<Dossier discriminatie> De prinses en zijn broer ‘Doe het niet. Je krijgt er gedonder mee!’ Daan gooit een spijkerbroek naar Peter. ‘Trek gewoon een broek aan! Ga als cowboy. ’ Behendig vangt Peter de spijkerbroek op en gooit hem op bed. Ondertussen gaat hij door met rondjes draaien voor de spiegel. Zijn jurk golft om zijn benen. Een paarse jurk met rose bloemetjes. Daaronder een witte rok met ruches. Hij heeft een zwarte maillot aan en rode gympen. Om zijn hoofd een rode sjaal met franje. Peter als prinses. Hij lacht naar zichzelf in de spiegel en naar zijn oudere broer die in de deuropening staat. ‘Dan moet je het zelf weten. Maar ik kom je niet helpen als je wordt uitgelachen.’ Daan grist Peters spijkerbroek van het bed en stopt hem samen met een T-shirt in zijn rugzak. Je weet maar nooit. ‘We moeten opschieten. We zijn veel te laat.’ Daan had het kunnen weten. Zijn broertje uit groep vier moet zo nodig als prinses verkleed naar school. Gisteravond tijdens het toetje hebben ze het er nog uitgebreid over gehad. Hun vader vond het niet zo’n goed idee. ‘Peer, je weet hoe kinderen zijn,’ had hij gezegd. ‘Hartstikke conservatief. Jongens moeten jongenskleren aan en meisjes meisjeskleren. Als je je daar niet aan houdt, word je uitgekotst.’ Daan had zijn vader gelijk gegeven. Maar hun moeder dacht er anders over. ‘Ach kom, het is een verkleedfeestje! Dan mag iedereen toch komen zoals hij wil? En Peter wil dit graag. Daar is toch niks op tegen?’ ‘Hier thuis loopt Peter vaak verkleed rond,’ had Daan gezegd, ‘dat vind ik leuk, maar thuis is school niet. Die kinderen zijn niks gewend.’ Pas toen Peter zijn bekertje fruityoghurt had leeg gelepeld, had hij zich met het gesprek bemoeid. ‘Juf Ellen is jarig. Iedereen mag verkleed komen en ik ga als prinses met twee jurken.’ Daan en Peter fietsen naar school. Daan voorop, Peter kan hem bijna niet bijhouden. Hij heeft zijn rokken opgehesen om te kunnen fietsen. Zijn rode sjaal wappert in de wind. Bij een stoplicht staan ze naast elkaar. Daan kijkt opzij naar zijn broer en schiet in de lach. Nou heeft Peter ook nog lippenstift op gedaan! Een man die oversteekt, moet ook lachen. Een auto toetert. Is het om Peter of om iets anders? Wat een eigenwijs joch is Peter toch, denkt Daan. Doet gewoon wat hij leuk vindt. Eigenlijk best sterk. Op het lege schoolplein zetten ze hun fietsen op slot. Ze rennen naar binnen. Nog net op tijd. ‘Nou Peer, veel plezier op het feest!’ roept Daan en stuift de gang links in naar groep zeven. Peter loopt als een prinses door de gang rechts. Op weg naar het feest van groep vier. Hij voelt of de sjaal om zijn hoofd nog goed zit. Peter doet de deur van de klas open en ziet indianen, feeën, cowboys, piraten en balletdanseressen. En hij ziet meteen dat juf Ellen niet in de klas is. Brian, verkleed als indiaan, wijst naar hem en gilt boven het geroezemoes uit: ‘Moet je haar zien! Een meisje!’ Drie feeën beginnen te giechelen. Een heks doet mee. Simon, een jongen die niet is verkleed, loopt op Peter af. ‘Peter is een meisje, Peter is een meisje!’ zingt hij treiterig. Twee cowboys zingen mee. Peter staat nog steeds in de deuropening. Hij weet niet wat hij moet doen. Brian verspert hem de doorgang. Als Peter toch een stap naar voren zet, duwt Brian hem terug. ‘Jongens die meiden zijn, mogen de klas niet in,’ zegt Harold. Hij is verkleed als sheriff en zwaait met een pistool. ‘Verboden toegang voor mietjes,’ roept een indiaan. Simon zet een nieuw lied in. ‘Peter is een homo, Peter is een homo.’ Bijna alle feestgangers doen mee. Peter barst in huilen uit en rent weg. Naar de wc. Een elfje stormt groep zeven binnen. Meester Sjoerd kijkt verbaasd op. ‘Ik kom Daan halen!’ hijgt het elfje. ‘Er is iets met Peter. Hij heeft zich opgesloten op de wc!’ ‘Ga maar,’ zegt meester Sjoerd en wuift met zijn hand. Daan pakt zijn rugzak en loopt de klas uit. Het is dus toch mis gegaan, denkt hij. Hij holt de gang door. Het elfje fladdert achter hem aan. Achter de deur van groep vier wordt een muisstil feest gevierd. Daan hoort alleen de hoge, kwade stem van juf Ellen. Bij een wc-deur verderop hoort Daan gesnik. Hij bonst op de deur. ‘Ben jij het, Peter? Doe open!’ Het gesnik wordt luider. ‘Hé Peer, ik ben het! Doe open joh! Ik heb je spijkerbroek en een T-shirtje bij me.’ Eindelijk gaat de deur van het slot. Een betraand hoofd met lippenstift kijkt Daan aan. ‘Peer, wat zitten er verschrikkelijke, stomme, achterlijke kinderen bij jou in de groep. Hier, kleed je om!’ ‘Ze zongen dat ik een homo was en een mietje. Ik mocht de klas niet eens in.’ ‘Peer, als ik ze zie, sla ik ze verrot.’ Even later brengt Daan zijn broer naar groep vier. Met wc-papier heeft hij de lippenstift bij Peter weggeveegd. De jurken hebben ze in de rugzak gepropt. In de klas is het feest in volle gang. Alle indianen, tovenaars, heksen en danseressen zitten doodstil boven hun rekenschriften gebogen. Juf Ellen zit in een lange feestjurk en met een kwaad hoofd achter haar tafel. Als ze Peter ziet, komt ze op hem af en knuffelt ze hem. ‘Heel erg dat dit is gebeurd,’ fluistert ze in zijn oor. ‘Was ik er maar bij geweest, dan had ik kunnen ingrijpen. Maar ik stond me te verkleden in het docentenkamertje.’ Peter knikt en perst zijn lippen op elkaar. Hij voelt dat hij bijna weer gaat huilen. Dan zegt hij: ‘Hartelijk gefeliciteerd, juf.’ Meester Sjoerd wil van Daan weten wat er nou aan de hand was met zijn broer. Daan vertelt over het verkleedfeest van juf Ellen en dat Peter verkleed als prinses naar school is gekomen. De groep luistert. ‘En toen hebben ze hem uitgescholden voor homo en voor mietje.’ ‘Maar Peter is toch ook een homo! Dat kun je zo zien!’ roept Michael. Hij wuift aanstellerig met zijn hand. ‘Nou, nou,’ zegt meester Sjoerd. ‘En wat ben jij dan? Zeker een hetero?’ ‘Peter is een homo en homo’s zijn vies.’ ‘Vies?’ roept Daan kwaad. ‘Je weet niet wat je zegt! Je bent zelf een viezerik. Ben jij vanochtend wel onder de douche geweest?’ ‘Homo’s zijn smeerlappen. Mijn vader zegt het zelf. En hij kan het weten. Want een broer van hem is ook zo’n smerige homo! Ze moeten ze het land uit sturen, net als alle buitenlanders!’ Voordat meester Sjoerd is opgestaan, rent Daan op Michael af en geeft hem een knal voor zijn kop. Bloed druppelt uit zijn neus. Natuurlijk volgt er een klassengesprek onder aanvoering van de meester. Dat geweld geen oplossing is. Dat discriminatie verboden is. En meer van dat fraais. De bloedneus van Michael is al lang opgehouden met bloeden. Toch blijft hij een zakdoekje tegen zijn neus houden en af en toe kijken of er nog wat bloed bijgekomen is. Meester Sjoerd preekt door. Dat je nooit op het uiterlijk kunt afgaan. Dat ook stoere kerels homo kunnen zijn. Al die tijd blijft het stormen in het hoofd van Daan. Natuurlijk had hij niet moeten slaan. Maar hij zou het zo weer doen. Hoe laat je anders zien dat je het met iets niet eens bent? In de pauze is het nijdige gevoel bij Daan nog steeds niet over. Hij hangt met zijn vrienden tegen het hek van de school. Jelger stompt hem vriendschappelijk tegen zijn schouder. ‘Kom op Daan, je hebt Michael een lekkere knal verkocht.’ ‘Ja, die was meteen goed raak,’ zegt Abdel. ‘Die klap heeft niets geholpen,’ zegt Daan somber. ‘Ik ben nog steeds kwaad. De discriminatie begint al in groep vier. En bij ons in groep zeven zijn kinderen die Abdel het land uit willen sturen.’ Abdel knippert met zijn ogen. ‘Ja Abdel,’ zegt Daan, ‘ook al ben je in Nederland geboren, ze zien jou toch als buitenlander.’ Het vriendengroepje zwijgt. Opeens beginnen de ogen van Daan te glimmen. ‘Ik weet iets wat we kunnen doen als protest. Maar ik durf het niet in mijn eentje. Ik heb jullie er bij nodig.’ De volgende dag lopen er drie jongens in jurken door de gang van de school. Jelger in een Schotse rok. Abdel in een Turkse jurk met capuchon. En Daan in een iets te krappe paarse jurk met bloemetjes. Ze baren heel wat opzien, maar niemand, zelfs Michael niet, maakt een vervelende opmerking. Tegen drie prinsessen kun je nu eenmaal niet op. Jos van Hest