RUND - Academische Werkplaats AMPHI

advertisement
Overzicht niet (aan NVWA) meldingsplichtige zoönotische dierziekten – RUND
Overzicht zoönosen niet-meldingsplichtig –Rund
GGD Brabant-Zuidoost & Academische Werkplaats AMPHI
Overzicht niet (aan NVWA) meldingsplichtige zoönotische dierziekten – RUND
Projectbeschrijving
Dit document bevat een overzicht van niet (aan NVWA) meldingsplichtige zoönotische dierziekten bij runderen die mogelijk een risico kunnen vormen voor bezoekers aan
stallen, inclusief het ziektebeeld bij het dier, de transmissieroute naar de mens, mogelijke maatregelen om transmissie naar bezoekers te voorkomen en een overweging of
het melden van een dergelijke ziekte aan de GGD van toegevoegde waarde zou kunnen zijn.
Dit overzicht is tot stand gekomen op basis van grondig literatuuronderzoek en interviews met verschillende dierenartsen uit het veld en veterinair parasitoloog Paul
Overgaauw van IRAS/UU. Er zijn vier overzichten gemaakt voor ziekten die voorkomen bij varkens, rundvee, kleine herkauwers en pluimvee.
Achtergrond / aanleiding
De laatste jaren is er in de humane en veterinaire geneeskunde steeds meer aandacht voor het One Health principe. Men is het eens over het belang van goede contacten
en uitwisseling van signalen tussen beide werkvelden. De GGD kan een centrale rol vervullen bij het verzamelen van signalen van dierenartsen over niet-meldingsplichtige
dierziekten en inventariseren van de situatie (signaalverificatie, personen at risk, behoefte aan maatregelen of informatie). Ook kan de GGD de vertaalslag maken naar mate
van risico en handelingsperspectief voor publiek en naar de huisartsen. Met een meldingsstructuur is het mogelijk verheffingen te signaleren binnen een regio (surveillance)
en tijdig te handelen.
Om te beoordelen of het zinvol is een structuur op te zetten waarbinnen dierenartsen hun signalen kenbaar kunnen maken aan de humaan geneeskundigen dienen de
omvang en de mogelijke ernst van het probleem (verwachte vóórkomen van niet-meldingsplichtige zoönosen en de ernst van gezondheidsproblemen bij mensen) bekend
te zijn. Er moet een keus gemaakt worden welke zoönosen relevant kunnen zijn om op te nemen in een meldingsstructuur/surveillance-systeem. Bijgevoegd overzicht kan
een bijdrage leveren aan deze discussie.
Projectuitvoering
Dit project is uitgevoerd door Mw. Danielle van Oudheusden, Arts M&G Infectieziektebestrijding bij GGD Brabant-Zuidoost onder begeleiding van Jeannine Hautvast
(AMPHI coördinator) en Alma Tostmann (epidemioloog), Academische Werkplaats AMPHI, Nijmegen. Dit project is door AMPHI gefinancierd als ‘Kortlopend Project 2014’.
GGD Brabant Zuidoost
Danielle E.C. van Oudheusden
Arts M&G; Infectieziektebestrijding
GGD Brabant-Zuidoost
Team Infectieziekten
088 0031 205 / 06 46185860
[email protected]
Institute for Risk Assessment Sciences (IRAS
Dr. ing. P.A.M. (Paul) Overgaauw Dipl. ACVM
Institute for Risk Assessment Sciences (IRAS)
Divisie Veterinaire Volksgezondheid (VPH)
Universiteit Utrecht, faculteit Diergeneeskunde
Postbus 80175, 3508 TD Utrecht
[email protected]
1
Onderzoek uitgevoerd door GGD Brabant Zuidoost, met subsidie “Kortlopend onderzoek” Academische Werkplaats AMPHI.
Datum laatste update: december 2014
Academische Werkplaats AMPHI
Dr. Jeannine Hautvast (coördinator AMPHI, arts M&G) en
Dr. Alma Tostmann (epidemioloog)
Academische Werkplaats AMPHI; Afdeling Eerstelijnsgeneeskunde
Radboud universitair medisch centrum, Nijmegen
[email protected]; [email protected]
www.academischewerkplaatsamphi.nl
Overzicht niet (aan NVWA) meldingsplichtige zoönotische dierziekten – RUND
Overzicht niet-meldingsplichtige zoönosen* RUND
NB meldingsplichtig voor dierenarts en/of veehouder zijn onder meer:
Bovine tuberculose, brucellose, toxoplasmose.
Deze ziekten zijn niet in het overzicht meegenomen.
*Van verschillende verwekkers is nog niet (helemaal) bekend of ze zoönotisch zijn. Om het overzicht zo compleet mogelijk te maken zijn deze verwekkers wel meegenomen maar is
aangegeven dat er twijfel dan wel discussie over bestaat. Wanneer al bekend is dat de verwekker niet-zoönotisch is maar de verwekker veel lijkt op/uit dezelfde groep komt als een wel
zoönotische verwekker is deze voor de volledigheid meegenomen maar cursief gedrukt.
Endoparasieten
(wormen, protozoa)
VERWEKKER
ZIEKTEBEELD DIER
INCIDENTIE IN NL
(BOERDERIJ)
ZIEKTEBEELD MENS
TRANSMISSIE DIER NAAR MENS
PREVENTIE MOGELIJK
Fasciola hepatica
(platworm)
Leverbot(ziekte),
distomatose.
De leverbot kan bijna in
heel Nederland in meer
of mindere mate
voorkomen. De parasiet
wordt steeds vaker
aangetoond. (4)
Fasciolose
Orale opname van infectieuze
larven.
De leverbot leeft in de lever van de
herkauwer, legt eitjes die met de gal
in de mest terecht komen. Uit het ei
komt een larve die op zoek gaat naar
de leverbotslak (weideslak /
poelslak (Lymnea) is
tussengastheer). Vermeerdering van
1 trilhaarlarve via verschillende
larvale stadia naar 150-200
staartlarven. In vochtige omgeving
verlaten staartlarven de slak en
zwemmen naar grassprieten of
waterplanten. ‘Plakken vast’ en
veranderen in een larvestadium dat
infectieus is voor de eindgastheer
(herkauwer). Mensen raken besmet
door het binnenkrijgen van de
infectieuze larven bij het kauwen op
grassprietjes of het eten van bv.
waterkers. (1,4)
Binnenkrijgen van infectieuze larven
voorkomen door niet te kauwen op
grassprietjes of veldzuring in
gebieden waar zowel herkauwers als
mogelijk slakken voorkomen.
Slootkanten, weilanden. Waterkers
uit gebieden met leverbot niet eten.
