Arbocatalogus Houten en Kunststof jachtbouw

advertisement
Arbocatalogus
Houten en Kunststof jachtbouw
A.
B.
C.
D.
Vluchtige organische stoffen
Epoxy’s
Lasrook
Werken op hoogte
Opgesteld in samenwerking met:
HISWA Vereniging
Vakbonden CNV, FNV
KeurCompany (onderdeel van ArboNed)
Versie: december 2010
Arbocatalogus HISWA december 2010
1
Inhoudsopgave
DEEL 1
A. STARTTEKST RISICO VLUCHTIGE ORGANISCHE STOFFEN (VOS)............................................... 4
1. BESCHRIJVING VAN HET RISICO ....................................................................................................................... 4
2. MAATREGELEN ............................................................................................................................................... 5
3. ACHTERGRONDINFORMATIE GEVAARLIJKE STOFFEN ....................................................................................... 6
4. WET- EN REGELGEVING GEVAARLIJKE STOFFEN .............................................................................................. 6
B. STARTTEKST RISICO EPOXY.................................................................................................................... 8
1. BESCHRIJVING VAN HET RISICO ....................................................................................................................... 8
2. MAATREGELEN ................................................................................................................................................ 9
3. ACHTERGRONDINFORMATIE GEVAARLIJKE STOFFEN ....................................................................................... 9
4. WET- EN REGELGEVING GEVAARLIJKE STOFFEN.............................................................................................. 9
A1. VOS - REINIGEN EN ONTVETTEN ........................................................................................................ 15
A2. VOS - HANDMATIG VERSPUITEN EN KWASTEN/ROLLEN ........................................................... 15
A3. VOS - LIJMEN ............................................................................................................................................. 16
A4. VOS - LAMINEREN .................................................................................................................................... 18
B1. EPOXY – PLAMUREN, PRIMER ............................................................................................................. 19
B2. EPOXY – LIJMEN....................................................................................................................................... 19
B3. EPOXY – LAMINEREN ............................................................................................................................. 20
B4. EPOXY – SLIJPEN, SCHUREN ............................................................................................................... 20
DEEL 2
E.
MAATREGELEN – OPLOSSINGSBLADEN ........................................................................................ 21
E1. TABEL OVERZICHT OPLOSSINGSBLADEN ..................................................................................................... 21
E2. OPLOSSINGSBLADEN ................................................................................................................................... 23
1.1 Alternatieve reinigingsmiddelen ........................................................................................................ 23
1.2 Wasmachines ...................................................................................................................................... 24
1.3 Mechanische reinigingsmethoden .................................................................................................... 24
1.4 Alternatieve verven ............................................................................................................................. 24
1.5 Alternatieve technieken, werkmethoden verven ............................................................................. 25
1.6 Alternatieve lijmen ............................................................................................................................... 26
1.7 Alternatieve technieken, werkmethoden lijmen .............................................................................. 26
1.8 Alternatieve harsen ............................................................................................................................. 27
1.9 Alternatieve technieken, werkmethoden lamineren ....................................................................... 27
1.10 Alternatieve epoxy ............................................................................................................................ 27
1.11 Alternatieve werkmethoden schuren, slijpen ................................................................................ 28
2.1 Bronafzuiging ....................................................................................................................................... 30
2.2 Bronafzuiging stof ............................................................................................................................... 31
2.1 Bronafzuiging stof .............................................................................................................................. 31
2.3 Afschermen stofbron .......................................................................................................................... 31
2.4 Ruimte ventilatie .................................................................................................................................. 32
3.1 Beperken van blootgestelden en blootstellingduur ........................................................................ 41
Arbocatalogus HISWA december 2010
2
3.2 Werkinstructie epoxy .......................................................................................................................... 41
3.3 Stof verwijderen - schoonmaken ...................................................................................................... 43
3.5 Toezicht houden .................................................................................................................................. 44
4.1 Persoonlijke beschermingsmiddelen VOS ...................................................................................... 44
4.2 Persoonlijke epoxy niet-uitgehard .................................................................................................... 46
4.3 Persoonlijke epoxy uitgehard ............................................................................................................ 48
5.1 Opslag gevaarlijke stoffen ................................................................................................................. 51
5.2 Voorlichting en instructie .................................................................................................................... 52
5.3 Werken in (besloten) scheepsruimten ............................................................................................. 53
5.4 Hygiëne................................................................................................................................................. 55
Arbocatalogus HISWA december 2010
3
A. Starttekst risico vluchtige organische stoffen
(VOS)
1. Beschrijving van het risico
In de verven, reinigings- en plamuurmiddelen en lijmen zitten oplosmiddelen. Ook de harsen
die gebruikt worden voor lamineren kunnen oplosmiddelen bevatten.
Oplosmiddelen zijn vluchtige organische stoffen (VOS). Deze stoffen kunnen tijdens de
werkzaamheden met het product gemakkelijk verdampen in de werkplekatmosfeer.
Bij hoge concentraties hebben alle vluchtige koolwaterstoffen vergelijkbare acute effecten
zoals irriteren van de ademhalingswegen en ogen, ontvetten van de huid en bij inademen
veroorzaken van duizeligheid door inwerken op het centraal zenuwstelsel. Na langdurige
blootstelling kunnen de stoffen inwerken op verschillende organen. Een voorbeeld is het
inwerken op het zenuwstelsel waar de „schilderziekte‟ of OPS door ontstaat, met ondermeer
concentratiestoornissen. Daarom is in de jachtbouw blootstelling aan oplosmiddelen een
belangrijk gezondheidsrisico.
Daarnaast zijn de meeste van de VOS brandgevaarlijk. Bij hoge concentraties kan de VOS
damp gemakkelijk ontstoken worden door vonken of een heet oppervlak en kan er brand
ontstaan. Vooral in kleine slecht geventileerde scheepsruimten is dit een risico.
Het werken met gevaarlijke stoffen in scheepsruimten en de opslag van gevaarlijke stoffen
zijn aparte aandachtspunten in de catalogus.
Achtergrondinformatie gezondheidseffecten Oplosmiddelen Lees meer>
Achtergrondinformatie gezondheidseffecten Oplosmiddelen
Oplosmiddelen zijn vluchtige (= makkelijk verdampende) stoffen waarin andere stoffen
oplossen. Voorbeelden van oplosmiddelen zijn benzeen, terpentine, thinner en aceton.
Oplosmiddelen zitten in verven, lijmen, schoonmaakmiddelen et cetera. Oplosmiddelen
hebben giftige eigenschappen. Als ze eenmaal in iemands lichaam zitten, kunnen ze het
zenuwstelsel beschadigen. Er kunnen plotseling klachten optreden als duizeligheid/sufheid
bij piekblootstellingen en daarnaast kan er blijvende en onherstelbare schade aan het
zenuwstelsel optreden, ook wel OPS genoemd (organisch psycho syndroom) of CTE
(chronische toxische encefalopathie). De daarbij behorende kenmerken zijn:
slaapstoornissen, concentratiestoornissen, prikkelbaarheid, neerslachtigheid,
vergeetachtigheid, je niet meer kunnen oriënteren, niet meer logisch kunnen denken en
soms zelfs karakterveranderingen.
Jarenlange blootstelling aan hoge concentraties van oplosmiddelen in bijvoorbeeld
verfproducten, reinigingsmiddelen en ontvettingsmiddelen kunnen deze klachten
veroorzaken. De schadelijke dampen worden ingeademd of via de huid in het lichaam
opgenomen.
Beoordelen risico van gevaarlijke stoffen Lees meer>
Beoordelen risico van gevaarlijke stoffen
Als een product met VOS of epoxy gevaarlijk is voor de gezondheid of onveilig is, dan is dit
aangegeven met een etiket met een gevaarsymbool (vlam, doodshoofd, etc.). De
ondergrond van het etiket is een oranje vierkant of een witte diamant met rode rand. Dit
gevaarsymbool heeft de leverancier aangebracht om aan te geven welke gevaarlijke
eigenschappen het product heeft. het risico van een stof aan (licht ontvlambaar, irriterend,
vergiftig, etcetera). Tevens staan op het etiket Risico-zinnen (R-zinnen) of Hazard-zinnen (Hzinnen). Deze geven extra informatie over de gevaarlijke eigenschappen van een product.
Voorbeelden van deze zinnen zijn: „Licht ontvlambaar‟, „Schadelijk bij inademing‟ en „kan
overgevoeligheid veroorzaken bij contact met de huid‟. Meer gedetailleerde informatie over
de veiligheids- en gezondheidsrisico‟s en de beheersmaatregelen bij een product vindt u in
Arbocatalogus HISWA december 2010
4
het Veiligheidsinformatieblad (VIB) van de leverancier.
De werkgever moet registreren welke gevaarlijke stoffen worden gebruikt en moet
beoordelen in een risico-inventarisatie of het risico op gezondheidsschade of onveilige
situaties tijdens het werken in zijn situatie voldoende is beheerst.
Hulpmiddelen hierbij zijn:
 De verbetercheck Oplosmiddelen via www.5xbeter.nl. Dit is een programma waarmee
de werkgever een gevaarlijke stoffenregister kan onderhouden en voor bepaalde
situaties kan beoordelen of de blootstelling voldoende is beheerst. Voorbeelden van
dergelijke situaties zijn: verf verwerkingsgereed maken, kwasten/rollen in
productieruimte, handmatig of geautomatiseerd verfspuiten, handmatig reinigen of
ontvetten en lijmen.
Met behulp van een productenregister kan informatie gevonden worden verven en
epoxy‟s. Tevens kunnen werkplekinstructiekaarten worden gemaakt.
 De stoffenmanager via www.stoffenmanager.nl. Dit is een programma waarmee de
werkgever een gevaarlijke stoffenregister kan onderhouden en voor bepaalde situaties
kan beoordelen of de blootstelling voldoende is beheerst. Hierin moet u zelf informatie
over uw producten toevoegen. Tevens kunnen werkplekinstructiekaarten worden
gemaakt.
 Het Productgroep Informatie Systeem Arbouw (PISA) via www.arbouw.nl. Dit is een
programma waarmee de werkgever een gevaarlijke stoffenregister kan onderhouden.
Met behulp van een productenregister kan informatie gevonden worden over meer dan
4000 specifieke bouwmaterialen en bouwproducten die al in het programma zijn
opgenomen.
 www.blootstellingsbeoordeling.nl Een model voor het berekenen van de concentratie
VOS, die met een grenswaarde kan worden vergeleken.
 Raadpleeg voor gericht advies een deskundige. Laat indien nodig blootstellingsmetingen
uitvoeren op de werkplek.
2. Maatregelen
Wanneer uit de risicoinventarisatie en –evaluatie(RIE) blijkt dat het risico te hoog is moeten
er maatregelen worden genomen.
Bij de aanpak van blootstelling aan VOS dient de „arbeidshygiënische strategie‟ te worden
gehanteerd. Dit betekent het volgen van onderstaande volgorde om het probleem aan te
pakken waarbij de bronaanpak de meest gewenste oplossing is en de persoonlijke
beschermingsmiddelen de laatste optie:
1. Bronmaatregelen
2. Beperken overdracht: ruimteventilatie, bronafzuiging;
3. Organisatorische maatregelen
4. Persoonlijke beschermingsmiddelen.
Daarnaast is het van belang dat de werkgever een aantal algemene maatregelen treft.
Voor de volgende werkzaamheden is oplossingentabel beschikbaar met oplossingen
gerangschikt volgens de arbeidshygiënische strategie:
A1
A2
A3
VOS - Reinigen en ontvetten
VOS - Handmatig verspuiten en kwasten/rollen
VOS - Lijmen
Arbocatalogus HISWA december 2010
5
A4
VOS - Lamineren
3. Achtergrondinformatie gevaarlijke stoffen Lees meer >
Achtergrondinformatie gevaarlijke stoffen: Titel
Website, bron
Branchebrochure Arbeidsrisico’s in de scheepsbouw en –reparatie,
www.arbeidsinspectie.nl
Arbeidsinspectie 2008
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
www.szw.nl
Onderwerpen  veilig werken  stoffen, straling, besmetting  OPS
organisch psychosyndroom
Informatie voor werkgevers en werknemers
Informatie over beroepsziekten en stoffen. Zoek op:

