Melanoom Gids Voor Patienten

advertisement
Huidkanker-melanoom
Wat is
melanoom?
We leggen het u
graag uit.
www.antikankerfonds.org
www.esmo.org
ESMO/AKF Patient Guide Series
Gebaseerd op de medische
praktijk aanbevelingen van ESMO
MELANOOM: GIDS VOOR PATIËNTEN
PATIËNTENINFORMATIE OP BASIS VAN DE ESMO-RICHTLIJNEN
Deze Gids voor Patiënten werd voorbereid door Het Antikankerfonds om patiënten en hun familie te
helpen een beter inzicht te krijgen in melanoom en de bijbehorende behandelingen. We raden de
patiënten aan om hun artsen te vragen welke tests of behandelingen nodig zijn voor hun ziekte en
ziektestadium. De medische informatie in deze gids is gebaseerd op de medische
praktijkaanbevelingen van de European Society for Medical Oncology (ESMO) voor de behandeling
van melanoom. De gids voor patiënten is opgesteld in samenwerking met ESMO en wordt verspreid
met de toestemming van ESMO. Het is geschreven door een arts en nagelezen door twee
oncologenvan ESMO, waaronder de verantwoordelijke voor de overeenkomstige clinical practice
guidelines voor professionals. Het is ook nagelezen door patiëntenvertegenwoordigers van de
‘Cancer Patient Working Group’ van ESMO.
Meer informatie over Het Antikankerfonds: www.antikankerfonds.org
Meer informatie over de European Society for Medical Oncology: www.esmo.org
Woorden die met een sterretje zijn aangeduid, worden achteraan dit document uitgelegd.
Melanoom: gids voor patiënten – Gebaseerd op de ESMO-richtlijnen – v.2013.1
Pagina 1
Dit document werd opgesteld door Het Antikankerfonds met de toestemming van ESMO.
De informatie in dit document vervangt geen medische consultatie. Het document is enkel bestemd voor persoonlijk gebruik
en mag op geen enkele manier worden aangepast, gereproduceerd of verspreid zonder schriftelijke toestemming van Het
Antikankerfonds en ESMO.
Inhoudstafel
Definitie van melanoom ............................................................................................................. 3
Komt melanoom vaak voor? ...................................................................................................... 3
Wat veroorzaakt melanoom?..................................................................................................... 4
Hoe wordt de diagnose van melanoom gesteld? ...................................................................... 6
Wat moet men weten voor een optimale behandeling? .......................................................... 7
Wat zijn de mogelijkheden voor behandeling? ....................................................................... 10
Welke zijn de mogelijke neveneffecten van de therapieën? ................................................... 16
Wat gebeurt er na de behandeling? ........................................................................................ 20
Definities van medische termen .............................................................................................. 22
Deze tekst is geschreven door Dr. Gauthier Bouche (Antikankerfonds) en nagelezen door Dr. Svetlana Jezdic (ESMO), Prof.
Reinhard Dummer (ESMO) en Prof. Lorenz Jost (Cancer Patient Working Group van ESMO).
De huidige update (2013) weerspiegelt de wijzigingen in de laatste versie van de ESMO-richtlijnen. De update werd
uitgevoerd door Dr. Gauthier Bouche (Antikankerfonds) en werd nagelezen door Dr. Svetlana Jezdic (ESMO), Prof. Reinhard
Dummer (ESMO) en Prof. George Pentheroudakis (ESMO).
Melanoom: gids voor patiënten – Gebaseerd op de ESMO-richtlijnen – v.2013.1
Pagina 2
Dit document werd opgesteld door Het Antikankerfonds met de toestemming van ESMO.
De informatie in dit document vervangt geen medische consultatie. Het document is enkel bestemd voor persoonlijk gebruik
en mag op geen enkele manier worden aangepast, gereproduceerd of verspreid zonder schriftelijke toestemming van Het
Antikankerfonds en ESMO.
DEFINITIE VAN MELANOOM
Deze definitie is van en wordt gebruikt met de toestemming van het Amerikaanse NCI (National Cancer Institute).
Melanoom is een vorm van kanker die ontstaat in melanocyten*. Melanocyten* zijn cellen die het
pigment (de kleurstof) melanine aanmaken. Melanoom kan ontstaan in een moedervlek
(huidmelanoon), maar ook in andere gepigmenteerde weefsels, zoals in het oog of in de darmen.
Anatomie van de huid met epidermis* (opperhuid), dermis* (huid) en subcutaan* (onderhuids) weefsel. Melanocyten*
bevinden zich in de basale cellaag, in de diepste laag van de epidermis.
KOMT MELANOOM VAAK VOOR?
Wereldwijd komt melanoom het vaakst voor in Australië en Nieuw-Zeeland, tot driemaal meer dan in
Europa. Anderzijds is melanoom zeer zeldzaam in Afrikaanse en Aziatische landen.
In Europa krijgt ongeveer 1 op 100 personen ooit melanoom, maar er zijn sterke variaties van land
tot land. Jaarlijks wordt bij ongeveer 15 op 100.000 personen melanoom vastgesteld. In bijna alle
Europese landen neemt dit aantal toe. Melanoom komt bij vrouwen iets vaker voor dan bij mannen.
Het komt ook vaker voor in Zwitserland, Nederland en de Scandinavische landen (Noorwegen,
Zweden en Denemarken) waar jaarlijks bij bijna 20 op 100.000 personen melanoom wordt
vastgesteld. Het komt minder vaak voor in het Middellandse Zeegebied waar jaarlijks bij 3 tot 5 op
100.000 personen melanoom wordt vastgesteld.
Melanoom: gids voor patiënten – Gebaseerd op de ESMO-richtlijnen – v.2013.1
Pagina 3
Dit document werd opgesteld door Het Antikankerfonds met de toestemming van ESMO.
De informatie in dit document vervangt geen medische consultatie. Het document is enkel bestemd voor persoonlijk gebruik
en mag op geen enkele manier worden aangepast, gereproduceerd of verspreid zonder schriftelijke toestemming van Het
Antikankerfonds en ESMO.
WAT VEROORZAAKT MELANOOM?
Het is nog onduidelijk waarom melanoom ontstaat. Er zijn wel enkele risicofactoren* geïdentificeerd.
Een risicofactor* verhoogt het kankerrisico, maar volstaat niet of is niet noodzakelijk om kanker te
veroorzaken. Een risicofactor is geen oorzaak op zich.
Sommige mensen met deze risicofactoren zullen nooit melanoom krijgen en anderen zonder
risicofactoren* zullen toch melanoom krijgen.
De belangrijkste risicofactoren* van melanoom zijn:
-
-
-
-
Huidtype: mensen met een bleke huid hebben een hoger melanoomrisico dan mensen met
een donkerdere huid. Het risico is het hoogst bij mensen met rood haar en sproeten.
Melanoom is eigenlijk uiterst zeldzaam bij zwarten en Aziaten. Wanneer het toch voorkomt is
het gewoonlijk een speciaal type melanoom, acraal lentigineus melanoom, op de
handpalmen, voetzolen en onder de nagels.
Naevi*: naevus* is de medische term voor moedervlek. De
meeste moedervlekken veranderen nooit in kanker, maar de
aanwezigheid van vele (meer dan 100) of van speciale
moedervlekken wijst op een verhoogd individueel risico op
melanoom.
o Verschillende gewone naevi*, zoals op de foto,
verhogen het melanoomrisico. Het risico verhoogt
met het aantal naevi* en is bijzonder hoog bij meer
dan 100 naevi*.
o De aanwezigheid van 3 of meer atypische naevi* verhoogt het melanoomrisico. Een
atypische naevus* is een naevus met minstens 3 van de "ABCD" kenmerken:
Asymmetry in its shape (asymmetrische vorm), Border irregular or ill-defined
(onregelmatige of niet duidelijk afgelijnde rand), Colour varying from one area to
another (kleur niet overal dezelfde), Dynamic evolution in time regarding its shape,
colour or size (dynamische evolutie, d.w.z. verandering van vorm, kleur of grootte).
o Congenitale naevi* zijn aangeboren moedervlekken. Grote (> 5 cm) moedervlekken
kunnen veranderen in kanker. Personen met grote congenitale naevi* moeten
regelmatig worden opgevolgd.
Blootstelling aan de zon: de natuurlijke blootstelling aan de ultraviolette* straling (UVstraling) van de zon is een belangrijke risicofactor* voor melanoom. De volgende factoren
verhogen het risico nog, vooral bij blootstelling tijdens de vroege kinderjaren.
o Occasionele of intermittente blootstelling aan de zon, gewoonlijk tijdens de vrije tijd,
verhoogt het melanoomrisico.
o Zonnebrand verhoogt het melanoomrisico, vooral zonnebrand tijdens de kinderjaren.
o Het gebruik van een zonnecrème met zonnefilter kan het risico op melanoom
verminderen. Dit moet worden gecombineerd met andere, eenvoudige maatregelen
zoals de zon vermijden tussen 11 en 15 uur en in de zon beschermende kleding, een
hoed en een zonnebril dragen.
Zonnebank: de blootstelling aan kunstmatig uv-licht om te bruinen verhoogt het
melanoomrisico, vooral vóór de leeftijd van 30 jaar.
Melanoom: gids voor patiënten – Gebaseerd op de ESMO-richtlijnen – v.2013.1
Pagina 4
Dit document werd opgesteld door Het Antikankerfonds met de toestemming van ESMO.
De informatie in dit document vervangt geen medische consultatie. Het document is enkel bestemd voor persoonlijk gebruik
en mag op geen enkele manier worden aangepast, gereproduceerd of verspreid zonder schriftelijke toestemming van Het
Antikankerfonds en ESMO.
-
-
-
Voorgeschiedenis van melanoom
o Melanoom verhoogt het risico op een nieuw melanoom op een andere plaats.
o Eerstegraadsverwanten (ouders, broers, zussen of kinderen) die melanoom hebben
gehad, verhogen het risico op melanoom. Er zijn erfelijke mutaties van bepaalde
genen* bekend, zoals de CDKN2A-mutatie*. Genmutaties* komen evenwel bij
minder dan 50% van de families met melanoom voor.
Leeftijd: het risico op melanoom verhoogt met de leeftijd, hoewel minder dan bij andere
soorten kanker en het kan ook voorkomen bij mensen jonger dan 30 jaar.
Geslacht: In Noord-Amerika, Oceanië en Israël hebben mannen een hoger melanoomrisico
terwijl in Europa het risico iets hoger is bij vrouwen.
Immunosuppressie: mensen met een verzwakt afweerstelsel hebben een hoger
melanoomrisico. Het afweerstelsel kan verzwakt zijn door een ziekte zoals aids of door
medicijnen na een orgaantransplantatie.
Xeroderma pigmentosum: is een zeldzame en erfelijke ziekte waarbij door ultraviolet licht*
beschadigde huid moeilijk herstelt. Deze personen hebben een uitermate hoog risico op
huidkankers, ook melanoom.
