Overzicht niet (aan NVWA) meldingsplichtige zoönotische dierziekten – RUND Overzicht zoönosen niet-meldingsplichtig –Rund GGD Brabant-Zuidoost & Academische Werkplaats AMPHI Overzicht niet (aan NVWA) meldingsplichtige zoönotische dierziekten – RUND Projectbeschrijving Dit document bevat een overzicht van niet (aan NVWA) meldingsplichtige zoönotische dierziekten bij runderen die mogelijk een risico kunnen vormen voor bezoekers aan stallen, inclusief het ziektebeeld bij het dier, de transmissieroute naar de mens, mogelijke maatregelen om transmissie naar bezoekers te voorkomen en een overweging of het melden van een dergelijke ziekte aan de GGD van toegevoegde waarde zou kunnen zijn. Dit overzicht is tot stand gekomen op basis van grondig literatuuronderzoek en interviews met verschillende dierenartsen uit het veld en veterinair parasitoloog Paul Overgaauw van IRAS/UU. Er zijn vier overzichten gemaakt voor ziekten die voorkomen bij varkens, rundvee, kleine herkauwers en pluimvee. Achtergrond / aanleiding De laatste jaren is er in de humane en veterinaire geneeskunde steeds meer aandacht voor het One Health principe. Men is het eens over het belang van goede contacten en uitwisseling van signalen tussen beide werkvelden. De GGD kan een centrale rol vervullen bij het verzamelen van signalen van dierenartsen over niet-meldingsplichtige dierziekten en inventariseren van de situatie (signaalverificatie, personen at risk, behoefte aan maatregelen of informatie). Ook kan de GGD de vertaalslag maken naar mate van risico en handelingsperspectief voor publiek en naar de huisartsen. Met een meldingsstructuur is het mogelijk verheffingen te signaleren binnen een regio (surveillance) en tijdig te handelen. Om te beoordelen of het zinvol is een structuur op te zetten waarbinnen dierenartsen hun signalen kenbaar kunnen maken aan de humaan geneeskundigen dienen de omvang en de mogelijke ernst van het probleem (verwachte vóórkomen van niet-meldingsplichtige zoönosen en de ernst van gezondheidsproblemen bij mensen) bekend te zijn. Er moet een keus gemaakt worden welke zoönosen relevant kunnen zijn om op te nemen in een meldingsstructuur/surveillance-systeem. Bijgevoegd overzicht kan een bijdrage leveren aan deze discussie. Projectuitvoering Dit project is uitgevoerd door Mw. Danielle van Oudheusden, Arts M&G Infectieziektebestrijding bij GGD Brabant-Zuidoost onder begeleiding van Jeannine Hautvast (AMPHI coördinator) en Alma Tostmann (epidemioloog), Academische Werkplaats AMPHI, Nijmegen. Dit project is door AMPHI gefinancierd als ‘Kortlopend Project 2014’. GGD Brabant Zuidoost Danielle E.C. van Oudheusden Arts M&G; Infectieziektebestrijding GGD Brabant-Zuidoost Team Infectieziekten 088 0031 205 / 06 46185860 [email protected] Institute for Risk Assessment Sciences (IRAS Dr. ing. P.A.M. (Paul) Overgaauw Dipl. ACVM Institute for Risk Assessment Sciences (IRAS) Divisie Veterinaire Volksgezondheid (VPH) Universiteit Utrecht, faculteit Diergeneeskunde Postbus 80175, 3508 TD Utrecht [email protected] 1 Onderzoek uitgevoerd door GGD Brabant Zuidoost, met subsidie “Kortlopend onderzoek” Academische Werkplaats AMPHI. Datum laatste update: december 2014 Academische Werkplaats AMPHI Dr. Jeannine Hautvast (coördinator AMPHI, arts M&G) en Dr. Alma Tostmann (epidemioloog) Academische Werkplaats AMPHI; Afdeling Eerstelijnsgeneeskunde Radboud universitair medisch centrum, Nijmegen [email protected]; [email protected] www.academischewerkplaatsamphi.nl Overzicht niet (aan NVWA) meldingsplichtige zoönotische dierziekten – RUND Overzicht niet-meldingsplichtige zoönosen* RUND NB meldingsplichtig voor dierenarts en/of veehouder zijn onder meer: Bovine tuberculose, brucellose, toxoplasmose. Deze ziekten zijn niet in het overzicht meegenomen. *Van verschillende verwekkers is nog niet (helemaal) bekend of ze zoönotisch zijn. Om het overzicht zo compleet mogelijk te maken zijn deze verwekkers wel meegenomen maar is aangegeven dat er twijfel dan wel discussie over bestaat. Wanneer al bekend is dat de verwekker niet-zoönotisch is maar de verwekker veel lijkt op/uit dezelfde groep komt als een wel zoönotische verwekker is deze voor de volledigheid meegenomen maar cursief gedrukt. Endoparasieten (wormen, protozoa) VERWEKKER ZIEKTEBEELD DIER INCIDENTIE IN NL (BOERDERIJ) ZIEKTEBEELD MENS TRANSMISSIE DIER NAAR MENS PREVENTIE MOGELIJK Fasciola hepatica (platworm) Leverbot(ziekte), distomatose. De leverbot kan bijna in heel Nederland in meer of mindere mate voorkomen. De parasiet wordt steeds vaker aangetoond. (4) Fasciolose Orale opname van infectieuze larven. De leverbot leeft in de lever van de herkauwer, legt eitjes die met de gal in de mest terecht komen. Uit het ei komt een larve die op zoek gaat naar de leverbotslak (weideslak / poelslak (Lymnea) is tussengastheer). Vermeerdering van 1 trilhaarlarve via verschillende larvale stadia naar 150-200 staartlarven. In vochtige omgeving verlaten staartlarven de slak en zwemmen naar grassprieten of waterplanten. ‘Plakken vast’ en veranderen in een larvestadium dat infectieus is voor de eindgastheer (herkauwer). Mensen raken besmet door het