Inhoud Kunst en Religie, levensbeschouwing Beeldend Schilderkunst Kunstenaars 1. Millet 2. Friedrich 3. Ingres 4. Géricault Beeldhouwkunst Kunstenaars 1. François Rude Architectuur Architecten 1. Frederick Law Olmsted 2. Calvert Vaux Theater/literatuur Toneelschrijvers 1. Goethe 2. Brecht Dans Choreografen 1. Fokine 2. Bournonville 3. Taglioni 4. Coralli 5. Perrot Muziek Componisten 1. Adam 2. Berlioz Kunst en Religie, levensbeschouwing Beeldend, schilderkunst Millet, Vrouw met hark (realisme) Gericht op: kunst, religie en levensbeschouwing. vanaf 1840: geen schoonheid (van het platteland), maar werkelijkheid (harde leven van boeren) vanaf 1860 sociaal betrokken (armoede e.d. aan de kaak stellen): naturalisme techniek: vaak grof, harde contourlijnen. Courbet: grote afmetingen, anonieme figuren Courbet, Millet Het realisme ontstond na 1840. Schilders als Millet vonden dat de romantische benadering tekort schoot. De onderwerpen waren te subjectief, te emotioneel. De romantici, de Barbizon-school met zijn vlucht uit de drukke stad en contact met de natuur: allemaal één grote vlucht uit de werkelijkheid. Millet wilde het platteland niet als ‘onbedorven’ idylle weergeven, Want dat wás het niet! Hij vond het zijn taak om het harde bestaan van de boeren te registreren. Geen schoonheid, maar werkelijkheid! Dus anti-romantisch! Vanaf 1840 vormden Millet, Courbet e.a. een groep. De realisten toonden interesse voor mensen in uiteenlopende beroepen, vooral landarbeiders. Dat was volgens velen de schilderkunst onwaardig, een boerenpummel op een schilderij. De meeste kunstenaars bleven zich richten op de bevoorrechte klasse van fabriekseigenaren en grootgrondbezitters; er moest tenslotte brood op de plank komen. Maar de realisten hadden (vanaf ca. 1860) aandacht voor de sociale problemen. Ze waren maatschappelijk betrokken en hielpen samen met schrijvers (Balzac, Zola) mee de weg te bereiden voor het socialisme. Deze stroming, die ook toneelstukken en boeken opleverde (Heijermans!) heet ook wel naturalisme. Millet beïnvloedde niet enkel grote namen als Claude Monet, Camille Pissarro, Georges Seurat en zeker Vincent Van Gogh, hij steunde vooral jonge artiesten, voor wie hij een symbool zou worden. Millets grote kracht lag in zijn tekenwijze, zijn monumentale vormgeving en compositie. Millet speelde met zijn tekeningen een vernieuwende rol in de overgang van de Academische traditie naar de Franse avant-garde kunst. Vooral zijn visie op de boerenstand is vernieuwend. Boeren werden voorheen helemaal niet geschilderd. Maar Millet was er trots op van boerenafkomst te zijn. Bron: http://www.kunst-stof.nl/Romantiek/index_Romantiek.htm Friedrich, Twee mannen kijken naar de maan, 1825-30 Gericht op: kunst, religie en levensbeschouwing. De eigen wortels en de geschiedenis van de mensheid. Twee eenzame stadsmensen turen in de schemering tussen dag en nacht. De ruimte is oneindig, raadselachtig, ontoegankelijk. Ze zijn gekleed in oud-duitse kledij, een patriottistische verwijzing naar de Middeleeuwen. Door terug te kijken naar het machtige Duitse keizerrijk werd inspiratie geput om van het in kleine staatjes verdeelde Duitsland weer één natie te maken. Het doek heeft dus zowel een geestelijke als politieke boodschap. Bron: http://www.kunst-stof.nl/Romantiek/index_Romantiek.htm Friedrich, Krijtrotsen op Rügen, 1818 Gericht op: kunst, religie en levensbeschouwing. Toenemende secularisering. De ‘verwereldlijking’ die plaatsvindt. Caspar David Friedrich had veel belangstelling voor het mystieke, het onoplosbare raadsel van het leven ('waar komen we vandaan, waar gaan we naartoe?'). Friedrichs schilderijen gaan over 'de andere kant'. Een goed voorbeeld is Krijtrotsen bij Rügen. Het schilderij is geen realistische afbeelding, maar een symbool voor verlangen naar het onbereikbare, ontoegankelijke. De gladde, onpersoonlijke bergen zijn niet realistisch bedoeld, maar als symbool voor de Natuur, omsluierd door raadselachtige mist en buiten het bereik van de gewone sterveling. De man die zich aan de graspol vasthoudt is bang om zijn blik op de 'Grote Dingen' te richten. De witte rotsen en de oneindige, onbegrensde (zonder horzizon!) oceaan maken het mooie tot iets verhevens. Overigens was Friedrich een overtuigd protestant. Er wordt wel gezegd dat men in zijn schilderijen een glimp ziet van de hemel Bron: http://www.kunst-stof.nl/Romantiek/index_Romantiek.htm The Virgin Adoring the Host, 1852 Jean-Auguste-Dominique Ingres (French, 1780–1867) Oil on canvas 15 7/8 x 12 7/8 in. (40.3 x 32.7 cm) Gift of Lila and Herman Shickman, 2005 (2005.186) On view: Gallery 801 Last Updated November 20, 2011 In opdracht van Rusland een portret gemaakt van de heilige maagd Maria met op de achtergrond twee belangrijke (kunst)beschermheer/heiligen van Rusland; bovenstaande versie is een variatie hierop, gemaakt voor een Franse vriend met 2 Franse ‘heiligen’. While he was serving as director of the French Academy in Rome, Ingres received a commission from the Russian czarevitch, the future Alexander II, to paint a devotional image of the Virgin and the Host with the two patron saints of Russia, Alexander Nevsky and Nicholas. Ingres exhibited the finished picture to critical acclaim in Paris in April 1842 before shipping it to Saint Petersburg. Ingres subsequently lamented (=zeurde) that this painting was lost to France, and he made four variants of the rigorously Raphaelesque composition: this small, jewel-like picture, the first of the sequels, was made for his friend Louise Marcotte. Ingres replaced the Russian saints with two French ones, Helena and Louis, who must have had special significance for Madame Marcotte. Brond: http://www.metmuseum.org/toah/works-of-art/2005.186 Géricault: Het vlot van de Medusa De Medusa, het vlaggeschip van een konvooi dat Franse soldaten en kolonisten naar Senegal vervoerde, was voor de westkust van Afrika aan de grond gelopen, voornamelijk vanwege de onbekwaamheid van de koningsgezinde kapitein. Omdat er onvoldoende reddingboten aan boord waren, werden 149 mannen en 1 vrouw gedwongen zich op een geïmproviseerd vlot te begeven. Het was de bedoeling dat het vlot gesleept zou worden door de reddingboten, maar de bemanning van deze boten sneed in zijn haast de kust te bereiken de lijnen naar het vlot door. Het vlot raakte op drift en er volgden vijftien gruwelijke dagen met muiterij, kannibalisme en een bitter ogenblik van valse hoop toen men de Argus in zicht kreeg, een schip uit het konvooi dat hen echter niet opmerkte. Toen het vlot tenslotte door de Argus werd gevonden, waren er slechts 15 van de 150 nog in leven. De regering probeerde het hele incident in de doofpot te stoppen. De kapitein kreeg een milde straf en toen twee overlevenden, dokter Savigny en scheepstimmerman Corréard, een rechtzaak wilden aanspannen voor schadeloosstelling, werden zij uit overheidsdienst ontslagen. Savigny en Corréard publiceerden daarop een boek dat in heel Europa opzien baarde. Géricault ontmoette Savigny en werkte achttien maanden om het gegeven te verwerken tot een schilderij. Het was het