkheid van Jezus Christus.
Fase 2: de erkenning van de volkomen goddelijkheid van de Heilige Geest.
Fase 3: de definitieve formulering van de leer van de Drie-eenheid, waarin deze centrale
denkbeelden werden opgenomen en verduidelijkt, en hun onderlinge verhouding werd
vastgelegd.
Deze stap voor stap ontwikkeling wordt beschreven door Gregorius van Nazianze, die erop
wees dat er door de tijd heen een geleidelijke voortgang was geweest in het begrijpen en
uitleggen van de openbaring van Gods mysteriën. Hij betoogde dat het niet mogelijk geweest
was in te gaan op de vraag naar de goddelijkheid van de Heilige Geest, zolang de kwestie van de
goddelijkheid van Christus nog niet vastlag.
Het Oude Testament predikte de Vader openlijk en de Zoon op verborgen wijze. Het Nieuwe
Testament openbaarde de Zoon en maakte toespelingen op de goddelijkheid van de Heilige
Geest. Nu woont de Geest in ons, en is Hij duidelijker aan ons geopenbaard. Het was niet juist
om de Zoon openlijk te prediken in de tijd dat de goddelijkheid van de Vader nog niet erkend
was. Evenmin was het juist om de Heilige Geest te aanvaarden voordat (de goddelijkheid van)
de Zoon erkend was... In plaats daarvan bewegen wij ons geleidelijk... en stap voor stap
voorwaarts en nemen toe in helderheid, opdat het licht van de Drie-eenheid zou schijnen.
1.4 De aard van de Heilige Geest
Zijn goddelijkheid
Wanneer we de aard van de Heilige Geest onderzoeken staan we allereerst stil bij zijn
goddelijkheid. Daarmee komen we niet zo snel tot de juiste conclusies als bij de bestudering
van de Vader en Zoon. Je zou gerust kunnen stellen dat de goddelijkheid van de Vader
eenvoudigweg vanuit de Bijbel naar ons toekomt. De goddelijkheid van de Zoon wordt ook in
de Schrift onderbouwd en bevestigd. De goddelijkheid van de Heilige Geest moet
daarentegen vanuit verschillende indirecte aanwijzingen en verklaringen vanuit de Schrift
worden geconcludeerd. Er bestaan een aantal fundamenten waarop we de conclusie kunnen
bouwen dat de Heilige Geest God is op dezelfde manier en in dezelfde mate als dit geldt voor
de Vader en de Zoon.
Evangeliegemeente De Regenboog 2004-2005
blz 6
Evangelisch Leerhuis een eenvoudige geloofsleer voor belangstellenden
In de eerste plaats valt op dat een aantal verwijzingen naar de Heilige Geest onderling
uitwisselbaar zijn met verwijzingen naar God. Met als resultaat dat deze passages
over de Heilige Geest spreken als zijnde God. Een sprekend voorbeeld daarvan
vinden we in Handelingen 5. Ananias en Saffira hadden een stuk land verkocht en
deden alsof het bedrag dat zij meebrachten gelijk was aan de hele opbrengst van de
verkoop. Bij de berisping van Ananias door Petrus vroeg hij: ‘Ananias, waarom heeft
de satan uw hart vervuld om de Heilige Geest te bedriegen en iets achter te houden van de
opbrengst van het stuk land?’ (Hand 5:3). In het volgende vers stelt Petrus vast: ‘Gij hebt niet
tegen mensen gelogen, maar tegen God’ (Hand 5:4). Het lijkt er hier op dat voor Petrus
‘liegen tegen de Heilige Geest’ en ‘liegen tegen God’ onderling uitwisselbaar is. Je zou hier
natuurlijk ook kunnen opmerken dat in het benoemen van twee verschillende verwijzingen
Petrus bedoelde te zeggen dat Ananias zowel tegen God als tegen de Heilige Geest gelogen
had. Toch lijkt het er in alles op dat Petrus’ verklaring in vers 4 de bedoeling had om naar
Ananias aan te geven dat zijn leugen niet gedaan was tegenover mensen, iemand minder of
lager dan God, maar aan God zelf. Derhalve komen we tot de conclusie dat Petrus’ tweede
uitspraak een nadere uitwerking is van de eerste, waarbij hij er de nadruk op legt dat de Geest
waartegen Ananias had gelogen God was.
Een andere passage in de Bijbel waar we zien dat ‘Heilige Geest’ en ‘God’ onderling
uitwisselbaar gebruikt worden is bij Paulus’ behandeling van het lichaam van een
christen. In 1 Corinthiers 3:16-17 schrijft hij: ‘Weet gij niet, dat gij Gods tempel zijt en dat
de Geest Gods in u woont? Zo iemand Gods tempel schendt, God zal hem schenden. Want de
tempel Gods, en dat zijt gij, is heilig!’. In 1 Corinthiers 6:19-20 gebruikt Paulus vrijwel
dezelfde taal: ‘Of weet gij niet, dat uw lichaam een tempel is van de Heilige Geest, die in u
woont, die gij van God ontvangen hebt, en dat gij niet van uzelf zijt? Want gij zijt gekocht en
betaald. Verheerlijkt dan God met uw lichaam.’ Het is duidelijk dat voor Paulus het ‘in u
wonen van de Heilige Geest’ hetzelfde is als het ‘in u wonen van God’. In de vergelijking van
de uitspraak ‘Gods tempel’ met ‘een tempel van de Heilige Geest’ maakt Paulus duidelijk dat
de Heilige Geest God is.
Verder zien we dat de Heilige Geest dezelfde elementen en kwaliteiten bezit als God.
Een van deze aspecten is zijn alwetendheid: ‘Want ons heeft God het geopenbaard door de
Geest. Want de Geest doorzoekt alle dingen, zelfs de diepten Gods. Wie toch onder de
mensen weet, wat in een mens is, dan des mensen eigen geest, die in hem is? Zo weet ook
Evangeliegemeente De Regenboog 2004-2005
blz 7
Evangelisch Leerhuis een eenvoudige geloofsleer voor belangstellenden
niemand, wat in God is, dan de Geest Gods.’ (1 Corinthiers 2:10-11). Zie hierbij ook Jezus’
verklaring in Johannes 16:13: ‘doch wanneer Hij komt, de Geest der waarheid, zal Hij u de
weg wijzen tot de volle waarheid; want Hij zal niet uit Zichzelf spreken, maar al wat Hij
hoort, zal Hij spreken en de toekomst zal Hij u verkondigen.’
