samenvatting aardrijkskunde H2 (186933)

advertisement
Samenvatting H2
Par 1
Wat moet je leren
Lesboek


Ligging in het Amazonegebied
Drie kenmerken van tropische
Regenwouden
Werkboek

W1 Topografie Amazonegebied

W3 Tropische regenwouden, wat,
waar en waarom daar?

W5 en W6 Uittreksels
Basisboek




B33 Breedteligging en temperatuur
B40 Ontstaan van neerslag
B42 Natte tropen, droge woestijnen
B72 Oorspronkelijke plantengroei
Begrippen

Lesboek: tropisch regenwoud,
tropen, evenaar, heterogeenbos,
etages, bevolkingsdichtheid,
zwerflandbouw,
natuurlijke hulpbronnen, ontbossing

Basisboek: stijgingsregen,
oorspronkelijke plantengroei,
vegetatie, cultuurgrond,
natuurlijke zone
het Amazonegebied ligt in Latijns-Amerika en is 130 x zo groot als Nederland. De Tropische regenwouden: bestaan uit dichtbegroeide,
bijna ondoordringbare bossen, in een warme en vochtige omgeving(de Tropen: Warme luchtstreek tussen 23 ½ ᵒ NB en 23 ½ ᵒ ZB), het
heterogeenbos: bos met vele soorten planten kriskras door elkaar, je hebt ook etages: boomkruinen op verschillende hoogtes in een
bos van boomkruinen, de bomen zijn het hele jaar groen.
Oorspronkelijke inwoners van het Amazonegebied zijn indianen, bevolkingsdichtheid = laag. Van oorsprong leven de indianen van jacht
visserij en verbouwen van groenten en graan. Zwerflandbouw: aanleg van tijdelijke akkers in het tropisch regenwoud. Als de bodem is
uitgeput worden de akkers weer verlaten en keert het bos terug. Steeds minder indianen doen aan zwerflandbouw, omdat ze steeds
meer met de buitenwereld te maken krijgen. Er zijn wegen aangelegd voor natuurlijke hulpbronnen: producten uit de natuur die mensen
goed kunnen gebruiken, zoals tropisch hardhout, goud, uranium, noten en rubber.
Voor de indianen zijn de contacten nadelig ze verliezen door ontbossing: kappen van bossen hun leefgebied.
B33 Breedteligging en temperatuur
Aardoppervlak is van zichzelf koud. De zon warmt de aarde op. Deze is 6000 oC. De zon geeft niet overal evenveel warmte af. De
breedteligging is van invloed op de temperatuur, hoge breedte(poolstreken) is het koud, lage breedte (tropen) is het warm.
De aarde is een bol, zonnestralen vallen in de poolstreek schuiner op de aarde, in tropen gebied vallen de stralen rechter op de aarde. De
schuine straal geeft minder warmte, want deze moet een groter oppervlak verwarmen. In de tropen staat midden op de dag de zon heel
hoog en dus rechte stralen.
Nog een oorzaak waardoor rechte stralen meer warmte afgeven dan schuine is dat ze tegen minder wolken en stofdeeltjes aanbotsen die
in heelal zitten. Door de langere weg die een schuine straal aflegt komen ze meer deeltjes tegen en koelen dus sneller af.
B40 ontstaan van neerslag
Neerslag heeft te maken met opstijgende lucht. Hoe hoger hoe kouder de lucht is. Koude lucht kan minder water bevatten dan warme,
door opstijgen van lucht gaat het dus regenen, sneeuwen of hagelen.
Droogte heeft te maken met dalende lucht. Lucht die daalt, warmt op, kan meer water bevatten, bewolking lost op, zon gaat schijnen en
het is droog.
B42 Natte tropen, droge woestijnen
Bij evenaar stijgt lucht op door opwarming, lucht koelt af en daardoor veel regen in deze streken. Stijgingsregens( regen bij de evenaar,
ontstaan door opwarming van de lucht, waardoor lucht gaat stijgen) Op kaart zijn gebieden met stijgingsregen goed te herkennen: vaak
meer dan 2000mm regen per jaar en vochtige tropische regenwoud.
B72 Oorspronkelijke plantengroei
Oorspronkelijke plantengroei (of: natuurlijke plantengroei)zijn alle planten en bomen die ergens van nature groeien, dus zonder
ingrijpen van mensen. Vegetatie: ander woord voor plantengroei.
Door mensen is een groot deel van de oorspronkelijke groei verdwenen. Grond die wordt gebruikt voor akkerbouw of veeteelt heet
cultuurgrond.
Op aarde nog grote gebieden met natuurlijke vegetatie: tropisch regenwoud in Amazonegebied, naaldbossen in Canada, Scandinavië.
Natuurlijke zone: is een gebied met dezelfde natuurlijke vegetatie.
Par.2
Wat moet je leren
Lesboek


Kenmerken van toendra’s
Kenmerken van landijs, pakijs en drijfijs
Werkboek

W7 Topografie Nunavut

W8 Toendra: wat, waar, waarom daar?