Andere factoren, zoals blootstelling aan pesticiden of de ziekte van Parkinson, zouden gepaard gaan
met een verhoogd melanoomrisico, maar het bewijs en het mechanisme waarmee dit gebeurt, zijn
nog onduidelijk.
Melanoom: gids voor patiënten – Gebaseerd op de ESMO-richtlijnen – v.2013.1
Pagina 5
Dit document werd opgesteld door Het Antikankerfonds met de toestemming van ESMO.
De informatie in dit document vervangt geen medische consultatie. Het document is enkel bestemd voor persoonlijk gebruik
en mag op geen enkele manier worden aangepast, gereproduceerd of verspreid zonder schriftelijke toestemming van Het
Antikankerfonds en ESMO.
HOE WORDT DE DIAGNOSE VAN MELANOOM GESTELD?
De diagnose van melanoom wordt gewoonlijk gesteld nadat door de patiënt, een familielid of een
arts een verdachte moedervlek is opgemerkt. Dit kan zijn bij een screening of een gewoon
huidonderzoek, vooral bij mensen met een bleke huid, rood haar, een neiging tot verbranden in de
zon en vele naevi*.
De diagnose van melanoom wordt gesteld op basis van de volgende onderzoeken:
1. Klinisch onderzoek*.
De arts stelt vragen aan de patiënt, vooral over mogelijke risicofactoren* en over de evolutie van
de verdachte moedervlek(ken). De verdachte moedervlek(ken) en de rest van de huid worden
ook onderzocht. Zoals hierboven vermeld, vertoont een verdachte moedervlek de "ABCD"
kenmerken:
 Asymmetry in its shape (asymmetrische vorm)
 Border irregular or ill-defined (onregelmatige of niet
duidelijk afgelijnde rand)
 Colour varying from one area to another (kleur niet
overal dezelfde)
 Dynamics (dynamiek of verandering)
Niet alle melanomen vertonen de 4 kenmerken. Er zijn zelfs melanomen zonder donkere kleur
die er uitzien als rode vlekjes. Daarnaast betast de arts ook de lymfeklieren* in de lies, de oksel,
de hals, ... afhankelijk van de plaats van de verdachte moedervlek(ken).
2. Dermatoscopie
Dit is een onderzoek met een dermatoscoop, een klein
instrument, waarbij de huidvlekken worden verlicht en vergroot
voor een nauwkeuriger onderzoek. Onderzoek met een
dermatoscoop is niet altijd noodzakelijk, maar laat een meer
nauwkeurige diagnose toe wanneer uitgevoerd door een ervaren
arts die opgeleid is in deze techniek.
3. Histopathologisch* onderzoek na verwijdering van de volledige moedervlek.
Histopathologisch* onderzoek is het laboratoriumonderzoek van de tumorcellen door een
patholoog na het wegsnijden van de tumor. Dit onderzoek bevestigt de diagnose van melanoom.
De tumor moet door de arts volledig worden uitgesneden en
daarna naar het laboratorium worden verzonden. Dit noemt
men een huidbiopsie*. Eerst wordt een lokaal
verdovingsmiddel ingespoten in het te verwijderen gebied.
Daarna wordt de verdachte moedervlek verwijderd samen met
een rand gezond weefsel rond en onder de tumor. Het is zeer
belangrijk dat het verwijderen van de moedervlek en de
laboratoriumonderzoeken worden uitgevoerd door artsen met ervaring inzake melanoom.
Melanoom: gids voor patiënten – Gebaseerd op de ESMO-richtlijnen – v.2013.1
Pagina 6
Dit document werd opgesteld door Het Antikankerfonds met de toestemming van ESMO.
De informatie in dit document vervangt geen medische consultatie. Het document is enkel bestemd voor persoonlijk gebruik
en mag op geen enkele manier worden aangepast, gereproduceerd of verspreid zonder schriftelijke toestemming van Het
Antikankerfonds en ESMO.
WAT MOET MEN WETEN VOOR EEN OPTIMALE BEHANDELING?
Om de beste behandeling te kunnen bepalen, moeten artsen verschillende
elementen verzamelen over de patiënt en de kanker.
Relevante informatie over de patiënt




Persoonlijke medische voorgeschiedenis
Het vóórkomen van melanoom bij verwanten
Resultaten van het klinisch onderzoek* door de arts inclusief huidonderzoek, het betasten
van de lymfeklieren* naargelang de plaats van het melanoom en andere verschijnselen of
symptomen die zouden kunnen wijzen op verspreiding van de tumor, ter plaatse of op een
andere plek in het lichaam.
Algemeen welzijn
Relevante informatie over de kanker
 Resultaten van de biopsie*
Zoals reeds vermeld, wordt de tumor volledig uitgesneden en daarna wordt deze huidbioptie* naar
het laboratorium verzonden. Dit laboratoriumonderzoek wordt histopathologie* genoemd. Het is erg
belangrijk dat dit onderzoek uitgevoerd wordt in een laboratorium dat ervaring heeft met de
histopathologie van melanoom. Wanneer tijdens de biopsie* niet het volledige melanoom is
verwijderd, moet de arts de resterende tumor verwijderen. Later wordt een tweede
histopathologisch* onderzoek uitgevoerd dat ook een onderzoek omvat van de operatief
verwijderde lymfeklieren*. Dit is zeer belangrijk om de resultaten van de biopsie te bevestigen en
meer informatie te verstrekken over de kanker. De resultaten van het bioptonderzoek* omvatten:
o Maximale dikte of Breslow-dikte
De maximale dikte geeft aan hoe diep de tumor in de huid is binnengedrongen. Ze wordt
gemeten in mm. Bij de planning van de behandeling worden de volgende
diktecategorieën gebruikt: minder dan 1,00 mm, van 1,01 tot 2,00 mm, van 2,01 mm tot
4,00 mm en meer dan 4,00 mm. Hoe dikker, hoe slechter de prognose*.
o Mitosesnelheid in geval van een dikte <1mm
De mitosesnelheid geeft aan hoe snel de melanoomcellen delen. De deling van een cel in
twee nieuwe cellen noemt men mitose. De patholoog telt onder de microscoop hoeveel
cellen per mm² delen. Dit wordt op verschillende plekken herhaald. Indien gemiddeld 1
of meer cellen per mm² delen, is de prognose* slechter dan wanneer minder dan 1 cel
per mm² deelt.
o Aanwezigheid of afwezigheid van ulceratie*
Ulceratie* of verzwering betekent dat het melanoom de onderliggende huid
binnendringt. Dit kan met het blote oog zichtbaar zijn, bijvoorbeeld wanneer het letsel
bloedt. Maar dit wordt ook onder de microscoop gecontroleerd tijdens het
laboratoriumonderzoek. Zonder ulceratie is de prognose beter.
o Aanwezigheid en mate van tumorregressie
Melanoom: gids voor patiënten – Gebaseerd op de ESMO-richtlijnen – v.2013.1
Pagina 7
Dit document werd opgesteld door Het Antikankerfonds met de toestemming van ESMO.
De informatie in dit document vervangt geen medische consultatie. Het document is enkel bestemd voor persoonlijk gebruik
en mag op geen enkele manier worden aangepast, gereproduceerd of verspreid zonder schriftelijke toestemming van Het
Antikankerfonds en ESMO.
In sommige gevallen merkt de patholoog verschijnselen die wijzen op het afnemen van
de grootte van de tumor in bepaalde delen van het biopt*.
Dit noemt men tumorregressie en het betekent dat de tumor vroeger groter was. Kleine
tumorsatellieten zijn groepen van kankercellen dicht bij de tumor, maar die ervan
gescheiden zijn door normaal weefsel. Deze microsatellieten kunnen een gevolg zijn van
regressie. Tumorregressie kan dan wel als goed nieuws klinken, maar het betekent
jammer genoeg dat de tumor vroeger groter was en naar de lymfeklieren kan uitgezaaid
zijn.
o Positieve of negatieve marges*
De patholoog controleert of de volledige tumor verwijderd werd door te onderzoeken of
de tumor in het weggesneden stuk volledig door gezond weefsel omgeven is. Dit wordt
beschreven als negatieve resectiemarges (wanneer zeer waarschijnlijk de volledige
tumor werd verwijderd), of als positieve resectiemarges (wanneer er nog tumor tot in de
rand van het biopt* gevonden wordt en dus zeer waarschijnlijk niet de volledige tumor
werd verwijderd). Voor de marges* na de operatieve tumorresectie zijn minimale
margewaarden* bepaald die in de volgende tekst worden beschreven.
De patholoog kan aanvullende informatie verstrekken, zoals:
o Lymfovasculaire invasie
De aanwezigheid van lymfovasculaire invasie betekent dat er tumorcellen zijn gevonden
in de bloedvaten en de lymfevaten van het biopt*.
Dit betekent dat de kans groter is dat de tumorcellen uitgezaaid zijn naar de
lymfeklieren* of naar andere organen.
o Tumorinfiltrerende lymfocyten*
De aanwezigheid van een bepaald soort witte bloedcellen in de tumor,
tumorinfiltrerende lymfocyten* genoemd, wijst op een actieve reactie van het
afweerstelsel tegen de tumor.
Zo’n reactie tegen de tumor gaat gewoonlijk gepaard met een gunstigere prognose*.
o Analyse van de aanwezige mutatie(s) in tumorcellen
Voor patiënten wiens melanoom uitgezaaid is naar de lymfeklieren of organen die op een
afstand liggen van de primaire tumor, wordt een metastase geanalyseerd om de aan-of
afwezigheid van een BRAF-mutatie* na te gaan. Als het BRAF-gen gemuteerd is, wordt
een behandeling met gerichte therapie aangeraden die BRAF-mutatie verhindert (voor
meer informatie ga naar de sectie over behandelingsopties). Andere mutaties kunnen
ook geanalyseerd worden (NRAS, c-kit) aangezien de informatie die verkregen wordt uit
zo een analyse belangrijk is voor een mogelijke deelname aan klinische studies. De
analyse van deze mutaties dienen uitgevoerd te worden in gespecialiseerde laboratoria.

Stadiëring*
Artsen gebruiken stadiëring om de verspreiding van de kanker en de prognose* van de patiënt in te
schatten. Gewoonlijk wordt het TNM-stadiëringssysteem* gebruikt. De combinatie van T (grootte
van de tumor en doorgroei naar het omliggende weefsel), N (uitzaaing naar de lymfeklieren*) en M
(metastase, uitzaaing van de kanker naar een ander orgaan in het lichaam), wordt gebruikt om de
kanker in één van de volgende stadia in te delen (zie tabel hieronder).
Het stadium is cruciaal voor de keuze van behandeling.