In het Nieuwe Testament valt op dat gesproken wordt over de macht van de Heilige
Geest. In Lucas 1:35 zijn de uitdrukkingen ‘de Heilige Geest’ en ‘de kracht des
Allerhoogsten’ aan elkaar synoniem. Lucas 1:35 ‘En de engel antwoordde en zeide tot
haar: De Heilige Geest zal over u komen en de kracht des Allerhoogsten zal u
overschaduwen; daarom zal ook het heilige, dat verwekt wordt, Zoon Gods genoemd
worden.’ Het gaat hier over de aankondiging van de onbevlekte ontvangenis, een wonder van
de eerste orde. Paulus erkent dat de resultaten van zijn bediening werden veroorzaakt ‘door
kracht van tekenen en wonderen, door de kracht des Geestes. Zo heb ik, van Jeruzalem uit
rondreizende tot Illyrie toe, de prediking van het Evangelie van Christus volbracht.’
(Romeinen 15:19). Verder kende de Here Jezus de Heilige Geest macht toe om het hart van de
mens en zijn persoon te veranderen: het is de Geest die overtuigt (Johannes 16:8-11: ‘En als
Hij komt, zal Hij de wereld overtuigen van zonde en van gerechtigheid en van oordeel; van
zonde, omdat zij in Mij niet geloven; van gerechtigheid, omdat Ik heenga tot de Vader en gij
Mij niet langer ziet; van oordeel, omdat de overste dezer wereld geoordeeld is.’) en ons
wederom geboren doet worden (Johannes 3:5-8 ‘Jezus antwoordde: Voorwaar, voorwaar, Ik
zeg u, tenzij iemand geboren wordt uit water en Geest, kan hij het Koninkrijk Gods niet
binnengaan. Wat uit het vlees geboren is, is vlees, en wat uit de Geest geboren is, is geest.
Verwonder u niet, dat Ik u gezegd heb: Gijlieden moet wederom geboren worden. De wind
blaast, waarheen hij wil, en gij hoort zijn geluid, maar gij weet niet, vanwaar hij komt of waar
hij heengaat; zo is een ieder, die uit de Geest geboren is.’). Op een andere plaats zei Jezus,
toen het ging over de mogelijkheid om het hart van de mens te veranderen: ‘Bij de mensen is
dit onmogelijk, maar bij God zijn alle dingen mogelijk. (Mattheus 19:26; zie ook 16-25).
Alhoewel deze schriftgedeelten niet specifiek bevestigen dat de Geest almachtig is wijzen zij
er wel degelijk op dat hij macht bezit die alleen bij God zelf aanwezig is.
Nog een ander aspect van de Heilige Geest dat hem koppelt aan de Vader en de Zoon is
zijn eeuwigheid. In Hebreëen 9:14 wordt van hem gesproken als ‘de eeuwige Geest’
door wie Jezus Zichzelf als een offer aan God gebracht heeft. Alleen God is eeuwig
Evangeliegemeente De Regenboog 2004-2005
blz 8
Evangelisch Leerhuis een eenvoudige geloofsleer voor belangstellenden
(Hebreëen 1:10-12) terwijl alle schepselen tijdelijk zijn. Daarom moet de Heilige Geest
God zijn.
Naast het hebben van goddelijke kenmerken voert de Heilige Geest bepaalde werken
uit die over het algemeen aan God worden toegeschreven. Hij was en blijft
betrokken bij de schepping, zowel in haar oorsprong als in haar voortdurende
instandhouding en beheer. In Genesis 1:2 lezen we dat de Geest van God over de
wateren zweefde. Job 26:13 (SV) laat ons zien dat de hemel versierd werd door de
Geest van God. De psalmist zegt ‘zendt Gij uw Geest uit, zij worden geschapen
(alle schepselen die o.a. genoemd worden in vers 24) en Gij vernieuwt het gelaat
van de aardbodem’ (Psalm 104:30).
De bijbel getuigt het meest over de rol van de Heilige Geest wanneer het gaat over zijn
geestelijke werking op of in de mensen. We zagen al hoe Jezus de Heilige Geest betrokken
ziet bij iemands wedergeboorte (Johannes 3:5-8). Dit wordt bevestigd door wat Paulus schrijft
aan Titus: ‘(God onze verlosser) heeft, niet om werken der gerechtigheid, die wij zouden
gedaan hebben, doch naar zijn ontferming ons gered door het bad der wedergeboorte en der
vernieuwing door de Heilige Geest,’ (Titus 3:5). Bovendien heeft de Geest Jezus uit de doden
opgewekt en zal hij ons ook opwekken, dat wil zeggen: God zal ons uit de dood opwekken
door zijn Geest: ‘En indien de Geest van Hem, die Jezus uit de doden heeft opgewekt, in u
woont, dan zal Hij, die Christus Jezus uit de doden opgewekt heeft, ook uw sterfelijke
lichamen levend maken door zijn Geest, die in u woont.‘ (Rom 8:11).
Een ander goddelijk werk van de Heilige Geest herkennen we in het feit dat Hij ons de
Evangelieën heeft gegeven. In 2 Timotheus 3:16 schrijft Paulus ‘Elk van God ingegeven
schriftwoord is ook nuttig om te onderrichten, te weerleggen, te verbeteren en op te voeden in
de gerechtigheid.’ Ook Petrus spreekt over de rol van de Geest in het ons doen toekomen van
de Bijbel. Hij legt hierin meer de nadruk op de invloed van de schrijver dan op het
eindproduct: ‘want nooit is profetie voortgekomen uit de wil van een mens, maar, door de
Heilige Geest gedreven, hebben mensen van Godswege gesproken.’ (2 Petrus 1:21).
