Jenny Boumans Naar het hart van empowerment Deel 2 Over de vraag wat werkt Colofon Opdrachtgever: Movisie, programma Effectiviteit Auteur: Jenny Boumans, Msc (Trimbos-instituut) Projectleiding: dr. Hans Kroon (Trimbos-instituut) Begeleidingscommissie: ir. Cora Brink, dr. Doortje Kal, dr. Jurriaan Omlo, drs. Marianne van Bakel, Max Huber, Msc, drs. Peter Rensen Met medewerking van: drs. Anne-Marije Rijkaart (Trimbos-instituut), Angita Peterse (Trimbos-instituut), Marja van Middelaar (Movisie), drs. Trix van Loosbroek Eindredactie: Ethiscript Vormgeving: Ontwerpburo Suggestie & Illusie Druk: Libertas Fotografie: Károly Effenberger ISBN: 978-90-8869-118-8 Bestellen: www.movisie.nl © 2015 Trimbos-instituut / Movisie Deze publicatie is tot stand gekomen dankzij financiering van het ministerie van VWS. Naar het hart van empowerment Deel 2 Over de vraag wat werkt Inzicht in sociale interventies De sociale sector heeft als doel een positieve bijdrage te leveren aan de maatschappij. Daar besteedt men veel tijd aan. Maar wat levert het nu eigenlijk op? En hoe kom je daar achter? Het onderzoeksprogramma ‘Inzicht in sociale interventies’ van Movisie levert een bijdrage aan de beantwoording van deze vragen. In de afgelopen vijf jaar heeft Movisie universiteiten, hogescholen en andere kennisinstituten uitgenodigd om het werk in de sociale sector te evalueren; bij voorkeur met veelbelovende maar minder vaak toegepaste vormen van evaluatie. Het doel van de onderzoeken is tweeledig. Enerzijds vergroten ze de kennis over wat werkt. Anderzijds bieden ze inzicht in hoe bruikbare kennis over effectiviteit kan worden verzameld. Wat zijn de voor- en nadelen van specifieke vormen van evaluatie. Daarbij is nadrukkelijk ook aandacht voor vormen van kwalitatief evaluatieonderzoek. Deze publicatie is het resultaat van het negentiende onderzoek in de reeks Inzicht in sociale interventies. Het is het vervolg op een eerdere publicatie in de reeks: Naar het hart van empowerment. Een onderzoek naar de grondslagen van empowerment van kwetsbare groepen. Deze publicatie – eveneens van de hand van Jenny Boumans – verscheen in 2012 en kan worden besteld of gedownload via www.movisie.nl. De kennis die is opgedaan in het onderzoeksprogramma is deels terug te vinden in de overzichtsbundel Weten wat werkt. Passend evaluatieonderzoek in het sociale domein, onder redactie van Jurriaan Omlo, Martijn Bool en Peter Rensen en uitgegeven door SWP en Movisie in 2013. In de mede door Movisie geïnstigeerde publicatie Kwalitatief evalueren in het sociale domein. Mogelijkheden en beperkingen (Boom Lemma Uitgevers, 2014) gaat Vasco Lub nader in op voor- en nadelen van kwalitatief evaluatieonderzoek. Inhoudsopgave Voorwoord6 Samenvatting8 1 Het onderzoek 12 1.1 Doelstellingen en vraagstellingen 12 1.2Methoden 14 1.3Leeswijzer 18 2 Het concept empowerment 19 2.1 Empowerment spreekt aan 19 2.2 Kracht én macht 19 2.3 Kernprincipes empowermentondersteuning 22 3 Empowerment in de praktijk 26 3.1 Resultaten thematische analyse 26 3.2 Voorzet inhoudsanalyses 27 4 Persoonlijke strategieën en betekenisgeving 29 4.1 Veerkracht en herstel 29 4.2 Omgaan met tegenslagen en beperkingen 30 4.2.1 Zelfzorg-strategieën 31 4.2.2 Betekenis geven 4.3 Naar een nieuwe (narratieve) identiteit 31 33 4.4 De kracht van ervaringsverhalen 34 4.5 De rol van naastbetrokkenen 37 4.6 Samengevat 39 Naar het hart van empowerment 3 *** 5Co-learning 41 5.1.1 Peer support van mensen met een verslaving 41 5.1.2 Peer support van mensen met een chronische aandoening 43 5.1.3 Peer support van mensen met een psychiatrische kwetsbaarheid 45 5.2 Collectief herstel 47 5.2.1 Herstelgemeenschappen 47 5.2.2 Herstelcentra 48 5.2.3 Cliëntgestuurde organisaties 49 5.3 Sociale beweging 51 5.3.1 Collectieve actie middels belangenbehartiging 51 5.3.2 Illustratie: Een korte geschiedenis van de cliënten- en patiëntenbeweging 5.3.3 Is collectieve actie effectief? 5.4Samengevat 6 *** 41 5.1 Simpel principe, veel bewijs Professionele ondersteuning van empowerment 52 54 56 58 6.1 De cliënt als subject van zorg 58 6.1.1 Ondersteuning van veerkracht en regie over het leven 58 6.1.2 Aandacht voor subjectieve ervaring en betekenisgeving 61 6.1.3 De bredere blik: ondersteuning gericht op individu én context 62 6.2 De professional als co-learner 64 6.2.1 Het belang van een goede samenwerkingsrelatie 64 6.2.2 Kenmerken van een goede samenwerkingsrelatie 66 6.2.3 Het begint met aandacht en empathie 67 6.2.4 Samenspraak en dialoog 69 6.2.5 Zelfreflectie door professionals 71 6.2.6 Uitdagingen 71 6.3 Inzetten van ervaringsdeskundigheid 73 6.4 Samengevat 75 4 Naar het hart van empowerment 7 Maatschappelijke facilitering van empowerment 78 7.1 Kantelingen in beleid en organisatie van de zorg 78 7.1.1 Inspraak zorggebruikers 78 7.1.2 De cliënt als consument? 80 7.2 Het faciliteren van participatie en inclusie 81 7.2.1 Kansen op werk 81 7.2.2 Burgerschap, kwartiermaken en anti-stigma 84 7.3 Verbinden van domeinen zorg en welzijn 85 7.4 De rol van onderzoek 88 7.5Samengevat 90 8 Beschouwing van de resultaten 92 8.1 De dialectiek van strijden en loslaten 92 8.2 Subject-subject relaties 93 8.3 Innoveren of terug naar de roots van het mensenwerk? 95 8.4 De huidige transities: kans én gevaar voor empowerment 98 9 Conclusies en reflectie op het onderzoek 101 9.1 Conclusies 101 9.2 Opbrengsten van het onderzoek 104 9.3 Beperkingen van het onderzoek 104 Literatuur108 Over de auteur 144 Bijlagen145 Bijlage I: Aantal geïncludeerde artikelen per database 145 Bijlage II: Empowerment-ondersteunende methoden: extra informatie 146 Naar het hart van empowerment 5 *** Voorwoord In 2011/2012 kreeg ik van Movisie de kans om het concept empowerment uitgebreid onder de loep te nemen. Wat is empowerment eigenlijk? Wat houdt dit veelbelovende concept in? Welke betekenissen worden er aan het begrip toegekend, bijvoorbeeld binnen emancipatorische bewegingen, in de politiek, in het beleid en in de praktijk? Deze vragen werden de aanleiding voor een zoektocht door (kritische) theorie, conceptuele verkenningen, literatuur over ‘goede zorg’, beleids- en visiedocumenten. Een zoektocht waarover werd gerapporteerd in Naar het hart van empowerment (Boumans, 2012A). Empowerment kwam naar voren als een concept dat het risico loopt inhoudelijk af te vlakken en oneigenlijk te worden ingezet. In wezen toonde het zich echter als een inspirerend totaalconcept dat richting kan bieden aan de huidige ontwikkelingen binnen zorg en welzijn. Niet omdat het een kant-en-klaar recept geeft om mensen ´zelfredzaam´ te krijgen maar juist omdat het inzicht biedt in de wrijvingen, tegenstrijdigheden, spanningen en dilemma’s die horen bij de processen van mensen in kwetsbare posities en bij het ondersteunen daarvan door professionals. Het rapport eindigde met de formulering van een reeks empowermentprincipes om de dialoog over empowerment in de praktijk verder te brengen. Voor u ligt een vervolgonderzoek waar ik dankzij een tweede subsidie van Movisie aan kon werken. Waar het eerste onderzoek conceptueel-theoretisch van aard was, gaat de tweede studie verder in op ‘empowerment in de praktijk’. Wat is er in de onderzoeksliteratuur bekend over de inspanningen, activiteiten, praktijken en methoden die empowermentprocessen van mensen met fysieke, psychische en/ of sociale gezondheidsproblemen vooruit kunnen brengen? Welke actoren spelen hierbij een rol? In deze studie is gepoogd empowerment verder uit te werken en meer concrete handvatten te bieden. We maken een reis door beschikbare inzichten uit diverse vormen van wetenschappelijk en praktijkgericht onderzoek en uit ervaringsverhalen. Het was een hele uitdaging om dit omvangrijke thema te beschrijven. Ik ben blij met het resultaat. Ik hoop dat het werk kan dienen als onderbouwing en legitimering van de vele bestaande en zich ontwikkelende initiatieven op het gebied van empowerment. Dan gaat het bijvoorbeeld om de toenemende aandacht voor relatiegerichte zorg, de kracht van narratieven, belangenbehartiging, zelfzorg en herstel-initiatieven, kwartiermaken, lotgenotencontact en cliëntsturing. Daarnaast hoop ik domeinen waarin empowerment nog nauwelijks in beeld is, te interesseren voor de mogelijkheden en kansen die er liggen op dit gebied. *** 6 Naar het hart van empowerment De begeleidingscommissie, bestaande uit Cora Brink, Doortje Kal, Jurriaan Omlo, Marianne van Bakel, Max Huber, Peter Rensen en projectleider Hans Kroon, ben ik dankbaar voor hun commentaren op conceptversies en in de discussiebijeenkomsten. Ik dank Anne-Marije Rijkaart, die een zeer belangrijke rol heeft gespeeld in het begin van het onderzoeksproces: het selecteren van de literatuur. Trix van Loosbroek dank ik voor de vele discussies over empowerment en haar steun en advies. En tot slot dank ik Angita Peterse en Marja van Middelaar voor hun hulp bij de searches in wetenschappelijke databases. Jenny Boumans, mei 2015 Naar het hart van empowerment 7 *** Samenvatting Concept Het is verleidelijk om het concept empowerment te reduceren tot individuele noties als regie, kracht of zelfredzaamheid. Toch gaat het om meer. Empowerment is het proces van toenemende kracht én toenemende macht. Het is de dubbele strijd om meer greep te krijgen op persoonlijke beperkingen en kwetsbaarheden alsook op de maatschappelijke omstandigheden die handelingsmogelijkheden inperken. Het omvat de zoektocht naar ruimte om meer subject te zijn, aan het roer te kunnen staan van het eigen leven. Een zinvol bestaan op te bouwen, zich uitend in alle levensgebieden zoals wonen, werken, sociale relaties, zingeving en zorg. Oók wanneer men een ondersteuningsbehoefte heeft en houdt. Empowerment is in de kern dus een kritisch concept; een concept dat bovendien in belangrijke mate richtinggevend kan zijn in het huidige veranderende zorglandschap, zo bleek uit het eerste deel van Naar het hart van empowerment (Boumans, 2012A). Methode In deze vervolgstudie stond de vraag centraal hoe empowerment van mensen met fysieke, psychische en/of sociale gezondheidsproblemen in de praktijk werkt en welke acties, activiteiten, praktijken en methoden hun empowermentprocessen kunnen ondersteunen. Door middel van een uitgebreide theoretisch-samenhangende literatuurstudie zijn artikelen over kwalitatief en kwantitatief onderzoek verzameld. Deze artikelen zijn onderworpen aan een thematische analyse en verschillende inhoudsanalyses met als doel bij te dragen aan de body of knowledge over empowerment en een samenhangend overzicht van kennis en inzichten te genereren. Een overzicht dat cliënten, professionals, organisaties en onderzoekers helpt om empowerment in de praktijk van de grond te krijgen. Thematische analyse De analyses laten zien dat empowerment vraagt om inzet en inspanningen van verschillende actoren: van mensen zelf, van mensen samen, van professionals én van de bredere samenleving. Zo ontstaan er vier categorieën van empowerment waarvan verwacht kan worden dat ze, juist in samenhang met elkaar, het meeste effect zullen genereren. *** 8 Naar het hart van empowerment Inhoudsanalyses Wat kunnen mensen zelf doen? Eigen strategieën en betekenisgeving Onderzoek laat zien dat empowerment in de eerste plaats ontstaat door inspanningen van mensen zelf. Door actief aan de slag te gaan, kunnen mensen de veerkracht die zij bezitten, aanboren. Zij kunnen in dialoog met zichzelf en hun naasten unieke strategieën ontwikkelen voor het omgaan met beperkingen en tegenslagen. Enerzijds gaat het daarbij om praktische strategieën die mensen in staat stellen meer regie te ervaren. Anderzijds gaat het om meer existentiële strategieën, waarbij men op zichzelf reflecteert en opnieuw betekenis leert geven aan tegenslagen en beperkingen. Vanuit deze strategieën zetten mensen stappen in de richting van functioneel herstel op het gebied van werk, educatie, stabiel wonen en betekenisvolle relaties. Gebruik maken van de kracht van ervaringsverhalen kan een manier zijn om deze persoonlijke empowermentprocessen te ondersteunen. Ook het benutten van de kennis en kracht van het eigen sociale netwerk lijkt een belangrijke manier om deze processen vooruit te brengen. Steun en inspanningen van belangrijke naasten spelen bijna altijd een zeer belangrijke rol bij empowerment. Wat kunnen mensen samen doen? Co-learning De tweede vorm van empowerment waarop het onderzoek wijst, zijn de initiatieven, activiteiten en praktijken van samenwerkende lotgenoten of peers. Het gaat daarbij om peer support programma’s, peer communities, cliëntgestuurde initiatieven en sociale bewegingen. Het onderzoek laat zien dat het samen reflecteren en samen werken door gelijkwaardige subjecten een krachtig middel kan vormen voor empowerment omdat het allerlei individuele en collectieve effecten teweeg kan brengen. Het heeft de potentie om wederkerige steun te bewerkstelligen, individueel en collectief herstel te stimuleren en zelfs om kantelingen in de manier waarop zorg wordt georganiseerd mogelijk te maken. Wat kunnen professionals doen? Professionele ondersteuning Professionals kunnen een belangrijke rol spelen in het ondersteunen van empowermentprocessen van individuen en groepen. Onderzoek laat zien dat in plaats van een situatie waarin een cliënt of patiënt object is van handelingen van de professional, deze zoveel mogelijk subject van zorg zou moeten zijn. Het proces van cliënten staat centraal. Dat betekent ten eerste dat de ondersteuning zich hoofdzakelijk richt op het versterken van veerkracht, regie, eigen strategieën en het uitbreiden van handelingsmogelijkheden op verschillende levensgebieden. Ten tweede gaat er expliciete aandacht uit naar subjectieve ervaringen en betekenisgeving. En ten derde is er sprake van een contextuele kijk. Empowermentondersteuning impliceert dat professionals in staat zijn verder te kijken dan het individu; zij hebben niet alleen een coachende maar ook een sociaal-activerende, haast politieke rol. Om al deze Naar het hart van empowerment 9 *** rollen te kunnen vervullen, is een communicatieve, dialogische manier van werken vereist. Vanuit een zoveel mogelijk gelijkwaardige samenwerkingsrelatie dient de professional aan te sluiten bij de persoon of personen in kwestie en hun leefwereld. Een goede samenwerkingsrelatie wordt gekenmerkt door aandacht, empathie, samenspraak, dialoog en zelfreflectie (ook door de professional op zijn eigen handelen). Onderzoek wijst daarbij ook op het belang van het aanvullen van professionele deskundigheid met ervaringsdeskundigheid binnen een organisatie. Wat kan de samenleving doen? Maatschappelijke facilitering Het onderzoek laat tenslotte zien dat ook beleidsmakers, bestuurders en onderzoekers actoren zijn als het gaat om empowerment. Ook op dit niveau is een dialoog nodig over doelen, middelen en mogelijkheden om empowerment te faciliteren. In concrete zin gaat het dan om het faciliteren van empowerment door middel van beleid, kantelingen in organisatiestructuren en het ontwikkelen en financieren van innovatieve diensten. Ten eerste kunnen empowermentprocessen worden gefaciliteerd door het versterken van de positie van zorggebruikers zodat zij (structureel) invloed kunnen uitoefenen op de zorg die zij ontvangen. Een consumentistische uitwerking van empowermentdoelen lijkt hierbij averechts te werken. Ten tweede is het faciliteren van participatie en inclusie in de bredere samenleving van belang. Het creëren van mogelijkheden voor zinvol werk en participatie in andere activiteiten, vraagt om individuele ondersteuning maar ook om inzet om de inclusiecapaciteit van lokale gemeenschappen te vergroten. Ten derde is de verdere verbinding tussen domeinen van zorg en samenleving een aandachtspunt. Dit blijven nog te vaak gescheiden werelden. Ook onderzoekers kunnen hieraan bijdragen, door kritisch te kijken naar onderzoeksopzetten en meer verbinding na te streven tussen verschillende kennisbronnen. Discussie In alle inspanningen, activiteiten, praktijken en methoden die in de vier deelanalyses beschreven zijn, zijn dezelfde theoretische principes te herkennen: ze zijn procesgericht, communicatief, dialogisch, waardegedreven, integraal en (ervarings)deskundig. Kenmerkend voor alle beschreven aanpakken is bovendien dat ze kritisch staan tegenover ‘de beperking’ als enige insteek en ‘de methodiek’ als het enige antwoord. Theoretisch beschouwd hangen de benaderingen dus sterk samen. Echter, in de praktijk (en in het onderzoek) blijkt dit niet zo te zijn. De verschillende deelaspecten van empowerment corresponderen met totaal verschillende domeinen, ieder met hun eigen paradigma’s. Empowerment ziet zich dus geconfronteerd met verschillende blikrichtingen en hoewel dit een ingewikkeld punt is van empowerment, biedt het ook juist de mogelijkheid waar we met de transities anno 2015 naar zoeken. Het is immers *** 10 Naar het hart van empowerment onvermijdelijk dat domeinen hun ‘comfortzone’ gaan verlaten en toenadering gaan zoeken tot andere domeinen. Juist omdat steeds duidelijker wordt dat empowerment niét terug te brengen is tot zelf doen en zin geven, tot collectieve actie, methoden van zorg, participatie of systeemverandering. Empowerment omvat dit allemaal. Erkenning van die verschillende paradigma’s en op zoek gaan naar verbinding is nodig om een antwoord te kunnen bieden op de (ondersteunings)vragen van de toekomst. Naar het hart van empowerment 11 *** Het onderzoek 1 Ieder mens is subject én object van zijn leven. Ieder mens leeft in het spanningsveld tussen bepalen en bepaald worden. En ieder mens staat voor de uitdaging zijn leven in dat spanningsveld vorm en zin te geven; als individu en als onderdeel van een samenleving. Mensen die beperkingen hebben, bijvoorbeeld in het fysieke, psychische en/of sociale vlak, zien zich echter voor een nog grotere opgave gesteld. Als subject of actor kunnen optreden in je eigen leven is niet vanzelfsprekend wanneer je (chronisch) ziek bent, psychische, psychiatrische, psychosociale of verslavingsproblemen hebt, met een handicap moet leven, geen dak boven je hoofd hebt en maatschappelijk om wat voor reden dan ook niet meetelt. Mensen hebben te maken met allerlei culturele, psychologische en ziekte-gerelateerde systemen die de ruimte om subject te zijn, structureel inperken. Dit rapport gaat over empowerment: de strijd om (toch) subject te worden, aan het roer te kunnen staan van het eigen leven, een zinvol bestaan op te bouwen, zich uitend in alle levensgebieden − wonen, werken, sociale relaties, zingeving en zorg. Oók wanneer men een ondersteuningsbehoefte heeft en zal houden. Dit rapport doet verslag van een onderzoek naar wat er uit literatuur bekend is over het hoe van empowerment en empowermentondersteuning. Het vormt een tweeluik met Naar het hart van empowerment (Boumans, 2012A) waarin een conceptuele analyse van het begrip centraal staat1. Omdat in hoofdstuk 2 een inhoudelijke inleiding volgt, inclusief terugblik op Naar het hart van empowerment, beperk ik mij in dit inleidende hoofdstuk tot het beschrijven van de vraagstellingen (§1.1) en methoden (§1.2) van het uitgevoerde vervolgonderzoek. Hoofdstuk 1 wordt afgesloten met een leeswijzer voor het gehele rapport (§1.3). 1.1 Doelstellingen en vraagstellingen Het doel van dit onderzoek is een samenhangend en domein-overstijgend overzicht van kennis en onderzoek ter beschikking te stellen waar professionals, cliënten en hun vertegenwoordigers, beleidsmakers en onderzoekers mee geholpen zijn in hun pogingen empowerment in de praktijk van de grond te krijgen. De kennis over empowerment is nu nog gefragmenteerd; vele methodieken worden los beschreven maar het blijft vaak onduidelijk hoe deze te plaatsen zijn binnen het empowermentdenken en hoe ze zich verhouden tot andere aanpakken. Ook is het vaak ingewikkeld om erachter te komen of en hoe (goed) de verschillende methodieken 1 Naar het hart van empowerment is te downloaden en te bestellen op www.movisie.nl. *** 12 Naar het hart van empowerment onderzocht zijn. Dit onderzoek hoopt in de behoefte te voorzien om samenhang te creëren en kennis te verbinden, zodat het integrale karakter van empowerment in de praktijk beter uit de verf kan komen. In het onderzoek staat de volgende vraag centraal: Welke inspanningen, activiteiten, praktijken en methoden kunnen empowermentprocessen van mensen met fysieke, psychische en/of sociale gezondheidsproblemen vooruit brengen? Deze vraag wordt geoperationaliseerd in de volgende onderzoeksvragen. 1. Wie zijn de actoren van empowerment? 2. Welke door onderzoek onderbouwde mogelijkheden heeft ieder van deze actoren om empowerment verder te brengen? 3. Hoe hangen verschillende aanpakken met elkaar samen? Empowerment wordt − aan de hand van de eerste studie naar empowerment − gedefinieerd als subjectwording (zie hoofdstuk 2). Deze brede insteek voorkomt semantische en conceptuele verwarring, of het blijven hangen in één paradigma. Empowerment gaat in deze studie niet over een afgebakend concept maar juist over een samenhang van concepten, waaronder emancipatie, herstel, agency, mastery, sociale inclusie en veerkracht. De doelgroepen waarop wordt toegespitst zijn: • mensen met psychische, psychiatrische of psychosociale problemen • mensen met verslavingsproblemen • mensen met (chronische) ziekten of handicaps • dak- en thuislozen. Het onderzoek is relevant in de context van de ontwikkelingen die momenteel gaande zijn binnen zorg en welzijn. Het zorglandschap voor mensen met psychische, fysieke en sociale gezondheidsproblemen gaat in de komende jaren ingrijpend veranderen. Belangrijke ontwikkeling is de verdere overheveling van ondersteuningstaken vanuit de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) naar de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), uitgevoerd door gemeenten (Kromhout et al., 2014). De rationale van de overheid is tot een situatie te komen waarin mensen veel meer in de gelegenheid worden gesteld zelf regie over hun leven te voeren, op zinvolle wijze te participeren in de samenleving, onderdeel te zijn van een sociaal netwerk en de eigen krachten aan te boren en te benutten. Echter, omdat de transitie gepaard gaat met bezuinigingsmaatregelen, valt te verwachten dat dergelijke inhoudelijke doelen onder druk komen te staan. Om het behalen van deze doelen toch mogelijk te maken, is meer kennis nodig over hoe mensen daadwerkelijk Naar het hart van empowerment 13 *** empoweren, hoe anderen daarbij kunnen ondersteunen en welke initiatieven en praktijken eraan kunnen bijdragen. Kortom, vraagstukken over empowerment worden steeds urgenter. Het empowermentconcept biedt vele aanknopingspunten voor het ontwikkelen van nieuwe, creatieve praktijken die in lijn zijn met de beleidsdoelstellingen maar het biedt ook een kader voor kritische reflectie op de huidige transities. Dit onderzoek wil een bijdrage leveren aan de body of knowledge over empowerment van mensen met kwetsbaarheden of beperkingen door kennis uit onderzoek over empowerment te verzamelen en die toegankelijk te maken voor een breed publiek. De kennis over empowermentpraktijken die beschikbaar is, is vooralsnog te versnipperd. Hierdoor is het lastig om concrete stappen te zetten binnen zorg en welzijn om empowerment te faciliteren. 1.2 Methoden Design Het onderzoek is gebaseerd op een systematische literatuursearch in de wetenschappelijke onderzoeksliteratuur, aanvullend literatuuronderzoek en een conceptueeltheoretische reflectie vanuit theorie. Opzet systematisch literatuuronderzoek Er is een dubbele systematische literatuursearch uitgevoerd door twee onderzoekers. De eerste search was gericht op narratieve en kwalitatieve studies, waarin het perspectief en ervaringen van cliënten centraal staat. De tweede search was gericht op kwantitatieve onderzoeksliteratuur, om informatie over effectiviteit naar boven te krijgen. De gedachte achter deze opzet is dat het onderwerp empowerment vraagt om een samenbrengen van verschillende soorten kennisbronnen. Bij vragen rond de onderbouwing van praktijken, bestaat een neiging om kwantitatieve kennisbronnen sterker te waarderen dan kwalitatieve. Vanzelfsprekend kunnen kwantitatieve studies belangrijk materiaal leveren over de werkzaamheid van afgebakende benaderingen en aanpakken. Zouden we echter in het geval van empowerment alleen kwantitatieve metingen van effectiviteit en werkzaamheid betrekken, dan wordt het sterk individu- en contextgebonden karakter van empowerment genegeerd2. Een kern van empowerment is dat de mensen die empoweren in het centrum worden geplaatst van alle handelingen (zie hoofdstuk 2). Dat impliceert dat onderzoek naar empowerment altijd het gesprek met betrokkenen zou moeten omvatten. Principieel wordt de bewijskracht met betrekking tot het empowermentgehalte van 2 *** In Naar het hart van empowerment is dieper ingegaan op de valkuilen van kwantitatief onderzoek in het kader van empowerment. 14 Naar het hart van empowerment een zekere benadering of aanpak daarom in de eerste plaats door dit kwalitatieve element bepaald. Dit principe keert in de rest van het rapport terug. Daarnaast zijn kwantitatieve studies gebruikt om de bewijskracht per onderwerp aan te vullen. Er is daarbij gelet op de manier waarop het kwantitatieve onderzoek is ingestoken. De voorkeur ging uit naar onderzoeken waarbij – door kwalitatief onderzoek onderbouwde – (empowerment- of herstelgerichte) uitkomstmaten zijn gebruikt om effectiviteit te meten en onderzoeken waarin de stem van betrokkenen zo veel mogelijk aan bod kwam. De volgende brede reeks aan zoektermen is gebruikt. Tabel 1: Zoektermen systematische searches in Psychinfo, Medline en Soc-index 1. Zoektermen gerelateerd aan empowerment 2. Zoektermen gerelateerd aan narratieve/kwalitatieve evaluatie 3. Zoektermen gerelateerd aan kwantitatieve evaluatie Empowerment Narrative Program Evaluation / Mental Health Program Evaluation / Self Evaluation / Psychiatric Evaluation / Educational Program Evaluation / Course Evaluation / Treatment Effectiveness Evaluation / Needs Assessment / Clinical Audits Emancipation Storytelling / narration Evidence-based practice / evidence based social work Recovery Experience Outcome / outcome assessment Agency Experiential knowledge / experiential learning Effect Mastery Perspective Efficacy Self-expansion Life review Result Social inclusion / social integration Client attitude Impact Self-determination / Self-actualization / self-efficacy Biography Evaluation / evaluation research Resilience Autobiography Synthesis Liberty Personal narrative Follow-up Naar het hart van empowerment 15 *** In de search naar narratieve/kwalitatieve onderzoeken zijn zoektermen uit rij 1 gecombineerd met zoektermen uit rij 2 (alle termen rij 1 AND alle termen rij 2). In de search naar kwantitatieve onderzoeken zijn zoektermen uit rij 1 gecombineerd met zoektermen uit rij 3 (alle termen rij 1 AND alle termen rij 3). Waar mogelijk zijn MESH/Thesaurus termen gebruikt. Wanneer dit niet mogelijk was, is de betreffende term in de titel gezocht. De systematische searches zijn eerst uitgezet in internationale databases Psychinfo en Medline, later is een search in Soc-index toegevoegd3 . We hebben de volgende filters toegepast: • Alleen publicaties vanaf 2008 geïncludeerd. • Alleen Nederlands- of Engelstalige publicaties. • Publicaties over dierenonderzoek geëxcludeerd. Aanvullende searches De verkregen literatuur is aangevuld met een derde search in drie prominente Nederlandse vakbladen met betrekking tot geestelijke gezondheidszorg (ggz) en rehabilitatie/herstel, omdat op dit gebied veel gepubliceerd is in het Nederlands en deze kennis anders buiten het onderzoek zou vallen. Deze bladen zijn: 1. Maandblad Geestelijke Volksgezondheid; 2. Tijdschrift voor Rehabilitatie; 3. Tijdschrift voor Psychiatrie. Daarbij is gezocht op de woorden ‘empowerment’, ‘eigen kracht’, ‘eigen regie’, ‘herstel’ en ‘zelfmanagement’. Bij deze search zijn alleen publicaties sinds 2002 geïncludeerd. Tot slot is er gaandeweg nog extra literatuur gezocht, door middel van een sneeuwbalsearch, om bepaalde relevante onderwerpen uit de systematische search verder te kunnen verdiepen. In deze search was de inhoud uit de systematische search dus leidend en is er geen limitatie gehanteerd met betrekking tot de tijdspanne. De search omvatte het opzoeken van mogelijk relevante artikelen via de literatuurlijsten van reeds geïncludeerde artikelen. Selectie van literatuur uit de opbrengst In alle searches zijn de kernprincipes van empowerment uit Naar het hart van empowerment (zie §2.3) als houvast gebruikt bij de schifting tussen relevante en nietrelevante hits. De betrokken onderzoekers hebben zichzelf steeds de vraag gesteld 3 In de resultaten uit Soc-index is een steekproefsgewijze quick scan gedaan om te onderzoeken of de search relevant aanvullend materiaal opleverde ten opzichte van Psychinfo en Medline, in het bijzonder op het gebied van collectieve interventies. Dat bleek nauwelijks het geval. *** 16 Naar het hart van empowerment of de empowermentprincipes in een artikel voldoende doorklinken. Bij twijfel is een methode van intersubjectiviteit toegepast. Zo is er een selectie gemaakt van publicaties die in aanmerking kwamen voor inclusie. Deze lijst is daarna gezamenlijk opgeschoond en de abstracts van 2929 relevante artikelen (zie bijlage 1) zijn opgenomen in een database in MAXQDA4 en gelabeld aan de hand van de volgende criteria: 1. Mate van relevantie / congruentie met empowermentprincipes (hoog-midden-laag); 2. Grove indeling doelgroep (psychisch-fysiek-sociaal-niet gedefinieerd); 3. Soort artikel (onderzoek-theorie-verhaal-beleid). Voor dit rapport is uit haalbaarheidsoverwegingen besloten om alleen artikelen die als ‘hoog relevant’ zijn gelabeld, te analyseren. Dat waren uiteindelijk 427 artikelen met een redelijke spreiding over de verschillende doelgroepen. Full teksten zijn waar nodig opgevraagd. Analyse De analyse is gebaseerd op (abstracts & full teksten van) 427 geselecteerde artikelen en kenmerkt zich door een wisselwerking van inductieve en deductieve stappen. Eerst is er een thematische analyse uitgevoerd in MAXQDA. Door systematisch alle abstracts/full teksten van artikelen (kwalitatief en kwantitatief) door te nemen en steeds per onderzoek het centrale onderwerp te coderen, is een lijst van thema’s opgebouwd. Deze lijst is vervolgens door middel van een handmatige ‘mindmapping’ gereduceerd tot een set van vier hoofdcategorieën. Zo ontstond er in MAXQDA per hoofdcategorie een database aan onderzoeksartikelen. De resultaten van de thematische analyse worden in hoofdstuk 3 gepresenteerd. Vervolgens is er per hoofdcategorie een inhoudsanalyse van de bijbehorende studies uitgevoerd. Daarbij is verkend wat de onderzoeken precies te vertellen hebben, welke benaderingen en aanpakken succesvol of beloftevol lijken en hoe de verschillende onderzoeken per categorie samenhangen. Daar zijn vier inhoudelijke hoofdstukken over geschreven (hoofdstuk 4 t/m 7). Kwalitatieve en kwantitatieve onderzoeken over eenzelfde sub-onderwerp zijn daarbij samengebracht. Van een aantal afgebakende methoden zijn bovendien korte overzichtsteksten geschreven5 aan de hand van vier vragen: • Wat is het? • Waar komt het vandaan en binnen welke context wordt het toegepast? • Hoe gaat het in de praktijk? • Is het effectief? Deze teksten zijn in bijlage 2 opgenomen. 