Melanoom: gids voor patiënten – Gebaseerd op de ESMO-richtlijnen – v.2013.1
Pagina 8
Dit document werd opgesteld door Het Antikankerfonds met de toestemming van ESMO.
De informatie in dit document vervangt geen medische consultatie. Het document is enkel bestemd voor persoonlijk gebruik
en mag op geen enkele manier worden aangepast, gereproduceerd of verspreid zonder schriftelijke toestemming van Het
Antikankerfonds en ESMO.
Hoe hoger het stadium, hoe slechter de prognose*. Stadiëring* is een combinatie van de resultaten
van klinisch onderzoek*, histopathologisch* onderzoek en soms beeldvorming die wordt uitgevoerd
wanneer klinische of histopathologische* onderzoeken wijzen op een mogelijke uitzaaiing van de
kankercellen naar andere plaatsen buiten de huidtumor. De stadiëring kan worden herhaald met de
resultaten van het histopathologische* onderzoek van de lymfeklieren* die tijdens de operatie
werden verwijderd. De onderstaande tabel geeft een overzicht van de verschillende
melanoomstadia.
Omdat de definities soms erg technisch zijn kunt u best meer uitleg vragen aan uw arts.
Stadium
Stadium 0
Stadium I
Stadium II
Stadium III
Stadium IV
Definitie
De tumor is beperkt tot de epidermis* en niet uitgezaaid naar de dermis* (zie
de afbeelding bij de definitie). Daarenboven bevatten de lymfeklieren* geen
tumorcellen. Melanoom stadium 0 wordt ook melanoom in situ genoemd.
De tumordikte is:
 minder dan 2 mm zonder ulceratie*;
 of minder dan 1 mm maar met ulceratie*, of is binnengedrongen in de
onderste laag van de dermis, ook reticulaire dermis* of onderhuids vet
genoemd.
Daarenboven bevatten de lymfeklieren* geen tumorcellen.
Stadium I is ingedeeld in stadium IA en IB naargelang de combinatie van dikte,
van diepte van doorgroei naar de dermis en van ulceratie*.
De tumordikte is:
 meer dan 1 mm met ulceratie*;
 of meer dan 2 mm (met of zonder ulceratie*).
Daarenboven bevatten de lymfeklieren* geen tumorcellen.
Stadium II is ingedeeld in stadium IIA en IIB naargelang de combinatie van dikte
en aan- of afwezigheid van ulceratie*.
De tumor is uitgezaaid naar de lymfeklieren* (lymfekliermetastase), of er
werden groepen tumorcellen gevonden op minder dan 2 cm van de initiële
tumor (satellietmetastase) of op weg van de tumor naar de lymfeklieren* (intransit metastase). Hierbij is de tumordikte of de aanwezigheid van ulceratie
niet van belang. Lymfeklier-, satelliet- en in-transit metastasen worden allen
locoregionale metastasen* genoemd.
Stadium III is ingedeeld in stadium IIIA, IIIB en IIIC naargelang de plaats, het
aantal en de omvang van de locoregionale metastasen* of uitzaaiingen.
De tumor is uitgezaaid:
 voorbij de regionale lymfeklieren* naar een deel/delen van de huid of
naar andere lymfeklieren;
 of naar andere organen zoals de lever, de longen of de hersenen.
Melanoom: gids voor patiënten – Gebaseerd op de ESMO-richtlijnen – v.2013.1
Pagina 9
Dit document werd opgesteld door Het Antikankerfonds met de toestemming van ESMO.
De informatie in dit document vervangt geen medische consultatie. Het document is enkel bestemd voor persoonlijk gebruik
en mag op geen enkele manier worden aangepast, gereproduceerd of verspreid zonder schriftelijke toestemming van Het
Antikankerfonds en ESMO.
WAT ZIJN DE MOGELIJKHEDEN VOOR BEHANDELING?
Een operatie is de hoofdbehandeling voor de meeste patiënten. Dit is ook de
enige behandeling die nodig is voor patiënten met stadium 0, stadium I en de
meeste stadium II melanomen. Andere mogelijkheden omvatten:
chemotherapie:*, immunotherapie*, radiotherapie* en gerichte therapie*,
alleen of in combinatie.
De omvang van de behandeling hangt af van het kankerstadium, de kenmerken van de tumor en de
risico's voor de patiënt. De onderstaande behandelingen hebben voordelen, risico's en contraindicaties.
Het is aanbevolen om de artsen te vragen wat de verwachte voordelen en risico's van elke
behandeling zijn om op de hoogte te zijn van alle mogelijke gevolgen. Voor sommige behandelingen
zijn verschillende mogelijkheden beschikbaar en bij de keuze moeten de voor- en nadelen met elkaar
worden afgewogen.
Behandelingsplan voor melanoom in situ (stadium 0)
Melanoom in situ is beperkt tot de epidermis* en is nog niet uitgezaaid. De behandeling bestaat uit
het verwijderen van de tumor.
Nadat de diagnose door de biopsie* bevestigd is, wordt de tumor breed weggesneden om de
geschikte veiligheidsmarges* voor een kwaadaardige tumor te bereiken. Na inspuiten van een lokaal
verdovingsmiddel* rond de tumor, wordt deze verwijderd met een marge van 0,5 cm normaal
weefsel rond en onder de tumor. Soms is het mogelijk dat de biopsie die uitgevoerd wordt om de
diagnose te stellen erin slaagt om de hele tumor te verwijderen met de geschikte marges. De biopsie
wordt dan excisiebiopsie genoemd en een verdere interventie is dan niet nodig.
Behandelingsplan voor stadium I tot stadium III melanoom
Stadium I en stadium II melanomen zaaien niet uit naar de lymfeklieren*, stadium III melanoom wel.
De hoofdbehandeling bestaat uit de volledige verwijdering van het melanoom en de lymfeklieren*
waarnaar de kankercellen zijn uitgezaaid. Wanneer de klinische en
radiologische onderzoeken* niet wijzen op uitzaaiing van de kanker naar de
lymfeklieren* of wanneer het onduidelijk is, is gewoonlijk een
schildwachtklierbiopsie* nodig die tijdens dezelfde operatie wordt uitgevoerd.
Operatie
Nadat de diagnose door de biopsie bevestigd is, wordt de tumor breed
weggesneden om de geschikte veiligheidsmarges* voor een kwaadaardige
tumor te bereiken. Wanneer de klinische en radiologische onderzoeken* niet
wijzen op uitzaaiing van de kanker naar de lymfeklieren* of wanneer het onduidelijk is, wordt
Melanoom: gids voor patiënten – Gebaseerd op de ESMO-richtlijnen – v.2013.1
Pagina 10
Dit document werd opgesteld door Het Antikankerfonds met de toestemming van ESMO.
De informatie in dit document vervangt geen medische consultatie. Het document is enkel bestemd voor persoonlijk gebruik
en mag op geen enkele manier worden aangepast, gereproduceerd of verspreid zonder schriftelijke toestemming van Het
Antikankerfonds en ESMO.
gewoonlijk tijdens dezelfde ingreep, een schildwachtklierbiopsie* uitgevoerd. Wanneer het wel
duidelijk is dat de kanker naar de lymfeklieren* is uitgezaaid, worden tijdens dezelfde heelkundige
ingreep, alle regionale lymfeklieren verwijderd. Hoewel de operatie gewoonlijk onder algemene
verdoving* wordt uitgevoerd, kan ze soms ook onder plaatselijke verdoving* worden uitgevoerd,
naargelang de plaats van het melanoom en de beslissing van de anesthesist* en de chirurg.
De tumor wordt verwijderd


met een marge van 1 cm normaal weefsel rond en onder de tumor wanneer de tumor
minder dan 2 mm dik is;
met een marge van 2 cm normaal weefsel rond en onder de tumor wanneer de tumor meer
dan 2 mm dik is. Om esthetische redenen kunnen bij een melanoom in het gelaat de marges*
kleiner zijn, of om wondhelingsredenen voor een melanoom in de handpalm, op de voetzool
of onder de nagel.
Eén of meerdere lymfeklieren* kunnen worden verwijderd.
Een schildwachtklierbiopsie* is een procedure die wordt uitgevoerd voor alle patiënten met stadium
I en stadium II melanoom, behalve voor patiënten waarvan de tumordikte 1,00 mm of minder is.
Na inspuiten van een marker (meestal een radioactieve stof) dichtbij de tumor, wordt deze van
nature naar de lymfevaten en daarna naar de lymfeklieren* afgevoerd.
Met een sonde* kan de chirurg bepalen in welke lymfeklier(en)* de marker zich bevindt. Omdat de
tumorcellen, als ze zouden uitzaaien, ook eerst in dezelfde lymfeklier(en)* zouden terechtkomen, zal
hij deze verwijderen om te kijken of ze kankercellen bevatten. Nog tijdens de operatie zullen de
lymfeklieren* snel worden onderzocht. Wanneer in de lymfeklier(en) kankercellen worden
gevonden, zal de chirurg de andere lymfeklieren* in hetzelfde gebied verwijderen. Deze
schildwachtklierbiopsie* helpt artsen om het kankerstadium nauwkeuriger te bepalen, maar het
belang voor de genezing is niet aangetoond.
Een extensieve lymfeklierdissectie van de omliggende lymfekliergebied(en) wordt uitgevoerd voor
patiënten bij wie op basis van het klinisch of radiologisch onderzoek reeds wordt vermoed dat de
tumor naar de lymfeklieren* is uitgezaaid*. Dit bestaat uit het verwijderen van alle lymfeklieren* in
het(de) lymfegebied(en) waarnaar de lymfevaten rond de tumor lopen.
Adjuvante* therapie
Een adjuvante* therapie is een behandeling die aanvullend op de operatie wordt gegeven. Voor
stadium I en stadium IIA is geen adjuvante* therapie nodig.
Adjuvante* therapie na operatieve verwijdering van de tumor en de betrokken lymfeklieren*
Er is geen standaardtype adjuvante* therapie voor patiënten met stadium IIB, IIC en III melanoom bij
wie alle lymfeklieren* operatief werden verwijderd. Momenteel is de enige adjuvante therapie een
Melanoom: gids voor patiënten – Gebaseerd op de ESMO-richtlijnen – v.2013.1
Pagina 11
Dit document werd opgesteld door Het Antikankerfonds met de toestemming van ESMO.