W10 en W11 Uittreksels
Basisboek

B33 Breedteligging en temperatuur

B34 Luchtstreken

B80 t/m B82: verschillen tussen toendra,
taiga en loofboomgordel
Begrippen

Bevolkingsdichtheid, hoge breedte, boomgrens,
toendra, permafrost, eeuwige sneeuw, landijs,
pakijs, drijfijs, poolstreken, tropen, gematigde zone,
luchtstreken, keerkringen, poolcirkels,
naaldboomgordel, taiga, loofboomgordel
Langs de kusten van Alaska, Noord Canada, en Groenland wonen de Inuit, ze werden vroeger Eskimo’s genoemd, in het noorden van
Canada hebben de Inuit een eigen regering in Nunavut, Inuktitut is de officiële taal, Nunavut is zo’n 60 keer groter als Nederland er wonen
toch maar 28 000 mensen, de bevolkingsdichtheid is erg laag. Inuit leven van visvangst en jacht.
In Nunavut is het in de zomer gemiddeld kouder dan 10 ᵒC, er groeien alleen wat grassen, lage struikjes en mossen, hier ben je ten noorden
van de boomgrens: grens tussen een gebied waar nog wel bomen groeien en waar geen bomen meer groeien door de lage temperatuur.
Nunavut ligt op hoge breedte. Toendra: boomloze vlakten in koude gebieden.
Kenmerken van een toendra:

Plantengroei: grassen, mossen, lage struiken

Winters: lang en koud

Bodem: permafrost: altijd bevroren ondergrond
Ten noorden van Nunavut is het nog kouder: ook zomers onder nul. Dus veel plantengroei en veel sneeuw (geen regen). De sneeuw smelt
nooit weg, eeuwige sneeuw wordt steeds dikker en wordt samengeperst tot ijs. Zo ontstaat landijs: laag eeuwige sneeuw die
samengeperst is tot ijs. (mn. Groenland) Meestal bevroren zeewater noem je pakijs of zeeijs. Drijfijs: zijn in zee drijvende stukken
afgebroken ijs.
W7 Topografie Nunavut
Gebied in Noorden van Canada, ongeveer tussen 60 en 80 graden NB. Poolcirkel loopt eroverheen.
W8Toendra: wat, waar en waarom daar?
Wat toendra’s zijn staat hierboven beschreven. Ligging: ver van de evenaar, hoge breedte.
Waarom daar?: Lage temperatuur door brede zonnestralen, die geven minder warmte omdat ze een groter oppervlak moeten verwarmen.
W10 en W11 Uittreksels
Ligging Nunavut op aarde
3 kenmerken van de toendra
Ligging van de toendra op aarde
Noorden van Nunavut, kenmerken, wat is landijs, pakijs, drijfijs.
B33 Breedteligging en temperatuur; zie paragraaf 1
B34 Luchtstreken
Luchtstreken zijn temperatuurzones op aarde. Te weten tropen, gematigde zone en poolstreken.
Je kunt de luchtstreken begrenzen met breedtecirkels heet wiskundige begrenzing.
Bij de evenaar is het twaalf maanden warm, de tropen. In de richting van de polen wordt het kouder. Bij breedtegraad van 23 ½ o NB en
23 ½ o ZB begint gematigde zone. Breedtecirkels op 23 ½ o noem je keerkring.
Grens tussen gematigde zone en poolstreek ligt op 66 ½ o NB en ZB. Deze breedtecirkel noem je poolcirkel.
B80 t/m B82 Verschillen tussen Toendra, Naaldbos en Loofbos.
Toendra: permafrost, lange koude winters, planten: mos, gras, lage struik. Temp lager dan 10 graden.
Taiga = naaldboomgordel in gematigde zone. Temp tussen 10 en 15 graden in de zomer, dan kunnen naaldbomen groeien.
In de natuur geen scherpe grens tussen taiga en toendra, de bomen staan in de richting van de polen steeds verder uit elkaar.
Ook is er geen scherpe grens tussen taiga en loofboomgordel. Overgangsgebied groeien loof en naaldbomen door elkaar, het gemengde
bos.
In gematigde zone is er duidelijk verschil in temperatuur zomer en winter.
Loofboomgordel: gordel met loofbossen in gematigde zone. Temperatuur in zomer boven 15 graden. Voor bomen is temperatur in zomer
het belangrijkst. Loofbomen zijn eiken, beuken.
Par 3.
Wat moet je leren
Lesboek