4 Software voor kwalitatieve analyse. 5 Hierbij is op enkele plekken gebruik gemaakt van teksten die eerder door Trimbos-onderzoekers zijn geschreven over deze aanpakken. Naar het hart van empowerment 17 *** Daarna is er nog vanuit theorie en methodische literatuur een meer beschouwende conceptueel-theoretische analyse van de onderzoeksresultaten toegepast. Deze analyse is gebruikt om de resultaten van de literatuurstudie in breder perspectief te plaatsen (hoofdstuk 8). In de volgende figuur is het gehele onderzoeksproces van Naar het hart van empowerment en Naar het hart van empowerment Deel II weergegeven. Stap 1 en stap 2 zijn uitgevoerd in het eerste deel, stap 3 t/m 7 in het tweede deel. Figuur 1: Overzicht hele proces Naar het hart en Naar het hart II 1. theorie 6. terugkoppeling 2. formulering empowerment-principes 5. inhoudsanalyses 3. selectie onderzoeksartikelen aan de hand van principes 4. thematische analyse 1.3 Leeswijzer Na deze algemene inleiding volgt in hoofdstuk 2 een inhoudelijke inleiding. We blikken terug op de resultaten van Naar het hart van empowerment, waarin het concept empowerment onder de loep werd gelegd. In hoofdstuk 3 volgen de eerste resultaten van het vervolgonderzoek. De thematische analyse van de geïncludeerde literatuur wijst vier categorieën van empowerment aan, waarin steeds een andere actor centraal staat. In de hoofdstukken 4 t/m 7 worden deze vier categorieën uitgewerkt op basis van inhoudsanalyses van de geïncludeerde artikelen. In hoofdstuk 8 volgen een conclusie en een beschouwing van de resultaten. De belangrijkste resultaten worden hier nogmaals samengevat en in een breder kader geplaatst. In hoofdstuk 9 volgt tot slot een reflectie op de beperkingen en opbrengsten van deze literatuurstudie. *** 18 Naar het hart van empowerment 2 Het concept empowerment In dit hoofdstuk blikken we kort terug op het eerste deel van Naar het hart van empowerment waarin het concept empowerment onder de loep is genomen. Aan de orde komt wat empowerment eigenlijk precies inhoudt. Daarna worden de zes kernprincipes van empowerment binnen zorg en welzijn beschreven. 2.1 Empowerment spreekt aan Empowerment is een populaire term die de laatste jaren breed wordt geïntroduceerd als een raamwerk dat een vruchtbaar kader biedt om moderne zorg en ondersteuning handen en voeten te geven (Driessens & Regenmortel, 2006). Zo doet het begrip haar intrede binnen de (geestelijke) gezondheidszorg, de maatschappelijke opvang en dienstverlening en wordt het gekoppeld aan chronisch zieken, mensen met psychiatrische problemen, dak- en thuislozen, risicojongeren, zorgbehoevende ouderen of mensen in armoede. In de literatuur wordt empowerment beschreven als een gelaagd construct (Jacobs, 2005; Regenmortel, 2009). Dat wil zeggen dat er verschillende facetten en dimensies van empowerment worden onderscheiden zoals het gemeenschapsniveau, het organisatieniveau en het individueel niveau (Zimmerman, 2000). In de praktijk zien auteurs echter dat de inhoud van het concept steeds verder uitholt (Regenmortel, 2009; Page & Czuba, 1999; Chamberlin, 1997). Dit komt onder andere omdat empowerment kampt met definitiekwesties (Chamberlin, 1997; Tengland, 2008; Randolphi, 2000; Aujoulat, d’Hoore & Deccache, 2006; Rissel, 1994; Page & Czuba, 1999; McWhirter, 2001; Jacobs, Braakman & Houweling, 2005). Hierdoor blijft het een vrij ongrijpbaar begrip wat niet gemakkelijk toe te passen is. 2.2 Kracht én macht Om toch meer grip te krijgen op het construct is in Naar het hart van empowerment (Boumans, 2012A) een analyse van hedendaagse en oorspronkelijke betekenissen van het concept empowerment uitgevoerd. In hedendaagse betekenissen van empowerment ligt er een nadruk op kracht. Empowerment wordt dan gedefinieerd als een veranderingsproces van een individu waarbij die zijn eigen kracht ontdekt of herontdekt, ontwikkelt, uitbouwt en effectief leert toepassen (Boevink, 2009). Empowerment is daarmee een positief antwoord op Naar het hart van empowerment 19 *** het denken vanuit ziekte, beperkingen en kwetsbaarheid. Mensen bezitten krachten die gemobiliseerd kunnen worden, is het credo, en door dat te doen wordt iemand in staat gesteld om zelf te beslissen en te handelen (definitie empowerment op www. movisie.nl). Empowerment gaat hierbij dus over hoe individuen het heft in eigen hand kunnen nemen, meer hun eigen kracht kunnen benutten in plaats van zich door hun beperkingen te laten bepalen. Met deze gelijkstelling van empowerment met eigen kracht op individu-niveau komt er in deze definities een nadruk op zelfredzaamheid en onafhankelijkheid van professionals. Empowerment is daarmee een term die past bij het nieuwe adagium van zorg en welzijn, dat gericht is veerkracht, eigen regie en zelfmanagement. Dit adagium is ontstaan vanuit vraagstukken omtrent het kwalitatief goed en betaalbaar houden van de zorg, de transitie naar de Wmo en de ontwikkeling van een participatiesamenleving (Kwekkeboom & Jager-Vreugdenhil, 2009). Binnen de beleidscontext en instellingen is de nadruk op onafhankelijkheid verbonden met de hoop of verwachting dat een verschuiving van professionele zorg naar zelfzorg en zelfredzaamheid kosten kan besparen. Kijken we echter naar de geschiedenis van het begrip empowerment, dan ligt de nadruk niet op kracht maar op macht. De term heeft zijn oorsprong in de burgerrechtenbeweging van de jaren vijftig-zestig (Rappaport, 1981) en de vrouwenbeweging van de jaren zestig van de vorige eeuw (Jacobs, 2001; Verzaal, 2002). Empowerment is in dit kader verbonden met het streven naar emancipatie van sociaal achtergestelde groepen en is in oorsprong dus een collectief en (maatschappij)kritisch begrip. Dit zien we ook terug in definities van empowerment door sociale bewegingen, zoals cliëntenbewegingen en cliëntgestuurde organisaties die hiërarchische verhoudingen tussen cliënten en hulpverleners ter discussie stellen (Regenmortel, 2010; Boumans et al., 2012). Zij wijzen op het belang van aandacht voor individu en maatschappij, ongelijke machtsverhoudingen, voorwaarden voor zinvol maatschappelijk functioneren, leefsituaties van subgroepen in de samenleving en collectieve ervaringskennis. Belangrijke notie bij empowerment als een ‘machtsconcept’ is volgens Freire (1980) dat mensen hun levenssituatie veelal als een noodlot beleven, een gegeven waaraan niets te veranderen is. Hierdoor komen ze niet snel in actie en berusten ze als het ware in hun kwetsbare maatschappelijke positie. Empowerment is in Freires visie een proces van collectieve reflection & action; dat bottom-up ontstaat en leidt tot een kritisch bewustzijn van maatschappelijke ongelijkheden. Het is zowel een gezamenlijke reflectie op dat ‘noodlot-gevoel’ als het daadwerkelijk verleggen van de grenzen in de eigen maatschappelijke situatie. Die grenzen in de eigen situatie bestaan immers niet alleen als subjectieve beleving. Objectieve politieke en maatschappelijke tegenstellingen op een bepaald moment en de plaats in de geschiedenis, bepalen het kader van mogelijkheden. Freire integreert hiermee *** 20 Naar het hart van empowerment subjectieve en objectieve aspecten van kwetsbaarheid. Niet alleen individuele verandering, maar culturele transformatie is wat de empowermentvisie van Freire kenmerkt. Het vraagstuk over empowerment ligt daarmee (in ieder geval in de oorsprong) binnen de theorievorming van de Kritische Schule, een maatschappijkritische filosofische stroming in de eerste helft van de 20e eeuw, die uitgaat van een spanningsveld tussen het individu en de maatschappij. Dit spanningsveld ontstaat door de dialectische verhouding tussen bepalen en bepaald worden; tussen subject en object zijn. Een spanningsveld waar ieder mens mee te maken heeft. Het uitgangspunt is daarbij dat de eigen situatie niet volledig maakbaar is, immers ook wordt bepaald door allerlei maatschappelijke systemen, maar dat er wel degelijk verandering mogelijk is. Het ‘noodlot’ kan overstegen worden. Want juist in de tegenstelling tussen bepalen en bepaald worden, ligt de basis voor verandering en groei, zo stelt Freire. Gezamenlijk kunnen mensen hun maatschappelijke positie ter discussie stellen en de grenzen ervan proberen op te rekken. Empowerment! Met de oorsprong van empowerment in gedachten kan scherp worden gesteld waarin hedendaagse empowermentdefinities soms tekortschieten. In definities waarin empowerment te sterk wordt vereenzelvigd met zelfredzaamheid en eigen kracht, gaat feitelijk het hele machtsverhaal verloren. Maken we juist een verbinding tussen hedendaagse en oorspronkelijke betekenissen, dan ontstaat er een brede, kritische definitie van empowerment waarin het concept begrepen kan worden als een tweezijdig proces van subjectwording; een proces om meer persoonlijke kracht én maatschappelijke macht te verwerven. Hierbij worden individuele én collectieve handelingsmogelijkheden uitgebreid. Theoretisch gezien zouden we dit – in de terminologie van Habermas (Kunneman, 1985) − kunnen benoemen als een vergroting van de leefwereld ten opzichte van de systeemwereld. Empowerment is dan het – vanuit de leefwereld - uitdagen van de grenzen die worden opgelegd door allerlei systemen ‘buiten onze macht’. Denk aan systemen in de maatschappelijke context (ongelijkheid, exclusie, stigmatisering, gebrek aan inspraak, normen van normaliteit, et cetera), maar ook aan systemen in onszelf en in de persoonlijke situatie (gevolgen van ziekte, handicap, beperkende overtuigingen, et cetera). Empowerment vraagt om een dubbele strijd, waarin aan twee kanten grenzen worden verlegd en handelingsmogelijkheden worden uitgebreid. De disempowerende systemen in buiten- en binnenwereld verdwijnen daarbij nooit helemaal maar hun invloed wordt wel kleiner6. 6 De omschrijving van dit belangrijke punt met betrekking tot empowerment is hier vrij beknopt gehouden. Voor meer uitleg en achtergrond verwijs ik de lezer graag naar Naar het hart van empowerment, te downloaden en bestellen op www.movisie.nl. Naar het hart van empowerment 21 *** In deze brede definiëring is empowerment geen toestand of kenmerk van een persoon of groep maar een bewegend concept, een proces, waarbij individuen en groepen die zich in een kwetsbare positie bevinden, pogen zichzelf en hun positie te versterken. Opdat zij een volwaardige plek in de samenleving kunnen innemen, in plaats van een bestaan in de marge. Concreet betekent dit bijvoorbeeld dat empowerment leidt tot meer invloed op leefgebieden als gezondheid, wonen, (vrijwilligers)werk, zorg, vrije tijdsbesteding, sociale relaties, cultuurparticipatie en zingeving. In figuur 2 wordt dit gevisualiseerd. Figuur 2: Schematische weergave van empowerment als tweezijdig proces uit Boumans (2012) Maatschappelijke context object subject Intrapersoonlijke Context Zelf subject object Empowerment Gezondheid Woon- en leefomgeving Disempowerment Sociale contacten Opleiding, beroep en werk Disempowerment Dag- en vrijetijdsbesteding Economische zelfstandigheid Persoonlijke levensstijl, zingeving en burgerschap Leefwereld systeemwereld systeemwereld 2.3 Kernprincipes empowermentondersteuning Door empowerment als proces van (dubbele) subjectwording te definiëren, plaatsen we de mensen om wie het gaat in het centrum van de gedachtevorming. Daaruit volgt dat empowerment in de eerste plaats gebaseerd is op de inspanningen, activiteiten, handelingen en praktijken die mensen zelf en vooral samen ondernemen om vooruit te komen. Toch betekent dit in theorie geenszins dat er geen mogelijkheden zouden zijn *** 22 Naar het hart van empowerment om dergelijke processen ook van buitenaf te ondersteunen en te faciliteren. Integendeel. Van empowermentprocessen kan verwacht worden dat zij – hoe tegenstrijdig ook – juist in veel gevallen vragen om zorgvuldige, innovatieve ondersteuning en facilitering van anderen, inclusief deskundigheid van professionals. Psychische, fysieke of maatschappelijke gezondheidsproblemen zijn immers niet opeens verdwenen. En het ombuigen van een kwetsbare naar een meer ‘empowerde’ positie, gaat niet over een nacht ijs (Boumans & Lochtenberg, 2013). Empowerment kan daarom geen excuus zijn om de hulpverlening en toegang tot voorzieningen te versoberen7. Zorg en welzijn en de bredere samenleving zien zich vanuit het empowermentparadigma eerder voor de opgave gesteld een nieuw soort praktijken te creëren, waarbinnen de waarschijnlijkheid dat mensen gaan empoweren, wordt vergroot. Naar het hart van empowerment is geëindigd met de formulering van een reeks principes of uitgangspunten voor empowerment binnen zorg en welzijn. Deze principes worden hier samengevat. Duidelijk is dat zij niet altijd in lijn zijn met wat gangbaar is binnen zorg en welzijn. Ze maken inzichtelijk dat het empowermentparadigma vraagt om een wezenlijke omslag in het denken over de organisatie van ondersteuning van mensen met psychische, fysieke en/of sociale gezondheidsproblemen. Kernprincipes van de ondersteuning van empowerment zijn: 1. Empowermentondersteuning is ten eerste nooit doel- of methodegericht, maar altijd procesgericht. Dat betekent dat de betrokkenen en hun processen daadwerkelijk in het centrum staan van alle handelingen en stappen. Het individuele en collectieve proces waarin zij werken aan de uitbreiding van handelingsmogelijkheden of leefwereld, is doel en middel tegelijk. 2. Empowermentondersteuning is communicatief en niet strategisch van aard. Dat wil zeggen dat ze gericht is op het vergroten van de leefwereld en in eerste instantie nooit op vermindering van zorgafhankelijkheid, eenzijdige aanpassing of kostenbesparing. Het ter discussie stellen van hiërarchische uitgangspunten of beperkende overtuigingen en het kantelen van machtsverhoudingen, krijgt een expliciete plek. 3. Impowermentondersteuning maakt ruimte voor een doorgaande dialoog en wederkerigheid tussen betrokkenen waarbij reflectie en actie mogelijk wordt gemaakt en samenwerking, participatie en ontplooiing worden aangemoedigd. 7 In de praktijk wordt dit soms zo opgevat. Empowerment wordt dan te sterk gelijkgesteld aan zelfredzaamheid. Naar het hart van empowerment 23 *** 4. Empowermentondersteuning is waardegedreven. Waarden als emancipatie, rechtvaardigheid, gelijkwaardigheid, zinvol leven, kwaliteit van leven, ruimte voor anders-zijn en volwaardig burgerschap zijn richtinggevend. Persoonlijke en gezamenlijke waarden worden geëxploreerd, bijvoorbeeld door middel van aandacht voor levensverhalen en zingeving. 5. Empowermentondersteuning is integraal van aard. –– De gehele mens en al zijn levensgebieden en netwerken staan centraal. Dat betekent ook dat het individu in zijn maatschappelijke context wordt bezien zonder daarbij het persoonlijke verhaal en de persoonlijke verantwoordelijkheid uit het oog verliezen. –– Erkend wordt dat ieder mens altijd object en subject is van zijn leven en dus ook van de mogelijkheid en onmogelijkheid om te empoweren. Hierbij hoort de erkenning van het feit dat het juiste handelen dus afhankelijk is van en fluctueert tussen persoon, tijdstip en situatie. 6. Empowermentondersteuning weet verschillende vormen van deskundigheid te benutten met in de eerste plaats ervaringskennis van de betrokkenen. Maar ook (laagdrempelige toegang tot) methodische en wetenschappelijke kennis van professionals is wenselijk. Het verdient de voorkeur wanneer daarbij kennis uit verschillende hoeken wordt geïntegreerd, bijvoorbeeld zowel sociaal-agogische als medisch-psychologische deskundigheid. Op een flexibele manier wordt tussen objectieve, subjectieve en normatieve kennisbronnen gelaveerd. Deze zes principes zijn leidend geweest in de selectie van artikelen voor het vervolgliteratuuronderzoek en lopen daarom (impliciet) als rode draad door het gehele rapport (zie ook beschrijving methode in §1.2). *** 24 Naar het hart van empowerment Figuur 3: Schematische weergave principes empowermentondersteuning communicatief deskundig procesgericht (proces van betrokkenen staat centraal) integraal dialogisch & reflectief waarde gedreven Naar het hart van empowerment 25 *** Empowerment in de praktijk 3 “Empowerment is geen methodiek, het is een paradigma, een denk- en handelingskader dat onze manier van kijken, denken en handelen op een specifieke manier inkleurt.” (Regenmortel, 2009). Dit korte hoofdstuk presenteert de resultaten van de thematische analyse van de verzamelde onderzoeksartikelen en geeft een voorzet voor de inhoudsanalyses in de volgende vier hoofdstukken. 3.1 Resultaten thematische analyse De selectie onderzoeksartikelen over empowerment lijkt op het eerste oog een vrij onsamenhangende en sterk uiteenlopende berg met informatie. Het lijkt te gaan over alles en daarmee bijna over niets. Toch is er na de thematische analyse (zie §1.2 voor de beschrijving van de methode) een duidelijke structuur te herkennen. De thematische analyse brengt vier hoofdcategorieën in de empowermentliteratuur naar voren. Dat wil zeggen dat de geselecteerde onderzoeksliteratuur over empowerment terug te brengen is tot de volgende vier categorieën die elk een belangrijk aspect van empowerment in de praktijk representeren. 1. Persoonlijke strategieën en betekenisgeving; 2. Co-learning; 3. Professionele ondersteuning; 4. Maatschappelijke facilitering. In deze vier categorieën staat er telkens een andere ‘actor’ centraal, respectievelijk: *** 1. Wat kunnen mensen zelf doen? 2. Wat kunnen mensen samen doen? 3. Wat kunnen professionals doen? 4. Wat kan de samenleving doen? 26 Naar het hart van empowerment Figuur 4: Empowerment in de praktijk Persoonlijke strategieën en betekenisgeving » C0-learning » empowerment Professionele ondersteuning » Maatschappelijke facilitering » 3.2 Voorzet inhoudsanalyses Na een eerste quick scan van de literatuur in de vier categorieën kunnen we de volgende grote lijnen beschrijven. Persoonlijke strategieën en betekenisgeving De eerste categorie omvat onderzoek over de persoonlijke dimensie van empowerment: het ontwikkelen van eigen strategieën ter bevordering van de persoonlijke subjectwording. Centraal staan de inspanningen van mensen om de invloed van beperkingen en tegenslagen op hun leven te verminderen of te overstijgen. Artikelen gaan in op onderwerpen als veerkracht, herstel, het omgaan met tegenslag, de betekenisgeving aan beperkingen en het ontwikkelen van narratieve identiteit. De kracht van het schrijven en delen van ervaringsverhalen, alsook de rol van naasten komen aan bod. Co-learning De tweede categorie omvat onderzoek over de interpersoonlijke of sociale dimensie van empowerment. Centraal staan de activiteiten, handelingen en praktijken waarin mensen in groepen met elkaar samenwerken om handelingsmogelijkheden uit te breiden. Literatuur gaat in op het effect en de waarde van lotgenotencontact, herstelgemeenschappen, cliëntgestuurde organisaties en collectieve politieke actie. Professionele ondersteuning De derde categorie representeert onderzoek over de professionele dimensie van empowerment. Centraal staat de rol van de professional bij het ondersteunen van Naar het hart van empowerment 27 *** empowermentprocessen. Literatuur beschrijft kenmerken van goede empowermentondersteuning en de waarde en effectiviteit van innovatieve praktijken. Opvallende onderwerpen zijn de samenwerkingsrelatie tussen professionals en cliënten en de inbedding van ervaringsdeskundigheid. Maatschappelijke facilitering De laatste categorie omvat onderzoek over de maatschappelijke dimensie van empowerment. Centraal staan de manieren waarop de samenleving, door middel van lokaal en landelijk beleid, structureel faciliterend kan zijn voor empowermentprocessen van mensen met fysieke, psychische en / of sociale gezondheidsproblemen. De literatuur gaat in op onderwerpen over de organisatiestructuur van de zorg, het beleid gericht op participatie en inclusie en de rol van onderzoek. In de volgende hoofdstukken (hoofdstuk 4 t/m 7) worden de vier categorieën aan de hand van inhoudsanalyses van de onderzoeksliteratuur verder uitgewerkt. *** 28 Naar het hart van empowerment Persoonlijke strategieën en betekenisgeving 4 “There is no meaning to life except the meaning man gives to his life by the unfolding of his powers.” (Erich Fromm). In dit hoofdstuk wordt ingegaan op persoonlijke strategieën voor empowerment. Het is gebaseerd op de inhoudsanalyse van de onderzoeken behorende bij de eerste categorie van empowerment (zie §3.1). Na een meer algemene inleiding over veerkracht en herstel wordt dieper ingegaan op onderzoek over het omgaan met beperkingen en tegenslag, het ontwikkelen van een nieuwe (narratieve) identiteit, de kracht van ervaringsverhalen en de rol van naastbetrokkenen. 4.1 Veerkracht en herstel Zelfs in de meest machteloze situaties, bijvoorbeeld voortkomend uit fysieke, psychische of andere beperkingen, uit hulpbehoevendheid of marginalisering, blijken mensen soms opeens in staat om daar een persoonlijk zinvol antwoord op te formuleren, ongeacht of men daadwerkelijk ‘geneest’ of uit de machteloze situatie wordt gehaald. Misschien is die veerkracht de mens wel eigen. Mensen blijven toch vaak verbintenissen met zichzelf en het leven zoeken en leren tegenslagen in perspectief (daarvan) te plaatsen. Dat laat onder andere een studie van Denz-Penhey & Murdoch (2008), naar narratieven van mensen met minder dan 10% levenskans, zien. Onderzoek wijst erop dat dit te maken heeft met het feit dat veel mensen in het aangezicht van tegenslag, een bepaalde veerkracht weten aan te boren en allerlei praktische, sociale en narratieve strategieën ontwikkelen om met tegenslagen en beperkingen om te gaan8. Het lukt hen dan actief te werken aan herstel, zelfs als er in de situatie, of klinisch gezien, geen veranderingen optreden (Boevink, 2009; zie ook Boumans & Baart, 2013). Herstel verwijst daarbij in de kern naar het persoonlijke proces van mensen die hun leven nieuwe vorm en inhoud geven, waardoor het lijden niet meer allesoverheersend is (Boevink, 2008A; Deegan, 1993; Anthony, 1993). “Mensen hebben een drang om de eigen conditie te overstijgen, om de eigen vermogens te ontwikkelen, om tegenslag te overwinnen, om op te staan en mee te tellen, om onderdeel te zijn van iets groters dan de bekrompen belangen 8 Het Strengths model / de krachtbenadering speelt hierop in (zie §6.1.1). Naar het hart van empowerment 29 *** van het zelf, om vorm te geven aan een levendige hoop en aan dromen. Dit is een kostbaar verlangen en het is vaak tevens een delicate”, zo schrijft Saleebey (2008) lyrisch. Veel van de artikelen in de search gaan op dit thema in. Ze laten zien dat er mogelijkheden zijn om te leren beperkingen te managen, zin te geven aan wat je overkomt en beperkingen te gaan accepteren als deel van het leven (Jacobi & MacLeod, 2011). Vaak gaat dit in verschillende fases. Eerst rouwt men over- en leert omgaan met bijvoorbeeld lichamelijke veranderingen en veranderingen in activiteiten van het dagelijks leven, waarna er een fase van zelfbegrip en acceptatie komt. Men leert ‘doorgaan met het leven’ (Eilertsen, Kirkevold & Bjørk, 2010; Fraas & Calvert, 2009). Veerkracht opbouwen en herstel is allesbehalve een makkelijk proces (Winterling et al., 2009; Alfano & Rowland, 2009; Addenbrooke, 2011; Dickens, 2012). Hoewel het niet voor iedereen is weggelegd, lukt het veel mensen toch om zich tot op bepaalde hoogte aan te passen aan beperkende omstandigheden en desondanks een zinvol, kwalitatief goed leven te leiden. Opvallend is in dit kader de studie van Seery (2011). Daaruit blijkt dat hoewel je zou verwachten dat mensen die minder tegenslag in het leven hebben, beter scoren op het gebied van gezondheid en welzijn, dit niet het geval is. Er blijkt een soort U-vormige relatie te bestaan waarbij (te) veel tegenslag en geen tegenslag zijn geassocieerd met slechtere uitkomsten, maar een geschiedenis met enige tegenslag juist positief lijkt te zijn voor gezondheid en welzijnsuitkomsten. Mensen die iets meemaken, leren blijkbaar iets waar ze in de rest van hun leven baat bij kunnen hebben. In de volgende twee paragrafen wordt nog wat dieper ingegaan op twee veel onderzochte aspecten van veerkracht en herstel: omgaan met tegenslagen en beperkingen en het ontwikkelen van een ‘nieuwe’ identiteit. 4.2 Omgaan met tegenslagen en beperkingen Succesvol omgaan met beperkingen heeft verschillende kanten. Het lijkt enerzijds te maken te hebben met het ontwikkelen van praktische zelfzorg-strategieën maar vooral ook met een meer existentiële dimensie: het geven van betekenis aan beperkingen. Dit zijn vaak langdurige processen die mensen, samen met hun belangrijke naasten, stapje voor stapje vooruit helpen. Professionals kunnen deze processen ook ondersteunen, dat wordt in hoofdstuk 6 besproken. *** 30 Naar het hart van empowerment 4.2.1 Zelfzorg-strategieën Zelfzorg-strategieën zijn eigen, persoonlijke manieren om de gevolgen van een ziekte, beperking of een andere tegenslag zo goed mogelijk te managen. Men verkiest dergelijke persoonlijke strategieën boven professionele benaderingen in het omgaan met beperkingen en kwetsbaarheden (zie bijvoorbeeld Dowrick et al., 2008; Grealish et al., 2013). Arvidsson et al., 2011) beschrijven zelfzorg als een ‘way of life’. Het omvat een doorgaande ´dialoog´ met (signalen van) je eigen lijf en met anderen, en het maken van gezonde keuzes voor jezelf. Het betekent het leren omgaan met een lichaam of geest die hapert, ‘anders is’ en/of niet altijd door anderen geaccepteerd wordt (Olsson, Lexell & Soderberg, 2008). Allerlei aspecten spelen daarbij een rol zoals de verdeling van energie (Rusner et al., 2010), het zo veel mogelijk ‘gewoon’ doen van alledaagse activiteiten (Borg & Davidson, 2008; Shepherd, Reynolds & Moran, 2010), een actieve attitude jegens de beperkingen en de geboden hulp ontwikkelen (Grieken et al., 2012), korte en lange termijn strategieën om stress te verminderen, steun te mobiliseren en meer helderheid te krijgen over wat er aan de hand is (Shepherd et al., 2010). Welke strategieën helpen, is zeer persoonlijk en bovendien afhankelijk van het moment en de context. Voor de een ligt de sleutel bij het zelfstandig dingen doen, het ontdekken dat dat lukt (Jones, Mandy & Partridge, 2008). De ander heeft vooral baat bij wandelen in de natuur (Wahlin, Ek & Idvall, 2009; Pearson, 2012). Weer een ander heeft baat bij veranderingen in voeding, beweging of bij spirituele activiteiten (Taylor, 2011; Pearson, 2012). Nog een ander lost veel op met humor over de eigen situatie (Wahlin et al. 2009). En zo zijn er nog veel meer voorbeelden te bedenken. Zelfzorg betekent dus in de eerste plaats het leren ontdekken welke dingen voor jou helpen en is dus een enorme uitdaging voor ieder mens die met beperkingen te maken heeft (Pearson, 2012) en hun naasten (zie §4.5). 