Epoxy-allergie

Organisch psycho syndroom
Verbetercheck Oplosmiddelen. Programma voor registreren
www.arboportaal.nl
www.5xbeter.nl
gevaarlijke stoffen en beoordelen blootstelling en
beheersmaatregelen.
Stoffenmanager. Programma voor registreren gevaarlijke stoffen en
www.stoffenmanager.nl
beoordelen blootstelling en beheersmaatregelen
PISA. Programma voor informatie over gevaarlijke stoffen en
www.arbouw.nl
beoordelen blootstelling en beheersmaatregelen.
A-blad Epoxyproducten in de afbouw- en onderhoudssector,
www.arbouw.nl
Stichting Arbouw 2007
Folder voor werknemers Werken met epoxyproducten in de afbouw-
www.arbouw.nl
en onderhoudssector, Stichting Arbouw, 2004
Brocure: Veilig werken met verf: tweecomponentenverven:
www.arbouw.nl
Epoxy's & polyurethaan (PUR), Stichting Arbouw, 2006
Zelftest voor werknemers ‘heb ik handeczeem’ door Nederlands
www.hebikhandeczeem.nl
Bureau Beroepsziekten en SKB
Arbo-informatiebladen SdU (niet gratis)
www.sdu.nl
No. 23 Toxische stoffen in de houtverwerkende industie (verven,
lijmen, houtstof)
No. 31 Gezondheidsrisico’s van gevaarlijke stoffen
Arbosite FNV Bondgenoten
www.arbobondgenoten.nl
Arbosite CNV
www.veiligengezondwerken.nl
4. Wet- en regelgeving gevaarlijke stoffen Lees meer >
Wet- en regelgeving gevaarlijke stoffen
Arbobesluit
Hoofdstuk 4 Gevaarlijke stoffen Afdeling 1
Artikel 4.1.b Zorgplicht van de werkgever
Artikel 4.1c Beperken van blootstelling, algemene preventieve maatregelen
Artikel 4.2 Nadere voorschriften risico-inventarisatie en -evaluatie, beoordelen
Artikel 4.2a Nadere voorschriften risico-inventarisatie en -evaluatie, aanvullende registratie
Artikel 4.3 Grenswaarden
Artikel 4.4 Arbeidshygienische strategie
Arbocatalogus HISWA december 2010
6
Artikel 4.5 Ventilatie
Artikel 4.6 Voorkomen van ongewilde gebeurtenissen
Artikel 4.7 Maatregelen bij ongewilde gebeurtenissen
Artikel 4.10 a,b,c Arbeidsgezondheidskundig onderzoek
Artikel 4.10d Voorlichting en onderricht
Afdeling 6a
Vluchtige organische stoffen*
Artikel 4.62a Definitie*
Artikel 4.62b Voorkomen van blootstelling; vervangen*
*De vervangingsplicht uit deze artikelen wordt geëffectueerd wanneer bepaalde branches bij ministeriële regeling worden
aangewezen. Per 1 januari 2000 is dit vastgesteld voor schilderwerkzaamheden en het lijmen van bekleding op vloeren,
wanden en plafonds. (Alleen van toepassing op onderdelen van woningen of gebouwen, dus niet voor boten)
Hoofdstuk VIII
Persoonlijke beschermingsmiddelen en veiligheids- en gezondheidssignalering
Afdeling 1
Persoonlijke beschermingsmiddelen
Artikel 8.1 Algemene vereisten persoonlijk beschermingsmiddel
Artikel 8.2 Keuze persoonlijk beschermingsmiddel
Artikel 8.3 Beschikbaarheid en gebruik persoonlijke beschermingsmiddelen
Artikel 8.4 Algemene vereisten veiligheids- en gezondheidssignalering
Hoofdstuk IX
Verplichtingen, strafbare feiten, beboetbare feiten, bestuursrechtelijke bepalingen en overgangs- en slotbepalingen
Afdeling 2
Strafbare feiten, beboetbare feiten
Artikel 9.16a Vrijstelling of ontheffing vervangingsplicht vluchtige organische stoffen
Arboregeling
Paragraaf 4.4 Wettelijke grenswaarden
Artikelen 4.19 Gevaarlijke stoffen
Artikel 4.19a Biologische grenswaarden
Artikel 4.20 Kankerverwekkende mutagene stoffen.
Toelichting paragraaf 4.4
Bijlage XIII Behorend bij de artikelen 4.10, eerste lid en 4.20 eerste lid.
Beleidsregels
Artikel 33 Boeteoplegging
Arbocatalogus HISWA december 2010
7
B. Starttekst risico Epoxy
1. Beschrijving van het risico
Epoxy‟s zijn producten die worden gemaakt uit twee componenten die uitharden tot een
kunststof. Ze worden toegepast in plamuurmiddelen, coatings/primers en lijmen die worden
toegepast in tijdens onderhoud aan en bouw van een schip. Veel van deze producten
bevatten naast epoxy‟s ook vluchtige organische stoffen.
De componenten van epoxy-verbindingen kunnen irritatie veroorzaken van ogen, neus, huid
en luchtwegen bij direct contact met de huid of na inademing van damp of gas. Is eenmaal
een allergie ontwikkeld, dan treden allergische reacties op bij elk volgend contact met de
epoxy-verbinding. Het is daarom belangrijk alle contact met deze producten te voorkomen.
Als vroegtijdig wordt ingegrepen bij beginnende huidklachten kan verergering vaak
voorkomen worden en de huid herstellen. Werknemers moeten daarom niet doorwerken met
een schilferige pijnlijke, jeukende of beschadigde huid en direct een (bedrijfs)arts
raadplegen.
Risicovolle werkzaamheden zijn:
 Mengen van de twee componenten
 Aanbrengen van plamuren en primers
 Verlijmen van materialen zoals teakdekken, antislipmatten, vloerbedekking, ruiten in
sponningen, de kiel tegen de romp
 Schoonmaken van gereedschappen
 Bij slijpen en schuren kan worden blootgestaan aan uitgeharde epoxy‟s. De kans op
allergische reacties is dan veel lager.
Het werken met gevaarlijke stoffen in scheepsruimten en de opslag van gevaarlijke stoffen
zijn aparte aandachtspunten in de catalogus.
Achtergrondinformatie gezondheidseffecten epoxy’s Lees meer >
Achtergrondinformatie gezondheidseffecten epoxy’s
De verschillende bestanddelen van epoxy-verbindingen kunnen irritatie veroorzaken van
ogen, neus, huid en luchtwegen bij direct contact met de huid of na inademing van damp of
gas. Het grootste risico bij herhaald contact met epoxy-verbindingen is het ontstaan van een
allergie voor een of meerdere bestanddelen van de epoxy-verbinding. Dit uit zich als
(allergisch) contacteczeem en in mindere mate astma. In zeldzame gevallen kan de allergie
zich uiten in de vorm van netelroos (galbulten). Ongeveer één op de vijf mensen die epoxyverbindingen verwerken in de bouw ontwikkelt een dergelijk allergisch contacteczeem.
Kenmerkend voor huidklachten door vluchtige epoxy-verbindingen is het voorkomen op de
onbedekte delen van het lichaam, door blootstelling via de lucht. Is eenmaal een allergie
ontwikkeld, dan treden allergische reacties op bij elk volgend contact met de epoxyverbinding. De ernst van de reactie neemt daarbij steeds toe en de enige oplossing is om
absoluut geen contact meer met deze stof(fen) te hebben.
Beoordelen risico van gevaarlijke stoffen Lees meer>
zie starttekst A. Vluchtige organische stoffen
Arbocatalogus HISWA december 2010
8
2. Maatregelen
Wanneer uit de risicoinventarisatie en –evaluatie(RIE) blijkt dat het risico te hoog is moeten
er maatregelen worden genomen.
Bij de aanpak van blootstelling aan Epoxy dient de „arbeidshygiënische strategie‟ te worden
gehanteerd. Dit betekent het volgen van onderstaande volgorde om het probleem aan te
pakken waarbij de bronaanpak de meest gewenste oplossing is en de persoonlijke
beschermingsmiddelen de laatste optie:
1. Bronmaatregelen
2. Beperken overdracht: ruimteventilatie, bronafzuiging;
3. Organisatorische maatregelen
4. Persoonlijke beschermingsmiddelen.
Daarnaast is het van belang dat de werkgever een aantal algemene maatregelen treft.
Voor de volgende werkzaamheden is oplossingentabel beschikbaar met oplossingen
gerangschikt volgens de arbeidshygiënische strategie:
B1
B3
B3
B4
Epoxy
Epoxy
Epoxy
Epoxy
–
–
–
–
Plamuren, primer
Lijmen
Lamineren
Slijpen schuren
3. Achtergrondinformatie gevaarlijke stoffen Lees meer >
zie starttekst A. Vluchtige organische stoffen
4. Wet- en Regelgeving gevaarlijke stoffen Lees meer >
zie starttekst A. Vluchtige organische stoffen
Arbocatalogus HISWA december 2010
9
C. Starttekst risico Lasrook - lassen
1. Beschrijving van het risico
De laswerkzaamheden kunnen op verschillende plaatsen aan of in het schip plaatsvinden,
zoals: scheepsruimtes, de machinekamer en de boegschroefruimte. Dit betekent dat er ook
vaak in besloten ruimten wordt gewerkt, waar de lasrookconcentratie hoog kan oplopen.
Lasrook bestaat uit gassen en fijne stofdeeltjes die gemakkelijk diep in de longen kunnen
dringen. Blootstelling aan lasrook kan leiden tot directe irritatie van de luchtwegen of op de
langere termijn tot longbeschadigingen. Daarom is in de jachtbouw het inademen van
lasrook een belangrijk gezondheidsrisico.
Beoordelen blootstelling aan lasrook
Voor lasrook is een wettelijke grenswaarde vastgesteld van 1 mg/m3. In een nadere risicoinventarisatie moet worden beoordeeld of het risico in uw bedrijf voldoende is beheerst.
Beoordeel de blootstelling door gebruik te maken van de zogenaamde „Verbetercheck
lasrook‟ op www.5xbeter.nl. Ook kunnen metingen in de werkpleklucht worden uitgevoerd.
2. Maatregelen
Wanneer uit de risicobeoordeling komt dat de werksituatie niet voldoet moeten maatregelen
worden genomen.
Wanneer de „Verbetercheck lasrook‟ op www.5xbeter.nl wordt uitgevoerd krijgt u een plan
van aanpak gepresenteerd. Hierin staat vermeld welke maatregelen op uw situatie van
toepassing zijn.
Bij de aanpak van blootstelling aan lasrook dient de „arbeidshygiënische strategie‟ te worden
gehanteerd. Dit betekent het volgen van onderstaande volgorde om het probleem aan te
pakken waarbij de bronaanpak de meest gewenste oplossing is en de persoonlijke
beschermingsmiddelen de laatste optie:
1. Bronmaatregelen
2. Beperken overdracht: ruimteventilatie, bronafzuiging;
3. Organisatorische maatregelen
4. Persoonlijke beschermingsmiddelen.
Daarnaast is het van belang dat de werkgever een aantal algemene maatregelen treft.
Arbocatalogus HISWA december 2010
10
Oplossingentabel
De diverse oplossingen in de tabel zijn ingedeeld volgens de arbeidshygiënische strategie.
Binnen elke kolom zijn de oplossingen gerangschikt naar effectiviteit, dat wil zeggen de mate
waarin het risico verminderd of geheel weggenomen wordt. De meest effectieve oplossingen
binnen een kolom staan bovenaan, de minst effectieve oplossingen onderaan.
1.
2.Beperken
3.
4. Persoonlijke
Bronmaatregelen
overdracht
Organisatorische
beschermingsmiddelen
maatregelen
1.12
Bronmaatregelen
lasrook
2.5 Ruimteventilatie
bronafzuiging lasrook
3.1 Beperken
blootgestelden en
blootstellingduur
4.4 PBM lasrook
Daarnaast zijn de volgende algemene maatregelen opgenomen:
5.1
5.2
5.3
5.4
Voorlichting en instructie
Opslag gevaarlijke stoffen
Werken in (besloten) scheepsruimten
Hygiëne
3. Achtergrondinformatie lasrook Lees meer >
Achtergrondinformatie lasrook: Titel
Website, bron
Branchebrochure Arbeidsrisico’s in de scheepsbouw en –reparatie,
www.arbeidsinspectie.nl
Arbeidsinspectie 2008
Verbetercheck Lasrook. Programma beoordelen blootstelling lasrook
www.5xbeter.nl
en beheersmaatregelen.
Brochure Lasrook hou‟t buiten je lijf 2e herziene druk
www.lasrook-online.nl
Verbeterde Praktijkrichtlijn Lasrook (1 april 2010) nog niet beschikbaar
www.lasrook-online.nl
Informatie over lastechnieken. Nederlands Instituut voor Lastechniek
www.nil.nl
Arbosite FNV Bondgenoten
www.arbobondgenoten.nl
Arbosite CNV
www.veiligengezondwerken.nl
4. Wet- en Regelgeving gevaarlijke stoffen Lees meer >
zie starttekst A. Vluchtige organische stoffen
Arbocatalogus HISWA december 2010
11
D. Starttekst risico Werken op hoogte
1. Beschrijving van het risico
In de jachtbouw worden veel werkzaamheden op hoogte verricht, zoals werkzaamheden
vanaf een vaste stelling- of steigervloer, op een ladder of bordes, vanaf een
hoogwerkerplatform, vanuit een steiger of een werkbak hangend aan een hijskraanhaak. Bij
het verrichten van werkzaamheden op dergelijke hooggelegen plaatsen bestaat valgevaar
van personen of objecten. Vallen van hoogte kan ernstig letsel of dodelijk veroorzaken.
Dit is het geval bij werkzaamheden aan de romp, op het dek of in de mast als:
-het schip in het water ligt.
-op de wal staat.
-op het schip zelf.
Extra risico‟s ontstaan bij gaten, openingen en niveauverschillen in een werkvloer, bij het
verrichten van werkzaamheden aan de rand van een werkvloer of platform en bij
onverwachte bewegingen van een schip.
Ook regen, wind en gladheid door sneeuw en ijzel kunnen van invloed zijn.
Deze risico‟s kunnen voorkomen bij de volgende activiteiten:
Slijpen, schuren, lassen, schilderen, plamuren, lamineren, lijmen,
(de)montagewerkzaamheden, timmerwerkzaamheden, installatiewerkzaamheden en
schoonmaakwerkzaamheden.
Ook bij het betreden en verlaten van een schip is er valgevaar en bij het hijsklaar maken van
een schip om uit of in het water te hijsen.
Beoordelen risico valgevaar
In een risico-inventarisatie wordt het valgevaar beoordeeld en wordt bepaald of er
maatregelen noodzakelijk zijn.
Wanneer werkt iemand op hoogte?
Iemand werkt op hoogte als:
- de werkvloer waarop gewerkt wordt zich op een hoogte van 2,5 meter of hoger boven de
grond bevindt;
- iemand zich op minder dan 4 meter afstand van een onbeschermde rand bevindt of gaat
bevinden;
- iemand lager dan 2,5 meter werkt, maar op uitstekende delen of in het water kan vallen
2. Maatregelen
Wanneer uit de RIE blijkt dat het risico te hoog is moeten er maatregelen worden genomen.
Voor het selecteren van maatregelen geldt een voorkeursvolgorde waarbij de bronaanpak de
meest gewenste oplossing is en de persoonlijke beschermingsmiddelen de laatste optie:
1. Bronmaatregelen;
2. Collectieve beveiligingsmiddelen;
3. Organisatorische maatregelen;
4. Persoonlijke beschermingsmiddelen;
Daarnaast is het van belang dat de werkgever een aantal algemene maatregelen treft.
Arbocatalogus HISWA december 2010
12
Oplossingentabel
De diverse oplossingen in de tabel zijn ingedeeld volgens de arbeidshygiënische strategie.
Binnen elke kolom zijn de oplossingen gerangschikt naar effectiviteit, dat wil zeggen de mate
waarin het risico verminderd of geheel weggenomen wordt. De meest effectieve oplossingen
binnen een kolom staan bovenaan, de minst effectieve oplossingen onderaan.
1.
Bronmaatregelen
2. Collectieve
beveiligingsmiddelen
1.13 Veilig ontwerp
2.6 Statietrap,
loopbrug, werkbordes
2.7 (Rol) steiger
1.14 Groot
onderhoud
1.15 Mast strijken
3.
Organisatorische
maatregelen
3.4 Procedure
werken op hoogte
3.5 Toezicht houden
4. Persoonlijke
beschermingsmiddelen
4.5 Harnasgordel en
vanglijn
4.6 Reddingvest
2.8 Leuningwerk,
randbeveiliging
2.9
Vloeropeningbeveiliging
2.10 Verankerpunten
2.11 Mobiele
hoogwerker /
schaarheffer
2.12 Hijskraan met
werkbak
2.13 Ladders, trap
Daarnaast zijn de volgende algemene maatregelen opgenomen:
5.2
5.6
5.6
Voorlichting en instructie
Afrusten schip
Weersomstandigheden
3. Achtergrond informatie werken op hoogte Lees meer>
Achtergrond informatie werken op hoogte Titel
Website, bron
Branchebrochure Arbeidsrisico’s in de scheepsbouw en –reparatie,
www.arbeidsinspectie.nl
Arbeidsinspectie 2008
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
www.szw.nl
Onderwerpen  Arbeidsomstandigheden  veilig werken  werken
op hoogte
Informatie voor werkgevers en werknemers
Digitaal hulpmiddel (Stichting Arbouw) voor:
www.werkveiligophoogte.nl
- Keuze arbeidsmiddel voor veilige werkplek op hoogte
- Keuze beveiliging bestaande werkplek op hoogte
Arbouw voor gezond en veilig werken:
www.arbouw.nl
Menu: Risico’s; valgevaar
Menu: PBM; valbeveiliging
Leidraad ‘Veilig Werken op Hoogte’ (VNO/NCW)
www.vno-ncw.nl
VSB Bouwend Nederland.
www.richtlijnsteigers.nl
Richtlijn voor steigerbouwers. (niet vrij verkrijgbaar)
Abomafoon (niet vrij verkrijgbaar)
www.aboma.nl
valbeveiliging; 4.01; PBM; 8.01; hijsen werkbakken; 3.40;
hoogwerk; 5.07; ladder;4.30/5.12; steiger; 5.30/5.32.5.33
Arbocatalogus HISWA december 2010
13
Arboinfobladen (niet vrij verkrijgbaar)
www.sdu.nl
AI 15 Veilig werken op daken
AI 16 Beveiliging van wand en vloeropeningen
AI 17 Hijs- en hefmiddelen
AI 21 Rolsteigers
4. Wet- en Regelgeving werken op hoogte Lees meer>
Wet- en Regelgeving werken op hoogte Arbobesluit
Artikel 1.37
Jeugdigen
Artikel 3.2
Algemene vereisten en controle
Artikel 3.3
Stabiliteit
artikel 3.16
Voorkomen valgevaar;
artikel 3.17.
Voorkomen gevaar door voorwerpen
Voorschriften arbeidsmiddelen voor hijsen en heffen van lasten en personen
artikel 7.18
Hijs en hefwerktuigen
artikel 7.18b Hijs- en hefwerktuigen voor personen
Voorschriften betreffende het gebruik van de beschikking gestelde arbeidsmiddelen voor
tijdelijk werk op hoogte
artikel 7.23
Algemeen
artikel 7.23a Gebruik van ladder en trappen
artikel 7.23b
Bepalingen betreffende steigers
artikel 7. 23c Toegangs- en positioneringtechnieken met lijnen
artikel 7.23d
Gebruik van werkbakken
artikel 7.24
Toegang tot het schip
artikel 7.34
Steigers
Persoonlijke beschermingsmiddelen
artikel 8.1
Algemene vereisten
artikel 8.2
Keuze van persoonlijke beschermingsmiddelen
artikel 8.3
Beschikbaarheid van persoonlijk beschermingsmiddel
- De Europese Richtlijn “Werken op hoogte”
- Bijzondere richtlijn 2001/45/E4 bepaling tijdelijk werk op hoogte (www.eurlex.europa.eu)
- De Europese Richtlijn EEG/89/686 productveiligheid PBM
- De Europese Richtlijn EEG/89/656 gebruiker PBM
Arbocatalogus HISWA december 2010
14
A1. VOS - Reinigen en ontvetten
Oplossingentabel
De diverse oplossingen in de tabel zijn ingedeeld volgens de arbeidshygiënische strategie.
Binnen elke kolom zijn de oplossingen gerangschikt naar effectiviteit, dat wil zeggen de mate
waarin het risico verminderd of geheel weggenomen wordt. De meest effectieve oplossingen
binnen een kolom staan bovenaan, de minst effectieve oplossingen onderaan.
1. Bronmaatregelen
2.Beperken overdracht
3.
4. Persoonlijke
Organisatorische
beschermingsmiddelen
maatregelen
1.1 Alternatieve
reinigingsmiddelen
2.1 BronafzuigingVOS
1.2 Wasmachines
1.3 Mechanische
reinigingsmethoden
2.4 Ruimteventilatie
3.1 Beperken
blootgestelden en
blootstellingduur
4.1 PBM - VOS
Daarnaast zijn de volgende algemene maatregelen opgenomen:
5.1
5.2
5.3
5.4
Voorlichting en instructie
Opslag gevaarlijke stoffen
Werken in (besloten) scheepsruimten
Hygiëne
A2. VOS - Handmatig verspuiten en kwasten/rollen
Oplossingentabel
De diverse oplossingen in de tabel zijn ingedeeld volgens de arbeidshygiënische strategie.
Binnen elke kolom zijn de oplossingen gerangschikt naar effectiviteit, dat wil zeggen de mate
waarin het risico verminderd of geheel weggenomen wordt. De meest effectieve oplossingen
binnen een kolom staan bovenaan, de minst effectieve oplossingen onderaan.
1. Bronmaatregelen
2.Beperken overdracht
3.
4. Persoonlijke
Organisatorische
beschermingsmiddelen
maatregelen
1.4 Alternatieve
verven
2.1 BronafzuigingVOS
1.5 Alternatieve
technieken,
werkmethoden verven
2.4 Ruimteventilatie
3.1 Beperken
blootgestelden en
blootstellingduur
4.1 PBM - VOS
Daarnaast zijn de volgende algemene maatregelen opgenomen:
5.1