Acute leverbot (jonge
dieren): verbloeding van
de lever, sterfte. (1,4)
Chronische leverbot
(volwassen dieren):
(mede afhankelijk van
de hoeveelheid
leverbotten in de lever.
groeistilstand,
gewichtsverlies,
bloedarmoede, diarree,
oedeem, verwerpen,
sterfte. (1,4)
Resistentie tegen de
gangbare
leverbotmiddelen is een
toenemend probleem.
(4)
Mondeling DA 2:
Komt m.n. bij natte
weersomstandigheden
voor (slakjes als
tussengastheer).
- Geen verschijnselen
- Acute (migratie) fase: leverbot
migreert van darm door buikholte
en lever
- Chronische leverbot: leverbot zit in
de galgangen, geeft niet altijd
klachten (3)
Beide fases kunnen verschijnselen
van leverlijden (gestoorde
leverfuncties, vergrote lever,
geelzucht, bloedarmoede), koorts,
buikpijn, en gewichtsverlies geven
(1,3)
Incubatietijd:
Acute fase 4-7 dagen na besmetting
(kan weken tot maanden duren).
Chronische fase: maanden tot jaren
na besmetting. (3)
2
Onderzoek uitgevoerd door GGD Brabant Zuidoost, met subsidie “Kortlopend onderzoek” Academische Werkplaats AMPHI.
Datum laatste update: december 2014
(1)
Overzicht niet (aan NVWA) meldingsplichtige zoönotische dierziekten – RUND
Taenia saginata
(runderlintworm)
Asymptomatisch, soms
lokale klachten
afhankelijk van de plaats
en grootte van de
blazen. (1)
Runderlintworm komt
endemisch voor in
Nederland. (2)
Babesia divergens
(protozoa)
Vlees voldoende verhitten voor
eten.
Niet door direct diercontact. (5)
Rund is alleen
tussengastheer.
Hond/kat zijn
eindgastheer. (7)
?
Mn. dieren tussen 1-2
jaar zijn gevoelig voor
infectie. Jongere dieren
hebben vaak minder
verschijnselen. Milde
vorm wordt vaak gemist
door boer of DA.
Verschijnselen: milde
parasitemie tot
bloedwateren en
overlijden. (9)
Hemolytische anemie.
Bij runderen komen
uitbraken van babesiose
voor. (5,8)
(8)
Alimentair, eten van besmet
rundvlees met blaasjes (vinnen,
blaasworm of cysticerci). (2)
Incubatietijd: ruim 2 maanden
tussen het eten van besmet vlees en
uitscheiden van proglottiden. (1)
Rund is tussengastheer,
mens eindgastheer.
Toxocara canis/cati
(rondworm)
Runderlintworm geeft vaak geen
symptomen, soms. milde
buikklachten of anale jeuk door naar
buiten kruipende proglottiden. (1,2)
Mondeling DA 1: ziet dit
eigenlijk nooit.
Mondeling DA 2:
In de praktijk nooit
gezien.
Wel beschreven:
Een uitbraak van
babesiose in Oostelijk
Flevoland. Tijdschr
Diergeneeskd. 1984 Jul
1;109(13):549-53. (5)
Risicogroepen: geen (2)
Toxocariasis
Vaak asymptomatisch,
GI-klachten, hoesten.
Soms: oculaire larva migrans (aan
één oog stoornissen
gezichtsvermogen). (7)
Babesiose
Overdracht t.a.v. rund: alleen via
eten van onvoldoende verhit vlees
of lever(paté) met Toxocara-larven.
(6,7)
Overdracht via teken (Ixodus ricinus)
(8,9)
Ziektegevallen zijn tot nu toe alleen
beschreven bij patiënten zonder
milt. (2,5)
Hemolytische anemie,
hemoglobinurie, icterus, shock, met
nierfalen en ‘adult respiratory
distress syndrome’. De mortaliteit
van een infectie met B. divergens is
bij splenectomie 42%. (8)
Incubatietijd: 1-3 weken (milde
klachten, vermoeidheid, slapte) (8,9)
Risicogroep: personen zonder
(functionerende) milt. (2,8)
Ook mensen met een Borreliainfectie, ouderen, immunoincompetente personen (bv. met
HIV of bij corticosteroïden gebruik)
hebben een grotere kans op ernstig
verlopende ziekte en overlijden. (8)
3
Onderzoek uitgevoerd door GGD Brabant Zuidoost, met subsidie “Kortlopend onderzoek” Academische Werkplaats AMPHI.
Datum laatste update: december 2014
(Orgaan)vlees verhitten voor
consumptie. (5)
Runderen op weiden die grenzen
aan bossen, kreupelhout en
natuurgebieden, lopen het grootste
risico op teken. (4)
Preventie tekenbeten, tijdig (binnen
24 uur) verwijderen van de teek (8)
(Algemeen geldend advies bij
bezoek natuur, gras etc.)
Overzicht niet (aan NVWA) meldingsplichtige zoönotische dierziekten – RUND
Cryptosporidium spp.
C. parvum
(protozoa)
Kalverdiarree tussen dag
5 en 14. Geelgroene,
waterige diarree,
gewichtsverlies. (1)
Bij oudere dieren:
asymptomatisch. (1)
Bij kalverdiarree tussen
de 4 en 21 dagen is de
oorzaak vaak een
combinatie van
rotavirus, coronavirus
en Cryptosporidium. (4)
Giardia intestinalis
Giardia duodenalis
(protozoa)
Groeivertraging,
chronische diarree.
Vrijwel alle kalveren van
1-6 weken positief,
besmettingspercentage
daalt met de leeftijd van
de kalveren en is nog ca.
70% bij lft. van 9
maanden (5)
In Nl. zijn 6 van de 10
melkveebedrijven
besmet met
Cryptosporidium (10)
Cryptosporidiose
Milde (self-limiting) tot ernstige
gastro-enteritisklachten
(waterdunne diarree). (1,11)
Incubatietijd: 2-12 dagen, gemiddeld
een week. (1)
Feco-oraal, contact met besmette
mest. Inname van
(oppervlakte)water verontreinigd
door mest van besmette dieren (mn.
herkauwers) of door eten van met
besmet water besproeide gewassen.
Handen wassen na contact met
dieren / mest.
(1,11)
Aërogeen / inhalatie (11)
(bv. bij ‘boerengolf’) (5)
Risicogroepen: kinderen jonger dan
5 jaar en mensen met gestoorde
afweer; bij personen met aids kan
een besmetting fataal zijn. (11)
Mondeling DA 1: Wordt
vaak tegelijk behandeld
met Giardia.