4.2.2 Betekenis geven Toch is het leren omgaan met beperkingen en tegenslag niet alleen een kwestie van praktische strategieën ontwikkelen. Het gaat verder dan dat; het heeft ook zingevingskanten. In het onderzoek naar het herstel van mensen met psychotische ervaringen zonder geestelijke gezondheidszorg (zorgmijders), kwam dat sterk naar voren (Boumans & Baart, 2013). Mensen ontwikkelen persoonlijke betekenisgevingssystemen. Dit zijn interpretatieve raamwerken met bijbehorend idioom om (moeilijke, verwarrende) ervaringen te verklaren, te verhelderen en te legitimeren. Pranikoff (2010) noemt dit ‘de kaders die mensen in staat stellen om hun ervaring met ziekte of tegenslag te begrijpen in de context van hun eigen leven’. Vaak gaat het hierbij om het in een ander daglicht plaatsen van zaken die mensen zelf en anderen vaak als ‘vreemd’, ‘ziek’ en Naar het hart van empowerment 31 *** ‘onwenselijk’ bestempelen. In de narratieve studie naar zorgmijders zagen we allerlei verschillende kaders om aan psychotische symptomen betekenis te geven. Sommigen plaatsten de ervaringen binnen het kader van ziekte (een biologische verklaring), anderen in het kader van gevoeligheid of kwetsbaarheid (“iedereen heeft wel iets, ik heb last van prikkels”). Weer anderen plaatsten de symptomen in het kader van een gave (een extra manier van communiceren) en tot slot waren er mensen die psychotische symptomen beschouwden als een afweermechanisme (een wereld om je af en toe even in te kunnen terugtrekken). De studie laat duidelijk zien hoe verschillend mensen reageren op dezelfde soort ervaringen en hoe sterk dit verbonden is met bestaansvraagstukken (Boumans & Baart, 2013; zie ook Dillon, 2012). Veel studies in de literatuurreview gaan in op dit aspect van betekenisgeving. Zo laat bijvoorbeeld de fenomenologische studie van Shepherd en collega’s (2010) zien dat jonge vrouwen die een keten van tegenslagen meemaakten, naast de korte- en lange termijnstrategieën die ze ontwikkelen ook vooral weten te herstellen door nieuwe perspectieven op de tegenslagen te ontwikkelen en daarmee een positief zelfbeeld op te bouwen. Tegenslagen kunnen voor hen zo uiteindelijk zelfs katalysatoren worden van persoonlijke groei en kracht (Shepherd et al., 2010; Henderson, 2011; Roberts, 20089). Volgens Pranikoff (2010) zijn het juist de mensen die een persoonlijke betekenis in hun ziekte-ervaring vinden, die tekenen van posttraumatische groei vertonen, waarbij ze het leven, de verbindingen met anderen en hun persoonlijke kracht meer gaan waarderen. Mensen herstellen dus vooral wanneer ze niet alleen leren leven met beperkingen maar ook het leven leren met beperkingen (zie bijvoorbeeld Kieviet-Stijnen et al., 2004). Zowel wilskracht (Pearce & Pickard, 2010) als acceptatie speelt hier een voorwaardelijke rol in. Beide aspecten zijn echter moeilijk aan te leren en er zijn veel individuele verschillen in de mate waarin deze attitudes kunnen worden ontwikkeld (Singer & Dobson, 2009). Het blijkt overigens uit de literatuur dat in de betekenisgeving aan tegenslagen, gender- en culturele aspecten een rol spelen. Ten eerste lijkt het voor vrouwen meer vanzelfsprekend om een positieve zin te geven aan tegenslag; mannen zijn over het algemeen wat meer gefocust op controle over symptomen en het herstellen van traditionele rollen zoals werk en zelfstandigheid (Schon, 2010). Ook culturele en religieuze aspecten kunnen een rol spelen. Zo kan je je voorstellen dat de betekenisgeving aan ziekte afhangt van de mate waarin iemand een diagnose beschouwt als ‘Gods wil’ (Abdoli et al., 2008) of de mate waarin iemand ziekte ziet als een soort passie (in de zin van de lijdensweg van Jezus) (Sealy, 2012). Ook de culturele vertogen over ziekte en beperking spelen een rol (Coreil et al., 2012). 9 Deze auteur biedt een in dit kader interessante analyse over het concept ‘eternal return’ van Nietzsche. *** 32 Naar het hart van empowerment 4.3 Naar een nieuwe (narratieve) identiteit Waar het in de vorige paragraaf al ging over het belang van betekenisgeving in het omgaan met beperkingen en tegenslag, gaat deze paragraaf nog een stapje verder in deze existentiële dimensie. Onderzoek laat namelijk zien dat het leven met beperkingen voor veel mensen verbonden is met een noodzaak van reflectie en actie ten aanzien van de gehele identiteit. Het gaat daarbij over de relatie tussen beperkingen en vragen als ‘wie ben ik?’, ‘wat vind ik belangrijk in het leven?’, ‘waar liggen mijn mogelijkheden om actor te zijn en te groeien?’, kortom vragen met betrekking tot het levensverhaal of de narratieve identiteit van een persoon (Carless, 2008). Beperkingen en tegenslagen kunnen ervoor zorgen dat mensen zich gereduceerd voelen, omdat het niet vanzelfsprekend meer is om de dingen te kunnen doen die eerder de identiteit bepaalden (Gallagher, 2011). Ook anderen, inclusief de hulpverlening, kunnen bijdragen aan zo’n reductie van de identiteit tot, in het ergste geval, ‘een ziekte’ waarbij de overgebleven maatschappelijke of sociale identiteit geen rol meer lijken te spelen. Er ontstaat dan een bepaalde mate van ‘loss of self’ (Wisdom et al., 2008) of disconnectie met de vroegere identiteit, en dat vraagt om een poging tot reconstructie van de persoon en zijn eigen plek in de wereld (Levack, Kayes & Fadyl, 2010; Reith & Dobbie, 2012; Bowlby, 2008; Fraas & Calvert, 2009; Lau & Niekerk, 2011).10 Anders gezegd, wanneer het verhaal dat mensen over hun eigen leven construeren, ruw wordt verstoord, moet men daar wel een antwoord op formuleren waardoor er weer een coherent verhaal ontstaat (Williams, 2009). Het herconstrueren van je eigen verhaal lijkt ondersteunend te zijn bij de erkenning van de situatie, het bewust kiezen om aan herstel te gaan werken en bij het herstellen van een bepaalde vorm van zelfgekozen normaliteit (Gallagher, 2011).11 Op de lange termijn gaat het daarbij over het leren accepteren van levensveranderingen, het ontwikkelen van nieuwe perspectieven (Shepherd et al., 2010), het ontwikkelen van een nieuw ‘sense of self’ (Ostrander, 2010), zelfacceptatie en zelfwaarde (Bjørk, Wallin, K. & Pettersen, 2012; Schon, 2010). Het terugvinden van perspectief in het leven (Brown, 2008) is daarbij een vertrekpunt voor het herwinnen van controle en regie van waaruit stappen gezet kunnen worden naar functioneel en sociaal herstel. Het gaat dan bijvoorbeeld om het herstellen van gewaardeerde maatschappelijke rollen en verantwoordelijkheden zoals werken, educatie, stabiel wonen en het herstellen van sociale rollen zoals het ervaren van betekenisvolle 10 Ook voor familieleden blijken het overwinnen van ‘loss of self’ en het ontwikkelen van nieuwe perspectieven grote uitdagingen te zijn (Wisdom et al., 2008) (zie ook §3.4). 11 Dit is daarom een belangrijk uitgangspunt van veel herstelprogramma’s (zie §5.1.3 en §5.2) en herstelondersteunende zorg (zie §6.1.1). In Nederland ontwikkelde ‘HEE’ een cursus die expliciet gericht is op het maken en presenteren van herstelverhalen (www.hee-team.nl). Naar het hart van empowerment 33 *** relaties en integratie met familie, vrienden en de bredere gemeenschap (Whitley & Drake, 2010; Ch’ng, French & McLean, 2008). Volgens Aujoulat et al. (2008) is het belangrijk om te beseffen dat zo’n proces van ‘in het reine komen met een verstoorde identiteit’ in feite twee kanten heeft. Een uitkomst van hun uitgebreide kwalitatieve studie is dat empowerment een proces is van persoonlijke transformatie dat zich ontvouwt door een dubbel proces van: • ‘vasthouden’ aan eerdere zelfrepresentaties en rollen en leren om controle uit te oefenen op de ziekte en de behandeling, teneinde het zelf van de ziekte te onderscheiden. • ‘loslaten’, door te accepteren dat je de controle deels moet opgeven, zodat je de ziekte − en door de ziekte bepaalde grenzen − kunt integreren in het zelf en je ermee kunt verzoenen. Daarbij is het eerste proces verbonden met pogingen om controle te herwinnen en een gevoel van mastery12 te bewerkstelligen. Het tweede proces is verbonden aan een behoefte aan coherentie, de zoektocht naar betekenis en de acceptatie van het oncontroleerbare. De auteurs stellen dat studies over empowerment veel te vaak nadruk leggen op zelfzorg/zelfmanagement en dat daarin empowerment gelijkgesteld lijkt te kunnen worden met het bereiken van uitkomsten als self-efficacy13, mastery en controle. Deze studie laat juist zien dat empowerment niet hetzelfde is als controle. De auteurs beargumenteren dat voor empowerment het proces van het loslaten van controle even belangrijk is als het herwinnen van controle. 4.4 De kracht van ervaringsverhalen Een empowerende ‘praktijk’ die binnen zorg en welzijn in toenemende mate van belang wordt geacht (Lau & Niekerk, 2011) en die voortvloeit uit het idee dat mensen zelf de meeste kennis bezitten over hun empowerment, is het maken en delen van ervaringsverhalen. In empowerment en herstelgerichte peer support en professionele methoden wordt hier dan ook vrijwel altijd aandacht aan besteed (zie hoofdstuk 5, 6 en 7). Geschreven verhalen hebben inmiddels ook hun weg gevonden naar het domein van de wetenschap en de praktijk: in de opbrengst van de literatuursearch bevinden zich aardig wat artikelen die geheel of gedeeltelijk gebaseerd zijn op ervaringsverhalen. Ervaringsverhalen die in deze setting worden gepubliceerd, zijn vaak geschreven door (vooruitstrevende) onderzoekers en auteurs die ervaringsdeskundigheid hebben. Artikelen komen van schrijvers die worstelen met psychische problemen (Boevink & 12 Mastery is het ervaren van ‘meesterschap’ over iets (Zimmerman, 1995). 13 Self-efficacy is het vertrouwen van een persoon in de eigen bekwaamheid om met succes invloed uit te oefenen op zijn of haar omgeving, bijvoorbeeld door een bepaalde taak te volbrengen of een probleem op te lossen (Bandura, 1977). *** 34 Naar het hart van empowerment Corstens, 2012; Scotti, 2009; Chandler & Hayward, 2009), verslavingsproblemen (Keegan & Moss, 2008) en fysieke ziekten en handicaps (Williams, 2010; Wertheimer, 2008). Sommigen van hen koppelen hun eigen verhaal aan andere verhalen door gecombineerd narratief en auto-etnografisch onderzoek te doen. Inzicht in de geleefde ervaring Gepubliceerde ervaringsverhalen hebben gemeen dat ze qua inhoud, thematiek en lading een sterk tegenwicht bieden aan technisch-instrumentele/objectieve wetenschap14. Ze bieden een diepgaand inzicht in de geleefde ervaring van ziekte, beperking, tegenslag en herstel. De bekende empowermentonderzoeker Rappaport wees in 1995 al op het belang van het introduceren van narratieven in de wetenschap en praktijk van empowerment omdat ze krachtige effecten hebben op de manier waarop we betekenis geven aan bijvoorbeeld kwantitatieve onderzoeksresultaten (Rappaport, 1995). In tegenstelling tot gangbare wetenschappelijke publicaties zijn ervaringsverhalen niet lineair, maar gevormd rond betekenissen uit heden en verleden (Chandler & Hayward, 2009). Ook kenmerkend aan ervaringsverhalen is dat het vaak intieme, heftige vertellingen zijn, waarin verschillende aspecten van kracht en kwetsbaarheid (praktische, relationele en existentiële aspecten) niet los van elkaar maar op een integrale manier naar voren komen en duidelijk maken hoe het leven met kwetsbaarheden eruit ziet. Voorbeelden geschreven ervaringsverhalen voor wetenschap en praktijk “Een verhaal over mishandeling is een intiem verhaal van lijden. Toch wil ik mijn verhaal vertellen. Ik moet de juiste woorden vinden, want na 40 jaar is het niet gemakkelijk om gewoon te vertellen wat er is gebeurd. Het is moeilijk om de feiten te vertellen in plaats van een fictief beeld van normaliteit proberen te handhaven als een soort van overlevingsstrategie. Pas toen ik 40 jaar was, was ik in staat om werkelijk terug te gaan naar waar de problemen begonnen. Al die jaren wist ik niet wat me gevangen hield in angst, waardoor ik uitgroeide tot een chronisch psychiatrische patiënt. Het is pas sinds kort dat ik begon te zoeken naar de juiste woorden om mijn verhaal te vertellen. En nu heb ik er een paar gevonden en gebruik ik ze. Nu bestaat mijn verhaal en kan het worden verteld. Nu kan ik gaan werken aan de integratie van de woorden in mijn hoofd, de sensaties van mijn lichaam en al die lang verboden emoties.” (Boevink & Corstens, 2012; Boevink, 2008B) 14In Naar het hart van empowerment liet ik zien dat technisch-instrumentele benaderingen waarbij doelen en middelen van te voren, en door buitenstaanders, zijn vastgelegd, niet goed passen bij een concept als empowerment. Naar het hart van empowerment 35 *** “Kyle Keegan was net als veel andere tieners: hij wilde er graag bij horen op school en begon daarom te experimenteren met alcohol en drugs. Al snel ging hij het stadium van experimenteren voorbij en raakte hij meedogenloos verslaafd aan heroïne, waarmee hij bijna zijn leven vernietigde. Nu is hij een volwassene die bezig is met zijn herstel. Keegan vertelt in zijn boek ‘Chasing the high’ zijn verhaal. Vertrekkend vanuit zijn vroege dagen van alcohol- en drugsgebruik, beschrijft Keegan zijn afzakking naar een leven van misdaad en dakloosheid, toen zijn behoefte aan heroïne alle gedachten aan familie en vrienden, alle gedachten over goed en kwaad, begon te overmeesteren. Gebruikmakend van zijn eigen ervaring biedt Keegan nu begeleiding en praktisch advies aan andere jongeren die worstelen met alcohol- en drugsmisbruik. Het resultaat is een boek dat zowel een opmerkelijk verhaal als de broodnodige informatie voor jongeren biedt. Dit boek geeft de wijsheid van een jongeman weer die “alles heeft meegemaakt” en verzekert lezers dat met inzet en hard werken, ook zij de uitdagingen van alcohol- en drugsmisbruik kunnen overwinnen en een gezond, productief leven kunnen leiden.” (Keegan & Moss, 2008) Meerwaarde Het expliciteren van ervaringen, door erover te schrijven en ze te delen, lijkt op verschillende niveaus te kunnen bijdragen aan processen van persoonlijke subjectwording. Voor auteurs zelf kan het schrijven bijdragen aan het eigen herstel (East et al., 2010; Russell, 2010; Lampshire, 2012; Boevink & Corstens, 2012)15. Dit komt door de reflectie die gepaard gaat met het construeren van een logisch verhaal, dit kan helpen om persoonlijke veerkracht te ontwikkelen, aldus East en collega’s. Dit geldt ook zeker voor het doen van wetenschappelijk onderzoek vanuit ervaringsdeskundigheid. Dit kan positieve effecten hebben op persoonlijke processen van groei en betekenisgeving van de betrokken onderzoeker (Williams, 2009). Maar de meerwaarde reikt verder. In ervaringsverhalen zit veel kennis. Kennis die aan anderen aanknopingspunten biedt over persoonlijke processen van empowerment en over het ontwikkelen van veerkracht. Ervaringsverhalen laten bij uitstek zien dat ziekte, beperking, tegenslag, angst, onderdrukkende structuren of andere situaties van machteloosheid onherroepelijk verweven zijn met de levensloop van degene die zich ermee geconfronteerd ziet. Achter woorden als ‘kwetsbaar’, ‘probleem’, of ‘beperking’ gaat altijd een hele wereld schuil van coping, overleven, managen, herstellen, ontdekken, worstelen, discriminatie overwinnen, zegevieren, bevrijd worden, groeien en het leven leiden (Basset & Stickley, 2010; Scotti, 2009). 15 Belangrijk is wel te vermelden dat niet iedereen dit zomaar kán (zie ook Oosterbaan et al., 2011). *** 36 Naar het hart van empowerment Het is een wereld die veel inzichten geeft die voor andere mensen met vergelijkbare problemen, heel nuttig, erkennend en inspirerend kunnen zijn (Keegan & Moss, 2008; Fraas & Calvert, 2009). Ervaringsverhalen geven immers een inkijkje in de impact die dergelijk lijden heeft op die levensloop maar ook in de manieren waarop mensen het lijden hebben weten te overstijgen. “Ervaringsverhalen kunnen de reis laten zien van ziekte naar welzijn, van donkerte en wanhoop naar licht en hoop, van onbenulligheid naar vruchtbaarheid, een staat van dood en verlies naar een nieuw leven”, zo stelt Scotti (2009). Eigenlijk zijn ervaringsverhalen een soort gidsen voor ieder mens dat worstelt met het leven en overleven in de 21ste eeuw, zeggen Basset & Stickley (2010). “Als er iemand is die ons kan leren hoe we moeten leven in onze moderne, of postmoderne wereld, dan is het wel de persoon die heeft geworsteld met de complexiteiten van het bestaan en zijn eigen unieke manieren heeft gevonden om te overleven, te leren en door te gaan”, aldus de auteurs16. Ervaringsverhalen hebben dus een meerwaarde door de steun en inspiratie die ze kunnen uitdragen naar andere mensen. De meerwaarde ligt verder in het feit dat verhalen aan professionals inzichten kunnen bieden die zij nauwelijks op andere manieren kunnen verkrijgen (Wertheimer, 2008) en die essentieel zijn voor hun dagelijkse hulpverleningspraktijken. Verhalen bevatten waarden en emoties en kunnen de uniciteit en overeenkomsten tussen mensen onthullen (East et al., 2010). Inzicht in deze waarden en emoties is belangrijk zodat professionals beter kunnen aansluiten bij waar het werkelijk omgaat voor hun cliënten (zie ook Björklund, Sarvimaki & Berg, 2008). Voor herstelgerichte zorg is het centraal stellen van het narratief van de betrokkene(n) een voorwaarde (zie ook hoofdstuk 6). 4.5 De rol van naastbetrokkenen Ter afsluiting van dit hoofdstuk over persoonlijke empowerment wordt ingegaan op de rol van naastbetrokkenen. Uit de literatuur blijkt hoe belangrijk naasten zijn in het hele proces van leren omgaan met beperkingen en tegenslag en het ontwikkelen van een nieuwe (narratieve) identiteit. Zij spelen volgens vele auteurs hierin vaak zelfs een essentiële rol. Vaak zijn zij degenen die het meest actief betrokken zijn bij de dagelijkse zorg en ondersteuning (Green & King, 2009; Bekhet, Johnson & Zauszniewski, 2012), bij het opvangen van onvoorspelbare situaties (GosmanHedstrom & Dahlin-Ivanoff, 2012), bij het zoeken naar hulp en steunbronnen (Ungar, 2010), bij het proces van aanpassen aan de nieuwe situatie (Leontopoulou, 2013) en bij het narratieve betekenisgevingsproces (Medved, 2011). Bovendien zijn zij vaak de eerste en belangrijkste bron van emotionele steun (Di et al., 2008; Ng 16 Ook poëzie van mensen met kwetsbaarheden kan veel inzicht geven in de betekenis van ervaringen met kwetsbaarheid en herstel. Gedichten portretteren het unieke verhaal, vanuit de woorden van de persoon zelf, op een holistische manier (Shinebourne, 2012). Naar het hart van empowerment 37 *** et al., 2008). Naasten zien zich daarbij, net als de persoon zelf, voor de uitdaging gesteld om veerkracht te ontwikkelen en strategieën te bedenken om te kunnen omgaan met de (nieuwe) situatie en samenhang te behouden in een levensverhaal dat radicaal is veranderd (Cohen et al., 2011; Gosman-Hedstrom & Dahlin-Ivanoff, 2012). De herstelprocessen van familieleden vertonen daarom veel overeenkomsten met de herstelprocessen van mensen die zelf te maken hebben met beperkingen (Chandler & Hayward, 2009). Een van de zaken waar de literatuur op wijst is dat het benutten van het oplossend vermogen, de kennis en ervaringen van naastbetrokkenen, van grote waarde kan zijn in het proces van empowerment (zie Metze, Abma & Kwekkeboom, 2013). Een methode die hierop inhaakt is de Eigen Kracht conferentie (Ek-c). Het is een aanpak waarbij de persoon zelf, samen met zijn familie en bredere sociale netwerk, een plan maakt om problemen of beperkingen te overstijgen en sociaal en maatschappelijk weer verder te kunnen. De (veer)kracht, herstelinspanningen en ervaringskennis van alle betrokkenen staan daarbij centraal. Eigen Kracht conferentie (EK-c) De Eigen Kracht conferentie is een activerings- en besluitvormingsinstrument, waarbij burgers samen met deelnemers uit hun eigen omgeving plannen bedenken om problemen op te lossen. Er bestaan verschillende varianten: voor individuen en families, voor herstel na een incident of misdrijf, voor een wijk of buurt en voor leervragen binnen of buiten de school. Uit onderzoek blijkt dat de methode bijdraagt aan het verkrijgen en behouden van regie en verantwoordelijkheid over het eigen leven. Zie bijlage 2 voor een uitgebreidere beschrijving. Volgens Metze en collega’s, die zich hebben verdiept in de werking van Ek-c’s, berust de empowerende werking van deze aanpak op benutting en versterking van de veerkracht van een geheel netwerk en de bewerkstelliging van relationele autonomie. Metze en collega’s leggen daarmee een verbinding tussen intrapersoonlijke en interpersoonlijke processen bij het omgaan met kwetsbaarheid: autonomie en veerkracht zijn geen kenmerken van individuen maar processen die ontstaan in verbinding met anderen. Alleen in dialoog met anderen kunnen ‘autonome’ strategieën worden ontwikkeld en kan identiteit worden opgebouwd. Sociale relaties zijn daarom cruciaal voor empowerment, aldus de auteurs. *** 38 Naar het hart van empowerment In veel literatuur wordt een kanttekening gemaakt bij de rol van naastbetrokkenen bij empowerment. Hoewel het ondersteunen van een naaste kan bijdragen aan de eigen verwerking (Lietz, 2011) en kracht kan aanboren om bijvoorbeeld met onbegrip van de buitenwereld om te gaan (Levine, 2009), lopen naastbetrokkenen ook risico op overbelasting door hun zorginspanningen, stigma, de ontstane afhankelijkheidsrelatie en bijkomende ontwrichting van de familie (Zauszniewski, Bekhet & Suresky, 2009; Bekhet et al., 2012; Gosman-Hedstrom & Dahlin-Ivanoff, 2012). Bovendien kunnen er gevoelens van onzekerheid ontstaan (Nygardh et al., 2008). Ook zijn er natuurlijk vele situaties te bedenken waarin de problemen juist ontstaan zijn door toedoen van familie of naasten, zoals in het geval van misbruik of mishandeling. Kortom, naasten kunnen niet in alle situaties een rol spelen bij processen van empowerment. Verschillende auteurs wijzen op het belang van meer onderzoek naar ervaringen van naastbetrokkenen / mantelzorgers en naar methoden om hen beter te ondersteunen (zie bijvoorbeeld Cohen et al., 2011). 4.6 Samengevat In dit hoofdstuk hebben we gezien dat empowerment in de eerste plaats ontstaat door inspanningen van mensen zelf. Mensen bezitten zelf in feite de meeste kennis over hun eigen empowerment. Het gebruiken van die kennis lijkt een essentiële eerste stap en doorgaande uitdaging voor empowerment. Het onderzoek brengt drie zaken naar voren die dit kunnen faciliteren: 1. zelf actief aan de slag: strategieën ontwikkelen en betekenis geven 2. gebruik maken van de kracht van ervaringsverhalen 3. gebruik maken van de kennis, veerkracht en het oplossend vermogen van de sociale omgeving. Zelf actief aan de slag gaan houdt ten eerste in dat mensen die empoweren een dialoog aangaan met zichzelf en van daaruit unieke strategieën ontwikkelen die bij de persoon passen en waarmee beperkingen en tegenslagen steeds effectiever worden gemanaged. Zij zoeken actief naar manieren om te kunnen omgaan met de beperkingen en om de kwaliteit van leven te optimaliseren, ook als de beperkingen blijven bestaan. Hoe die strategieën er uitzien, is voor iedereen anders. Het kan te maken hebben met gezonde keuzes maken, het verdelen van energie, het ondernemen van ‘gewone’ activiteiten, voeding, sport, humor, natuur, spirituele activiteiten. Welke strategieën helpen, is zeer persoonlijk en bovendien afhankelijk van het moment en de context. Naast praktische strategieën ontwikkelen mensen die empoweren ook een persoonlijk betekenisgevingssysteem om de eigen situatie te verklaren, te verhelderen en te legitimeren. Zij zoeken actief naar nieuwe perspectieven op beperkingen en tegenslagen, bijvoorbeeld door ze als motor te zien om iets over Naar het hart van empowerment 39 *** het leven te leren. Ten derde werken mensen die empoweren aan de reconstructie van de (narratieve) identiteit. Zij proberen hun levensverhaal weer coherent te maken, nemen nieuwe rollen en activiteiten aan, herstellen functionele zaken zoals werk, educatie en stabiel wonen en investeren in betekenisvolle relaties en integratie met familie, vrienden en de bredere gemeenschap. Kortom, door stappen die zij zelf zetten, worden handelingsmogelijkheden stapje voor stapje uitgebreid. Dit is geenszins een lineair proces maar eerder een grillige ontdekkingsreis. Het is vallen en opstaan, doorzetten en steeds een beetje meer ontdekken waar en hoe de eigen veerkracht kan worden aangeboord, waarmee de beperkingen een beetje meer op de achtergrond komen te staan. Het overwinnen van de tegenstrijdigheid tussen controle herwinnen en loslaten speelt hierbij een rol. Het gebruik maken van de kracht van ervaringsverhalen kan een manier zijn om empowermentprocessen te ondersteunen. Zelf een ervaringsverhaal maken, kan een mooie methode zijn om een start te maken met een andere interpretatie van wie je bent en wat je kan. Onderzoek laat zien dat dit bijdraagt aan het eigen herstel en het aanboren van veerkracht. Ook het delen van ervaringsverhalen is belangrijk. De kennis die in verhalen zit, die voortkomt uit de geleefde ervaring, kan van groot belang zijn voor andere ‘empowerenden’, maar ook voor naasten en professionals. Ervaringsverhalen geven veel inzicht in de tegenstrijdigheden van empowerment en daar gaat veel steun, kracht en inspiratie van uit. Het is dan ook niet verwonderlijk dat steeds meer empowerment en herstelgerichte zorgvormen aandacht besteden aan het (ondersteunen van het) maken van ervaringsverhalen. Ervaringsverhalen vinden tevens in toenemende mate de weg naar het domein van het onderzoek. Tot slot kan empowerment vooruit worden gebracht door gebruik te maken van de kennis, veerkracht en het oplossend vermogen van de sociale omgeving. Het is immers een grote en ingewikkelde opgave om beperkingen of problemen te overstijgen, die tijd kost en waarbij de steun en inspanningen van naasten vaak essentieel zijn. Dit laatste is dan ook de inzet van de Eigen Kracht conferentie, een methode die de kracht en kennis van betrokkenen en hun naasten centraal stelt. Door de dialoog met de omgeving aan te gaan over mogelijke oplossingen en strategieën, ontstaat er relationele autonomie en wordt de kennis uit de leefwereld zo goed mogelijk benut. *** 40 Naar het hart van empowerment Co-learning “Power is not given, but created within the emerging praxis 5 in which co-learners are engaged.” (Heaney, 1995) Waar het in het vorige hoofdstuk ging over de persoonlijke strategieën die mensen zelf en samen met hun naasten ontwikkelen, gaat het in dit hoofdstuk over de kracht van peers. Het is gebaseerd op de tweede inhoudsanalyse van de onderzoeksliteratuur (zie §3.1). Aan bod komt onderzoek naar de vele mogelijkheden van colearning; de processen waarin mensen die met gelijksoortige problematiek kampen, gezamenlijk werken aan empowerment. 5.1 Simpel principe, veel bewijs Peers zijn mensen die met gelijksoortige problematiek kampen, in Nederland vaak lotgenoten genoemd. Eigenlijk is peer support gebaseerd op een heel simpel principe: wederkerige steun tussen mensen die iets vergelijkbaars doormaken. Men ontdekt niet de enige te zijn met een bepaald probleem of bepaalde beperking; je staat er niet meer alleen voor. Bovendien is men niet alleen ontvanger van ondersteuning, maar komt men zelf ook in de rol van helper. Kijkend naar de search valt op hoe veel bewijs er is dat dit principe werkt. Hoewel er duidelijk vele verschillende vormen zijn (variatie in frequentie, groepsgrootte, vorm van begeleiding/leiderschap, duur, setting, et cetera), lijkt er voor het onderliggende idee dat mensen die gelijksoortige problematiek hebben, elkaar kunnen helpen bij empowerment (en daarmee zichzelf), veel en sterk bewijs. Zowel kwantitatieve als kwalitatieve studies laten zien dat mensen er op allerlei manieren baat bij kunnen hebben. Dit geldt voor allerlei verschillende doelgroepen. 5.1.1 Peer support van mensen met een verslaving Het hele idee van peer support is het meest beschreven, onderbouwd en beproefd in relatie tot verslavingsproblematiek. Wereldwijd bekend, toegepast en wetenschappelijk onderbouwd zijn de zelfhulpbijeenkomsten van de AA (Alcoholics Anonymous) voor mensen met een alcoholverslaving. Naar het hart van empowerment 41 *** Zelfhulpgroepen. Voorbeeld: AA De AA is een zelfhulpgroep van (ex)drinkers die elke week bij elkaar komt en waar mensen elkaar ondersteunen om alcoholproblemen te overwinnen. De AA is gericht op democratische groepsprocessen, gedeeld en wisselend leiderschap en ervaringskennis en heeft een geheel eigen filosofie waarbij twaalf stappen worden gevolgd. Voor mensen die al lang bij de AA zijn, is hun betrokkenheid bij AA-activiteiten en -processen gaandeweg uitgegroeid tot een ‘gewone’, alledaagse actie, die verweven is geraakt met andere dagelijkse activiteiten. Kwalitatief en kwantitatief onderzoek laten positieve resultaten zien. Zie bijlage 2 voor een uitgebreidere beschrijving De reden dat deze vorm van peer support zo veel waarde heeft, komt volgens Weegmann & Piwowoz-Hjort (2009) omdat mensen in een dergelijke zelfhulpgroep een fellowship narrative ontwikkelen, oftewel een gemeenschappelijk verhaal dat wordt geconstrueerd door middel van het lotgenotencontact. Dit verhaal assisteert deelnemers bij de beoordeling van het verleden, het opnieuw opbouwen van het leven en het vinden van richting. Bovendien lijken spirituele en andere waarden van dit gezamenlijke narratief mensen te helpen om problemen in het leven effectief aan te pakken en op te lossen en meer zelfregie te ontwikkelen (Weegmann & Piwowoz-Hjort, 2009). De auteurs concluderen dat hoewel er meerdere wegen naar herstel zijn, de weg via fellowship er een is die een reeks principes en collectief-narratieve vormen biedt waarvan het voordeel is dat het consistentie en coherentie in het proces aanbrengt. Zo ontstaat er een soort gezamenlijke, relationele identiteit (Young, 2011). De search laat zien dat niet alleen zelfhulp, puur door mensen zelf georganiseerd, maar ook professioneel gefaciliteerde groepen waarin peers samenkomen, van nut kunnen zijn in het herstellen van verslaving. Zo zijn er allerlei mengvormen te vinden waarbij professionals het helper-principe inzetten of faciliteren door bijvoorbeeld een groep op te richten en te ondersteunen. Belangrijk kenmerk is dat niet de handelingen van de professional maar die van de groep verantwoordelijk zijn voor de effecten. Hier zijn allerlei varianten op te bedenken (zie bijvoorbeeld Chilton, Parrish & Crone, 2011). Binde (2012) laat zien dat een peer support groep voor jonge gokverslaafden kan bijdragen aan een vermindering van gokproblemen en dat dit zelfs geldt wanneer er slechts een of enkele bijeenkomsten werden bijgewoond. Bell et al.(2009) tonen aan dat voor studenten met verslavingsproblemen een peer support interventie hét verschil *** 42 Naar het hart van empowerment kan betekenen tussen doorgaan met de studie of stoppen. McCalman et al.