5.2
5.3
5.4
Voorlichting en instructie
Opslag gevaarlijke stoffen
Werken in (besloten) scheepsruimten
Hygiëne
Arbocatalogus HISWA december 2010
15
A3. VOS - Lijmen
Oplossingentabel
De diverse oplossingen in de tabel zijn ingedeeld volgens de arbeidshygiënische strategie.
Binnen elke kolom zijn de oplossingen gerangschikt naar effectiviteit, dat wil zeggen de mate
waarin het risico verminderd of geheel weggenomen wordt. De meest effectieve oplossingen
binnen een kolom staan bovenaan, de minst effectieve oplossingen onderaan.
1. Bronmaatregelen
2.Beperken overdracht
3.
4. Persoonlijke
Organisatorische
beschermingsmiddelen
maatregelen
1.6 Alternatieve lijmen
2.1 BronafzuigingVOS
1.7 Alternatieve
technieken,
werkmethoden lijmen
2.4 Ruimteventilatie
3.1 Beperken
blootgestelden en
blootstellingduur
4.1 PBM - VOS
Daarnaast zijn de volgende algemene maatregelen opgenomen:
5.1
5.2
5.3
5.4
Voorlichting en instructie
Opslag gevaarlijke stoffen
Werken in (besloten) scheepsruimten
Hygiëne
Achtergrondinformatie soorten lijmen Lees meer>
Achtergrondinformatie soorten lijmen
Dispersielijm of –kit
Dispersielijmen bestaan uit een kunsthars (bindmiddel) gedispergeerd in water. Twee oppervlakken
die beide geen absorberend vermogen hebben kunnen daarom niet worden verlijmd. Wel kan
worden verlijmd hout, papier, metaal en textiel.
Oplosmiddellijm of –kit
Bij oplosmiddellijmen of –kitten is het bindmiddel opgelost in een of meerder organische
oplosmiddelen. Deze oplosmiddelen verdampen na het aanbrengen waardoor de lijm uithardt. Bij
deze lijmen bestaat zeker een risico voor oplosmiddelblootstelling. Deze lijmen en kitten worden
vooral toegepast voor het velrijmen van dun plaatmateriaal, kunststoffen, kunststofschuimen en
rubbers.
Smeltlijm
Smeltlijmen of- kitten zijn vaste thermoplastische materialen die na verwarming in vloeibare
toestand worden aangebracht en waarbij de verbinding tot stand komt zonder chemische
verandering. Er treedt geen verdamping op van oplosmiddelen en de lijm of kit, deze hardt uit bij
het afkoelen. Vrijwel alle materialen kunnen met smeltlijmen worden gelijmd, mits het te lijmen
materiaal bestand is tegen de temperatuur waarbij de smeltlijmen worden aangebracht.
Epoxylijmen
Epoxylijmen worden opgebouwd uit een epoxyhars en een harder. De hars en de harder zijn
beschikbaar als één en als twee- componentenlijm. In het eerste geval is de harder al aan de hars
toegevoegd en moet de lijm worden verwarmd om aangebracht te kunnen worden. Met epoxies
kunnen sterke, hoog belastbare verbindingen worden gemaakt. Epoxies zijn niet toepasbaar in
dynamisch belast verbindingen, aangezien ze brosse materiaaleigenschappen vertonen.
Epoxylijmen hechten vanwege hun chemische aard zeer goed aan vele houtsoorten, glas, steen,
beton, natuursteen, keramiek, glasvezel en versterkt polyester, formica, thermohardende stoffen
en metalen.
Polyurethaanlijmen
Arbocatalogus HISWA december 2010
16
Polyurethaanlijmen (PU) worden gevormd door een reactie tussen polyisocyanaten en polyolen.
Hiervan zijn zowel één als twee-componentsystemen beschikbaar. Een twee-componenten PU
hardt uit door het mengen van de twee componenten. Deze systemen bevatten veelal wel
oplosmiddelen. Een één component systeem PU hard uit door reactie met water uit de lucht, of
reageert met hydroxygroepen in het oppervlak van het te verlijmen materiaal. PU lijmen zijn
geschikt voor verlijmen van metaal, rubber, hout, glas, enkele plastics, metalen, beton en
keramiek.
Cyanoacrylaat lijmen
Vanwege de extreem sterke en snelle hechting die met cyanoacrylaat lijmen verkregen kan
worden, worden deze lijmen ook wel super- of secondelijmen genoemd. De lijm hardt uit zodra
deze in aanmerking komt met vocht uit de lucht of op het oppervlak. Dit verhardingsproces
verloopt, ook bij kamertemperatuur, zeer snel. Cyanoacrylaten geven een goede hechting op
gladde, weinig poreuze materialen zoals kunststoffen, metalen, glas, rubbers en hout. Een slechte
hechting wordt verkregen aan polystyreen, polyethyleen en teflon.
No-mix acrylaatlijmen
Deze lijmen bestaan uit een systeem van hars, initiator en versneller die tijdens gebruik apart op
de te lijmen materialen worden aangebracht. Na aandrukken van de lijm vindt een
uithardingreactie plaats. De lijmen hechten goed op metalen, glas, hout, keramiek, steen en
andere polaire materialen. De lijmen hechten minder op polypropyleen en siliconen.
Anaërobe lijmen
Deze lijmen zijn vloeibare kunstharsen die verharden bij afwezigheid van zuurstof. De
aanwezigheid van metalen versnelt het verhardingsproces. Anaërobe lijmen bevatten geen
oplosmiddelen en geven zeer sterke verbindingen. Kleine metalen delen, magneten en dunne
metaalmaterialen zijn goed te verlijmen. Bij gebruik van een activator kunnen ook andere nietmetalen delen, zoals thermoplastische kunststoffen worden verlijmd.
Polyurethaankitten
Voor polyurethaankitten geldt vrijwel hetzelfde verhaal als voor polyurethaanlijmen. Er zijn zowel
één-component als twee-componentenkitten op de markt. Polyurethaankitten vertonen nauwelijks
slijtage verschijnselen en is goed bestand tegen lage temperaturen. Deze kitten worden in de
jachtbouw steeds meer gebruikt als vervangen van siliconenkit of polysulfidekit.
Siliconenkitten
Deze kitten komen tegenwoordig alleen als één-component systeem voor. Uitgeharde siliconenkit is
verouderings- en weersbestendig. Tegen organische oplosmiddelen is siliconenkit slechter bestand.
De kit hecht goud op siliciumhoudende ondergrond (glas, keramiek, steen) of aan bepaalde
metalen (b.v. aluminium), hout en kunststof. Siliconenkit is bovendien uitstekend bestand tegen
zeewater.
Polysulfidekitten
Vloeibare polysulfidekitten harden uit door oxidatie. Ze zijn bestand tegen chemicaliën en alle
weertypen.
Arbocatalogus HISWA december 2010
17
A4. VOS - Lamineren polyester
Tijdens het lamineren en uitharden komen gevaarlijke stoffen vrij zoals styreen of epoxy.
Afhankelijke van de situatie neemt de blootstelling toe. In een kleine ruimte zal de
blootstelling hoger zijn dan in een grote ruimte of in de buitenlucht. Op het etiket of in het
productveiligheidsblad kunt u terug vinden of het gebruikte product op basis van styreen of
op basis van epoxy is.
Oplossingentabel
De diverse oplossingen in de tabel zijn ingedeeld volgens de arbeidshygiënische strategie.
Binnen elke kolom zijn de oplossingen gerangschikt naar effectiviteit, dat wil zeggen de mate
waarin het risico verminderd of geheel weggenomen wordt. De meest effectieve oplossingen
binnen een kolom staan bovenaan, de minst effectieve oplossingen onderaan.
1. Bronmaatregelen
2.Beperken overdracht
3.
4. Persoonlijke
Organisatorische
beschermingsmiddelen
maatregelen
1.8 Alternatieve
harsen
2.1 BronafzuigingVOS
1.9 Alternatieve
technieken,
werkmethoden
lamineren
2.4 Ruimteventilatie
3.1 Beperken
blootgestelden en
blootstellingduur
4.1 PBM - VOS
Daarnaast zijn de volgende algemene maatregelen opgenomen:
5.1
5.2
5.3
5.4
Voorlichting en instructie
Opslag gevaarlijke stoffen
Werken in (besloten) scheepsruimten
Hygiëne
Achtergrondinformatie gezondheidseffecten styreen Lees Meer>
Achtergrondinformatie gezondheidseffecten styreen
Styreen is een vluchtig organische stof die in het lichaam kan worden opgenomen door inademen, via
de huid of inslikken. Bij kortdurende/ eenmalige blootstelling kan de stof irriteren op de ogen, de huid
en de luchtwegen. Blootstelling kan een astmatische reactie veroorzaken. Na inslikken kan de
vloeistof ook in de longen terechtkomen waardoor longontsteking kan ontstaat. De vloeistof ontvet de
huid. De stof kan inwerken op het centrale zenuwstelsel, met als gevolg bewusteloosheid. Bij
langdurig huidcontact kan door beschadiging eczeem veroorzaakt worden. Styreen kan op de lever en
het centrale zenuwstelsel (schilderziekte) inwerken. Er zijn aanwijzingen dat styreen
kankerverwekkend is. En Styreen kan schade toebrengen aan de erfelijke eigenschappen.
Achtergrondinformatie lamineertechnieken Lees meer>
Achtergrondinformatie lamineer technieken
1. Hand Lay Up is een techniek waarbij glasvezelmatten in een mal worden gedrapeerd en
vervolgens met kwasten en rollers met polyesterhars geïmpregneerd. Daarna vindt uitharding
plaats.
2. Spray Lay Up is een techniek waarbij met een spuitpistool gelijkmatig hars en glasvezels op een
mal worden gespoten. Door middel van aanrollen wordt het materiaal ontlucht en verdicht. Daarna
vindt uitharding plaats.
3. Injectie onder vacuüm is een gesloten mal techniek. Een malhelft wordt gevormd door een
rekbare folie. De totale malconstructie is daardoor veel lichter en de grote van de producten is in
principe onbeperkt. Het produceren van min of meer vlakke producten is technisch en economisch
haalbaar. Er vindt nauwelijks Emissie van styreen plaats.
Arbocatalogus HISWA december 2010
18
B1. Epoxy – Plamuren, primer
Oplossingentabel
De diverse oplossingen in de tabel zijn ingedeeld volgens de arbeidshygiënische strategie.
Binnen elke kolom zijn de oplossingen gerangschikt naar effectiviteit, dat wil zeggen de mate
waarin het risico verminderd of geheel weggenomen wordt. De meest effectieve oplossingen
binnen een kolom staan bovenaan, de minst effectieve oplossingen onderaan.
1. Bronmaatregelen
2.Beperken overdracht
3.
4. Persoonlijke
Organisatorische
beschermingsmiddelen
maatregelen
1.10 Alternatieve
epoxy’s
2.1 BronafzuigingVOS
2.4 Ruimteventilatie
3.1 Beperken
blootgestelden en
blootstellingduur
3.2 Werkinstructie
epoxy
4.2 PBM - epoxy nietuitgehard
Daarnaast zijn de volgende algemene maatregelen opgenomen:
5.1
5.2
5.3
5.4
Voorlichting en instructie
Opslag gevaarlijke stoffen
Werken in (besloten) scheepsruimten
Hygiëne
B2. Epoxy – Lijmen
Oplossingentabel
De diverse oplossingen in de tabel zijn ingedeeld volgens de arbeidshygiënische strategie.
Binnen elke kolom zijn de oplossingen gerangschikt naar effectiviteit, dat wil zeggen de mate
waarin het risico verminderd of geheel weggenomen wordt. De meest effectieve oplossingen
binnen een kolom staan bovenaan, de minst effectieve oplossingen onderaan.
1. Bronmaatregelen
2.Beperken overdracht
3.
4. Persoonlijke
Organisatorische
beschermingsmiddelen
maatregelen
1.10 Alternatieve
epoxy’s
2.1 BronafzuigingVOS
1.6 Alternatieve lijmen
2.4 Ruimteventilatie
3.1 Beperken
blootgestelden en
blootstellingduur
3.2 Werkinstructie
epoxy
4.2 PBM - epoxy nietuitgehard
Daarnaast zijn de volgende algemene maatregelen opgenomen:
5.1
5.2
5.3
5.4
Voorlichting en instructie
Opslag gevaarlijke stoffen
Werken in (besloten) scheepsruimten
Hygiëne
Achtergrondinformatie soorten lijmen Lees meer>
zie A3. VOS lijmen
Arbocatalogus HISWA december 2010
19
B3. Epoxy – Lamineren
Oplossingentabel
De diverse oplossingen in de tabel zijn ingedeeld volgens de arbeidshygiënische strategie.
Binnen elke kolom zijn de oplossingen gerangschikt naar effectiviteit, dat wil zeggen de mate
waarin het risico verminderd of geheel weggenomen wordt. De meest effectieve oplossingen
binnen een kolom staan bovenaan, de minst effectieve oplossingen onderaan.
1. Bronmaatregelen
2.Beperken overdracht
3.
4. Persoonlijke
Organisatorische
beschermingsmiddelen
maatregelen
1.10 Alternatieve
epoxy’s
2.1 BronafzuigingVOS
1.9 Alternatieve
technieken,
werkmethoden
lamineren
2.4 Ruimteventilatie
3.1 Beperken
blootgestelden en
blootstellingduur
3.2 Werkinstructie
epoxy
4.2 PBM - epoxy nietuitgehard
Daarnaast zijn de volgende algemene maatregelen opgenomen:
5.1
5.2
5.3
5.4
Voorlichting en instructie
Opslag gevaarlijke stoffen
Werken in (besloten) scheepsruimten
Hygiëne
Achtergrondinformatie lamineertechnieken Lees meer>
zie A4. VOS lamineren
B4. Epoxy – Slijpen, schuren
Oplossingentabel
De diverse oplossingen in de tabel zijn ingedeeld volgens de arbeidshygiënische strategie.
Binnen elke kolom zijn de oplossingen gerangschikt naar effectiviteit, dat wil zeggen de mate
waarin het risico verminderd of geheel weggenomen wordt. De meest effectieve oplossingen
binnen een kolom staan bovenaan, de minst effectieve oplossingen onderaan.
1. Bronmaatregelen
2.Beperken overdracht
3.
4. Persoonlijke
Organisatorische
beschermingsmiddelen
maatregelen
1.11 Alternatieve
werkmethoden
schuren
2.2 Bronafzuiging stof
2.3 Afschermen
stofbron
2.4 Ruimteventilatie
3.1 Beperken
blootgestelden en
blootstellingduur
3.2 Werkinstructie
epoxy
3.3 Verwijderen stof schoonmaken
4.2 PBM - epoxy nietuitgehard
4.3 PBM epoxy
uitgehard
Daarnaast zijn de volgende algemene maatregelen opgenomen:
5.1
5.2
5.3
5.4
Voorlichting en instructie
Opslag gevaarlijke stoffen
Werken in (besloten) scheepsruimten
Hygiëne
Arbocatalogus HISWA december 2010
20
E. Maatregelen – oplossingsbladen
Werken op hoogte
Lassen
Epoxy - schuren, slijpen
Epoxy -lamineren
Epoxy-lijmen
Epoxy - plamuren, primer
VOS - lamineren
VOS - lijmen
VOS - Handmatig
verspuiten kwasten/rollen
Blad no
VOS - reinigen en
ontvetten
E1. Tabel overzicht oplossingsbladen
1. Bronmaatregelen
1.1
Alternatieve reinigingsmiddelen
x
1.2
Wasmachines
x
1.3
Mechanische reinigingsmethoden
x
1.4
Alternatieve verven
x
1.5
Alternatieve technieken, werkmethoden verven
x
1.6
Alternatieve lijmen
x
1.7
Alternatieve technieken, werkmethoden lijmen
x
1.8
Alternatieve harsen
x
1.9
x
1.10
Alternatieve technieken, werkmethoden
lamineren
Alternatieve epoxy's
1.11
Alternatieve werkmethoden schuren, slijpen
1.12
Bronmaatregelen lasrook
1.13
Veilig ontwerp
1.14
Groot onderhoud
1.15
Mast strijken
x
x
x
x
x
x
x
2. Beperken overdracht
2.1
Bronafzuiging VOS
x
2.2
Bronafzuiging stof
x
2.3
Afschermen stofbron
x
2.4
Ruimte ventilatie
2.5
Ruimte ventilatie, bronafzuiging lasrook
2.6
Statietrap, loopbrug, werkbordes
x
2.7
(Rol) steiger
x
2.8
Leuningwerk, randbeveiliging
x
2.9
Vloeropeningbeveiliging
x
2.10
Verankerpunten
x
2.11
Mobiele hoogwerker / schaarheffer
x
2.12
Hijskraan met werkbak
x
2.13
Ladders, trap
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
3. Organisatorische maatregelen:
3.1
Beperken van blootgestelden en
blootstellingduur
x
x
x
Arbocatalogus HISWA december 2010
x
x
x
x
x
x
x
21
Epoxy -lamineren
Epoxy - schuren, slijpen
x
x
Werken op hoogte
Epoxy-lijmen
x
Lassen
Epoxy - plamuren, primer
VOS - lamineren
VOS - lijmen
VOS - Handmatig
verspuiten kwasten/rollen
VOS - reinigen en
ontvetten
Blad no
x
3.2
Werkinstructie epoxy
3.3
Stof verwijderen - schoonmaken
3.4
Procedure werken op hoogte
x
3.5
Toezicht houden
x
x
4. Persoonlijke beschermingsmiddelen
4.1
PBM VOS
x
x
x
x
4.2
PBM epoxy niet-uitgehard
4.3
PBM epoxy uitgehard
4.4
PBM lasrook
4.5
Harnasgordel en vanglijn
x
4.6
Reddingvest
x
x
x
x
x
x
x
5. Algemeen
5.1
Opslag gevaarlijke stoffen
x
x
x
x
x
x
x
x
x
5.2
Voorlichting en instructie
x
x
x
x
x
x
x
x
x
5.3
Werken in (besloten) scheepsruimten
x
x
x
x
x
x
x
x
x
5.4
Hygiene
x
x
x
x
x
x
x
x
x
5.5
Afrusten schip
x
5.6
Weersomstandigheden
x
Arbocatalogus HISWA december 2010
x
22
E2. Oplossingsbladen
1.1 Alternatieve reinigingsmiddelen
Risico: VOS
Werkplekhandelingen: reinigen/ontvetten
Type maatregel: Bronmaatregel
Alternatieve reinigingsmiddelen voor de jachtbouw zijn:
1. Watergedragen reinigingsmiddelen.
Toepassen bij:
 Reinigen van spuitpistolen of gereedschap;
 Kunststof of metalen boten
Voorwaarden:
 Alleen mogelijk (direct) na gebruik van watergedragen verf. Voorkom indrogen
van watergedragen verf van spuitpistolen door direct na gebruik te reinigen.
Wanneer verf is ingedroogd is een krachtiger oplosmiddel nodig.
 Het gebruik van watergedragen reinigingsmiddelen vereist aanpassen van de
werkmethoden. In tegenstelling tot oplosmiddelen is bij watergedragen systemen
een spoel- en een droogstap nodig.
Niet toepassen bij:
 Houten materialen
 Spuitpistolen waarmee solvent free of high solid verf is aangebracht. Er zijn
krachtigere oplosmiddelen nodig dan bij reinigen van spuitapparatuur waarmee
conventionele oplosmiddelhoudende verf is aangebracht. Het verbruik van
oplosmiddelen bij reinigen is echter lager dan verbruik van oplosmiddelhoudende
verf in het spuitproces.
2. Plantaardige vetzuuresters
Ze zijn niet giftig, goed biologisch afbreekbaar en niet vluchtig. Ze hebben goede
reinigende werking, mits de verf nog niet volledig is uitgehard.
Toepassen bij:
 Verwijderen tectyl op scheepsmotoren en assen.
3. Dibasic esters
Ze zijn niet giftig, biologisch afbreekbaar en praktisch niet vluchtig. Ze worden
gekenmerkt door een zeer oplossend vermogen dat vergelijkbaar is met het oplossend
vermogen van conventionele oplosmiddelen.
Toepassen bij:
 Verwijderen tectyl op scheepsmotoren en assen
 Oude verflagen
Hoogkokende oplosmiddelen die minder vluchtig zijn en daardoor zijn de
blootstellingsconcentraties iets lager. Een voorbeeld is N-methylpyrrolidon (NMP).
De alternatieve producten hebben als mogelijk nadeel dat ze een langere inwerktijd nodig
hebben en dat ze een residu achterlaten. Het residu kan op drie mogelijke manier worden
verwijderd:
1. Naspoelen met water
2. Met de eerste flush van verf doorspoelen
3. Met perslucht (gehoorbescherming dragen i.v.m. de geluidsbelasting).
Arbocatalogus HISWA december 2010
23
1.2 Wasmachines
Risico: VOS
Werkplekhandelingen: reinigen/ontvetten
Type maatregel: Bronmaatregel
In de reinigingsmachine worden de verfpistolen en gereedschap automatisch gereinigd. Ze
zijn geschikt voor conventionele, elektrostatische, airless of air mix verfspuitapparatuur. De
machine wordt buiten het schip geplaatst.
Voorwaarden voor een afgesloten schoonmaakmachine zijn:
 Gesloten systeem: wassen en drogen vindt plaats in een bak of ruimte die goed gesloten
is.
 Vul- en dampretoursysteem. Dit zorgt voor minimale verspilling van oplosmiddel en
oplosmiddeldamp. Het vulsysteem bestaat uit een pomp met afleverslang en een vulpunt.
Dampretour zorgt er voor dat de verdringingslucht uit het systeem terug geleid wordt naar
de bulkwagen.
Indien gebruik gemaakt wordt van een niet afgesloten schoonmaakmachine, dan dient die
machine in een afgeslote ruimte te staan, die voorzien is van een automatische
vergrendeling. Dit voorkomt dat de deur al geopend wordt als de concentratie aan
oplosmiddelen nog te hoog is. De automatische vergrendeling kan bestaan uit een
tijdschakelaar, bij voorkeur in combinatie met een overdrukventilator, of een
concentratiesensor
1.3 Mechanische reinigingsmethoden
Risico: VOS
Werkplekhandelingen: reinigen/ontvetten
Type maatregel: Bronmaatregel