Nagenoeg 100% van de
vleeskalveren van 1 tot 6
weken is positief voor
Giardia duodenalis (5)
Giardiasis
Mondeling DA 1: Wordt
vaak tegelijk behandeld
met Cryptosporidium.
Incubatietijd: meestal 14 dagen. (1)
Asymptomatisch.
Gastro-enteritis, mild en self-limiting
tot langdurige klachten. (1,11)
Risicogroepen: mensen met
immuunstoornissen hebben een
grotere kans op chronische
giardiasis. (1)
4
Onderzoek uitgevoerd door GGD Brabant Zuidoost, met subsidie “Kortlopend onderzoek” Academische Werkplaats AMPHI.
Datum laatste update: december 2014
Feco-oraal direct en indirect (via
handen en voorwerpen)
Opname van met Giardia-cysten
besmet water (drinken, zwemmen)
en (minder frequent) voedsel. (11)
Giardia komt bij dieren voor maar de
rol van Giardia als zoönose is nog
niet duidelijk. In Nederland is de
belangrijkste transmissieroute
waarschijnlijk die van mens tot
mens. (1)
Contact met mest voorkomen,
handen wassen (=haalbaar,
adviseerbaar).
Overzicht niet (aan NVWA) meldingsplichtige zoönotische dierziekten – RUND
Ectoparasieten
(insecten, mijten)
VERWEKKER
ZIEKTEBEELD DIER
INCIDENTIE IN NL
(BOERDERIJ)
ZIEKTEBEELD MENS
TRANSMISSIE DIER NAAR MENS
PREVENTIE MOGELIJK
Vliegen:
Vliegen leggen eitjes in de mest van
dieren.
Insectenwerende maatregelen
(bedekken huid door kleding).
Dazen
(Paardenvlieg)
Vliegen kunnen ziekten
overdragen (oa.
mastitis-verwekkers) (4)
Vliegen komen
algemeen voor. Sinds de
opkomst van de knutten
zijn bepaalde
bestrijdingsmiddelen
wel weer toegelaten in
NL.
Insectenbeet (ernst variërend per
vliegensoort).
Stomoxys calcitrans
(stalvlieg)
Onrust, steekwonden,
die ontstoken kunnen
raken, groeivertraging
door de onrust. (4)
Hydrotea irritans
(zomerwrangvlieg)
Haematobia irritans
(kleine steekvlieg)
Lucilia sericata (groene
vleesvlieg)
Myiasis (meer bij
schapen)
Mondeling DA 1: Myiasis
bij het rund is niet echt
een probleem.
Schurftmijt
1.Psoroptesmijt
(Psoroptes ovis var.
bovis)
Ronde, ovale plekken,
korsten, kale plekken,
verdikte huid op rug en
schoft.
Schurft komt op
melkvee- en
zoogkoeien-bedrijven
voor. (4)
Voorzichtig bij diarree en natte huid
bij dieren. ,Goede wondverzorging,
afdekken wonden.
Myiasis: maden in huid en vlees.
Ook bij slecht ingepakte wonden of
chronische ulcera, Mn. bij warm,
vochtig weer. Deze maden
beschadigen (bij mensen) geen
gezond weefsel. (13)
Geen zoönose
n.v.t.
n.v.t.
Geen zoönose
n.v.t.
n.v.t.
Ronde jeukende plekken
rond staart en uier
2.Chorioptesmijt
(Chorioptes bovis)
Kopschurft (4,12)
5
Onderzoek uitgevoerd door GGD Brabant Zuidoost, met subsidie “Kortlopend onderzoek” Academische Werkplaats AMPHI.
Datum laatste update: december 2014
Overzicht niet (aan NVWA) meldingsplichtige zoönotische dierziekten – RUND
3.Sarcoptesmijt
(Sarcoptes bovis)
(Schurft)
Sarcoptes scabiei is de
enige soort die ook bij
de mens klachten kan
geven.
Voorkomen kopschurft?
Mondeling DA 1: ziet dit
eigenlijk nooit.
Acariasis, zoönotische of animale
scabies, prurigo parasitaria. (1)
Jeuk, soms huiduitslag (op door
kleding bedekte plekken). Dierlijke
schurft is gastheerspecifiek. Mens
kan besmet kan worden maar als er
al ziekte optreedt is het kortdurend
(maximaal 3 weken) en self-limiting.
Bij een allergische reactie is het
beeld ernstiger met blaartjes en een
eczeemachtige uitslag. (1)
6
Onderzoek uitgevoerd door GGD Brabant Zuidoost, met subsidie “Kortlopend onderzoek” Academische Werkplaats AMPHI.
Datum laatste update: december 2014
Direct contact met besmet dier. (1)
Indirect via besmette voorwerpen in
de omgeving.
Direct contact met besmet dier
vermijden.
Contact met besmette voorwerpen
is lastiger te voorkomen,
handhygiëne, overall over eigen
kleding dragen.
Overzicht niet (aan NVWA) meldingsplichtige zoönotische dierziekten – RUND
Schimmels
(Trichophyton, microsporidia)
VERWEKKER
ZIEKTEBEELD DIER
INCIDENTIE IN NL
(BOERDERIJ)
ZIEKTEBEELD MENS
TRANSMISSIE DIER NAAR MENS
PREVENTIE MOGELIJK
Trichophyton
verrucosum
Ringschurft
Jongvee wordt hierdoor
het meest getroffen. (4)
Ringworm / Dermatophytose
Direct contact met besmette dier
(huid).
Indirect contact (via de huid met
sporen besmet milieu). (1)
Direct contact vermijden met
besmette dier, handen wassen na
contact met dieren.
Feco-oraal, opname van besmet
voedsel of water, ook bv.
zwemwater. aërosol. Mogelijk door
vectoren. (11)
Wijze van eventuele overdracht
door rund is nog niet helder.
Ringvormige plekken,
met name op de kop
(rond ogen), in de hals
en soms over de hele
romp. (4)
Microsporidia
Enterocytozoon
bieneusi,
Encephalitozoon
cuniculi, E intestinalis, E
hellem, others
Mondeling DA 1 en 2:
Dieren bouwen na een
infectie weerstand op
tegen huidschimmel:
hierdoor zie je op
bedrijven vaak een
golvend patroon in
infecties (cyclisch).
?
Mondeling DA 1: Komt
zeer veel voor,
ubiquitair.
Ziet dit wekelijks.
Asymptomatisch.
Rode, ronde steeds groter wordende
plekken, genezing vanuit het
midden, daardoor typische
ringvorm. Jeuk.
Incubatietijd: 2-3 weken. (1)
Risicogroepen: personen met een
verminderde afweer kunnen
ernstige en pijnlijke
huidontstekingen krijgen. (1)
?