Een laatste overweging om aan te geven dat de Heilige Geest goddelijk is vinden we in zijn
relatie met de Vader en de Zoon op basis van duidelijke gelijkheid. Een van de meest bekende
bewijzen hiervan vinden we in de doopformule die wordt voorgeschreven in de grote
Evangeliegemeente De Regenboog 2004-2005
blz 9
Evangelisch Leerhuis een eenvoudige geloofsleer voor belangstellenden
opdracht: ‘Gaat dan henen, maakt al de volken tot mijn discipelen en doopt hen in de naam
des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes en leert hen onderhouden al wat Ik u
bevolen heb.’ (Mattheus 28:19). De Paulinische zegenbede in 2 Corinthiers 13:14 is hier ook
een bewijs van: ‘De genade des Heren Jezus Christus, en de liefde Gods, en de gemeenschap
des Heiligen Geestes zij met u allen.’ (2 Corinthiers 13:14). In 1 Corinthiers 12, wanneer
Paulus de geestelijke gaven behandelt coördineert de Geest de drie leden van de Godheid: ‘ Er
is verscheidenheid in genadegaven, maar het is dezelfde Geest; en er is verscheidenheid in
bedieningen, maar het is dezelfde Here; en er is verscheidenheid in werkingen, maar het is
dezelfde God, die alles in allen werkt.’ (2 Corinthiers 12:4-6). Petrus voegt, in de groet aan
het begin van zijn eerste brief, op dezelfde manier de drie samen waarbij hij ieders rol in het
reddingswerk naast elkaar zet: ‘aan de vreemdelingen, die in de verstrooiing zijn in Pontus,
Galatie, Kappadocie, Asia en Bitynie, de uitverkorenen naar de voorkennis van God, de
Vader, in heiliging door de Geest, tot gehoorzaamheid en besprenging met het bloed van
Jezus Christus: genade en vrede worde u vermenigvuldigd.’ (1 Petrus 1:2).
1.5 De persoon van de Heilige Geest
Zijn persoonlijkheid
Aansluitend op een betoog over de goddelijkheid van de Heilige Geest is het ook van belang
dat we nadenken over zijn persoonlijkheid. We hebben bij de Heilige Geest niet te maken met
een onpersoonlijke kracht. Dit is vooral van belang in onze tijd, waarin panthëistische
tendenzen de westerse cultuur binnen dringen vanuit de invloed van verschillende oosterse
religies. De bijbel maakt op verschillende manieren duidelijk dat de Heilige Geest een
persoon is met alle daarbij behorende kwaliteiten.
Het eerste bewijs van de persoonlijkheid van de Geest ligt in het gebruik van een mannelijk
voornaamwoord wanneer Hij wordt genoemd. Het woord Geest (pneuma) is op zichzelf
onzijdig. Voornaamwoorden worden gebruikt om aan te geven of we te maken hebben met
een persoon, een aantal of welk geslacht. Bij een onzijdig woord zouden we dus een onzijdig
voornaamwoord verwachten bij het spreken over de Heilige Geest. In Johannes 16:13-14
echter vinden we een ongebruikelijk fenomeen. Wanneer Jezus de bediening van de Heilige
Geest omschrijft gebruikt hij een mannelijk voornaamwoord (ekeinos) terwijl je een onzijdig
voornaamwoord zou verwachten. (Johannes 16:13 (SV) ‘Maar wanneer Die zal gekomen zijn,
namelijk de Geest der waarheid, zal Hij u in al de waarheid leiden; want Hij zal van Zichzelf
Evangeliegemeente De Regenboog 2004-2005
blz 10
Evangelisch Leerhuis een eenvoudige geloofsleer voor belangstellenden
niet spreken, maar zo wat Hij zal gehoord hebben, zal Hij spreken, en de toekomende dingen
zal Hij u verkondigen.’). De enige mogelijke referentie binnen de contekst is ‘Geest van
waarheid’. Ofwel Johannes maakt in deze verhandeling van Jezus woorden een grammaticale
fout (dit is onwaarschijnlijk omdat we nergens anders een dergelijke fout tegen komen) of hij
kiest er hier bewust voor om een mannelijk voornaamwoord te gebruiken om aan te geven dat
het bij Jezus hier om een persoon gaat en niet over een ding. Een soortgelijke aanwijzing
vinden we in Efeze 1:14, waar, in een verwijzende formulering met betrekking tot de ‘Heilige
Geest’ het woord ‘die’ wordt gebruikt: ‘die een onderpand is van onze erfenis, tot verlossing
van het volk, dat Hij Zich verworven heeft, tot lof zijner heerlijkheid.’
Een tweede lijn in de bewijsvoering van de persoonlijkheid van de Heilige Geest ligt in een
aantal bijbelgedeelten waar hij en zijn werk in nauw verband worden gebracht met
verschillende personen en hun werk. De term parakletos (helper) wordt gecombineerd met de
Heilige Geest in Johannes 14:26; 15:26 en 16:7. Binnen de contekst van elk van deze
passages is het duidelijk dat het niet gaat om de een of andere abstracte kracht. Ook over
Jezus wordt uitdrukkelijk gesproken als voorspraak (1 Johannes 2:1). Van groot belang zijn
zijn woorden in Johannes 14:16 waar hij zegt dat hij de Vader zal bidden om hen een andere
Trooster te geven. Het woord voor ‘andere’ is hier ‘allos’, wat betekent ‘een ander van
dezelfde soort’. In relatie tot de uitspraken van Jezus over de komst van de Geest in verband
met zijn eigen vertrek (bv. Johannes 16:7), betekent dit dat de Geest in de plaats van Jezus
komt en dat Hij dezelfde taak vervult. De overeenkomst van hun functie is daarmee een
aanwijzing dat de Heilige Geest, net als Jezus, een persoon moet zijn.
Een andere taak die zowel door Jezus als door de Heilige Geest wordt uitgevoerd en die in dit
kader ook als aanwijzing fungeert van de persoonlijkheid van de Geest, is die van het groot
maken, verheerlijken, van een ander lid van de Drie-eenheid. In Johannes 16:14 zegt Jezus dat
de Geest ‘zal Mij verheerlijken, want Hij zal het uit het mijne nemen en het u verkondigen.’