binnenkrijgen van de infectieuze larven bij het kauwen op grassprietjes of het eten van bv. waterkers. (1,4) Binnenkrijgen van infectieuze larven voorkomen door niet te kauwen op grassprietjes of veldzuring in gebieden waar zowel herkauwers als mogelijk slakken voorkomen. Slootkanten, weilanden. Waterkers uit gebieden met leverbot niet eten. Acute leverbot (jonge dieren): verbloeding van de lever, sterfte. (1,4) Chronische leverbot (volwassen dieren): (mede afhankelijk van de hoeveelheid leverbotten in de lever. groeistilstand, gewichtsverlies, bloedarmoede, diarree, oedeem, verwerpen, sterfte. (1,4) Resistentie tegen de gangbare leverbotmiddelen is een toenemend probleem. (4) Mondeling DA 2: Komt m.n. bij natte weersomstandigheden voor (slakjes als tussengastheer). - Geen verschijnselen - Acute (migratie) fase: leverbot migreert van darm door buikholte en lever - Chronische leverbot: leverbot zit in de galgangen, geeft niet altijd klachten (3) Beide fases kunnen verschijnselen van leverlijden (gestoorde leverfuncties, vergrote lever, geelzucht, bloedarmoede), koorts, buikpijn, en gewichtsverlies geven (1,3) Incubatietijd: Acute fase 4-7 dagen na besmetting (kan weken tot maanden duren). Chronische fase: maanden tot jaren na besmetting. (3) 2 Onderzoek uitgevoerd door GGD Brabant Zuidoost, met subsidie “Kortlopend onderzoek” Academische Werkplaats AMPHI. Datum laatste update: december 2014 (1) Overzicht niet (aan NVWA) meldingsplichtige zoönotische dierziekten – RUND Taenia saginata (runderlintworm) Asymptomatisch, soms lokale klachten afhankelijk van de plaats en grootte van de blazen. (1) Runderlintworm komt endemisch voor in Nederland. (2) Babesia divergens (protozoa) Vlees voldoende verhitten voor eten. Niet door direct diercontact. (5) Rund is alleen tussengastheer. Hond/kat zijn eindgastheer. (7) ? Mn. dieren tussen 1-2 jaar zijn gevoelig voor infectie. Jongere dieren hebben vaak minder verschijnselen. Milde vorm wordt vaak gemist door boer of DA. Verschijnselen: milde parasitemie tot bloedwateren en overlijden. (9) Hemolytische anemie. Bij runderen komen uitbraken van babesiose voor. (5,8) (8) Alimentair, eten van besmet rundvlees met blaasjes (vinnen, blaasworm of cysticerci). (2) Incubatietijd: ruim 2 maanden tussen het eten van besmet vlees en uitscheiden van proglottiden. (1) Rund is tussengastheer, mens eindgastheer. Toxocara canis/cati (rondworm) Runderlintworm geeft vaak geen symptomen, soms. milde buikklachten of anale jeuk door naar buiten kruipende proglottiden. (1,2) Mondeling DA 1: ziet dit eigenlijk nooit. Mondeling DA 2: In de praktijk nooit gezien. Wel beschreven: Een uitbraak van babesiose in Oostelijk Flevoland. Tijdschr Diergeneeskd. 1984 Jul 1;109(13):549-53. (5) Risicogroepen: geen (2) Toxocariasis Vaak asymptomatisch, GI-klachten, hoesten. Soms: oculaire larva migrans (aan één oog stoornissen gezichtsvermogen). (7) Babesiose Overdracht t.a.v. rund: alleen via eten van onvoldoende verhit vlees of lever(paté) met Toxocara-larven. (6,7) Overdracht via teken (Ixodus ricinus) (8,9) Ziektegevallen zijn tot nu toe alleen beschreven bij patiënten zonder milt. (2,5) Hemolytische anemie, hemoglobinurie, icterus, shock, met nierfalen en ‘adult respiratory distress syndrome’. De mortaliteit van een infectie met B. divergens is bij splenectomie 42%. (8) Incubatietijd: 1-3 weken (milde klachten, vermoeidheid, slapte) (8,9) Risicogroep: personen zonder (functionerende) milt. (2,8) Ook mensen met een Borreliainfectie, ouderen, immunoincompetente personen (bv. met HIV of bij corticosteroïden gebruik) hebben een grotere kans op ernstig verlopende ziekte en overlijden. (8) 3 Onderzoek uitgevoerd door GGD Brabant Zuidoost, met subsidie “Kortlopend onderzoek” Academische Werkplaats AMPHI. Datum laatste update: december 2014 (Orgaan)vlees verhitten voor consumptie. (5) Runderen op weiden die grenzen aan bossen, kreupelhout en natuurgebieden, lopen het grootste risico op teken. (4) Preventie tekenbeten, tijdig (binnen 24 uur) verwijderen van de teek (8) (Algemeen geldend advies bij bezoek natuur, gras etc.) Overzicht niet (aan NVWA) meldingsplichtige zoönotische dierziekten – RUND Cryptosporidium spp. C. parvum (protozoa) Kalverdiarree tussen dag 5 en 14. Geelgroene, waterige diarree, gewichtsverlies. (1) Bij oudere dieren: asymptomatisch. (1) Bij kalverdiarree tussen de 4 en 21 dagen is de oorzaak vaak een combinatie van rotavirus, coronavirus en Cryptosporidium. (4) Giardia intestinalis Giardia duodenalis (protozoa) Groeivertraging, chronische diarree. Vrijwel alle kalveren van 1-6 weken positief, besmettingspercentage daalt met de leeftijd van de kalveren en is nog ca. 70% bij lft. van 9 maanden (5) In Nl. zijn 6 van de 10 melkveebedrijven besmet met Cryptosporidium (10) Cryptosporidiose Milde (self-limiting) tot ernstige gastro-enteritisklachten (waterdunne diarree). (1,11) Incubatietijd: 2-12 dagen, gemiddeld een week. (1) Feco-oraal, contact met besmette mest. Inname van (oppervlakte)water verontreinigd door mest van besmette dieren (mn. herkauwers) of door eten van met besmet water besproeide gewassen. Handen wassen na