soort grootschalige onderneming dat de meeste kunstenaars alleen met overheidssteun zouden aanpakken. Zelfs voor een bemiddeld man als Géricault was het teveel. Hij huurde speciaal voor het werken aan dit enorme doek een atelier en de besloten ruimte maakte de uitwerking op alle bezoekers nog overweldigender. Het kostte Géricault veel tijd om uit te zoeken welk moment van de ramp hij zou afbeelden. Hij speelde met gewelddadige en morbide incidenten zoals de muiterij en het uitbreken van kannibalisme. Géricault, Het vlot van de Medusa, 1819, voorstudie Uiteindelijk koos hij toch voor een minder afschuwelijke maar emotioneel aangrijpender gebeurtenis: het voor het eerst in zicht komen van de Argus. Het schilderij zelf laat een geleidelijk crescendo zien van wanhoop tot valse hoop. Op de voorgrond zit een peinzende figuur tussen de doden. Achter hem draaien andere overlevenden zich geleidelijk om naar de horizon; twee zwaaien met hun hemd. Maar het schip is een miniem puntje, nauwelijks te onderscheiden tussen de donkere, aanrollende golven. Het is duidelijk dat zij vanaf het schip niet te zien zijn en sommigen zijn al weer diep bedroefd teruggezonken in hun toestand van verdoving. Deze eb en vloed van stemmingen wordt beheerst door een compositie die beweging combineert met precisie. In het uiteindelijke ontwerp is de aanvankelijk horizontale compositie vervangen door een serie diagonalen die vanuit de voorgrond naar boven lopen naar de twee pieken: de mast en de groep zwaaiende figuren. Er is geen eenheid in het oppervlak, omdat het licht de handelingen van de groepen op een verschillende manier laat uitkomen. Het 'toevallige' effect wordt versterkt door de wijze waarop de hoofdfiguren weggedraaid zijn van de beschouwer. Toch is de positie van elke figuur zo exact uitgedacht, zo helder beschreven, dat de tegenstrijdige gebaren worden vastgehouden in een samenhangend patroon dat de krachtige eenvoud van waarlijk monumentale kunst bezit. De halfnaakte figuren zijn academische studies naar model. Deze slachtoffers van vijftien dagen op drift zien er niet uitgeteerd uit. Hun lichamen zijn groots en krachtig. Ze veranderen de sensatie van het moment in een tijdloos drama. In de herfst van 1818 was Géricault zover dat hij de compositie in zijn totaal kon overbrengen op het doek. Op dit grote doek, 5 bij 7,5 meter, doemt het door hoge golven en een bewolkte lucht omgeven vlot vlak voor de beschouwer op. Achter de met lijken en bewegingloze figuren gevulde voorgrond rijzen als uit één beweging groepjes gespannen zwaaiende mannen op. Hun om aandacht vragende gebaren wijzen naar het punt in de verte dat het nauwelijks zichtbare zeil van het reddingschip markeert. Het vlot is zó gedraaid en de mannen erop zijn zo gegroepeerd dat de beschouwer tegen wil en dank betrokken raakt bij de actie en wordt gedwongen er gevoelsmatig aan deel te nemen. Tegelijkertijd ervaart hij de bijna levensechte sensatie van de elementaire krachten - een vijandige natuur in de vorm van wind, golven en verte en de logge doden waarmee de mannen worstelen. Meer dan door een verhalende uitleg brengt de compositie zijn betekenis direct over door zijn structuur. Alle figuren werden naar model getekend, maar wat ideeën en uitvoering betreft zijn er invloeden van andere kunstwerken in te vinden. Géricault, Afgehakte hoofden Onder de voorstudies voor 'Het vlot van de Medusa' bevinden zich verschillende schilderingen van lijken, afgehakte hoofden en afgesneden ledematen. Deze studies zijn met een sober realisme uitgevoerd en vertonen geen spoor van een romantisch-morbide kerkhofsfeer. Zij hebben geen direct praktisch doel. Géricault lijkt ze te hebben geschilderd om meer te weten te komen over de lichamelijke en emotionele realiteit van zijn onderwerp en een toestand van alerte spanning vol te houden tijdens de lange, lastige periode van werken. Twee aspecten van zijn werk komen samen in 'Het vlot van de Medusa': vlijmscherp realisme en de ambitie om heroïsch en monumentaal te werken. Zowel qua thema als qua vorm lopen in dit schilderij natuurgetrouwheid en stilering, feitelijke waarheid en symbolische verwijzing in elkaar over. Het is één van de weinige werken van de moderne kunst die een feitelijke, eigentijdse gebeurtenis verheffen tot een grootse stijl die van een tijdloze betekenis is. 'Het vlot' was op de Salon (19de eeuw tentoonstelling van beeldende kunst in Parijs) die op 25 augustus 1819 zijn deuren opende op een slechte plaats gehangen en kreeg gemengde kritieken. Om politieke redenen werd het werk zowel geprezen als veroordeeld door liberale of door ultra-royalistische schrijvers, die alle even blind leken te zijn voor de artistieke kwaliteiten. Géricault was teleurgesteld en doodmoe en maakte een periode van lichamelijke en emotionele ziekte door. Hij zocht verlichting in het reizen. Hij greep de kans om zijn 'Vlot van de Medusa' ten toon te stellen in Londen en reisde in april 1820 met zijn schilderij mee naar Engeland. De tentoonstelling bleek een succes bij het publiek: meer dan 50.000 bezoekers betaalden om het schilderij te zien. Vlot van de Medusa http://www.cultuurnetwerk.nl/producten_en_diensten/bronnenbundels/1997/h1997_27.htm Beeldhouwkunst in Romantiek Kunstenaars François Rude De romantiek is eigenlijk geen stijl maar meer een manier van denken en doen. Dus vooral ook een manier van ervaren. Een betere beschrijving is dat romantiek een levensstijl was. Heftige emoties en beweging waren de voornaamste kenmerken van de romantische werken. Actie De elegante en sierlijke classicistische beeldhouwkunst waar zuivere natuurlijke vormen laten zien werd, maakte men iets later beeldhouwwerken die veel meer actie bevatten. Men noemt deze levenshouding ‘de romantiek’. Hier zie je als detail een romantisch reliëf. Het bevindt zich aan de Arc de Triomph te Parijs. Vaak zijn heldendaden uit de Griekse mythologie weergegeven. François Rude, Het vertrek van de vrijwilligers, reliëf Arc de Triomph, Parijs Het reliëf van Rude is een van de 4 beeldengroepen op de Arc de Triomph dat een stuk Franse geschiedenis uitbeeldt. Rude was kunstenaar in Parijs, waar hij beelden maakte in een theatraal realistische stijl: ze bevatten veel kracht en actie. Ander bekend werk van Rude is ‘Jeanne d' Arc’ uit 1852 en ‘La Marseillaise’ uit 1833-1936. Theater/literatuur Toneelschrijvers Johann Wolfgang von Goethe (JWG) (spreek uit als: [ˈgøːtə]?)