De informatie in dit document vervangt geen medische consultatie. Het document is enkel bestemd voor persoonlijk gebruik
en mag op geen enkele manier worden aangepast, gereproduceerd of verspreid zonder schriftelijke toestemming van Het
Antikankerfonds en ESMO.
synthetische vorm van interferon-alfa*. Interferon-alfa is een natuurlijke stof die door de witte
bloedcellen wordt aangemaakt en betrokken is bij de afweer tegen virussen, bacteriën en
tumorcellen. Interferon-alfa dat gebruikt wordt als behandeling, wordt in het laboratorium
kunstmatig vervaardigd en nadien in het lichaam geïnjecteerd om de afweer te verbeteren, in dit
geval, tegen tumorcellen. Interferon-alfa* is niet geschikt als langdurige therapie (maximum 1 jaar),
maar van een andere vorm, die peg-interferon-alfa* genoemd wordt, werd aangetoond dat het
geschikter is voor langdurig gebruik (tot 5 jaar). Hoge dosissen iInterferon-alfa evenals van peginterferon-alfa kunnen de terugkeer van de tumorcellen vertragen. Een impact op de
levensverwachting van de patiënten werd aangetoond voor patiënten met een zwerend melanoom
op het moment van de diagnose of met micrometastasen in de lymfeklieren. Daarom kan het
aangeraden worden wanneer de hoge dosis interferon-alfa of peg-interferon-alfa goed verdragen
wordt.
Zonder gedocumenteerde metastasen naar organen blijken chemotherapie*, maretakextracten en
behandeling met hormonen geen voordeel te bieden. Immunotherapie* met interleukin-2*,
kankervaccins*, BRAF-remmers of eender welke combinatie bevinden zich nog in een
onderzoeksstadium en mogen alleen in gecontroleerde klinische studies* worden toegepast.
Aangezien er geen eensgezindheid bestaat over wat de beste adjuvante* therapie zou kunnen zijn
(als er al één is), dienen adjuvante* therapieën bij voorkeur te worden toegediend in de context van
klinische studies* in gespecialiseerde centra.
Aanvullende behandelingen bij gedeeltelijke operatieve verwijdering
In sommige gevallen is het onmogelijk om de volledige tumor en alle locoregionale metastasen*
operatief te verwijderen. In dergelijke situatie kunnen andere behandelingen helpen om de
plaatselijk resterende kankercellen te doden. Dit kan met behulp van radiotherapie* of een
plaatselijke hoge dosis chemotherapie* bij een melanoom op de arm of het been.
Radiotherapie* maakt gebruik van radioactieve bestraling om de kankercellen te beschadigen of te
doden. De bestraling is afkomstig van een uitwendige bron die op de tumor of de lymfeklieren*
wordt gericht. Er zijn twee situaties waarin radiotherapie* kan worden toegepast om de terugkeer
van de tumor te controleren, wanneer niet alle tumorcellen operatief konden worden verwijderd:
1- Lentigo maligna melanoma is een speciale vorm van melanoom, die meestal groot is en
vooral bij ouderen voorkomt. Omdat de patiënten te oud zijn of het melanoom te groot is,
kan een volledige verwijdering niet haalbaar zijn.
2- Onvolledige verwijdering van locoregionale metastasen* (satelliet, in-transit of
lymfeklieren*) omdat ze te groot of te talrijk zijn. Studies hebben echter niet kunnen
aantonen dat radiotherapie in zulke gevallen enig voordeel biedt wat betreft het verlengen
van de levensduur. De controle over de groei van de lokale tumor kan hierdoor echter wel
verbeterd worden.
Geïsoleerde lidmaatperfusie is een chirurgische techniek waarbij een hoge dosis chemotherapie*
wordt ingespoten in het lidmaat, arm of been, waar het melanoom zich bevindt. Hiervoor moet de
doorbloeding naar en van het lidmaat tijdelijk chirurgisch worden afgeleid. In het geïsoleerde lidmaat
kunnen verschillende geneesmiddelen worden geïnjecteerd. De meest gebruikelijke zijn melfalan,
TNF-alfa of beide. Dankzij deze techniek kan een hoge concentratie van deze geneesmiddelen in het
lidmaat worden bereikt met zeer beperkte verspreiding naar de rest van het lichaam. Dit is een
ingewikkelde behandeling die moet worden beperkt tot centra met ervaring in deze techniek.
Melanoom: gids voor patiënten – Gebaseerd op de ESMO-richtlijnen – v.2013.1
Pagina 12
Dit document werd opgesteld door Het Antikankerfonds met de toestemming van ESMO.
De informatie in dit document vervangt geen medische consultatie. Het document is enkel bestemd voor persoonlijk gebruik
en mag op geen enkele manier worden aangepast, gereproduceerd of verspreid zonder schriftelijke toestemming van Het
Antikankerfonds en ESMO.
Behandelingsplan voor stadium IV melanoom
Stadium IV melanoom is uitgezaaid voorbij de regionale lymfeklieren* naar een deel/delen van de
huid of naar andere lymfeklieren* (bijvoorbeeld uitgezaaid van een melanoom op het been naar de
buikhuid) of naar organen op afstand, zoals de lever, de longen of de hersenen.
Patiënten met stadium IV melanoom moeten worden behandeld in centra die veel ervaring hebben
met deze ziekte. Waar mogelijk, moeten ze in de setting van een klinische studie worden behandeld.
In de laatste jaren hebben verscheidene medicijnen een duidelijk gunstig effect aangetoond bij
patiënten met stadium IV melanoom. Twee medicijnen zijn nu goedgekeurd in Europa, namelijk
ipilimumab* en vemurafenib*. Er worden voortdurend nieuwe experimentele behandelingsopties
voor patiënten met gemetastaseerd melanoom ontdekt.
De behandelingsmogelijkheden voor patiënten met stadium IV melanoom hangen af van het aantal
en het type metastasen* en van de aan- of afwezigheid van een BRAF-mutatie*. Een
behandelingsbeslissing op basis van een bespreking binnen een interdisciplinair team van medische
specialisten is aanbevolen. Deze bijeenkomst van verschillende specialisten wordt multidisciplinair
oncologisch consult (MOC)* of tumor board review genoemd. Tijdens deze bijeenkomst wordt de
behandelingsplanning besproken op basis van de relevante informatie over de patiënt, de ernst van
de kanker en de vroegere behandelingen. De patiënt heeft steeds recht op toegang tot de
schriftelijke beslissing van de MOC.
Eén metastase
Eén metastase kan operatief worden verwijderd, vooral in de hersenen, de longen en de lever.
Hiervoor moet de patiënt in goede gezondheid zijn. Eén metastase in de hersenen kan ook worden
behandeld met een speciaal type radiotherapie* die nauwkeurig op de metastase is gericht om
bestraling van het normale hersenweefsel rond de tumor te vermijden. Dit wordt stereostatische
radiochirurgie genoemd en afhankelijk van de plaats van de hersenmetastasen kan ze soms verkozen
worden boven neurochirurgie (een hersenoperatie). Wanneer een operatie niet haalbaar is, is een
andere optie de combinatie van chemotherapie* en immunotherapie*, indien mogelijk in een
klinische studie .
De beschikbare geneesmiddelen worden in de volgende paragrafen vermeld.
Verschillende metastasen*
Bij verschillende metastasen* in het lichaam is een operatie zelden mogelijk. Het kan geschikt zijn
voor sommige mensen die in goede conditie zijn en kan afhangen van de locatie en graad van de
metastase*, maar toch is deze behandeling zelden doenbaar of nuttig. Daarom is de behandeling
gericht op de kankercellen in het hele lichaam. Dit gebeurt met gerichte therapie*, immunotherapie*
die het immuunsysteem helpt te herkennen en kankercellen te vernietigen, of chemotherapie* die
rechtstreeks schadelijk is voor kankercellen.
Melanoom: gids voor patiënten – Gebaseerd op de ESMO-richtlijnen – v.2013.1
Pagina 13
Dit document werd opgesteld door Het Antikankerfonds met de toestemming van ESMO.
De informatie in dit document vervangt geen medische consultatie. Het document is enkel bestemd voor persoonlijk gebruik
en mag op geen enkele manier worden aangepast, gereproduceerd of verspreid zonder schriftelijke toestemming van Het
Antikankerfonds en ESMO.
Gerichte therapie
Wanneer de analyse van de tumor heeft aangetoond dat de tumorcellen een BRAF-mutatie*
vertoonden, is vemurafenib*, een BRAF-remmer, de verkozen eerste optie bij patiënten met
metastasen. Vemurafenib biedt een hoge kans op een snelle respons, waaronder een verbetering
van de levenskwaliteit. Vemurafenib kan ook veilig gebruikt worden bij patiënten met metastasen in
de hersenen, waarbij het in sommige gevallen enige werkzaamheid vertoont. Vemurafenib lijkt zelfs
na de immunotherapiebehandeling met ipilimumab* effectief te zijn (wordt verder in deze tekst
beschreven).
Chemotherapie* en immunotherapie*
Indien er geen klinische studies of recente goedgekeurde therapieën beschikbaar zijn, kunnen de
volgende medicijnen in het algemeen in eerste instantie gebruikt worden:
 Chemotherapie: dacarbazine*, temozolomide*, paclitaxel*, fotemustine*, carboplatine*,
cisplatine* en vindesine*
 Immunotherapie die gebruik maakt van cytokines: interleukin-2* en interferon-alfa*.
Dacarbazine wordt nog steeds beschouwd als het standaardmedicijn in deze situatie. Als het
melanoom zich snel verspreid en veel symptomen veroorzaakt, kan het gebruik van de combinatie
van paclitaxel en carboplatine enerzijds, of van cisplatine, vindesine en dacarbazine anderzijds,
helpen om de verspreiding van de kanker af te remmen of zelfs te stoppen. Sommige centra
gebruiken nog steeds IL-2 alleen als eerste behandelingsoptie wanneer het volume van de tumor niet
groot is, ook al is er geen grootschalige gerandomiseerde klinische
studie die de werkzaamheid ervan heeft geëvalueerd.
In het geval dat een eerste behandeling die gebruik maakt van één
medicijn of een combinatie van de bovenvermelde opties mislukte, zijn
ipilimumab* of een deelname aan klinische studies de hoofdopties.
Andere chemotherapieën en immunotherapieën die hierboven vermeld
werden, kunnen ook gebruikt worden maar zijn slechts in beperkte mate
nuttig.
Ipilimumab* is een antilichaam dat, eens het geïnjecteerd is, de witte bloedcellen helpt te herkennen
en de kankercellen aanvalt. In Europa kan het gebruikt worden om patiënten te behandelen met een
gevorderd melanoom dat niet chirurgisch verwijderd kan worden, maar dit slechts nadat een eerste
behandeling met chemotherapie of immunotherapie mislukte.
Radiotherapie*
Uitwendige radiotherapie* kan worden toegepast om de symptomen en de pijn te verlichten van
hersen- of botmetastasen*.
Nieuwe veelbelovende therapieën
Verscheidene andere medicijnen hebben veelbelovende resultaten vertoond, hoewel ze nog niet
beschikbaar zijn in het ziekenhuis. Toegang tot deze medicijnen kan uitsluitend verkregen worden
binnen het kader van klinische studies.
Melanoom: gids voor patiënten – Gebaseerd op de ESMO-richtlijnen – v.2013.1
Pagina 14
Dit document werd opgesteld door Het Antikankerfonds met de toestemming van ESMO.