contact met dieren / mest. (1,11) Aërogeen / inhalatie (11) (bv. bij ‘boerengolf’) (5) Risicogroepen: kinderen jonger dan 5 jaar en mensen met gestoorde afweer; bij personen met aids kan een besmetting fataal zijn. (11) Mondeling DA 1: Wordt vaak tegelijk behandeld met Giardia. Nagenoeg 100% van de vleeskalveren van 1 tot 6 weken is positief voor Giardia duodenalis (5) Giardiasis Mondeling DA 1: Wordt vaak tegelijk behandeld met Cryptosporidium. Incubatietijd: meestal 14 dagen. (1) Asymptomatisch. Gastro-enteritis, mild en self-limiting tot langdurige klachten. (1,11) Risicogroepen: mensen met immuunstoornissen hebben een grotere kans op chronische giardiasis. (1) 4 Onderzoek uitgevoerd door GGD Brabant Zuidoost, met subsidie “Kortlopend onderzoek” Academische Werkplaats AMPHI. Datum laatste update: december 2014 Feco-oraal direct en indirect (via handen en voorwerpen) Opname van met Giardia-cysten besmet water (drinken, zwemmen) en (minder frequent) voedsel. (11) Giardia komt bij dieren voor maar de rol van Giardia als zoönose is nog niet duidelijk. In Nederland is de belangrijkste transmissieroute waarschijnlijk die van mens tot mens. (1) Contact met mest voorkomen, handen wassen (=haalbaar, adviseerbaar). Overzicht niet (aan NVWA) meldingsplichtige zoönotische dierziekten – RUND Ectoparasieten (insecten, mijten) VERWEKKER ZIEKTEBEELD DIER INCIDENTIE IN NL (BOERDERIJ) ZIEKTEBEELD MENS TRANSMISSIE DIER NAAR MENS PREVENTIE MOGELIJK Vliegen: Vliegen leggen eitjes in de mest van dieren. Insectenwerende maatregelen (bedekken huid door kleding). Dazen (Paardenvlieg) Vliegen kunnen ziekten overdragen (oa. mastitis-verwekkers) (4) Vliegen komen algemeen voor. Sinds de opkomst van de knutten zijn bepaalde bestrijdingsmiddelen wel weer toegelaten in NL. Insectenbeet (ernst variërend per vliegensoort). Stomoxys calcitrans (stalvlieg) Onrust, steekwonden, die ontstoken kunnen raken, groeivertraging door de onrust. (4) Hydrotea irritans (zomerwrangvlieg) Haematobia irritans (kleine steekvlieg) Lucilia sericata (groene vleesvlieg) Myiasis (meer bij schapen) Mondeling DA 1: Myiasis bij het rund is niet echt een probleem. Schurftmijt 1.Psoroptesmijt (Psoroptes ovis var. bovis) Ronde, ovale plekken, korsten, kale plekken, verdikte huid op rug en schoft. Schurft komt op melkvee- en zoogkoeien-bedrijven voor. (4) Voorzichtig bij diarree en natte huid bij dieren. ,Goede wondverzorging, afdekken wonden. Myiasis: maden in huid en vlees. Ook bij slecht ingepakte wonden of chronische ulcera, Mn. bij warm, vochtig weer. Deze maden beschadigen (bij mensen) geen gezond weefsel. (13) Geen zoönose n.v.t. n.v.t. Geen zoönose n.v.t. n.v.t. Ronde jeukende plekken rond staart en uier 2.Chorioptesmijt (Chorioptes bovis) Kopschurft (4,12) 5 Onderzoek uitgevoerd door GGD Brabant Zuidoost, met subsidie “Kortlopend onderzoek” Academische Werkplaats AMPHI. Datum laatste update: december 2014 Overzicht niet (aan NVWA) meldingsplichtige zoönotische dierziekten – RUND 3.Sarcoptesmijt (Sarcoptes bovis) (Schurft) Sarcoptes scabiei is de enige soort die ook bij de mens klachten kan geven. Voorkomen kopschurft? Mondeling DA 1: ziet dit eigenlijk nooit. Acariasis, zoönotische of animale scabies, prurigo parasitaria. (1) Jeuk, soms huiduitslag (op door kleding bedekte plekken). Dierlijke schurft is gastheerspecifiek. Mens kan besmet kan worden maar als er al ziekte optreedt is het kortdurend (maximaal 3 weken) en self-limiting. Bij een allergische reactie is het beeld ernstiger met blaartjes en een eczeemachtige uitslag. (1) 6 Onderzoek uitgevoerd door GGD Brabant Zuidoost, met subsidie “Kortlopend onderzoek” Academische Werkplaats AMPHI. Datum laatste update: december 2014 Direct contact met besmet dier. (1) Indirect via besmette voorwerpen in de omgeving. Direct contact met besmet dier vermijden. Contact met besmette voorwerpen is lastiger te voorkomen, handhygiëne, overall over eigen kleding dragen. Overzicht niet (aan NVWA) meldingsplichtige zoönotische dierziekten – RUND Schimmels (Trichophyton, microsporidia) VERWEKKER ZIEKTEBEELD DIER INCIDENTIE IN NL (BOERDERIJ) ZIEKTEBEELD MENS TRANSMISSIE DIER NAAR MENS PREVENTIE MOGELIJK Trichophyton verrucosum Ringschurft Jongvee wordt hierdoor het meest getroffen. (4) Ringworm / Dermatophytose Direct contact met besmette dier (huid). Indirect contact (via de huid met sporen besmet milieu). (1) Direct contact vermijden met besmette dier, handen wassen na contact met dieren. Feco-oraal, opname van besmet voedsel of water, ook bv. zwemwater. aërosol. Mogelijk door vectoren. (11) Wijze van eventuele overdracht door rund is nog niet helder. Ringvormige plekken, met name op de kop (rond ogen), in de hals en soms over de hele romp. (4) Microsporidia Enterocytozoon bieneusi, Encephalitozoon cuniculi, E intestinalis, E hellem, others Mondeling DA 1 en 2: Dieren bouwen na een infectie weerstand op tegen huidschimmel: hierdoor zie je op bedrijven vaak een golvend patroon in infecties (cyclisch). ? Mondeling DA 1: Komt zeer veel voor, ubiquitair. Ziet dit wekelijks. Asymptomatisch. Rode, ronde steeds groter wordende plekken, genezing vanuit het