(Frankfurt am Main, 28 augustus 1749 – Weimar, 22 maart 1832) was een Duits wetenschapper, toneelschrijver, romanschrijver, filosoof, dichter, natuuronderzoeker en staatsman. Goethe was de schrijver van onder meer Faust, Die Leiden des jungen Werthers en Zur Farbenlehre. In 1782 werd hij in de adelstand verheven. Faust: het wordt gezien als Goethe’s bekendste en belangrijkste werk. Het gaat om een man, Faust, die onderwerp wordt van een soort weddenschap tussen God en de duivel. God meent dat Faust een toonbeeld is van een goed mens, en dat hij niet van het rechte pad zal raken. De duivel meent anders en wil proberen Faust in zijn macht te krijgen. Hij probeert dat door Faust tot zinnelijke zaken te brengen, maar de pure liefde die Faust uiteindelijk vindt in de persoon van Gretchen, schopt de duivelse plannen danig in de war. En dus bedenkt de duivel nieuwe plannen, om Faust definitief voor zich te winnen. Later voegde Goethe nog een tweede deel aan zijn Faust toe: een behoorlijk ingewikkeld en sterk filosofisch werk, dat een stuk minder toegankelijk is dan het eerste deel en de oerFaust¸ ofwel de eerste aanzetten (1772-1775) die Goethe gaf tot zijn grote werk, maar die tijdens zijn leven niet werden uitgegeven. Een goed geannoteerde editie vergemakkelijkt het lezen echter enorm en toont de volle rijkdom van dit meesterwerk, dat Goethe liet verzegelen om pas te worden geopend na zijn dood. En zo geschiedde: het verscheen eerst in 1833. Bron:http://nl.wikipedia.org/wiki/Johann_Wolfgang_Goethe Bron afbeelding:http://www.vanstockum.nl/boeken/romans-spanning/toneel--theater--en-filmteksten-ookscenarios/faust-i-und-ii-17747395/ Eugen Berthold Friedrich (Bertolt) Brecht (Augsburg, 10 februari 1898 — Berlijn, 14 augustus 1956) was een Duits dichter, (toneel)schrijver, toneelregisseur en literatuurcriticus. Zijn werk was sterk politiek geëngageerd. Brecht wordt gezien als de grondlegger van het episch theater. Hij werkte veel samen met de componisten Hanns Eisler en Kurt Weill. In 1933 vluchtte Brecht uit Duitsland en kwam na omzwervingen in de Verenigde Staten terecht. Hier zou hij later vervolgd worden wegens anti-Amerikaanse activiteiten, waarna hij vertrok naar OostBerlijn. Beeld van Brecht in Berlijn Verfremdungseffekt Omdat Brecht niet wil dat zijn publiek te zeer emotioneel opgaat in zijn theater, creëert hij de theorie van de vervreemding (Verfremdungseffekt). Hij bereikt die vervreemding door allerlei technieken toe te passen. Zo ontdoet hij de opeenvolging van scènes van elke logica (de opeenvolging van scènes doet er niet toe) en laat hij decors veranderen voor de ogen van het publiek. Daarmee is het voortdurend duidelijk dat ze naar toneel kijken. Ook moeten de spelers bewust afstand houden van hun rol, ze mogen zich niet te zeer inleven. In tegenstelling tot method acting (bekend uit de VS en ontwikkeld door Lee Strasberg) stellen Brechts spelers zich afstandelijk op en analyseren hun rol of de situatie zo nu en dan, waarbij ze het publiek direct aanspreken. Ook maakt hij regelmatig gebruik van een verteller die tussen scènes door de situatie op het toneel beschouwt, verduidelijkt en vragen opwerpt. Al deze technieken zijn op zich niet nieuw: de verteller is een moderne toepassing van het koor in de Griekse tragedies en Brecht haalde voor andere Verfremdungstechnieken zijn inspiratie uit de commedia dell' arte en het Oosterse theater. Zijn grote verdienste is dat hij deze technieken met een revolutionair doel toepaste. Inzicht Met zijn stukken wil Brecht ons een spiegel voorhouden, hij wil de maatschappelijke structuur zichtbaar maken en laten zien dat die niet onveranderlijk is. Als we dat willen, kunnen we een betere, meer rechtvaardige wereld maken. Stukje bij beetje, door het creëren van inzicht, streeft Brecht een maatschappelijke omwenteling of vreedzame revolutie na. Zijn werk wordt in die tijd sterk beïnvloed door de ideeën van Marx en Hegel, de revolutie die hij nastreefde was er dan ook een naar communistische snit. Bron:http://nl.wikipedia.org/wiki/Bertolt_Brecht Dans Choreografen Algemeen: Klassiek-romantisch ballet in de 19de eeuw Pre-romantiek 1790-1830 Na de Franse revolutie wordt de thematiek in het theater steeds meer afgestemd op de wereld van gewone mensen. De verhalen zijn dan wat volkser (zoals in de pastorales of landelijke verhalen). Maar ook in de techniek komen volkse elementen, met name in de caractère dans, waarbij typetjes verbeeld worden via pantomimische effecten. Voor de gewone types in een dans, werd de caractère dans gebruikt, maar voor de koningen en prinsessen werd de academische danstechniek gebruikt. Qua techniek ontstaat in deze periode van 1790-1830 een eerste aanzet tot de spitzentechniek, alleen wordt die nog niet helemaal doorgezet, de demie-pointe. Ook ontstaat de eerste aanzet tot het partnerwerk, waaruit de latere pas de deux uit zou groeien. Een van de belangrijkste choreografen, Salvatore Viganò, ontwikkelde een synthese tussen ballet en mime en hij noemde dit choreodrama. Een andere choreograaf was Charles Didelot, en hij introduceerde een aantal nieuwe dingen zoals de eerste poging om op de punten van de tenen te dansen; hij gebruikte zweefinstallaties waarbij de danser over het toneel kon vliegen en hij introduceerde de vleeskleurige maillot. Didelot introduceerde ook het lifwerk, waarbij de danseres door haar partner opgetild wordt. Didelot werkte zowel in Frankrijk als in Rusland. Beide landen werden voor het klassiek-romantisch ballet erg belangrijk. Romantiek 1830-1850 In de periode van de romantiek zijn er een aantal thema’s in de kunsten, die van groot belang zijn voor de ontwikkelingen. Deze thema’s hebben vrijwel allemaal als kenmerk dat ze weg van de toenmalige dagelijkse wereld wilden gaan (escapisme) en wilden vluchten in mooiere en betere werelden. De werelden waarin men vluchtte in de dans, waren: · sprookjes (met daarin de strijd tussen goed en kwaad) · dromen (het bovennatuurlijke) · verre oorden (exotisme) · de natuur (de decors bestaan vrijwel altijd uit bosrijke landschappen) · de geschiedenis van het eigen volk (nationalisme/mythen en legenden van het eigen volk) · de onbereikbare liefde In vrijwel alle belangrijke balletten uit deze periode kun je deze elementen terugvinden. Kenmerken van het romantisch ballet zijn: · In de verhalen is er altijd een tegenstelling tussen aard<->bovenaards; realiteit<->fictie te vinden · Liefde, zelfopoffering en de dood spelen een centrale rol · De verhalen spelen zich meestal af in het Europa van de Middeleeuwen of in een vreemde,exotische cultuur · De plaats van handeling bestaat veelal uit een decor van donkere bossen, woeste ravijnen, wilde bergbeken, kastelen, kloosterruines, oosterse tempels, paleizen of onbewoonde eilanden. · De muziek ondersteunt de dansuitvoering en is tevens sterk sfeerbepalend. · Balletten zijn verdeeld in 2 of 4 aktes. Daarbij vertegenwoordigen de aktes 1 en 3 meestal de realiteit (het handelingsballet), terwijl akte 2 en 4 de fantasie of het bovennatuurlijke vertegenwoordigt. · De rol van de ballerina is allesbepalend en overheersend; die van de man wordt ondergeschikter · De halflange witte tutu (ontworpen door Eugène Lany) en het dansen op de pointes (spitzen) worden kenmerkend voor de gedeelten waarbij het bovennatuurlijke een rol speelt (ballet blancs) · In elke acte staat een duet of pas de deux centraal. De pas de deux krijgt zijn karakteristieke vorm: entrée, adagio, variatie I (man), variatie II(vrouw), eventueel gevolgd door variaties III en IV, afgesloten met een coda. Danstechnische ontwikkelingen Het gebruik van de pointes Voor de vertolking van bovennatuurlijke (vrouwelijke) wezens, zoals elfen, nimfen, sylfides, wili’s (geesten van overleden, bedrogen meisjes) e.d. was de