Afbranden/ föhnen voor verschillende ondergronden
Schuren en schrappen voor houtsof en polyester
Stralen voor staal.
1.4 Alternatieve verven
Risico: VOS
Werkplekhandelingen: verven
Type maatregel: Bronmaatregel
De verfkeuze is afhankelijk van de benodigde eigenschappen. Alternatieve verven zijn in
volgorde van wenselijkheid van toepassing:
1. Watergedragen lakken en coatings.
Deze bevatten minder of geen oplosmiddelen. Dispersielakken bevatten 0 tot 10%,
wateroplosbare lakken bevatten 5 tot 15% oplosmiddelen.
Er zijn ook oplosmiddelvrije epoxies en polyurethanen.
2. Oplosmiddelarme verven;
High solid verven bevatten meer vaste bestanddelen dan traditionele verven. Ze bevatten
daardoor minder oplosmiddel (circa 20 tot 50% in plaats van circa 70%).
Epoxy is vrijwel altijd te vervangen door oplosmiddelarme of -vrije epoxy.
Arbocatalogus HISWA december 2010
24
3. Verven met oplosmiddelen met een lagere dampspanning
4. Poedercoating is een oplosmiddelvrije poedervormige laksoort. De poeder wordt op het
werkstuk gespoten. Daarbij wordt gebruik gemaakt van een elektrostatisch ladingverschil
tussen werkstuk en coating. In een moffeloven wordt de lak uitgehard. De materialen
worden gepoedercoat aangeleverd en toegepast op het jacht.
Voorbeelden toepassingen:
 Solvent free Epoxy in machine kamer en de vuilwatertanks.
 Alternatieven voor anti corrosieve primer onder water zijn high solid en solvent free
epoxy coatings.
 Alternatieven voor de anticorrosieve primer boven het water gedeelte zijn high solid
epoxy en high solid alkyd primers.
 Alternatieven voor de dikke laag bodycoat zijn high solid en solvent free epoxy
coatings.
 Watergedragen coatings voor het interieur van de kajuit en achter de beschieting
 Aflakken met polysiloxaan epoxy hybride coatings met een zeer laag gehalte aan
oplosmiddelen. Deze hebben nog een hogere prijs.
 Een primerlaag kan vervallen wanneer aangroeiwerende verf wordt aangebracht op
een geschuurde niet geheel uitgeharde laag epoxy.
1.5 Alternatieve technieken, werkmethoden verven
Risico: VOS
Werkplekhandelingen: verven
Type maatregel: Bronmaatregel
1. Geverfde materialen inkopen
2. Uitbesteden van werkzaamheden aan goed geoutilleerde firma, die de werkzaamheden
al dan niet op eigen terrein uitvoert.
3. Verfbussen zoveel mogelijk gesloten houden
4. Gemorste verfresten zo snel mogelijk opruimen.
5. Druk van een spuitpistool instellen op max. 3-4 bar
6. Verbeterde spuittechnieken
Gebruik maken van verbeterde spuittechnieken leidt tot een lagere blootstelling en een
verhoogde efficiency van het spuitproces. Alternatieve spuittechnieken zijn:
 Verf verwarmen
Hierdoor wordt de viscositeit (stroperigheid) verlaagd en is minder oplosmiddel nodig om
de verf te laten vloeien.
 Air-mix
Hierbij wordt verf verspoten met perslucht onder relatief lage druk. Deze techniek leidt tot
minder overspray.
 Elektrostatisch spuiten
Hierbij worden verfdeeltjes elektrostatisch geladen. Dit leidt tot een verminderde
overspray.
 HEAM (hot electrostatic air-mix)
Dit is een combinatie van de hierboven genoemde technieken. Dit levert een besparing
Arbocatalogus HISWA december 2010
25


op het verfverbruik op en daarmee op de uitstoot van oplosmiddelen.
HVLP (high volume low pressure)
Dit is een spuittechniek waarbij grote hoeveelheden lucht onder lage druk verf verspuiten.
Dit resulteert in een hogere opbrengt en dus minder verlies van verf.
Dompelen
Dompelen is vaak een gemechaniseerd proces waardoor de afstand tussen de
medewerker en de bron groot is. Men brengt het product in zijn geheel in een bad met
verf (gesloten systeem). Daarna wordt het product aan een ketting door een gesloten
tunnel geleid die verzadigd is met oplosmiddeldamp. De tunnel zorgt voor een goede
navloeiing en het gladtrekken van de lak. Deze techniek wordt buiten het schip toegepast
of de materialen worden gedompeld aangeleverd.
1.6 Alternatieve lijmen
Risico: VOS, epoxy
Werkplekhandelingen: lijmen
Type maatregel: Bronmaatregel
Keuze van lijm moet afhankelijk zijn van eigenschappen van de lijm, de materiaalsoort van
de te verlijmen delen en de eisen die tijdens gebruik aan de verbinding worden gesteld.
Watergedragen lijmen bevatten minder of geen oplosmiddelen, maar deze zijn (nog) niet
voor alle lijmverbindingen geschikt. Hierdoor is de blootstelling aan oplosmiddelen ook veel
lager dan bij het gebruik van conventionele middelen. De leveranciers innoveren volop, en
regelmatig worden lijmen vervangen door nieuwere schonere producten. Volg daarop
regelmatig de ontwikkelingen en beoordeel of vervanging mogelijk is.
Voorbeelden toepassingen:
 Met name voor niet-constructieve toepassingen zijn oplosmiddel arme lijmen en/of kitten
beschikbaar. Doordat het om niet-constructieve lijmsystemen gaat, is er genoeg tijd om
het water te laten verdampen. Denk hierbij aan het verlijmen van tapijt,
fineerwerkzaamheden, verlijmen van teakdekken of het verlijmen van antislipplaten op
een stalen of polyester dek.
De volgende lijmen zijn beschikbaar: polyurethaan, resorcinol, smeltlijm,
acrylaatdispersie en siliconen.
 Voor trappen kan men denken aan polyvinylacetaat in combinatie met
polyvinylacetaatkleefplakband of neopreenplakband of acrylaatdispersie.
 Buiten kan onder andere gewerkt worden met polyurethaan (let op temperatuur en
relatieve luchtvochtigheid).
 Meubels in de jachtbouw onder lastige hoeken en rondingen met smeltlijm, secondelijm,
acrylaat of polyvinylacetaat.
1.7 Alternatieve technieken, werkmethoden lijmen
Risico: VOS
Werkplekhandelingen: lijmen
Type maatregel: Bronmaatregel
 Verpakkingen, bussen zoveel mogelijk gesloten houden
 Gemorste resten zo snel mogelijk opruimen.
 Verwijder overtollige lijmresten voor uitharden. Hiermee wordt voorkomen dat dit moet
worden weggeschuurd/geslepen, waarbij veel stof ontstaat.
Arbocatalogus HISWA december 2010
26

Lijm kleinere onderdelen in een speciale kast. Grotere delen van het vaartuig vereisen
meer voorbereiding en vereisen dat daarna het deel van het vaartuig tijdelijk niet kan
worden betreden voor andere werkzaamheden.
1.8 Alternatieve harsen
Risico: VOS
Werkplekhandelingen: lamineren
Type maatregel: Bronmaatregel
1. Het verlagen van het styreen gehalte in de hars. Harsen zoals insert harsen bevatten een
lager styreen gehalte.
2. Het toevoegen van een filmvormende productie aan de polyesterhars. Deze gaat het
verdampen van styreen tegen. Deze harsen worden ook wel LSE harsen genoemd (Low
Styrene Emission).
3. Voor beperkte werkzaamheden (kleiner reparaties): Gebruik een epoxyhars deze bevat
geen styreen (zie B3. Epoxy - lamineren).
1.9 Alternatieve technieken, werkmethoden lamineren
Risico: VOS, epoxy
Werkplekhandelingen: lamineren
Type maatregel: Bronmaatregel
1. De voorkeur gaat uit naar vacuüm injectie techniek.
Injectie onder vacuüm is een gesloten mal techniek. Een malhelft wordt gevormd door
een rekbare folie. De totale malconstructie is daardoor veel lichter en de grote van de
producten is in principe onbeperkt. Het produceren van min of meer vlakke producten is
technisch en economisch haalbaar. Er vindt nauwelijks emissie van styreen plaats.
2. Bij onderhoud is dit niet mogelijk. Gebruik dan bij voorkeur de hand lay up techniek.
Hand Lay Up is een techniek waarbij glasvezelmatten in een mal worden gedrapeerd en
vervolgens met kwasten en rollers met polyesterhars geïmpregneerd. Daarna vindt
uitharding plaats.
Bij het vervaardigen van onderdelen kan, als de vacuüminjectie niet rendabel of
technisch niet toepasbaar is, de hand lay up techniek of de spraytechniek worden
gebruikt. De spraytechniek is een techniek waarbij met een spuitpistool gelijkmatig hars
en glasvezels op een mal worden gespoten. Door middel van aanrollen wordt het
materiaal ontlucht en verdicht. Daarna vindt uitharding plaats.
1.10 Alternatieve epoxy
Risico: epoxy
Werkplekhandelingen: plamuren/primer, lijmen, lamineren
Type maatregel: Bronmaatregel