Keratitis, diarree (11)
Risicogroepen: mensen met een
immuunstoornis (bv HIV-positieve
personen) kunnen chronische
diarree krijgen en kan de ziekte zich
systemisch ontwikkelen. (11)
7
Onderzoek uitgevoerd door GGD Brabant Zuidoost, met subsidie “Kortlopend onderzoek” Academische Werkplaats AMPHI.
Datum laatste update: december 2014
Niet uitgesloten dat de aandoening
zoönotisch is. (14) Ook mens-opmensoverdracht is waarschijnlijk.
Overzicht niet (aan NVWA) meldingsplichtige zoönotische dierziekten – RUND
Bacteriën
VERWEKKER
ZIEKTEBEELD DIER
INCIDENTIE IN NL
(BOERDERIJ)
ZIEKTEBEELD MENS
TRANSMISSIE DIER NAAR MENS
PREVENTIE MOGELIJK
Anaplasma
phagocytophilia
Anaplasmose,
weidekoorts,
herfstkoorts, boviene
erlichiose, Pasture Fever
of Tick Borne Fever.
Impact NL niet bekend,
wellicht
onderrapportage. (15)
Humane Granulocytaire
Anaplasmose (HGA)
Vector: teek Ixodes ricinus.
Tekenbeetpreventie, verwijderen
teek binnen 24 uur.
Koorts, hoesten,
verminderde melkgift,
abortus, kreupelheid
met oedemateuze
zwelling van de
onderpoten. (15,16)
Mondeling DA 1 en 2:
zien dit nooit bij
runderen in Nl.
Koorts en griepachtige
verschijnselen (97%), zware
hoofdpijn (80%), myalgie (57%),
artralgie (41%), braken en hoesten
(30%)
Ook lever- /nierfunctiestoornissen,
stollingsstoornissen,
trombocytopenie, anemie,
leukopenie , verhoogde
levertransaminasen. Soms
verwardheid als CZS is aangedaan.
In de literatuur wordt 24-48 uur na
de hechting van de teek genoemd
als mogelijke interval voor een
besmetting van de mens met HGA.
(8)
(8)
Incubatietijd: 5 tot 21 dagen
(maximaal 60 dagen). (8)
Borrelia burgdorferi
Dier niet ziek
N.v.t.
Chlamydia abortus
Vooral schapen en
geiten kunnen
aborteren.
Minder bij andere
dieren dan schaap en
geit: (1,17)
Risicogroepen: bij ouderen en
personen met een gestoorde afweer
kan de ziekte ernstiger verlopen,
mogelijk is hun case fatality rate
hoger. (8)
Ziekte van Lyme
(symptomen van huid, zenuwstelsel,
hart, malaise; afhankelijk van
stadium ziekte). Ook
asymptomatisch doormaken komt
voor. (8)
Mogelijk veroorzaker van
longontsteking.
Bij zwangeren: septische abortus.
(17)
NB Voor geiten
/schapen is er
Risicogroep: Zwangeren (17)
8
Onderzoek uitgevoerd door GGD Brabant Zuidoost, met subsidie “Kortlopend onderzoek” Academische Werkplaats AMPHI.
Datum laatste update: december 2014
Overdracht via teken (Ixodus ricinus)
Runderen op weiden die grenzen
aan bossen, kreupelhout en
natuurgebieden, lopen het grootste
risico op teken. (4,12) Ook de grote
grazers in natuurgebieden. (5)
Meest waarschijnlijk is directe
overdracht van dier op mens (mn. in
de stal rondom partus/abortus dier)
of indirecte
overdracht via besmette
kleding/voorwerpen
Preventie tekenbeten, tijdig (binnen
24 uur) verwijderen van de teek (8)
(= algemeen geldend advies bij
bezoek natuur, gras etc.)
Voorzorgsmaatregelen bij
kalverende dieren, mn. zwangeren
dan niet in de stal.
Overzicht niet (aan NVWA) meldingsplichtige zoönotische dierziekten – RUND
Clostridium botulinum
(BoNT type B)
(Het rund is mn.
gevoelig voor BoNT type
C en D.) (4)
meldingsplicht voor een
toegenomen aantal
abortussen, maar voor
koeien niet.
(Schatting GD: 10-15
keer per jaar, meestal C
of D.)
(4,20)
(Type C en D:
verteringsstoornis,
indigestie en/of diarree,
speekselvloed en
regurgitatie zijn
karakteristiek.
Soms aspiratiepneumonie). (18)
Koe kan met slecht
geconserveerd ruwvoer
ook type B
binnenkrijgen. (18)
Type B komt
waarschijnlijk minder
vaak voor dan C en D.
(18)
(Eind 2013 twee grote
uitbraken op bedrijven
in Nederland, ging
echter om type D.) (20)
Bij type B: beeld begint
met verlammingen aan
de kop (dysfagie,
verlamming van de
tong). (19)
Clostridium difficile
Asymptomatisch
Diarree
?
Meer bekend over
voorkomen bij varkens.
(21)
Bij onderzoek door
NVWA niet gevonden in
rundvlees, wel bekend
uit literatuur dat het
voor kan komen in/op
rundvlees. (22)
(17)
Alleen BoNT A, B, en E voor mens
toxisch)
Acuut koortsvrij beeld, start met
bulbaire paralyse (dubbelzijdige
uitval van aangezichts- en
keelmusculatuur: slechter zien,
slecht slikken en moeilijk praten).
Daarna uitbreiding van de
verlamming tot aan de
ademhalingsspieren, met mogelijk
dood tot gevolg.(8)
Incubatietijd:
12 tot 36 uur na infectie.
2 uur tot 8 dagen na ingestie toxine
(meestal 12 tot 72 uur na de
maaltijd).
Kortere incubatietijd na inhalatie
van toxine in aerosolvorm. (8)
Risicogroep:
Geen (zuigelingen wel gevoeliger
voor toxine in honing). (8)
C. difficile wordt bij 80% van de
gezonde pasgeborenen en kinderen
in de ontlasting aangetoond. (21)
Symptoomloos dragerschap tot
levensbedreigende diarree
(afhankelijk van het type C. difficile).
(21)
9
Onderzoek uitgevoerd door GGD Brabant Zuidoost, met subsidie “Kortlopend onderzoek” Academische Werkplaats AMPHI.
Datum laatste update: december 2014
Tijdens vermeerdering produceert
bacterie onder zuurstofarme
omstandigheden neurotoxine
(BoNT)
Wondhygiëne.
In diervoer kan botuline- toxine
aanwezig zijn. (18)
Absorptie van botulinetoxine via een
slijmvliesoppervlak (darm:
voedselgerelateerd botulisme, (long:
inhalatie) of via een wond
(wondbotulisme).