illusie van het vliegen/zweven van groot belang. In de 18 de eeuw probeerden Italiaanse acrobaten en koorddansers al op de punten van hun tenen te dansen. De pointe-techniek werd aanvankelijk alleen door de ballerina (soliste) toegepast en niet door het corps de ballet. Later toen de balletschoenen aangepast werden met speciaal verharde neuzen, werd de pointe-techniek ook door het corps de ballet gebruikt. La Sylphide Was het eerste ballet waarbij de ballerina – een beroemde danseres genaamd Maria Taglioni – haar hele rol op de volle pointe uitvoerde. In de afbeeldingen die er van haar gemaakt zijn, wordt het zwevende, het lichte van haar rol als sylfide benadrukt door de piepkleine voetjes (en de vleugeltjes op haar rug). De choreografie van La Sylphide was van de vader van Marie Taglioni: Filippo Taglioni. Danstechniek Wat betreft de danstechniek, werd dus het dansen op de pointe (of spitzen) belangrijk. Daarnaast ontwikkelde zich het begrip élévation , dat is het vermogen van dansers om een gewichtloos, zwevend effect in hun dansen te tonen. Jeté’s (sprongen) zijn een manier om dit effect te bereiken. Tegenover deze élévation-techniek stond de terre-à-terre vorm, deze vertegenwoordigt juist het aardse en menselijke aspect in de balletten en is terug te vinden in de caractère dans. Deze caractère dans liet vaak nationalistische aspecten zien, door folklore-elementen of kostuums te verwerken. Theatertechnieken Al in de 16de en 17de eeuw werd er in de theaters gewerkt met toneelmachinereën. Deze machinerieën werden ook bij het klassiek-romantisch ballet gebruikt: zoals eerder al aangegeven werden er zweefmachines gebruikt om dansers werkelijk door de lucht te laten zweven. En verder werden er ook luiken in de toneelvloer gebruikt om personages met behulp van een lift te laten verschijnen. Wat betreft de verlichting werd er gebruikt gemaakt van olielampen (heel brandgevaarlijk, daarom zijn er nog nauwelijks authentieke theaters uit die tijd overgebleven, veel theaters zijn afgebrand). De olielampen werden halverwege de negentiende eeuw vervangen door gaslicht, dat was niet alleen een krachtigere lichtbron, maar deze kon ook vanuit bepaalde punten een specifieke toneelbelichting maken (zoals maanlicht e.d.). Choreografen: de Italiaanse, Franse en Deense stijl Vanaf de oprichting van de Academie Royale de la Danse in 1661 was ballet een vrijwel geheel Franse aangelegenheid geworden. Toch ontwikkelde zich in de loop van de negentiende eeuw ook in andere landen een balletcultuur. In Italië was een van de belangrijkste danspedagogen Carlo Blasis. Hij maakte veel choreografieën, en publiceerde ook belangrijke boeken over danstechniek. Blasis introduceerde ook een nieuwe danstechniek, de attitude, dat is een danspose (deze had hij afgeleid van de pose van een beeldje – zie de afbeelding hiernaast). Blasis geeft in zijn boeken ook regels waar een goede balletproductie aan zou moeten voldoen, zo zou een ballet volgens hem uit 2 delen moeten bestaan. August Bournonville was een Frans-Deense choreograaf die een belangrijk stempel drukte op het ballet in Denemarken. Daar bleven zijn balletten in vrijwel originele stijl behouden, waardoor we nu nog een authentiek beeld hebben van deze balletten uit de Romantiek. Bournonville legde in zijn balletten een grote nadruk op de handeling (in de landelijke/dorpsomgeving), en daarmee was de caractère dans en de mime in zijn balletten belangrijk. Daarnaast was er uiteraard ook veel aandacht voor het bovennatuurlijke element. In de stijl van Bournonville zag je vooral veel allegro-werk en een grotere aandacht voor flitsend voetenwerk. Filippo Taglioni was afkomstig uit een Italiaanse dansersfamilie. Filippo kreeg zijn opleiding van zijn vader Carlo (ook een danser). Vanaf 1820 legde Filippo zich meer toe op het maken van choreografieën en toen hij in 1831 in Parijs een balletscène maakte voor de opera Robert le Diable van Giacomo Meyerbeer, had hij daarmee zoveel succes (vooral met zijn ballet blanc) dat zijn naam gevestigd was. In het opvolgende seizoen presenteerde hij La Sylphide. Dit werk was een groot succes en beleefde vele opvoeringen zowel in Parijs als daarbuiten. Dit werk werd het belangrijkste werk van Filippo Taglioni. Jean Coralli was een Franse balletmeester en choreograaf en hij is nu nog bekend vanwege zijn aandeel in de totstandkoming van een ander belangrijk ballet: Giselle. Samen met de criticus/dichter Théophile Gautier en de dichter Vernoy de Saint-Georges bewerkte hij het verhaal van Heinrich Heine: Die Wilis, tot een balletlibretto (libretto= verhaal) en leverde bijdragen aan de choreografie (samen met Jules Perrot). Jules Perrot kreeg zijn dansopleiding bij de beroemde Auguste Verstris. Hij was een geliefd en begaafd danser, en was de partner van Maria Taglioni. In 1834 leerde hij de ballerina Carlotta Grisi kennen, hij werd haar partner en leraar. Zijn carrière als choreograaf begon in 1836 met het ballet La nymphe et le papillon. In 1841 zag zijn meesterwerk Giselle in Parijs het levenslicht. Voor dit ballet maakte Perrot de dansen en de verbindende scènes waarin Carlotta Grisi optrad. De muziek die Adolphe Adam maakte voor Giselle is opmerkelijk, omdat daarin voor het eerst bij ballet gebruik gemaakt wordt van een leitmotiv. (een Leitmotiv is een leidend en terugkerend muzikaal thema dat gekoppeld is aan een bepaald personage of gebeurtenis). Bovendien wist de choreograaf Jules Perrot op overtuigende wijze vorm en karakter aan de verschillende personages te geven. Giselle wordt nog steeds opgevoerd, omdat het hoge danstechnische eisen stelt maar ook een grote dramatische vertolkingskunst vraagt van de ballerina. De ballerina als ster De status van de ballerina groeide in de negentiende eeuw uit tot ongekende hoogte. Er was sprake van echt sterrendom. Ballerina’s maakten tournees en de beroemdste danseressen verdienden zeer hoge gages en waren echt rijk. De danskunst was erg populair, maar gek genoeg werd het als beroep niet respectabel gevonden. Danseressen waren vaak afkomstig uit arme gezinnen. In de hoogtijdagen van het klassiek-romantisch ballet, kregen de beroemdste danseressen zoveel aandacht van hun bewonderaars dat er gesproken kan worden over een balletomanie. Danseressen Maria Taglioni wordt gezien als de eerste romantische ballerina. Dit komt omdat zij als eerste een rol van begin tot eind op pointe uitvoerde, in La Sylphide. Taglioni was een etherische, lyrische danseres die vooral heel goed de bovenaardse wezens kon vertolken. De positie van Maria en haar vader Filippo bij de Parijse Opéra was zo sterk dat zij lange tijd konden verhinderen dat andere bekende ballerina’s er geëngageerd werden. Toen de Taglioni’s naar St.Petersburg vertrokken, kwam er pas een doorbraak en kregen andere ballerina’s zoals Fanny Elsler ruim baan. Carlotta Grisi kwam uit een Italiaanse artiestenfamilie. Grisi was een warmbloediger type dan Maria Taglioni. Haar vertolkingen hadden over het algemeen ook een wat dramatischer inslag. Haar grote doorbraak kwam met de vertolking van de titelrol in het voor haar gemaakte