(2010) laten zien dat support groepen voor mannen met diverse psychosociale problemen het sociaal en emotioneel welzijn van deelnemers kunnen verbeteren en dat deze vorm van hulpverlening mogelijk kostenbesparend uitpakt. Wood et al.(2010) onderzochten de effectiviteit van de ´Say it Straight training´ voor en door mensen met diverse verslavingsproblemen en/of een dubbele diagnose. Dit is een interpersoonlijke, interactieve, ervarings-gebaseerde training die als doel heeft motivatie, coping, sociale steun en groepscohesie te bewerkstelligen. De training wordt mede gecreëerd door deelnemers zelf. De training omvat het kiezen van uitdagende situaties in het leven, die vervolgens door deelnemers worden nagespeeld als een film waarin zij zelf alle rollen spelen en ervaren. Motivatie voor verandering, vaardigheden om positieve veranderingen door te voeren, self-efficacy, empathie, positieve steun en groepscohesie zijn gestoeld op eigen ervaringen en de feedback die men van anderen krijgt. De training resulteerde in een significante toename in empowerende communicatie, zelfvertrouwen en kwaliteit van leven op het niveau van de groep. Wat de genoemde studies gemeen hebben is dat er nadruk ligt op de waarde van een gevoel van gemeenschap of kameraadschap die tussen peers kan ontstaan. Dit principe doet zich ook voor in zogenaamde ‘sober living homes’ waar Heslin et al.(2011) onderzoek naar deden (zie ook Vanderplasschen et al., 2013). Resultaten laten zien dat bewoners in zo’n context vaak sterke psychologische en economische banden ontwikkelen die zelfs worden benoemd als ‘alternatieve families’. 5.1.2 Peer support van mensen met een chronische aandoening In de literatuur over peer support voor en door mensen met fysieke aandoeningen of chronische ziekten worden vele kwantitatieve en kwalitatieve effecten beschreven. In kwantitatief onderzoek (RCT’s en pre/post-test onderzoek) lijken aanwijzingen te bestaan dat vormen van peer support17 bijdragen aan: • Actief betrokken zijn bij je eigen zorg (Adolfsson et al., 2008; Oh & Lee, 2012; Pena-Purcell, Boggess & Jimenez, 2011) • Self-efficacy (Moattari et al., 2012; Pena-Purcell et al., 2011) • Kwaliteit van leven (Moattari et al., 2012; Chen, Pai & Li, 2008) • Klinische verbetering (Moattari et al., 2012; Chen et al., 2008; Pena-Purcell et al., 2011) • Leren omgaan met / aanpassen aan chronisch ziek zijn (Chen et al., 2008) • Vergroting van ervaren sociale steun (Chen et al., 2008; Oh & Lee, 2012) • Minder zorggebruik (Colella, 2010). 17 De onderzochte interventies variëren in duur, frequentie, vorm (online vs. face-to-face), doelgroep en soort begeleider (ervaringsdeskundig of professioneel). Naar het hart van empowerment 43 *** Kwalitatieve studies onder mensen met (chronische) ziektes die deelnemen aan peer support groepen, bevestigen deze resultaten en laten nog meer positieve betekenissen zien. De studie van Uden-Kraan et al.(2008) laat zien dat patiënten met verschillende chronische ziekten die deelnemen aan een (online) peer support groep beter geïnformeerd zijn, zich meer zelfverzekerd voelen in de relatie met de arts, de behandeling en de sociale omgeving, de ziekte meer accepteren, optimistischer zijn en meer controle hebben, beter sociaal welzijn genieten en meer betrokken zijn bij collectieve actie. Distelbrink, Gruijter & Oudenampsen (2008) deden onderzoek naar de effecten van peer support op mensen met spierziekten. Zij vonden daarbij dat mensen niet alleen beter kunnen omgaan met de gevolgen van de ziekte, maar zich ook sterker voelen en een positiever beeld hebben van de toekomst. Ook is men wijzer geworden over de ziekte. Lotgenotencontact wordt door participanten beschouwd als een wezenlijke aanvulling op professionele zorg, een resultaat dat aansluit bij de studie van Moattari et al.(2012), waaruit blijkt dat groepsempowerment als aanvulling op individuele begeleiding als beste optie wordt genoemd door mensen die behandeld worden voor chronische nierziekten. Adolfsson et al.(2008) hebben nader onderzocht wat dan kenmerkende elementen zijn van lotgenotencontact ten opzichte van professionele zorg bij fysieke aandoeningen. De onderzoekers vergeleken ervaringen van diabetespatiënten die individuele hulp kregen, met ervaringen van patiënten die aan een peer support groep deelnamen. Waar relaties in de individuele sessies verticaal werden ervaren, gekarakteriseerd door eenzijdige communicatie met zorgverleners die zich superieur opstellen, werden relaties in de groepen juist horizontaal ervaren, gekarakteriseerd door vertrouwen en wederzijdse communicatie. Degenen die individuele counseling hadden gehad, praatten over het leren door inschikking: zorgverleners gaven advies en ze verwachtten van patiënten dat zij dat advies opvolgen. In de groepen ging het meer over participerend leren waarbij facilitators en patiënten hun kennis en ervaringen deelden. Het omgaan met ziekte was voor de mensen in individuele counseling een externe bezigheid, waardoor het moeilijk was om verantwoordelijkheid voor en controle over zelfzorg te nemen. De patiënten in de groep kregen daarentegen het inzicht dat diabetes weliswaar een serieuze ziekte is maar wel beïnvloed kan worden, waardoor deze patiënten een gevoel van zelfcontrole ervoeren. Auteurs concluderen dat peer support meer geschikt is voor het bereiken van empowerment en voor het ontwikkelen van manieren om actief betrokken te zijn bij de eigen zorg dan individuele zorg. Het concept peer support wordt in de praktijk wisselend ingevuld, afhankelijk van de betrokken personen, het moment en de context. Maar, zo laten Stang & Mittelmark (2010) zien, hoe het zich precies ontvouwt lijkt niet eens zo van belang *** 44 Naar het hart van empowerment voor de waarde ervan. Deze onderzoekers onderzochten de waarde van peer support groepen voor vrouwen die de diagnose borstkanker krijgen. Ze bestudeerden drie verschillende groepen. Ook al ontwikkelden de groepen zich in totaal verschillende richtingen, in elk ervan ontstond er een bepaald gevoel van kameraadschap en steun. De waarde van peer support lijkt gestoeld op het feit dat mensen het gewoonweg prettig vinden om anderen te ontmoeten die zich in vergelijkbare situaties bevinden (Taylor, 2013). Het gaat niet over vorm maar om algemene processen van wederzijdse identificatie, emotionele steun, sociaal contact, begrip over de impact van problemen, het consolideren van informatie en wederzijdse ondersteuning bij unieke herstelprocessen en dat kan in evenzoveel vormen als dat er mensen zijn (Power & Hegarty, 2010). Mundell et al.(2012) noemen vergelijkbare empowerende elementen en voegen aan het rijtje toe: de kracht van rolmodellen en acceptatie. Ook Uden-Kraan et al.(2008) benoemen naast thema’s als uitwisselen van informatie emotionele steun en erkenning ook: ervaringen delen, anderen helpen en amusement als empowerende aspecten van peer support voor mensen met fysieke aandoeningen. 5.1.3 P eer support van mensen met een psychiatrische kwetsbaarheid Ook voor mensen met een psychiatrische kwetsbaarheid lijkt peer support een belangrijke bron voor empowerment te kunnen zijn, met herkenning, erkenning, steun en informatie als werkzame ingrediënten. Bovendien bieden lotgenotengroepen de mogelijkheid om het sociale netwerk uit te breiden (Castelein et al., 2010). Verbonden aan de opkomst van het herstelconcept en het denken over ervaringsdeskundigheid, lijkt er tegenwoordig een toenemende belangstelling te komen voor diverse vormen van peer support voor en door mensen met een psychiatrische kwetsbaarheid (soms professioneel gefaciliteerd). Wederzijdse steun en zelfhulpgroepen op basis van gedeelde ervaring maken immers de kern uit van herstel (Repper & Carter, 2011). De belangstelling voor peer support in relatie tot herstel is in de search vooral terug te vinden in artikelen waarin onderzoek naar herstelgerichte groeps-´interventies´ wordt beschreven. In de search komen verschillende voorbeelden naar voren en daarin zijn veel aanwijzingen te vinden over het belang en de werking van peer support. Wat in de search naar voren komt als verreweg het meest onderzocht is de methode ‘Wellness Recovery Action Plan’ (WRAP). Naar het hart van empowerment 45 *** Wellness Recovery Action Plan (WRAP) WRAP is een vorm van methodische zelfhulp die wordt geleid door twee getrainde ervaringsdeskundige facilitators. WRAP-cursussen worden gewoonlijk aangeboden in acht tot tien wekelijkse, in grote lijnen voorgestructureerde sessies waarbij deelnemers leren hoe zij een persoonlijk plan ontwikkelen om herstel te bereiken en te behouden. De persoonlijke ervaringen uit de levens van de facilitators en deelnemers dienen als voorbeeld om belangrijke concepten van zelfmanagement en herstel te illustreren. WRAP bestaat uit zeven onderdelen die allemaal afgestemd zijn op het hoofdthema: Wat heb ik in welke situatie nodig en hoe kan ik mijn welbevinden vergroten? De werkzaamheid van WRAP is met kwantitatief en kwalitatief onderzoek aangetoond. Zie bijlage 2 voor een uitgebreidere beschrijving. Een mooi voorbeeld van een studie die inzicht geeft in het proces en de waarde van peer support van en voor mensen met psychische problemen, is de uitgebreide kwalitatieve studie van Hupp (2012) die het Wellness Management and Recovery (WMR) programma onderzocht, een variant op het iets bekendere Illness Management and Recovery programma (IMR). Het WMR-programma is gericht op communicatie, sociale steun, welzijn en zelf-empowerment. Het doel van het programma is herstel van psychische problemen te bevorderen. Een centraal idee van het WMR-model is dat individuen met ernstige psychiatrische aandoeningen baat hebben bij kansen voor zowel intrapersoonlijke groei als de opbouw van interpersoonlijke relaties. Het programma legt nadruk op ‘empowerment door middel van het vinden van je stem’. De resultaten laten zien dat mensen zeer tevreden zijn met het programma en dat men ervan overtuigd is dat het programma bijdraagt aan hun eigen herstelprocessen. Resultaten suggereren dat de sleutelaspecten die bijdragen aan het succes onder andere zijn: groepsdynamiek, sociale steun, de inhoud van het programma en educatieve componenten, de nadruk op welzijn, het ontwikkelen van communicatievaardigheden en individuele activering door deelname aan een groep. Vier kwantitatieve studies naar vergelijkbare herstelgroepen laten ook overwegend positieve resultaten zien. Barbic, Krupa & Armstrong (2009) vonden positieve effecten op het niveau van hoop, empowerment en herstel maar opvallend genoeg niet op kwaliteit van leven. Pickett et al.(2010) vonden positieve effecten op metingen van empowerment, zelfwaarde en assertiviteit. Zij verklaren dit resultaat door de verbeterde informatievoorziening, vaardigheden en steun waardoor mensen meer betrokken raakten in besluitvormingsprocessen. Ook Resnick & Rosenheck (2008) vonden effecten op metingen van empowerment en bovendien op metingen van *** 46 Naar het hart van empowerment algeheel vertrouwen. De auteurs concluderen dat participatie in een peer support programma persoonlijk welzijn kan verhogen, zowel op het gebied van herstel als op meer traditioneel-klinische metingen. De studie van Lucksted et al.(2009) bevestigt dit met zowel kwantitatieve als kwalitatieve resultaten. Zij laten effecten zien op kennis en ziektemanagement, vermindering van gevoelens van machteloosheid, meer vertrouwen, connectie met anderen. Een Nederlands voorbeeld dat uit de search naar boven komt is ‘Herstellen doe je zelf’ (Gestel-Timmermans et al., 2012). Deze 12 weken durende peer interventie had in de studie een significant positief effect op metingen van empowerment, hoop en self-efficacy maar niet op kwaliteit van leven en eenzaamheid. De auteur concludeert dat de interventie een toegevoegde waarde heeft voor herstelgerichte zorg. 5.2 Collectief herstel De vorige paragraaf ging in op peer support in de vorm van groepen en bijeenkomsten. In dergelijke groepen staan wederzijdse steun en het gesprek over de gedeelde problematiek alsook over de persoonlijke strategieën en betekenisgeving centraal. In de literatuur komt echter nog een andere vorm van peer support naar voren waarbij mensen op een nog intensievere manier samenwerken aan herstel. Het gaat daarbij om praktijken, hetzij autonoom, hetzij onderdeel van een instelling, die zich richten op wonen, vrije tijd, sociale contacten, ondersteuning en zorg, (vrijwilligers)werk, sport, creativiteit en kunst of andere leefgebieden. Peer support met betrekking tot de gedeelde problematiek is daarbij natuurlijk altijd een onderdeel, maar in dit geval is het een (logisch) gevolg van samen werken aan constructieve doelen en projecten, en niet een doel op zich. Er is bij deze vorm ook een veel sterker maatschappelijk (emancipatorisch en participatief) doel. Het gaat dan om herstelgemeenschappen, herstelcentra en cliëntgestuurde organisaties. 5.2.1 Herstelgemeenschappen Herstelgemeenschappen bestaan in verschillende vormen en maten. Vaak zijn het door zorg en welzijn gefaciliteerde woningen waarin mensen met gelijksoortige problematiek samenwonen, leven en zo gezamenlijk aan hun herstel werken (mutual self help homes). Deze gemeenschappen kunnen gezien worden als voortvloeisels uit de doorgaande zorg-aanpak van de therapeutische gemeenschap die in de jaren zestig zo populair was en effectief is bevonden op zowel psychologische als maatschappelijke uitkomsten (Vanderplasschen et al., 2013) maar die ook breed bekritiseerd is. Tegenwoordig ligt de nadruk van gemeenschappen vooral op zinvolle gezamenlijke activiteiten in het leven, los van hulpverleningsdoelen. Participatie Naar het hart van empowerment 47 *** in zinvolle activiteiten op verschillende levensgebieden kan namelijk sterk bijdragen aan het welzijn en kwaliteit van leven en zo indirect aan klinische uitkomsten (zie bijvoorbeeld de studie van Graven et al., 2011). Onderzoek laat zien dat herstelgemeenschappen een krachtige manier zijn om te leren omgaan met problemen (bijvoorbeeld verslaving) en om terugkeer naar de samenleving te bewerkstelligen. Er wordt namelijk een context gecreëerd van stabiele huisvesting, baanmogelijkheden en laagdrempelige ondersteuning door lotgenoten en professionals (Jason & Ferrari, 2010). Ook onderzoek naar herstelcommunities van dak- en thuislozen laat zien dat de werking berust op de context die wordt gecreëerd (de auteurs noemen het een ‘oase’). Deze context kenmerkt zich door een combinatie van een laagdrempelige toegang tot diensten en een fysieke én sociale omgeving om aan herstel te werken. Het is voor mensen tegelijkertijd een toevluchtsoord, een plek om te leren en te ondernemen en bovendien een plek ‘waar je ergens bij hoort’. Zo’n context werkt een holistische benadering van herstel in de hand die veel verder gaat dan klinische inspanningen om psychiatrische symptomen, middelengebruik en dergelijke te verminderen (Carpenter-Song, Hipolito & Whitley, 2012). Uit narratief onderzoek onder mensen met psychische aandoeningen blijkt dat klinische behandelingen weliswaar betekenis kunnen hebben in relatie tot herstel maar dat men het als veel belangrijker ervaart om relaties met anderen te hebben op plaatsen waar men zich geaccepteerd en begrepen voelt (Davidson, Miller & Flanagan, 2008). Het principe ‘iets kunnen teruggeven’ aan anderen en het hebben van dagelijkse activiteiten, zijn manieren om een gevoel van zelfwaarde te ontwikkelen. Klinische behandelingen, zoals medicatie, kunnen volgens geïnterviewden alleen helpen als ze dienend zijn aan dergelijke ervaringen van verbondenheid. 5.2.2 Herstelcentra In herstelcentra wonen mensen niet samen maar wordt een omgeving gecreëerd waar leden deel van uitmaken en naar terug kunnen keren. Het is een omgeving van waaruit bijvoorbeeld recreatie-activiteiten, zelfhulpgroepen, lezingen, cursussen, publieke campagnes, vrijwilligerswerk, beleidsbeïnvloeding en dergelijke worden georganiseerd (Brown, Wituk & Meissen, 2010). Het is tevens een omgeving met mogelijkheden om te worden betrokken bij ​​werk, school en andere zinvolle bezigheden. De omgeving faciliteert actieve betrokkenheid door relaties op te bouwen, op basis van gedeelde interesses en sterke punten. Heel simpel gezegd ligt het empowerende in het samen iets ondernemen, samen iets meemaken. Dat dit principe werkt, blijkt bijvoorbeeld uit het gecombineerd kwantitatief en kwalitatief onderzoek naar ervaringen van mensen die met elkaar *** 48 Naar het hart van empowerment op survival weekend gaan. Daaruit blijkt dat deelnemers empoweren omdat ze (1) kansen kregen om vaardigheden te ontwikkelen, (2) verantwoordelijkheden hadden en (3) hulp van andere deelnemers en staf ontvingen. Deelnemers beschrijven gevoelens van voldoening, wat bijdraagt aan hun empowerment en veerkracht. Men ervoer ook dat het programma veranderingen in gedrag had veroorzaakt (Shellman, 2009). Het principe van samen dingen ondernemen, zonder direct hulpverleningsdoel, zien we ook terug in centra die werken volgens het ‘clubhouse-model’. Kwalitatief onderzoek naar de invloed van clubhouse-deelname op herstel wijst uit dat de leden de mogelijkheden om zinvolle activiteiten te ondernemen, waarderen en daarmee hun herstel in hun eigen tempo voort kunnen zetten. Respect, hoop en het kunnen uitreiken naar anderen voor steun, leidt tot een betrokkenheid bij de clubhousegemeenschap en deze voldoet aan de behoeften van de leden die met de pijn en de uitdaging van het leven met een ernstige psychische ziekte worstelen (Stoffel, 2008). Herstelcentra kunnen gezien worden als opkomende best practice die deelnemers een gevoel van gemeenschap bieden alsook een opstap naar bredere mogelijkheden (Whitley & Siantz, 2012). Herstelcentra zijn in meer of mindere mate cliëntgestuurd. 5.2.3 Cliëntgestuurde organisaties Nog een stapje verder gaan de organisaties waarin deelnemers niet alleen invloed hebben op de activiteiten maar ook op de organisatie zelf. In een cliëntgestuurde of consumer-run organisatie is het uitgangspunt een participerende democratie waarbij deelnemers betrokken zijn bij alle aspecten van de organisatie. In deze organisaties is er sprake van een gekantelde organisatiestructuur met als belangrijkste kenmerk dat iedere vorm van hiërarchie wordt afgewezen (Brown et al., 2008; Brown, 2009) en dat de zeggenschap over de organisatie zoveel mogelijk bij deelnemers komt te liggen (Boumans et al., 2012; Huber & Bouwes, 2011). Zij fungeren hier vaak als opdrachtgevers van betaalde medewerkers en professionals (Haaster & Vesseur, 2002; Holter et al., 2004). Cliëntgestuurde organisaties zijn er in allerlei soorten en maten (David & Baron, 2010; Hof & Verstegen, 2002), soms verbonden aan een professionele instelling en soms juist niet, wat beide zijn voor- en nadelen kan hebben (Resnick et al., 2004). Voorbeelden in Nederland zijn de cliëntgestuurde dagactiviteitencentra voor mensen met psychische problematiek (Kwee & Passavanti, 1999; Kal, 2010A) en cliëntgestuurde kunstprojecten zoals het Diepwater Collectief (Pieters, 2002). Een ander goed voorbeeld van cliëntsturing in Nederland zijn de zogenaamde zelfbeheerorganisaties waar dak- en thuislozen zelf een woonvorm/ opvang runnen en daarmee vergaande invloed uitoefenen op hun leefomstandigheden (Boumans et al., 2012; Huber & Bouwes, 2011). Naar het hart van empowerment 49 *** Uit de literatuurreview komen aanwijzingen naar voren dat cliëntgestuurde organisaties allerlei empowerende effecten kunnen hebben voor deelnemers. Onderzoek laat zien dat mensen die structureel meer beslissingsruimte krijgen of opeisen, meer self-efficacy ontwikkelen (Biron & Bamberger, 2010). Op plekken waar mensen werkelijk invloed uitoefenen op organisatorische zaken, zien onderzoekers uitkomsten op het gebied van (subjectieve) empowerment, verantwoordelijkheid, hoop, steun, krachtgerichtheid, geïndividualiseerde en persoonsgerichte zorg, respect en zelfsturing (LaBoube et al., 2012; Roger et al., 2011). Yanos (2000) laat in een kwantitatieve studie zien dat deelname aan een cliëntgestuurde organisatie geassocieerd is met een grotere waarschijnlijkheid van herstel en beter sociaal functioneren van mensen met psychische problemen (in vergelijking met traditionele psychiatrie). Ook in de kwantitatieve studie van Segal, Silverman & Temkin (2010) blijkt het deelnemen aan een cliëntgestuurd project een significant beter effect op herstel te hebben dan een aanpak met ggz alleen. Boisvert et al.(2008) vinden een vergelijkbaar resultaat maar dan met betrekking tot mensen met een verslavingsprobleem. Uit het kwalitatieve deel van deze studie blijkt bovendien dat deelname leidt tot een betere aansluiting bij de bredere gemeenschap. De meerwaarde van cliëntsturing lijkt te zitten in het feit dat mensen niet alleen invloed hebben op de te ondernemen activiteiten en interventies binnen de bestaande structuren, maar ook op de structuren zelf. Volgens Brown et al.(2008) en Brown (2009), die studies deden naar de werkingsmechanismen van cliëntgestuurde organisaties, ontstaan de positieve resultaten omdat er sprake is van een combinatie van activiteiten waarbij deelnemers leiderschapsrollen op zich kunnen nemen en betrokken worden bij organisatorische zaken, en activiteiten waarbij er sociale betrokkenheid ontstaat en wederzijds steunende vriendschappen tot stand komen. Precies die combinatie is zo belangrijk voor herstel. Cliëntgestuurde organisaties zouden altijd beide vormen van activiteiten moeten bewerkstelligen, aldus de auteurs. Dit kan alleen als bestaande organisaties en gemeenschappen werken aan structurele veranderingen die de positie van deelnemers/cliënten verbeteren, waardoor hun empowerment een kans krijgt (LaBoube et al., 2012) (zie ook §7.1). Overigens is het bewerkstelligen van echte cliëntsturing in deze vorm een ingewikkeld proces dat veel dilemma’s opwerpt. Een organisatie moet bereid zijn om deze dilemma’s te overstijgen en daar stapje voor stapje aan te werken (Boumans et al., 2012). *** 50 Naar het hart van empowerment 5.3 Sociale beweging Een vaak vergeten aspect van empowerment ligt op het politieke niveau. Politiek commitment en doelbewuste betrokkenheid bij de gemeenschap zijn belangrijke aspecten van duurzaam empowerment en herstel (Matusek & Knudson, 2009). Een manier waarop individuen dat bewerkstelligen is door zich aan te sluiten bij een sociale beweging of belangenbehartigingscollectief. Onderzoek en theorie laten zien dat er een enorme power kan uitgaan van collectieve actie, in het aan de kaak stellen en veranderen van bestaande systemen (Thomas & McGarty, 2009). Dit geldt vooral wanneer er sprake is van emotionele betrokkenheid, vaak gebaseerd op een gezamenlijk ervaren verontwaardiging over bestaande systemen. 5.3.1 Collectieve actie middels belangenbehartiging Nederland & Duyvendak (2004) deden een uitgebreide studie naar de effectiviteit van belangenbehartiging door cliënten- en patiëntencollectieven in Nederland. Volgens de auteurs is belangenbehartiging zelden een eenmalige activiteit. Meestal gaat het om een reeks activiteiten over een langere periode. Drie fases zijn daarin te onderscheiden. Ten eerste de planningsfase waarin doelen, strategieën en mogelijke coalities worden bepaald. Ten tweede de uitvoeringsfase waarin er interactie met ‘de buitenwereld’ wordt aangegaan, strategieën worden toegepast zoals overleggen en beïnvloeden, netwerken en samenwerken. Hierbij horen ook onderhandelen en overtuigen, waarbij mogelijk tegenwerking ontstaat en methoden worden bijgesteld. En ten slotte de afrondingsfase waarin de effecten worden geëvalueerd. De empowerende effecten van belangenbehartigingsinitiatieven kunnen volgens de auteurs worden ingedeeld in ‘interne’ en ‘externe’ effecten, die respectievelijk te maken hebben met de organisatie zelf en de systemen die ze pogen te veranderen. • Interne effecten: –– versterking van (collectieve) identiteit –– het veranderen van de infrastructuur van de organisatie • Externe effecten: –– meer mogelijkheden verwerven om invloed uit te oefenen binnen een bepaald systeem –– invloed op politieke besluitvorming –– actoren worden gevoelig voor eisen van sociale beweging –– structurele effecten: het lukt om bepaalde aspecten van de politieke en maatschappelijke structuur zelf te veranderen. Om de door Nederland & Duyvendak onderscheiden potentiële effecten van belangenbehartiging te illustreren, maken we in de volgende sub paragraaf een kort uitstapje naar de geschiedenis van de psychiatrische cliënten- en patiëntenbeweging in Nederland. Dit is misschien wel het meest duidelijke voorbeeld van hoe Naar het hart van empowerment 51 *** een sociale beweging zich in de praktijk kan manifesteren. Veel van de hierboven beschreven abstracte effecten zijn hierin te herkennen. 5.3.2 I llustratie: Een korte geschiedenis van de cliënten- en patiëntenbeweging Tot de jaren zestig van de vorige eeuw werden mensen met psychische of mentale beperkingen ondergebracht in grootschalige instituten, ver buiten de samenleving, waar men zorg, opvang en begeleiding ontvangt. Vanaf de jaren zestig komt daar verandering in. Patiënten worden mondiger en gaan zich engageren en samenwerken. Samen met kritische hulpverleners en maatschappelijke groeperingen komen zij voor het eerst publiekelijk in opstand tegen de regimes van tehuizen en de vrijheidsbeperkende maatregelen die daar worden toegepast. Gefaciliteerd door de opkomst van het anti-psychiatrisch denken en het werk van denkers als Foucault (1989) ontstaan Pandora, de Cliëntenbond en de stichting Landelijke Patiënten- en Bewonersraden (LPR) in respectievelijk 1964, 1971 en 1980. Deze organisaties vormen een beweging die zich verzet tegen inrichtingspsychiatrie en zich inzet voor de verbetering van de positie van psychiatrische patiënten. Zij bepleit radicale democratisering van de psychiatrie. Misstanden in de psychiatrie worden naar buiten gebracht en de psychiatrische cliëntenbeweging ontwikkelt door middel van een eigen medium, ‘de Gekkenkrant’, een eigen strijdbare identiteit. (Gijswijt-Hofstra & Oosterhuis, 2001; Hunsche, 2008; Fox et al., 1983; Henskens & Muusse, 2009). In de jaren tachtig gaat de beweging zich steeds meer tot de overheid richten en eist onder meer het vastleggen van rechten van psychiatrische patiënten rond inspraak in behandeling. In de eerste plaats met betrekking tot elektroshock behandeling en separatie en later rond het formaliseren van collectieve rechten zoals de waarborging van cliëntenraden in psychiatrische ziekenhuizen. Zo wordt in 1981 de Stichting Patiënten vertrouwenspersoon (PVP) Geestelijke Gezondheidszorg opgericht, waar cliënten terecht kunnen voor klachten over hun behandeling. In de actie ‘Moratorium’ verzoekt de psychiatrische tegenbeweging de Tweede Kamer om de bouw van 17 nieuwe grootschalige psychiatrische ziekenhuizen stop te zetten. Deze actie zorgt opnieuw voor een publieke discussie over de psychiatrische zorg en wordt mede aanleiding van de ‘Nieuwe nota geestelijke volksgezondheid’ (1984), die de zorg voor psychiatrische patiënten kleinschaliger en gedifferentieerder wil regelen. Goede ambulante zorg door ‘Riaggs’ en verschillende beschermende woonvormen moeten opnames, en daarmee ook separatie tijdens die opnames, zoveel mogelijk voorkomen (Henkens & Muusse, 2009). Diagnose-specifieke patiëntenen familieverenigingen ontstaan in deze tijd en ook die schuiven in toenemende *** 52 Naar het hart van empowerment mate aan bij beleidsmakers en bestuurders om de belangen van mensen met psychische stoornissen in het beleid te behartigen (Hunsche, 2008). In het volgende decennium vindt er, op beleidsniveau, een verschuiving plaats in het dominante vertoog over psychiatrie. In 1993 verschijnt in deze lijn de nota ‘Onder Anderen’, die is gericht op verdere vermaatschappelijking van de geestelijke gezondheidszorg. In 1994 wordt de Tweede Krankzinnigenwet vervangen door de Wet Bijzondere Opnemingen Psychiatrische Ziekenhuizen (BOPZ). Hierdoor versmallen de mogelijkheden voor dwangopname en worden de rechten van patiënten verder uitgebreid. ‘Nieuwe’ vormen van zorg worden ontwikkeld zoals thuiszorg, begeleid wonen, begeleiding op afroep, bedden-op-recept, crisisopvang, sociale pensions, bemoeizorg, casemanagement, psycho-educatie, kwartiermaak-activiteiten, vriendendiensten, dagactiviteiten, job coaching en arbeidsrehabilitatie (Bennett, 1997; Petry, 1995, Dröes & Weeghel, 1994). Omdat eind jaren negentig blijkt dat er in het proces van extramuralisering dingen misgaan – maatschappelijke integratie lukt vaak niet en het extramurale behandelaanbod sluit onvoldoende aan –, verandert de focus van de cliënten- en patiëntenbeweging. Waar de strijd eerst vooral was gericht op het veranderen van de inrichtingspsychiatrie, worden nu de extramurale zorg en de maatschappelijke positie van patiënten aan de kaak gesteld. ‘Erbij horen’, wordt het belangrijkste nieuwe doel van de emancipatorische activiteiten (Wilde, 2002 in: Henskens & Muusse, 2009). Er ontstaat in deze tijd ook een nieuwe beweging die als gevolg/vervolg kan worden gezien op de oorspronkelijke cliënten- en patiëntenbeweging en zich er tegelijkertijd ook enigszins inhoudelijk van onderscheidt: de herstelbeweging. Ook hier gaat het om groepen zorggebruikers die zich verenigen en zich kritisch uitspreken over de gangbare procedures in de zorg (Fisher & Chamberlin, 2005). Meer dan de cliënten- en patiëntenbeweging legt de herstelbeweging nadruk op de mogelijkheden van subjecten om door middel van de ontwikkeling van zingeving, (narratieve) identiteit en ervaringskennis meer handelingsmogelijkheden te verwerven: te ‘empoweren’ (Boevink, 2008A; Boumans, 2012A&B). De beweging bepleit het losbreken uit het eenzijdige verhaal waarin veel cliënten in de zorg zich opgesloten zien (Deegan, 1993; Anthony, 1993) waardoor er nauwelijks iets in hun levenssituatie verandert. Dit verhaal kenmerkt zich door het leven met een patiënt-identiteit, stigma, weinig regie over zorg en weinig mogelijkheden tot zinvolle participatie in de samenleving (Boevink, 2008A). Door middel van onderlinge verbindingen en wederkerige steun, het bewerkstelligen van autonome toegang tot middelen en hulpbronnen en het nemen van risico, worden waarden als eigenaarschap, macht en erkenning op een nieuwe manier nagestreefd (Livingston et al., 2011). Naar het hart van empowerment 53 *** De herstelbeweging is internationaal in een stroomversnelling geraakt en in geloofwaardigheid gestegen door publicaties die aantonen dat het beloop van chronisch geachte aandoeningen veel gunstiger is dan vaak gedacht, en door het werk van Anthony en anderen van de Boston University die het concept herstel hebben gedefinieerd (Ostrow & Adams, 2012). Dit heeft de weg geëffend voor zorggebruikers over heel de wereld om de strijd aan te gaan om bestaande zorgsystemen voor mensen met psychische, psychosociale of verslavingsproblemen meer herstelondersteunend te krijgen (Fisher & Chamberlin, 2005). Fisher en Chamberlin laten zien dat cliënten een steeds grotere rol spelen in het katalyseren van de transformatie van een systeem gebaseerd op een institutionele cultuur van controle en exclusie, naar een systeem gebaseerd op een herstelcultuur van zelf-determinatie en gemeenschapsparticipatie. Ook op nationaal en lokaal beleidsniveau oefenen zorggebruikers invloed uit (Fisher & Chamberlin, 2005). Volgens Gehart (2012) is de herstelbeweging de eerste zorggebruikers-gestuurde beweging die werkelijk transformatie-effecten heeft op beleid en professionele praktijken (zie ook White, 2011). De herstelbeweging heeft zich inmiddels ontwikkeld van een meer radicale beweging in de vroege dagen, tot een meer participatieve beweging die betrokkenheid bij systemen bewerkstelligt en door middel van die betrokkenheid alternatieve modellen van zorg implementeert. Nu er steeds meer ervaringsdeskundigen werken in zorgsystemen (zie ook §6.3), is de nadruk meer komen te liggen op niet-medische alternatieven. De aanpak is anders maar nog steeds staan waarden als herstel, zelfbeschikking en keuze in het middelpunt van een doorgaande collectieve strijd (Ostrow & Adams, 2012). 