A Categorie 1 Hoofdrekenen 2 Voorbeelden per eigenschap A. 8+5=5+8 85=58 0,84 1 1 = 0,84 2 2 als je 8 euro betaalt en daarna 5 euro, dan betaal je evenveel als wanneer je eerst 5 euro betaalt en daarna 8 euro. als je van groente die € 0,84 per kg kost een dan betaal je evenveel als wanneer je een 1 kg koopt, 2 1 kg koopt van 2 groente van € 0,84 per kg. Deze eigenschap leg ik aan de klas alsvolgt uit: Probeer je uitleg uit op je buur 16 + (5 + 4) = (16 + 5) + 4 als je 16 euro betaalt en daarna 5+4 euro, dan geef je evenveel uit als wanneer je 16+5 euro betaalt en daarna 4 euro. (16 5) 4 = 16 (5 4) als je 16 euro per dag betaalt, is dit 16 5 euro per week en doe je dit 4 weken lang, dan betaal je evenveel als je 16 euro per dag betaalt in een totaal aantal dagen per week van 5 4 weken lang. Deze eigenschap leg ik aan de klas alsvolgt uit: Probeer je uitleg uit op je buur B. C. D. 3 14 = 3 10 + 3 4 = 30 + 12 = 42 je krijgt 3 € 14, namelijk 3 een biljet van € 10 en 3 4 euros. 3 19 = 3 20 – 3 1 = 60 – 3 = 57 je betaalt 3 € 19 door 3 een biljet van € 20 te geven en dan krijg je terug 3 1 euro. 32072 : 8 = 32.000 : 8 + 72 : 8 = 4.000 + 9 = 4.009 wat doe je als je het foute antwoord 409 krijgt? 9% van 56 = 10% van 56 – 1% van 56 = 5,6 – 0,56 = 5,04 Deze eigenschap leg ik aan de klas alsvolgt uit: Probeer je uitleg uit op je buur 23+ 19 = 23 + 20 –1 = 22 + 20 = 42 je hebt € 23 in je portemonnaie en krijgt er € 19 bij: je ontvangt een biljet van € 20 en je betaalt 1 euro terug. 54 – 29 = 54 – 30 + 1 = 55 – 30 = 25 je hebt € 54 in je portemonnaie en moet € 29 betalen: je betaalt met biljetten van € 10 en € 20 en ontvangt 1 euro terug. 3498,72 + 397,99 = 3498,72 + 400 – 2,01 = 39898,72 – 2,01 = 3896,71 je hebt 3498,72 in je portemonnaie en krijgt er € 397,99 bij: je ontvangt € 400 en geeft € 2,01 terug. 998,17 – 99 = 998,17 – 100 + 1 = 899,17 je hebt € 998,17 en moet € 99 betalen: je betaalt met een biljet van € 100 en krijgt 1 euro erbij. Deze eigenschap leg ik aan de klas alsvolgt uit: Probeer je uitleg uit op je buur E. 1 = 8 25 = 200 2 1 euro betalen; met 16 mensen 2 heb je 8 tweetallen, die per tweetal € 25 euro betalen. 16 12 1 15 3 = 5 10 = 50 3 Deze eigenschap leg ik aan de klas alsvolgt uit: Probeer je uitleg uit op je buur 3 : 0,6 = 30 : 6 = 5 hoevaak kun je € 3 euro verdelen over € 0,60 om een appel te kopen? Dus in 30 dubbeltjes zitten hoeveel porties van 6 dubbeltjes? 0,42 : 5 = 0,84 : 10 = 0,084 Als je 0,42 miljoen verdeelt over 5 mensen, krijg je evenveel als je 0,84 miljoen verdeelt over 10 mensen. 