ballet Giselle. Fanny Elsler was een Oostenrijkse danseres. Zij bewoog zich op vrijwel alle balletterreinen van haar tijd: lyrisch, dramatisch en caractère. Maar vooral door haar caractère rollen werd zij beroemd. Haar levendige aard leende zich bijzonder voor rollen waar naast een perfecte academische techniek ook het aardse en warmbloedige karakter van de caractère dans aan bod kwam. Tot haar grootste successen behoorde de Spaanse dans, de Cachucha, in het ballet Le diable boiteux van Jean Coralli. Fanny Cerrito was eveneens een zeer gevierde ballerina. Haar naam is vooral verbonden aan het werk van Arthur Saint-Léon. Cerrito was een technisch zeer bekwame, warmbloedige en zeer mooie danseres. De meeste werken waarmee zij successen oogstte hebben echter geen repertoire gehouden. Ook was haar naam niet met één bepaalde rol in het bijzonder verbonden. Pas de Quatre In 1845 had de Engelse impresario Lumley het idee om een aantal van de beroemdste ballerina’s in één ballet bij elkaar te brengen. Jules Perrot tekende voor de choreografie. Het werd een kort dansstuk voor vier solisten waarin de specifieke kwaliteit van elk van hen tot uitdrukking zou kunnen komen. De sterren die uiteindelijk aan deze productie meededen waren: Maria Taglioni, Carlotta Grisi, Fanny Cerrito en Lucille Grahn (een Deense danseres). Foyer de la danse De Pas de Quatre vormt min of meer een symbolische afsluiting van de romantische periode van het ballet. In de tweede helft van de negentiende eeuw verloor het ballet aan lyriek en dramatische zeggingskracht en werd de nadruk geleidelijk aan gelegd op meer virtuoos vertoon en erotiek. Deze decadentie kwam met name tot uiting in het fenomeen van de Foyer de la danse, zoals men die bij het ballet van de Parijse Opéra kende. De Foyer de la Danse was een ruimte die zich achter het toneel bevond en die was ingericht als een luxueuze, versierde oefenruimte. Daar konden de danseressen voor hun optreden verpozen. Welgestelde abonnementshouders hadden toegang tot deze ruimte konden daar contact leggen met hun favoriete danseres. Met dans had dit nog weinig te maken. Bron: Dansgeschiedenis – de ontwikkeling van de westerse theaterdans. Bert Westra Bron: http://www.kunstcontext.com/ckv/sd4read.htm Ontwikkeling van de dans Ballet als voorloper van het moderne dansen Dans is waarschijnlijk zo oud als de mensheid. Veel dansen hadden te maken met de heersende landbouwcultuur en waren vaak religieus of ritueel van aard. In de Middeleeuwen is het klimaat minder gunstig om dans tot ontwikkeling te laten komen. Het christendom keurt dans in het algemeen af, vanwege heidense associaties met zinnelijkheid en de duivel. Toch blijft de wereldse functie van dansen als vermaak en plezier bestaan. Kunstvorm In de Renaissance wordt dans verheven tot een kunstvorm. Deze dans heeft regels, vastgestelde passen met een voorgeschreven wijze van uitvoering. Juist daarom maakte het hofballet tijdens de regeringsperiode van Lodewijk XIV een grote bloei door. In de 17de eeuw is ook de belangstelling voor meetkunde belangrijk voor de ontwikkeling van het klassieke ballet. De vormgeving van bewegingen weerspiegelen de belangstelling voor perspectivische lijnen en geometrie. Volledige theaterkunst Rond 1700 wordt het ballet een volledige theaterkunst. Professionele dansers in openbare, burgerlijke theaters in de stad voeren de balletten uit. Dit zijn in het begin vooral mannen. Zij beheersen een virtuoze techniek van springen en draaien. In de tweede helft van de 18de eeuw ontstaat het handelingsballet. Voor het eerst in de geschiedenis van de theaterdans, is het ballet in staat om zelfstandig een verhaal uit te beelden. Het is een uitvoering zonder gesproken of gezongen tekst. K Koning Lodewijk XIV Romantiek In de negentiende eeuw bekleedt de Romantiek een positie als belangrijkste stroming in alle kunsten. Het romantische levensgevoel komt tot uiting in de onderwerpen van het ballet: onmogelijke liefdes, verre landen en sprookjes. Ook de techniek wordt aangepast aan het karakter van de romantiek. Om de indruk van 'zwevende' danseressen te wekken, ontstaat de spitzen techniek. Ook de witte, halflange tutu als kostuum suggereert dat de danser een licht, bovennatuurlijk wezen is. Ballet van Michel Fokine, de Sylfides, 1990 Vrouwelijke dansers De rol van de mannelijke dansers beperkt zich in deze balletten veelal tot het ondersteunen van de schijnbaar gewichtloze, vrouwelijke danseressen. Het eerste romantische ballet is van de Italiaanse choreograaf Taglioni uit 1831. Het heet 'De Sylfide'. Een Sylfide is een gewichtloze sprookjesfiguur, een luchtgeest. Met haar spitzen en zeer gracieuze houdingen tart zij voortdurend de zwaartekracht. Bron: http://www.schooltv.nl/eigenwijzer/2157317/ckv/item/195546/ontwikkeling-van-de-dans/ Muziek Componisten Giselle (Ballet gechoreografeerd door Jules Perrot en Jean Coralli – 1841) hoogst gewaardeerde ballet uit die tijd; stelt de allerhoogste technische en artistieke eisen aan de hoofdrolspeelster, omdat zij zich in de dans ontwikkelt van een dorpsmeisje naar een geest. Muziek gecomponeerd door Adolphe Adam http://www.youtube.com/watch?v=z23wPiW0ogc Levensbeschouwing Romantische denkwijze: de hogere werkelijkheid is alleen grijpbaar in het geestelijke, niet in het aardse. Dit verklaart de sprookjesachtige, bovennatuurlijke thema’s van de balletten uit die tijd. De zuivere liefde stond vaak symbool voor de hogere waarheid. De mens zou streven naar onbereikbare idealen (bijvoorbeeld: liefde van sterveling voor een geest). Bron: https://portal.fontys.nl/instituten/kunsten/CKV_01/CKV%202/cultuur%20romantiek%20en%20realisme/teksten/Het%20Romantisch%20Ballet.p df Kunst en Vermaak Beeldend Schilderkunst Kunstenaars 1. Gérôme 2. Cabanel Beeldhouwkunst Kunstenaars Architectuur Architecten 1. Charles Garnier Theater/literatuur Toneelschrijvers 1. Schiller Schouwburgen 1. Salon des Variétés Dans Danssalons 1. Académie Royale de Danse Muziek Componisten 1. Adam 2. Wagner Beeldend Schilderkunst Jean-Léon Gérôme, Gebed in de moskee van Qáyt-Báy, ca 1895 Gérôme werd in 1867 beschouwd als de meest getalenteerde oriëntalist, maar dit was slechts één aspect van zijn talent want hij schilderde ook historische en eigentijdse onderwerpen. Wat ook de bedenkingen waren van de critici, Gérôme was enorm populair bij zowel verzamelaars, die zijn schilderijen kochten, als het grote publiek dat gravures van zijn schilderijen aanschafte in alle soorten: historisch, eigentijds of etnografisch. Zola schreef: 'Er is geen Salon in de provincie zonder een gravure voorstellende 'Het duel na het gemaskerde bal', of 'Lodewijk XIV en Molière'; in jongensinternaten hangt 'De Almah' of 'Phryne voor het tribunaal'; dit zijn de ondeugende onderwerpen die onder mannen geoorloofd zijn. Wat serieuzere mensen hebben 'De gladiatoren' of 'De dood van Caesar'. M. Gérôme maakt voor ieder wat wils.' Zola was, voor de duidelijkheid, niet gecharmeerd van Gérôme's succes maar een andere criticus vermeldde hetzelfde accent op het anecdotische maar zei dat Gérôme het tenminste niet liet