MARITIEM-HISTORISCHE BETREKKINGEN TUSSEN NEDERLAND EN PORTUGAL MET SPECIALE AANDACHT VOOR LISSABON GESCHIEDENIS ALGEMEEN Vroege contacten met het Iberisch Schiereiland De eerste maritieme contacten tussen de Lage Landen en het Iberisch Schiereiland dateren uit de Romeinse tijd. Zowel over de Atlantische Oceaan als over de Rhône en andere rivieren werden wijn, olijven, rozijnen en olie vanuit deze regio naar de Nederlanden vervoerd. In de elfde en twaalfde eeuw namen Nederlanders deel aan kruisvaarttochten naar Portugal om de ‘ongelovige' Mohammedanen (op het Iberisch Schiereiland ook wel muzelmannen, Moren of Saracenen genoemd) te bestrijden. Zo viel in de jaren veertig van de twaalfde eeuw een kruisvaardersvloot, bemand met Vlamingen, Friezen, Engelsen en Schotten, de Portugese havenstad Port a Port (later Porto of Oporto genoemd) binnen. De Portugese koning Alfonso Henriques riep deze vloot te hulp in zijn strijd tegen de Saracenen te Lissabon. In ruil voor handelsprivileges in Portugese havens waren de kruisvaarders bereid Lissabon te belegeren. Op 24 oktober 1147 viel Lissabon in handen van de christenen. Daarna werd de stad nog verscheidene malen aangedaan door Friese kruisvaarders op weg naar Palestina, zoals in 1189, 1217 en 1227. Bij die gelegenheden verschenen zij met tientallen schepen tegelijk aan de monding van de Taag. Handelsrelatie met Portugal in de vijftiende en zestiende eeuw De handel tussen het Iberisch Schiereiland en Noordwest-Europa werd omstreeks 1300 beheerst door Venetianen en Genuezen. Korte tijd later namen ook Engelsen en Bretons deel aan deze vaart. Noord-Nederlandse handelaren en schippers vertoonden zich pas vanaf het einde der Middeleeuwen (ca. 1450) in Portugese havens. Zout, dat voorheen uit Frankrijk werd geïmporteerd, was het belangrijkste product. De zoutlagunen waren gelegen in de buurt van Sint-Ubes (Setubal). Het Portugese zout was van een betere kwaliteit dan het Franse en werd hoofdzakelijk gebruikt voor de conservering van haring. In de Lage Landen was gepekelde haring één van de belangrijkste exportproducten. In die dagen was haring het volksvoedsel bij uitstek in West- en Noord-Europa. Naast zout leverde Portugal kurk, olie, suiker, wijn en cochenille (schildluis waarvan scharlaken verf wordt gemaakt) aan de Lage Landen. Ook voor exotische producten, zoals specerijen, was de Nederlandse markt afhankelijk van het Iberisch Schiereiland. De aanvoer van specerijen uit Azië naar Europa was immers in de zestiende eeuw nog een Portugese aangelegenheid. De Portugezen brachten de waren naar Lissabon en van daaruit werd Europa bevoorraad. De handel met het Iberisch Schiereiland werd vanaf 1568 bemoeilijkt door de Opstand (1568-1648) van de Noordelijke Nederlanden tegen het Spaanse gezag. Deze strijd onder leiding van Willem van Oranje resulteerde uiteindelijk in een afscheiding van het Spaanse Rijk en het ontstaan van de Republiek der Zeven Verenigde Provinciën. Ondanks de oorlog bleef de Nederlandse vaart op het Iberisch Schiereiland bestaan. Wel werden regelmatig Nederlandse koopvaardijschepen in Portugese havens in beslag genomen. Desalniettemin was deze ‘handel op de vijand' financieel zeer aantrekkelijk. Nadat koning Philips II van Spanje in 1580 ook Portugal in bezit had gekregen, werd het voor de Nederlanders steeds lastiger Aziatische producten te verkrijgen. Door de afnemende en onregelmatige aanvoer van specerijen stegen de prijzen. Hierdoor werd het voor de Nederlanders lucratief om zelf de gewilde goederen in Azië te gaan halen. De Portugezen hadden