5.3.3 Is collectieve actie effectief? Hoewel het moeilijk is om in het geval van sociale bewegingen conclusies te trekken over causaliteit, is het aannemelijk dat de activiteiten van de cliëntenbeweging en herstelbeweging een bijdrage hebben geleverd, en nog leveren, aan structurele veranderingen binnen de zorg. Toch is dit een allesbehalve eenvoudig onderwerp. Nederland & Duyvendak (2004) laten zien hoe complex het is om als collectief een bepaald systeem te veranderen. Het succes of falen van een belangenbehartigingspraktijk wordt volgens de auteurs onder meer bepaald door de mate waarin organisaties eigen initiatieven nemen, een eigen agenda ontwikkelen en zich weten te behoeden voor ‘inkapseling’ door het systeem. Succesvolle trajecten kenmerken zich door een ‘inpluggen in het systeem’ door aan te sluiten bij een bestaand conflict of bij een nieuw probleem dat aandacht trekt in het politiek-maatschappelijke debat, en vervolgens zo weten te handelen dat het systeem zelf ter discussie komt te staan. Professionalisering, *** 54 Naar het hart van empowerment beleidstrategisch anticiperen, mediatechnieken, langetermijnadem, het opzetten en onderhouden van samenwerkingsverbanden zijn organisatorische voorwaarden. Procesmatig gezien zijn van belang: het formuleren van heldere doelstellingen, het gebruik maken van ervaringskennis én wetenschappelijke kennis, het onvoorspelbaar en flexibel blijven qua strategieën, het blijven reflecteren en aan het eind goed evalueren of effecten bereikt zijn. Inhoudelijk heeft een belangenbehartigingspraktijk meer effect als er niet te eenzijdig wordt gestreefd naar zelfbeschikking maar juist het spanningsveld tussen afhankelijkheid en zelfbeschikking centraal staat. Het spreekt voor zich dat voor succesvolle collectieve actie financiën, tijd, expertise, menskracht en de juiste contacten nodig zijn. Het veranderen van systemen gaat niet over een nacht ijs. De auteurs concluderen op basis van hun evaluatie van Nederlandse belangenbehartigingsorganisaties verder dat bij de beïnvloeding van politiek beleid, van wetenschappelijk onderzoek en van het beleid van bedrijven meer en betere resultaten worden behaald dan bij de belangenbehartiging binnen de gezondheidszorg (zorgaanbieders, zorgverzekeraars). Als mogelijke verklaringen worden gegeven dat bewegingen in de geschiedenis meer ervaring hebben met de actiegerichte poot van belangenbehartiging richting de overheid of dat door de geschapen medezeggenschapsstructuren binnen de zorg collectieven minder geneigd zijn om ‘hardere’ actiemaatregelen in te zetten. Het zomaar aanschuiven bij een overlegtafel lijkt meestal geen effectieve strategie te zijn om belangen effectief te behartigen. In aansluiting daarop dient zich de vraag aan in hoeverre de beweging in de psychiatrie daadwerkelijk tot duurzame veranderingen in de zorgstructuur heeft geleid. Is het aantal opnames verminderd? Zijn de omstandigheden binnen de inrichtingspsychiatrie beter? Wordt er minder dwang toegepast? Hebben zorggebruikers meer inspraak? Zijn er voldoende ambulante zorgvormen ontstaan die aansluiten bij de behoeften van zorggebruikers? Zijn praktijken voldoende herstelondersteunend? Onderzoek en ervaringsverhalen suggereren dat veel van deze vragen met ‘nee’ kunnen worden beantwoord. Zo is er weliswaar sprake van een daling van klinische capaciteit in de tweede helft van de jaren negentig (14%), maar tussen 2002-2009 groeit die weer met 8% (Hoof et al., 2012). De mogelijkheden voor dwangopname worden sinds 2004 ook weer groter door een aanpassing in de BOPZ (Bos & Knuttel, 2009). Het recht op inspraak en participatie door middel van cliëntenraden blijkt in de praktijk niet voldoende bewerkstelligd te worden. Een beeld dat overigens niet alleen voor de ggz geldt (Zuidgeest et al., 2011; Hoogerwerf, Nievers & Scholten, 2004). Stigma en macht blijven boosdoeners die spanningen en belemmeringen opwerpen voor werkelijke cliënt-participatie (Patterson et al., 2009). Zorgelijk zijn ook de nieuwe lichting misstanden met betrekking tot dwang in de psychiatrie, zoals Naar het hart van empowerment 55 *** twee berichten over patiënten die overlijden in een isoleercel (http://www.eo.nl/tv/ devijfdedag/artikel-detail/die-isoleercel-is-verwoestend-wreed) en het verhaal van Brandon die jaren vastgeketend is geweest aan een muur (http://www.ggz-forum. nl/Brandon.htm). Het woord ‘herstel’ wordt ondertussen steeds meer losgezongen van de emancipatoire roots en komt in het vocabulaire van beleidsmakers en bestuurders terecht. Daarbij is het niet altijd zeker dat de oorspronkelijke doelen behouden blijven (Wardle, 2012), zie ook hoofdstuk 7. Kortom, ondanks de vele inspanningen blijft er aanleiding voor strijd. En dat is misschien ook wel het belangrijkste kenmerk van deze vorm van collectieve empowerment: het is een doorgaand proces in een complex belangenveld. Een lange adem is vereist. 5.4 Samengevat Peer support is gebaseerd op een simpel principe: wederkerige steun tussen mensen die iets vergelijkbaars doormaken. Er is veel bewijs dat peer support werkt en zinvol kan zijn voor verschillende doelgroepen zoals mensen met verslavingsproblematiek, mensen met somatische aandoeningen en mensen met psychische aandoeningen. Als werkzame onderdelen komen onder andere naar voren: het ontwikkelen van een gezamenlijk verhaal, participerend leren, wederzijds vertrouwen, horizontale communicatie, herkenning, erkenning, steun, informatie en uitbreiding van het sociale netwerk, groepsdynamiek, de nadruk op welzijn, het ontwikkelen van communicatievaardigheden en individuele activatie door deelname aan een groep. Onderzoek laat zien dat peer support bijeenkomsten onder andere bijdragen aan een andere blik op de eigen situatie, het leren omgaan met een aandoening, kwaliteit van leven, vergroting van sociale steun, acceptatie, optimisme, controle, hoop, herstel, zelfwaarde, assertiviteit, vertrouwen, kennis, ziektemanagement, en de vermindering van gevoelens van machteloosheid. De AA en WRAP zijn twee voorbeelden van specifieke peer support aanpakken die effectief zijn bevonden en door betrokkenen worden gewaardeerd. Ook intensievere vormen van peer support, zoals herstelgemeenschappen en herstelcentra waarin mensen samen leven of activiteiten ondernemen op het gebied van wonen, vrije tijd, sociale contacten, ondersteuning en zorg, (vrijwilligers)werk, sport, creativiteit en kunst of andere leefgebieden, lijken werkzaam en zinvol. Kenmerkend voor deze vormen van peer support is dat er een grotere nadruk ligt op (terugkeer naar) maatschappelijke deelname, op plaatsen waar men zich geaccepteerd en begrepen voelt en dagelijkse participatie. Cliëntgestuurde organisaties gaan nog een stap verder en hebben als uitgangspunt een participerende democratie waarbij deelnemers betrokken zijn bij alle aspecten van de organisatie. De meerwaarde van cliëntsturing lijkt erin te zitten dat mensen niet alleen invloed hebben *** 56 Naar het hart van empowerment op de te ondernemen activiteiten en interventies binnen de bestaande structuren, maar ook op de structuren zelf. Bij cliëntgestuurde praktijken lijkt vooral de combinatie van steun en wederkerigheid, het innemen van nieuwe rollen en het kunnen uitoefenen van invloed, positieve effecten te hebben op empowerment. Onderzoek laat positieve resultaten zien bijvoorbeeld op het gebied van self-efficacy, herstel, sociaal functioneren en aansluiting bij de bredere gemeenschap. Nog een stapje verder gaan sociale bewegingen die collectief strijden voor meer maatschappelijke invloed. Zij streven niet alleen naar ‘interne effecten’ zoals de versterking van de collectieve identiteit en het veranderen van de eigen organisatie, maar ook naar ‘externe effecten’ zoals het bereiken van invloed op (zorg)systemen, politieke besluitvorming en maatschappelijke structuren. Hoewel er vele voorbeelden te noemen zijn die laten zien hoe veel power kan uitgaan van collectieve belangenbehartiging, is het veranderen van systemen op deze schaal erg ingewikkeld en mede afhankelijk van cultuurhistorische ontwikkelingen in de maatschappij. Naar het hart van empowerment 57 *** Professionele ondersteuning van empowerment 6 “Samenwerking vindt plaats wanneer het contact gebaseerd is op wederkerig vertrouwen en op overeenstemming over middelen en doelen.” (Kamphuis, 1952). In de vorige twee hoofdstukken is literatuur beschreven die zich richt op de empowermentstrategieën en –activiteiten van empowerenden, zowel individueel als collectief. Hier ligt de basis van empowerment. We zagen al hier en daar dat deze strategieën en praktijken professioneel ondersteund kunnen worden. In dit hoofdstuk wordt dieper ingegaan op de rol van de professional bij empowerment. Het is gebaseerd op een inhoudsanalyse van de derde empowermentcategorie (zie §3.1). 6.1 De cliënt als subject van zorg Een wezenlijk punt van empowermentondersteuning, en terugkerend principe in de geanalyseerde onderzoeksartikelen, is dat de deskundigheid en methodieken van de professional niet langer leidend zijn. In plaats van een situatie waarin een cliënt object is van handelingen van de professional, is de cliënt zoveel mogelijk subject van zorg. Dat betekent dat het proces van de cliënt in de context van zijn leven centraal staat en de ondersteuning daarbij aansluit, niet andersom. In de volgende drie sub paragrafen wordt ingegaan op een aantal inhoudelijke aspecten van empowermentondersteuning door professionals. 6.1.1 Ondersteuning van veerkracht en regie over het leven In §4.1 zagen we hoe belangrijk persoonlijke veerkracht en het ontwikkelen van eigen, unieke zelfzorg- en herstelstrategieën zijn voor empowerment. Naast de inspanningen van mensen zelf en hun naasten (hoofdstuk 4) en peers (hoofdstuk 5) kunnen ook professionals hier een belangrijke rol in spelen. Professionals kunnen zich inspannen om de veerkracht en mogelijkheden die iemand bezit, maar waar hij of zij misschien geen toegang tot heeft, aan te boren. Het Strengths model, ook wel het krachtenmodel genoemd, speelt hierop in. *** 58 Naar het hart van empowerment Strengths model / krachtenmodel Het Strengths model is een benadering waarin de eigen mogelijkheden van cliënten het uitgangspunt vormen, in combinatie met hulpbronnen die de omgeving biedt om mensen als burger in de samenleving te laten participeren. De krachtenbenadering appelleert aan en stimuleert de veerkracht van cliënten die sluimerend aanwezig is. De benadering start met het bewerkstelligen van een samenwerkingsrelatie waarna krachten worden geïnventariseerd, doelen worden gesteld en bronnen worden gezocht. Kwalitatief en kwantitatief onderzoek laten wisselende resultaten zien. Zie bijlage 2 voor een uitgebreidere beschrijving Het ondersteunen van veerkracht en mogelijkheden klinkt eenvoudiger dan het is. Het impliceert dat de strategieën en zelfzorgactiviteiten die mensen hebben ontwikkeld in de context van hun leven, daadwerkelijk centraal komen te staan in de ondersteuning en niet de ideeën of methoden van de professional. Professionals hebben de taak de eigen processen van cliënten zo goed mogelijk te ondersteunen en zoveel mogelijk regie te leggen bij de cliënt, zonder deze regieneming af te dwingen (Bowler, 2010; Brink, 2012; Nygardh et al., 2012). Eventuele klinische zorg zou daar ook altijd ondersteunend aan moeten zijn (Davidson et al., 2008). Deze manier van zorg verlenen vraagt om een specifieke vorm van professioneel handelen en specifieke competenties van zorgverleners (Bowler, 2010; Brink, 2012; Boumans, 2012A). Relevant in dit kader is de literatuur over de ‘herstelgerichte professional’ (Boevink et al., 2009). Een term die inmiddels niet alleen meer wordt gehanteerd in het kader van de ggz (GGZ Nederland, 2009) maar ook in toenemende mate in andere domeinen, zoals de verslavingszorg en de maatschappelijke opvang (zie bijvoorbeeld Driessen et al., 2013). We zagen in hoofdstuk 5 dat herstelondersteunende zorg in de eerste plaats te maken heeft met vormen van methodische zelfhulp waarbij mensen worden ondersteund door peers. Toch kunnen ook professionals op een herstelondersteunende manier zorg verlenen. In steeds bredere kring groeit het besef dat ook professionele hulpverlening in de eerste plaats gericht moet zijn op het ondersteunen van de eigen herstelprocessen van cliënten18. Boevink benadrukt dat een herstelgerichte professional de eigen (veer)kracht van de cliënt, zowel individueel als collectief, herkent en stimuleert. Daarnaast beschrijft zij veel kenmerken van het professioneel handelen van de herstelgerichte professional 18 Overigens staat de brede implementatie hiervan in de praktijk nog in de kinderschoenen (Hoof et al., 2014). Naar het hart van empowerment 59 *** zoals: present zijn, het professionele referentiekader op terughoudende wijze gebruiken en ruimte maken voor het eigen verhaal, de eigen kracht en de ervaringskennis van de cliënt. Het handelen kenmerkt zich ook door het erkennen, benutten en stimuleren van de ondersteuning van de cliënt door belangrijke anderen en door aandacht voor zowel het verlichten van lijden als het vergroten van regie en autonomie (Boevink et al., 2009). In een kwantitatieve studie van Russinova et al.(2011) komen vooral kenmerken naar voren die te maken hebben met ‘als persoon benaderd worden’ en de ondersteuning van vertrouwen, empowerment en ziektemanagement. Slade (2009) benoemt als belangrijke kenmerken van handelen de versterking van de eigen regie, aandacht voor meerdere levensgebieden en het gebruik maken van de ervaringskennis van cliënten. Ook zou het handelen gericht moeten zijn op het ondersteunen van de ontwikkeling van een positieve identiteit, het ondersteunen van dagelijks functioneren, participatie en het aansluiten bij de eigen doelen van de cliënt. Dit laatste zien we overigens ook terug in de uitgangspunten van de rehabilitatie. Rehabilitatiemethodieken IRB en SRH Rehabilitatie is een vorm van hulp en begeleiding aan mensen met langdurige psychische of psychosociale problematiek die gericht is op herstel binnen verschillende levensgebieden zoals wonen, werken, dagbesteding, leren, sociale relaties, financiën, et cetera. Er bestaan allerlei rehabilitatiemethoden. Twee methoden die in Nederland veel worden toegepast, zijn de Individuele Rehabilitatiebenadering (IRB) en het Systematisch Rehabilitatiegericht handelen (SRH). Beide methoden worden naast regulier zorgaanbod, zoals behandeling of verpleegkundige zorg, toegepast, in beide gevallen bepaalt de cliënt inhoud, doel en tempo van het traject en is er veel ruimte om koers te wijzigen. IRB komt als effectief en zinvol naar voren uit kwantitatieve en kwalitatieve evaluaties, voor SRH wordt dit nog onderzocht. Zie bijlage 2 voor een uitgebreidere beschrijving. Voor herstelondersteunende zorg is een cultuuromslag in de zorgverlening nodig die inhoudt dat cliënten gezien worden als personen met een eigen leven, met mogelijkheden tot groei, met voorkeuren en wensen en met beslissingsbevoegdheid ten aanzien van de hulp die zij willen krijgen voor hun herstel. De hulpverlening krijgt het karakter van een gemeenschappelijk proces van cliënten en hun hulpverleners. De relatie is steeds gericht op het in gang zetten, ondersteunen en faciliteren van herstelprocessen (Boevink & Dröes, 2005; Boevink, Plooy & Rooijen, 2006; 2009; Plooy & Dröes, 2011; Dröes & Witsenburg, 2012; Wilken, 2010). *** 60 Naar het hart van empowerment 6.1.2 Aandacht voor subjectieve ervaring en betekenisgeving Wat in het hersteldenken een belangrijke plaats inneemt en wat ook uit de search naar voren komt als belangrijk aspect van empowermentondersteuning, is betekenisgeving. In hoofdstuk 4 kwam al naar voren hoe belangrijk de erkenning en explicitering van de subjectieve ervaringen en de betekenisgeving aan kwetsbaarheid en kracht is. In het onderzoek dat daar werd besproken over succesvolle zorgmijders, werd gevonden hoe bepalend persoonlijke betekenisgevingskaders zijn in de manier waarop mensen omgaan of ‘copen’ met een (in dit geval psychische) kwetsbaarheid. Veel van de zorgmijders vertelden dat hun grote probleem met de hulpverlening was dat die een te eenzijdig betekenisgevingskader hanteert19 en te weinig ruimte geeft om op andere, eigen manieren betekenis te geven. Een van de conclusies van het narratieve onderzoek was dan ook dat het helpen en ondersteunen van mensen met psychische problemen aandacht vereist voor individuele interpretatieve frames en narratieve context, in plaats van algemene strategieën die op individueel niveau kunnen worden uitgevoerd (Boumans & Baart, 2013). Het is zeer belangrijk dat er binnen de zorg ruimte is voor persoonlijke betekenisgeving, stelt ook Deegan (2005). Ook andere auteurs, bijvoorbeeld Scholl, McGowan & Hansen (2012A), stellen dat professionals over het algemeen weinig aandacht geven aan subjectieve ervaringen en betekenisgeving van hun cliënten. De auteurs zijn van mening dat in de ggz de aandacht voor subjectiviteit is ingeruild voor een eenzijdige focus op symptomen en technieken en dat de kracht van een therapeutische relatie en authentieke ontmoetingen is vervangen door directieve behandelingsmodellen. “In plaats van een focus op persoonlijke betekenisgevingssystemen, worden specifieke technieken geïmplementeerd die ontworpen zijn om symptomen van psychische aandoeningen uit te roeien. Traditioneel denkbeeld is dat cliënten die een te diagnosticeren psychische aandoening hebben, niet in staat zijn om regie te voeren over hun leven, omdat hun ziekte hun beoordelingsvermogen heeft ‘gekaapt’. Wanneer vanuit een dergelijke medische ideologie wordt gewerkt, zijn professionals verplicht om leiding te geven aan deze arme, zieke wezens”, aldus Scholl et al.(2012A). De auteurs benadrukken dat mensen juist altijd in de eerste plaats gezien zouden moeten worden als dragers van een rijke reeks van (culturele) tradities, ervaringen en wereldbeelden. Deze zijn immers bepalend voor hoe mensen betekenis geven aan beperkingen, kwetsbaarheid en tegenslag en ook voor de manier waarop zij krachten en mogelijkheden kunnen benutten om met deze kwetsbaarheden om te gaan. Dit geldt volgens de auteurs ook voor andere doelgroepen/settings zoals multiculturele counseling, trauma-healing en in educatieve omgevingen, bijvoorbeeld in de bestrijding van geweld op school, bij het werken met risicojongeren en bij studentencounseling 19 Waarbij ervaringen worden gelijkgesteld met symptomen van een ‘ziekte’. Naar het hart van empowerment 61 *** (Scholl, McGowan, A.S. & Hansen, 2012B). Cliënten zelf geven aan dat zorg waarbij ervaringen van betekenisgeving worden meegenomen, empowerend werkt en hun motivatie en vermogen om een actieve rol in het herstelproces te nemen, vergroot (Cruce, Öjehagen & Nordström, 2012). 6.1.3 D e bredere blik: ondersteuning gericht op individu én context Een ander inhoudelijk aspect van empowermentondersteuning dat uit de literatuursearch naar voren komt, is het belang van een contextuele en kritische blik op hulpverlening. Verschillende auteurs wijzen erop dat er binnen de huidige hulpverlening over het algemeen te weinig aandacht is voor de sociale en maatschappelijke context van cliënten en teveel nadruk ligt op de individuele verantwoordelijkheid om problemen op te lossen. Zo waarschuwt Tabol (2011) dat een begrip als ‘kwaliteit van leven’ vaak veel te beperkt benaderd wordt als een psychologisch en fysiologisch construct, zonder maatschappelijk bewustzijn. Remer (2013) beargumenteert dat traditionele therapieën en psychologische diagnosesystemen waarin mensen met problemen vaak terechtkomen, in de hand werken dat de oorzaak van de problemen wordt gezocht in de sfeer van het interne / individuele. “Een dergelijke intrapersoonlijke benadering negeert de sociaal-culturele context en veronachtzaamt de impact van maatschappelijke onderdrukking op achtergestelde individuen”, aldus Remer (zie ook Palmer-House, 2008; Slade, 2009). Om te illustreren welke invloed de sociaal-culturele context kan hebben op cliënten, is het onderzoek van Velde et al. (2012) interessant. Zij onderzochten in een ‘grounded theory study’20 hoe culturele beelden van invloed kunnen zijn op patiënten met een ruggengraatletsel. Het onderzoek laat zien hoe mensen ideaalbeelden/illusies over autonomie en onafhankelijkheid met zich meedragen. Het zijn culturele ideeën over wat ‘normaal’ wordt geacht in onze maatschappij en die hebben veel invloed op hoe mensen hun herstelproces ervaren. De auteurs zijn van mening dat professionals een taak hebben om mensen te helpen zich van deze maatschappelijke beelden te ontdoen. Zij pleiten ervoor om expliciet een concept als ‘agency’ centraal te stellen bij het ondersteunen van herstel van participatie in plaats van ‘autonomie’21. De nadruk komt daarmee te liggen op ‘het als actor kunnen handelen in de wereld’ in plaats van op het beeld van onafhankelijkheid. Professionals kunnen door zich bewust te zijn van culturele beelden, bijdragen aan de ontmanteling ervan. Zo kunnen zij cliënten helpen zich op een andere manier tot de wereld en zichzelf te gaan verhouden. 20 De grounded theory methode is een systematische methodologie in de sociale wetenschappen, gebaseerd op de constructie van theorie door middel van de analyse van data (Glaser & Strauss, 1967). 21 Agency is een filosofisch en sociologisch construct dat gaat over de mogelijkheid die een persoon / actor heeft en krijgt om te handelen in de wereld. *** 62 Naar het hart van empowerment Effectieve counseling van individuen uit achtergestelde of onderdrukte groepen vereist daarom volgens auteurs methoden die aandacht hebben voor externe, sociale bronnen van pathologie en voor de manier waarop mensen “toxische sociaal-culturele elementen” hebben geïnternaliseerd (Remer, 2013; zie ook Stoddart & Bugge, 2012)22. Knei-Paz (2009) spreekt over de noodzaak van een sociale dialoog tussen cliënten, naasten en professionals om individuele problemen te verbinden aan de sociaal-politieke situatie. Een begrip als ‘kwaliteit van leven’ zou daarbinnen een ecologisch karakter moeten krijgen waarbij systemische en structurele variabelen altijd mee worden genomen (Tabol, 2011). Ook Bransford (2011) schreef hier een mooi artikel over. De auteur gebruikt de concepten erkenning en intersubjectiviteit om te pleiten voor een geïntegreerd raamwerk waarin persoonlijke zorgen en sociale rechtvaardigheid samenkomen. De auteur laat met vignetten zien dat een te nauwe focus op het individu (en zijn pathologie dan wel krachten) te beperkt is. Tabel 2: Empowerment ondersteunen volgens Omlo (2013) Niveau Doel Werkwijze Houding / rol Individueel Versterken psychologisch kapitaal Bevorderen van eigen regie door verruimen en versterken van zelfhelpend vermogen Coach / regisseur Collectief Versterken sociaal kapitaal Aanwenden van krachtbronnen in de eigen omgeving door adequate inzet van hulporganiserend vermogen en aanwenden helpend vermogen Maatschappelijk ondernemer Politiekmaatschappelijk Versterken maatschappe lijk kapitaal Signaleren en aanjagen verbetering van de positie van (groepen) kwetsbare burgers Activistische/ innoverende rol Omlo (2013) wijst in zijn artikel over empowermentondersteuning in de Wmo op hetzelfde punt. Volgens de auteur helpt het empowermentparadigma sociale professionals in de (Wmo-)praktijk om verder te kijken dan een liberaal individualiseringsdenken. Omlo laat zien, in lijn met Regenmortel (2008) en Naar het hart van empowerment, dat professionals die kwetsbare doelgroepen ondersteunen zich altijd voor drie opgaven gesteld zien en dus ook drie verschillende rollen zouden moeten (kunnen) innemen. Hij onderscheidt de rol van coach, maatschappelijk ondernemer en activist. De ondersteuning is gericht op het individu, het collectief en het bredere 22 Het gaat hier over de maatschappelijke systemen die het lastig maken om subject te kunnen zijn van het leven (zie hoofdstuk 2). Naar het hart van empowerment 63 *** politiek-maatschappelijke domein (zie tabel 2). Omlo’s indeling impliceert dat het ondersteunen van empowerment vraagt om een uitgebreid en divers handelingsrepertoire van professionals en de vaardigheid om tussen verschillende rollen en werkwijzen te switchen. Tot slot, een praktijk die zich bij uitstek richt op de bredere context, is het kwartiermaken. In §7.2.2 wordt hier dieper op ingegaan. 6.2 De professional als co-learner In de vorige paragraaf zagen we dat empowermentondersteuning zich richt op het ondersteunen van veerkracht en regie, het ondersteunen van betekenisgeving en op aspecten die te maken hebben met de bredere culturele context waarbinnen men zich bevindt. Hier gaan we dieper in op het ‘hoe’ van dergelijke ondersteuning, op basis van onderzoeksresultaten. 