Een ander voorbeeld waarin dezelfde lijn wordt neergelegd vinden we in Johannes 17:4, waar
Jezus in het Hogepriesterlijk gebed aangeeft dat hij, tijdens zijn bediening op aarde, de Vader
verheerlijkte.
De belangrijkste combinaties van de Heilige Geest met andere persoonlijkheden zijn die waar
hij met zowel de Vader als de Zoon wordt geïdentificeerd. Een van de meest bekende hiervan
zijn de woorden in de doopformule in Mattheus 28:19 en de zegenbede in 2 Corinthiers 13:14.
Evangeliegemeente De Regenboog 2004-2005
blz 11
Evangelisch Leerhuis een eenvoudige geloofsleer voor belangstellenden
Toch zijn er ook andere plaatsen waar we dit tegen komen. Judas voegt hen samen in ‘Maar
gij, geliefden, bewaart uzelf in de liefde Gods, door uzelf op te bouwen in uw allerheiligst
geloof en door te bidden in de Heilige Geest, verwachtende de ontferming van onze Here
Jezus Christus ten eeuwigen leven’ (Judas vers 20 – 21). Petrus spreekt zijn lezers aan als
diegenen die zijn ‘uitverkorenen naar de voorkennis van God, de Vader, in heiliging door de
Geest, tot gehoorzaamheid en besprenging met het bloed van Jezus Christus’ (1 Petrus 1:2).
Eerder had hij tijdens zijn boodschap met Pinksteren uitgeroepen, ‘Nu Hij (Jezus) dan door de
rechterhand Gods verhoogd is en de belofte des Heiligen Geestes van de Vader ontvangen
heeft, heeft Hij dit uitgestort, wat gij en ziet en hoort….. Bekeert u en een ieder van u late
zich dopen op de naam van Jezus Christus, tot vergeving van uw zonden, en gij zult de gave
des Heiligen Geestes ontvangen.’ (Hand 2:33 en 38). Ook Paulus laat een verband zien in de
werking van alle drie, bijvoorbeeld in Galaten 4:6: ‘En, dat gij zonen zijt, God heeft de Geest
zijns Zoons uitgezonden in onze harten, die roept: Abba, Vader.’ Een soortgelijke verwijzing
staat in 2 Corinthiers 1:21-22: ‘Hij nu, die ons met u bevestigt in de Gezalfde en ons heeft
gezalfd, is God, die ook zijn zegel op ons gedrukt en de Geest tot onderpand in onze harten
gegeven heeft.’ Andere voorbeelden zijn Romeinen 15:16; 1 Corinthiers 12:4-6; Efeze 3:1417 en 2 Thessalonicenzen 2:13-14.
De Heilige Geest wordt ook verbonden met de Vader en de Zoon in verschillende
aspecten van Jezus’ bediening. Bij de doop van Jezus (Mattheus 3:16-17) waren alle drie
de personen van de Drie-eenheid aanwezig. Terwijl de Zoon werd gedoopt sprak de
Vader vanuit de hemel als aanbeveling van de Zoon en de Heilige Geest daalde op hem
neer in zichtbare vorm. Jezus zei dat zijn uitwerping van geesten in relatie stond met de
Vader en de Geest: ‘Maar indien Ik door de Geest Gods de boze geesten uitdrijf, dan is het
Koninkrijk Gods over u gekomen.’ (Mattheus 12:28). Het verband tussen de Heilige Geest
met de Vader en de Zoon in deze gebeurtenissen laat zien dat hij een persoon is, net als de
andere twee.
De persoonlijkheid van de Heilige Geest komt ook naar voren in de passages waar
hij samen met mensen aan de orde komt. We halen hiervan één voorbeeld aan. De
brief van de apostelen en de oudsten in Jeruzalem aan de gemeente in Antiochië
bevat een ongebruiklijke uitdrukking: ‘ Want het heeft de Heilige Geest en ons goed
gedacht, u verder geen last op te leggen dan dit noodzakelijke:’ (Handelingen 15:28). Deze
gezamenlijke activiteit van de Geest en de christelijke leiders toont aan dat de Geest
Evangeliegemeente De Regenboog 2004-2005
blz 12
Evangelisch Leerhuis een eenvoudige geloofsleer voor belangstellenden
enkele van dezelfde eigenschappen bezit als die we vinden in de menselijke
persoonlijkheid.
In feite is het gegeven dat de Geest over een aantal persoonskenmerken beschikt
onze derde aanwijzing over zijn persoonlijkheid. Onder de meest in het oog
springende zijn intelligentie, wil en emoties welke van oudsher worden beschouwd
als de drie basiskenmerken van iemands persoonlijkheid. Van de verschillende
verwijzingen naar de intelligentie en kennis van de Geest verwijzen we hier naar
Johannes 14:26 waar Jezus belooft dat de Geest, ‘de Trooster, de Heilige Geest, die de
Vader zenden zal in mijn naam, die zal u alles leren en u te binnen brengen al wat Ik u gezegd
heb.‘ Over de wil van de Geest wordt getuigd in 1 Corinthiers 12:11, wat verklaart
over het ontvangen van de verschillende gaven van de geest: ‘dit alles werkt één en
dezelfde Geest, die een ieder in het bijzonder toedeelt, gelijk Hij wil.’ Dat de Geest emoties
kent wordt duidelijk in Efeze 4:30 waar Paulus waarschuwt tegen het bedroeven van
de Geest.
De Heilige Geest kan ook geraakt worden, net zoals dat het geval kan zijn bij een persoon.
Het is mogelijk om te liegen tegen de Heilige Geest, zoals Annanias en Safira deden
(Handelingen 5:3-4). Paulus spreekt over zondigen tegen of bedroeven van de Heilige Geest
(Efeze 4:30) en uitdoven van de Geest (1 Thessalonicenzen 5:19). Stefanus beschuldigt zijn
aanvallers ervan dat zij zich altijd verzetten tegen de Heilige Geest (Handelingen 7:51).
Hoewel het mogelijk is zich tegen een kracht te verzetten tegenover iets dat onpersoonlijk is
is het niet mogelijk te liegen of hem te bedroeven. En dan, wat het meest opmerkelijk is,
bestaat er de zonde van het lasteren van de Heilige Geest (Mattheus 12:31, Marcus 3:29).