Minder schadelijke epoxy‟s. Uw leverancier kan hier u meer informatie over geven.
Voorbeelden van minder schadelijke epoxy‟s in component A zijn Epoxyharsen met een
molekuulgewicht van meer dan 700 (raadpleeg Veiligheidsinformatieblad van het
product).
Bij componenten (verharder B) aandacht voor amineverharders met een zo hoog
mogelijk molecuul gewicht een kookpunt en amine verharders die niet allergeen zijn voor
Arbocatalogus HISWA december 2010
27
de huid (zonder de R-zin R43 op het Veiligheidsinformatieblad van het product).
Raadpleeg regelmatig uw leverancier voor het beste product.
1.11 Alternatieve werkmethoden schuren, slijpen
Risico: epoxy
Werkplekhandelingen: schuren/slijpen
Type maatregel: Bronmaatregel
Voorbereiden werkzaamheden
 Steek grove delen eerst af met een beitel of schrapper en verwijder deze.
 Zorg dat de epoxy hars of plamuur volledig is uitgehard.
 Direct opruimen van gemorst materiaal: indrogen en verspreiding voorkomen
1.12 Bronmaatregelen lasrook
Risico: lasrook
Werkplekhandelingen: lassen
Type maatregel: Bronmaatregel




Goede werkvoorbereiding: Ontdoe het lasmateriaal van vuil, roest, vet, olie en deklagen
van verf en coatings. Dat voorkomt dat er bij verhitting schadelijke stoffen in de lucht
terechtkomen die je zou kunnen inademen.
Pas indien mogelijk een ander lasproces toe:
- Smeltlassen vervangen door druklassen;
- Lassen met een gevulde draad zonder beschermgas vervangen door MAGlassen.
- Bij TIG-, plasma en autogeen lassen aan on- en laaggelegeerd staal komen
minder schadelijke stoffen vrij dan bij MAG-lassen
Het toepassen van een lastechnisch zo laag mogelijke stroomsterkte.
De emissie van lasrook en de daarin aanwezige componenten kan bij het booglassen
worden verminderd door optimalisatie van de procescondities op de volgende punten:
 lassen met een rustige boog;
 lassen met een zo kort mogelijke boogafstand;
 toepassing van wisselstroom;
 toepassing van een pulserende stroom.
1.13 Veilig ontwerp
Risico: Werken op hoogte
Werkplekhandelingen:
Type maatregel: Bronmaatregel
Voorzieningen om werkzaamheden veilig te kunnen uitvoeren in het ontwerp van schepen opnemen,
zoals bijvoorbeeld:
- Tijdig aanbrengen van railingwerk en borgingsvoorzieningen en openingen voor bordes of
statietrap.
- Borgingsogen, verankerpunten voor een veiligheidslijnbevestiging voor een valbeveiligingsharnas
Voor deze bevestigingsogen kan de draagkracht bepaald worden en aangegeven, zodat bij
gebruik ook ter plekke bepaald kan worden of deze voor veiligheidsborging gebruikt kunnen
worden. Bij het gebruik van valbeveiliging is het een verplicht om de ankerpunten te beproeven
Arbocatalogus HISWA december 2010
28
1.14 Groot onderhoud
Risico: Werken op hoogte
Werkplekhandelingen:
Type maatregel: Bronmaatregel
Groot onderhoud aan een schip aan de wal op een helling of in een loods uitvoeren
De volgende stappen daarbij in acht nemen:
Voorbereiding:
-Vaststellen van werksituatie
-Valgevaar bepalen
-Bepaling van maatregel valbescherming- middel
-Maatregel opnemen in werkplanning
-Planning:
-Werkomgeving veilig en opgeruimd
-Het inrichten van een veilige werkvloer met een stabiele ondergrond.
-Visuele controle op toegepaste valbescherming
-Uitvoering:
-Werkwijze afstemmen op toegepaste valbescherming
-Tijdens uitvoering gebreken signaleren en corrigeren
-Weersomstandigheden buiten tot max. Bf 6 vooral bij hijsen en op hoogte werken.
stoppen.
Bepaling werkfrequentie
Voor onderhoudswerkzaamheden zijn de werkzaamheden divers. Als er op hoogte gewerkt moet
worden, is het nodig om vast te stellen of dit frequent gebeurt. Bij zogenaamd enkelvoudig werk zijn
de eisen aan de voorziening lager dan bij meervoudig werk. Hieronder staan op volgorde van
wenselijkheid de keuzemogelijkheden voor het arbeidsmiddel. Dit alles is nader toegelicht in
oplossingenblad 2.6 t/m 2.13.
Enkelvoudig werk
bordestrap
schaarlift
hoogwerker
rolsteiger
personen hijsbak
ladder
Meervoudig werk
schaarlift
hoogwerker
steiger
bordestrap
personen hijsbak
rolsteiger of bordestrap
1.15 Mast strijken
Risico: Werken op hoogte
Werkplekhandelingen:
Type maatregel: Bronmaatregel
Mast strijken indien er een strijk / hijsvoorziening op het schip aanwezig is deze gebruiken om het
werken op hoogte in de mast met een hoogwerker te voorkomen.
Bij grotere vaartuigen is het strijken van de mast een grote klus. Als het niet mogelijk/reëel is de mast
te strijken, omdat door het strijken van de mast deze bijvoorbeeld buiten het bereik van het schip of
Arbocatalogus HISWA december 2010
29
de wal komt of over een ander schip komt, dan zal voor werkzaamheden in de mast een hijskraan
met hangbak worden ingezet of wordt de mast uitgehesen.
Mast (uit)hijsen
Om de mast veilig te kunnen hijsen dient vooraf met een hangbak de daarvoor bestemde stroppen te
worden aangebracht.
De kraanmachinist blijft bij de kraanbediening.
De man in de werkbak geeft aanwijzingen. Bij het aanbrengen van de hijsdraden wordt niet uit de
bak geleund.
Zie ook oplossingenblad 2.12 Hijskraan met werkbak
2.1 Bronafzuiging VOS
Risico: VOS, epoxy. lasrook
Werkplekhandelingen: reinigen/ontvetten, verven, lijmen, lamineren, plamuren/primer
Type maatregel: Beperken overdracht
Lokale bronafzuigsystemen verzamelen de verontreinigde lucht, isoleren de verontreinigde
lucht van de werknemer en reinigen de lucht.
De bronafzuiging kan worden toegepast in combinatie met een omkasting. In een afgesloten
ruimten kan ook verdringingsventilatie worden toegepast (push-pull systeem).
Voorbeelden van toepassingen zijn:
 Spuitcabines, spuitwanden en ontvettingsbaden;
 Werkbladafzuiging of lakaanmaaktafels voor het aanmaken van verf;
 Verplaatsbare afzuigunits.
Instrueer de werknemers te letten op:
 Positie werknemer: NIET tussen de bron en het plaatselijk afzuigsysteem, omdat ze zich
dan in de vervuilde luchtstroom bevinden
 Geeft de indicator aan dat de lokale afzuiging in werking is
 Neemt lokale afzuiging damp weg bij de bron; tochtstromen beïnvloeden de effectiviteit
 Is de lokale afzuiging zo dicht mogelijk bij de bron geplaatst
 Zijn er aanwijzingen dat de afzuiging niet goed werkt zoals geur
 Zijn er ongewone geluiden of trillingen
 Is de afzuiging geïnspecteerd en onderhouden volgens vastgestelde termijnen; zie
teststicker
 Melden van afwijkingen aan leidinggevende
Arbocatalogus HISWA december 2010
30
2.2 Bronafzuiging stof
Risico: Epoxy
Werkplekhandelingen: schuren/slijpen
Type maatregel: Beperken overdracht
2.1 Bronafzuiging stof
1. Handschuur- of slijpapparaat met (stof)afzuiging op het apparaat.
Aandachtspunten:
 Let op vermogen en het juiste filter in het afzuigapparaat.
 Voor mobiele afzuiging op handmachines verdienen het gebruik van hoogvacuüm
filters de voorkeur.
2. Industriële stofzuiger met absoluutfilter
o Opstellen van een procedure voor het legen van de stofzuigerzak
o Lijst met aandachtspunten industriële stofzuiger Lees meer>
Lijst met aandachtspunten industriële stofzuiger
 Robuuste uitvoering omkasting en onderdelen; een stofzuiger die steeds op een andere plek
wordt ingezet betekent veel kans op schade.
 Antistatisch materiaal in verband met statische oplading door luchttransport in stofzuiger.
 Slangaansluiting:
o niet gemakkelijk te vervuilen door stof;
o niet gemakkelijk losschieten; versterking van slang bij het aansluitpunt;
o universele aansluiting (geen extra verloopstukken).
 Aan/uit schakelaar niet gemakkelijk te vervuilen door stof;
 Stroomvoorziening gewone stroom of op krachtstroom
 Hulpstukken universeel en daarmee uitwisselbaar.
 Verstelbare zuigmond/hulpstuk om in hoeken en onder obstakels door te gaan.
 Stofzak:
o capaciteit stofzuigerzak en gewicht van de volle zak; indien groter 23 kg zijn twee
werknemers nodig bij vervangen van de zak;
o gemakkelijk stofvrij verwijderd kunnen worden;
o stevig zijn en niet scheuren tijdens zuigen of uitnemen;
o zich gelijkmatig vullen;
o een stofzak vol-indicator;
 Stoffilter:
o Voorfilter omdat anders microfilter te snel verstopt.
2.3 Afschermen stofbron
Risico: Epoxy
Werkplekhandelingen: schuren/slijpen
Type maatregel: Beperken overdracht
Door de bron af te schermen van de omgeving wordt stofverspreiding tegengegaan.
Voorbeelden zijn:
 Het afschermen van ruimten met stoffige activiteiten door muren, kunststof flappen,
scheidingsdoeken of –folie. Een aandachtspunt is de ventilatie aan in deze beperkte
ruimte.
 Aparte ruimte of buiten het bedrijfsterrein plaatsen, b.v. door uitbesteden aan een
gespecialiseerde goed geoutilleerde firma
 Afwerken/nabewerken in een aparte afgesloten ruimte
Arbocatalogus HISWA december 2010
31
2.4 Ruimte ventilatie
Risico: VOS, epoxy. lasrook
Werkplekhandelingen: reinigen/ontvetten, verven, lijmen, lamineren, plamuren/primer,
schuren/slijpen, lassen
Type maatregel: Beperken overdracht
Natuurlijke ventilatie
Een goede algemene ventilatie, door middel van natuurlijke ventilatie via openingen in een
schip kan de concentratie gevaarlijke stoffen mogelijk voldoende laag houden. De natuurlijke
ventilatie is afhankelijk van de weersomstandigheden.
 Zorg ervoor dat de natuurlijke ventilatie door tocht de werking van een lokaal
afzuigsysteem niet beïnvloedt.
Mechanische ventilatie
Geforceerde mechanische ruimteventilatie voert verse lucht toe in een scheepruimte of
verwijdert verontreinigde lucht via ventilatoren.
 Zorg ervoor dat het ventilatiesysteem de gevaarlijke stoffen niet opnieuw in de lucht
blaast en dat het geen vervuilde lucht verspreid in schone zones.
 Plaats de afvoer van afgezogen verontreinigde lucht weg van inlaatopeningen in het
schip.
Ruimteventilatie tijdens coatingwerkzaamheden
Figuur Afzuiging en inblazen van lucht in het ruim van een schip
Specifieke informatie
Ventilatie.pagina.nl
Arbocatalogus HISWA december 2010
32
2.5 Ruimte ventilatie, bronafzuiging lasrook
Risico: Epoxy
Werkplekhandelingen: schuren/slijpen
Type maatregel: Beperken overdracht
De Verbetercheck www.5xbeter.nl geeft een goede richtlijn voor de productie van lasrook
en de maatregelen die nodig zijn om toch onder de limiet te blijven.
In de Verbetercheck zijn factsheets opgenomen voor ondermeer de volgende maatregelen:
Ruimteventilatie:
 Natuurlijke ventilatie
 Horizontaal verdringingssysteem
 Opmeng- en verdunningssystemen
 Werkplek afschermen met lasgordijn
 Luchttechnisch afgescheiden ruimte
 Afzuiging met dak- en wandventilatoren
 Verticale verdringing
Bronafzuiging:
 Hoogvacuumpistoolafzuiging
 Middenvacuum bronafzuiging
 Werktafel met afzuiging
 Werktafel met gestuurde afzuiging
 Afzuigkap voor robotlassen
 Vacuumsystemen met afzuigmondstukken
 Afzuigtafel voor thermische snijprocessen
 Afzuigwand voor thermische
spuitprocessen
Bij het lassen in compartimenten, geeft lasrook al snel een overschrijding van de limiet. In de
jachtbouw en –reparatie zijn dergelijke compartimenten lastig te ventileren, omdat de
openingen soms niet veel groter zijn dan de ventilatieslangen. Zie oplossingenblad 5.3
Werken in (besloten) scheepsruimten
Figuur: Lokale afzuiging in werkplaats
Arbocatalogus HISWA december 2010
33

Figuur: lokale afzuiging: juist geplaatst
χ
Figuur: afzuiging niet op de goede hoogte
Vangstrendement van puntafzuiging met
Afzuigopening (met flens) diameter d:
•
Op 0,1 x d: 100%
•
Op 0,5 x d: 30%
•
Op 1,0 x d: 7,5%
2.6 Statietrap, loopbrug, werkbordes
Risico: Werken op hoogte
Werkplekhandelingen:
Type maatregel: Collectieve beveiligingsmaatregel