Hoogtegordels in de bergen
Wat is een hooggebergte?
Bevolkingsdichtheid in berggebieden
Werkboek

Inrichtingselementen en hoogtegordels herkennen op kaarten en foto’s

Topografie Alpen en Alpenlanden (W13)

W15 en W16 uittreksels
Basisboek

B83 Hoogtegordels

B84 Hoogteligging en temperatuur
Begrippen

LB:Inrichtingselementen, natuurlandschap, hoogtegordel, hooggebergte

BB:Alpenweide, rotsgordel, eeuwige sneeuw
Breedteligging heeft veel invloed op de temperatuur, maar ook hoogteligging telt mee. Hoog in de bergen is het kouder dan in het dal.
Vroeger leefden mensen in de bergen van de landbouw, nu van zomer en winter toerisme. Dit zie je aan inrichtingselementen zoals, trein,
kabelbaan, restaurant, camping etc.
Hoogtegordel: plantengroeizone in een gebergte. Er zijn verschillende zones van plantengroei op een berg, de natuurlijke plantengroei.
Van onder naar boven op de berg komen de volgende zones voor:

Loofboomgordel, zomers meer dan 15 graden. 0-1000 m

Naaldboomgordel, deze is vergelijkbaar met de taiga in Siberië. Deze wordt aan de bovenkant begrensd door de boomgrens. De
lijn waarboven het te koud is voor boomgroei. Zomers lager dan 10 graden. 1000-2000m

Alpenweide bergweide boven de boomgrens, net als de toendra. Minder moerassig als toendra, want water loopt naar beneden
weg. In winter sneeuw, vee staat in dal op stal, in zomer graast er vee. 2000-2500m

Rotsgordel berggordel waar geen planten meer groeien, boven de 2500 meter. 2500-3500m

Eeuwige sneeuw , gebied te vergelijken met landijs (en pakijs) in de poolstreek. 4000m
De Alpen liggen midden in Europa, het is het grootste berggebied van Europa, hoogste berg is de Mont Blanc. Alpen noem je
hooggebergte een gebergte met toppen boven 1500 meter.
In Alpengebied is bevolkingsdichtheid laag. Alleen in de dalen liggen dorpen en steden, hoog in bergen woont bijna niemand. De
inrichtingselementen vind je met name in de dalen, het natuurlijke landschap hoog in de bergen.
W13 Topografie Alpenlanden
M.n. Frankrijk, Italië, Zwitserland, Oostenrijk. Hoogste berg is Mont Blanc (4808m)
B83 Hoogtegordels zie boven in tekst.
B84 Hoogteligging en temperatuur
De zon verwarmt de aarde als de stralen op het aardoppervlak komen geven ze warmte af. Het opgewarmde oppervlak geeft nu ook
warmte af en verwarmt dus van onderuit de dampkring. Daardoor onderaan de berg het warmst.
Hoe hoger hoe kouder, per 100m hoger ongeveer 0.6 oC kouder.
Par. 4
Wat moet je leren
Lesboek