Deze zonde, waar Jezus over spreekt als zwaarder dan het lasteren tegen de Zoon, kan zeker
niet gepleegd worden tegenover iets dat onpersoonlijk is.
Bovendien is de Heilige Geest betrokken bij morele activiteiten en taken die alleen maar door
een persoon kunnen worden uitgevoerd. Hieronder zien we onderwijzen, wedergeboren doen
worden, onderzoeken, spreken, bemiddelen, bevelen, getuigen, leiden, verlichten en
openbaren. Een interessante en ongebruikelijke tekst vinden we in Romeinen 8:26: ‘En
evenzo komt de Geest onze zwakheid te hulp; want wij weten niet wat wij bidden zullen naar
behoren, maar de Geest zelf pleit voor ons met onuitsprekelijke verzuchtingen.’ Paulus had
hier zondermeer een persoon voor ogen. Dat geldt ook voor Jezus telkens wanneer hij spreekt
Evangeliegemeente De Regenboog 2004-2005
blz 13
Evangelisch Leerhuis een eenvoudige geloofsleer voor belangstellenden
over de Heilige Geest, zoals bijvoorbeeld in Johannes 16:8: ‘En als Hij komt, zal Hij de
wereld overtuigen van zonde en van gerechtigheid en van oordeel’.
Al de hiervoor aangegeven overwegingen leiden maar tot één conclusie. De Heilige
Geest is een persoon, niet een kracht, en die persoon is God, net zo volledig en op
dezelfde manier als de Vader en de Zoon.
1.6 Gevolgen van de Leer van de Heilige Geest
Het op de juiste wijze verstaan van wie en wat de Heilige Geest is heeft een aantal dingen tot
gevolg:
1. De Heilige Geest is een persoon, niet een vage kracht. Dus is hij iemand met wie we een
persoonlijke relatie kunnen hebben.
2. De Heilige Geest is volledig goddelijk waaruit voortkomt dat hij dezelfde eer en eerbied
moet ontvangen als die we aan de Vader en de Zoon toekennen. Het is gepast hem net zo te
aanbidden als de Vader en de Zoon. Hij mag niet op de een of andere wijze beschouwd
worden als zijnde minder van belang dan de Vader en de Zoon, hoewel zijn rol in sommige
gevallen aan hen ondergeschikt lijkt te zijn.
3. De Heilige Geest is één met de Vader en de Zoon. Zijn werk is de uitdrukking en de
uitvoering van wat de drie samen hebben gepland. Er is geen spanning tussen hun personen en
activiteiten.
4. God is niet ver weg. In de Heilige Geest, komt de drie-ene God dichtbij, zo dichtbij dat hij
in feite bij elke gelovige binnen komt. Hij is nu zelfs in grotere mate vertrouwelijk met ons
dan tijdens de incarnatie. Door de verrichtingen van de Geest is hij echt Immanuel, "God met
ons" geworden.
Prijs de Geest! Trooster van Israël, gezonden door de Vader en de Zoon om ons te
zegenen. Eer aan de Vader, Zoon en Heilige Geest, Prijs de Drie-ene God!
Evangeliegemeente De Regenboog 2004-2005
blz 14
Evangelisch Leerhuis een eenvoudige geloofsleer voor belangstellenden
2. De Geest en de schepping
2.1 Wind en adem
De christelijke belangstelling voor de Heilige Geest is de laatste honderd jaar zichtbaar
toegenomen door de opkomst van de charismatische beweging. We beginnen met de
opmerking dat de woorden die de Schrift voor 'geest' gebruikt niet eenvoudig te vertalen zijn. Het
Hebreeuwse ruach kan vertaald worden met 'wind', 'adem' en 'geest'. Het is een woord van
diepe betekenis. Elk aspect van die betekenis werpt een eigen licht op de ingewikkelde
associaties die samenhangen met de christelijke opvatting van de Heilige Geest.
2.2 Geest als wind
De schrijvers van het Oude Testament waken ervoor God met de wind gelijk te stellen,
waardoor Hij niet meer dan een natuurkracht zou zijn. Toch is er een parallel tussen de kracht
van de wind en de kracht van God. Het spreken over God als Geest herinnert aan de bruisende
energie van de 'Here der Heerscharen', en doet Israël denken aan de kracht en de dynamiek
van de God die het volk uit Egypte voerde. Het meest treffende beeld van God als verlossende
kracht is vermoedelijk te vinden in het verslag van de uittocht uit Egypte, waarbij een
krachtige oostenwind de zee spleet (Exodus 14:21). Hier staat het begrip ruach voor zowel de
kracht als de verlossende bedoeling van God. Het beeld van de wind hielp de mensen om God
beter te begrijpen; het is ook als visueel beeld verhelderend. De oudtestamentische schrijvers
ervoeren de actieve aanwezigheid van God bewust op twee verschillende manieren. Soms als
rechter, die Israël veroordeelde om zijn ongehoorzaamheid; maar op andere tijden ervoeren ze
God als degene die zijn uitverkoren volk verkwikt als water in een droog land. Het beeld van
de wind is in beide gevallen zeer toepasselijk.
We moeten daarbij bedenken dat Israël in het westen aan de Middellandse Zee grenst, en in
het oosten aan de grote woestijnen. Als er een oostenwind woei, veroorzaakte dat een sluier
van fijn zand die de begroeiing verschroeide en het land uitdroogde. Reisverslagen vermelden
de opmerkelijke kracht van die wind. Zelfs het zonlicht wordt verduisterd door de zandstorm
als die wind opsteekt. De bijbelschrijvers zagen dat God met dit beeld de eindigheid en
vergankelijkheid van de schepping liet zien. 'Het gras verdort, de bloem valt af, als de adem
des Heren daarover waait' (Jesaja 40:7).