0,42 : 5 = 42 : 500 = 84 : 1000 = 0,084 3,27 : 0,5 = 6,54 : 1 = 6,54 Deze eigenschap leg ik aan de klas alsvolgt uit: Probeer je uitleg uit op je buur 16 mensen moeten ieder 12 1 15 planken van 3 meter lengte kun je zagen uit 5 planken 3 met een lengte van 10 meter, want uit een plank van 10 m 1 haal je 3 planken van 3 m. 3 F. Voorbeelden van Combinaties van eigenschappen 1 1 1 6 6 1 3 3 1 1 de lengte van 1 6 meter (1 6 + 6 = 6 + 2 3 3 1 = 8 m) is even groot als de lengte van 6 keer 1 m 3 1 (6 1+ 6 = 6 + 2 = 8 m). 3 16 1 1 12 7 8 12 8 7 100 7 700 2 2 55 44 = 110 22 = 100 22 + 10 22 = 2200 + 220 = 2420 (25 23) + (17 25) = (23 25) + (17 25) = (23 + 17) 25 = 40 25 = 1000 een vierde deel van 4 1 1 1 1 29 13 16 13 29 30 29 59 2 2 2 2 4 1 4 1 = een vierde deel van 4 + een vierde deel van = 1 + = 1 5 5 5 5 Controlevragen Los elk van de volgende opgaven op, door gebruik te maken van eigenschappen van getallen en eigenschappen van bewerkingen. Dus niet cijferend. Licht je antwoorden duidelijk toe. a. 55 18 = = 990 b. 503,11 – 289,89 = = 213,22 c. 1 1 (4 6,71) – (2,71 4 ) = 2 2 = 18 d. 500 : 375 = =1 e. 17,5 : 5 = = 3,5 1 4 Los elk van de volgende opgaven op, door gebruik te maken van eigenschappen van getallen en eigenschappen van bewerkingen. Dus niet cijferend. Licht je antwoorden duidelijk toe. a. 8,8 125 = = 1100 b. 5769 + 7981 = = 13750 c. 1 2 ( 2 8) + (8 4 ) = 3 3 = 56 d. 16 e. 19,95 : 5 = 2 72 = 3 Oefenvragen 1 1. 33 282 = 3 5 1 2. 5 7 = 7 5 3. 66 55 = 2 4. 8 96 = 3 5. 32 26 = 6. 64 5,125 1 1 7. 12 1 = 7 2 1 8. 49 : 2 = 3 9. 16000:1250= 2 10. 111: 5 7 11. 0,081 : 90 = 2 12. 8 : 3= 3 1 1 13. 3 : 6 = 6 3 14. 750 : 625 = 15. 18,5 : 2,5 = 1 = 3 1 een derde deel van 9 = 9 2 een vijfde deel van 7 = 3 3 een achtste deel van 3 = 5 1 een achtste deel van 2 = 4 1 1 9 -5 = 3 2 16. een vierde deel van 2 17. 18. 19. 20. 21. = 1200 = 3,99 1 1 5 4 7 3 4 7 2 5 5 604,17 – 398,83 = 40003,95 – 299,05 30009 – 29991 = 7093,12 + 899,78 = 6113 + 997 = 1 1 (3 5,3) + ( 3 3,7) = 3 3 2 1 (3 5,4) – (2 5,4) = 3 3 (48 124) + (14 62) = 1 1 98 70 = 7 5 1 1 98 45 = 7 5 22. 9 23. 24. 25. 26. 27. 28. 29. 30. 31. 32. 33. Toetsvragen Los elk van de volgende opgaven op, door gebruik te maken van eigenschappen van getallen en eigenschappen van bewerkingen. Dus niet cijferend. Licht je antwoorden duidelijk toe. a. 299,9 + 367,4 = b. c. d. e. 3257 - 2398 = 1 1 – 4 = 6 3 25 198 = 8 1 Een vierde deel van 3 is 3 Los elk van de volgende opgaven op, door gebruik te maken van eigenschappen van getallen en eigenschappen van bewerkingen. Dus niet cijferend. Licht je antwoorden duidelijk toe. a. 793,98 + 96,99 = b. 68307 - 5298 = d. 2 : 3= 3 0,075 : 25 = e. Een vijfde deel van 6 c. 8 2 is 3