Werkboek



Basisboek


Begrippen


Waarom groeien Las Vegas en Phoenix snel
Wat is het verschil tussen een woestijn en een (woestijn)steppe
Hoe komen woestijn bewoners aan water
Topografie van Zuidwest-Verenigde Staten (W17)
Bevolkingsdichtheid in droge gebieden
W19 en W20 uittreksels
B40 ontstaan van neerslag
B41 neerslag in een gebergte
LB: Binnenlandse migratie, woestijn, steppe, woestijnsteppe, grondwater, stuwdam, irrigatie
BB: Woestijn, natuurlijke hulpbronnen, loefzijde, stuwingsregens, lijzijde, regenschaduw
Las Vegas en Phoenix zijn twee grote steden in de VS, die veel nieuwe inwoners aantrekken via binnenlandse migratie: verhuizen van de
ene naar de andere plaats binnen eigen land. De snelle groei komt door de ligging in de woestijn (droog klimaat, bloedheet in zomer 40-45
graden, maar mensen hebben airco, winter lekkere temp van ongeveer 20 graden, bijna hele jaar zon 300 dagen)
Het zuiden en westen van de VS heet Sunbelt(zongordel), noordoosten heet Snowbelt, daar is het in winter ijskoud.
Woestijn; is een erg droog gebied waar bijna niets groeit. Bij Las Vegas valt nog wel een klein beetje regen per jaar waardoor er graspollen
en lage doornige struikjes kunnen groeien. Voor bomen is het te droog. Woestijnsteppe of steppe: boomloze grasvlakte, droog gebied
waar nog net genoeg regen valt voor de groei van grassen en lage struikjes.
In de woestijn liggen liggen voorraden onder de grond Grondwater: water in de grond dat zich bevindt in kleine openingen. Dit
grondwater kun je naar boven pompen, maar de voorraad raakt op omdat er meer verbruikt wordt dan er valt. Ook water uit nattere
gebieden kun je gebruiken, rivier in westen van VS is de Colorado, ook wel de Amerikaanse Nijl genoemd. Er zijn dammen in de rivier
gebouwd die de waterstand regelen (stuwdam) Bij zo’n stuwdam wordt water afgetapt en via pijpleidingen vervoerd naar de
woestijnsteden.
Het meeste Coloradowater gaat naar de landbouw. Irrigatie: het kunstmatig bevloeien van landbouwgronden.
Het Coloradowater raakt nooit op, er stroomt altijd nieuw water vanuit bergen naar de woestijn, wel is probleem dat er mn. In zomer
tekorten dreigen, bijna al het water wordt dan gebruikt en voor Mexico blijft maar klein stroompje over.
Topografie VS W17
Bevolkingsdichtheid in droge gebieden is gecentreerd op bepaalde plaatsen/steden. Hier zijn voorzieningen voor water getroffen. In
binnenland wonen weinig mensen aan kust veel.
B40 ontstaan van neerslag zie paragraaf1
B41 Neerslag in een gebergte
De windkant van een berg heet de loefzijde. Aan de loefzijde wordt de lucht omhoog gestuwd, koelt af en geeft regen. De regen die
ontstaat door stijgende lucht tegen een gebergte heet stuwingsregen.
Aan de andere kant van de berg ligt de lijzijde: kant van de berg die uit de wind ligt. Lucht daalt wordt warmer en geen neerslag. Dit
wordt ook wel regenschaduw genoemd. (ligging achter een gebergte waardoor er weinig regen valt)
Par.5
Wat moet je leren
Lesboek



Werkboek



Basisboek


Begrippen


Hoe is de neerslag in Kenia
Hoe passen Nomaden zich aan aan de droogte
Welke soorten hulp zijn er
Topografie van Kenia en droge gebieden op aarde (W21 en W23)
Drie kaarten vergelijken (W27)
W28 en W29 uittreksels
B42 Natte tropen, droge woestijnen
B74 t/m B77 Verschillen tussen tropisch regenwoud, savanne, steppe, woestijn
LB: evenaar, steppe, nomaden, noodhulp, structurele hulp
BB: stijgingsregens, tropisch regenwoud, heterogeen bos, etages, savanne, steppe en woestijn.
Kenia ligt dicht bij de evenaar, in het oosten van Afrika, toch regent het niet het hele jaar door. Er wonen 60% van de mensen op het
platteland. Er zijn twee korte regentijden, de rest van het jaar is het droog. Groot deel van het land behoort tot de droge gebieden op
aarde. Gebieden in Afrika rond de keerkringen, in Azië rond de poolcirkel.
Op de steppes leven Nomaden: mensen zonder vaste woonplaats. Deze leven in tenten en van hun vee(kamelen, schapen, geiten). De
dieren grazen, als het gras op is trekken ze verder. Nomaden hebben dus hun leven aan de droogte aangepast. In normale jaren gaat alles
goed, maar als er geen regen valt in regenseizoen dan verhongert en verdroogt het vee, wat dan sterft. Dan hebben de nomaden ook niets
meer.
Tegen droogte kun je niets doen. Er zijn twee manieren om de mensen te helpen:

Noodhulp hulp om te kunnen overleven bij een hongersnood of andere ramp. Je kan water of voedsel sturen, dan blijven
mensen en vee in leven