6.2.1 Het belang van een goede samenwerkingsrelatie Om te bewerkstelligen dat cliënten niet object maar subject van zorg te zijn, is een kanteling nodig in de relatie tussen professional en cliënt(en). In plaats van een hiërarchische relatie waarin de professional ‘hulp verleent’, is er een basis van samenwerking tussen beiden nodig. Naar het belang van een samenwerkingsrelatie in relatie tot empowerment is veel onderzoek gedaan. Hier wordt onderzoek gepresenteerd over samenwerkingsrelaties in de gezondheidszorg, de geestelijke gezondheidszorg, de verslavingszorg en het sociaal werk. In het kader van gezondheidszorg laat onderzoek zien dat het empowerend resultaat van professionele ondersteuning meer afhankelijk is van de kwaliteit van de samenwerkingsrelatie tussen arts en patiënt en van hun communicatie, dan van andere zaken, zoals de interventie die wordt toegepast (Street et al., 2009; Green et al., 2008). De samenwerkingsrelatie heeft invloed op hoe een behandeling wordt ervaren (Nordfjaern, Rundmo & Hole, 2010; Davey et al., 2010) maar belangrijker nog: een relatie die gebaseerd is op vertrouwen en nabijheid helpt aanzienlijk om het gewicht van een moeilijke situatie te verlichten, zo laat Knei-Paz (2009) zien. Ook het ervaringsartikel van Milan (2011), die schrijft over ervaringen met opnames in de psychiatrie, laat dit zien. “Tijdens de eerste opname werd mijn herstel belemmerd vanwege het gebrek aan therapeutische relaties met het personeel en het ontbreken van controle over medische keuzes. De rol van het patiënt-zijn was die eerste opname veel meer een negatieve ervaring en de herinneringen daaraan draag ik na tien jaar nog steeds bij mij. Een positieve relatie met personeel kan enorm nuttig *** 64 Naar het hart van empowerment zijn bij persoonlijk herstel.” Aardema (2008) betoogt in dit kader dat vooral voor cliënten die hoop en toekomstperspectief verliezen, de relatie een middel kan zijn om gevoelens van hopeloosheid weer om te buigen naar hoop. “Soms moeten wij als verpleegkundigen dat kleine vlammetje van hoop behoeden voor harde windvlagen of stortregens. Wanneer de regen is gestopt en de wind is gaan liggen, geven wij heel voorzichtig het vlammetje terug. Samen met de cliënt blazen we heel zachtjes en leggen er pluisjes en takjes op. Tot het vuur weer hevig brandt.” Het is een beeld dat wordt ondersteund door onderzoek van bijvoorbeeld Young, Green & Estroff (2008) die laten zien dat kennis die professionals verkrijgen vanuit de basis van een goede relatie, een stevige basis biedt voor het omgaan met de delicate balans tussen steunen en aanmoedigen, zonder te hard te ‘pushen’ waardoor er juist moeilijkheden ontstaan. De auteurs concluderen dat langdurige, sterke, samenwerkende relaties een gezond raamwerk leveren voor discussies tussen cliënten en professionals over het aangaan van nieuwe activiteiten, rollen en verantwoordelijkheden en dat deze de waarschijnlijkheid dat nieuwe activiteiten en mogelijkheden worden verkend, vergroten. Een goede samenwerkingsrelatie ondersteunt herstel waar een slechte relatie herstel juist in gevaar kan brengen (zie ook Anthony, 2008; Saavedra, Cubero & Crawford, 2012). Onderzoeken als deze bevestigen in hoge mate dat empowerment geen excuus is om ondersteuning te versoberen (zie Naar het hart van empowerment). In het kader van de huidige drang tot zorgkostenreductie is het verleidelijk te veronderstellen dat beleidsdoelen als zelfregie, zelfzorg, autonomie herstel en participatie worden bereikt door juist niet een relationele verbintenis aan te gaan maar mensen ‘los te laten’, als zelfredzaam te bestempelen en veel aan het sociale netwerk over te laten. Het tegenovergestelde lijkt echter waar te zijn (Kolassa, 2011; Boumans & Lochtenberg, 2013; Vlind, 2012). Vlind (2012) laat in haar kwalitatieve analyse zien dat doelen als zelfregie juist bereikt worden wanneer er een duurzame vertrouwensrelatie wordt opgebouwd tussen cliënt en professional van waaruit kan worden gezocht naar manieren om meer aan het roer te staan van het eigen leven en het sociaal netwerk te mobiliseren. De auteur beschrijft dat er alleen vanuit een duurzame relatie zicht kan komen op de werkelijke hulpvraag, op de problemen die een zelfstandig en zinvol leven in de weg zitten. De werkelijke hulpvraag is immers vaak − ook voor de persoon in kwestie zelf – verborgen. Daarom is er bij een aanpak waarbij in een eerste intake moet worden bepaald wat de hulpvraag en het bijbehorende plan van aanpak zijn een grote kans om de plank mis te slaan. Vanuit een duurzame relatie kan veel meer persoonsgericht worden gewerkt en gezamenlijk worden gezocht naar mogelijkheden voor zelfregie en oplossingen voor problemen die dat in de weg zitten (zie ook Koekkoek, 2013; Borg & Kristiansen, 2004). Naar het hart van empowerment 65 *** Vlind’s analyse sluit aan bij de studie van Ciccone et al.(2010) die met onderzoek aantoont dat ‘partnership’ tussen professional en patiënten met hartkwalen en diabetes de grootste positieve impact heeft op zelfzorg en zelfmanagement. Er is zelfs bewijs dat zorg die vertrekt vanuit partnerschap uiteindelijk goedkoper kan uitpakken (Brown, Bornstein & Wilcox, 2012; Latimer, Bond & Drake, 2011). Tabel 1: Cliëntenperspectieven op een goede samenwerkingsrelatie, verschillende doelgroepen Nygardh et al.(2012) Mensen met chronische ziekte vinden belangrijk: Cruce et al.(2012) Mensen met verslavingsproblematiek plus psychische problemen vinden belangrijk: Borg & Kristiansen (2004) Mensen met psychiatrische aandoeningen vinden belangrijk: Cliëntgerichtheid: de hele persoon zien en zijn proces centraal stellen. Holistische kijk op de mens Brede diverse kijk op wat kan helpen / bereidheid om diensten aan te laten sluiten bij de behoeften en voorkeuren van elke individuele cliënt / moed hebben om om te gaan met complexiteit en individualiteit van een veranderproces Participatie in besluitvorming Participatie in besluitvorming Macht delen, bereidheid de grenzen van wat als ‘professionele rol’ wordt gezien, op te rekken Bevestigende / steunende ontmoetingen Positieve en wederkerige relatie Relatie die hoopgevend is Vertrouwen in professional Stabiliteit van de relatie Professional die beschikbaar is wanneer nodig Dialoog Waardigheid en autonomie Professionele vaardigheden gebruiken binnen de kaders van samenwerking Aandacht voor leerprocessen rond zelfmanagement Aandacht voor symptoomcontrole en mindfulness 6.2.2 Kenmerken van een goede samenwerkingsrelatie Uit de inhoudsanalyse van de onderzoeksliteratuur komt een hele reeks kenmerken naar voren die een goede samenwerkingsrelatie zou moeten hebben. Opvallend is dat er veel overeenkomsten zijn tussen verschillende doelgroepen. Vergelijk bijvoorbeeld de kwalitatieve studie van Nygardh et al. (2012), een kwalitatief onderzoek bij mensen met chronische ziekte, met die van Cruce et al. (2012), een kwalitatief *** 66 Naar het hart van empowerment onderzoek bij mensen met verslavingsproblemen en die van Borg & Kristiansen (2004), een kwalitatieve studie naar mensen met psychiatrische aandoeningen. Hoewel er accentverschillen zijn, lijkt het aannemelijk dat we algemene uitspraken kunnen doen over kenmerken van een goede samenwerkingsrelatie die ‘crossdoelgroep’ geldig zijn. Op een aantal gemeenschappelijke factoren van een goede samenwerkingsrelatie die uit de inhoudsanalyse naar voren komen, wordt hier nog wat dieper ingegaan. 6.2.3 Het begint met aandacht en empathie Wanneer je jonge mensen met een psychotische kwetsbaarheid vraagt te definiëren wat empowerment binnen een zorgcontext is, is het allereerste dat zij noemen: ‘Dat er naar je geluisterd wordt’, zo vonden Grealish et al.(2013) in hun kwalitatieve studie. Daarna volgen aspecten als: ‘begrepen worden’, ‘controle nemen’ en ‘ruimte om zelf keuzes te maken’. Het onderzoek laat zien hoe belangrijk het voor empowerment is om zelf eigen copingstijlen te kunnen ontwikkelen en dat professionals daarbij aansluiten in plaats van dat de jongeren moeten aansluiten bij het zorgaanbod. Van essentieel belang zijn daarom Rogeriaanse kenmerken als oprechte belangstelling, aandacht en aanwezigheid van professionals. Het onderzoek van Oosterbaan, Bogaards & Roosenschoon (2011) sluit hierop aan. Daaruit komt naar voren dat professionals alleen door goed te luisteren kunnen aansluiten bij de ‘herstelfase’ van cliënten en zo kunnen voorkomen dat ze per ongeluk toch de regie overnemen. Herstel betekent immers voor ieder persoon wat anders en bovendien kan de betekenis ervan door de tijd heen veranderen. Cliënten waarderen competente, zorgende, vertrouwenswaardige en vertrouwensvolle professionals die ontmoetingen benaderen als een soort vriendschappen omdat alleen in zo’n relatie steeds ‘het normale’ in het oog kan worden gehouden (Green et al, 2008). De cliënt wordt dan niet meer uitsluitend gezien als iemand die ziek is. De kern is empathie (Fox et al., 2009)23. Wanneer er met belangstelling wordt geluisterd naar ervaringen van cliënten en er wederzijds vertrouwen ontstaat, worden adviezen van professionals overigens ook veel sterker door cliënten in overweging genomen (Young et al., 2008). Dit gegeven ligt bijvoorbeeld aan de basis van een methode als motiverende gespreksvoering, een op interactie gerichte gespreksmethode waarbij het creëren van een open, ontvankelijke en veilige omgeving en een respectvolle bejegening van de cliënt het vertrekpunt vormen voor het bewerkstelligen van (motivatie voor) verandering. 23 In deze studie komt naar voren dat verwacht kan worden dat professionals die zelf ook cliënt-ervaring hebben het meest empathisch kunnen handelen. Naar het hart van empowerment 67 *** Motiverende gespreksvoering Motiverende gespreksvoering of Motivational Interviewing (MI) is een methode om mensen voor te bereiden op verandering. De theorie van de cliëntgerichte interpersoonlijke relatie van Rogers uit 1959 vormt de basis ervan. Motiverende gespreksvoering stoelt op twee principes: onvoorwaardelijke acceptatie en constructieve zelfconfrontatie. De hulpverlener bouwt aan een relatie die gebaseerd is op samenwerking, eigen verantwoordelijkheid en vrijheid van gedragskeuze. De werking van MI berust op de mobilisering van intrinsieke bronnen van motivatie, leren, creativiteit, probleemoplossing en doelgerichte activiteit. MI wordt gezien als een evidence based methode. Helaas werden bij de meeste onderzoeken geen empowerment- of herstelgerichte uitkomsten gebruikt, maar uitkomstmaten als motivatie en therapietrouw. Zie bijlage 2 voor een uitgebreidere beschrijving Hoewel het zo logisch klinkt, is het in de praktijk niet vanzelfsprekend dat professionals goed luisteren, begripvol zijn en meeleven met/zich inleven in ervaringen van cliënten (Grealish et al., 2013; Slade, 2009; Begum & Por, 2010; Palmer-House, 2008). Een artikeltitel als ‘They paid no mind to my state of mind’ (Davey et al., 2010) spreekt boekdelen en is geen uitzondering in de search. Bunkers (2010) bepleit in dit kader dat er meer aandacht zou moeten zijn in opleidingen voor verschillende vormen van luisteren en het integreren daarvan in de werkpraktijk. Presentiebenadering) Presentie beschrijft een vorm van normatieve professionaliteit waarbij professionals een nabije, gelijkwaardige relatie aangaan met hun cliënten. Het is een praktijk waarin de zorggever zich aandachtig en toegewijd op de ander betrekt, zo leert zien wat er bij die ander op het spel staat – van verlangens tot angst – en die in aansluiting daarbij gaat begrijpen wat er in de desbetreffende situatie gedaan zou kunnen worden en wie hij/zij daarbij voor de ander kan zijn. Kenmerken van de presentiebenadering zijn onder andere dat de hulpverlener naar de cliënt gaat in plaats van andersom, een integrale benadering, een nauwe aansluiting bij de leefwereld van betrokkenen, afstemming en openheid en de geschiktheid voor contact met mensen in de marge. De presentatiebenadering is onderbouwd door uitgebreid kwalitatief onderzoek. Zie bijlage 2 voor een uitgebreidere beschrijving. *** 68 Naar het hart van empowerment De beelden over goede zorg die de beschreven artikelen oproepen, vertonen een overeenkomst met zorg-ethische benaderingen als menslievendheid (Heijst, 2007) en het nog bekendere presentie (Baart, 2004). Deze benaderingen beogen een gevoeliger kijken naar de persoon die hulp behoeft en een betere aansluiting bij diens ervaringen en leefwereld, vooral ook breder dan concepten als ziekte en beperkingen (Goossensen & Baart, 2011; Goossensen et al., 2012). Deze benaderingen vragen om professionals die zorg bieden die behalve ziektegericht ook mensgericht, uitvoeringsgericht en houdingsgericht is. De auteurs zijn ervan overtuigd dat deze benaderingen het wezen van de zorg uitmaken en dat het jammer is dat ze in discussies soms onnodig tegenover waarden als kwaliteit en management komen te staan, terwijl het implementeren van dergelijke principes juist een kwaliteitsverbetering met zich zou meebrengt (Heijst et al., 2010). Niet in de laatste plaats omdat veel professionals hun (oorspronkelijke) liefde voor het vak in de aanpak herkennen (Baart, 2004). 6.2.4 Samenspraak en dialoog Naast aandacht en empathie is een kenmerk van een goede samenwerkingsrelatie dat er vanuit die aandachtige, presente houding van professionals een dialoog wordt gecreëerd. Daarin nemen ervaringen, voorkeuren, waarden, wensen en ideeën van cliënten een gelijkwaardige rol in ten opzichte van professionele kennis. Erkenning van de expertise van de cliënt is een manier om een dialoog te creëren waarin de bestaande machtsverschillen worden verkleind, er wederzijds vertrouwen wordt gecreëerd (Nygardh et al., 2012) en er een koppeling wordt gezocht tussen professionele deskundigheid en ervaringskennis. In een goede dialoog is altijd sprake van gemeenschappelijk begrip, een basis voor samenwerking, erkenning en legitimiteit (Tveiten & Knutsen, 2011). Deze aspecten zijn zo belangrijk omdat ze verbonden zijn aan de ervaring van controle en ‘remoralisatie’ (het herstellen van hoop), zo blijkt uit de genoemde studie. Vanuit een dialoog kunnen beslissingen omtrent behandeling in samenspraak worden genomen. Uit de search komt naar voren dat cliënten dit zelf als zeer belangrijk voor empowerment beschouwen (Baars et al., 2010). Belangrijke aspecten daarbij zijn voldoende keuzemogelijkheid (zie bijvoorbeeld Lafave, Desportes & McBride, 2009) en voldoende informatie. Bähler & Oosterveld (2010) schrijven hier over: “Regelmatig horen we van cliënten dat ze na een gesprek met hun psychiater teleurgesteld weer naar buiten komen, omdat het gesprek volkomen anders is gelopen dan gehoopt. Dit is een herkenbare situatie voor iedereen die als patiënt Naar het hart van empowerment 69 *** bij een medisch specialist komt. Besluitvorming over medische behandeling is vaak een eenzijdig proces, waarbij het patiënten aan informatie over relevante keuzes ontbreekt.” Een methode als Shared Decision making is ontworpen om hier verandering in te brengen, zo schrijven de auteurs. Shared decision making Shared decision making (SDM) is een methode die erop gericht is dat de behandelaar en hulpvrager tot een gezamenlijk besluitvormingsproces komen op basis van: A) de ervaringskennis van de cliënt, B) wetenschappelijke richtlijnen en C) de inzichten van de hulpverlener. SDM overstijgt de dichotomie van aanbodgestuurdheid – vraaggestuurdheid, waarbij in het eerste model de arts beslissingen neemt en in het tweede geval de vraag van de cliënt wordt gevolgd. Bij SDM werken de hulpverlener en de cliënt, die elkaar erkennen als expert, samen om informatie (bijvoorbeeld over ziekte, behandelmogelijkheden, mogelijke bijwerkingen), ervaringsverhalen (van cliënt en van hulpverleners) en waarden (bijvoorbeeld met betrekking tot kwaliteit van leven en kwaliteit van zorg) te delen om te komen tot een weloverwogen beslissing over de behandeling. Uit kwantitatieve en kwalitatieve evaluaties komen positieve resultaten naar voren. Zie bijlage 2 voor een uitgebreidere beschrijving Bij shared decision making zijn professionele deskundigheid en bewezen effectieve interventies (als het goed is) niet ‘heilig’ en worden ervaringen van cliënten als legitieme bron van kennis beschouwd. Deze benadering impliceert dat ‘onderhandelen’ een noodzakelijk aspect is van een professional-cliënt interactie (Stoddart & Bugge, 2012). In dit kader is ook de term ‘value based medicine’ of ‘value based practice’ in opkomst (Pieczanski & Matusevich, 2010; Fulford, 2011) De term value based medicine/ practice is volgens auteurs een reactie op de tendens dat ‘evidence based medicine/ practice’ in de praktijk vaak te smal wordt opgevat. Hoewel de oorspronkelijke definitie van evidence based practice breed is en expliciet de waarden van cliënten meeneemt in de afweging van zorg (zie Zwet, Kolmer & Schalk, 2011), wordt het in de praktijk soms uitgelegd als het uitrollen van standaardinterventies voor het bewerkstelligen van vooraf (door professionals) bepaalde doelstellingen. Bij value based medicine/practice wordt daarom nog nadrukkelijker gepleit voor het verbinden van wetenschappelijke kennis aan de waarden, behoeften en wensen van de individuele patiënt en zijn familie (Pieczanski & Matusevich, 2010). *** 70 Naar het hart van empowerment Wanneer waarden leidend worden in de dialoog tussen cliënt en professional, ontstaat er een situatie waarin er gezamenlijk kan worden gezocht naar het juiste handelen van alle betrokkenen. Soms zal dat handelen meer afwachtend zijn, ondersteunend en gericht op de ‘agency’ van de cliënt en op het onderzoeken van eigen oplossingen, soms zal het meer sturend zijn, bijvoorbeeld bij de toepassing van een methodiek of bij het geven van informatie (Oddli & Ronnestad, 2012). Wat het juiste handelen is, kan veranderen door de tijd of in een veranderende context, waarbij de verschillende kennisbronnen, belangen, ideeën, mogelijkheden en grenzen steeds opnieuw worden afgewogen. De hulpverlening of ondersteuning wordt zo een gezamenlijk leerproces. Professionals moeten in zo’n model leren schakelen tussen verschillende rollen, bijvoorbeeld van ondersteuner naar expert, en een manier vinden om die rollen te integreren op een wijze die past bij de persoon (zie ook Boumans & Lochtenberg, 2013). 6.2.5 Zelfreflectie door professionals Een kenmerk van een goede samenwerkingsrelatie dat uit het voorgaande voortvloeit, is dat de professional zelfkritisch is. Zoals we hebben gezien, wordt bij empowermentondersteuning de relatie tussen cliënt en professional gelijkwaardiger. Steeds wordt gezamenlijk gezocht naar wat ‘het juiste handelen’ van de professional − in de specifieke context waarin de zorgvrager zich bevindt − omvat. Empowerment is daarom niet waardevrij maar een normatieve bezigheid. Dat betekent dat niet altijd direct duidelijk is wat het juiste handelen in een bepaalde situatie is. Vaak is dit een hele zoektocht waarbij professionals voortdurend normatieve en moreel geladen keuzes maken in de spanningsvelden waarmee ze geconfronteerd worden. Dit maakt het van essentieel belang dat de professional in staat is te reflecteren op zichzelf: op zijn maatschappelijke rol, op zijn relatie met de mensen voor wie hij werkt, op de morele en politieke werking van zijn vakkennis (Driessens & Geldof, 2008). Zelfreflectie is een voorwaarde om de machtsrelatie tussen professional en cliënt te kunnen onderzoeken en ter discussie te stellen, zo stelt Sumner (2010). Op basis van een kwalitatieve studie naar zelfreflectie door verpleegkundigen, vanuit de theoretische perspectieven van Habermas, laat deze auteur zien dat om aan zelfreflectie te kunnen doen een bepaalde mate van zelfvertrouwen en ‘professionele volwassenheid’ nodig is. Een structuur van supervisie kan in dit kader van belang zijn (Tveiten & Meijer, 2009). 6.2.6 Uitdagingen Sommige auteurs stellen dat er in het denken over zorg en welzijn langzaam een paradigmashift plaatsvindt richting meer normatieve vormen van zorgverlening, gebaseerd op dialoog en samenwerking. Tegelijk waarschuwen zij dat dat nog nauwelijks in het Naar het hart van empowerment 71 *** onderwijs van professionals is doorgedrongen. Zo stellen Feeney, Jordan & McCarron (2013) over het ggz-onderwijs dat vooral medische studenten vaak nauwe, dokter-gecentreerde ideeën hebben en dat traditionele klinische stages in de psychiatrie hier weinig aan doen. Het is volgens de auteurs belangrijk dat toekomstige professionals al tijdens hun opleiding leren op een andere manier naar mensen te kijken. Verschillende onderzoeken laten zien dat het ook het trainen van professionals op de werkvloer, bijvoorbeeld door ervaringsdeskundigen, een krachtige transformatieve ervaring kan zijn die blijvende veranderingen in werkrelaties en professionele identiteit bewerkstelligt (Salkeld, Wagstaff & Tew, 2012; Wilrycx et al., 2012; Meehan & Glover, 2009). Dit kwam onder andere doordat deze trainingen het uitdagen van machtsrelaties stimuleren en de waarde laten zien van self disclosure door trainers met betrekking tot hun eigen ervaringen waardoor een ´veilige ruimte´ voor samenwerkend leren ontstond. Het bewustzijn dat veel professionals zelf ook wel eens iets heftigs meegemaakt hebben en/of in de rol van cliënt hebben gezeten, kan een positieve invloed hebben op de ervaring van macht en status voor beide partijen, zo laten ook Fox et al.(2009) zien. Hier liggen kansen. Een andere uitdaging die in de literatuur naar voren komt is dat de contexten waarin professionals werken niet altijd voldoende faciliterend zijn voor het aangaan van samenwerkingsrelaties. Onderzoek van Scambler et al.(2012) op basis van interviews met huisartsen laat zien dat zelfs als professionals en patiënten enthousiast zijn over empowermentprincipes en herstel, het gebrek aan middelen, tijd en training ervoor kan zorgen dat de implementatie ervan in de praktijk moeizaam verloopt. Voor de implementatie van empowerment en herstel in zorg en welzijnspraktijken zijn daarom ook aanpassingen in de huidige financieringsstructuren nodig (Stotland, Mattson & Bergeson, 2008, zie ook Syme, 2010). (Zie ook §7.1). Ook Gaby Jacobs en anderen signaleren in hun boek ‘Goed werk’ (2008) dat veel professionals wel een duurzame relatie aan wíllen gaan met cliënten maar dat zij zich binnen de huidige markteconomie bekneld voelen door regels en management, dat dit een zekere druk oplevert om technisch te werk te gaan, en dat er daardoor ook minder ruimte is voor samenwerking. Dit beeld komt ook naar voren in de kwalitatieve studie van Knei-Paz (2009). Auteurs geven aan dat de werksetting van professionals gekenmerkt wordt door hoge werkdruk, extensieve belasting door bureaucratie en bezuinigingen. Dit maakt het ingewikkeld voor professionals om zich te wijden aan het creëren van een vertrouwensband van waaruit gezocht kan worden naar het juiste handelen. Er kan tevens sprake zijn van een context die snelle wisselingen van staf in de hand werkt, iets wat cliënten zelf als zeer negatief ervaren voor hun empowermentproces (Nordfjaern, Rundmo & Hole, 2010). *** 72 Naar het hart van empowerment In hoofdstuk 7 wordt dieper ingegaan op voorwaarden voor professionele ondersteuning van empowerment. 6.3 Inzetten van ervaringsdeskundigheid Uit het bovenstaande is naar voren gekomen dat het empowermentparadigma vraagt om kantelingen in de manier waarop er over deskundigheid wordt gedacht. Dat werd in de vorige paragraaf duidelijk in de stelling dat gelijkwaardige relaties dienen te worden bewerkstelligd waarin de deskundigheid, voortkomend uit ervaring gelijk wordt gesteld in waarde aan professionele deskundigheid. Een recente ontwikkeling die zich in de gezondheidszorg, verslavingszorg en het welzijnswerk voltrekt, is dat dit besef steeds meer doordringt (Shepherd, Boardman & Slade, 2008; Desain et al., 2013; Hendriksen-Favier, Nijnens & Rooijen, 2012). Op sommige plekken gaan professionals zich bescheidener opstellen en professionele deskundigheid terughoudender inzetten, waardoor er ruimte ontstaat om ook op structureel niveau ervaringsdeskundigheid te gaan inzetten. En andersom: sommige instellingen gaan over tot het inzetten van ervaringsdeskundigheid, juist om veranderingen in de rol en positie van de professionele hulpverlening te bewerkstelligen. Het inzetten van ervaringsdeskundigheid lijkt een startpunt te kunnen zijn voor het maken van een omslag in denken, handelen en organiseren van zorg. Over het samenwerken met en inzetten van ervaringsdeskundigheid wordt veel geschreven, mede omdat steeds meer instellingen ervaringsdeskundigheid expliciet een plek toebedelen, bijvoorbeeld door het aanstellen van ervaringsdeskundige medewerkers (Repper & Carter, 2011; Erp et al., 2011). Achterliggend idee is dat mensen die deskundig zijn op het gebied van de eigen ervaring weten hoeveel moeite het kost om een herstelproces te doorlopen en daarom bij uitstek (en beter dan professionals) weten hoe anderen dienen te worden ondersteund in hun herstelproces (zie ook West, 2011). Ervaringsdeskundige medewerkers kunnen verschillende rollen vervullen, zoals bondgenoot van cliënten, (cultuur)veranderaar, kritische ‘luis in de pels’ of een rolmodel dat kwetsbaarheid kan normaliseren (Boertien & Bakel, 2012). Uit een onderzoek van Hidajattoellah & Haaster (2013) onder ervaringsdeskundigen binnen Altrecht blijkt dat de meerwaarde van ervaringsdeskundigen vooral is dat zij cliënten motiveren en hen laten zien dat herstel mogelijk is. Ook leren zij cliënten hoe zij met bepaalde eigenschappen en symptomen kunnen omgaan en in moeilijke omstandigheden beter overeind kunnen blijven. Een andere meerwaarde die wordt beschreven, is dat ervaringsdeskundigen de samenwerking tussen cliënten en de reguliere hulpverlening kunnen verbeteren. Uit het onderzoek komt naar voren dat cliënten positief zijn over de inzet van ervaringsdeskundige medewerkers en dat zij Naar het hart van empowerment 73 *** daar baat bij hebben. Ten aanzien van de ervaringsdeskundige medewerkers die in een kliniek of team werken, constateren de auteurs dat hun kritische en corrigerende rol vooral tot uiting komt wanneer zij al wat langer als ervaringsdeskundige werken, zich een kritische houding durven te permitteren en wanneer dit gestimuleerd wordt door collega’s. Voor beginnende ervaringsdeskundigen is het vaak lastig om een gelijkwaardige samenwerking met collega’s én een kritische functie met elkaar te verenigen (Hidajattoellah & Haaster, 2013). Ook internationaal onderzoek wijst op een meerwaarde24. In een review van Repper & Carter (2011) zijn naast 7 RCT’s ook de resultaten van 15 kwantitatieve, 14 kwalitatieve en 6 reviewartikelen bij de analyse betrokken. Hieruit komen de volgende voordelen van het inzetten van ervaringsdeskundige medewerkers naar voren: cliënten die te maken hebben met ervaringsdeskundigen worden minder vaak opgenomen, zij krijgen meer eigenwaarde, zij ervaren meer sociale steun en gaan sociaal beter functioneren. Daarnaast ervaren cliënten meer empathie in de meer gelijkwaardige relatie die ze met de ervaringsdeskundige medewerker opbouwen. Hierdoor krijgen cliënten het vertrouwen dat ze kunnen herstellen, wat meer hoop en minder (zelf)stigma oplevert. Voor de ervaringsdeskundige medewerker resulteert het geven van ondersteuning binnen een professionele omgeving ook in meer eigenwaarde en herstel (zie ook Moran, Russinova & Stepas, 2012). Wel zijn er valkuilen te noemen die met de inzet van ervaringsdeskundige medewerkers gepaard gaan: de relatie met cliënten kan té vriendschappelijk worden, er kan weerstand ontstaan tegen de positie van de ervaringsdeskundige medewerker bij de reguliere professionals, en door de werkdruk kan de ervaringsdeskundige medewerker soms weer terugvallen. Deze laatste twee aspecten worden ook gevonden in de overzichtsstudie van Walker & Bryant (2013) waarin 27 kwalitatieve studies zijn opgenomen en geanalyseerd. Hoewel ervaringsdeskundigen vaak een rolmodel vormen voor cliënten, het stigma ten aanzien van cliënten kunnen verkleinen en zorgen voor een toegenomen welbevinden en uitbreiding van het sociale netwerk van cliënten, ervaren ervaringsdeskundige medewerkers zelf vaak vooroordelen van hun collega’s. Professionele collega’s beschouwen hen toch voornamelijk als cliënt en niet als collega. De auteurs concluderen dat het daarom belangrijk is om vooraf goed na te denken wat de rol van ervaringsdeskundigen binnen de hulpverlening is en hoe ervaringskennis zich verhoudt tot professionele kennis. Training van ervaringsdeskundigen zelf en het team waarin ze terecht komen, supervisie, goede functiebeschrijving en een goed salaris voor ervaringsdeskundigen zijn belangrijke 24 In sommige kwantitatieve studies lijkt de inzet van ervaringsdeskundigen overigens niet tot betere maar ook niet tot slechtere resultaten te leiden dan hulp door reguliere hulpverleners (Davidson et al., 2006; Rivera, Sullivan & Valenti, 2007) Het gebrek aan positief effectresultaat kan te maken hebben met de manier van meten: herstelprocessen van cliënten zijn niet een op een te vertalen naar klinische uitkomstmaten zoals symptoomvermindering, (cognitief) functioneren en aantal opnamedagen (Davidson et al., 2009). *** 74 Naar het hart van empowerment randvoorwaarden voor de inzet van ervaringsdeskundigheid (zie ook Erp et al., 2011; Erp et al., 2012). Ervaringsdeskundigen moeten bovendien ruimte krijgen om visie te ontwikkelen. Tot slot is het kwalitatieve onderzoek van Oude, Oosterum & Leeuw (2011), bij dertien ggz-teams in zes verschillende ggz-organisaties, interessant. Zij hebben interviews afgenomen met ervaringsdeskundigen, reguliere collega’s en teamleiders. Hieruit blijkt dat de meerwaarde van ervaringsdeskundigen in het overbruggen van de kloof tussen ziek en gezond het beste tot uiting komt door het aanpakken van de knelpunten. Die knelpunten liggen onder andere in de balans tussen afstand en nabijheid in het contact met cliënten, de kritische rol naar reguliere collega’s en de gelijkwaardigheid van de ervaringsdeskundige in het team. Met de komst van een ervaringsdeskundige worden zowel de ervaringsdeskundige als de reguliere collega’s geconfronteerd met bestaande vooroordelen. Dit roept onderlinge spanningen op. Tact van de ervaringsdeskundige kan veel van die spanningen verminderen. Omgekeerd mag van de reguliere collega’s gevraagd worden dat zij zich tactvol opstellen naar de ervaringsdeskundige. De teamleider heeft hier volgens de auteurs een belangrijke sturende taak in. De teamleider moet aandacht schenken aan de rolinvulling van de ervaringsdeskundige binnen het team, niet alleen naar cliënten maar ook naar reguliere collega’s. 6.4 Samengevat Bij empowermentondersteuning sluiten professionals aan bij de leefwereld van cliënten. In plaats van een situatie waarin een cliënt object is van handelingen van de professional, is de cliënt zoveel mogelijk subject van zorg. De ondersteuning richt zich daarbij op: 1. De eigen strategieën en mogelijkheden van de cliënt 2. Subjectieve ervaringen en betekenisgeving 3. De maatschappelijke context waarin de cliënt en de professional zich bevinden. Het eerste punt heeft betrekking op de manier waarop de ondersteuning wordt ingestoken. Professionals hebben de taak de regie van cliënten zo goed mogelijk te ondersteunen en de kracht van cliënten te helpen aanboren. De Strengths benadering is een onderzochte methode die hiervoor aanwijzingen biedt. Relevant zijn ook de ideeën over de herstelgerichte professional en rehabilitatiemethoden als IRB en SRH. Kenmerkend van deze aanpakken zijn onder andere: het aansluiten bij eigen doelen, het versterken van regie, dagelijks functioneren en participatie, de cliënt als persoon benaderen, present zijn, het professionele referentiekader op terughoudende wijze gebruiken en ruimte maken voor ervaringskennis van de cliënt en belangrijke anderen. Naar het hart van empowerment 75 *** Het tweede punt van empowermentondersteuning heeft betrekking op het belang van de aandacht voor subjectieve ervaring en betekenisgeving. Cliënten zouden in de eerste plaats gezien moeten worden als dragers van een rijke reeks van tradities, ervaringen en wereldbeelden. Deze zijn bepalend voor de manier waarop mensen betekenis geven aan beperkingen, kwetsbaarheid en tegenslag, alsook aan de manieren waarop zij krachten en mogelijkheden kunnen benutten om met deze kwetsbaarheden om te gaan. Cliënten geven zelf aan dat zorg waarbij ervaringen en zingeving werden meegenomen, empowerend werkt. Bovendien vergroot dit de motivatie en het vermogen om een actieve rol in het herstelproces te nemen. Het derde punt dat in het onderzoek naar voren komt heeft betrekking op de contextuele kijk die een empowermentondersteuner dient te hebben. Voor empowerment is erkenning nodig dat problemen niet uitsluitend toe te schrijven zijn aan − en op te lossen in− het individu. Er is oog nodig voor externe, sociale bronnen van pathologie, zoals in de samenleving heersende beelden over normaliteit die empowerment structureel in de weg zitten. Dit impliceert dat de professional in staat is verder te kijken dan het individu, zich niet alleen als coach opstelt maar ook als maatschappelijk ondernemer en ‘activist’. Als we kijken naar het hoe van empowermentondersteuning, dan valt op dat het onderzoek overtuigend wijst op het belang van een samenwerkingsrelatie. Onderzoek bevestigt dat het empowerend resultaat van professionele ondersteuning meer afhankelijk is van de kwaliteit van de samenwerkingsrelatie en de communicatie dan van andere zaken, zoals de interventie die wordt toegepast. Een positieve relatie biedt een stevige basis voor het creëren van mogelijkheden voor en het omgaan met de tegenstrijdigheden van empowermentprocessen. De waarschijnlijkheid dat nieuwe activiteiten en mogelijkheden worden ondernomen, wordt door een goede samenwerking vergroot. Een goede samenwerkingsrelatie ondersteunt herstel waar een slechte relatie herstel juist in gevaar kan brengen. Een goede samenwerkingsrelatie kenmerkt zich ten eerste door aandacht en empathie. Oprechte belangstelling, goed luisteren, niet per ongeluk toch de regie overnemen, zorgzaamheid en vertrouwen, zijn elementen van de relatie die cliënten heel belangrijk vinden. Alleen vanuit die basis kan ook confrontatie plaatsvinden, iets wat in de methode van motiverende gespreksvoering als uitgangspunt geldt. Voor het daadwerkelijk kunnen inleven in de cliënt en zijn leefwereld biedt vooral de presentiebenadering veel aanknopingspunten. Ook samenspraak en dialoog zijn essentieel. Hiervoor is erkenning nodig van de gelijkwaardigheid van verschillende kennisbronnen. In het domein van de gezondheidszorg wordt de methode Shared decision making hiervoor ingezet. *** 76 Naar het hart van empowerment Tot slot, de inzet van ervaringsdeskundige medewerkers binnen professionele instellingen is een veelbelovende en steeds meer onderzochte manier om empowerende innovatie binnen de professionele ondersteuning te bevorderen. Ervaringsdeskundigen kunnen een bijdrage leveren aan de ondersteuning van cliënten, aan de samenwerking tussen cliënten en professionals en bij beleid. Onderzoeksresultaten zijn overwegend positief. Cliënten zijn positief over de inzet van ervaringsdeskundigen, worden minder vaak opgenomen, zij krijgen meer eigenwaarde, zij ervaren meer sociale steun en gaan sociaal beter functioneren. Naar het hart van empowerment 77 *** Maatschappelijke facilitering van empowerment 7 “If the structure does not permit dialogue the structure must be changed” (Freire, 1980). In dit laatste resultaten-hoofdstuk wordt ingegaan op de maatschappelijke facilitering van empowerment. Het is gebaseerd op de inhoudsanalyse van de vierde empowermentcategorie (zie §3.1). Literatuur gaat in op de mogelijkheden die in de samenleving kunnen worden gecreëerd, door middel van landelijk, lokaal en instellingsbeleid en door onderzoek, om empowerment te stimuleren. 