midden, daardoor typische ringvorm. Jeuk. Incubatietijd: 2-3 weken. (1) Risicogroepen: personen met een verminderde afweer kunnen ernstige en pijnlijke huidontstekingen krijgen. (1) ? Keratitis, diarree (11) Risicogroepen: mensen met een immuunstoornis (bv HIV-positieve personen) kunnen chronische diarree krijgen en kan de ziekte zich systemisch ontwikkelen. (11) 7 Onderzoek uitgevoerd door GGD Brabant Zuidoost, met subsidie “Kortlopend onderzoek” Academische Werkplaats AMPHI. Datum laatste update: december 2014 Niet uitgesloten dat de aandoening zoönotisch is. (14) Ook mens-opmensoverdracht is waarschijnlijk. Overzicht niet (aan NVWA) meldingsplichtige zoönotische dierziekten – RUND Bacteriën VERWEKKER ZIEKTEBEELD DIER INCIDENTIE IN NL (BOERDERIJ) ZIEKTEBEELD MENS TRANSMISSIE DIER NAAR MENS PREVENTIE MOGELIJK Anaplasma phagocytophilia Anaplasmose, weidekoorts, herfstkoorts, boviene erlichiose, Pasture Fever of Tick Borne Fever. Impact NL niet bekend, wellicht onderrapportage. (15) Humane Granulocytaire Anaplasmose (HGA) Vector: teek Ixodes ricinus. Tekenbeetpreventie, verwijderen teek binnen 24 uur. Koorts, hoesten, verminderde melkgift, abortus, kreupelheid met oedemateuze zwelling van de onderpoten. (15,16) Mondeling DA 1 en 2: zien dit nooit bij runderen in Nl. Koorts en griepachtige verschijnselen (97%), zware hoofdpijn (80%), myalgie (57%), artralgie (41%), braken en hoesten (30%) Ook lever- /nierfunctiestoornissen, stollingsstoornissen, trombocytopenie, anemie, leukopenie , verhoogde levertransaminasen. Soms verwardheid als CZS is aangedaan. In de literatuur wordt 24-48 uur na de hechting van de teek genoemd als mogelijke interval voor een besmetting van de mens met HGA. (8) (8) Incubatietijd: 5 tot 21 dagen (maximaal 60 dagen). (8) Borrelia burgdorferi Dier niet ziek N.v.t. Chlamydia abortus Vooral schapen en geiten kunnen aborteren. Minder bij andere dieren dan schaap en geit: (1,17) Risicogroepen: bij ouderen en personen met een gestoorde afweer kan de ziekte ernstiger verlopen, mogelijk is hun case fatality rate hoger. (8) Ziekte van Lyme (symptomen van huid, zenuwstelsel, hart, malaise; afhankelijk van stadium ziekte). Ook asymptomatisch doormaken komt voor. (8) Mogelijk veroorzaker van longontsteking. Bij zwangeren: septische abortus. (17) NB Voor geiten /schapen is er Risicogroep: Zwangeren (17) 8 Onderzoek uitgevoerd door GGD Brabant Zuidoost, met subsidie “Kortlopend onderzoek” Academische Werkplaats AMPHI. Datum laatste update: december 2014 Overdracht via teken (Ixodus ricinus) Runderen op weiden die grenzen aan bossen, kreupelhout en natuurgebieden, lopen het grootste risico op teken. (4,12) Ook de grote grazers in natuurgebieden. (5) Meest waarschijnlijk is directe overdracht van dier op mens (mn. in de stal rondom partus/abortus dier) of indirecte overdracht via besmette kleding/voorwerpen Preventie tekenbeten, tijdig (binnen 24 uur) verwijderen van de teek (8) (= algemeen geldend advies bij bezoek natuur, gras etc.) Voorzorgsmaatregelen bij kalverende dieren, mn. zwangeren dan niet in de stal. Overzicht niet (aan NVWA) meldingsplichtige zoönotische dierziekten – RUND Clostridium botulinum (BoNT type B) (Het rund is mn. gevoelig voor BoNT type C en D.) (4) meldingsplicht voor een toegenomen aantal abortussen, maar voor koeien niet. (Schatting GD: 10-15 keer per jaar, meestal C of D.) (4,20) (Type C en D: verteringsstoornis, indigestie en/of diarree, speekselvloed en regurgitatie zijn karakteristiek. Soms aspiratiepneumonie). (18) Koe kan met slecht geconserveerd ruwvoer ook type B binnenkrijgen. (18) Type B komt waarschijnlijk minder vaak voor dan C en D. (18) (Eind 2013 twee grote uitbraken op bedrijven in Nederland, ging echter om type D.) (20) Bij type B: beeld begint met verlammingen aan de kop (dysfagie, verlamming van de tong). (19) Clostridium difficile Asymptomatisch Diarree ? Meer bekend over voorkomen bij varkens. (21) Bij onderzoek door NVWA niet gevonden in rundvlees, wel bekend uit literatuur dat het voor kan komen in/op rundvlees. (22) (17) Alleen BoNT A, B, en E voor mens toxisch) Acuut koortsvrij beeld, start met bulbaire paralyse (dubbelzijdige uitval van aangezichts- en keelmusculatuur: slechter zien, slecht slikken en moeilijk praten). Daarna uitbreiding van de verlamming tot aan de ademhalingsspieren, met mogelijk dood tot gevolg.(8) Incubatietijd: 12 tot 36 uur na infectie. 