Botulinetoxine komt voor in de
bodem (aarde).
De zoönotische overdracht anders
dan als voedselinfectie of via
kadavers is niet duidelijk.
C. difficile is een algemeen
voorkomende bacterie.
Bij de mens lijkt met name mens-opmens besmetting voor te komen.
Zoönose?: nog niet duidelijk.
Mogelijk via ingestie door contact
met mest of eten / contact met
besmet vlees. (11, 22)
Overdracht nog niet geheel
duidelijk.
Contact met mest vermijden,
handhygiëne.
Overzicht niet (aan NVWA) meldingsplichtige zoönotische dierziekten – RUND
Clostridium perfringens
Type C
Type C: bloedvergiftiging
kalveren.
(Type D: komt bij dieren
voor, mens niet
gevoelig. Geeft
bloedvergiftiging bij
runderen.) (23)
Mondeling DA 1: wordt
niet standaard op
getest, komt mogelijk
vaker voor dan gedacht.
Mensen zijn alleen gevoelig voor C.
perfingens type A en type C. Ziekte
door enterotoxine.
Alimentair: na eten van met
toxinogene C. perfringens (A)
besmet voedsel. (23)
Type A: voedselvergiftiging, gastroenteritis (waterige diarree,
buikkramp) (23)
C. perfringens komt algemeen voor
in het milieu in grond, vuil, stof en in
mest. Sporen zijn heel resistent.
Geen ziekte door sporen. (4,23)
Hand- en voedselhygiëne.
Type C:
Gastro-enteritis,
necrotische enterocolitis. (23)
Incubatietijd: 5-22 uur. (23)
Clostridium tetani
Tetanus
Verhoogde
spierspanning door
toxine tetanospasmine.
Komt voor in de bodem
en soms in
maagdarmkanaal van
koeien. (8)
Mondeling DA 1: geeft
meestal geen
verschijnselen.
Corynebacterium
pseudotuber-culosis
Ulceratieve
granulomateuze laesies
(meestal).
Necrotische of
ulceratieve dermatitis
aan de poot, boviene
ulceratieve lymfangitis
(zelden). (11,25,26)
Mn. veroorzaker van CL
bij schapen en geiten
maar komt ook voor bij
koeien. In Nederland?
Risicogroepen: Ouderen en
verzwakte personen. (23)
Tetanus
Spierstijfheid, hyperreflexie, trismus
en de spasmen. Overlijden.
C. tetani komt algemeen voor in het
milieu in grond, vuil, stof en in mest
van dieren (mn. paarden maar ook
van koeien). (8)
Incubatietijd: meestal 3 tot 21
dagen, kan variëren van een paar
dagen tot maanden. (8)
Via een verwonding van huid of
slijmvlies komen sporen of bacteriën
komen in het weefsel terecht. (8)
Risicopersonen: on(volledig)
gevaccineerden.
Granulomateuze lymfadenitis. (25)
Direct contact met geïnfecteerd
dier, wonden. (25)
Rauwe melk (5)
Mondeling DA 1: ziet dit
nooit bij rund.
10
Onderzoek uitgevoerd door GGD Brabant Zuidoost, met subsidie “Kortlopend onderzoek” Academische Werkplaats AMPHI.
Datum laatste update: december 2014
Vaccinatie (DTP)
Wondhygiëne.
Hygiënemaat-regelen (bv.
handschoenen) bij aanraken van
geïnfecteerde dieren en purulent
exsudaat uit wonden. (11)
Overzicht niet (aan NVWA) meldingsplichtige zoönotische dierziekten – RUND
Corynebacterium
ulcerans
Mastitis (24,25)
C. ulcerans is
commensaal bij
runderen. (24)
Over het vóórkomen van
C. ulcerans in de
Nederlandse veestapel
is vrijwel niets bekend.
Difterie-achtig beeld :
pseudomembranen, slikklachten,
keelpijn, huidproblemen bij cutane
difterie). (8)
Contact met runderen (en paarden).
Vaccinatie (DTP)
Alimentair: drinken van
ongepasteuriseerde melk.
Niet drinken van rauwe melk (niet
duidelijk hoe zinvol dit advies is ivm
geen gegevens over voorkomen C.
ulcerans in NL maar wordt vanwege
andere alimentaire zoönosen toch al
afgeraden). (8)
Direct contact met dier, meestal via
huidverwonding of slijmvlies
(mond). (4,11)
Gezonde dieren scheiden de
bacterie uit in de mest. (1)
Wondjes bedekken. Handhygiëne.
Wondhygiëne (1)
Variërend van subklinisch verloop
tot een snel fatale afloop (maligne
difterie). (8)
(8)
Mondeling DA: ziet hij
nooit bij rund.
Lokale complicaties door
membranen en oedeem (LWobstructie, pneumonie) en
systemische complicaties als gevolg
van de toxine (myocarditis, neuritis,
tubulaire necrose, overlijden). (8)
Incubatietijd: 2-5 dagen (spreiding: 1
tot 7 dagen). (8)
Erysipelothrix
rhusiopathiae
Geen klachten maar ook
sepsis,
encephalomenin-gitis en
artritis. (27)
Komt mn. voor bij
varkens
(ongevaccineerde) en
kalkoenen. Maar kan
ook bij runderen
voorkomen.
Incidentie NL? Geen
gegevens gevonden.
Mondeling DA 1: ziet dit
nooit bij rund.
Risicogroep:
on(volledig)gevaccineerde personen
hebben meer kans op complicaties.
Zeer jonge kinderen en
hoogbejaarden hebben een grotere
kans op overlijden. (8)
Begin met huidklachten. Gezwollen
blauwrode huid rondom
verwonding. Jeuk, branderig gevoel.
Vervolgens uitbreiding met
lymfklierzwelling, verhoging,
cellulitis, en (zelden) artritis van
vingergewrichten. Infectie kan
weken tot maanden duren. (1,4,11)
Soms systemisch: endocarditis;
sepsis. (11)
Incubatietijd: 1-2 dagen. (1)
Risicogroepen: mensen met
immuunstoornis gevoeliger voor
systemische ziekte. (11)
11
Onderzoek uitgevoerd door GGD Brabant Zuidoost, met subsidie “Kortlopend onderzoek” Academische Werkplaats AMPHI.
Datum laatste update: december 2014
Besmetting treedt ook op vanuit de
omgeving (grond) via huidwondjes
of de slijmvliezen. (4,11)
Overzicht niet (aan NVWA) meldingsplichtige zoönotische dierziekten – RUND
Escherichia coli
Shigatoxineproducerend
e E. coli (STEC)
Mn. E. coli O157 is
pathogeen voor de
mens.