7.1 K antelingen in beleid en organisatie van de zorg 7.1.1 Inspraak zorggebruikers Misschien een voor de hand liggende maar wel zeer belangrijke voorwaarde voor empowerment die uit het onderzoek naar voren komt, is het verbeteren van de (wettelijke) positie van cliënten in relatie tot de diensten waarvan ze gebruik maken. We zagen in §5.3 hoe sociale collectieven zich al decennialang richten op de belangenbehartiging van zorgontvangers, maar we zagen ook hoe ingewikkeld het is om daadwerkelijk kantelingen te bewerkstelligen op structureel niveau. Voor empowerment is daarom naast ‘bottom-up’ actie ook inzet nodig ‘van boven af’, vanuit de structuren van zorg en welzijn zelf. Het eerste punt dat in de literatuur naar voren komt is het faciliteren van een rechtmatige rol van gebruikers van diensten in het vormgeven van de zorg waar zij gebruik van maken (Christensen & Hewitt-Taylor, 2006). Daarvoor zijn kantelingen nodig in het beleid en de bestuursmodellen van organisaties waarbij expliciet ruimte wordt gemaakt voor herstel- en relatiegericht werken, zeggenschap voor cliënten en een zekere vrijheid voor professionals om empowerend te werken (Sumner, 2010; Driessens & Geldof, 2008; zie ook Tveiten & Meijer, 2009; Boumans & Lochtenberg, 2013; Boumans et al., 2012). *** 78 Naar het hart van empowerment De laatste decennia is in het zorgbeleid steeds meer nadruk komen te liggen op hervormingen richting empowerment en herstel, het vastleggen van rechten en mogelijkheden tot zeggenschap (Colombo et al., 2012) en meer gepersonaliseerde zorg (Bradshaw, 2008). Toch is hierin volgens sommige auteurs nog een lange weg te gaan (Campbell, 2006). “Terwijl cliënten veel meer invloed hebben op hun eigen zorg dan in 1960, en cliëntactivisten veel minder radicaal zijn dan ze ooit waren, verworden cliëntparticipatie, partnerschap en empowerment nu soms tot maskers voor een continuerende disbalans van macht tussen zorgaanbieders en gebruikers. Aan controle krijgen over je leven, voorbij een behandeling, wordt vaak geen aandacht geschonken. Er is een lange weg te gaan in het verbeteren van het systeem. Het is essentieel dat het gehele systeem aan de kaak wordt gesteld en niet alleen diensten van professionals. Het denken over zorgontvangers als burgers in plaats van cliënten is een vitale eerste stap”, zo vat Campbell het samen. Bradshaw (2008) stelt dat het de taak van beleidsmakers en bestuurders is om ideeën over empowerment en herstel van aspiratie naar realiteit te brengen, bijvoorbeeld door de positie van cliënten structureel te versterken. Ten eerste kunnen controle en macht van cliënten op nationaal en politiek niveau worden gefaciliteerd, zo stellen Christensen & Hewitt-Taylor. Dit kan een herschikking van de traditionele machtsbasis in de zorg afdwingen (Christensen & Hewitt-Taylor, 2006). Ten tweede zijn bevlogen bestuurders nodig die met een sterk commitment en actief leiderschap veranderingen willen doorvoeren in hun organisatiestructuur (Best & Ball, 2011; Piat, Sabetti & Bloom, 2010). Zij moeten voorzichtig onderzoeken hoe de bestaande machtsstructuur en cultuur kunnen worden getransformeerd (zie ook Chinman et al., 2008). Er is geen blueprint te geven voor zo’n transformatie (Achara-Abrahams, Evans & Kennerson-King, 2011). Systeemverandering ontvouwt zich in een uniek trial-and-error proces van adaptatie en politiek leren (Schmidt et al., 2012). Een grote uitdaging waarmee transformerende organisaties zich geconfronteerd zien, is de druk om zich aan te passen aan verminderde budgetten, in combinatie met een vraag naar innovatieve én effectieve diensten. Instellingen moeten aantonen dat ze bezuinigen, inkomsten verhogen en tegelijk de effectiviteit verbeteren. Dit zorgt ervoor dat veel zorgaanbieders zich defensief opstellen en dat transformaties niet altijd succesvol zijn (Yeager & Saggese, 2008). Ook andere uitdagingen spelen een rol: vastgeroeste aannames over de oorzaken, diagnoses en behandelmethoden, de vraag naar wat ‘ware kennis’ is, onzekerheid over concepten, bureaucratisering, beperkte leiderschapsondersteuning, maatschappelijke beeldvorming en stigma en weerstand bij professionals (Borg, Karlsson & Kim, 2009; Piat & Lal, 2012; Clossey & Rowlett, 2008). Er zijn allerlei sociale, politieke en economische krachten Naar het hart van empowerment 79 *** van invloed op beleid (zie bijvoorbeeld Jacobson, 2004). Succesvolle verandering vraagt om het begrijpen waar dilemma’s kunnen ontstaan en het in dialoog zoeken naar manieren om deze te overstijgen. 7.1.2 De cliënt als consument? Opvallend in de literatuur is dat empowermentdoelen op beleids- en bestuursniveau in sommige landen gekoppeld worden aan de introductie van marktwerking. Zo is in Frankrijk getracht om patiënten in de zorg ‘op te waarderen’ tot actieve, goed geïnformeerde actoren of consumenten, door de introductie van een marktstructuur (Batifoulier, Domin & Gadreau, 2011). Ook in Nederland zien we de beweging waarin wordt verondersteld dat het introduceren van marktwerking en keuzevrijheid voor mensen die zorg gebruiken, een manier is om hun positie in de zorg te verstevigen. Zo wordt bijvoorbeeld de transitie van de AWBZ naar de Zorgverzekeringswet regelmatig onderbouwd met de stelling dat deze wijziging empowerend werkt voor de betrokkenen omdat de keuzevrijheid zou toenemen25. Beleidsmakers verwachten dat meer keuzevrijheid van consumenten leidt tot betere uitkomsten voor henzelf en voor de kwaliteit van zorg (Schlesinger, 2010). Verschillende empowermentauteurs zetten echter vraagtekens bij deze manier van hervormen. Kolassa (2011) zegt hierover: “Hoewel het niet te ontkennen valt dat geïnformeerde en betrokken patiënten die hun eigen aandoeningen managen, minder kosten maken, is het geen goede zaak dat empowerment steeds meer samen wordt genomen met een houding van ‘de consument is koning’, waarmee het idee van een cliënt als manager van zijn eigen gezondheid, een strategische uitwerking krijgt. Dit levert een druk op voor zowel patiënten als professionals”. De auteur pleit voor meer onderzoek om te weten hoe men kan voorkomen te bezwijken voor die druk. Want hebben zorggebruikers wel voldoende vaardigheden, de juiste houding en kennis om als ‘burger’ dergelijke keuzes te maken? (Brennan & Ritters, 2004). Worden er voldoende middelen, tijd en training in empowerment beschikbaar gesteld voor de implementatie van patiënten-keuzes in organisaties? (Scambler et al., 2012). Of nog fundamenteler: bestaat deze keuzevrijheid wel, of komt de werkelijke macht in feite bij andere instanties te liggen, zoals zorgverzekeraars? In de praktijk lijkt de aanpak door middel van marktwerking vele barrières en dilemma’s te impliceren. Schlesinger (2010) noemt het de onvermijdelijke ‘keuze-pathologieën’. Volgens deze auteur is het onwaarschijnlijk dat ambtenaren zich afkeren van een consumentistische invulling van empowerment en hun beleidsaspiraties op dat 25 In de praktijk blijkt dat door de toegenomen macht van zorgverzekeraars de vrije keuze voor arts en ziekenhuis juist kan afnemen. *** 80 Naar het hart van empowerment gebied omdat hiermee ook andere belangen gediend worden. Des te belangrijker is het om de realistische beperkingen van dergelijke initiatieven in kaart te brengen. “Het is duidelijk dat er een noodzaak is om ze aan te vullen met andere strategieën voor het verbeteren van het welzijn van patiënten en het stimuleren van een meer responsief zorgstelsel”, aldus Schlesinger. Ook andere auteurs maken zich zorgen over de huidige beleidsuitwerkingen van empowermentdoelen. Bohanske & Franczak (2010) beargumenteren dat het onderzoeken van wat cliënten willen en wat werkt in hun unieke situaties een betere formule is voor systeemverandering dan het introduceren van consumentisme en marktwerking. Verandering zou – ook hier weer − moeten worden opgevat als voortkomende uit de dialoog tussen empowerende cliënten, en in samenspraak met professionals, wetenschappers en beleidsmakers. Zo kan er bottom-up door al deze partijen worden gewerkt aan een betere kwaliteit van zorg (zie ook Hutschemaekers, 2001). 7.2 Het faciliteren van participatie en inclusie Waar het in de vorige paragraaf ging over (beleids)veranderingen in de zorg, gaat het in deze paragraaf over sociaal (welzijns)beleid. Veelal ligt de verantwoordelijkheid hiervoor bij de gemeente in het kader van de Wmo. 7.2.1 Kansen op werk Om empowerment van kwetsbare individuen en groepen in de samenleving te faciliteren, is beleid nodig dat kansen en mogelijkheden creëert om in de samenleving te participeren. Artikelen in de literatuurstudie gaan hierbij vooral in op het belang van een samenleving waarin ieder mens kans krijgt om te werken. Werkloosheid leidt tot armoede, afhankelijkheid en een ‘tweederangs’ positie in onze sterk op werk gerichte maatschappij. Werk biedt inkomen en daarmee mogelijkheden om te participeren in de samenleving. Ook wordt in toenemende mate onderschreven door onderzoek dat werk – mits onder de juiste voorwaarden − kan bijdragen aan herstel van bijvoorbeeld psychische problemen (Borg & Kristiansen, 2008; Dunn, Wewlorski & Rogers, 2008; Wijnen, 2010). Werken ‘werkt’ omdat het een actieve rol geeft, het plaatsvindt in een ‘gewone’ setting, het werkritme structuur aanbrengt in het leven en bovendien kan zorgen voor sociale contacten met anderen (Borg & Kristiansen, 2008). Juist de alledaagse aspecten van werk zijn zo belangrijk voor mensen die met beperkingen leven, zo stellen de auteurs. Dunn et al. (2008) leggen in hun artikel nadruk op de persoonlijke betekenis van werk (zie ook hoofdstuk 4). Werk speelt voor de meeste mensen een centrale rol Naar het hart van empowerment 81 *** in leven en identiteit: het biedt gevoelens van trots en zelfvertrouwen, financiële voordelen en coping strategieën voor het omgaan met problemen. Het hebben van werk leidt tot een vergroting van het gevoel van zelfwaarde, zo stellen ook Davidson, Miller & Flanagan (2008) op basis van hun narratieve studie. Ook vrijwilligerswerk kan geschikt zijn om herstel te ondersteunen (Shrubb, 2010). Volgens de auteurs van alle genoemde artikelen kan werken in een functie waarin men anderen kan helpen, zelfs extra waarde hebben. Werken als ervaringsdeskundige is daarom voor sommigen ook een goede optie met veel meer voordelen dan nadelen (Read & Rickwood, 2009) (zie ook §6.3). Toch is het niet vanzelfsprekend dat mensen met beperkingen die willen werken ook daadwerkelijk de kansen en mogelijkheden krijgen om een (betaalde) baan te hebben. Mogelijk heeft dit te maken met de te beperkte erkenning van het belang van werk door hulpverleners zoals naar voren komt uit de studie van Henwood, Padgett & Nguyen (2011) naar de wensen van cliënten die dak- en thuisloos zijn. Ook de te grote nadruk op ziekte en onvermogen van de individuele persoon kan een rol spelen. Daarnaast heeft het alles te maken met de mate waarin een samenleving inclusief is. Hoewel in het Europees beleid is vastgelegd dat werk een cruciaal onderdeel is van sociale inclusie-doelen, lijken er allerlei belemmerende factoren te zijn. Smyth, Harries & Dorer (2011) beschrijven hoe sociale en economische aspecten, kenmerken van de mensen en hun beperkingen zelf en kenmerken van beroepen (bijvoorbeeld werkdruk) succesvolle inclusie in werk in de weg zitten. Dit heeft ook veel te maken met reacties van anderen, die vaak stigmatiserend of zelfs vijandig zijn. Bovendien lijken de huidige arbeidsdiscoursen en bestaande re-integratietrajecten niet altijd even goed aan te sluiten bij mensen met beperkingen. Auteurs concluderen dat er heel wat nodig is om hier verandering in aan te brengen. Vaardigheidstraining, zelfmanagement en persoonlijk bewustzijn van betrokken individuen kan een eerste stap zijn. Methoden die zich hierop richten, zijn de EigenWerkWijzer (www.blikopwerk.nl/eigenwerkwijzer), vroeger de Makkekaart genaamd (Wijnen, 2010), en Sturen op zelfsturing (Wesdorp et al., 2010). Veelbelovend en in toenemende mate met onderzoek onderbouwd is de methode van Individual Placement & Support (IPS). Deze methode start juist niet met het trainen van betrokkenen maar is gebaseerd op snelle plaatsing op de gewenste werkplek of opleidingsplaats (Busschbach et al., 2011). *** 82 Naar het hart van empowerment IPS IPS is een in de VS ontwikkelde aanpak voor arbeidsbegeleiding van mensen met psychische aandoeningen die de wens hebben om regulier betaald werk te vinden. Kenmerken van IPS zijn dat regulier werk centraal staat, dat er snel naar een baan wordt gezocht, dat er langdurige ondersteuning wordt geboden en dat de arbeidsintegratie onderdeel is van de bredere ggz-hulp. Langdurige trainingen vooraf (‘train then place’) blijven achterwege. Deelnemers worden snel in de gekozen functie geplaatst en daarna gericht getraind in de benodigde werkvaardigheden (‘place then train’). Kwalitatieve en kwantitatieve onderzoeken laten positieve resultaten zien. Zie bijlage 2 voor een uitgebreidere beschrijving. Toch lijkt het in het kader van empowerment evident dat benaderingen die zich richten op individuen, zouden moeten worden aangevuld met een meer maatschappelijke inzet (Smyth et al., 2011). De auteurs stellen dat re-integratieprofessionals meer activiteiten zouden moeten richten op het vergroten van de inclusie-capaciteit van lokale gemeenschappen en pleitbezorging voor leden van de groep bij werkgevers in de gemeenschap (zie ook Bhat, 2010 en Weeghel & Zeelen, 1990). Ook Hal et al. (2012) pleiten voor een meer (maatschappij)kritische benadering van huidige arbeidsdiscoursen en re-integratietrajecten. De auteurs wijzen er op dat empowerment in de context van arbeidsverzuim en rehabilitatie vaak vervalt in een eenzijdige activeringstrategie aan de kant van de individuen. Activeringsstrategieën op individuniveau hebben, hoewel ze gericht zijn op terugkeer naar werk, vaak − zeker op de lange duur − geen includerende maar juist een excluderende werking. De reden is dat er aan de structuren en systemen zelf niks verandert en dat deze aanpakken vaak (bewust of onbewust) vanuit strategische doelstellingen vertrekken. Dit is een paradox waar arbeidsrehabilitatie voorbij zou moeten kijken, zo stellen de auteurs. Mogelijk is in het kader van empowerment een meer collectieve activeringsmethode, zoals onderzocht door Wagenaar & Balder-van Seggelen (2010), een zinvolle aanvulling. Auteurs bestudeerden wat Maatschappelijke Activeringscentra (MAC’s) kunnen betekenen met betrekking tot re-integratie naar werk. Resultaten laten zien dat re-integratie begint met persoonlijk en collectief herstel en dus per definitie nooit vanuit strategische overwegingen af te dwingen is. MAC’s dragen bij aan dat herstel door middel van: mogelijkheden tot participatie, actief leren, acceptatie, samenwerken, positieve gerichtheid en integraal werken. Aanvullende werkingsmechanismen zijn: dat er geluisterd wordt, realistische feedback over mogelijkheden en beperkingen, informatie, verduidelijking en advies. Effecten van MAC’s zijn onder Naar het hart van empowerment 83 *** andere vergroting van sociale contacten en afleiding, invulling en structuur van het leven, sociale en technische vaardigheden. Deelnemers raken enthousiast, energiek, gaan actief participeren en houden zich actiever bezig met het vormgeven van de eigen toekomst. 7.2.2 Burgerschap, kwartiermaken en anti-stigma Naast participatie in werk, is ook de participatie in andere activiteiten een belangrijke stap in empowerment. Inclusie in de brede samenleving is echter voor vele mensen met beperkingen problematisch. Het concept burgerschap wordt de laatste tijd steeds prominenter gebruikt, als vruchtbaar antwoord op kwesties als exclusie, discriminatie en armoede. Dit discours staat voor een breuk in de geschiedenis en bevat een krachtige strategie om effecten van labeling van mensen met beperkingen tegen te gaan (Perron, Rudge & Holmes, 2010). Echter, zo stellen Perron en collega’s, het is wel belangrijk dat de emancipatorische agenda overeind blijft in het burgerschapsdiscours. Wanneer burgerschap een strategisch doel wordt en/of noties als kwetsbaarheid en zorgzaamheid uit het vertoog verdwijnen, blijft van het oorspronkelijke gedachtegoed weinig over (Perron et al., 2010). Een aanpak die zich bij uitstek richt op zinvol burgerschap en maatschappelijke deelname is het Kwartiermaken. Dit staat voor de inzet voor een gastvrij ontvangst van mensen die zich bijvoorbeeld door psychische problemen of een verstandelijke beperking een soort ‘vreemde’ in de samenleving voelen. De aanpak is gericht op het bevorderen van gastvrije verhoudingen tussen uiteenlopende professionals en cliënten en tussen burgers onderling. Daarbij wordt zowel ingezet op het creëren van een samenleving waarin meer mogelijkheden voor de doelgroep ontstaan als op het – samen met mensen uit de doelgroep – zoeken naar mogelijkheden om (weer) aan de samenleving te kunnen deelnemen. Het doel is een menswaardig bestaan te midden van andere burgers mogelijk te maken (Kal, 2010B; Kal, Post & Scholtens, 2012). Vaak wordt Kwartiermaken als methode in projectvorm uitgevoerd. Per project kan de aanpak sterk verschillen, afhankelijk van de gekozen doelen en het budget. Een aantal van de kenmerkende activiteiten die telkens van toepassing zijn, zijn het in kaart brengen van de wensen en behoeften van betrokkenen, het organiseren van draagvlak, het aanstellen van een kwartiermaker, het uitvoeren van activiteiten gericht op inclusie en het zoeken naar duurzame samenwerking. Belangrijkste strategie is het samenbrengen van mensen, het bewerkstelligen van contact tussen mensen uit verschillende werelden. Dit contact brengt spanningen en wrijving met zich mee en dat maakt kwartiermaken een delicate operatie. *** 84 Naar het hart van empowerment Desalniettemin zijn er allerlei toepassingen mogelijk waarbij er een verschuiving optreedt richting meer inclusie en nabijheid. Toepassingen zijn bijvoorbeeld het arrangeren van positieve ontmoetingen, wijk- of buurthuisprojecten, persoonlijke contacten (maatjes), maatschappelijke steunsystemen, het uitwisselen van verhalen of beelden (Photovoice26), multilooggesprekken27 en creatieve of culturele evenementen (Kal et al., 2012). Bij al deze toepassingen staat het directe contact centraal. De samenkomst van sociaal kwetsbare mensen met bezoekers en professionals en de gezamenlijke deelname aan activiteiten en bijeenkomsten wordt gestimuleerd (Wilken & Dankers, 2012). Het zijn praktijken die leiden tot een vergroting van de gevoeligheid voor de leefwereld van de ander (Kal et al., 2012). Een onderzoek naar acht van deze toepassingen laat zien dat deze redelijk succesvol zijn in het vergroten van de toegankelijkheid van reguliere voorzieningen en activiteiten (Scholtens, 2007). Van ontmoeting en contact tussen burgers met en zonder bepaalde problemen of beperkingen is al langere tijd bekend dat het de beste anti-stigmastrategie vormt (Alexander & Link, 2003; Clement et al., 2012). Daarbij doet het er niet eens zoveel toe of deze ontmoetingen toevallig of gearrangeerd zijn. Face-to-face contact blijkt het meest effectief in het tegengaan van negatieve beeldvorming, meer dan educatief beeldmateriaal. 7.3 Verbinden van domeinen zorg en welzijn Misschien wel een van de belangrijkste kenmerken van empowerment is dat het het paradigma rond gezondheid en zorg (§7.1) samenbrengt met het paradigma rond participatie, sociale inclusie en rechtvaardigheid (§7.2). Empowerment heeft immers altijd zowel te maken met de strijd tegen individuele, interne systemen zoals de gevolgen van ziekte en beperkingen (de zorg-kant) als met de strijd tegen maatschappelijke, externe systemen die zinvolle participatie en inclusie in de weg staan (de sociale rechtvaardigheid-kant) (zie §2.2). Er is in het empowermentdenken dan ook sprake van een fundamentele erkenning dat persoonlijke aspecten, gezondheidsaspecten, sociale en maatschappelijke aspecten, altijd samenhangen (Baum et al., 2010; Regenmortel, 2009). 26 Photovoice is een cursus die wordt afgesloten met een publieke presentatie over de eigen ervaringen met stigma en zelfstigma. 27 De multiloog is geïnspireerd op ‘psychose-seminars’ in Duitsland en bestaat uit een openhartige bijeenkomst voor cliënten, familieleden en vrienden, hulpverleners en andere betrokkenen die met elkaar in gesprek gaan over hun ervaringen. Naar het hart van empowerment 85 *** Dit impliceert dat de facilitering van empowerment zich altijd richt op zowel binnenals buitenaspecten van empowerment. Hoewel zorg en sociale zaken uitgegroeid zijn tot twee verschillende beleidsdebatten (zie ook Carey & Riley, 2012), in lijn met de traditionele scheiding tussen de medisch-psychologische zorgsector met bijbehorend discours, en de sociaal-agogische welzijnssector met bijbehorend discours, vraagt empowerment om een veel sterkere verbinding en samenwerking tussen sectoren. Davidson, Flanagan & Styron (2012) stellen dat landelijk en lokaal beleid de samenwerking tussen zorg en samenleving zou moeten vergroten. Het beleid zou volgens de auteurs gericht moeten zijn op het zorgsysteem zelf, de (organisaties in) de brede samenleving én de interface tussen zorg en samenleving. Innovatieve strategieën zijn nodig om deze laatste meer ‘poreus’ te maken naar beide kanten toe, aldus de auteurs. Een aantal mogelijkheden om dit te bereiken wordt in de literatuur beschreven. Ten eerste wordt de facilitering voorgesteld van een sterkere samenwerking van professionele domeinen met groepen en individuen in de gemeenschap (bijvoorbeeld cliënt- en burgercollectieven, pleitbezorgers, sociale bewegingen). Multisectoriële partnerschap-initiatieven en gemeenschapsparticipatie kunnen worden gezien als mechanismen die geschikt zijn om gezondheidsverschillen én sociale verschillen / onrechtvaardigheid gezamenlijk effectief aan te pakken (Carlisle, 2010; Kenyon & Gordon, 2009). Het zijn manieren om een verschuiving te bereiken van een nadruk op individualistische naar een meer publieke zorg- en welzijnscultuur, gericht op individuen én collectieven, op persoonlijke kracht én maatschappelijke macht. Ook de verbinding tussen overheid en (non-profit) zorg- en welzijnsorganisaties (Carey & Riley, 2012) en tussen onderzoekers en de gemeenschap (Syme, 2010) zijn hierbij van belang. Wel moet hierbij rekening worden gehouden met de context van industriële en economische crisis, gefragmenteerde buurten, bezuinigingen op publieke diensten en een voortdurende onder-investering in vrijwilligers- en gemeenschapsorganisaties. Dit alles maakt verbinding en gemeenschapsbetrokkenheid niet eenvoudig: coöperatie komt niet zomaar tot stand (Carlisle, 2010). De tweede kans ligt in het investeren in het concept herstel. Herstel betekent immers herstellen van de invloed die problemen en beperkingen hebben op het leven, maar ook herstellen in maatschappelijke zin (Davidson, 2008). Herstelbeleid omvat dan ook: • ideeën over zorg zoals regels voor cliëntbetrokkenheid, het mogelijk maken van (persoonsgerichte) behandeling, rehabilitatie, klinische collaboratie (shared decision making), • ethische wetgeving, bijvoorbeeld met betrekking tot anti-discriminatie inspanningen en onvrijwillige behandeling • én participatieve benaderingen (zie ook Amering, 2012). *** 86 Naar het hart van empowerment In landen waar het hersteldenken door overheden wordt omarmd28, wordt – in ieder geval op papier − al meer verbinding gelegd tussen domeinen van (ggz-)zorg en de bredere samenleving. Er worden daarmee veranderingen doorgevoerd in de organisatie van zorg, bijvoorbeeld door de herstructurering van diensten, het bevorderen van publieke gezondheid, het ontwikkelen en trainen van professionals, het cultiveren van cliëntparticipatie en -leiderschap en het bewerkstelligen van innovatieve praktijken (zie bijvoorbeeld Piat & Sabetti, 2009). Perspectieven van cliënten vormen in dergelijk beleid een drijvende kracht (Frese, Knight & Saks, 2009). Een ontwikkeling die in dit kader in Nederland zichtbaar is, is de opkomst van Flexible Assertive Community Treatment (FACT) (Veldhuizen et al., 2008). FACT is een model voor het organiseren van herstelondersteunende zorg. De kern is een outreachend multidisciplinair team met shared caseload. Kenmerkend voor de aanpak is dat hulpverleners vanuit verschillende disciplines samenwerken, hulpverleners de wijk intrekken, een intensieve samenwerking met organisaties en instellingen uit de maatschappelijke zorg en met familie en de vergemakkelijkte opschaling naar intensievere zorg als dat nodig is (Veldhuizen, Bähler & Teer, 2006). Waar FACT de brug slaat vanuit de gespecialiseerde zorg naar het maatschappelijk domein, doen de zogenaamde sociale wijkteams het omgekeerde. Deze teams, die ten dele al operationeel zijn en ten dele nog in de tekenfase verkeren (Hoof et al., 2014), vertrekken juist vanuit een inbedding in de lokale samenleving / de wijk en kunnen voor hun cliënten verbindingen leggen met instanties en organisaties binnen de zorg. Kwartiermakers, re-integratieprofessionals en ervaringsdeskundigen spelen hierbij een belangrijke rol. Beide mengvormen bieden nieuwe perspectieven om op een meer integrale manier empowermentprocessen van mensen te ondersteunen. In de Trendrapportage over herstel van Hoof et al. (2014) wordt aangegeven dat het mogelijk nog beter is de krachten van beide soorten aanpakken te bundelen en dat het belangrijk is om ambities hoog te houden om te voorkomen dat de ondersteuning van mensen met beperkingen “alsnog tussen wal en schip terecht komt”. 