Een statietrap of loopbrug moet niet meer belast worden dan waarvoor deze berekend is. Dit
moet aangeven zijn op de loopbrug.
Aan weerszijde zijn scepters met daardoorheen geregen op tenminste 1 meter en op 0,50 meter
een ketting of touwwerk dat met sluitingen aan vaste ogen is vastgezet.
Het afrusten van een statietrap of loopbrug tegen het schip moet zodanig zijn geborgd dat het
hulpmiddel niet ongewild kan verschuiven en er moet rekening gehouden worden met
onverwachte bewegingen van het schip.
Statietrap met scepters en kettingwerk
Arbocatalogus HISWA december 2010
34
Bordestrap met vaste leuning
Achtergrondinformatie
Arbobesluit 7.24
2.7 (Rol) steiger
Risico: Werken op hoogte
Werkplekhandelingen:
Type maatregel: Collectieve beveiligingsmaatregel
Steigerbouwers moeten aantoonbaar en toereikend opgeleid zijn, bijvoorbeeld met het certificaat
steigerbouwer A voor uitvoerende steigerbouwers.
De steigermontage wordt uitgevoerd onder leiding van een bevoegde persoon die zijn kwalificaties
kan aantonen
Steiger(aluminium-staal):
Algemene opbouw
Steigeropbouw rondom de romp schip
Aandachtspunten
- Medewerkers dienen een instructie te hebben gehad.
- De ondergrond moet voldoende sterk en egaal van samenstelling zijn.
- De materialen moeten sterk en onbeschadigd zijn.
- De planken voor een stalensteiger, tenminste dik 30 mm, dienen als vloer aaneengesloten te zijn
en geborgd tegen ongewild verschuiven.
- Een steiger wordt per werkvloer voorzien van een doorlaatopening zodat men niet buitenom de
constructie naar de volgende niveau hoeft te klimmen. De opening is direct dicht te leggen.
- Aanvullend is er een kantplank van tenminste 15 cm.
Arbocatalogus HISWA december 2010
35
Rolsteiger (staal of aluminium):
Aandachtspunten
- Medewerkers dienen een instructie te hebben gehad.
- De ondergrond moet voldoende sterk en egaal van samenstelling zijn.
- De werkvloer is rondom voorzien van een leuning en schoprand. Aanvullend is er een kantplank
van tenminste 15 cm.
- De materialen moeten sterk en onbeschadigd zijn.
- Na plaatsen moet de rolsteiger op alle wielen op een deugdelijke rem geplaatst kunnen worden
tegen onverwacht bewegen.
- Het werkgebied van de rolsteiger is gemarkeerd.
Achtergrondinformatie
- Arbobesluit 7.23b
- Arboinformatieblad 21 Rolsteigers (niet gratis)
2.8 Leuningwerk, randbeveiliging
Risico: Werken op hoogte
Werkplekhandelingen:
Type maatregel: Collectieve beveiligingsmaatregel
Arbocatalogus HISWA december 2010
36
Vaste railing op een jacht.
-
Steiger met leuningen rondom
Leuning werk is noodzakelijk bij valgebaar van 2,5 meter of meer en indien het valgevaar minder
is dan 2.5 meter en er gevaar is in het water te vallen.
Rondom openingen in het dek wordt een hekwerk geplaatst.
Indien men binnen de 4 meter van een rand werkzaam is, is een randbeveiliging verplicht
Een hekwerk en leuning is bestand tegen een neerwaartse belasting van 1,25 KN (± 125 kgf). Bij
een horizontale belasting van 0,3 KN (± 30 kgf) mogen ze niet meer dan 35 mm doorbuigen.
Een leuning is tenminste 1 meter hoog. Op 0,5 meter is een tussenleuning.
Aanvullend is er een kantplank van tenminste 15 cm.
Leuningstaanders worden bevestigd door bijvoorbeeld in te steken in leuninghouders of in een
stalen bus.
Vloerrandbeveiliging
Dit is een fysieke afzetting op 2 meter van en evenwijdig aan de rand, bijvoorbeeld in de vorm van
paaltjes die met elkaar verbonden zijn door een ketting of kabel. In dit geval mag men de
werkzaamheden uitvoeren zonder aanvullende veiligheidsmaatregelen.
Als men zich op minder dan 2 meter van de rand bevindt en de valhoogte bedraagt
meer dan 2,5 meter (en daaronder bij werken op uitstekende delen of boven het water of verkeer),
moeten maatregelen worden genomen om valgevaar tegen te gaan. Dat kan door:
-Tijdig aanbrengen van een definitieve handreling langs gangboord of dekrand.
-Openingen in de handreling voorzien van valbescherming
-Rondom het schip een veilige steiger, bordestrap, etc. plaatsen
-Als er geen randbeveiliging mogelijk is kan ook gebruik gemaakt worden van veiligheidsgordels met
vanglijnen.
Achtergrondinformatie
- Arbobesluit 3.16; 7.23b
Arboinformatieblad 16 Beveiliging van wand en vloeropeningen (niet gratis)
Achtergrondinformatie
- Arbobesluit 3.16; 7.23b
2.9 Vloeropeningsbeveiliging
Risico: Werken op hoogte
Werkplekhandelingen:
Type maatregel: Collectieve beveiligingsmaatregel
Door een onbeschermde dekopening kan iemand vallen.
Een doelmatige afscherming is nodig door het aanbrengen van een afdichting die mandragend is.
Mandragend houdt in dat het gewicht van een persoon die tevens materiaal bij zich draagt kan
houden. Een spaanplaat is niet voldoende.
De afdichting is geborgd tegen schuiven
Als een opening gebruikt wordt om frequent een dek lager te moeten gaan of materiaal doorheen te
vervoeren zal een afzetting middels een hekwerk.
De doorgangopening in een steigervloer is na passeren direct dicht te leggen.
Achtergrondinformatie
- Arbobesluit 3.16; 7.23b
- Arboinformatieblad 16 Beveiliging van wand en vloeropeningen (niet gratis)
Arbocatalogus HISWA december 2010
37
2.10 Verankerpunten
Risico: Werken op hoogte
Werkplekhandelingen:
Type maatregel: Collectieve beveiligingsmaatregel
Bevestigingspunten kunnen vaste voorzieningen op- of aan het schip zijn, zoals een vaste railing of
een gording van het schip, maar ook bevestigingsogen voor meerdraden. Voor bevestigingspunten
geldt in ieder geval een statische trekkracht van 10kN en een dynamische belasting van 2,5 kJ.
Bij een onvoldoende veilige werkplek waarbij geen vaste valbescherming aanwezig is dient de
medewerker zich te zekeren met een valharnas. Het bevestigingspunt moet voldoende vast en stevig
zijn. Bij het gebruik van valbeveiliging is het een verplicht om de ankerpunten te beproeven
2.11 Mobiele hoogwerker / schaarheffer
Risico: Werken op hoogte
Werkplekhandelingen:
Type maatregel: Collectieve beveiligingsmaatregel
 Een CE goedgekeurde en in goede staat van onderhoud verkerende machine (eigendom of
inhuur). Jaarlijks gekeurd.
 Indien men met deze hulpmiddelen werkt dient een medewerkers geïnstrueerd te zijn over de
bediening en veiligheid.
 De werkomgeving wordt afgezet zodat niemand nabij de hoogwerker of schaarlift is als deze in
beweging gezet wordt.
 Tijdens het werken in de bak van de hoogwerker of schaarlift is de medewerker met een
valbeveiligingharnas aan de bak vastgemaakt.
 Als men vlak naast de waterkant werkzaam is en er gevaar voor het te water raken bestaat , bijv
door de geringe manoeuvreerruimte tijdens het verrijden is een mag een medewerker niet aan
de bak zijn vastgemaakt, omdat dan het gevaar bestaat met het middel naar de bodem te
worden getrokken.
 De maximale belasting is op de machine aangegeven.
 Vanuit de werkbak zijn zij bedienbaar.
Mobiele hoogwerker
Schaarlift
Achtergrondinformatie
- Arbobesluit 7.18; 7.23
- Arboinformatieblad no 17 hijs- en hefmiddelen , SdU (niet gratis)
Arbocatalogus HISWA december 2010
38
2.12 Hijskraan met werkbak
Risico: Werken op hoogte
Werkplekhandelingen:
Type maatregel: Collectieve beveiligingsmaatregel
Beperking:
Het werken met een werkbak mag maximaal 4 uur duren. Ook is het aantal keren dat het
toegepast mag worden beperkt, nl. enkele keren per jaar.
Een hoogwerker heeft daarom de voorkeur boven de hijsbak.
Capaciteit
- De capaciteit van de personen hangbak is op de bak aangegeven.
- De werkbak is berekend op 1,25 maal de maximaal toelaatbare werklast.
- De hoeveelheid mee te nemen materialen beperken en het gezamenlijk gewicht mag de
capaciteit van de bak niet overschrijden.
- De belasting door de volbelaste werkbak van de hijskraan en het hijsgereedschap bedraagt niet
méér dan één kwart (25%) van de toelaatbare bedrijfslast.
Hijsmiddelen
- Het hijs- of hefwerktuig als de mastkraan of mobiele kraan is voldoende toegerust om in
combinatie met een werkbak te worden gebruikt.
- De werkbak wordt goed onderhouden.
- Binnen de binnenste begrenzing van de werkbak is een stevige handgreep of handrail.
- In de werkbak bestemd voor gebruik met een hijskraan is op alle plaatsen een vrije stahoogte van
tenminste 2,0 m.
- Bij hijskranen wordt de werkbak opgehangen aan een kraanhaak middels een viersprong,
waarvan de spreidhoek tussen de overhoekse parten maximaal 60 bedraagt
- Bij werkzaamheden in de mast dient de hangbak te worden geborgd tegen zijdelingse
bewegingen.
- Bij werkbakken aan hijskranen mag dalen d.m.v. vrije val niet mogelijk zijn.
- Werkbak moet worden beproefd.
Personen
- De bedieningsplaats van het hijs- of hefwerktuig is permanent bemand;
- De werknemers die worden gehesen of geheven beschikken over een doeltreffend
communicatiemiddel.
- De werknemer die gehesen worden zijn aangelijnd aan de werkbak met een harnasgordel
- Bij werken in een bak boven water een reddingvest dragen en GEEN harnasgordel.
Arbocatalogus HISWA december 2010
39
Achtergrondinformatie
- Arbobesluit artikel 7.23d
- Arboinformatieblad no 17 hijs- en hefmiddelen , SdU (niet gratis)
2.13 Ladder, trap
Risico: Werken op hoogte
Werkplekhandelingen:
Type maatregel: Collectieve beveiligingsmaatregel
Beperking:
De statijd een ladder is beperkt tot maximaal 4 uur.
De statijd is de optelsom van alle tijdsduren van het staan op een ladder per project.
De maximale stahoogte op een ladder is 7,5 meter
Indien een ander middel niet mogelijk is kan een ladder gebruikt worden.
- Een vast bordes of rolsteiger heeft de voorkeur boven een ladder.
- Een spreidladder heeft de voorkeur boven enkelvoudige ladder.
Laddercheck
- Controleer de ladder voor het gebruik op zichtbare defecten.
- Controleer of de ladder schoon is en de sporten niet glad.
- Staat de ladder onder een juiste hoek ten opzichte van het horizontale vlak. Ten hoogste 75
graden)
- De ladder staat op een stevige ondergrond.
- De ladder heeft een overlap van 1 meter (3 sporten) boven het hoogste dek.
- De ladder is boven geborgd.
- Verrolbare trappen en ladders zijn vastgezet voordat zijn betreden worden.
- Is een ladder indien van metaal minstens 2,5 meter vrij van onder spanning staande
elektriciteitdraden.
- Staande op de ladder niet buiten het armbereik werken.
Bij weersomstandigheden waarbij windsnelheden boven windkracht 6 BF wordt gemeten
op de werkplek moeten werkzaamheden op ladders worden gestopt.
Spreidladder
Achtergrondinformatie
- Arbobesluit artikel 7.23d
Arbocatalogus HISWA december 2010
40
3.1 Beperken van blootgestelden en blootstellingduur
Risico: VOS, epoxy. Lasrook
Werkplekhandelingen: reinigen/ontvetten, verven, lijmen, lamineren, plamuren/primer,
schuren/slijpen, lassen
Type maatregel: Organisatorische maatregel




Uitvoeren van werkzaamheden op een tijdstip waarop zo min mogelijk mensen aanwezig
zijn; bijvoorbeeld in de pauzes, na werktijd of in een vakantieperiode. Dit vermindert de
concentratie gevaarlijke stoffen niet omdat dezelfde werkzaamheden worden uitgevoerd,
maar het aantal blootgestelden is lager.
Dit is geen oplossing voor de werknemers die het werk doen. Deze werknemers zoveel
mogelijk faciliteren door bijvoorbeeld taakroulatie.
Het rouleren van werkzaamheden onder medewerkers is een maatregel om de
gemiddelde lblootstelling van een medewerker te beperken. Het vermindert de
concentratie gevaarlijke stoffen niet maar wel de blootstellingduur per werknemer.
Roulatie van werkzaamheden onder medewerkers is goed toepasbaar indien:
a. Het vakmanschap zodanig is dat alle betrokken medewerkers de werkzaamheden
kunnen uitvoeren.
b. Het past in de planning en de organisatie van het bedrijfsproces.
3.2 Werkinstructie epoxy
Risico: epoxy.
Werkplekhandelingen: lijmen, lamineren, plamuren/primer, schuren/slijpen, lassen
Type maatregel: Organisatorische maatregel
Stel werkinstructies op voor het veilig werken met epoxy.
Aandachtspunten voor de inhoud van de werkinstructie zijn:
Inhoud
1. Verwerken epoxy
2. Mengen
3. Reinigen gereedschap
4. Reinigen werkkleding
5. Persoonlijke hygiëne
1. Verwerken epoxy









Vermijd contact met het epoxy product!
Draag de juiste persoonlijke beschermingsmiddelen voor epoxy. Zie oplossingenblad
4.2 PBM epoxy niet-uitgehard
Gebruik troffels met breed blad en handvat
Gebruik rollers met een spatscherm
Gebruik lijmkam met handvat.
Gebruik wegwerpgereedschap indien mogelijk. Dit hoeft niet gereinigd te worden.
Tape de handvatten van gereedschap in. Na het werk kan de tape worden verwijderd,
met handschoenen aan.
Sluit verpakking van epoxyhars, epoxylijm, verharder en verdunningen direct af.
Gebruik afsluitbare afvalvaten voor lege verpakkingen, gebruikte poetsdoeken,
materialen etc. Zet deze vaten buiten of in een aparte ruimte op de wal of werf.
Arbocatalogus HISWA december 2010
41


Ruim de werkplek zo snel mogelijk op na het werk.
Gooi vervuilde handschoenen weg
2. Mengen











Vermijd contact met het epoxy product!
Draag de juiste persoonlijke beschermingsmiddelen voor epoxy. Zie oplossingenblad
4.2 PBM epoxy niet-uitgehard
Maak niet meer product aan dan strikt nodig voor directe verwerking en houd de
mengverhoudingen aan die de leverancier aangeeft
Bij mengen is de kans op aanraken het grootst.
Zorg voor een egale, vlakke ondergrond
Zet de bus of emmer op een voldoende groot stuk zeil of folie
Maak gebruik van een automatisch mengsysteem
Vervuild plaatmateriaal altijd direct weggooien
Baken de mengplaats af zodat anderen niet met het product in aanraking kunnen
komen. Beperk het aantal mensen wat gedurende deze werkzaamheden het schip
betreedt.
Mengen binnen de afbakening in het schip voorkomt beperkt het vervoer van de
producten in open vaten en daarmee het morsen.
Wanneer gebruik gemaakt wordt van een boortol let dan op de volgende aspecten:
 Gebruik een boortol op een lange steel
 De diameter van de boortol is slechts éénderde van de diameter van
het blik.
 Meng met een zo laag mogelijk toerental.
 Meng rustig en beweeg de boortol zo min mogelijk en houdt deze
zoveel mogelijk aan de rand.
 Vul het blik tot maximaal 20 centimeter onder de rand.
 Bedek het mengvat bij het mengen (bijvoorbeeld met een deksel,
voorzien van openingen voor roerders)
 Stort de grondstoffen zorgvuldig.
3. Reinigen gereedschap


Reinig gebruikte materialen zo snel mogelijk of gooi ze weg.
Maatregelen bij reinigen van gereedschappen en materialen.
 Reinig zo min mogelijk met oplosmiddelen, alleen als laatste redmiddel!
 Gebruik wegwerpgereedschap
4. Reinigen werkkleding



De werkkleding moet niet langer dan één dag worden gedragen. Kleding die vervuild
is met hars en/of verharder moet zo nodig vaker worden vervangen.
Werkplekkleding moet in containers worden afgevoerd. De werknemer neemt de
vervuilde werkkleding niet mee naar huis. De werkgever zorgt ervoor dat de wasbare
kleding wordt gereinigd.
Wasbare werkkleding moet apart worden gehouden van privé-kleding.
5. Persoonlijke hygiëne


Zorg voor droge en schone handen
Voorkom vaak handen wassen met een agressieve zeep, schuurmiddel of
oplosmiddelen. Dit zal de huid beschadigen. Hierdoor kunnen epoxy‟s op de huid nog
meer schade aanrichten.
Arbocatalogus HISWA december 2010
42