2 uur tot 8 dagen na ingestie toxine (meestal 12 tot 72 uur na de maaltijd). Kortere incubatietijd na inhalatie van toxine in aerosolvorm. (8) Risicogroep: Geen (zuigelingen wel gevoeliger voor toxine in honing). (8) C. difficile wordt bij 80% van de gezonde pasgeborenen en kinderen in de ontlasting aangetoond. (21) Symptoomloos dragerschap tot levensbedreigende diarree (afhankelijk van het type C. difficile). (21) 9 Onderzoek uitgevoerd door GGD Brabant Zuidoost, met subsidie “Kortlopend onderzoek” Academische Werkplaats AMPHI. Datum laatste update: december 2014 Tijdens vermeerdering produceert bacterie onder zuurstofarme omstandigheden neurotoxine (BoNT) Wondhygiëne. In diervoer kan botuline- toxine aanwezig zijn. (18) Absorptie van botulinetoxine via een slijmvliesoppervlak (darm: voedselgerelateerd botulisme, (long: inhalatie) of via een wond (wondbotulisme). Botulinetoxine komt voor in de bodem (aarde). De zoönotische overdracht anders dan als voedselinfectie of via kadavers is niet duidelijk. C. difficile is een algemeen voorkomende bacterie. Bij de mens lijkt met name mens-opmens besmetting voor te komen. Zoönose?: nog niet duidelijk. Mogelijk via ingestie door contact met mest of eten / contact met besmet vlees. (11, 22) Overdracht nog niet geheel duidelijk. Contact met mest vermijden, handhygiëne. Overzicht niet (aan NVWA) meldingsplichtige zoönotische dierziekten – RUND Clostridium perfringens Type C Type C: bloedvergiftiging kalveren. (Type D: komt bij dieren voor, mens niet gevoelig. Geeft bloedvergiftiging bij runderen.) (23) Mondeling DA 1: wordt niet standaard op getest, komt mogelijk vaker voor dan gedacht. Mensen zijn alleen gevoelig voor C. perfingens type A en type C. Ziekte door enterotoxine. Alimentair: na eten van met toxinogene C. perfringens (A) besmet voedsel. (23) Type A: voedselvergiftiging, gastroenteritis (waterige diarree, buikkramp) (23) C. perfringens komt algemeen voor in het milieu in grond, vuil, stof en in mest. Sporen zijn heel resistent. Geen ziekte door sporen. (4,23) Hand- en voedselhygiëne. Type C: Gastro-enteritis, necrotische enterocolitis. (23) Incubatietijd: 5-22 uur. (23) Clostridium tetani Tetanus Verhoogde spierspanning door toxine tetanospasmine. Komt voor in de bodem en soms in maagdarmkanaal van koeien. (8) Mondeling DA 1: geeft meestal geen verschijnselen. Corynebacterium pseudotuber-culosis Ulceratieve granulomateuze laesies (meestal). Necrotische of ulceratieve dermatitis aan de poot, boviene ulceratieve lymfangitis (zelden). (11,25,26) Mn. veroorzaker van CL bij schapen en geiten maar komt ook voor bij koeien. In Nederland? Risicogroepen: Ouderen en verzwakte personen. (23) Tetanus Spierstijfheid, hyperreflexie, trismus en de spasmen. Overlijden. C. tetani komt algemeen voor in het milieu in grond, vuil, stof en in mest van dieren (mn. paarden maar ook van koeien). (8) Incubatietijd: meestal 3 tot 21 dagen, kan variëren van een paar dagen tot maanden. (8) Via een verwonding van huid of slijmvlies komen sporen of bacteriën komen in het weefsel terecht. (8) Risicopersonen: on(volledig) gevaccineerden. Granulomateuze lymfadenitis. (25) Direct contact met geïnfecteerd dier, wonden. (25) Rauwe melk (5) Mondeling DA 1: ziet dit nooit bij rund. 10 Onderzoek uitgevoerd door GGD Brabant Zuidoost, met subsidie “Kortlopend onderzoek” Academische Werkplaats AMPHI. Datum laatste update: december 2014 Vaccinatie (DTP) Wondhygiëne. Hygiënemaat-regelen (bv. handschoenen) bij aanraken van geïnfecteerde dieren en purulent exsudaat uit wonden. (11) Overzicht niet (aan NVWA) meldingsplichtige zoönotische dierziekten – RUND Corynebacterium ulcerans Mastitis (24,25) C. ulcerans is commensaal bij runderen. (24) Over het vóórkomen van C. ulcerans in de Nederlandse veestapel is vrijwel niets bekend. Difterie-achtig beeld : pseudomembranen, slikklachten, keelpijn, huidproblemen bij cutane difterie). (8) Contact met runderen (en paarden). Vaccinatie (DTP) Alimentair: drinken van ongepasteuriseerde melk. Niet drinken van rauwe melk (niet duidelijk hoe zinvol dit advies is ivm geen gegevens over voorkomen C. ulcerans in NL maar wordt vanwege andere alimentaire zoönosen toch al afgeraden). (8) Direct contact met dier, meestal via huidverwonding of slijmvlies (mond). (4,11) Gezonde dieren scheiden de bacterie uit in de mest. (1) Wondjes bedekken. Handhygiëne. Wondhygiëne (1) Variërend van subklinisch verloop tot een snel fatale afloop (maligne difterie). (8) (8) Mondeling DA: ziet hij nooit bij rund. Lokale complicaties door membranen en oedeem (LWobstructie, pneumonie) en systemische complicaties als gevolg van de toxine (myocarditis, neuritis, tubulaire necrose, overlijden). (8) Incubatietijd: 2-5 dagen (spreiding: 1 tot 7 dagen). (8) Erysipelothrix rhusiopathiae Geen klachten maar ook sepsis, encephalomenin-gitis en artritis. (27) Komt mn. voor bij varkens (ongevaccineerde) en kalkoenen. Maar kan ook bij runderen voorkomen. Incidentie NL? Geen gegevens gevonden. Mondeling DA 1: ziet dit nooit bij rund. Risicogroep: on(volledig)gevaccineerde personen hebben meer kans op complicaties. Zeer jonge kinderen en hoogbejaarden hebben een grotere kans op overlijden. (8) Begin met huidklachten. Gezwollen blauwrode huid rondom verwonding. Jeuk, branderig gevoel. Vervolgens uitbreiding met lymfklierzwelling, verhoging, cellulitis, en (zelden) artritis van vingergewrichten. Infectie kan weken tot maanden duren. (1,4,11) Soms systemisch: endocarditis; sepsis. (11) Incubatietijd: 1-2 dagen. (1) Risicogroepen: mensen met immuunstoornis gevoeliger voor systemische ziekte. (11) 11 Onderzoek uitgevoerd door GGD Brabant Zuidoost, met subsidie “Kortlopend onderzoek” Academische Werkplaats AMPHI. Datum laatste update: december 2014 Besmetting treedt ook op vanuit de omgeving (grond) via huidwondjes of de slijmvliezen. (4,11) Overzicht niet (aan