bij een vluchtige schets, omdat hij lang en hard aan zijn schilderijen werkte. Voor de meeste critici gold dat zij een duidelijk formeel onderscheid maakten tussen schets en eindresultaat. Cabanel, De geboorte van Venus Cabanels bliksemcarrière kon worden toegeschreven aan het feit dat hij in staat was om de wellustgevoelens van zijn beschermheren aan te spreken (onder wie Napoleon III) en dat de Académie, in een laatste ijdele poging, nog een beetje van de klassieke traditie wilde behouden. Deze winnende combinatie werd goed beschreven door Zola: 'Neem een antieke Venus, een gewoon vrouwenlichaam getekend volgens de oude regels, en schilder haar wat rozig en bleekjes zachtjes/poezelig met een poederdons, dan heb je Cabanels schoonheidsideaal. Deze fortuinlijke kunstenaar heeft het probleem opgelost om tegelijkertijd serieus te blijven en toch te behagen. Tegen de serieuze mensen zegt hij: 'Bij het zien van de oude meesters in Rome ben ik lichter gaan werken; kijk naar mijn tekening, die is eenvoudig en volgens de regels.' Tegen de frivole mensen zegt hij: 'Ik weet hoe ik kan behagen, ik ben niet zo stijf en streng als mijn vroegere collega's in Rome, ik beschik over gratie en sensualiteit, tere kleuren en vloeiende lijnen.' Bron: http://www.cultuurnetwerk.nl/producten_en_diensten/bronnenbundels/2001/2001_92.htm Beeldend Architectuur Opera Garnier, Parijs, ontworpen in opdracht van Napoleon III Gericht op: kunst en vermaak Parijs telt tegenwoordig twee Opera gebouwen de bekendste is wel de Opera Garnier. Deze is in 1862 ontworpen in opdracht van Napoleon III door de tot dan toe onbekende architect Charles Garnier. Door de Frans Duitse oorlog in 1871 moest de opening uitgesteld worden tot 1875. Het is zowel van binnen als van buiten een geweldig gebouw. Het interieur is uitgevoerd in rood fluweel en goud, de trappen in het trappenhuis zijn van wit carrara marmer en het plafond is overgeschilderd door Chagall. Tegenwoordig zijn hier alleen nog de ballet uitvoeringen te zien, opera's worden in dit gebouw allang niet meer uitgevoerd. Deze worden opgevoerd in de nieuwe Opera Bastille. In het gebouw zit een museum, Musee l'Opera waar je alle partituren van de ooit hier uitgevoerde opera's en balletten vindt. Het grote plein aan de voorzijde van de Opera werd ontworpen door Baron Haussmann, zijn gelijknamige Boulevard Haussmann ligt aan de achterzijde van de Opera. Charles Garnier, de architect van de grote opera in Parijs, was pas 36 jaar toen hij in 1861 de wedstrijd voor vermaarde architecten won. De keizerin steunde een andere architect en vroeg Garnier nadat hij zijn plannen had gepresenteerd verontwaardigd: 'Wat moet dat voorstellen? Dat is toch geen stijl! Dat is niet Louis XIV, niet Louis XV en niet Louis XVI.' Garnier antwoordde hierop: "Madame, dat is Napoleon lll!' Interieur van Opera Garnier Afgezien van de opera in Budapest, die naar het voorbeeld van Parijs werd opgericht (1884), is er bijna geen ander operatheater op de wereld dat met de elegante benaming 'palais' wordt aangeduid. Het Palais Garnier is nooit in koninklijk of keizerlijk bezit geweest. Het is een palais van de bourgeoisie. De Parijse Opéra verloor in 1830, na de Juli-Revolutie , zijn staatssubsidie. Nog in datzelfde jaar werd ondernemer Véron de nieuwe directeur van de Opéra. Hij maakte van de Parijse Opéra een commercieel succes. Volgens Véron vertegenwoordigde de Juli-Revolutie de triomf van de bourgeoisie . Hij was ervan overtuigd dat deze triomferende bourgeoisie zichzelf zou willen vermaken zoals vroeger aan het hof gebruikelijk was. 'De Opéra zal haar Versailles worden', zei hij. Plattegrond van Opera Garnier, geel = 2.130 zitplaatsen De belangrijkste reden om naar de opera te gaan: gezien worden en anderen zien: sociale redenen. Daarom is de zaal hoefijzervormig: iedereen kan elkaar zien. Vooral ook is het van belang, dat men elkaar kon ontmoeten buiten de zaal. Daarom is er zoveel ruimte rond de grote centrale trap. Daar konden de nodige uitwisselingen zich afspelen. De sociale functie is dus duidelijk uit de bouw af te lezen. Bron: http://digischool.nl/ckv2/romantiek/romantiek/garnier/opera__garnier.htm Theater/literatuur Toneelschrijvers Enkele vertegenwoordigers: Het burgerlijk drama scheert vooral hoge toppen in Duitsland met o.a. Lessing (17291781) – Goethe ( en hier )(1749-1832) en Schiller ( en hier) (1759-1805). In de 19de eeuw vooral Wagner (1813-1883) met het drama als openbaring van wat in de volksziel leefde ( volksziel: romantische notie van de Duitser Herder: elke natie zou over een eigen volksziel beschikken: een kern van gemeenschappelijke cultuur) Schiller en zijn werk Het toneelstuk Die Räuber (De rovers, zie hierboven op de afbeelding) is als grootste werk van Friedrich Schiller sterk te vergelijken met King Lear van William Shakespeare. Het werd anoniem gepubliceerd in 1781, en op 13 januari 1782 voor het eerst opgevoerd in Mannheim. Schiller werd er op slag beroemd mee. Friedrich Schil er (1759-1805), de Duitse dichter, toneelschrijver, filosoof en historicus waar men niet omheen kan. Wie heeft beter dan hem het zelfbewustzijn van de gewone man aangewakkerd tegen de macht van de gevestigde en onderdrukkende macht? "Sturm und Drang" was hem eigen en verbond hem zeer intens met Johann Wolfgang von Goethe, en omgekeerd. Die twee vulden elkaar werkelijk aan in de grootse "Weimarer Klassik". Pathos en gevoelens van Schil er kennen zovelen uit zijn werken als Die Räuber, Wilhelm Tell en andere. En wie kent zijn gedicht Ode an die Freude niet, de tekst van de Europese hymne, gegoten in Ludwig Van Beethovens negende symfonie? Friedrich mocht vanaf 1775, 16 jaar oud, geneeskunde studeren aan de militaire academie (zie vorige posting). Dat deed hij graag en zo maakte hij voor zichzelf vrije tijd om zijn passie te beoefenen: lezen en schrijven. Vooral Shakespeare, Rousseau en Goethe interesseerden hem. Die schrijvers vertolkten wat in hem leefde: een drang naar vrijheid, en drang om uit dat keurslijf van een opleiding in de militaire academie te geraken. En meer: Goethe wees in zijn drama's op de noodzaak om vrij te komen van onmondigheid en om op te komen voor vrijheid en het benutten van de verstandelijke mogelijkheden van elk individu. Goethe schudde het verstand in de gewone man letterlijk wakker, zo voelde Schiller het aan. Die Goethe boeide hem. Hij was maar tien jaar ouder dan Friedrich en schreef in een stijl die de jonge adolscent volledig aansprak: passie, passie en passie. Friedrich las het prachtige gedicht van Goethe Prometheus, een passionele aanval op de goden. Hij las ook Goethes Götz von Berlichingen, een al even passievol drama. In dat eerste jaar geneeskundestudies schreef hij zijn eerste gedicht Der Abend. Het lezen van Goethes Prometheus had op de jonge Friedrich een onmiskenbare invloed. Hier het gedicht Der Abend: Senke, strahlender Gott - die Fluren dürsten Nach erquickendem Thau, der Mensch verschmachtet, Matter ziehen die Rosse Senke den Wagen hinab! Siehe, wer aus des Meers krystallner Woge Lieblich lächelnd dir winkt! Erkennt dein Herz