Reinig in ieder geval nadat de huid verontreinigd is met een epoxyproduct, voor
toiletbezoek, eten, drinken en roken.
Probeer voordat het product ingedroogd is de huid te reinigen met een schone doek
en daarna met water en zeep.
3.3 Stof verwijderen - schoonmaken
Risico: epoxy.
Werkplekhandelingen: lijmen, lamineren, plamuren/primer, schuren/slijpen, lassen
Type maatregel: Organisatorische maatregel
Het (dagelijks) schoonmaken van alle oppervlakken op de werkplek geeft een aanzienlijke
reductie van secundair stof. Bij regelmatig gestofzuigde/afgezogen ruimtes wervelt minder
stof op. Blootstelling aan secundair stof wordt verder tegen gegaan door de te verwerken
materialen stofvrij te maken.
Geschikte hulpmiddelen zijn:
 Industriële stofzuiger met absoluutfilter zie oplossingenblad 2.2 Bronafzuiging stof
 Dweil, schrobber en trekker (vloeren met waterafvoer)
Niet geschikte hulpmiddelen zijn:
 Bezem. Hierdoor wordt stof verspreid, ook naar de ademzone.
 Perslucht. Hierdoor wordt eveneens het stof verspreid naar bijvoorbeeld de ademzone.
Wanneer alleen geveegd kan worden met droge borstels, is het dragen van de geschikte
persoonlijke adembeschermingsmiddelen noodzakelijk. Tevens kunnen in een
bedrijfsintern veiligheidsvoorschrift maatregelen staan die voorkomen dat stof zich
verspreidt of ingeademd wordt door naburige werknemers; bijvoorbeeld plaatsen
afscherming of schoonmaken buiten reguliere werktijden.
Daarnaast kunnen veegkorrels worden toegepast om stofverspreiding te verminderen.
3.4 Procedure werken op hoogte
Risico: Werken op hoogte
Werkplekhandelingen:
Type maatregel: Organisatorische maatregelen
In een procedure wordt beschreven welke preventieve middelen genomen worden om het gevaar
van vallen van hoogte te voorkomen.
Hiermee is sturing aan de medewerkers mogelijk in het voortijding nemen van maatregelen.
Beschrijf hierin:
- Welke voorzieningen aanwezig zijn om op hoogte te werken.
- De onderhoudsmaatregelen en keuringen.
- Planning van werkzaamheden.
- Voorlichting en instructie van medewerkers ten aanzien van de beschikbare middelen.
- Opleiding van medewerkers bij het gebruik van specifieke arbeidsmiddelen zoals de hoogwerker
schaarlift, hijsen met de werkbak en opbouw van steigers.
- Hoe toezicht gehouden wordt door de leiding.
Arbocatalogus HISWA december 2010
43
3.5 Toezicht houden
Risico: Werken op hoogte
Werkplekhandelingen:
Type maatregel: Organisatorische maatregelen
Veilig werken vereist deskundig preventief toezicht houden. Toezichthouders moeten er tijdens de
werkzaamheden op toezien dat de medewerkers volgens de regels en afgesproken werkwijzen
werken, om te voorkomen dat er gevaarlijke situaties ontstaan.
Het preventief toezicht houden bestaat uit dagelijks toezicht houden opdat:
-de juiste valschermingsmiddelen ingezet worden.
-de veiligheidsvoorzieningen in stand worden gehouden.
-de juiste persoonlijke beschermingsmiddelen tegen valgevaar worden gebruikt.
Tijden het uitvoeren van de werkzaamheden zal door de leidinggevende toezicht noodzakelijk zijn
door bijv. het regelmatig controleren en veiligheidsinspecties te lopen.
Bij het opmerken van gebreken of tekortkomingen zal direct ingegrepen dienen te worden.
Indien medewerkers een tekortkoming of gebrek opmerken, zullen zij in de gelegenheid moeten zijn
om dit te melden. De leidinggevende zal aan de hand van de melding direct de werkzaamheden
stoppen en beoordelen en indien dat terecht noodzakelijk blijkt corrigeren.
Jeugdige medewerkers ( < 18 jaar) is het in ieder geval niet toegestaan om met hoogwerkers en
schaarliften op grotere hoogte te werken. Daar dient de leidinggevende op toe te zien.
Achtergrondinformatie
Arbobesluit 3.2; 1.37
4.1 Persoonlijke beschermingsmiddelen VOS
Risico: VOS, epoxy.
Werkplekhandelingen: reinigen/ontvetten, verven, lijmen, lamineren, plamuren/primer,
schuren/slijpen
Type maatregel: Persoonlijke beschermingsmiddelen
1. Adembeschermingsmiddelen
Het adembeschermingsmiddel is in verschillende uitvoeringen te verkrijgen. De mate van
bescherming verschilt per uitvoering.
 Halfgelaatsmasker met verwisselbaar filter. Deze voldoet in de meeste gevallen.
Andere uitvoeringen met een hogere beschermingsfactor zijn:
 Volgelaatsmasker met verwisselbaar filter
 Kap met aangedreven gefilterde lucht
 Kap met perslucht of aangevoerde lucht
De belangrijkste factor die de bescherming bepaalt is de manier waarop de aansluiting op
het gezicht kan worden geborgd.
Het gasfiltertype moet geschikt zijn voor het tegenhouden van organische dampen. Dit is
gasfiltertype filtertype A (bruin) of AX.
Arbocatalogus HISWA december 2010
44
Onderhoud
Wanneer er lange tijd of in hoge concentratie wordt gewerkt raakt het filter verzadigd en gaat
het doorslaan. De werknemer kan dit meestal ruiken.
De filtercassettes moeten daarom op tijd worden vervangen.
χ

Figuur: een onderhoudsvrij stofmasker (wegwerp) is NIET geschikt voor VOS
2. Handschoenen
Handschoenen zijn in verschillende materialen verkrijgbaar. Niet alle materialen zijn bestand
tegen oplosmiddelen. Dit is vooral een belangrijk aandachtspunt als er langdurig en veel
contact is met de oplosmiddelen. Het materiaal wordt dan aangetast en de beschermende
werking verdwijnt. Vervang de handschoenen indien het materiaal is aangetast op tijd.
Overleg met de handschoenleverancier of kijk op een Veiligheidsinformatieblad van de
leverancier van het product naar een geschikt materiaal. Voor veel oplosmiddelen is
polyvinylalcohol of nitrilrubber een geschikt materiaal.
Daarnaast is het belangrijk om na te gaan of er nog andere gevaren of voorwaarden zijn bij
de werkzaamheden. Bijvoorbeeld is er sprake van snijgevaar of is vingergevoeligheid van
belang. Tot slot is draagcomfort belangrijk, want de werknemer moet met de handschoenen
aan zijn werkzaamheden nog wel goed kunnen uitvoeren.
Stel instructies op bijvoorbeeld:
- Trek handschoenen nooit aan over vervuilde of vochtige handen.
- Draag handschoenen éénmalig, maximaal 4 uur lang.
- Draag lange handschoenen en sla de rand bij de bol naar buiten om vervuiling van de
binnenkant te voorkomen.
- Reinig de handschoenen voor het uittrekken
- Draag katoenen binnenhandschoenen tegen transpiratie in de handschoen.

χ
Leren en katoenen
handschoenen raken
doorweekt
χ
Latex handschoenen
lossen op
3. Veiligheidsbril
Chemicaliën bestendige
handschoenen
Spatten van VOS en dampen van sommige VOS irriteren de ogen.
Draag daarom een veiligheidsbril.
Arbocatalogus HISWA december 2010
45
4. Werkkleding
Draag lange mouwen en pijpen
De werkkleding moet gescheiden worden opgeborgen van de schone kleding.
Specifieke informatie



Brochure „Werken met persoonlijke beschermingsmiddelen‟ ministerie van SZW, 2006 bestelcode:
410 of downloaden via Internet. Informatie over o.a. verplichtingen werkgever en werknemer en
wat als werknemer weigert beschermingsmiddelen te dragen.
http://Persoonlijkebeschermingsmiddelen.startpagina.nl
Arbo informatieblad no. 49 – Persoonlijke beschermingsmiddelen beleid opzetten en in stand
houden, SdU (niet gratis)
4.2 Persoonlijke epoxy niet-uitgehard
Risico: epoxy
Werkplekhandelingen: lijmen, lamineren, plamuren/primer
Type maatregel: Persoonlijke beschermingsmiddelen
1. Werkkleding




Draag lange mouwen en pijpen
Het is raadzaam een overall met vloeistofdichte werkmouwen te dragen.
Bij geknield werk en het aanbrengen van coatings met rollers, moeten ook de knieën en
onderbenen tegen epoxy‟s worden beschermd met losse beenstukken of
kniebeschermers. Werkmouwen en beenstukken moeten zijn gemaakt van nitrilrubber,
neopreen, Tyvek of een combinatie.
Draag iedere dag schone werkkleding
Kleding die vervuild is met hars en/of verharder moet zo nodig vaker worden vervangen.
Werkplekkleding moet in containers worden afgevoerd. Wasbare werkkleding moet apart
worden gehouden van privé-kleding.
De werknemer neemt de vervuilde werkkleding niet mee naar huis. De werkgever moet
zorgen dat de wasbare kleding wordt gereinigd.
2. Handschoenen

Gebruik voor oplosmiddelvrije epoxy‟s handschoenen van nitrilrubber of butylrubber.
Voor epoxy‟s met oplosmiddelen hangt de geschiktheid van de handschoen sterk af van
het type oplosmiddel. Overleg met de handschoenleverancier of kijk op een
Veiligheidsinformatieblad van de leverancier van het product naar een geschikt materiaal.
Daarnaast is het belangrijk om na te gaan of er nog andere gevaren of voorwaarden zijn
bij de werkzaamheden. Bijvoorbeeld is er sprake van snijgevaar of is vingergevoeligheid
van belang.
Tot slot is draagcomfort belangrijk, want de werknemer moet met de handschoenen aan
zijn werkzaamheden nog wel goed kunnen uitvoeren.
Arbocatalogus HISWA december 2010
46






Trek handschoenen nooit aan over vervuilde of vochtige handen.
Draag handschoenen éénmalig en maximaal 4 uur achter elkaar.
Draag lange handschoenen en sla de rand bij de bol naar buiten om vervuiling van de
binnenkant te vooromen.
Reinig de handschoenen voor het uittrekken
Draag katoenen binnenhandschoenen tegen transpiratie in de handschoen.
Gebruik GEEN leren of dunne wegwerphandschoenen.
3. Oog- en gelaatbeschermingsmidddel


Gebruik een veiligheidsbril bij het mengen van componenten
Gebruik een gelaatscherm wanneer boven het hoofd met epoxy‟s wordt gewerkt.
4. Ademhalingsbeschermingsmiddel
Het adembeschermingsmiddel is in verschillende uitvoeringen te verkrijgen. De mate van
bescherming verschilt per uitvoering.
 Halfgelaatsmasker met verwisselbaar filter. Deze voldoet in de meeste gevallen.
Andere uitvoeringen met een hogere beschermingsfactor zijn:
 Volgelaatsmasker met verwisselbaar filter
 Kap met aangedreven gefilterde lucht
 Kap met perslucht of aangevoerde lucht
De belangrijkste factor die de bescherming bepaalt is de manier waarop de aansluiting op
het gezicht kan worden geborgd.
Het gasfiltertype moet geschikt zijn voor het tegenhouden van de gevaarlijke stoffen. Overleg
met de leverancier van het adembeschermingsmiddel of kijk op een
Veiligheidsinformatieblad van de leverancier van het product naar een geschikt filtertype.
Dit is veelal gasfiltertype filtertype A (bruin) of AX of AB.
Wanneer er tegelijktijd ook sprake is van stofblootstelling moet een gecombineerd
gasfiltertype worden toegepast. Dit is bijvoorbeeld gasfiltertype AB/P2.
Onderhoud
Wanneer er lange tijd of in hoge concentratie wordt gewerkt raakt het filter verzadigd en gaat
het doorslaan. De werknemer kan dit meestal ruiken.
De filtercassettes moeten daarom op tijd worden vervangen.
Specifieke informatie



Brochure „Werken met persoonlijke beschermingsmiddelen‟ ministerie van SZW, 2006 bestelcode:
410 of downloaden via Internet. Informatie over o.a. verplichtingen werkgever en werknemer en
wat als werknemer weigert beschermingsmiddelen te dragen.
http://Persoonlijkebeschermingsmiddelen.startpagina.nl
Arbo informatieblad no. 49 – Persoonlijke beschermingsmiddelen beleid opzetten en in stand
houden, SdU (niet gratis)
Arbocatalogus HISWA december 2010
47
4.3 Persoonlijke epoxy uitgehard
Risico: epoxy
Werkplekhandelingen: schuren/slijpen
Type maatregel: Persoonlijke beschermingsmiddelen
1. Adembeschermingmiddel tegen stof
Gebruik van een persoonlijk ademhalingsbeschermingsmiddel bij stofvormende taken. Voor
bescherming tegen stof is een P filter gewenst. Het persoonlijk beschermingsmiddel is in
verschillende uitvoeringen. De mate van bescherming verschilt per uitvoering.
De belangrijkste factor die de bescherming bepaalt is de manier waarop de aansluiting op
het gezicht kan worden geborgd. Daarnaast is het filtermateriaal van belang. Er kan gewerkt
worden met de volgende uitvoeringen:
o onderhoudsvrij stofmasker P1, P2 of P3. Een juist aangebracht onderhoudsvrij
stofmasker met filtertype P2 voldoet.
o halfgelaatsmasker met verwisselbaar filtertype P1, P2, P3
Een stoffilter raakt na verloop van tijd vol stof. De filtrerende werking neemt niet daarmee
niet af. De ademweerstand wordt wel steeds hoger.
Figuur: Onderhoudsvrij filtrerend stofmasker met uitademventiel voor een lagere
ademweerstand.
2. Veiligheidsbril
3. Werkkleding
Draag lange mouwen en pijpen
Bij voorkeur is de kleding van glad materiaal, waar geen stof op achterblijft.
De werkkleding moet gescheiden worden opgeborgen van de schone kleding.
4. Werkhandschoenen
Specifieke informatie




Brochure „Werken met persoonlijke beschermingsmiddelen‟ ministerie van SZW, 2006 bestelcode: 410 of
downloaden via Internet. Informatie over o.a. verplichtingen werkgever en werknemer en wat als werknemer
weigert beschermingsmiddelen te dragen.
http://Persoonlijkebeschermingsmiddelen.startpagina.nl
Arbo informatieblad no. 49 – Persoonlijke beschermingsmiddelen beleid opzetten en in stand houden, SdU
(niet gratis)
Instructiefilm voor opzetten onderhoudsvrije stofmaskers op website leverancier 3M
Arbocatalogus HISWA december 2010
48
4.4 Persoonlijke beschermingsmiddelen lasrook
Risico: Lasrook
Werkplekhandelingen: lassen
Type maatregel: Persoonlijke beschermingsmiddelen
1. Adembescherming
Uit de Verbetercheck lasrook op www.5Xbeter.nl volgt het minimale beschermingsniveau en
zijn factsheets opgenomen voor verschillende uitvoeringen van
ademhalingsbeschermingsmiddelen. De mate van bescherming verschilt per uitvoering. De
belangrijkste factor die de bescherming bepaalt is de manier waarop de aansluiting op het
gezicht en/of lichaam kan worden geborgd.
1. onderhoudsvrij stofmasker speciaal voor laswerkzaamheden (wegwerp)
2. kap met aangedreven gefilterde lucht
3. kap met perslucht of aangevoerde lucht
Tegenwoordig is er veel ontwikkeling in draagcomfort van laskap of lashelm die tevens een
betere bescherming bieden door een langere slabbe die beter aansluit op het lichaam: de
verbeterde laskap.
Naast adembescherming zijn aanvullende persoonlijke beschermingsmiddelen nodig zoals:
Oog- en gelaatbescherming, lashandschoenen, vlamwerende werkkleding
Werken in scheepsruimten, besloten ruimten
Vindt lassen in een besloten ruimte plaats zoals bijvoorbeeld de boegschroefruimten, dan
moet de lasser zijn uitgerust met een lashelm met externe luchttoevoer, tenzij is aangetoond
dat in de ruimte het zuurstofpercentage zich tussen de 20 en 21 volumeprocent bevindt. Zie
ook oplossingenblad Werken in (besloten) scheepsruimten
Figuur: Persoonlijke
adembeschermingsmiddel: compact
halfgelaatsmasker met externe luchttoevoer
Figuur: Persoonlijke
adembeschermingsmiddel: compact
halfgelaatsmasker met externe luchttoevoer
4.5 Harnasgordel en vanglijn
Risico: Werken op hoogte
Werkplekhandelingen:
Type maatregel: Persoonlijke beschermingsmiddelen
Voor kortdurende werkzaamheden is acceptabel dat met individuele valbeveiliging wordt gewerkt.
Individuele valbeveiliging bestaat uit harnasgordels en vanglijnen met een schokdemper. Deze
Arbocatalogus HISWA december 2010
49
gordels worden aan een verankerpunt (zie ook op oplossingenblad 2.10 Verankerpunten) of aan het
schip geklikt. Aan het schip houdt in dat het een vast deel van de constructie betreft. Het is verplicht
om de ankerpunten te beproeven.
De medewerkers moeten geïnstrueerd zijn met het gebruik van een harnasgordel.
De harnasgordel wordt bevestigd aan een vast punt door middel van een vanglijn van 1,5 tot 2 meter
met een musketon- of andere haak. Dit vaste punt mag ook een valstopapparaat zijn. In dit laatste
geval wordt de gordel zonder vanglijn direct aan het apparaat bevestigd. Een valstopapparaat wordt
gebruikt als de hoogte meer dan 6 meter bedraagt
Achtergrondinformatie
Arbobesluit hoofdstuk 8
4.6 Reddingvest
Risico: Werken op hoogte
Werkplekhandelingen:
Type maatregel: Persoonlijke beschermingsmiddelen
Indien men werkzaamheden uitvoert boven het water en er is gevaar te water te raken en
verdrinkingsgevaar bestaat is een reddingvest nodig.
Een reddinggordel heeft voldoden drijfvermogen om een vol bekleed persoon drijvende te houden
en in een zodanige positie dat het hoofd boven water blijft.
Omdat een reddinggordel hinder geeft bij de werkzaamheden heeft een type zoals afgebeeld de
voorkeur boven een type met een geheel omkleden van de persoon. Ook biedt dit type meer
mogelijkheden om een valbeschermingharnas te dragen.
Het loskoppelen van de bevestigingslijn aan een valbeschermingharnas moet mogelijk blijven.
Het drijfvermogen staat op het vest aangegeven.
Aanvullend kan een fluitje en lichtje aanwezig zijn om een signaal aan redders te geven,
Arbocatalogus HISWA december 2010
50
Achtergrondinformatie
Arbobesluit hoofdstuk 8
5.1 Opslag gevaarlijke stoffen
Risico: VOS, epoxy
Werkplekhandelingen:
Type maatregel: Algemeen
Regels voor opslag van verpakte gevaarlijke stoffen staan in richtlijn PGS 15. Doorgaans eist het
bevoegd gezag in de milieuvergunning dat de opslag voldoet aan deze eisen. De indeling van
gevaarlijke stoffen is gebaseerd op de internationale vervoerswetgeving (ADR).
Wanneer meer dan een werkvoorraad gevaarlijke stoffen opgeslagen wordt zal een reeks
bouwkundige en organisatorische maatregelen getroffen moeten worden om de veiligheid te
garanderen.
Richtlijn PGS 15 is van toepassing op ondermeer de volgende type stoffen:
 Spuitbussen en gasflessen; ADR Klasse 2
 Ontvlambare vloeistoffen; ADR Klasse 3
 Brandbare vaste stoffen; ADR Klasse 4.1, 4.2 en 4.3
 Oxiderende stoffen; ADR Klasse 5.1
 Giftige stoffen; ADR Klasse 6.1
 Bijtende stoffen; ADR Klasse 8
 Milieugevaarlijke stoffen; ADR Klasse 9
 CMR-stoffen: carcinogene, mutagene en reproductietoxische stoffen
 Gevaarlijke afvalstoffen
Gehanteerde ondergrenzen voor toepassen richtlijn PGS 15:
 Meeste categorieën: vanaf 50 liter
 CMR-stoffen: vanaf 1 kg
 Stoffen in verpakkingsgroep I: vanaf 1 kg
 Klasse 3 verp.groep II (< 23 °C): vanaf 25 liter
 Gasflessen: vanaf 115 liter
 Klasse 8 stoffen: vanaf 250 liter
 Klasse 9 stoffen: vanaf 250 liter
Voor werkvoorraden gelden de volgende bepalingen:
 Indien één eenheid verpakking meer dan één week als werkvoorraad wordt gebruikt, zijn in het
gebruik en de opgeslagen hoeveelheid werkvoorraad niet meer in proportie en spreken we niet
langer van werkvoorraad.
 Een permanente werkvoorraad in een jacht is toegestaan, indien op de risico's van de
Arbocatalogus HISWA december 2010
51