De informatie in dit document vervangt geen medische consultatie. Het document is enkel bestemd voor persoonlijk gebruik
en mag op geen enkele manier worden aangepast, gereproduceerd of verspreid zonder schriftelijke toestemming van Het
Antikankerfonds en ESMO.




Een combinatiebehandeling met BRAF-remmer* dabrafenib* en MEK-remmer* trametinib*
heeft aangetoond dat het een periode van resistentie tegen de behandeling kan inkorten bij
patiënten met een BRAF-gemuteerd melanoom.
Imatinib heeft aangetoond dat het de tumorgrootte zou kunnen doen afnemen of de ziekte
zou kunnen stabiliseren bij sommige patiënten met melanoom waarbij sprake is van een ckit-mutatie.
Immunotherapie die gebruik maakt van anti-PD1-antilichamen* heeft een tumorbestrijdende
werking aangetoond in een vroege fase van klinische studies.
Paclitaxel* die gebonden is aan het nanopartikel* albumin is een chemotherapeutisch middel
dat een veelbelovende werking heeft aangetoond bij patiënten met gevorderd melanoom.
Het lijkt erop dat patiënten met gemetastaseerde melanomen die drager zijn van de NRAS-mutatie*
mogelijk voordeel kunnen halen uit de MEK-remmingstherapie, maar meer onderzoek is nodig om
deze bevindingen te bevestigen.
Melanoom: gids voor patiënten – Gebaseerd op de ESMO-richtlijnen – v.2013.1
Pagina 15
Dit document werd opgesteld door Het Antikankerfonds met de toestemming van ESMO.
De informatie in dit document vervangt geen medische consultatie. Het document is enkel bestemd voor persoonlijk gebruik
en mag op geen enkele manier worden aangepast, gereproduceerd of verspreid zonder schriftelijke toestemming van Het
Antikankerfonds en ESMO.
WELKE ZIJN DE MOGELIJKE NEVENEFFECTEN VAN DE THERAPIEËN?
Alle gerichte*, chemotherapeutische* en immunotherapeutische* medicijnen vertonen vaak
neveneffecten.
Neveneffecten van chemotherapie
Neveneffecten van chemotherapie* komen vaak voor. Ze zullen afhangen van de toegediende
medicatie, de doseringen en van individuele factoren. Combinaties van verschillende medicijnen
leiden doorgaans tot meer neveneffecten dan wanneer men één enkel medicijn gebruikt.
De meest frequente neveneffecten van de medicijnen die gebruikt worden als
chemotherapiebehandeling zijn haarverlies en een afname van het aantal bloedcellen. Een
verminderde bloedcelwaarde kan anemie*, bloedingen en infecties veroorzaken. Van zodra de
chemotherapie gedaan is, groeit het haar terug en wordt de bloedcelwaarde terug normaal.
Andere frequente neveneffecten zijn onder meer:
 allergische reacties zoals blozen en uitslag
 zenuwproblemen die de handen en/of de voeten (perifere neuropathie) aantasten, wat een
tintelend gevoel, gevoelloosheid en/of pijn kan veroorzaken in de huid
 tijdelijk verlies van of veranderingen in uw gezichtsvermogen
 oorsuizen of veranderingen in uw gehoor
 lage bloeddruk
 misselijkheid, braken en diarree
 ontsteking van plaatsen zoals de mondrand
 verlies van smaak
 gebrek aan eetlust
 trage hartslag
 dehydratatie
 gematigde veranderingen aan de nagels en de huid die snel weer verdwijnen
 pijnlijke zwellingen en ontsteking op de plaats van injectie
 spier-of gewrichtspijn
 toevallen
 vermoeidheid
Andere minder frequente maar ernstigere neveneffecten kunnen zich ook voordoen. Deze zijn
voornamelijk een beroerte, een myocardiaal infarct en schade aan de nier-en leverfunctie.
Elk van deze symptomen dient gemeld te worden aan een arts.
Neveneffecten van vemurafenib*
Melanoom: gids voor patiënten – Gebaseerd op de ESMO-richtlijnen – v.2013.1
Pagina 16
Dit document werd opgesteld door Het Antikankerfonds met de toestemming van ESMO.
De informatie in dit document vervangt geen medische consultatie. Het document is enkel bestemd voor persoonlijk gebruik
en mag op geen enkele manier worden aangepast, gereproduceerd of verspreid zonder schriftelijke toestemming van Het
Antikankerfonds en ESMO.
Neveneffecten van vemurafenib zijn frequent. De meest voorkomende symptomen zijn:
 gewrichtspijn
 ernstige gevoeligheid aan zonlicht – daarom moet een strenge UV-bescherming aangebracht
worden
 verminderde haargroei
 uitslag
 een jeukende huid
 huidkankers, waaronder nieuwe plaveicelcarcinomen en zelden ook nieuwe huidmelanomen
 wratten
 zich moe voelen
 hoofdpijn
 misselijkheid
 diarree
Andere minder frequente neveneffecten zijn onder meer:
 een droge huid
 roodheid van de huid
 verlies van eetlust
 gewichtsverlies
 braken
 constipatie
 spierpijn
 rugpijn
 koorts
 zwellingen van de handen of de voeten
 zwakheid
 veranderingen in de smaakzin
 hoesten
 zonnebrand
 abnormale bloedtestresultaten van de leverfunctie
 ontsteking in de aders
 gevoelloosheid of tintelen in de handen of voeten
Zeldzame maar ernstige neveneffecten zijn onder meer allergische reacties op de huid,
veranderingen in het hartritme en oogproblemen.
Patiënten die behandeld werden met vemurafenib* dienen nauwlettend opgevolgd te worden met
speciale aandacht aan huidkankers en andere secondaire kankers.
Neveneffecten van immunotherapie
Melanoom: gids voor patiënten – Gebaseerd op de ESMO-richtlijnen – v.2013.1
Pagina 17
Dit document werd opgesteld door Het Antikankerfonds met de toestemming van ESMO.
De informatie in dit document vervangt geen medische consultatie. Het document is enkel bestemd voor persoonlijk gebruik
en mag op geen enkele manier worden aangepast, gereproduceerd of verspreid zonder schriftelijke toestemming van Het
Antikankerfonds en ESMO.
Neveneffecten van interleukin-2* en interferon-alfa
De volgende symptomen zijn erg frequent bij deze therapieën. Hun optreden hangt voornamelijk af
van de toegediende dosis.
 Koorts en rillingen of koortsachtige symptomen. De hevigheid neemt af na verloop van tijd,
voornamelijk bij lage doseringen.
 Algemeen blozen (roodheid) in het gezicht en op het lichaam, of huiduitlsag
 Misselijkheid of braken
 Vermoeidheid
 Verlaagde bloeddruk
 Diarree
 Lage waarden van witte en rode bloedcellen alsook van bloedplaatjes, wat respectievelijk
resulteert in een verhoogd risico op infectie, anemie* of bloedingen.
 Veranderingen van mentale toestand, zoals verwarring, slaperigheid of geheugenverlies
 Snelle of onregelmatige hartslag
 Verminderde urineproductie
 Veranderingen in de leverwerking
 Tijdelijke lagere waarden van calcium, hoge glucose of hoge triglyceride
 Algemene pijn
 Zwellen van het gezicht, de enkels of de benen
 Haarverlies (alleen met interferon-alfa)
De volgende neveneffecten zijn minder frequent (komen voor in 10 tot 29%):
 Moeite met ademhalen
 Jeuk
 Zweertjes in de mond
 Weinig eetlust
 Veranderingen in de smaakzin (alleen met interferon-alfa)
 Depressie
 Gewichtsverlies of –toename
 Infectie
 Duizeligheid
 Droge of afpellende huid
 Reacties op de plaats waar men onderhuids (subcutaan) de medicatie heeft toegediend
 Angst en prikkelbaarheid
Een serieus maar erg zeldzaam neveneffect van interleukin-2* bij hoge doseringen is het “capillair
leksyndroom” of “vasculaire leksyndroom”. Het capillair leksyndroom is een mogelijk ernstige
toestand waarin vocht binnen de aders en hartvaatjes uitlekt naar het weefsel buiten de
bloedstroom. Dit resulteert in een lage bloeddruk en een lechte bloeddoorstroming naar de interne
organen.
Uw arts zal deze zaken nauwlettend in de gaten houden. U dient uw arts onmiddellijk op de hoogte
te stellen indien u de volgende zaken opmerkt: duizeligheid, het plots opzwellen of een snelle
gewichtstoename, weinig of geen urineproductie (gedurende 8-12 uur), kortademigheid, moeite met
ademhalen, een onregelmatige hartslag, pijn aan de borst of indien u zich onverwachts depressief
voelt.
Melanoom: gids voor patiënten – Gebaseerd op de ESMO-richtlijnen – v.2013.1
Pagina 18
Dit document werd opgesteld door Het Antikankerfonds met de toestemming van ESMO.
De informatie in dit document vervangt geen medische consultatie. Het document is enkel bestemd voor persoonlijk gebruik
en mag op geen enkele manier worden aangepast, gereproduceerd of verspreid zonder schriftelijke toestemming van Het
Antikankerfonds en ESMO.
Neveneffecten van ipilimumab*
Tijdens de behandeling met ipilimumab kan er zich een unieke reeks neveneffecten voordoen die
immuungerelateerde neveneffecten genoemd worden. De vroegtijdige herkenning van
immuungerelateerde neveneffecten en vroege aanvang van de behandeling zijn kritiek om het risico
op sequelae* te verkleinen.
Deze neveneffecten zullen naar alle waarschijnlijkheid ontstaan tijdens de behandeling;
neveneffecten kunnen echter ook maanden na de laatste infusie opduiken.
 Ontsteking van de darmen (colitis) die zelfs , hetzij erg zelden, scheuren of gaten (perforatie)
in de darmen kan veroorzaken. Tekenen en symptomen van colitis kunnen onder meer de
volgende zijn: diarree, bloed in de stoelgang, maagpijn of – gevoeligheid.
 Ontsteking van de lever (hepatitis) dat kan leiden tot leverfalen. Tekenen en symptomen van
hepatitis kunnen onder meer de volgende zijn: het geel kleuren van uw huid of het wit van
uw ogen, donkere urine (de kleur van thee), misselijkheid of braken, pijn aan de rechterkant
van de maag en het makkelijker bloeden of kneuzen dan normaal.
 Ontsteking van de huid dat kan leiden tot een ernstige huidreactie (Toxische epidermale*
necrolyse (TEN)). Tekenen en symptomen van huidreacties kunnen onder meer de volgende
zijn: huiduitslag met of zonder jeuk, zweertjes in de mond, blaasjes en/of vellen op de huid.
 Ontsteking van de zenuwen dat kan leiden tot verlamming. Symptomen van
zenuwproblemen kunnen onder meer de volgende zijn: ongewone zwakheid in de benen,
armen of het gezicht, gevoelloosheid of tintelingen in de handen of voeten.