Kalveren:
Bloedvergiftiging
(sufheid, overlijden) en
darmontsteking
(overvloedige
en waterige diarree).
(28)
Melkkoeien: mastitis,
van de mastitisverwekkende E. coli is niet
duidelijk of ze ook
ziekteverwekkend voor
de mens is, maar melk
van een zieke koe bevat
dan wel E. coli. (29)
Vleeskoeien: bacterie
kan in de mest aanwezig
zijn
Mondeling DA 1: test is
duurder dan de
behandeling met
antibiotica.
Mycobacterium (avium
subspecies)
paratuberculosis
Paratuberculose
Chronische (langzaam)
progressieve
darmontsteking.
Ziekteverschijnselen pas
zichtbaar vanaf leeftijd
koe 3-6 jaar (door lange
incubatietijd).
Begint met daling van de
melkgift (10-20 %),
afnemende conditie,
te laag geboortegewicht
van de kalveren;
Dieren en dan met name
rundvee kunnen E. coli O
157:H7 bij zich dragen
zonder ziek te zijn.
De bacterie is vaak
aanwezig in het maagdarmkanaal. De bacterie
is op 11-14% van
melkveebedrijven in
Nederland in de mest
van koeien
aangetroffen. (29)
Colibacillose
Monitoring (feces) door
NVWA: % van de geteste
koppels positief voor
STEC 0157:
-Vleeskalveren:
2010: 17,6 % 2009:
16,0% 2008: 22,4 %
-Melkkoeien:
2010: 2009: 1,9 %
2008: 5,1 % (30)
Risicogroepen: jonge kinderen (tot 5
jaar) en ouderen (>60) hebben een
grotere kans op het ontwikkelen van
HUS. (Sterftekans bij kind met HUS
5-10%; ouderen tot 50% kans op
overlijden bij HUS). (11)
E. coli komt endemisch
voor bij koeien. (30)
e
4 kwartaal 2013: 98%
van de
melkveebedrijven heeft
een PPN status
(programma ter
bestrijding van
paraTBC); 75% status A
(=geen paratuberculose
aangetoond) (20)
Klachten variëren van
asymptomatisch tot milde
buikkrampen / diarree, ernstige
bloederige diarree, 15 % van de
mensen met hemorrhagische colitis
ontwikkelt HUS (hemolytisch
uremisch syndroom). (11)
Alimentair (mn. onvoldoende verhit
vlees)
Handhygiëne.
Voedsel afdoende verhitten.
Feco-oraal : contact met mest (30)
Indirect via met mest besmet(te)
water of groente.
(11)
Incubatietijd: gemiddeld 3-4 dagen
(1-12 dagen). (1)
Morbus Crohn, eveneens
veroorzaakt door M.
paratuberculosis.
Een relatie van de ziekte bij koeien
en de ziekte van Crohn is nog niet
aangetoond. (4)
Status van nietmelkleverende bedrijven
is onbekend. (20)
12
Onderzoek uitgevoerd door GGD Brabant Zuidoost, met subsidie “Kortlopend onderzoek” Academische Werkplaats AMPHI.
Datum laatste update: december 2014
Rol als zoönose nog niet
aangetoond.
Vanaf 2-jarige leeftijd kan een
besmet rund M. paratuberculosis
verspreiden. Het is ongeneeslijk dus
in principe kan elk rund ouder dan
twee jaar de ziekte overdragen (op
andere koeien). (4)
Een relatie van de ziekte bij koeien
en ziekte bij de mens is nog niet
aangetoond. (4)
Overzicht niet (aan NVWA) meldingsplichtige zoönotische dierziekten – RUND
Nocardia asteroides, N
brasiliensis, N caviae, N
otitidiscaviarum, N
farcinica, N nova, enz.
aanhoudende diarree,
verdere daling van de
melkproductie en
tenslotte sterfte.
Opvallend is de blijvend
goede eetlust. (4)
Veel rundveebedrijven
zijn besmet, slechts een
beperkt deel van de
besmette dieren
vertoont
ziekteverschijnselen ,
daarom is niet duidelijk
hoe veel bedrijven zijn
besmet. (4)
Mastitis. (11)
?
Mastitis, pleuritis en
pneumonie in
combinatie met fistels.
(31)
Cutane nocardiose: met verspreiding
naar de lymfevaten of aspecifiek
met pustels, cellulitis, abcesvorming
of pyoderma.
Niet-cutane nocardiose (pulmonale
of gedissemineerde):
longproblemen van luchtweginfectie
tot abcesvormming, hematogene
verspreiding naar hersenen
(neurologische verschijnselen) huid,
nieren en gewrichten. (11,32,33)
Inoculatie met Nocardia-soorten
treedt op via een klein huiddefect,
zoals een snijwond of een
insectenbeet, (cutane nocardiose)
Wondhygiëne. Geen grond
opnemen
Inhalatie (niet cutane nocardiose,
longproblemen) mn. N. asteroides.
(31)
Nocardia species komen wereldwijd
voor in de grond en in
oppervlaktewater. (32)
Risicogroepen: bij personen met een
gestoorde immuniteit (mn. na
beenmerg- of orgaantransplantatie)
kan de infectie fulminant verlopen.
(31,32,33)
Pasteurella multocida
Eén van de veroorzakers
of complicerende
factoren bij BRD (Bovine
Respiratory Disease) (34)
Hemorrhagische
septicaemie. (36)
Vaak bij kalveren als
secundaire bacteriële
infectie bij stress
(shipping fever
pneumonia). (5)
?
Mondeling DA 1: ziet hij
regelmatig bij rund. LWinfectie is vaak
mengcultuur
Mycoplasma, Bordetella
en Pasteurella, wordt
niet getest, behandeling
pakt alle drie aan.
Lokale infectie (na beet). Meningitis
is beschreven maar zeldzaam mn. na
hersenchirurgie of andere ports
d’entrée naar de hersenen. (35)
Risicopersonen: mensen met
verstoorde afweer (door medicatie ,
immuunstoornis of behandeling)
(meer kans op infectie) of een port
d’entrée naar de hersenen (grotere
kans op meningitis). (35)
13
Onderzoek uitgevoerd door GGD Brabant Zuidoost, met subsidie “Kortlopend onderzoek” Academische Werkplaats AMPHI.
Datum laatste update: december 2014
Lik, krab of beet van besmet dier,
(contact met speeksel) mn. in
wondjes. (36)
Handhygiëne. Wondhygiëne.
