Expressionisme Van dr. Caligari tot Metropolis I. De grote omwenteling We hebben de neiging alles om ons heen af te bakenen, in hapklare brokken op te delen, met keurige labels te definiëren. In deze reeks over het expressionisme is meer dan eens gebleken dat deze afbakening maar zeer ten dele opgaat. Niet alleen lopen de verschillende ‘ismen’ in elkaar over, ook de verschillende disciplines zijn met elkaar verbonden. Kandinsky schreef toneelstukken, net zoals Kokoschka; de componist Schönberg was een verdienstelijk schilder en de dichter Paul Scheerbart legde de grondslag voor de glasarchitectuur. Ook in tijd heeft het expressionisme geen duidelijk begin. Bovendien: wanneer begint een bepaalde ontwikkeling? Wie goed genoeg kijkt ziet altijd voorlopers – de geschiedenis is één doorlopende stroom van gebeurtenissen, zonder echte breuken of plotselinge overgangen. Toch zijn er twee fundamentele veranderingen aan te wijzen in de geschiedenis: de overgang van een nomadisch leven (jagen/verzamelen) naar het leven op een vaste plek (landbouw/ontstaan van nederzettingen en steden), bekend als de Neolithische Revolutie, en de enorme wetenschappelijke en technologische veranderingen van de afgelopen drie eeuwen, bekend als de Industriële Revolutie. De eerste revolutie nam duizenden jaren in beslag en er zijn nog spaarzame plekken waar men een nomadisch bestaan leidt, hoewel dat bijna is verdwenen. Maar grofweg begon deze omwenteling zo’n 10.000 jaar geleden. De tweede revolutie is pas een paar honderd jaar oud, en we zitten er nog middenin. Geen mens weet waar het uiteindelijk toe zal leiden. Het expressionisme is erfgenaam van de Romantiek, een cultuurperiode die kan worden gezien als een reactie op het steeds centraler komen te staan van wetenschap, rationaliteit en technologie, de vroegste fase van de Industriële Revolutie. Aanvankelijk ging het hier vooral om een ‘ideeënstrijd’: verstand versus gevoel. Het expressionisme pakt de Romantische draad op wanneer de gevolgen van de wetenschappelijke en technologische veranderingen zichtbaar worden, die, aan het einde van de 19e eeuw, een regelrechte cultuurcrisis veroorzaken. Traditionele waarden en ideeën zijn niet langer geldig, de mens is op drift geraakt en God is doodverklaard (Nietzsche). Maar er speelt nog iets anders mee. Zo langzamerhand is de wereld in kaart gebracht en tegen het einde van de 19e eeuw zijn er nauwelijks meer onontdekte gebieden. De wildernis, het onbekende is verdwenen of in elk geval grotendeels in kaart gebracht – nieuwe werelden zijn er niet meer te ontdekken, of het moet buiten deze aarde zijn. Onvermoede ontdekkingsreizigers openen echter de deuren naar een heel nieuw universum, die een nieuwe wildernis blijkt te zijn: dat van de menselijke psyche. Na eeuwenlang de emoties van de mens te hebben toegeschreven aan vier verschillende lichaamssappen, die, bij overheersing van één van de sappen, de mens energiek, melancholisch, flegmatisch of opvliegend zouden maken, ontdekt men nu de wereld van het bewustzijn en – belangrijker nog – dat van het onderbewustzijn. Naast de wetenschappers zijn het de kunstenaars – (toneel)schrijvers, schilders, componisten, dansers en later de filmmakers – die dit universum zullen verkennen. De expressionistische kunstenaars behoren tot de eerste generatie kunstenaars die de ideeën van Sigmund Freud en de andere pioniers van de Nieuwe Wildernis in hun werk laten doorklinken of ze zelfs tot uitgangspunt zullen nemen. De enorme spanning van het tijdperk, het verlies van de oude vertrouwde ‘wereld van de zekerheid’ (Stefan Zweig), de ‘onttovering van de wereld’ (Max Weber), kortom: de existentiële crisis waarin de mens door al deze veranderingen is gestort, wordt zichtbaar en hoorbaar in de werken van deze generatie kunstenaars. II. Het expressionistische theater In 1907 schrijft Oskar Kokoschka zijn toneelstuk Mörder, Hoffnung der Frauen. Het is een uiterst merkwaardig stuk, en bij de eerste uitvoering al komt er zo’n trammelant van dat Kokoschka, student aan de Weense kunstacademie, van school moet vertrekken. Hadden Adolf Loos en Karl Kraus het niet voor hem opgenomen dan was hij waarschijnlijk in de gevangenis beland. De acteurs van het stuk waren studenten van de toneelschool, en omdat er geen budget was had Kokoschka ze gekleed in lompen en de gezichten beschilderd met maskerachtige uitdrukkingen, Toegegeven, de symbolistische kunstenaars gingen ze voor… waarvan smart, angst, verrassing e.d. viel af te lezen. Op armen en benen schilderde hij zenuwen, aderen en spieren. Het ‘orkest’ (bestaande uit trommels, fluiten, clarinetten en een paar bekkens) kwam van een naburig café. Toen de opvoering voor een afgeladen theater begon, kwam een groep Bosnische soldaten bijeen bovenop de muren van waaraf men het toneel kon bekijken. Ze zagen op dat moment hoe twee groepen acteurs met vreemde maskerachtige gezichten langzaam op elkaar afliepen met fakkels in de hand. Plotseling werd een lange, in het rood geklede, blonde vrouw ruw gegrepen door een stel mannen, die haar kleren open scheurden en haar brandmerkten. Zware trommelslagen en schelle fluittonen