 Ontsteking van de hormonale klieren (vooral de hypofyse-, bijnier-, en schildklieren) die de
werking van deze klieren kunnen beïnvloeden. Tekenen en symptomen die aangeven dat uw
klieren niet goed werken kunnen onder meer de volgende zijn: ongewone hoofdpijn,
ongewone traagheid, het de hele tijd koud hebben, gewichtstoename, veranderingen in
gemoedstoestand of gedrag zoals een verminderde zin in seks, prikkelbaarheid,
vergeetachtigheid, duizeligheid of flauwvallen.
 Ontsteking van de ogen. Symptomen kunnen onder meer de volgende zijn: wazig zicht,
dubbel zicht of andere problemen aan het zicht, oogpijn of roodheid.
Contacteer de verantwoordelijke arts die de therapie leidt indien u één van deze tekenen of
symptomen heeft of indien ze verergeren. Probeer deze symptomen niet zelf te behandelen. Andere
dokters kunnen niet vertrouwd zijn met de bijzondere neveneffecten van dit medicijn.
Het onmiddellijk verkrijgen van een behandeling kan voorkomen dat het probleem verergert. Uw arts
dient bloedtesten uit te voeren, zoals testen van de lever-en schildklierwerking, voor de aanvang van
de behandeling met ipilumab, alsook tijdens de behandeling. Uw oncoloog kan beslissen om de
behandeling met ipilimumab* stop te zetten.
Melanoom: gids voor patiënten – Gebaseerd op de ESMO-richtlijnen – v.2013.1
Pagina 19
Dit document werd opgesteld door Het Antikankerfonds met de toestemming van ESMO.
De informatie in dit document vervangt geen medische consultatie. Het document is enkel bestemd voor persoonlijk gebruik
en mag op geen enkele manier worden aangepast, gereproduceerd of verspreid zonder schriftelijke toestemming van Het
Antikankerfonds en ESMO.
WAT GEBEURT ER NA DE BEHANDELING?
Follow-up* met artsen
Na de behandeling zullen artsen een opvolging voorstellen,
bestaande uit regelmatige raadplegingen om:




Een mogelijk recidief* in een vroeg stadium op te sporen;
nieuwe huidtumoren (melanoom en non-melanoom) te herkennen aangezien ze dezelfde
belangrijke risicofactoren* hebben;
verwikkelingen ten gevolge van de behandeling te evalueren en te behandelen;
psychologische ondersteuning te bieden en informatie te verstrekken om de terugkeer naar
een normaal leven te ondersteunen.
De opvolging of opvolgbezoeken* bij de oncoloog omvatten een ondervraging en een klinisch
onderzoek*. Voor de meeste patiënten, vooral voor diegenen die behandeld werden voor een dun
melanoom, zijn geen beeldvorming of bloedonderzoeken nodig. Afhankelijk van het kankerstadium
of de resultaten van het klinische onderzoek*, kunnen wel bijkomende radiologische onderzoeken
worden uitgevoerd. Een echografie* van de lymfeklieren, CT-scan*, een hele lichaam Positron
Emissie Tomografie scan (PET)*, of PET-CT kunnen tot een snellere diagnose van een herval leiden bij
patiënten die een hoger risico lopen op hervallen, d.w.z. patiënten met een initiëel dik primair
melanoom of patiënten die behandeld werden voor metastases. Een invloed van deze onderzoeken
op de levensverwachting werd echter nog niet aangetoond. Soms wordt het gehalte van S-100 eiwit*
en lactaatdehydrogenase (LDH)* in het bloed gemeten om een kankerrecidief* op te sporen, maar
het is onduidelijk of dit werkelijk helpt.
Terugkeer naar een normaal leven
Het kan moeilijk zijn om te leven met de gedachte dat de kanker kan terugkomen. Op basis van de
huidige kennis, worden enkele eenvoudige regels aanbevolen:


Om het herval- of recidiefrisico* na behandeling te verminderen
o Vermijd zonnebrand
o Vermijd onbeschermde blootstelling aan zonlicht
o Vermijd kunstmatig ultraviolet licht*
Om vroegtijdig verdachte moedervlekken of melanoomrecidief* op te sporen
o Regelmatig zelfonderzoek van de huid, levenslang
o Regelmatig zelfonderzoek van de lymfeklieren*, levenslang
Als gevolg van de kanker zelf en van de behandeling kan voor sommige mensen een terugkeer naar
een normaal leven moeilijk zijn. Er kunnen vragen opkomen over het lichaamsbeeld, seksualiteit,
vermoeidheid, werk, emoties of levensstijl. Het kan nuttig zijn om deze vragen te bespreken met
familie, vrienden of artsen. In vele landen zijn ondersteuning door groepen van ex-patiënten en
telefonische infolijnen beschikbaar.
Melanoom: gids voor patiënten – Gebaseerd op de ESMO-richtlijnen – v.2013.1
Pagina 20
Dit document werd opgesteld door Het Antikankerfonds met de toestemming van ESMO.
De informatie in dit document vervangt geen medische consultatie. Het document is enkel bestemd voor persoonlijk gebruik
en mag op geen enkele manier worden aangepast, gereproduceerd of verspreid zonder schriftelijke toestemming van Het
Antikankerfonds en ESMO.
Het is ook belangrijk familieleden (ouders, broers en zussen en kinderen) te waarschuwen dat ze een
verhoogd melanoomrisico kunnen hebben. Regelmatig onderzoek van de huid door henzelf en door
een arts moet worden georganiseerd om verdachte moedervlekken zo snel mogelijk op te sporen en
te verwijderen. Genetische testen zijn niet nodig.
Wat als de kanker terugkomt?
Als de kanker terugkomt, spreken we van recidief* of herval en de behandeling hangt af van de
omvang van het recidief*. Dit moet volledig worden geëvalueerd met een lichamelijk onderzoek,
beeldvorming en bloedonderzoeken.
De behandelingsmogelijkheden hangen af van de omvang van het recidief*. De bespreking hiervan
dient te gebeuren in een multidisciplinaire vergadering.
Bij plaatselijk recidief* op de huid of in de lymfeklieren*.
De behandelingsbeslissing zal gebaseerd zijn op dezelfde elementen als de eerste maal, in het
bijzonder de omvang van de kanker in de huid en de lymfeklieren*. De behandeling volgt dezelfde
aanbeveling als hierboven beschreven.
Bij recidief* met metastasen* op afstand
Het behandelingsplan voor dit type recidief* zal worden besproken overeenkomstig de paragraaf
over "Behandelingsplan voor stadium IV melanoom".
Bij recidief* als een ander melanoom
Ongeveer 8% van de personen die een melanoom hebben gehad, ontwikkelt binnen 2 jaar na de
initiële diagnose een tweede melanoom. De behandeling van een tweede melanoom hangt, zoals
reeds beschreven, vooral af van de omvang. Het zal worden behandeld als een eerste melanoom.
Bij recidief* als een andere huidkanker
Basaalcelcarcinoom en plaveiselcelcarcinoom komen vaker voor dan melanoom en hebben ook
ongeveer dezelfde risicofactoren*. Blootstelling van een bleke huid aan ultraviolet licht* is een veel
voorkomende risicofactor*. Deze twee kankers zijn minder agressief dan melanomen en groeien
gewoonlijk traag, maar onbehandeld kunnen ze lokaal ernstige schade veroorzaken en in zeldzame
gevallen kunnen ook de lymfeklieren* en andere organen betrokken zijn. In een vroeg stadium
kunnen ze gemakkelijk operatief worden behandeld met cryotherapie*, of verschillende andere
plaatselijke behandelingen.
Aangezien de behandeling met vemurafenib* het risico op het ontwikkelen van deze types
huidkanker verhoogt, dienen de patiënten nauwkeurig opgevolgd te worden om een nieuw
huidletsel vroegtijdig op te sporen.
Melanoom: gids voor patiënten – Gebaseerd op de ESMO-richtlijnen – v.2013.1
Pagina 21
Dit document werd opgesteld door Het Antikankerfonds met de toestemming van ESMO.
De informatie in dit document vervangt geen medische consultatie. Het document is enkel bestemd voor persoonlijk gebruik
en mag op geen enkele manier worden aangepast, gereproduceerd of verspreid zonder schriftelijke toestemming van Het
Antikankerfonds en ESMO.
DEFINITIES VAN MEDISCHE TERMEN
Adjuvante behandeling
Een adjuvante behandeling helpt een andere behandeling om haar doel te bereiken, of versterkt het
effect ervan. Zo kunnen bestraling of chemotherapie een operatie helpen om een kwaadaardige
tumor volledig uit te roeien. In een andere context dan de oncologie kan het ook een middel
betekenen dat aan een vaccin wordt toegevoegd om de reactie van het afweerstelsel tegen het
antigeen te versterken.
Anemie
Een aandoening waarbij het aantal rode bloedcellen of de hemoglobineconcentratie lager is dan de
normaalwaarde. Hemoglobine zorgt voor het transport van zuurstof vanaf de longen naar de rest van
het lichaam. Dit gebeurt dan ook minder efficiënt bij anemie.
Anesthesie
Een omkeerbare staat van verminderde gewaarwording waarin de patiënt geen pijn voelt, geen
normale reflexen heeft en minder reageert op stress. Anesthesie kan volledig of gedeeltelijk zijn en
maakt mogelijk dat patiënten geopereerd kunnen worden.
Anti-PD1-antilichaam
Een antilichaam dat de proteïnen in menselijke cellen genaamd PD1 (Programmed death 1) aanvalt.
Het belemmeren van PD1 werd bestudeerd als een immuunsysteem-booster. Een PD1-blokkade
heeft tumor-bestrijdende activiteit aangetoond.
Biopsie
Verwijdering van cellen of weefsels voor onderzoek door een patholoog. De patholoog kan het
weefsel onderzoeken onder een microscoop of op de cellen of op het weefsel andere tests uitvoeren.
Er bestaan veel verschillende biopsieprocedures. De belangrijkste zijn: (1) een incisiebiopsie, waarbij
alleen een weefselmonster wordt genomen; (2) een excisiebiopsie waarbij een volledig gezwel of een
verdacht gebied wordt verwijderd; en (3) een naaldbiopsie, waarbij een weefsel- of vloeistofmonster
wordt genomen met behulp van een naald. Wanneer een dikke naald wordt gebruikt, noemt men
deze procedure een corebiopsie. Wanneer een dunne naald wordt gebruikt, noemt men deze
procedure een dunnenaaldpunctie.
(Huid)Bioptie
Stukje huid of ander weefsel dat wordt verwijderd om in het laboratorium onderzocht te worden
door een patholoog. Wordt ook ‘biopt’ genoemd.