sie? Rascher fliegen die Rosse, Tethys, die göttliche, winkt. Schnell vom Wagen herab in ihre Arme Springt der Führer, den Zaum ergreift Cupido, Stile halten die Rosse, Trinken die kühlende Fluth. An dem Himmel herauf mit leisen Schritten Kommt die duftende Nacht; ihr folgt die süße Liebe. Ruhet und liebet! Phöbus, der liebende, ruht. Sturm und Drang noemt men deze passievolle stijl van schrijven. Tijdens zijn studies begon hij aan een van zijn meest beroemde drama's: Die Räuber. In diezelfde stijl van Sturm und Drang vertolkt hij in dat drama de strijd tussen wet en vrijheid, tussen twee broeders die elk een opponent vertegenwoordigen: de ene is materialistisch, sterk absolutistisch en kleeft de wet aan die hij met alle listen benut, ergens in de geest van Het doel wettigt de middelen. Het drama is trouwens een aanklacht tegen het machiavellisme. De andere broeder vertegenwoordigt de vrijheid, het humanisme en ergens ook wel wat naïviteit. Passievol voltooit zich het conflict tussen beiden. In 1780 was de toen 21-jarige Friedrich afgestudeerd en kon de academie als militair geneesheer verlaten. Op die wijze had hij eer betoond aan zijn vader, die eveneens militair geneesheer was. Een jaar later werd het drama Die Räuber voltooid en in 1782 voor het eerst opgevoerd in Mannheim. In Mannheim, Schil er woonde toch in de omgeving van Stuttgart? Ja, inderdaad, maar de hertog van Württemberg had iets vernomen van het nieuwe drama en was werkelijk verbolgen, dat een militair geneesheer theater schreef waarin de wet aangevallen werd. Friedrich voelde het onweer hangen en liet daarom de eerst opvoering doorgaan ver weg van Stuttgart. Het was een knalsucces! Vooral de jeugd was begeesterd door dat drama. Die Räuber werd een voorbeeld voor velen om op te komen voor eigen rechten en tja... jongeren begonnen her en der zelf 'roverbendes' op te richten! Dat drama werd op korte tijd zeer beroemd. Guiseppe Verdi (18131901) in Italië baseerde na Schil ers dood zelfs een opera op dit drama: I Masnadieri. Schiller http://nl.wikipedia.org/wiki/Friedrich_Schiller http://duits.skynetblogs.be/archive/2007/03/13/friedrich-schiller-die-rauber.html Theater/literatuur Schouwburgen Salon des Variétés Aquarel Salon des Variétés (rond 1891), door J.M.A. Rieke (1851-1899) Gericht op: kunst en vermaak. Een plaats van sociaal gebeuren,wisselwerking tussen kunst en een groter publiek. De Salon des Variétés is de naam van twee commerciële schouwburgen in Amsterdam in de negentiende eeuw. De Salon des Variétés aan de Nes (1839-1868) opgericht door Joseph Duport en de Salon des Variétés aan de Amstelstraat (1844-1895) opgericht door Nathan Judels en Pierre Boas. Allebei de theaters hadden dezelfde naam omdat ze volgens eenzelfde voor Amsterdam nieuw commercieel concept werkten. Er waren geen rangen zoals in andere schouwburgen, iedereen betaalde dezelfde entreeprijs, 75 cent 'in vertering' dwz inclusief consumptie, in de zaal mocht gedronken en gerookt worden. Het theaterprogramma bestond aanvankelijk uit vaudevilles, Franse blijspelen met zang naar het Nederlands vertaald. Geschiedenis De in 1839 opgerichte Salon des Variétés was vanaf 1843 onder de naam Grand Salon des Variétés, gevestigd in het door Nathan Judels en Pierre Boas gebouwde pand op de hoek van Amstelstraat en de Paardenstraat. Het was het eerste variététheater van Amsterdam. In de periode van 1873 tot 1879 was Louis Bouwmeester directeur van het theater. Hij kreeg daar in 1861/1862 zijn eerste rollen. In mei 1873 maakte zijn zuster, Theo Mann-Bouwmeester, hier haar debuut in het historische drama Margot de bloemenverkoopster. Enkele jaren later werd de Salon in 1878 overgenomen door het gezelschap van vader en zoon Gustave Prot. Na één seizoen besloten zij verder te gaan in Frascati in de Amsterdamse Nes. In 1880 was er wederom een overname van Salon des Variétés. George de Groot nam ditmaal de leiding op zich. Na het vertrek van de Nederlandse Toneelvereniging uit het theater, in 1895, werd het pand verkocht aan de eigenaar van brouwerij t Haantje. Hij verbouwde dit theater, het koffiehuis en naastgelegen hotel De Leeuw tot De Nieuwe Karseboom. Bron: http://nl.wikipedia.org/wiki/Salon_des_Vari%C3%A9t%C3%A9s Dans Danssalons Lodewijk XIV van Frankrijk Lodewijk XIV, bijgenaamd de Zonnekoning of ook wel de Grote, werd reeds als kind, op 14 mei 1643, formeel koning van Frankrijk; in 1661 nam hij de macht over van zijn moeder die zolang regentes was geweest. Tot zijn dood zette hij 54 jaar lang een sterk persoonlijk stempel op de Franse binnen- en buitenlandse politiek. Lodewijk verstond de kunst van het imponeren, niet alleen met militaire middelen, maar ook met een indrukwekkende hofhouding in het door hem enorm uitgebreide Paleis van Versailles. Zijn eetlust en zijn behoefte aan maîtresses waren legendarisch. Daarnaast stimuleerde hij kunsten en wetenschappen. Als machtspoliticus was hij zeer bekwaam. De absolute monarchie bereikte tijdens zijn regeerperiode een hoogtepunt. In de geest van Machiavelli liet hij zich weinig gelegen liggen aan morele overwegingen. Tijdens zijn bewind verminderde de rol van godsdienstige tegenstellingen in de Europese machtsverhoudingen. De combinatie van Lodewijks tomeloze ambitie en de grote menselijke en natuurlijke hulpbronnen van zijn land dreven zowel zijn protestantse als katholieke rivalen bijeen om de Franse hegemonie te beteugelen.. Bron: http://nl.eravo.com/Lodewijk_XIV_van_Frankrijk De Académie Royale de Danse (1661 - 1789) was de eerste dansacademie in Europa, in opdracht van koning Lodewijk XIV opgericht in Parijs. In circa 1664 volgde een fusie met de Académie Royale de Musique. Binnen dit instituut werden hofdans en hofmuziek geprofessionaliseerd. Wat betreft dans gebeurde dit onder meer door de toen gangbare danstechnieken op schrift te stellen. Zo ontstond de basis voor het academische ballet. Aanvankelijk was de academie een plek waar dansmeesters en componisten nieuwe ontwikkelingen bespraken en waar ze balletopera’s creëerden. In de loop van de 18e eeuw konden er ook dansers worden opgeleid. Na de Franse Revolutie werd de academie omgedoopt tot de Opéra National de Paris, dat tot op de dag van vandaag een zeer gerespecteerd en gerenommeerd gezelschap, met interne opleiding, is. Bron: http://nl.wikipedia.org/wiki/Acad%C3%A9mie_royale_de_danse De Spiegelzaal. De grootste ruimte van het paleis is de Spiegelzaal, deze zaal is ook bekend van het verdrag dat er in 1919 gesloten werd om een einde aan de Eerste Wereldoorlog te maken: het Verdrag van Versailles. De gasten van Lodewijk XIV moesten altijd eerst in deze zaal wachten voordat ze werden toegelaten bij de koning. Verder werd de zaal gebruikt als balzaal bij de diverse feesten. Opvallend in de zaal zijn de muurschilderingen en de vele spiegels, waaraan de zaal haar naam te danken heeft. Lodewijk XIV noemde zichzelf de Zonnekoning, omdat hij zichzelf als het middelpunt van de wereld zag. Er staan dan ook veel beelden van de Grieks-Romeinse zonnegod Apollo in het paleis, die deze naam van de Franse koning benadrukken. Naast Apollo