Overzicht niet (aan NVWA) meldingsplichtige zoönotische dierziekten – RUND
Staphylococcus aureus
(incl. MRSA)
Asymptomatisch
Subklinische, klinische of
chronische mastitis,
shock. (37)
Vleeskalveren:
onderzoek in 2008 bij
88% van de bedrijven
MRSA aangetoond.
(38,39)
Lokale huidinfectie, (vaak secundaire
infectie van een bestaande laesie),
incidenteel (ernstige) infecties bv.
endocarditis en osteomyelitis. (41)
Invasieve ziekte, sepsis, TSS. (11)
Melkkoeien: In 2013
prevalentie lager dan bij
vleeskalveren. (40)
Mondeling DA 1:
S. aureus (niet MRSA)
komt op elk bedrijf wel
voor. Uierontsteking
kweek: wel/niet
penicillinegevoelig. Naar
zijn schatting is 20-25%
van de mastitisgevallen
veroorzaakt door S.A.
14
Onderzoek uitgevoerd door GGD Brabant Zuidoost, met subsidie “Kortlopend onderzoek” Academische Werkplaats AMPHI.
Datum laatste update: december 2014
Direct contact met dieren (mn. via
wondjes). (11,41)
Alimentair
Omgeving?
Wondhygiëne, wondjes afdekken.
Overzicht niet (aan NVWA) meldingsplichtige zoönotische dierziekten – RUND
Virussen
VERWEKKER
ZIEKTEBEELD DIER
INCIDENTIE IN NL
(BOERDERIJ)
ZIEKTEBEELD MENS
TRANSMISSIE DIER NAAR MENS
PREVENTIE MOGELIJK
Parapoxvirus en
Pseudokoepok
(ectyma)
Vooral schapen en
geiten, minder bij
runderen. (5)
Komt regelmatig voor?
Maar hoe vaak??
Erythemateuze papeltjes die in een
week overgaan in jeukende paarsrode tot bruine harde knobbeltjes.
Vaak op handen /armen. (“Melkers
knobbel / paravaccinia”) (11,42)
Direct contact met laesies dier of
indirect via besmette oppervlakken.
Mn. bij pre-existente
huidbeschadigingen
Handschoenen bij aanraken besmet
dier (laesies).
Contact met ziek dier vermijden.
Rode papels, blaasjes,
pustel of korstjes op
uier/spenen. Korstjes
zijn pijnloos te
verwijderen. (11)
(11,42)
Lymfangitis, lymfadenitis en koorts.
Na doormaken ontstaat immuniteit.
(42)
Incubatietijd: enkele dagen (42)
Rotavirus
Kalverdiarree (43,44,45)
Komt zeer veel voor.
Mondeling DA 1: ziet dit
veel bij kalveren. Diarree
bij kalveren < 2 wkn:
vaak veroorzaakt door
Rota- of coronavirus, E.
coli of Cryptosporidium.
Hier is een sneltest voor.
Risicogroepen: Patiënten met een
huidtrauma, een pre-existente
huidaandoening of een verminderde
immuunstatus. (42)
Gastro-enteritis:
overgeven, 1 tot 2 dagen later
gevolgd door diarree. Koorts boven
39°C . Verloopt bij volwassenen
meestal subklinisch. (8)
Incubatietijd: 2-4 dagen. (8)
Risicogroepen: jonge kinderen en
ouderen hebben een grotere kans
op uitdroging. Mn. bij kinderen met
immunodeficiëntie kan de ziekte
zeer ernstig tot fataal verlopen. (8)
15
Onderzoek uitgevoerd door GGD Brabant Zuidoost, met subsidie “Kortlopend onderzoek” Academische Werkplaats AMPHI.
Datum laatste update: december 2014
Feco-oraal
Rol als zoönose nog niet duidelijk.
Rota is zeer species-specifiek. Wel
aanwijzingen voor mogelijkheid van
humane besmetting maar niet
frequent (terwijl Rota veelvuldig bij
dieren voorkomt). (8,43,44,45)
Handhygiëne
Overzicht niet (aan NVWA) meldingsplichtige zoönotische dierziekten – RUND
Bronnen Rund
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
10.
11.
12.
13.
14.
15.
16.
17.
18.
19.
20.
21.
22.
23.
24.
25.
26.
27.
28.
29.
30.
31.
32.
http://www.rivm.nl/Onderwerpen/Z/Ziek_door_dier (geraadpleegd van jan-maart 2014)
http://www.parasitologie.nl/index.php?id=157 (geraadpleegd maart 2014)
http://www.cdc.gov/parasites/fasciola/gen_info/faqs.html#us (geraadpleegd van jan-maart 2014)
http://www.gddiergezondheid.nl/diergezondheid/dierziekten/ (geraadpleegd van jan-maart 2014)
Schriftelijk commentaar P. Overgaauw, veterinair parasitoloog.
Choi I, Lim JH, Choi DC, Paik SW. Toxocariasis and Ingestion of Raw Cow Liver in Patients with Eosinophilia. Korean Journal of Parasitol. 2008 Sep;46(3):139-143.
Pinelli E. Toxocariasis: epidemiologie, pathogenese, diagnostiek, behandeling en de relatie met allergische aandoeningen. Tijdschrift voor Infectieziekten 2010;5:172-9
http://www.rivm.nl/Documenten_en_publicaties/Professioneel_Praktisch/Richtlijnen/Infectieziekten/LCI_richtlijnen/ (website, geraadpleegd van jan-maart 2014)
Zintl A, Mulcahy G, Skerrett HE, Taylor SM, Gray JS. Babesia divergens, a Bovine Blood Parasite of Veterinary and Zoonotic Importance. Cinical Microbiology Reviews, Vol 16 no 4 Oct.