BRAF-mutatie
Een specifieke mutatie (verandering) in het BRAF-gen, die een proteïne aanmaakt die betrokken is bij
het uitzenden van signalen in de cellen en bij de celgroei. Deze BRAF-genmutatie kan aangetroffen
worden bij sommige kankertypes, waaronder melanoom en colorectale kanker. Het kan de groei en
de verspreiding van kankercellen doen toenemen. Het controleren op deze BRAF-mutatie in
tumorweefsel kan helpen bij het plannen van de kankerbehandeling.
Carboplatine
Melanoom: gids voor patiënten – Gebaseerd op de ESMO-richtlijnen – v.2013.1
Pagina 22
Dit document werd opgesteld door Het Antikankerfonds met de toestemming van ESMO.
De informatie in dit document vervangt geen medische consultatie. Het document is enkel bestemd voor persoonlijk gebruik
en mag op geen enkele manier worden aangepast, gereproduceerd of verspreid zonder schriftelijke toestemming van Het
Antikankerfonds en ESMO.
Een geneesmiddel dat wordt gebruikt voor de behandeling van nog niet behandelde gevorderde
eierstokkanker of symptomen van eierstokkanker die teruggekomen zijn na een therapie met andere
kankermedicijnen. Het wordt ook samen met andere geneesmiddelen gebruikt voor de behandeling
van gevorderd, gemetastaseerd of recidiverend niet-kleincellig longcarcinoom. Het wordt bestudeerd
bij de behandeling van andere soorten kanker. Carboplatine is een vorm van cisplatine*, een
kankermedicijn, en veroorzaakt minder bijwerkingen. Het hecht zich aan DNA in cellen en kan
kankercellen doden. Het is een platinaverbinding.
CDKN2A-mutatie
Het CDKN2A-gen (of p16 of MTS-1) is een gen dat een tumoronderdrukkend proteïne, cyclineafhankelijke kinaseremmer 2A genaamd, codeert. Mutaties of abnormale veranderingen in dit gen
zorgen voor een verhoogd risico op het ontwikkelen van verscheidene kankers, in het bijzonder van
melanoom.
Chemotherapie
Een type kankerbehandeling dat cellen doodt en/of hun groei beperkt. Deze medicijnen worden
meestal toegediend door middel van een traag infuus in een ader, maar kunnen ook via de mond
worden ingenomen of rechtstreeks worden toegediend in een lidmaat of de lever, afhankelijk van de
locatie van de kanker.
Cisplatine
Een geneesmiddel dat wordt gebruikt voor de behandeling van vele soorten kanker. Cisplatine bevat
het metaal platina. Het doodt kankercellen door hun DNA te beschadigen en hun deling te stoppen.
Cisplatine is een alkylerend middel.
Cryotherapie
Een weinig ingrijpende behandeling die gebruik maakt van extreme koude om ziek weefsel, ook
kankercellen, te bevriezen en te vernietigen.
CT-scan
Een vorm van radiografie waarbij organen worden gescand met X-stralen. De resultaten worden dan
gebundeld door een computer die van lichaamsdelen beelden maakt.
Dabrafenib
Een kankerbestrijdend medicijn dat gebruikt wordt bij de behandeling van melanoom dat als niet
reseceerbaar beschouwd wordt of bij gemetastaseerd melanoom met een BRAF-mutatie*. Het kan
mogelijk de verspreiding van tumorcellen met een BRAF-mutatie verhinderen. Het verhindert de
mutatie van het BRAF-gen, die in normale niet gemuteerde toestand een rol speelt bij de regulering
van celgroei.
Dacarbazine
Een geneesmiddel dat wordt gebruikt voor de behandeling Hodgkinlymfoom en maligne melanoom
en dat ook wordt bestudeerd voor de behandeling van andere soorten kanker. Het bindt aan DNA in
cellen en kan kankercellen doden. Het is een soort alkylerende stof.
Dermis
De binnenste laag van de twee hoofdlagen van de huid. De dermis bevat bindweefsel, bloedvaten,
vet- en zweetklieren, zenuwen, haarfollikels en andere structuren. Het bestaat uit een dunne
Melanoom: gids voor patiënten – Gebaseerd op de ESMO-richtlijnen – v.2013.1
Pagina 23
Dit document werd opgesteld door Het Antikankerfonds met de toestemming van ESMO.
De informatie in dit document vervangt geen medische consultatie. Het document is enkel bestemd voor persoonlijk gebruik
en mag op geen enkele manier worden aangepast, gereproduceerd of verspreid zonder schriftelijke toestemming van Het
Antikankerfonds en ESMO.
bovenlaag die men de papillaire dermis noemt, en een dikke onderlaag die men de reticulaire dermis
noemt.
Epidermis
De buitenste laag van de twee hoofdlagen van de huid.
Echografie
Een procedure waarbij geluidsgolven met een hoge frequentie op inwendige weefsels of organen
terugkaatsen en een echo produceren. De echopatronen worden weergegeven op het scherm van
een echograaf en vormen een beeld van de lichaamsweefsels, een sonogram genoemd. Wordt ook
ultrasonografie genoemd.
Follow-up
De gezondheidstoestand van een persoon na behandeling een tijd opvolgen. Dit omvat tevens het
opvolgen van de gezondheidstoestand van personen die aan een klinische studie deelnemen, zowel
tijdens als na afloop van de studie.
Fotemustine
Een stof die wordt bestudeerd voor de behandeling van hersentumoren en gemetastaseerd
oogmelanoom. Het is in sommige Europese landen, waaronder Frankrijk en België, goedgekeurd.
Histopathologie
Het onderzoeken van zieke cellen en weefsels onder de microscoop.
Immunotherapie
Behandeling die het vermogen van het afweerstelsel om kanker, infecties en andere ziekten te
bestrijden, stimuleert of herstelt. Wordt ook gebruikt om bepaalde bijwerkingen van sommige
kankerbehandelingen te verlichten. Stoffen die bij immunotherapie worden gebruikt, omvatten
monoklonale antilichamen, groeifactoren en vaccins. Ze kunnen ook een rechtstreeks antikankereffect hebben. Wordt ook biologische responsmodificerende therapie, biologische therapie,
biotherapie en BRM-therapie genoemd.
Interferon
Een eiwit dat door lymfocyten (een bepaald soort witte bloedcellen) wordt aangemaakt en
betrokken is bij de communicatie tussen afweercellen. Het is een biologische responsmodificeerder
(een stof die de natuurlijke reactie van het lichaam op infecties en tumorcellen kan verbeteren). Er
zijn verschillende soorten interferonen, zoals interferon-alfa, -bèta en -gamma. Normaal maakt het
lichaam deze stoffen aan. Ze worden ook in het laboratorium vervaardigd voor de behandeling van
kanker en andere ziekten.
Interferon-alfa
Een bepaald soort interferon; dit is eiwit dat door lymfocyten (een bepaald soort witte bloedcellen)
wordt aangemaakt en betrokken is bij de communicatie tussen afweercellen. Het is een biologische
responsmodificeerder (een stof die de natuurlijke reactie van het lichaam op infecties en tumorcellen
kan verbeteren). Normaal maakt het lichaam deze stof aan. Interferon-alfa wordt ook in het
laboratorium vervaardigd voor de behandeling van kanker en andere ziekten.
Interleukin-2
Melanoom: gids voor patiënten – Gebaseerd op de ESMO-richtlijnen – v.2013.1
Pagina 24
Dit document werd opgesteld door Het Antikankerfonds met de toestemming van ESMO.
De informatie in dit document vervangt geen medische consultatie. Het document is enkel bestemd voor persoonlijk gebruik
en mag op geen enkele manier worden aangepast, gereproduceerd of verspreid zonder schriftelijke toestemming van Het
Antikankerfonds en ESMO.
Een lid van een samen horende groep proteïnen die aangemaakt worden door lymfocyten (witte
bloedcellen) en andere cellen in het lichaam. Interleukin-2 wordt specifiek aangemaakt door een
type T-lymfocyten. Het doet de groei en de activiteit van andere T-lymfocyten en B-Lymfocyten
toenemen en heeft een effect op de ontwikkeling van het immuunsysteem. Aldesleukin (interleukin2 dat gemaakt wordt in het laboratorium) wordt gebruikt om de biologische respons te wijzigen en
zodoende het immuunsysteem te versterken tijdens kankertherapie. Interleukin-2 is een type
cytokine. Het wordt ook Il-2 genoemd.
Ipilimumab
Een medicijn dat gebruikt wordt bij de behandeling van melanoom dat uitgezaaid is naar andere
lichaamsdelen en niet chirurgisch verwijderd kan worden. Het wordt ook bestudeerd voor de
behandeling van andere kankertypes. Ipilimumab verbindt zich met een stof, CTLA-4 genaamd, die
men terugvindt op het oppervalk van T-cellen (een soort van witte bloedcellen). Ipilimumab kan
CTLA-a blokkeren en helpt het immuunsysteem bij het doden van kankercellen. Het is een een soort
monoklonaal antilichaam.
Kankervaccin
Een vaccin dat het immuunsysteem helpt kankercellen op te sporen en aan te vallen. Het kan worden
gebruikt om kanker te voorkomen (preventief vaccin) of om kanker te behandelen (therapeutisch
vaccin).
Klinisch onderzoek
Het onderzoek van het lichaam door de arts, om tekenen van ziekte op te sporen.
Klinische studie
Een soort onderzoek dat test hoe goed een nieuwe medische benadering werkt bij mensen. Deze
studies testen nieuwe methodes van screening, manieren om ziektes vast te stellen, te voorkomen of
te behandelen.
Lactaatdehydrogenase (LDH)
Een lid van een groep enzymen die men terugvindt in het bloed en andere lichaamsweefsels en dat
betrokken is bij de energieproductie in cellen. Een verhoogd aantal van lactate dehydrogenase in het
bloed kan wijzen op weefselbeschadiging en sommige kankertypes of andere ziekten. Wordt ook
melkzuur dehydrogenase genoemd.
Lymfocyt
Een type bloedcel die belangrijk is voor het afweersysteem.
Lymfeklier
Een ronde massa lymfatisch weefsel dat omcirkeld wordt door een capsule bindweefsel.
Lymfeklieren filteren lymfe en slaan lymfocyten op (witte bloedcellen). Ze bevinden zich aan
lymfevaten. Worden ook lymfeknopen genoemd.
Marge
Melanoom: gids voor patiënten – Gebaseerd op de ESMO-richtlijnen – v.2013.1
Pagina 25
Dit document werd opgesteld door Het Antikankerfonds met de toestemming van ESMO.
De informatie in dit document vervangt geen medische consultatie. Het document is enkel bestemd voor persoonlijk gebruik
en mag op geen enkele manier worden aangepast, gereproduceerd of verspreid zonder schriftelijke toestemming van Het
Antikankerfonds en ESMO.