zijn er nog verschillende andere GrieksRomeinse goden in het paleis aanwezig, of verwerkt in muurof plafondschilderingen of in de vorm van een beeld. Dat is niet zo bijzonder, want Lodewijk XIV liet zich erg inspireren door de Grieks-Romeinse kunst. Ballet niet bedoeld voor amateurs Toen er steeds hogere eisen werden gesteld aan de dansers en het niveau van het Ballet de Cour omhoog ging, konden de hovelingen de dansen niet meer uitvoeren. Ballet de Cour was niet meer bedoeld voor de zogenaamde amateurs. Lodewijk XIV stichtte daarom in 1661 de Académie Royale de la Danse, een verbond van dertien dansmeesters uit Frankrijk. Zij legden in handboeken de basisprincipes van het klassieke ballet vast. Een belangrijk basisprincipe is het en-dehors draaien, oftewel buitenwaarts draaien. Dit houdt in dat er vanuit de heupen, benen en voeten naar buiten gedraaid diende te worden. Dit gaat tegen de natuur in. De onnatuurlijkheid was erg vanzelfsprekend in die periode, de mens stond immers boven de natuur. Met de stichting van de Académie maakte Lodewijk van de dans een kunst met zeer strenge regels. De gezelschapsdans en de toneeldans liepen definitief uit elkaar, het ballet verhuisde van de balzaal naar het podium en het dansen werd een beroep. De Académie was echter geen opleidingsschool voor dansers. Die kwam er in 1714 met de oprichting van het Conservatoire de la Danse et Musique. In 1681 nam Lodewijk XIV het besluit dat vrouwen ook mee mochten dansen in balletten, tot die tijd hadden de mannen in travestie een vrouwenrol gespeeld. De eerste vrouw in het ballet was Mademoiselle La Fontaine in het ballet “Le triomphe de l’Amour”. De vrouwen aan het hof van Lodewijk XIV De vrouw van Lodewijk XIV: Maria-Theresa. De Spaans-Habsburgse Maria-Theresa was even oud als Lodewijk XIV. Zij werd geboren op 1638 en in 1660 werd zij Lodewijks echtgenote. Maria-Theresa was de dochter van Filips 4e van Spanje. Zij hield veel van Lodewijk XIV en bleef hem altijd trouw. De kardinaal Mazarin had voor dit huwelijk gezorgd toen Spanje met Frankrijk vrede had. Spanje zorgde er wel voor dat Maria-Theresa geen koningin van Spanje kon worden en beloofde haar dat ze een bruidsschat zou krijgen van 500 miljoen dukaten. Spanje zou dit echter nooit kunnen betalen. Koningin Maria Theresa kreeg 6 kinderen, namelijk Lodewijk, Anna-Elisabeth, Maria-Anna, Maria Thérèse, Philippe en Lodewijk Frans. De laatst 5 stierven heel snel. Anna-Elisabeth, Maria-Anna en Lodewijk Frans werden nog geen 1 jaar. Maria Thérèse werd 4 jaar en Philippe werd 3 jaar. Het eerste kind, Lodewijk, werd in 1661 geboren en ging in 1711 dood. Maria Theresia moest op uitdrukkelijk bevel van Lodewijk XIV leren al zijn maîtresses toe te staan, bij kerkdiensten en andere officiële gelegenheden naast hen zitten en beleefd met hen praten. Maria Theresia stierf op 47 jarige leeftijd op 30 juli 1683. Ze overleed waarschijnlijk aan kanker net zoals de moeder van Lodewijk XIV. De maîtresses van Lodewijk XIV. Één van de 4 officiële maîtresses van Lodewijk XIV was Demoiselle de La Vallière. Ze was één opvallende schoonheid. La Vallière hield veel van dansen, net als Lodewijk XIV zelf. Ze werd in 1661 maîtresse van Lodewijk, maar pas in 1663 merkte Maria-Theresa van deze verhouding. Maria-Theresa wist pas hoe serieus deze zaak was toen Lodewijk XIV Madame La Vallière een heel bijzonder kerstgeschenk gaf: op 19 december kreeg Madame La Vallière een zoon, die verder opgevoed werd door Madame Colbert. La Vallière heeft echter nooit geprobeerd de plaats van Maria Theresia te verdringen. Toen La Vallière lelijker werd nadat zij een zoon had gebaard, ging Lodewijk XIV over op een andere maîtresse: markiezin Montespan. Zij was de tweede maîtresse van Lodewijk XIV. Lodewijk XIV vond haar erg aantrekkelijk door haar blonde haren en blauwe ogen. Zij had haar plek als maîtresse bemachtigd door regelmatig bij Madame La Vallière op bezoek te gaan, toen deze een verhouding had met de koning. Zo werd Montespan echt de maîtresse van Lodewijk XIV. Markiezin Montespan was net zo hebzuchtig en vastbesloten als Lodewijk XIV. Ze zorgde ervoor dat ze zelf en haar familie overal het grootste voordeel kregen. Zo kreeg haar broer de maarschalkstaf en andere familieleden kregen titels en voorrechten. In 1678 werd La Fontagnes de derde maîtresse van Lodewijk XIV. Zij zorgde voor wat ruzietjes tussen Montespan en de koning. Toen Fontagnes, net als La Vallière, kinderen kreeg werd ze lelijk (volgens begrippen van Lodewijk XIV) Een jaar na haar verheffing tot hertogin ging ze tot matig verdriet van Lodewijk in 1682 dood. De vierde maîtresse was madame Maintenon. Na de dood van de koningin bereikte madame Maintenon in december 1684 haar doel. Hoewel het nog jaren duurde voordat Lodewijk officieel afscheid nam van Montespan, trad hij in het geheim met Madame De Maintenon in het huwelijk. Ze had veel meer belangstelling voor de gezondheid van de koning dan dat ze af en toe aan naastenliefde deed. Toen de koning stierf trok ze zich al terug voordat ze het bevel had gekregen om het hof te verlaten. Muziek Componisten Giselle (Ballet gechoreografeerd door Jules Perrot en Jean Coralli – 1841) hoogst gewaardeerde ballet uit die tijd; stelt de allerhoogste technische en artistieke eisen aan de hoofdrolspeelster, omdat zij zich in de dans ontwikkelt van een dorpsmeisje naar een geest. Muziek gecomponeerd door Adolphe Adam http://www.youtube.com/watch?v=z23wPiW0ogc Kunst en vermaak Ballet is een vorm van vermaak. De technische ontwikkelingen die zich in het romantische ballet voordeden hebben er aan bijgedragen dat het ballet steeds virtuozer en spectaculairder werd om naar te kijken. De muziek van Adam leverde een grote bijdrage en ondersteuning aan de ‘romantische’ sfeer van het balletstuk Giselle en was vernieuwend in het gebruik van het leidmotief (zie boven). Bron: https://portal.fontys.nl/instituten/kunsten/CKV_01/CKV%202/cultuur%20romantiek%20en%20realisme/teksten/Het%20Romantisch%20Ballet.p df Wagner: Gesamtkunstwerk Wagner was gericht tegen de sprookjesachtige vlucht uit de werkelijkheid zoals die zich in het klassiek-romantische ballet ontwikkelde, maar hij was ook tegen het realisme dat Zola voorstond.Hij wilde zich vooral richten op de eenheid en innerlijke samenhang. De uitbeelding op het toneel, zou een openbaring moeten zijn van dat wat als onbestemd wordt ervaren als basis van het bestaan. Naar het voorbeeld van de Grieken zocht Wagner naar de schoonheid van de nabootsing in de mythe. In de mythe wordt met een minimum aan conventionele vorm en uiterlijk verhaal diep in het menselijk bestaan gepeild. De mythe stoort zich niet aan de logica of consequentie, zoals het historisch verhaal, maar vermengt op eigen, onafhankelijke wijze begrip en inzicht met gevoel en intuïtie. Zo verbeeldt dat mythische drama een algemene ervaring, die bij de voorstelling in iedere toeschouwer herkenning wekt en hem bewust doet worden wat onder de oppervlakte leeft in hemzelf en alles wat hem omringt. Bron: 1999/2000 © door M.T. van de Kamp en Th. Vossen van www.kunstcontext.com 15