begeleidden deze scène, terwijl het publiek begon te schreeuwen naar de acteurs en elkaar begonnen te duwen en te stompen. Op dat moment kwamen de soldaten naar beneden, begaven zich te midden van het publiek en raakten slaags in de gangen. Uiteindelijk maakte de politie een einde aan het optreden. Het stuk van Kokoschka, bij die eerste gelegenheid vroegtijdig afgebroken, verbeeld de spanning tussen de seksen. Er zijn slechts twee ‘karakters’ in het stuk, de ‘Vrouw’ en de ‘Man’, met daarnaast een ‘koor’ van mannen en vrouwen. De strijd tussen Vrouw en Man, een archetypische strijd, wordt gefragmenteerd en suggestief uitgebeeld, met flarden van zinnen, kreten en uitroepen. Omdat Kokoschka een wereld van irrationeel geweld wilde afschilderen, gedragen zijn figuren zich niet rationeel of volgens de wetten van de logica. Plotseling, zonder enige motivatie, ontwaakt de Man uit zijn passiviteit en beveelt de krijgslieden (het koor) de Vrouw te brandmerken. Later, nadat zij wraak heeft genomen en hij gevangen is genomen, herwint de Man op de een of andere manier zijn kracht en doodt hij haar - door haar uitgestrekte hand met een vinger aan te raken. Niets heeft het publiek hierop voorbereid, noch wordt er een verklaring gegeven voor deze handelingen; ze lijken zo maar te gebeuren met alle dubbelzinnige spontaneïteit van de droom. Mörder Hoffnung der Frauen is in essentie een uitbeelding van de voortdurende liefde/haat verhouding, die tussen man en vrouw overheerst (‘Der Streit ist unverständlich und dauert eine Ewigkeit’). Is het toevallig dat Kokoschka uit Wenen komt, de stad van Sigmund Freud en Otto Weininger? Hier wordt in elk geval dezelfde duistere wereld betreden die Freud aan het verkennen is en Weininger inmiddels fataal is geworden – de vormeloze, gewelddadige en duistere afgronden van verlangen, seksualiteit en strijd. III. De expressionistische film Toneel en film liggen in elkaars verlengde. Thema’s die in het theater aan de orde komen duiken op in de film. In de naoorlogse film – het expressionisme in de film bloeit tijdens het interbellum – zal in de films de echo doorklinken van de Grote Oorlog. Na de Eerste Wereldoorlog in 1918 leefde er bij de regisseurs van stomme films in Duitsland een sterke behoefte om te experimenteren met nieuwe manieren om de zaken aan te pakken, in tegenstelling tot de ruime financiële middelen in Hollywood. Er waren echter nauwelijks budgetten beschikbaar en daarom waren zij gedwongen eenvoudige maar effectieve middelen in te zetten. Dit voerde tot de avantgardische, expressionistische filmkunst. In 1914 was het triest gesteld met de Duitse film, voornamelijk door de Eerste Wereldoorlog. De meeste kunstenaars zagen de film als een kermisattractie, waardoor er weinig kwalitatief goede films waren. Na de Eerste Wereldoorlog zat Duitsland volledig aan de grond. Een probleem voor de cineasten van toen. Er waren geen middelen (geld voornamelijk) om films te maken. De jonge Robert Wiene wilde toch een film maken. Zo kwam hij op het idee van totaalconcept voor film. Eén toneel waar al de decors in te vinden waren. Zo maakte hij in 1920 “Das Cabinet des Dr. Caligari”, een film die je kunt vergelijken met “The Usual Suspects” uit 1995 van Bryan Singer. “Das Cabinet des Dr. Caligari” is net als “The Usual Suspects” een raamvertelling. De expressionistische films zijn meestal niet-wetenschappelijke verhalen. Meestal zijn de verhalen gezocht in de volksverhalen, legendes en mythen. De expressionistische films gaan verder dan andere films. Ze proberen een eenheid te bereiken. Ze maken gebruik van bepaalde stijlen en thema’s die altijd terugkomen. Het is dankzij het Duits expressionisme dat de functie art–director is ontstaan. Er worden experimenten gedaan met het plaatsen van licht en de camera. Vroeg expressionistische producties waren onder andere de Fritz-Freisler-ensceneringen „Das Nachtlager von Mischli-Mischloch“ (1918), „Der Mandarin“ (1918) en „Das andere Ich“ (1918). De voornaamste acteurs in deze films zijn Harry Walden, Karl Götz en Fritz Kortner, die in de jaren twintig als beste expressionistische toneelspeler gezien werd. Tot de vroegste films in dit genre behoort Jakob en Luise Flecks „Die Schlange der Leidenschaft“ uit 1918. Er wordt in de film op dramatische wijze een koortsdroom uitgebeeld. Paul Czinner maakte in Wenen in 1919 de film Inferno, die tot het „Vorexpressionismus“ gerekend wordt. In de tijd van de stomme film waren er meerdere Oostenrijkse cineasten actief in Filmstudio Babelsberg van Universum Film (UFA) in Potsdam. Nageschiedenis Ondanks de vernieuwende elementen heeft het Duits expressionisme binnen de filmkunst niet lang geduurd. De bloeiperiode duurde ongeveer van 1920 (Das Cabinet des Dr. Caligari) tot 1927 (Metropolis). Veel films zijn verloren gegaan. De films zijn gedraaid op nitraatfilm. Het probleem daarvan is dat de nitraten de pellicule aanvreten. De beelden vallen er dus letterlijk van af. Begin jaren dertig vertrokken veel regisseurs naar Amerika om te gaan werken in Hollywood. Verwante stijlrichtingen die zich uit dit genre ontwikkelden zijn horrorfilms en film noir.