NVWA) meldingsplichtige zoönotische dierziekten – RUND Escherichia coli Shigatoxineproducerend e E. coli (STEC) Mn. E. coli O157 is pathogeen voor de mens. Kalveren: Bloedvergiftiging (sufheid, overlijden) en darmontsteking (overvloedige en waterige diarree). (28) Melkkoeien: mastitis, van de mastitisverwekkende E. coli is niet duidelijk of ze ook ziekteverwekkend voor de mens is, maar melk van een zieke koe bevat dan wel E. coli. (29) Vleeskoeien: bacterie kan in de mest aanwezig zijn Mondeling DA 1: test is duurder dan de behandeling met antibiotica. Mycobacterium (avium subspecies) paratuberculosis Paratuberculose Chronische (langzaam) progressieve darmontsteking. Ziekteverschijnselen pas zichtbaar vanaf leeftijd koe 3-6 jaar (door lange incubatietijd). Begint met daling van de melkgift (10-20 %), afnemende conditie, te laag geboortegewicht van de kalveren; Dieren en dan met name rundvee kunnen E. coli O 157:H7 bij zich dragen zonder ziek te zijn. De bacterie is vaak aanwezig in het maagdarmkanaal. De bacterie is op 11-14% van melkveebedrijven in Nederland in de mest van koeien aangetroffen. (29) Colibacillose Monitoring (feces) door NVWA: % van de geteste koppels positief voor STEC 0157: -Vleeskalveren: 2010: 17,6 % 2009: 16,0% 2008: 22,4 % -Melkkoeien: 2010: 2009: 1,9 % 2008: 5,1 % (30) Risicogroepen: jonge kinderen (tot 5 jaar) en ouderen (>60) hebben een grotere kans op het ontwikkelen van HUS. (Sterftekans bij kind met HUS 5-10%; ouderen tot 50% kans op overlijden bij HUS). (11) E. coli komt endemisch voor bij koeien. (30) e 4 kwartaal 2013: 98% van de melkveebedrijven heeft een PPN status (programma ter bestrijding van paraTBC); 75% status A (=geen paratuberculose aangetoond) (20) Klachten variëren van asymptomatisch tot milde buikkrampen / diarree, ernstige bloederige diarree, 15 % van de mensen met hemorrhagische colitis ontwikkelt HUS (hemolytisch uremisch syndroom). (11) Alimentair (mn. onvoldoende verhit vlees) Handhygiëne. Voedsel afdoende verhitten. Feco-oraal : contact met mest (30) Indirect via met mest besmet(te) water of groente. (11) Incubatietijd: gemiddeld 3-4 dagen (1-12 dagen). (1) Morbus Crohn, eveneens veroorzaakt door M. paratuberculosis. Een relatie van de ziekte bij koeien en de ziekte van Crohn is nog niet aangetoond. (4) Status van nietmelkleverende bedrijven is onbekend. (20) 12 Onderzoek uitgevoerd door GGD Brabant Zuidoost, met subsidie “Kortlopend onderzoek” Academische Werkplaats AMPHI. Datum laatste update: december 2014 Rol als zoönose nog niet aangetoond. Vanaf 2-jarige leeftijd kan een besmet rund M. paratuberculosis verspreiden. Het is ongeneeslijk dus in principe kan elk rund ouder dan twee jaar de ziekte overdragen (op andere koeien). (4) Een relatie van de ziekte bij koeien en ziekte bij de mens is nog niet aangetoond. (4) Overzicht niet (aan NVWA) meldingsplichtige zoönotische dierziekten – RUND Nocardia asteroides, N brasiliensis, N caviae, N otitidiscaviarum, N farcinica, N nova, enz. aanhoudende diarree, verdere daling van de melkproductie en tenslotte sterfte. Opvallend is de blijvend goede eetlust. (4) Veel rundveebedrijven zijn besmet, slechts een beperkt deel van de besmette dieren vertoont ziekteverschijnselen , daarom is niet duidelijk hoe veel bedrijven zijn besmet. (4) Mastitis. (11) ? Mastitis, pleuritis en pneumonie in combinatie met fistels. (31) Cutane nocardiose: met verspreiding naar de lymfevaten of aspecifiek met pustels, cellulitis, abcesvorming of pyoderma. Niet-cutane nocardiose (pulmonale of gedissemineerde): longproblemen van luchtweginfectie tot abcesvormming, hematogene verspreiding naar hersenen (neurologische verschijnselen) huid, nieren en gewrichten. (11,32,33) Inoculatie met Nocardia-soorten treedt op via een klein huiddefect, zoals een snijwond of een insectenbeet, (cutane nocardiose) Wondhygiëne. Geen grond opnemen Inhalatie (niet cutane nocardiose, longproblemen) mn. N. asteroides. (31) Nocardia species komen wereldwijd voor in de grond en in oppervlaktewater. (32) Risicogroepen: bij personen met een gestoorde immuniteit (mn. na beenmerg- of orgaantransplantatie) kan de infectie fulminant verlopen. (31,32,33) Pasteurella multocida Eén van de veroorzakers of complicerende factoren bij BRD (Bovine Respiratory Disease) (34) Hemorrhagische septicaemie. (36) Vaak bij kalveren als secundaire bacteriële infectie bij stress (shipping fever pneumonia). (5) ? Mondeling DA 1: ziet hij regelmatig bij rund. LWinfectie is vaak mengcultuur Mycoplasma, Bordetella en Pasteurella, wordt niet getest, behandeling pakt alle drie aan. Lokale infectie (na beet). Meningitis is beschreven maar zeldzaam mn. na hersenchirurgie of andere ports d’entrée naar de hersenen. (35) Risicopersonen: mensen met verstoorde afweer (door medicatie , immuunstoornis of behandeling) (meer kans op infectie) of een port d’entrée naar de hersenen (grotere kans op meningitis). (35) 13 Onderzoek uitgevoerd door GGD Brabant Zuidoost, met subsidie “Kortlopend onderzoek” Academische Werkplaats AMPHI. Datum laatste update: december 2014 Lik, krab of beet van besmet dier, (contact met speeksel) mn. in