Evangeliegemeente De Regenboog 2004-2005
blz 15
Evangelisch Leerhuis een eenvoudige geloofsleer voor belangstellenden
De westenwind was echter geheel anders. In de winter brachten de westelijke en
zuidwestelijke zeewinden regen naar het droge land. In de zomer brachten ze geen regen maar
wel verkoeling. De intensiteit van de woestijnhitte werd getemperd door deze lieflijke
verkoelende bries. En zoals de wind verkwikking bracht, door 's winters de grond te
bevochtigen en 's zomers de hete dagen te verkoelen, zo verkwikte God de mens in zijn
geestelijke nood. Het Oude Testament vergelijkt God in enkele krachtige beelden met de
regen die de westenwind aanvoert om het land te verkwikken (Hosea 6:3).
2.3 Geest als adem
Het begrip geest is verbonden met leven. Toen God Adam schiep, blies Hij hem de
levensadem in, zodat hij een levend wezen werd (Genesis 2:7). Het principiële verschil tussen
een levend en een dood mens is dat een levend mens ademt. Zo dacht men dat het leven
afhankelijk was van de adem. God is degene die de levensadem in de lege huls blaast, zodat
die leven ontvangt. God bracht Adam op die manier tot leven. In het beroemde visioen van
Ezechiël gebeurt hetzelfde (Ezechiel 37:1-14): Kunnen deze droge beenderen herleven? De
beenderen komen pas tot leven als er adem in komt (vers 9-10). Het beeld van God als geest
geeft de fundamentele gedachte weer dat God de gever van het leven is, die zelfs de doden
nieuw leven kan inblazen.
De Heilige Geest was reeds vanaf het begin werkzaam in de schepping. In de bijbel wordt op
allerlei wijze belicht dat de Geest van God die in God is en zelf God is, werkzaam was en is
in de hele schepping. De Geest van God doorwoont de hele schepping en alle aspecten
daarvan. Als in Genesis 1 in een van de scheppingsverhalen wordt geschreven dat de Geest
als een vogel boven de chaos zweefde en boven de wateren van de chaos, dan is dat in
mythische taal de aangrijpende aanduiding van de werkzaamheid van de Heilige Geest bij de
schepping en bij de ordening van de schepping (Genesis 1:1). Als in Psalm 104 – een van de
meest indringende natuurpsalmen van Israels gebedenboek – de lof wordt bezongen van Gods
werk in de natuur en wij lezen: ‘zendt Gij uw Geest uit, zij worden geschapen’, dan wordt
daarin tot uitdrukking gebracht dat alles in de natuur en in het natuurgebeuren leeft op de
adem, de Geest van God. Zonder de ‘adem van God’ zou alles verpulveren tot stof (Psalm
104:26-30). Door de Geest maakt God de natuur bewoonbaar en schept Hij orde. De
geschiedenis van de natuur is ondenkbaar zonder de Geest van God.
Evangeliegemeente De Regenboog 2004-2005
blz 16
Evangelisch Leerhuis een eenvoudige geloofsleer voor belangstellenden
Het is opmerkelijk dat ruach vaak in verband gebracht wordt met Gods scheppingswerk,
ook waar de rol van de Heilige Geest niet ingevuld wordt (bijvoorbeeld in Genesis 1:2; Job
26:12-13; 33:4). Er is dus een duidelijk verband tussen 'Geest' en de levengevende
scheppingsdaden van God.
2.4 Geest als charisma
De technische term 'charisma' duidt op 'het vervullen van de enkeling met de Geest van God',
waardoor die persoon in staat gesteld wordt tot het vervullen van taken die hij of zij anders
niet aan zou kunnen. Vaak wordt de gave van wijsheid als gevolg van deze vervulling
genoemd (Genesis 41:38-39; Exodus 28:3, 35:31; Deuteronomium 34:9). Het Oude
Testament schrijft soms ook gaven van leiderschap of militair talent toe aan de invloed van de
Heilige Geest (Richteren 14:16, 19; 15:14, 15). Maar het vaakst is er sprake van profetie door
de kracht van de Geest. Het Oude Testament geeft ons weinig inzicht in de manier waarop de
profeten door de Heilige Geest geïnspireerd, geleid of gemotiveerd werden. Vóór de
ballingschap is er vaak sprake van extatische godservaringen en onbeheerst gedrag in
combinatie met profetie (l Samuel 10:6, 19:24). Maar langzamerhand werd profetie steeds
meer in verband gebracht met de boodschap, niet met het gedrag van de profeet. De
geloofwaardigheid van de profeet gaat berusten op zijn begiftiging met de Geest (Jesaja 61:1;
Ezechiel 2:1-2; Micha 3:8; Zacharia 7:12), die zijn boodschap het zegel van echtheid
verschaft en die boodschap wordt dan 'het woord van de Heer' genoemd.
Evangeliegemeente De Regenboog 2004-2005
blz 17
Evangelisch Leerhuis een eenvoudige geloofsleer voor belangstellenden
3. De Geest en het Woord
3.1 De Geest van Christus en de Geest van het Woord
Van groot belang voor het goed verstaan van het werk van de Heilige Geest als de Geest van
Christus is dat Hij ook de Geest des geloofs is (2 Korinthiers 4:13). Wanneer de gemeente
bemoedigd wordt met het feit dat zij het onderpand des Geestes ontvangen heeft (dus in de
Heilige Geest de zekere hoop op de toekomst (2 Korinthiers 5:5)), dan is niettemin dit leven
door de Geest een 'wandelen door geloof en niet door aanschouwen' (2 Korinthiers 5:7). Juist
het geloof - waarin de relatie met Christus altijd centraal staat - is de wijze waarop volgens
het Nieuwe Testament een christen door de Heilige Geest deelt in de volheid van het heil. In
deze bestaanswijze van de christen, in deze betrokkenheid dus op Gods heil in Christus, blijkt
de onlosmakelijke band tussen Christus en de Geest. Hoe zal er een deelhebben zijn in het
heil in Christus en aan het leven door de Geest (Romeinen 8:1-11) dan door het geloof in de
Here Jezus Christus?
Daarmee komen we ook op de samenhang tussen de Geest en het Woord. Het is zinvol te
zoeken naar de eigen identiteit van de Geest, mits de grenzen niet worden overschreden. Dat
laatste gebeurt wanneer Christus en de Geest van elkaar los worden gemaakt. En dit uit zich
dikwijls daarin dat het Woord en de Geest van elkaar losgemaakt worden, dat de historische
Jezus en de Geest van elkaar losgemaakt worden, dat de heilsfeiten in de geschiedenis en het
leven van de gemeente onder de heerschappij van de Geest van elkaar losgemaakt worden. De
Geest is de Geest van Christus en de Geest van het Woord.