de scheepvaartroute op Azië steeds geheim gehouden. Zij konden echter niet verhinderen dat buitenlanders die in Portugese dienst op het Verre Oosten hadden gevaren, hun reiservaringen in druk lieten verschijnen. Dankzij de optekeningen van zeelieden als Dirck Gerritszoon ‘China' en Jan Huygen van Linschoten beschikte men in Nederland over voldoende informatie om uit te varen naar Azië. Vanaf 1598 vertrokken vanuit Nederland tientallen schepen van zogeheten ‘voorcompagnieën'. De onderlinge rivaliteit van deze voorcompagnieën was hevig en leidde tot een forse prijsdaling van specerijen op de Europese markt. Om aan de moordende concurrentie tussen vooral Zeeuwen en Amsterdammers een einde te maken, probeerde de Nederlandse overheid de kooplieden te bewegen tot samenwerking. De bemiddelingspogingen leidden in 1602 tot de oprichting van de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC), waarin alle gevestigde of in oprichting zijnde voorcompagnieën samen gingen. Voor de aanvoer van Aziatische producten waren de Nederlanders voortaan niet meer aangewezen op de Portugezen. Toch bleven Nederlandse schippers een vertrouwd beeld in de Portugese havens. Zij importeerden scheepstimmerhout en graan, en exporteerden edelmetaal en wol. Daarnaast werd de zogenaamde Straatvaart, dat wil zeggen de handelsvaart via de Straat van Gibraltar op het Middellandse-Zeegebied, steeds belangrijker. Omstreeks 1610 voeren jaarlijks tweehonderd schepen vanuit de Republiek naar de Middellandse Zee en het Iberisch Schiereiland. Van de Portugese havensteden werd Lissabon het meest bezocht. Een illustratie daarvan is te vinden in het Maritiem Museum Rotterdam. Op een anoniem schilderij uit de eerste helft van de zeventiende eeuw staat de haven van Lissabon afgebeeld met diverse Nederlandse schepen op de rede. LISSABON Oorsprong en status De ontstaansgeschiedenis van Lissabon (in het Portugees Lisboa) gaat terug tot voor de Christelijke jaartelling. Reeds de Feniciërs hadden ter plaatse van Lissabon een nederzetting. In de Romeinse tijd heette de plaats Felicitas Julia en was het een municipium, dat wil zeggen een stad waarvan de inwoners het Romeinse burgerrecht bezaten. Gedurende de Middeleeuwen maakten de Arabieren zich meester van de stad en noemden haar Lisjboena. Dankzij de eerder genoemde kruistocht van 1147 waar inwoners van de Lage Landen aan deelnamen, werd Lissabon bevrijd van de Mohammedanen en overgedragen aan de Portugese koning Alfonso I. In 1260 verhief Alfonso III Lissabon tot hoofdstad van het koninkrijk Portugal. Nadat vanaf het einde van de Middeleeuwen ontdekkingsreizigers vanuit Portugal grote delen van de Nieuwe Wereld in kaart brachten, nam de betekenis van Lissabon als handelsen cultureel centrum in hoog tempo toe. Door een aardbeving werd in 1755 echter een groot gedeelte van de stad verwoest. De gehele oude binnenstad die in de Moorse tijd was gebouwd, ging daarbij verloren. Onder leiding van markies De Pombal werd het centrum van Lissabon in korte tijd weer herbouwd. In de negentiende en twintigste eeuw groeide de stad verder uit, kleinere aardbevingen en enige grote branden ten spijt. Het stadsfront aan de Taag is inmiddels enige tientallen kilometers lang. Lissabon bestaat echter nog steeds voor een groot deel uit een labyrint van nauwe bochtige straten. Dit stratenpatroon stamt uit de Moorse tijd. Een kolossaal gedenkteken voor de Portugese ontdekkingsreizen op de rechteroever van de Taag verwijst naar het imposante maritieme verleden van Portugal in het algemeen en Lissabon in het bijzonder. De