2003, p. 622–636
http://www.melkvee.nl/partner/26/nieuws/4221/kalveren-met-diarree-door-cryptosporidium (geraadpleegd van jan-maart 2014)
http://www.merckmanuals.com/vet/zoonoses/zoonoses/zoonotic_diseases.html (geraadpleegd van jan-maart 2014)
http://www.dgz.be/ziekte/uitwendige-parasitaire-aandoeningen-schurft-schimmel (geraadpleegd van jan-maart 2014)
http://www.huidziekten.nl/zakboek/dermatosen/mtxt/Myiasis.htm (geraadpleegd van jan-maart 2014)
Bornay-Llinares FJ, da Silva AJ, Moura H, Schwartz DA, Visvesvara GS, Pieniazek NJ. ea. Immunologic, Microscopic, and Molecular Evidence of Enzephalitozoon intestinalis (Septata
intestinalis) Infection in Mammals Other than Humans. Journal of Infectious Diseases (1998) 178: 820-826
Drs Hilmar van Weering in over Anaplasmose GD Veterinair september 2013
http://www.dgz.be/ziekte/weidekoorts (geraadpleegd jan-maart 2014)
Brief aan Ministerie van VWS en ELI: Advies n.a.v. het deskundigenberaad Chlamydia abortus 10 juli 2012
Holzhauer M, Roest HIJ, Jong de MG, Vos JH. Botulisme bij melkkoeien anno 2008: symptomatologie, diagnostiek, pathogenese, therapie en preventie aan de hand van een
catastrofaal verlopen casus. Tijdschrift voor Diergeneeskunde 2009: 564-570
http://www.wageningenur.nl/nl/artikel/Botulisme-bij-rundvee-1.htm
e
Hoofdmonitoring rundergezondheid 4 Kwartaal 2013 (publicatie maart 2014, website GD)
Graveland H, Roest H, Stenvers O, Valkenburgh S, ea. Staat van zoönose 2012; RIVM rapport 092330002/2013
Factsheet Clostridium difficile VWS, Prevalentie Clostridium difficile in vlees; NVWA december 2010
http://nvwa.nl/onderwerpen/meest-bezocht-a-z/dossier/clostridium-perfringens en Kennisblad C. Perfringens van NVWA (geraadpleegd van jan-maart 2014)
Tiwari TSP, Golaz A, Yu DT, Ehresmann KR. Investigations of 2 Cases of Diphtheria-Like Illness Due to Toxigenic Corynebacterium ulcerans Clinical Infectious Diseases (2008) 46 (3):
395-401.
Fátima Costa Torres de L, Ribeiro D, Hirata Jr R, Carvalho Pacheco LG, e.a. Multiplex polymerase chain reaction to identify and determine the toxigenicity of Corynebacterium spp
with zoonotic potential and an overview of human and animal infections. Mem. Ins.t Oswaldo Cruz, Rio de Janeiro, Vol. 108(3): 272-279, May 2013
Yeruham I, Elad D, Friedman S, Perl S. Corynebacterium pseudotuberculosis infection in Israeli dairy cattle. Epidemiol. Infect. (2003), 131, 947–955.
Sawada T, Hassanein R, Yamamoto T, Yoshida T. Ditribution of Antibody against Erysipelothrix rhusiopathiae in Cattle. Clin Diagn Lab Immunol. May 2001; 8(3): 624–627.
GD Labset Kalverdiarree (PDF), via www.gddeventer.nl (geraadpleegd maart 2014)
Informatieblad Bacteriën in boerderijzuivel-Enterobacteriën (waaronder coli-achtigen) WUR http://www.livestockresearch.wur.nl/NL/publicaties/Publicaties_Livestock_Research/
Aalten M, de Jong A, Stenvers O, Braks M, Schimmer B, Friesema I, et al. Staat van Zoönosen 2010, Rijksinstituut voor Volksgezondheid en milieu (RIVM) Rapport 330291007/2011
Man de RA, Hilvering C, GroenenHJM, Balk AHMM. Klinische les Nocardiose: een verraderlijke gegeneraliseerde infectieziekte. Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde
1993;137:577-9
Bogaard HJ, Erkelens GW, Faber WR, de Vries PJ. Cutane nocardiose als opportunistische infectie. Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde 2004;148:533-6
16
Onderzoek uitgevoerd door GGD Brabant Zuidoost, met subsidie “Kortlopend onderzoek” Academische Werkplaats AMPHI.
Datum laatste update: december 2014
Overzicht niet (aan NVWA) meldingsplichtige zoönotische dierziekten – RUND
33. Hoogeveen M, Brouwer RE, Bernards AT, Soetekauw R. Nocardiose, een belangrijke opportunistische infectie, Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde 2010;154:A1177
34. Hotchkiss EJ, Hodgson JC, Lainson FA, Zadoks RN. Multilocus sequence typing of a global collection of Pasteurella multocida isolates from cattle and other host species demonstrates
niche association BMC Microbiology 2011, 11:115
35. López C, Sanchez- Rubio P, Betrán A, Terré R. Pasteurella multocida bacterial meningitis caused by contact with pigs. (2013) Brazilian Journal of Microbiology 44, 2, 473-474
36. Steenbergen SM, Lichtensteiger CA, Caughlan R, Garfinkle J, Fuller TE, Vimr ER. Sialic Acid Metabolism and Systemic Pasteurellosis. Infection and Immunity, Mar. 2005, Vol 73 (3) p.
1284–1294
37. Pieper S, Vliegher de S. Staphylococcus aureus als veroorzaker van Mastitis, Melkveebedrijf i nr 1/ januari 2012 i diergezondheid P22-23
38. Graveland H, Heederik D, Wagenaar JA. MRSA-dragerschap bij vleeskalverhouders, hun familieleden en dieren. Infectieziekten Bulletin Jaargang 22 | Nummer 8 | 284-287
39. Wagenaar JA, Giessen van de AW. Veegerelateerde MRSA: epidemiologie in dierlijke productieketens, transmissie naar de mens en karakterisatie van de kloon. RIVM-rapport
330224001, 2009
40. Duijkeren van E, Hengeveld PD, Albers M, Pluister G. Prevalence of methicillin-resistant Staphylococcus aureus carrying mecA or mecC in dairy cattle. Vet Microbiol. 2014 Jan 15. pii:
S0378-1135(14)00025-X??
41. Wagenaar J, Duijkeren van E, Troelstra A, Giessen van der A, Kluijtmans J, Mevius D et al. Vragen en antwoorden over MRSA in landbouwhuisdieren Tijdschrift voor Diergeneeskunde
deel 132 (2007)afl 14-15 p. 558-560
42. Schimmer B, Sprenger HG, Wismans PJ, Genderen van PJJ. Drie patiënten met Orf (Ecthyma contagiosum) Ned Tijdschr Geneeskd. 2004;148:788-91
43. Cook N, Bridger J, Kendall K, Gomara MI, El-Attar L, Gray J. The zoonotic potential of rotavirus. J. Infect 2004 May 48 (4), p. 289-302
44. Müller H, Johne R. Rotaviruses: diversity and zoonotic potential—a brief review. Berl Munch Tierartztl Wochenschr 2007 Mar-Apr; 120 (3-4): p 108-112
45. Martella V, Bányai K, Matthijnssens J, Buonavoglia C, Ciarlet M. Zoonotic aspects of rotaviruses. Vet Microbiology 2010 Jan 27; 140 (3-4) p. 246-255
17
Onderzoek uitgevoerd door GGD Brabant Zuidoost, met subsidie “Kortlopend onderzoek” Academische Werkplaats AMPHI.
Datum laatste update: december 2014
Download