‘Het woord Gods is levend en krachtig en scherper dan enig tweesnijdend zwaard en het
dringt door, zo diep, dat het vaneenscheidt ziel en geest, gewrichten en merg, en het schift
overleggingen en gedachten des harten’ (Hebreeen 4:12). Toch ondervindt niet een ieder die
met de Schrift, het zwaard van de Geest, in aanraking komt, dezelfde werking. Denk in dit
verband aan Jezus woorden in de gelijkenis van de zaaier (Mattheus 13). Wanneer de
discipelen aan Jezus vragen waarom Hij tot de scharen in gelijkenissen spreekt zegt Hij: 'Omdat het u gegeven is, de verborgenheden van het Koninkrijk der hemelen te weten, maar hun
is het niet gegeven' (Mattheus 13:11).
Calvijn schrijft hier over: 'Het Woord van God is wel als een zon, die toestraalt allen, aan wie
het gepredikt wordt; maar het is zonder enige vrucht temidden van blinden. En wij zijn allen
Evangeliegemeente De Regenboog 2004-2005
blz 18
Evangelisch Leerhuis een eenvoudige geloofsleer voor belangstellenden
van nature in dit opzicht blind; daarom kan het in ons hart niet doordringen, tenzij de
inwendige leermeester, de Geest, door zijn verlichting, de toegang bereidt.' (Calvijn, Inst. III,
34; vgl. IV, XIV, 17)
Die twee lijnen - dat de Geest noodzakelijk is om het Woord vrucht te doen dragen, maar
geen automatisme, én dat de Geest beloofd is bij het Woord van het evangelie - vertonen een
spanning. Men kan zelfs van het mysterie spreken van de verhouding van Woord en Geest.
Het heeft de Heilige Geest behaagd niet zonder het Woord mensen tot Christus te brengen.
Beide, het Woord en de Geest, staan daarbij niet onder het teken van willekeur, maar van
genade. Het woord der genade (Lukas 4:22; Handelingen 20:24,32), én de Geest der genade
(Hebreeen 10:29) in volkomen harmonie.
Evenmin als er heil van de Geest van God te vinden is buiten Christus, is er leven en genade
uit de Geest te vinden buiten het Woord. Het heil en de genade zullen slechts gekend worden
door de wondere werking van de Heilige Geest, die ons doet roemen in de rijkdom van de
beloften van het evangelie. Dus: de Heilige Geest niet zonder het Woord en het Woord niet
zonder de Geest.
3.2 De tweeheid van de openbaring: Woord en Geest
Wanneer gesproken wordt over openbaring is altijd sprake van twee partijen. God en mens
ontmoeten elkaar en naderen tot elkaar. Het verschil met hoe wij mensen elkaar kunnen
ontmoeten en hoe wij in openbaring God ontmoeten is dat bij openbaring het initiatief van de
ontmoeting van God zelf komt. God zelf maakt door zijn verbergend ingaan in onze
werkelijkheid de ontmoeting mogelijk. De mens moet hier dan wel op ingaan. Openbaring
ontstaat dan ook pas wanneer de mens deze als zodanig oppakt en erkent.
Een ander punt van verschil tussen openbaring en onze intermensenlijke ontmoeting ligt
hierin dat de mens in zichzelf aards gericht is en binnen de zondige setting van zijn bestaan
leeft. Hierin is zijn orientatie van een heel andere orde dan die van God. Vandaar dat de mens
Gods openbaring vanuit zichzelf niet kan of wil herkennen. Daarom moet God van Zijn kant
binnen de leefwereld van de mens komen. Er is zowel een verwijding als een bevrijding van
ons vermogen tot begrijpen nodig; en deze liggen boven onze macht. Naast de openbaring is er
daarom ook een verlichting van ons verstaan nodig om in ons aards gericht zijn het
Evangeliegemeente De Regenboog 2004-2005
blz 19
Evangelisch Leerhuis een eenvoudige geloofsleer voor belangstellenden
bovenaardse en in onze wereldse vernedering de goddelijke majesteit te kunnen zien. Daarom
kan er geen openbaring tot stand komen, als er van Gods wege geen dubbele openbarende
werkzaamheid op ons uitgaat: Hij moet zichzelf in onze werkelijkheid tegenwoordig stellen én
Hij moet onze ogen openen, zodat wij zijn tegenwoordigheid zien.
Binnen de geloofsleer gebruiken we hiervoor de woorden: Woord en Geest. Beide spelen elk op
zichzelf en te zamen een grote rol in de bijbel. Woord is dan vaak de noemer waarop heel het
openbaringsgebeuren wordt gebracht. Toch vindt openbaring lang niet altijd plaats in de vorm van
woorden. We herkennen openbaring ook in gebeurtenissen, visioenen, cultische handelingen, en
(in Christus) in een persoon. Door dit alles te zamen als 'woord' aan te duiden, wordt alle nadruk
gelegd op het element van communicatie binnen de openbaring. Openbaring roept ons op om
binnen onze leefwereld gehoord, verstaan en gehoorzaamd te worden. Maar als dit dan werkelijk
plaatsvindt komt bij het woord-gebeuren nog een tweede aspect om de hoek kijken. Naast en bij
het gesproken-worden hoort dan ook het gehoord-worden. En juist daarin werkt de Geest, dat
wil zeggen God die niet alleen van buiten op ons afkomt, maar die ook degene is die ons leven en
bestaan zó omzet, dat wij oren krijgen om Hem sprekend en openbarend op ons af te horen komen.