De rand van tijdens een kankeroperatie verwijderd weefsel. De marge is negatief of zuiver wanneer
de patholoog geen kankercellen vindt aan de weefselrand. Dit suggereert dat de kanker volledig is
verwijderd. De marge is positief of aangetast wanneer de patholoog kankercellen vindt aan de
weefselrand. Dit suggereert dat niet alle kankercellen zijn verwijderd.
MEK-remmer
Een stof die bestudeerd wordt voor de behandeling van verschillende kankertypes. Een MEK-remmer
blokt de proteïnen die nodig zijn voor celgroei af en kan kankercellen doden. Het is een type proteïne
kinase-remmer.
Melanocyt
Een type cel dat voorkomt in de onderste huidlaag, in de ogen en in andere delen van het lichaam.
Deze cellen produceren melanine, dat belangrijk is voor de kleur van de huid en de ogen.
Metastase
De uitzaaiing van kanker naar andere lichaamsdelen. Een tumor gevormd door uitgezaaide cellen
wordt een metastatische tumor of een metastase genoemd. De metastatische tumor bevat cellen die
gelijkaardig zijn aan die van de oorspronkelijke tumor.
Multidisciplinair advies
Een behandelingsplanning waarbij een aantal artsen met verschillende specialismen (disciplines) de
medische aandoening en de behandelingsmogelijkheden van een patiënt beoordelen en bespreken.
Bij de behandeling van kanker kan dit het advies betreffen van een medisch oncoloog (die kanker
met geneesmiddelen behandelt), een chirurgisch oncoloog (die kanker operatief behandelt) en een
radiotherapeut (die kanker behandelt met bestraling). Wordt ook Multidisciplinair Oncologisch
Consult (MOC) of tumor board review genoemd.
Mutatie
Een verandering in de opeenvolging van basenparen in het DNA, waaruit een gen bestaat. Mutaties
in een gen hebben niet noodzakelijk permanente gevolgen.
Naevus
De medische term voor moedervlek.
Nanopartikel
Een microscopisch deeltje met minstens een dimensie kleiner dan 100 nm.
NRAS-mutatie
Een abnormale verandering is het NRAS-gen. Deze mutatie activeert een reactie in de cellen die
resulteert in een proliferatie en bevordering van de tumorgroei.
Paclitaxel
Een geneesmiddel dat wordt gebruikt voor de behandeling van borst- en eierstokkanker en aan aids
gerelateerd Kaposisarcoom. Het wordt ook samen met een ander geneesmiddel gebruikt voor de
behandeling van niet-kleincellig longcarcinoom. Paclitaxel wordt ook bestudeerd bij de behandeling
van andere soorten kanker. Het verhindert de celgroei door de celdeling te stoppen en kan
kankercellen doden. Het is een antimitoticum.
Peg-interferon-alfa
Melanoom: gids voor patiënten – Gebaseerd op de ESMO-richtlijnen – v.2013.1
Pagina 26
Dit document werd opgesteld door Het Antikankerfonds met de toestemming van ESMO.
De informatie in dit document vervangt geen medische consultatie. Het document is enkel bestemd voor persoonlijk gebruik
en mag op geen enkele manier worden aangepast, gereproduceerd of verspreid zonder schriftelijke toestemming van Het
Antikankerfonds en ESMO.
Dit is een interferon-alfa die verbonden is aan een stof die men PEG noemt, hetgeen ervoor zorgt dat
de medicatie langer in het lichaam blijft.
PET-scan
Een procedure waarbij een kleine hoeveelheid radioactief glucose (suiker) in een bloedvat wordt
geïnjecteerd en een scanner wordt gebruikt om gedetailleerde computerbeelden te maken van
gebieden in het lichaam waar de glucose wordt gebruikt. Omdat kankercellen vaak meer glucose
gebruiken dan normale cellen, kunnen de beelden worden gebruikt om kankercellen in het lichaam
op te sporen. Wordt ook positronemissietomografiescan genoemd.
Prognose
Het waarschijnlijke resultaat of verloop van een ziekte; de kans op herstel of recidief.
Radiotherapie
Therapie waar bestraling wordt gebruikt voor de behandeling van kanker, specifiek gericht op de
plaats van de tumor.
Recidief
Het herval of terugkomen van een ziekte of kanker, gewoonlijk na een periode waarin de ziekte of
kanker er niet was of niet kon opgespoord worden. Dit kan op dezelfde plek als de oorspronkelijke
tumor gebeuren, of op een andere plek in het lichaam.
Risicofactor
Iets dat de kans op kanker verhoogt. Voorbeelden van risicofactoren van kanker zijn: leeftijd,
familiale voorgeschiedenis van bepaalde kankers, gebruik van tabaksproducten, blootstelling aan de
bestraling of sommige chemische stoffen, sommige virale of bacteriële infecties en sommige
genetische veranderingen.
S-100 eiwit
Een eiwit dat aangemaakt wordt door vele verschillende celtypes en dat betrokken is bij processen
die zowel binnen als buiten de cel plaatsvinden. Het wordt in grote aantallen geproduceerd bij
patiënten met ontstekingsziekten zoals reumatoïde artritis en bij sommige kankertypes.
Schildwachtklierbiopsie
Verwijderen en onderzoeken van de schildwachtklier(en) (de eerste lymfklier(en) waarnaar
kankercellen uitzaaien). Om schildwachtklier(en) te identificeren, injecteert de chirurg een
radioactieve stof en/of blauwe kleurstof, dichtbij de tumor. Met een sonde* zoekt de chirurg de
schildwachtklier(en) die de radioactieve stof bevat(ten) of zoekt de schildwachtklier(en) die met de
kleurstof gemerkt is (zijn). Daarna verwijdert de chirurg de schildwachtklier(en) om ze te
onderzoeken op de aanwezigheid van kankercellen.
Melanoom: gids voor patiënten – Gebaseerd op de ESMO-richtlijnen – v.2013.1
Pagina 27
Dit document werd opgesteld door Het Antikankerfonds met de toestemming van ESMO.
De informatie in dit document vervangt geen medische consultatie. Het document is enkel bestemd voor persoonlijk gebruik
en mag op geen enkele manier worden aangepast, gereproduceerd of verspreid zonder schriftelijke toestemming van Het
Antikankerfonds en ESMO.
Schildwachtklierbiopsie van de huid. Een radioactieve stof en/of kleurstof wordt dichtbij de tumor geïnjecteerd (eerste vak).
Het geïnjecteerde materiaal wordt visueel en/of met een sonde* gedetecteerd die radioactiviteit opspoort (middelste vak).
De schildwachtklieren (de eerste lymfklieren waarnaar kankercellen uitzaaien) worden verwijderd en onderzocht op
kankercellen (laatste vak).
Sequelae
De gevolgen van een bepaalde toestand of therapeutische ingreep.
Sonde
Dit is een lang en dun instrument waarmee men wonden, holtes of lichaamsdoorgangen onderzoekt.
Stadiëring
Onderzoeken en tests om na te gaan hoever de kanker is uitgebreid, vooral of de ziekte van de
oorspronkelijke plaats is uitgezaaid naar andere delen van het lichaam. De optimale behandeling kan
pas worden gepland als het ziektestadium bekend is.
Subcutaan
Onder de huid.
Temozolomide
Temozolomide behoort tot een groep van middelen tegen kanker aangeduid als alkylerende stoffen.
Temozolomide wordt in het lichaam omgezet in een andere verbinding, MTIC. MTIC hecht zich aan
het DNA van cellen terwijl deze zich vermenigvuldigen. Dit blokkeert de celdeling. Hierdoor kunnen
kankercellen zich niet delen en wordt de groei van tumoren afgeremd.
Trametinib
Kankerbestrijdend medicijn dat gebruikt wordt bij de behandeling van een niet reseceerbaar of
gemetastaseerd melanoom. Het wordt oraal toegediend als monotherapie. Trametinib is niet
aangewezen bij patiënten die eerder al een BRAF-werende therapie hebben gevolgd.
Ulceratie
De ontwikkeling van een ulcus of zweer, dit is een huidletsel, een letsel in het slijmvlies van een
orgaan, of aan een weefseloppervlak.
Melanoom: gids voor patiënten – Gebaseerd op de ESMO-richtlijnen – v.2013.1
Pagina 28
Dit document werd opgesteld door Het Antikankerfonds met de toestemming van ESMO.
De informatie in dit document vervangt geen medische consultatie. Het document is enkel bestemd voor persoonlijk gebruik
en mag op geen enkele manier worden aangepast, gereproduceerd of verspreid zonder schriftelijke toestemming van Het
Antikankerfonds en ESMO.
UV
UV of Ultraviolet licht is elektromagnetische straling met een golflengte tussen 400 en 100 nm, dus
korter dan die van zichtbaar licht en langer dan X-stralen.
Vemurafenib
Vemurafenib is een BRAF-remmer. BRAF is een eiwit een rol speelt bij het stimuleren van celdeling.
In melanoomtumoren met de BRAF V600-mutatie van het BRAF-gen is een abnormale vorm van het
BRAF-proteïne aanwezig, dat een rol speelt bij de ontwikkeling van kanker door ongeremde deling
van de tumorcellen toe te laten. Vemurafenib helpt de groei en verspreiding van kanker te remmen
door de werking van de abnormale BRAF-proteïne te blokkeren. Vemurafenib wordt alleen gegeven
aan patiënten van wie de tumoren worden veroorzaakt door een BRAF V600-mutatie.
Vindesine
Een kankermedicijn dat behoort tot de vinca-alkaloïden, plantaardige geneesmiddelen. Het voorkomt
dat kankercellen delen.
Melanoom: gids voor patiënten – Gebaseerd op de ESMO-richtlijnen – v.2013.1
Pagina 29
Dit document werd opgesteld door Het Antikankerfonds met de toestemming van ESMO.
De informatie in dit document vervangt geen medische consultatie. Het document is enkel bestemd voor persoonlijk gebruik
en mag op geen enkele manier worden aangepast, gereproduceerd of verspreid zonder schriftelijke toestemming van Het
Antikankerfonds en ESMO.
De ESMO / Antikankerfonds Gidsen voor Patiënten werden ontwikkeld
om patiënten, hun familieleden en zorgverleners bij te staan in het
begrijpen van verschillende kankertypes en in het evalueren van de
beste behandelinsopties die beschikbaar zijn. De medische informatie
die in de Gidsen voor Patiënten wordt beschreven is gebaseerd op
de ESMO richtlijnen die opgesteld zijn om medische oncologen te
begeleiden bij het bepalen van de diagnose, de opvolging en de
behandeling van verschillende kankertypes. Deze gidsen worden
ontwikkeld door het Antikankerfonds in nauwe samenwerking met de
ESMO richtlijnen Werkgroep en de ESMO Kankerpatiënten Werkgroep.
Voor meer informatie bezoek www.esmo.org en
www.antikankerfonds.org
www.antikankerfonds.org
www.esmo.org
Download