Structurele hulp hulp waar mensen blijvend iets aan hebben. Noodhulp helpt om te overleven, blijvende verbeteringen zijn bijv.
aanleg van waterput of dammen in rivier. Dit zorgt ook in droge tijden voor water.
W27 drie kaarten vergelijken van bevolkingsdichtheid, neerslag en hoogteligging
Waar meer neerslag is in Kenia wonen ook meer mensen. Mensen hebben water nodig om te overleven. Ook in de bergen valt meer
neerslag door stuwregens.
B42 Natte tropen, droge woestijnen zie paragraaf 1
B74 t/m B77 Verschillen tropisch regenwoud, Savanne, Steppe, Woestijn
Tropisch regenwoud.
4 kenmerken:

Temp hele jaar 25-35 graden, veel neerslag 2000mm per jaar

Heterogeen bos, veel verschillende planten, bomen groeien door elkaar

Etages van boomkruinen door verschil in lengte

Bomen het hele jaar door groen, bladeren vallen wel af, maar niet allemaal tegelijk
Savanne
Overgangsgebied tussen gras en bomen in de tropen. Er is een afwisseling van grasland met groepen bomen en struiken.

In de winter geen regen, gras wordt geel, bomen stoten bladeren af

Leefgebied van de leeuwen, giraffes, olifanten, zebra’s en antilopen

Ten noorden en zuiden van de evenaar
(Woestijn)steppe

Doornige struiken, grassoorten die goed tegen droogte kunnen. Hebben lange wortels. Graspollen staan ver uit elkaar.

Geen bomen

Er valt maar in 3 of 4 maanden regen
Woestijn

Geen of bijna geen neerslag

Geen bomen of plantengroei

Oase is een plek in de woestijn waar water is, bij een oase groeien vaak dadelpalmen
Par.6
Wat moet je leren
Lesboek




Werkboek





Basisboek

Begrippen


Verschil weer en klimaat
Vier klimaten en hun kenmerken
Spreiding van klimaten op de aarde
Bewoonbaarheid van de natuurlijke zone’s
Klimaatdiagram tekenen W30 en W32
Klimaat herkennen aan de hand van een klimaatdiagram
W34 klimaat en natuurlijke zone’s
Klimaat en landschap herkennen op foto’s
W37 en W38 uittreksels
B53 klimaatdiagrammen
LB: weer, neerslag, klimaat, bevolkingsspreiding, bevolkingsconcentratie, gematigde zone, cultuurgrond
BB: klimaatdiagram
Het weer is heel veranderlijk, ook is het plaatselijk. Het weer: temperatuur, neerlag en wind op een bepaald moment, op een bepaalde
plaats, Neerslag: regen sneeuw of hagel. Het gemiddelde weer in een bepaald gebied over een bepaalde periode= klimaat, er zijn
verschillende soorten klimaten:
Poolklimaat
Tropisch klimaat
Gematigd klimaat
Droog klimaat (woestijnklimaat)
hele jaar door koud; in de zomer niet warmer dan 10ᵒ C
hele jaar door warm; nooit kouder dan 18ᵒ C
gematigd, dus tussen koud en warm in
soms erg heet, soms minder warm
weinig neerslag; meestal als sneeuw
veel neerslag; soms deel van het jaar droog
hele jaar of deel van het jaar neerslag
geen of bijna geen neerslag
In de warm en vochtig gebied groeit een tropisch regenwoud, als er 6 maanden per jaar weinig of geen regen valt ontstaat er een savanne.
Ontstaan van natuurlijke zones heeft veel te maken met klimaat (je kunt dit zien in een klimaatdiagram), elke natuurlijke zone kun je eraan
herkennen.
Het klimaat speelt een grote rol in het spreidde van de bevolking sommige gebieden zijn leeg en andere overvol. Een opeenhoping van
mensen in een bepaald gebied: bevolkingsconcentratie, de grootte bevolkingsconcentraties vind je in de gematigde zone.
Als je wilt verklaren hoe het komt dat gebieden op aarde dunbevolkt zijn ; die gebieden zijn te hoog, te droog of te koud.
B53 klimaatdiagrammen
In een klimaatdiagram zie je de temperatuur en de neerslag van een klimaat.
In een klimaatdiagram staat de gemiddelde temperatuur van elke maand, in Nederland valt gemiddeld 800mm per jaar, de ene maand is
natter dan de andere.
Download