aangewezen plaats voor de Portugese scheepvaartgeschiedenis is het maritiem museum te Lissabon. Het is ondergebracht in een oud klooster dat op korte afstand van de Taag ligt. Een van de pronkstukken van dit museum is een grote mediterrane roeigalei. Deze vertoont veel gelijkenis met het oudste bewaard gebleven vaartuig van de Nederlandse Koninklijke Marine, de in het Nederlands Scheepvaartmuseum te Amsterdam tentoongestelde koningsloep uit 1818. Handelscentrum van een wereldrijk Het op dertien kilometer van Taagmonding gelegen Lissabon ontwikkelde zich vanaf het einde der Middeleeuwen tot een zeer belangrijke havenstad. Hier vandaan vertrokken verscheidene ontdekkingsreizigers. In 1415 werd de Noord-Afrikaanse havenplaats Ceuta veroverd, in 1488 verkende Bartolomeas Dias de zuidpunt van Afrika en tien jaar later bereikte Vasco da Gama als eerste de kust van India. Portugal verwierf in relatief korte tijd een enorm gebied. Overal werden nederzettingen gesticht, van de Afrikaanse westkust tot aan Amerika en het Verre Oosten. Ook tijdens de zestiende eeuw bleef Portugal een toonaangevende maritieme mogendheid. De handelsproducten van het immense Portugese wereldrijk werden veelal verscheept naar Lissabon. Zo werd deze stad het centrum van de specerijenmarkt en was het vooral daardoor belangrijk voor de Nederlandse handelsvaart. Een groot deel van de koloniale Portugese waren werd door Nederlandse vrachtvaarders vanuit Lissabon verder gedistribueerd over Europa. Door het optreden van de Nederlanders in de Indische Archipel was de rol van Lissabon als specerijmarkt echter uitgespeeld. Toch bleef Lissabon voor de Nederlanders ook na de oprichting van de VOC een belangrijke havenstad. De samenvoeging van het Portugese en Spaanse Rijk in 1580 bemoeilijkte de vaart op Lissabon. Eigenlijk was de aanwezigheid van Nederlandse rebellen in Spaanse en Portugese havens onaanvaardbaar. Van tijd tot tijd werden Nederlandse schepen door de Spanjaarden opgebracht. De vaart op Portugal, waar Nederlandse schepen meer toeluikend werden toegelaten dan in Spanje, bleef zo redelijk intact. Het in Spaanse handen komen van Antwerpen in 1585 gaf de Noord-Nederlandse vaart op het Iberisch Schiereiland en het Middellandse-Zeegebied zelfs een enorme impuls. Eenzelfde effect had het sluiten van het Twaalfjarig Bestand (1609-1621) tussen de Republiek der Verenigde Nederlanden en Spanje. In 1640 maakte Portugal zich los van Spanje. In het daaropvolgende jaar werd te Lissabon meteen een Nederlands consulaat gevestigd. Nederlandse blokkade van de haven in 1657 In de periode dat Portugal tot het Spaanse rijk behoorde, veroverde de VOC veel Portugees koloniaal gebied in Azië. Kort na 1640 kwamen Portugal en de Republiek met elkaar in conflict over het bezit van Brazilië. In 1648 heroverde Portugal Nederlands grondgebied in Brazilië en Afrika. Nederland eiste een gedeeltelijke restitutie van Portugal en zond een vloot onder leiding van luitenant-admiraal jonkheer Jacob Wassenaar van Obdam (1610-1665) naar Lissabon om de eis kracht bij te zetten. De Portugese koning legde het ultimatum naast zich neer. Hierop verklaarde Nederland in 1657 Portugal de oorlog. De haven van Lissabon werd door Wassenaar van Obdam enkele maanden geblokkeerd. Het daaropvolgende jaar vertrok wederom een Nederlands eskader naar Portugal. Vanuit Cadiz werden de schepen bevoorraad. Het eskader hoefde echter niet in actie te komen. Alleen al de aanwezigheid van de Nederlandse vloot had een positief effect op de vredesbesprekingen tussen beide landen. Bij de vrede van 