werkvoorraad geënte maatregelen en voorzieningen zijn getroffen (conform de bepalingen uit
deze richtlijn, voor zover deze uitvoerbaar zijn buiten een opslagvoorziening). De hoeveelheid
bedraagt in dat geval maximaal één verpakking per te gebruiken stof plus indien noodzakelijk één
reserveverpakking of de hoeveelheid benodigd voor één batch (productierun);
Indien de werkvoorraad in een jacht meer dan 50 liter is, dan moet de verpakking zijn geplaatst
boven een vloeistofdichte lekbak of een gelijkwaardige voorziening. Hiervan kan worden
afgeweken als (het betreffende deel van) de vloer van de ruimte in het schip ten minste
vloeistofkerend is. Dit geldt niet voor brandbare vloeistoffen daarvoor blijft vanuit
brandveiligheidoptiek een lekbak of een andere gelijkwaardige voorziening wenselijk.
Doelstelling is in een dergelijk geval het verkleinen van het verdampingsoppervlak in geval van
een lekkage. Afhankelijk van de risico's van de stof kunnen aanvullende maatregelen nodig zijn
(bijvoorbeeld m.b.t. ventilatie);
De werkvoorraad in een jacht, moet worden bewaard in deugdelijke en gesloten verpakking, die
bestand is tegen de gevaarlijke stof;
Een laskar met gasflessen kan ook als werkvoorraad worden beschouwd.
Neem opslag van gevaarlijke stoffen op in een werkplek-inspectieplan

χ
Opslagkast met afzuiging voor opslag kleine
verpakkingen gevaarlijke stoffen. Op de deur staan
veiligheidssignalering en inhoudsopgave stoffen
Specifieke informatie
 www.publicatiereeksgevaarlijkestoffen.nl Klik op no.15 voor downloaden richtlijn PGS 15 en errata
 www.infomil.nl/onderwerpen/hinder-gezondheid/veiligheid/pgs/ achtergrondinformatie; vragen en

antwoorden PGS 15
Handboek BIM (milieu), Hiswa (beschikbaar voor leden)
5.2 Voorlichting en instructie
Risico: VOS, epoxy, lassen, werken op hoogte
Werkplekhandelingen:
Type maatregel: Algemeen
Wanneer voorlichting en instructie geven?



Introductieprogramma nieuwe medewerker
Wanneer de medewerker voor de eerste keer de werkzaamheden gaat verrichten
Vervolgens zo vaak als noodzakelijk; bij gewijzigde werkmethoden of als blijkt dat medewerkers
na verloop van tijd de instructies en maatregelen niet voldoende opvolgen
Inhoud van de voorlichting en instructie

Risico’s van de werkzaamheden
Arbocatalogus HISWA december 2010
52







Risicovolle activiteiten en de wijze van blootstelling
Resultaten van onderzoek naar de blootstelling op de eigen werkplek
Plan van aanpak: de specifieke beheersmaatregelen die genomen zijn (of gaan worden) om het
risico te beperken en de reden waarom deze maatregelen zijn getroffen
Eigen rol in het beperken van de blootstelling, waaronder hygiëne
Bestaande werkvoorschriften en instructies
Foutieve werkwijzen; lessen uit het verleden
Persoonlijke beschermingsmiddelen: juist gebruik, welke bescherming wanneer, hoe gebruiken,
wanneer verwisselen/vernieuwen, hoe reinigen/opslaan
Hoe instructie geven?






Een combinatie van mondelinge én schriftelijke én praktijkvoorlichting.
On-the-job
Opnemen van arbo en veiligheid in (visuele) werkplekinstructies
Werkoverleg, bij het onderdeel arbo
Periodieke voorlichting per onderwerp/risico, bijvoorbeeld iedere twee jaar
Basiscursus ‘Risico’s en beheersmaatregelen van je werkzaamheden’
Organisatorische aandachtspunten

Vastleggen van inhoud in instructiemateriaal, instructievideo, hand-outs voorlichting,
werkinstructies bij de werkplek.
 Vastleggen van de gegeven voorlichting: presentielijst, aftekenlijst bijhouden.
Specifieke informatie en hulpmiddelen



Arbowet artikel 8 Voorlichting en onderrricht Arbobesluit 4.10d, 7.11a
Algemeen voorlichtingsmateriaal beschikbaar op internet o.a. www.arboportaal.nl, www.szw.nl,
www.arbeidsinspectie.nl.
www.napofilm.net/nl/napos-films europese voorlichtingsfilmpjes op basis van computeranimaties in
woordloze taal van ca. 1 minuut. De filmpjes reiken concrete oplossingen en/of roepen vragen of discussie
op over diverse arbo- en veiligheidsthema’s op de werkvloer.
5.3 Werken in (besloten) scheepsruimten
Risico: VOS, epoxy, lassen, werken op hoogte
Werkplekhandelingen:
Type maatregel: Algemeen
Risico’s
Het werken in (besloten) scheepsruimten brengt extra gevaren met zich mee zoals:
 Verstikking
Bij onvoldoende verse lucht toevoer kan de zuurstofconcentratie in de werkpleklucht te laag
worden.
 Bedwelming/vergiftiging
Tijdens reinigen, schilderen, lamineren, lijmen, lassen kunnen gevaarlijke stoffen in de lucht
komen. Bij onvoldoende ventilatie kan de concentratie zo hoog oplopen dat werknemers acute
effecten ondervinden zoals irritatie, duizeligheid en mogelijk bewusteloosheid.
 Brand- en explosie
Tijdens reinigen, schilderen, lamineren, lijmen kunnen oplosmiddelen in de lucht verdampen. Bij
onvoldoende ventilatie kan de concentratie plaatselijk zo hoog oplopen dat een vonk de damp
doet ontsteken.
 Stroomdoorgang door het lichaam door werken met elektrische apparatuur.
Arbocatalogus HISWA december 2010
53

Verhoogde kans op struikelen, uitglijden, stoten
Maatregelen
Voordat met de werkzaamheden wordt begonnen moeten risico’s en de beheersmaatregelen
bepaald worden en allen die bij de werkuitvoering zijn betrokken, worden geïnformeerd.
De volgende items moeten bepaald worden:
1. Gevaren van werkzaamheden en omgeving zoals: de toegankelijkheid van de ruimte,
elektrocutie, het vrijkomen van schadelijke stoffen en inzicht in de weersomstandigheden (wind,
regen, ijzel).
2. Noodzaak tot onderzoek van de atmosfeer in de ruimte zoals het meten van het
zuurstofpercentage (18-21%) of brandbare gassen LEL (<10% van de LEL).
3. Beheersmaatregelen zoals bijvoorbeeld:
- Ventileren (geforceerd): om voldoende zuurstof te garanderen en de schadelijke dampen
zoals VOS (oplosmiddelen), lasrook en ozon af te voeren.
- Scheiden van verschillende soorten werkzaamheden in de tijd zoals bijvoorbeeld niet lassen
naast werkzaamheden met oplosmiddelen.
- Elektrische gevaren: Eventueel worden extra veiligheidsmaatregelen genomen. Zoals
toepassen veilige spanningen 50 V wisselstroom of 120 V gelijkstroom. Een alternatief is een
is een scheidingstrafo waarop maximaal 1 aansluiting voor 220 V handgereedschap wordt
gebruikt.
- Bij elektrisch laswerkzaamheden bij reparaties wordt gelijkstroom uit een lasgelijkrichter of
wisselstroom uit een transformator met een spanningverlagend relais gebruikt, zodat altijd
met een veilige spanning wordt gewerkt.
- Toezicht: Er is een toezichthouder aangesteld, die verantwoordelijk is voor het treffen van
alle noodzakelijke maatregelen en die zo nodig onmiddellijk hulp kan bieden of mobiliseren.
- Bij de toegang tot de ruimte is een werknemer aanwezig die voortdurend contact
onderhoudt met de zich in de ruimte bevindende personen en eventueel met een
opdrachtgever/toezichthouder die niet op de werkplek aanwezig hoeft te zijn.
- Persoonlijke beschermingsmiddelen; ademhalingsbescherming bijvoorkeur onafhankelijke
ademhalingsbescherming.
- Communicatiemiddelen, -afspraken
- Extra verlichting
- Alarmeringssystemen
- Noodprocedure: bedrijfshulpverlening, brandbestrijdingsmiddelen en reddingsmiddelen: op
de situatie toegesneden hulpmiddelen voor de redding van een persoon uit de ruimte
moeten beschikbaar zijn, zoals een tripotlier of lijflijnen.
- Betreden voorkomen: de toegang tot de ruimten met gevaar afzetten met afzetlint en
markeren.
Figuur: werken in nauwe scheepsruimten brengt diverse risico’s met zich mee
Arbocatalogus HISWA december 2010
54
Figuur: Persoonlijke adembeschermingsmiddel:
compact halfgelaatsmasker met externe
luchttoevoer
Figuur: Persoonlijke adembeschermingsmiddel:
compact halfgelaatsmasker met externe
luchttoevoer
Specifieke informatie


Arbobesluit Artikel 3.5g Gevaar voor verstikking, bedwelming, vergiftiging of brand
Arboinformatieblad no. 5 Veilig werken in besloten ruimten, SdU (niet gratis)
5.4 Hygiëne
Risico: VOS, epoxy, lassen, werken op hoogte
Werkplekhandelingen:
Type maatregel: Algemeen
1. Duidelijke afspraken over reinigen van pauzeruimten en kleedruimten.
2. Opbergen van werkkleding en schone kleding in twee gescheiden kledingkastjes.
3. Voldoende voorraad schone werkkleding, inclusief reservekleding beschikbaar.
4. Instructies voor werknemers:
a. Gebruik, onderhoud en bewaar persoonlijke beschermingsmiddelen in overeenstemming
met de instructies.
b. Sterk verontreinigde werkkleding wisselen.
c. Draag geen (sterk) verontreinigde werkkleding in de pauzeruimte.
d. Niet roken, eten en drinken tijdens het werk.
e. Bewaar geen voedingsmiddelen op de werkplek.
f. Laat elk wondje goed verzorgen.
g. Wassen / douchen na het werk
h. Handreiniging
 Handen wassen voor toiletbezoek, eten, drinken,roken na werkzaamheden
 Voorkom vaak handen wassen met een agressieve zeep, schuurmiddel of oplosmiddelen.
Dit zal de huid beschadigen.
i. Handverzorging
 Gebruik een verzorgende handcrème zowel vóór als ná het werk en na reiniging van de
handen. Handcrème zorgt dat de huid makkelijker te reinigen is.
 Gebruik een handcrème met zo min mogelijk toevoeging zoals parfums.
 Let op een handcrème is geen vervanging van handschoenen. Zogenaamde barrière
crèmes beschermen NIET tegen epoxy’s.
Arbocatalogus HISWA december 2010
55
5.5 Afrusten schip
Risico: werken op hoogte
Werkplekhandelingen:
Type maatregel: Algemeen
Doelmatige maatregelen ter voorkomen van vallen en beknellen tussen wal en schip bij onverwachte
bewegingen van het schip, zoals:
- Het afrusten van een statietrap of loopbrug tegen het schip moet zodanig zijn geborgd dat
het hulpmiddel niet ongewild kan verschuiven en er moet rekening gehouden worden met
onverwachte bewegingen van het schip.
- Het inrichten van een veilige werkvloer met een stabiele ondergrond
- Gebruikt u mobiele hulpmiddelen met werkbordes, stel deze dan op de wal zo dicht mogelijk
op bij de scheepsromp. Een vrije ruimte tussen de scheepswand en het werkbordes van
maximaal 30 centimeter moet hierbij worden gehanteerd om onverwachte bewegingen van
het schip te kunnen opvangen.
- Leg het schip voldoende vast met meerlijnen en borg het zoveel mogelijk tegen onverwachte
beweging (bijvoorbeeld met extra landvasten).
- Plaatsen van voldoende stootmiddelen zoals fenders,afstootblokken, banden, stootwillen.
5.6 Weersomstandigheden
Risico: werken op hoogte
Werkplekhandelingen:
Type maatregel: Algemeen
Risico
De weersomstandigheden hebben grote invloed op risico van vallen en uitglijden.
Regen, sneeuw en ijzel zorgen voor natte of opgevroren looppaden en/of werkoppervlakken en bij
sneeuwval is een vrij looppad niet altijd direct zichtbaar.
Wanneer de werkvlakken zijn afgedekt door sneeuw kan niet gecontroleerd worden op gebreken in
de valbescherming/bevestiging.
Maatregelen
 Bij vorstverwachting preventief strooien op horizontale vlakken, ook op steigers en andere
bordessen.
 Bij sneeuwval en opgevroren vlakken eerst sneeuwruimen en ijsvrij maken voordat de
werkzaamheden aanvangen.
 Bij onweer worden gedurende de tijd dat men nabij de onweersbui is de activiteiten buiten
gestaakt.
 Bij windkracht boven de BF 6 is het niet toegestaan met hoogwerkers buiten te werken of te
hijsen of te werken op hoogten direct aan de wind blootgesteld.
Achtergrondinformatie
arbobesluit 7.18a
Arbocatalogus HISWA december 2010
56
Download