Deze tweeheid en twee-eenheid van Woord en Geest is dus de omschrijving van het
ontmoetingsgebeuren dat in de openbaring plaatsvindt. In een echte ontmoeting tussen mens en
medemens vindt trouwens - ondanks het eerder aangegeven verschil - net zo’n samenspel van
'buiten' en 'binnen' plaats, waarmee je de Woord-Geest-relatie enigszins kunt illustreren. De gelovigen hebben door alle tijden heen uit deze dubbele werkelijkheid geleefd.1
Vooral op twee fronten had en heeft men moeite met de dialectiek van Woord en Geest: Het eerste probleem is dat
van de onderlinge verhouding van Woord en Geest. Betekent deze tweeheid, dat er twee kenbronnen van openbaring
zijn? Maar als de Geest een eigen kenbron naast het Woord is, kan de mens zich dan met een beroep op de
verlichting door de Geest verheffen boven de objectieve woordopenbaring? Op deze weg dreigt een subjectivisme
waarbij de Geest de schuilnaam wordt voor onze persoonlijke opvattingen. Moeten we dan omgekeerd de Geest
beschouwen als de overtuigende kracht die in het Woord zelf gelegen is? Zodat Hij als het ware de binnenkant van
het Woord is? Maar het Woord heeft lang niet altijd overtuigende kracht; het kan de hoorders ook koud laten of
zelfs tot verzet prikkelen. Het vleesgeworden Woord heeft de mensen beslist niet vanzelf overtuigd, maar de meest
verschillende reacties opgeroepen. Er bestaat geen woordmagie. Woord en Geest zijn dus niet tot elkaar te
herleiden. Toch zijn ze tegelijk één. Want wat wij hier als Woord aanduiden, is zelf al het werk van de Geest die
mensen bezielt.
En ook als we ons beperken tot de werking van de Geest op de gelovende mens, zijn Woord en
Geest elkaar aanvullend, namelijk in die zin dat de Geest onze geest uitdrijft om te horen wat Hij
in het Woord tot ons zegt. De Geest is niet herkenbaar aan spirituele of mystieke kenmerken van
1
De theologie heeft het vaak heel moeilijk gehad om hier min of meer adequate begrippen bij te vinden. De
europese geest heeft maar bij uitzondering deze specifieke ontmoetingscategorie kunnen verwoorden. Men dacht of
objectivistisch vanuit God of subjectivistisch vanuit de mens. Maar de bijbel onttrekt zich met zijn taal en begrippen
aan dit alternatief.
Evangeliegemeente De Regenboog 2004-2005
blz 20
Evangelisch Leerhuis een eenvoudige geloofsleer voor belangstellenden
het gelovige subject, maar daaraan dat een mens buiten zichzelf in de verborgenheid de openbaring
ontdekt. Tegelijk moet echter gezegd worden, dat wij krachtens de Geest deze ontdekking doen
binnen de structuren en beperkingen van onze geest, en dat dus onze subjectiviteit bij het verstaan
van het Woord aan het werk wordt gezet.2 Door de twee-een-heid van Woord en Geest wordt
de mens verwikkeld in een proces van ontmoeting en verstaan, waarin zijn subjectiviteit ten
volle wordt ingezet en tegelijk meer en meer van haar vooroordelen en projecties wordt ontdaan
om zich meer en meer bloot te stellen aan het heilzame gebeuren dat zij heeft ontmoet. Als
we het zo formuleren, zien we vanzelf de analogie met wat in een groeiende liefde of
vriendschap onder mensen geschiedt. Door dit voortgaande samenspel van Woord en Geest
wordt de ontmoeting tot stand gebracht en voortdurend gereinigd en verdiept.
Het tweede probleem, dat in het voorafgaande al is aangestipt en principieel is beantwoord, is dat van
de verhouding tussen de Geest en onze geest. Men kan over de noodzaak en de overmacht van Gods
Geest bij de onderkenning van de openbaring op zulk een wijze spreken, dat het lijkt alsof de
menselijke geest met zijn werkzaamheden op non-actief wordt gesteld of wordt weggedrukt. Dit is
echter een fundamenteel verkeerde voorstelling, omdat ze juist dreigt te loochenen wat het werk van
de Geest bedoelt: een echte ontmoeting tussen God en mens tot stand brengen. Van de weeromstuit
heeft men, om het menselijke subject-zijn te redden, wel van een samenwerking en wisselwerking
tussen de Geest en de geest gesproken, zulks met een beroep op Paulus' woord: 'Die Geest getuigt
met onze geest, dat wij kinderen van God zijn' (Romeinen 8:16). Men kan woorden als
'samenwerking' en 'wisselwerking' gebruiken, mits men ze op de juiste wijze invult. Paulus bedoelde
te zeggen: de Geest getuigt zo krachtig tot onze geest, dat deze Hem moet bijvallen en zijn getuigenis
nu als eigen getuigenis overneemt. In deze samenwerking is de Geest dus primair en dominant.
Hij bedoelt echter niet onze geest weg te drukken, maar tot een nieuw eigen leven te wekken dat
met de Geest in duurzame wisselwerking staat. Het is niet zo dat de Geest in ons gelooft. Wij
geloven, verlicht door de Geest.3
2
Wij kunnen zeggen, dat alle verstaan subjectief is; maar het is altijd het subjectieve verstaan van een als transsubjectief ervaren werkelijkheid.
3
In de ontmoeting worden wij niet als objecten behandeld, maar als subjecten gerespecteerd en tot ons ware en hoogste
subject-zijn verheven.
Evangeliegemeente De Regenboog 2004-2005
blz 21
Evangelisch Leerhuis een eenvoudige geloofsleer voor belangstellenden
Literatuurlijst
Dr. H. Berkhof,
Christelijk Geloof
Dr. G. Van den Brink,
Gegrond Geloof - Kernpunten uit de geloofsleer
Millard J. Erickson,
Christian Theology
Gordon Fee,
Paulus, de Geest en het volk van God
Dr. L. Floor,
Persoon en werk van de Heilige Geest
Billy Graham,
De Heilige Geest
Alister McGrath,
2000 jaar Christendom - Een introductie
Alister McGrath,
Christelijke Theologie - Een introductie
Wayne Grudem,
Systematic Theology
Dr. R. van Kooten,
Aan Zijn voeten
J.I. Packer,
Groeien in Christus
Dr. Joh. Verkuyl,
De kern van het christelijk geloof
Evangeliegemeente De Regenboog 2004-2005
blz 22
Download