1661 verkregen de Nederlanders enige handelsprivileges. De WestIndische Compagnie (WIC, opgericht in 1621) moest echter afstand doen van haar aanspraken op Brazilië. De Nederlandse handelsvaart op Lissabon Portugal importeerde uit Brazilië vooral suiker en edelmetaal en verscheepte deze produkten naar Oporto en Lissabon. De Nederlanders haalden deze Braziliaanse waren daar op. Toch bleef de vaart op Portugal tijdens de zeventiende en achttiende eeuw hoofdzakelijk een uitwisseling van zout tegen granen of hout. Jaarlijks waren er nog altijd tussen de veertig en honderd Nederlandse schepen met deze handel gemoeid. Nederlandse schippers hielden de verbinding tussen patria en Portugal in eigen handen. Wel gingen er steeds meer Nederlandse schepen direct van de Oostzee naar Portugal. In de periode 1771-1780 waren dit ongeveer dertig koopvaarders per jaar. Over het geheel genomen had de vaart op Nederland in de negentiende eeuw weinig betekenis voor Portugal. Van de 1725 schepen die in 1835 Lissabon aandeden, kwamen er slechts 64 uit Nederland. Een belangrijke reden voor de sterke teruggang in de vaart op de Portugese steden Lissabon en Setubal was de verlaging in Nederland van de belasting op het Engelse klipzout. Van oudsher was dit zout zwaar belast. Nadat de Engelsen Napoleon hadden verslagen en samen met de Russen Nederland hadden bevrijd, werd om politieke redenen in 1814 overgegaan tot een drastische verlaging van de belasting op het Engelse zout. Dit had zeer nadelige gevolgen voor de Nederlandse koopvaardij. Tot dusver was het Iberische zout een van de belangrijkste vrachtproducten voor de Nederlandse schipper geweest. Na 1814 nam deze geen retourvracht meer uit Zuid-Europa mee; het goedkope Engelse klipzout, aangevoerd door Engelse schepen, overstroomde de Nederlandse markt. Ook schepen vanuit Nederland die voorheen teruggrepen op zout uit Lissabon of Setubal indien zij geen lading hadden kunnen vinden, bleven weg. Nederlandse zeeofficieren in Portugese wateren Na de Spaanse Successieoorlog (1702-1713) brak een periode aan waarin de Nederlandse zeemacht weinig emplooi bood. Vele kapiteins en andere officieren gingen over naar de VOC en WIC of traden in dienst van een vreemde mogendheid. Zo vertrokken in 1717 vier verdienstelijke kapiteins naar Portugal. De vier linieschepen waarmee ze naar Portugal zeilden waren kort daarvoor door de Portugese koning in Nederland gekocht. Adriaan Boreel (1674-1723) was een van de Nederlandse zeeofficieren die in 1717 hun geluk in Portugal zochten. Na drie jaar werd hij daar bevorderd tot schout-bij-nacht. Boreel overleed in 1723 te Portugal. Zijn collega, kapitein-ter-zee Willem 't Hooft (1674-1755) keerde in 1725 wel terug naar Nederland en vervolgde hier zijn marineloopbaan. Deze Portugalganger bracht het in Nederlandse dienst tot vice-admiraal en daarna zelfs tot luitenant-admiraal. Bovengenoemde Nederlandse zeeofficieren moeten Lissabon goed gekend hebben, want het was van oudsher de belangrijkste marinebasis van Portugal. Ook nadat het in vreemde krijgsdienst overgaan niet meer voorkwam, bleven Nederlandse zeeofficieren een vertrouwd beeld in Lissabon. In de negentiende en twintigste eeuw vormde de hoofdstad van Portugal regelmatig het decor voor Nederlands vlagvertoon. Lissabon is in dat opzicht geen uitzondering. Ook minder bekende Portugese havensteden worden tegenwoordig veelvuldig bezocht door Nederlandse marineschepen zoals in 2002 nog het geval was met het mijnenbestrijdingsvaartuig Hr.Ms. Scheveningen en het Landing Platform Dock Hr.Ms. Rotterdam.