wondjes. (36) Handhygiëne. Wondhygiëne. Overzicht niet (aan NVWA) meldingsplichtige zoönotische dierziekten – RUND Staphylococcus aureus (incl. MRSA) Asymptomatisch Subklinische, klinische of chronische mastitis, shock. (37) Vleeskalveren: onderzoek in 2008 bij 88% van de bedrijven MRSA aangetoond. (38,39) Lokale huidinfectie, (vaak secundaire infectie van een bestaande laesie), incidenteel (ernstige) infecties bv. endocarditis en osteomyelitis. (41) Invasieve ziekte, sepsis, TSS. (11) Melkkoeien: In 2013 prevalentie lager dan bij vleeskalveren. (40) Mondeling DA 1: S. aureus (niet MRSA) komt op elk bedrijf wel voor. Uierontsteking kweek: wel/niet penicillinegevoelig. Naar zijn schatting is 20-25% van de mastitisgevallen veroorzaakt door S.A. 14 Onderzoek uitgevoerd door GGD Brabant Zuidoost, met subsidie “Kortlopend onderzoek” Academische Werkplaats AMPHI. Datum laatste update: december 2014 Direct contact met dieren (mn. via wondjes). (11,41) Alimentair Omgeving? Wondhygiëne, wondjes afdekken. Overzicht niet (aan NVWA) meldingsplichtige zoönotische dierziekten – RUND Virussen VERWEKKER ZIEKTEBEELD DIER INCIDENTIE IN NL (BOERDERIJ) ZIEKTEBEELD MENS TRANSMISSIE DIER NAAR MENS PREVENTIE MOGELIJK Parapoxvirus en Pseudokoepok (ectyma) Vooral schapen en geiten, minder bij runderen. (5) Komt regelmatig voor? Maar hoe vaak?? Erythemateuze papeltjes die in een week overgaan in jeukende paarsrode tot bruine harde knobbeltjes. Vaak op handen /armen. (“Melkers knobbel / paravaccinia”) (11,42) Direct contact met laesies dier of indirect via besmette oppervlakken. Mn. bij pre-existente huidbeschadigingen Handschoenen bij aanraken besmet dier (laesies). Contact met ziek dier vermijden. Rode papels, blaasjes, pustel of korstjes op uier/spenen. Korstjes zijn pijnloos te verwijderen. (11) (11,42) Lymfangitis, lymfadenitis en koorts. Na doormaken ontstaat immuniteit. (42) Incubatietijd: enkele dagen (42) Rotavirus Kalverdiarree (43,44,45) Komt zeer veel voor. Mondeling DA 1: ziet dit veel bij kalveren. Diarree bij kalveren < 2 wkn: vaak veroorzaakt door Rota- of coronavirus, E. coli of Cryptosporidium. Hier is een sneltest voor. Risicogroepen: Patiënten met een huidtrauma, een pre-existente huidaandoening of een verminderde immuunstatus. (42) Gastro-enteritis: overgeven, 1 tot 2 dagen later gevolgd door diarree. Koorts boven 39°C . Verloopt bij volwassenen meestal subklinisch. (8) Incubatietijd: 2-4 dagen. (8) Risicogroepen: jonge kinderen en ouderen hebben een grotere kans op uitdroging. Mn. bij kinderen met immunodeficiëntie kan de ziekte zeer ernstig tot fataal verlopen. (8) 15 Onderzoek uitgevoerd door GGD Brabant Zuidoost, met subsidie “Kortlopend onderzoek” Academische Werkplaats AMPHI. Datum laatste update: december 2014 Feco-oraal Rol als zoönose nog niet duidelijk. Rota is zeer species-specifiek. Wel aanwijzingen voor mogelijkheid van humane besmetting maar niet frequent (terwijl Rota veelvuldig bij dieren voorkomt). (8,43,44,45) Handhygiëne Overzicht niet (aan NVWA) meldingsplichtige zoönotische dierziekten – RUND Bronnen Rund 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21. 22. 23. 24. 25. 26. 27. 28. 29. 30. 31. 32. http://www.rivm.nl/Onderwerpen/Z/Ziek_door_dier (geraadpleegd van jan-maart 2014) http://www.parasitologie.nl/index.php?id=157 (geraadpleegd maart 2014) http://www.cdc.gov/parasites/fasciola/gen_info/faqs.html#us (geraadpleegd van jan-maart 2014) http://www.gddiergezondheid.nl/diergezondheid/dierziekten/ (geraadpleegd van jan-maart 2014) Schriftelijk commentaar P. Overgaauw, veterinair parasitoloog. Choi I, Lim JH, Choi DC, Paik SW. Toxocariasis and Ingestion of Raw Cow Liver in Patients with Eosinophilia. Korean Journal of Parasitol. 2008 Sep;46(3):139-143. Pinelli E. Toxocariasis: epidemiologie, pathogenese, diagnostiek, behandeling en de relatie met allergische aandoeningen. Tijdschrift voor Infectieziekten 2010;5:172-9 http://www.rivm.nl/Documenten_en_publicaties/Professioneel_Praktisch/Richtlijnen/Infectieziekten/LCI_richtlijnen/ (website, geraadpleegd van jan-maart 2014) Zintl A, Mulcahy G, Skerrett HE, Taylor SM, Gray JS. Babesia divergens, a Bovine Blood Parasite of Veterinary and Zoonotic Importance. Cinical Microbiology Reviews, Vol 16 no 4 Oct. 2003, p. 622–636 http://www.melkvee.nl/partner/26/nieuws/4221/kalveren-met-diarree-door-cryptosporidium (geraadpleegd van jan-maart 2014) http://www.merckmanuals.com/vet/zoonoses/zoonoses/zoonotic_diseases.html (geraadpleegd van jan-maart 2014) http://www.dgz.be/ziekte/uitwendige-parasitaire-aandoeningen-schurft-schimmel (geraadpleegd van jan-maart 2014) http://www.huidziekten.nl/zakboek/dermatosen/mtxt/Myiasis.htm (geraadpleegd van jan-maart 2014) Bornay-Llinares FJ, da Silva AJ, Moura H, Schwartz DA, Visvesvara GS, Pieniazek NJ. ea. Immunologic, Microscopic, and Molecular Evidence of Enzephalitozoon intestinalis (Septata intestinalis) Infection in Mammals Other than Humans. Journal of Infectious Diseases (1998) 178: 820-826 Drs Hilmar van Weering in over Anaplasmose GD Veterinair september 2013 http://www.dgz.be/ziekte/weidekoorts (geraadpleegd jan-maart 2014) Brief aan Ministerie van VWS en ELI: Advies n.a.v. het deskundigenberaad Chlamydia abortus 10 juli 2012 Holzhauer M, Roest HIJ, Jong de MG, Vos JH. Botulisme bij melkkoeien anno 2008: symptomatologie, diagnostiek, pathogenese, therapie en preventie aan de hand van een catastrofaal verlopen casus. Tijdschrift voor Diergeneeskunde 2009: 564-570 http://www.wageningenur.nl/nl/artikel/Botulisme-bij-rundvee-1.htm e Hoofdmonitoring rundergezondheid 4 Kwartaal 2013 (publicatie maart 2014, website GD) Graveland H, Roest H, Stenvers O, Valkenburgh S, ea. Staat van zoönose 2012; RIVM rapport 092330002/2013 Factsheet Clostridium difficile VWS, Prevalentie Clostridium difficile in vlees; NVWA december 2010 http://nvwa.nl/onderwerpen/meest-bezocht-a-z/dossier/clostridium-perfringens en Kennisblad C. Perfringens van NVWA (geraadpleegd van jan-maart 2014) Tiwari TSP, Golaz A, Yu DT, Ehresmann KR. Investigations of 2 Cases of Diphtheria-Like Illness Due to Toxigenic Corynebacterium ulcerans Clinical Infectious Diseases (2008) 46 (3): 395-401. Fátima Costa Torres de L, Ribeiro D, Hirata Jr R, Carvalho Pacheco LG, e.a. Multiplex polymerase chain reaction to identify and determine the toxigenicity of Corynebacterium spp with zoonotic potential and an overview of human and animal infections. Mem. Ins.t Oswaldo Cruz, Rio de Janeiro, Vol. 108(3): 272-279, May 2013 Yeruham I, Elad D, Friedman S, Perl S. Corynebacterium pseudotuberculosis infection in Israeli dairy cattle. Epidemiol. Infect. (2003), 131, 947–955. Sawada T, Hassanein R, Yamamoto T, Yoshida T. Ditribution of Antibody against Erysipelothrix rhusiopathiae in Cattle. Clin Diagn Lab Immunol. May 2001; 8(3): 624–627. GD Labset Kalverdiarree (PDF), via www.gddeventer.nl (geraadpleegd maart 2014) Informatieblad Bacteriën in boerderijzuivel-Enterobacteriën (waaronder coli-achtigen) WUR http://www.livestockresearch.wur.nl/NL/publicaties/Publicaties_Livestock_Research/ Aalten M, de Jong A, Stenvers O, Braks M, Schimmer B, Friesema I, et al. Staat van Zoönosen 2010, Rijksinstituut voor Volksgezondheid en milieu (RIVM) Rapport 330291007/2011 Man de RA, Hilvering C, GroenenHJM, Balk AHMM. Klinische les Nocardiose: een verraderlijke gegeneraliseerde infectieziekte. Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde 1993;137:577-9 Bogaard HJ, Erkelens GW, Faber WR, de Vries PJ. Cutane nocardiose als opportunistische infectie. Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde 2004;148:533-6 16 Onderzoek uitgevoerd door GGD Brabant Zuidoost, met subsidie “Kortlopend onderzoek” Academische Werkplaats AMPHI. Datum laatste update: december 2014 Overzicht niet (aan NVWA) meldingsplichtige zoönotische dierziekten – RUND 33. Hoogeveen M, Brouwer RE, Bernards AT, Soetekauw R. Nocardiose, een belangrijke opportunistische infectie, Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde 2010;154:A1177 34. Hotchkiss EJ, Hodgson JC, Lainson FA, Zadoks RN. Multilocus sequence typing of a global collection of Pasteurella multocida isolates from cattle and other host species demonstrates niche association BMC Microbiology 2011, 11:115 35. López C, Sanchez- Rubio P, Betrán A, Terré R. Pasteurella multocida bacterial meningitis caused by contact with pigs. (2013) Brazilian Journal of Microbiology 44, 2, 473-474 36. Steenbergen SM, Lichtensteiger CA, Caughlan R, Garfinkle J, Fuller TE, Vimr ER. Sialic Acid Metabolism and Systemic Pasteurellosis. Infection and Immunity, Mar. 2005, Vol 73 (3) p. 1284–1294 37. Pieper S, Vliegher de S. Staphylococcus aureus als veroorzaker van Mastitis, Melkveebedrijf i nr 1/ januari 2012 i diergezondheid P22-23 38. Graveland H, Heederik D, Wagenaar JA. MRSA-dragerschap bij vleeskalverhouders, hun familieleden en dieren. Infectieziekten Bulletin Jaargang 22 | Nummer 8 | 284-287 39. Wagenaar JA, Giessen van de AW. Veegerelateerde MRSA: epidemiologie in dierlijke productieketens, transmissie naar de mens en karakterisatie van de kloon. RIVM-rapport 330224001, 2009 40. Duijkeren van E, Hengeveld PD, Albers M, Pluister G. Prevalence of methicillin-resistant Staphylococcus aureus carrying mecA or mecC in dairy cattle. Vet Microbiol. 2014 Jan 15. pii: S0378-1135(14)00025-X?? 41. Wagenaar J, Duijkeren van E, Troelstra A, Giessen van der A, Kluijtmans J, Mevius D et al. Vragen en antwoorden over MRSA in landbouwhuisdieren Tijdschrift voor Diergeneeskunde deel 132 (2007)afl 14-15 p. 558-560 42. Schimmer B, Sprenger HG, Wismans PJ, Genderen van PJJ. Drie patiënten met Orf (Ecthyma contagiosum) Ned Tijdschr Geneeskd. 2004;148:788-91 43. Cook N, Bridger J, Kendall K, Gomara MI, El-Attar L, Gray J. The zoonotic potential of rotavirus. J. Infect 2004 May 48 (4), p. 289-302 44. Müller H, Johne R. Rotaviruses: diversity and zoonotic potential—a brief review. Berl Munch Tierartztl Wochenschr 2007 Mar-Apr; 120 (3-4): p 108-112 45. Martella V, Bányai K, Matthijnssens J, Buonavoglia C, Ciarlet M. Zoonotic aspects of rotaviruses. Vet Microbiology 2010 Jan 27; 140 (3-4) p. 246-255 17 Onderzoek uitgevoerd door GGD Brabant Zuidoost, met subsidie “Kortlopend onderzoek” Academische Werkplaats AMPHI. Datum laatste update: december 2014