28 Dit is bijvoorbeeld het geval in Engeland, Schotland, Amerika, Nieuw Zeeland en Australië (zie bijvoorbeeld Stotland et al., 2008; Asimakopoulou et al., 2012; Christensen & Hewitt-Taylor, 2006; Din, 2011; Clossey & Rowlett, 2008; Piat & Sabetti, 2009; Best & Ball, 2011; Bradstreet & McBrierty, 2012). Ook in Nederland wordt herstel opgepakt op beleidsniveau. Naar het hart van empowerment 87 *** 7.4 De rol van onderzoek Tot slot is er nog een rol weggelegd voor onderzoek. Om empowerment te faciliteren is immers kennis nodig. Het wetenschappelijk onderzoek kan een bijdrage leveren door in kaart te brengen wat werkt en wat niet, welke dilemma’s er in de praktijk optreden en hoe deze kunnen worden overstegen. Het is daarbij nog niet zo eenvoudig te bepalen wat de beste vorm van onderzoek is. De search loopt uiteen van kwantitatieve studies zoals correlatie- en effectonderzoek en longitudinale studies, tot diverse kwalitatief-interpretatieve methoden. Ook is, zij het in mindere mate, de kritisch-sociologische benadering te herkennen in artikelen die insteken op actie-onderzoek en discoursanalyse. Wat opvalt in de literatuursearch, is dat sommige auteurs die zich bezighouden met thema’s als empowerment zich (net als ikzelf in Naar het hart van empowerment) vrij kritisch opstellen tegenover de dominantie van de kwantitatieve onderzoeksbenadering. Zo stellen Wagenaar en Balder-van Seggelen (2010) dat bijvoorbeeld klassiek effectonderzoek geen recht doet aan de complexiteit van de praktijk van empowerment. RCT’s hebben als doel algemene, gegeneraliseerde uitspraken te doen over wat werkt in elke context. Echter: “Succes kan niet los worden gezien van de moeilijk grijpbare alledaagse werk- en overlevingspraktijk van professionals en cliënten.” Andere vormen en benaderingen van wetenschappelijk onderzoek zijn nodig om juist gecontexualiseerde en ‘in de subjectieve ervaring’ gegronde kennis van betrokken professionals en cliënten te genereren, zo stellen de auteurs. Meer kwalitatieve en participatieve vormen van onderzoek liggen voor de hand om te onderzoeken of empowerment is ‘ontstaan’ tijdens deelname aan een programma en hierin zou meer geïnvesteerd moeten worden (Brandstetter et al., 2012). Ook Davidson (2003) pleit op een scherpe manier voor het gebruik van kwalitatieve methoden in het verbeteren van ons begrip waarom bepaalde praktijken succes hebben of juist falen. Het centraal stellen van real-life situaties en het betrekken van (ervaringen van) professionals en cliënten bij het onderzoek is daarbij noodzakelijk als het gaat om empowerment (St-Cyr et al., 2008). Narratief onderzoek wordt door sommige auteurs genoemd als een van de meest beloftevolle manieren om dergelijk inzicht te krijgen in empowerment. Salem (2011) stelt dat narratief onderzoek de capaciteit heeft om zowel persoonlijke als sociale verandering in kaart te brengen én te stimuleren. “Narratief onderzoek stelt ons in staat om de eigen verhalen van individuen over hun leven te exploreren, en draagt bij aan beschrijving en analyse van de contexten en culturele narratieven die individuen ondersteunen in het betekenis geven aan hun ervaringen”, aldus de auteur. De narratief-interpretatieve methodologie kan op verschillende, ook vaak creatieve manieren worden ingezet. Voorbeelden zijn de studie van Shinebourne (2012) *** 88 Naar het hart van empowerment waarin een poëtische representatie van unieke verhalen van deelnemers is gemaakt en de studie van Pearson (2012), waarin participanten is gevraagd foto’s te maken van belangrijke dingen in hun leefwereld. Hoewel voor vele onderzoekers duidelijk is dat de subjectieve (niet te generaliseren) beleving voorop zou moeten staan in het onderzoek naar empowerment, denken kwantitatief georiënteerde onderzoekers daar toch anders over. Zij redeneren bijvoorbeeld eerder vanuit de vraag van overheden, organisaties als de World Health Organization (WHO) en beleidsmakers naar manieren om empowerment als meetbare uitkomstmaat te operationaliseren. Deze kan dan in aanvulling op klinische uitkomstmaten gebruikt worden voor de evaluatie van de kwaliteit van gezondheidszorg en specifieke interventies (McAllister et al., 2012). Hoewel zo’n generieke meting nog niet zo eenvoudig te organiseren is − het blijft immers de vraag of de objectivering/ kwantificering van een concept als empowerment wel mogelijk is (Brandstetter et al., 2012) −, biedt deze benadering ook kansen. Ze maakt het mogelijk om na te denken over hoe ervaringen, zorgen en beperkingen die in de praktijk naar voren komen, kunnen worden meegenomen in structurele evaluaties en hoe leden van de gemeenschap zouden kunnen worden geïncludeerd in dergelijke evaluatieprocessen. Grootste uitdaging voor deze vorm van onderzoek is het vinden van een manier om op een representatieve én empowerende manier mensen bij het onderzoek te betrekken (Brandstetter et al., 2012). In de search zijn vele onderzoeken te vinden waarin dit al aardig gelukt is. Er zijn dan herstel- en empowermentgerichte uitkomstmaten gebruikt en/of er is een combinatie gemaakt tussen kwantitatief en kwalitatief onderzoek. Het zijn deze onderzoeken waardoor ik mijn eigen stellingname in Naar het hart van empowerment gedeeltelijk heb moeten bijstellen. De combinatie tussen kwantitatief en kwalitatief onderzoek lijkt een vruchtbare manier om kennis over empowerment te verwerven. Kansen liggen volgens sommigen ook in het meer kritische (participerend/praktijkgericht) actieonderzoek, waarbij leervragen van de organisatie het uitgangspunt vormen voor het uit te voeren kwalitatief en kwantitatief onderzoek en waarbij sociale systemen niet alleen onderzocht worden maar er ook gewerkt wordt aan sociale verandering en waarbij mensen uit de organisatie bij meerdere of alle fasen van het onderzoek worden betrokken. Er is dan sprake van een ‘nothing about me, without me’ principe. Een dergelijke kritische vorm van onderzoek is geschikt voor een onderwerp als empowerment omdat het qua waarden sterk aansluit bij empowermentdenken (Nelson et al., 1998). Het is jammer dat er relatief weinig actieonderzoek met betrekking tot empowermentonderwerpen in de search zat. Wellicht kan ondersteunend kritisch actieonderzoek een goede aanvulling vormen op het kwalitatief en kwantitatief onderzoek dat nu vooral in de belangstelling staat. Naar het hart van empowerment 89 *** 7.5 Samengevat Om empowerment van de grond te krijgen is beleid nodig dat empowermentinitiatieven, praktijken en activiteiten mogelijk maakt en de positie van mensen met beperkingen en kwetsbaarheden versterkt. Om dit te bereiken, is een dialoog op beleidsniveau nodig over zorg, maatschappij en kennisontwikkeling. Ook de bredere maatschappij is dus een actor als het gaat om empowerment. Concreet gaat het dan om het faciliteren van empowermentprocessen door middel van beleid en om de kanteling van organisatiestructuren en diensten. Onderzoek wijst ten eerste op het versterken van de positie van zorggebruikers. Het belangrijkste punt is dat zorggebruikers in staat worden gesteld invloed uit te oefenen op de zorg die zij ontvangen. Hierbij gaat het niet alleen over invloed binnen de relatie tussen professional en cliënt maar ook invloed op structureler niveau binnen een organisatie. Een kritische kijk op de (machts)structuren binnen instellingen is daarvoor een voorwaarde, alsook innovatieve en creatieve ideeën om daadwerkelijke inspraak te organiseren. We zagen immers eerder al dat veel inspraak-instrumenten, bijvoorbeeld cliëntenraden, onvoldoende uit de verf komen. Beleidsmakers en bestuurders zien zich voor de uitdaging gesteld transformaties door te voeren waarbij cliënten daadwerkelijk een rol gaan spelen in de beslissingen binnen een organisatie. Dit is een pittige opgave in tijden van bezuinigen. Het is verleidelijk om door middel van het introduceren van marktwerking te proberen om empowerment- en bezuinigingsdoelen te combineren. De kans is echter klein dat deze aanpak werkelijk tot empowerment leidt. Vruchtbaarder lijken aanpakken die vanuit een kritischonderzoekende houding en dialoog kijken naar mogelijkheden waarin cliënten, in samenspraak met professionals, wetenschappers en bestuurders, aan kwaliteit van zorg en innovatie werken. Behalve het organiseren van inspraak in de zorg is voor empowerment ook de facilitering van inclusie in de bredere samenleving een aandachtspunt. Een belangrijk aspect is het krijgen van kansen om zinvol en passend werk te doen. Werk biedt inkomen en mogelijkheden, kan bijdragen aan herstel, geeft een actieve rol in een ‘gewone’ setting, biedt structuur, sociale contacten, coping strategieën en zelfwaarde. Het hebben van werk is voor mensen met fysieke, psychische of sociale gezondheidsproblemen echter niet vanzelfsprekend. Dit heeft allerlei redenen, waaronder het feit dat re-integratietrajecten vaak onvoldoende aansluiten. Een methode als IPS, inmiddels onderzocht, probeert hier verandering in te brengen door mensen integrale ondersteuning op het gebied van werk én psychische problemen te bieden. Naast individuele ondersteuning lijkt de vergroting van de inclusie-capaciteit van lokale gemeenschappen en pleitbezorging voor leden van de doelgroep bij de werkgevers in de gemeenschap ook noodzakelijk. Participatie in andere activiteiten dan *** 90 Naar het hart van empowerment werk kan worden gestimuleerd door Kwartiermaakpraktijken; praktijken die zich richten op een gastvrije ontvangst van mensen met beperkingen in de samenleving. Deze praktijken zijn gebaseerd op directe ontmoeting en contact, een strategie waarvan al langere tijd bekend is dat het de beste anti-stigmastrategie vormt. Om empowerment te faciliteren, zijn inspanningen in het zorgdomein en in het domein van de samenleving belangrijk, maar niet genoeg. Er dienen ook meer verbindingen te worden gelegd tussen beide domeinen. Een mogelijkheid is het ontwerpen van structuren waarin verschillende sectoren, leden uit de gemeenschap, overheid en onderzoekers samenkomen en een partnerschap vormen rond een gezamenlijk belang of doel. Ook initiatieven en praktijken rond het concept ‘herstel’ bieden mogelijkheden om verbindingen te leggen. Zo is het idee achter het FACT-team dat zorg, welzijn en participatie samen worden gebracht. Ook sociale wijkteams werken met een dergelijk principe. Beide organisatievormen bieden kansen. Onderzoekers kunnen bijdragen aan empowerment door kritisch te kijken naar hun onderzoeksopzetten en meer verbinding na te streven tussen verschillende kennisbronnen. Naar het hart van empowerment 91 *** Beschouwing van de resultaten 8 In dit hoofdstuk worden de bevindingen van de vier inhoudsanalyses kort samengevat, zoek ik naar verbindingen en kernboodschappen die in de analyses verborgen zitten en reflecteer ik op de resultaten tegen de achtergrond van empowermenttheorie. 8.1 De dialectiek van strijden en loslaten De eerste inhoudsanalyse ging over de persoonlijke kant van empowerment; de praktische, betekenis gevende en narratieve strategieën die mensen zelf en samen met hun omgeving, weten te ontwikkelen om verder te komen (zie hoofdstuk 4). Het zijn vormen van ‘reflectie’ en ‘actie’ op het niveau van de persoon en zijn omgeving, die door onderzoek worden onderbouwd als essentiële eerste stap én doorgaand proces in empowerment. Het vormt de basis voor het zetten van stappen richting een zinvol leven als burger in de samenleving. Het zelf verwoorden van je eigen ervaringsverhaal en daar eigenaarschap over ervaren, kan daarbij een belangrijke factor zijn. Naasten spelen vaak een essentiële rol. Een belangrijke boodschap die in de analyse naar voren komt, is dat het hele proces waarin mensen leren omgaan met beperkingen en tegenslagen en die leren te overstijgen, altijd iets tegenstrijdigs in zich draagt. Het gaat immers enerzijds over terugvechten en het verzet tegen het idee dat beperkingen en tegenslagen alles bepalend zijn, maar anderzijds over het accepteren van datgene wat niet veranderd kan worden, over het succesvol en prettig leven mét beperkingen (zie ook Davidson, Tondora & Ridgway, 2010). Dit impliceert dat empowerment bestaat uit allerlei tegengestelde emoties en bewegingen zoals worstelen met wanhoop en hopeloosheid en het ontwikkelen van hoop op herstel en invloed. Empowerment is altijd ambivalent (zie ook Flora, 2012). Dit is meteen ook de reden waarom empowerment zo moeilijk te meten, te plannen en te begrijpen is in gangbare termen en methoden die gericht zijn op lineaire en causale processen. Mensen gaan niet in een rechte lijn vooruit van kwetsbaar naar krachtig, van zorgvrager naar zelfzorger, van iemand die door grenzen belemmerd wordt naar iemand die mogelijkheden creëert, van iemand die lijdt naar iemand die succes heeft. In de praktijk is het veel meer een grillige zoektocht, gekenmerkt door stappen naar voren, naar achter, naar rechts, naar links, zich een weg banend, zonder de richting precies te weten. Vanuit theorie geredeneerd is *** 92 Naar het hart van empowerment dit echter niet een probleem dat moet worden omzeild, maar juist een essentie van empowerment. Zoals figuur 2 liet zien (zie §2.2), speelt empowerment zich af in die ruimte tussen mogelijkheden en grenzen; empowerment bevindt zich dus per definitie in een spanningsveld. Een dialectische kijk op empowerment, waarin tegenstrijdige bewegingen worden erkend in plaats dat zij worden gegoten in lineaire uitkomsten, is in lijn met de analyse. Deze kijk is dus geschikter om werkelijk inzicht te krijgen in de zoektocht die mensen doormaken alsook om ondersteuning te ontwikkelen die daarbij aansluit. Vanuit een dialectische kijk kan gesteld worden dat die tegenstrijdigheid en onzekerheid juist noodzakelijk zijn voor transformatie. Verandering ontstaat door de spanning tussen mogelijkheden en grenzen te benutten (zie Costin & Grabb, 2012). Ik zou het nog wel iets sterker willen stellen. Een empowermentproces lijkt in de kern het bewustzijn dat tegenstellingen tussen kwetsbaar en kracht, zelfstandig en zorg, mogelijkheid en grenzen, aanvaarding en protest, succes en lijden, blijven bestaan en toch ook steeds overstegen (blijken te) kunnen worden. Het is het loskoppelen en steeds opnieuw verbinden van deze antinomieën29 wat ervoor zorgt dat mensen zich de ruimte om subject te zijn stapje voor stapje toe-eigenen. Een intens leer- en levensproces. 8.2 Subject-subject relaties In de tweede inhoudsanalyse is onderzoek gepresenteerd over de activiteiten en praktijken van collectieven (zie hoofdstuk 5). We zagen dat peer activiteiten, initiatieven en bewegingen een basis kunnen creëren om als co-learners de leefwereld te vergroten. Enerzijds berust dit op principes die in de eerste inhoudsanalyse aan bod kwamen: het zoeken naar strategieën en zingeving, in dit geval dan samen met lotgenoten waardoor de eigen ideeën en strategieën steeds worden gespiegeld. Maar het reikt verder. In deze vormen van empowerment wordt expliciet de brug geslagen van de intrapersoonlijke naar de sociale dimensie, waarmee meteen ook stappen worden gezet richting participatie, inclusie en maatschappelijk herstel. Deze dimensie van empowerment lijkt van groot belang te kunnen zijn voor eigenlijk alle kwetsbare doelgroepen in het proces van empowerment. Een belangrijke boodschap van de analyse is de kracht die uitgaat van de dialoog binnen machtsvrije subject-subject relaties tussen lotgenoten en van de collectieve (ervarings)kennis die ontstaat vanuit die dialoog. In deze kennis is de kunstmatige scheiding tussen verschillende gebieden van het leven en verschillende problemen verdwenen. Er bestaat immers geen scheiding in mensen tussen een stuk dat 29 Een antinomie is een tegenspraak die geen paradox is. Naar het hart van empowerment 93 *** ‘maatschappelijk handelt’, een stuk dat ‘met ziekte omgaat’, een stuk dat ‘zin geeft’ en een stuk dat ‘zorg ontvangt’. Collectieve (ervarings)kennis uit de leefwereld is feitelijk de meest directe en geïntegreerde vorm van kennis over empowerment. De activiteiten en methoden die vanuit deze kennis worden ontwikkeld, kenmerken zich dan ook door een dichte aansluiting met de belevingswereld van mensen en een sterke contextuele inbedding. Bovendien zijn het per definitie geen ‘kanten-klaar’ recepten; de leefwereld is immers voortdurend in verandering en hangt af van de interactie tussen subjecten. Peer-praktijken zijn daarmee een perfect voorbeeld van wat de empowermentprincipes zoals ‘communicatief’ , ‘dialogisch’, ‘waardegedreven’, integraal en dergelijke feitelijk betekenen. Vanuit empowermenttheorie kan deze sociale dimensie gezien worden als de belangrijkste dimensie van empowerment. We zagen al dat Freire (1980), die het begrip empowerment voor het eerst theoretisch heeft uitgewerkt, hier een sterke nadruk op legt (zie ook §2.2). Hij definieert empowerment als een proces van reflection & action, waarbij mensen die zich in een maatschappelijk achtergestelde positie bevinden, in een doorgaande dialoog collectief reflecteren op hun levenssituatie en vervolgens in actie komen om de grenzen in die situatie te verleggen. Freire doelt daarbij zowel op het verleggen van subjectieve grenzen in de beleving van mensen (vals bewustzijn / noodlot-gevoel), als het verleggen van objectieve politieke en maatschappelijke grenzen die het kader van mogelijkheden bepalen. De dialoog staat centraal en is het middel voor individuele en culturele transformatie. In de inhoudsanalyse zien we dit en eigenlijk alle ideeën van Freire duidelijk terugkomen. Wat toch echt opvallend is, is dat hoewel iedereen zich wel kan voorstellen dat colearning werkt, het theoretisch te onderbouwen is én er voldoende empirisch bewijs lijkt te zijn, er toch relatief weinig aandacht naar uitgaat binnen de huidige zorgen welzijnssector. Je zou verwachten dat de Wmo hier opduikt, maar dit gebeurt nog niet op grote schaal. Het consequent doorvoeren blijkt nog een grote uitdaging en stelt een aantal fundamentele organisatieprincipes in zorg en welzijn ter discussie. Toch is deze vorm van empowerment in de kern niet in strijd met professionele hulpverlening. Sterker: de professionele hulpverlening kan het principe van subject-subject relaties juist gebruiken, door bijvoorbeeld collectieve ondersteuning te bieden. Kortom, hier liggen kansen. *** 94 Naar het hart van empowerment 8.3 I nnoveren of terug naar de roots van het mensenwerk? In de derde inhoudsanalyse is onderzoek beschreven naar professionele ondersteuning van empowerment (zie hoofdstuk 6). We zagen hoe professionals empowerment kunnen ondersteunen door radicaal aan te sluiten bij de leefwereld van cliënten, hun eigen strategieën en betekenisgeving en hun bredere context. De cliënt is daarbij nooit object van zorg of interventies maar zo veel mogelijk subject van het hulpverleningsproces. Daarom is een kanteling in de hulpverleningsrelatie noodzakelijk. Een goede samenwerkingsrelatie is gebaseerd op aandacht en empathie, samenspraak, dialoog en zelfreflectie en legt een basis voor het aangaan van de tegenstrijdigheden die empowerment met zich meebrengt. Samenwerking met ervaringsdeskundigen kan helpen om kantelingen in de professionele ondersteuning te realiseren. Belangrijkste boodschap die in de analyse naar voren komt is dat professionals die empowerment willen ondersteunen, ook een soort co-learners worden, steeds strevend naar het bewerkstelligen van een machtsvrije dialoog waarin gezamenlijk wordt gezocht naar manieren om empowerment, zowel op persoonlijk als op maatschappelijk vlak, verder te brengen. De professional participeert in het unieke proces van betrokkenen. Voorkomen wordt dat de professional de alwetende deskundige is en de cliënt alleen object van zorg. Beide zijn subjecten, op zoek naar mogelijkheden binnen de gegeven context. De cliënt blijft hierdoor in het centrum van zijn proces en van alle handelingen. En de samenhang tussen binnen- en buitenwereld (persoonlijke en maatschappelijke problematiek) kan veel sterker worden gewaarborgd. Belangrijkste instrument voor de professional wordt zijn eigen persoon(lijkheid), iets wat indruist tegen technisch-instrumentele opvattingen over professionaliteit die tegenwoordig in veel contexten leidend zijn. Empowermentondersteuning is een vorm van normatieve professionaliteit (Kunneman, 2007). Wat sommigen als een open deur zullen ervaren, kan voor anderen – inclusief mijzelf − een regelrechte eyeopener zijn: de professionele benadering van empowerment die zich in de analyse ontvouwt en die in het maatschappelijk debat over zorg en welzijn vaak geïntroduceerd wordt als een innovatief ‘antwoord’, vertoont grote overeenkomsten met honderd jaar oude theorieën van het social casework, de oorspronkelijke methodiek van het maatschappelijk werk. De historie geeft ons eigenlijk allerlei aanknopingspunten, methoden en inzichten die ook nu nog bruikbaar zijn, maar die in vele contexten om allerlei redenen verdrongen, wegbezuinigd, vergeten of vervangen zijn (zie ook Scholte, 2010)30. Boer & Lans (2011) stellen dat 30 In de jaren zeventig is het social casework flink verguisd omdat het niet kritisch genoeg zou zijn, te individueel en te weinig gericht op structuurverandering. In deze tijd zou het oordeel eerder andersom uitpakken. Anno 2015 is het individualiseren van problematiek zo gangbaar geworden dat de maatschappelijke dimensie vaak helemaal verdwijnt, of wordt gelijkgesteld aan hetgeen de sociale gemeenschap op eigen kracht kan oplossen. In relatie tot huidige methodieken is het social casework juist zeer kritisch. Naar het hart van empowerment 95 *** we vanwege de onzekere situatie waarin het sociaal werk tegenwoordig verkeert, toe zouden moeten naar een geheel nieuwe institutionele logica waarin verschuiving van sociaal werk naar burgerinitiatieven en lokale gemeenten plaatsvindt. Dat lijkt een goede invalshoek, hoewel ik nadrukkelijk óók wil pleiten om vanuit een empowermentperspectief terug naar het verleden te gaan, opnieuw naar werkzame elementen te kijken en de waarde van deze en andere traditionele methodieken te toetsen (zie ook Knoope & Goossensen, 2011; Huber & Bouwes, 2011). Social casework is een hulpverleningsmethodiek − gebaseerd op kennis uit onder andere psychologie, sociologie, recht, economie en medische wetenschappen − die zich richt op individuen met sociale en intrapsychische moeilijkheden en hun omgevingsveld (Kamphuis, 1977). Deze vorm van hulpverlenen, die ontstond omstreeks 1916, neemt de samenhang tussen het persoonlijke en maatschappelijke als vertrekpunt. De oorzaak én de oplossing van ‘nood’ (nu zouden we zeggen: kwetsbaarheid), ligt in die samenhang tussen persoon en maatschappij en het casework richt zich dan ook zowel op innerlijke verandering als verandering van het omgevingsveld op kleinere of grotere schaal. Om dit te bereiken zet de caseworker zijn eigen persoonlijkheid in als middel om een relatie met de cliënt tot stand te brengen, van waaruit kan worden (samen)gewerkt aan veranderprocessen met betrekking tot de levenssituatie (Kamphuis, 1977). (Vergelijk presentie, herstelgerichte zorg, rehabilitatie, Strengths model). Duidelijk terug te herleiden naar de maatschappijtheoretische en Freudiaanse grondslagen van het casework, gaat het hier om een gelijkwaardige relatie, waarin de caseworker zichzelf en de ander gelijkelijk heeft te accepteren. Belangrijk uitgangspunt daarbij is het inzicht dat het gedrag van mensen het resultaat is van bekende en niet bekende krachten uit verleden en heden, en verwachtingen voor de toekomst. “Een sociaal werker, die verstaat dat dit waar is, voor iedereen – niet het minst voor hemzelf – weet dat hij niet een dwingende autoriteit kan zijn in de beslissing omtrent problemen in het leven van een ander.” Het is de kunst om kundig, flexibel en creatief hulp te verlenen en technieken daaraan ondergeschikt te maken (Kamphuis, 1977). Volgens traditionele beschrijvingen van het social casework door Kamphuis bestaat de methodiek altijd uit vijf stappen en in elke stap zijn allerlei uitwerkingen van het empowermentdenken te vinden. Zo start de methodiek met een uitgebreide probleemverkenning waarbij sociale en psychische aspecten in samenhang worden onderzocht. Hierbij spelen subjectieve (belevings)aspecten én objectieve, materiele aspecten een rol (zoals economische positie) (Vergelijk Freire). Vervolgens wordt een psychosociale ‘diagnose’ of analyse van het probleem gegeven, waarin geen waardeoordelen in veroordelende zin voorkomen. Uit Kamphuis (1977): “De caseworker bezit niet zoals de arts een aantal standaarduitdrukkingen waarmee hij het probleem in kortschrift kan aanduiden. Hij zal, hoewel hij wel eens psychologische en sociologische termen gebruikt, altijd omschrijvingen moeten geven. Daarbij zal *** 96 Naar het hart van empowerment hij niet alleen het probleem moeten aangeven maar het probleem van deze persoon in zijn sociale context, waarbij dus ook persoonsbeschrijving en milieugegevens een rol spelen. Het is daarnaast van wezenlijk belang dat in deze diagnose niet alleen geconstateerd wordt wat de moeilijkheden in de persoon en zijn omstandigheden zijn, maar ook wat de positieve krachten zijn in beide sectoren. Deze samen hebben bij de behandeling een fundamentele betekenis.” (Vergelijk krachtgericht werken, herstelbenadering). De derde stap in het proces is het opstellen van een behandelplan. Uit Kamphuis (1977): “Helaas klinkt deze aanduiding statischer dan het proces in werkelijkheid is. ‘Wat moeten wij doen?’ is niet een vaststelling en voorschrijven van een aantal welomschreven maatregelen, hoewel die er ook wel bij kunnen zijn. Het is een tezamen met de cliënt komen tot het besluit welke weg ingeslagen wordt, laten wij zeggen tot de volgende kromming”. (Vergelijk shared decision making, rehabilitatiemethoden, herstelgerichte zorg). De vierde stap, de behandeling die vervolgens plaatsvindt, omvat het werken en samen nadenken met de cliënt en het werken met het omgevingsveld. Volgens Kamphuis heeft de social caseworker hierbij verschillende rollen waartussen hij switcht (zie ook Boumans & Lochtenberg, 2013). Enerzijds biedt hij individuele ondersteuning bij sociaal functioneren, ondersteunende psychotherapeutische behandeling, ervarings- of experientiële behandeling en inzichtgevende behandeling (gericht op identiteit). (Vergelijk herstelgerichte zorg). Hierbij worden vanuit de relatie verschillende technieken ingezet. Anderzijds treedt de caseworker met betrekking tot het omgevingsveld op als degene die hulpbronnen aanboort, als bemiddelaar en als pleitbezorger. (Vergelijk Omlo, 2013). Tot slot vindt een afsluiting plaats op een door caseworker en cliënt samen te kiezen moment. “Als de behandeling van lange duur is geweest, moet de band geleidelijk losser gemaakt worden (..) Een aankondiging ‘ik ga weg, volgende week komt iemand anders’ is in geen enkel opzicht geëigend in het raam van de behandeling (..) De cliënt is niet een pion op een schaakbord, die in een volgend vak geschoven kan worden, maar een mens met zijn rationele en irrationele zijden, met zijn vrees en verwachting.” (Kamphuis, 1977). Het mooie en interessante van Kamphuis’ beschrijvingen van de methodiek is dat er veel aandacht wordt besteed aan de manier waarop hulpverleners abstracte (empowerment)waarden kunnen vertalen naar professioneel handelen. Het geeft een inzicht in de manieren waarop empowermentprincipes als ‘communicatief handelen’, dialoog en waardegedrevenheid door een professional in de praktijk kunnen worden nageleefd. Het besteedt daarbij ruim aandacht aan de tegenstrijdigheden en complexiteit die met deze vorm van werken gepaard gaan, zoals dilemma’s rond ingrijpen versus afwachten, afstand versus nabijheid, professioneel versus Naar het hart van empowerment 97 *** persoonlijk31. Het is deze complexiteit die in hedendaagse methodieken vaak onderbelicht blijft. Daarom kan de lectuur over social casework naar mijn idee ook in onze tijd nog voor elke empowermentondersteuner (die bereid is door het ouderwetse taalgebruik heen te kijken) relevant zijn. Het is natuurlijk wel de vraag in hoeverre de huidige tijd en de huidige professionele kaders het mogelijk maken om op een social casework manier te werk te gaan. Methoden die vertrekken vanuit het idee van een gelijkwaardige relatie/ partnerschap, zijn sterk in opkomst. Dit suggereert dat er animo voor is, maar het lijkt in de praktijk vaak te gaan om uitgeklede varianten. Deze manier van werken wordt dan gegoten in een stappenplan dat moet worden uitgerold in een beperkt aantal sessies waarbij de doelen toch al van te voren vaststaan. Er worden dan slechts elementen van het empowermentdenken toegepast en er is geen sprake van een werkelijk communicatieve situatie. Werkelijk empowerend werken staat haaks op de huidige controleer- en registreercultuur, het werken volgens prestatienormen of diagnose-behandelcombinaties en de smalle benadering van evidence based practice zoals die zich in zorg en welzijn voordoet. Dergelijke systemen maken het voor individuele professionals moeilijk (onmogelijk?) om empowerend te werken. Empowerend werken vraagt om (experimenteer)ruimte, tijd, toewijding en de wil om een weg te zoeken binnen onzekere, onvoorspelbare, chaotische en unieke situaties. Mogelijk bieden de in §7.3 besproken sociale wijkteams wel de goede voorwaarden. Het is dan ook relevant om de praktijkontwikkelingen en het onderzoek op dat gebied te volgen. 8.4 D e huidige transities: kans én gevaar voor empowerment De vierde inhoudsanalyse ging in op het faciliteren van empowerment door de bredere samenleving (zie hoofdstuk 7). Onderzoek liet zien dat inhoudelijk commitment aan empowermentdoelen op beleidsniveau noodzakelijk is om voorwaarden te creëren voor empowerment. Het versterken van inspraak over zorg en de positie van mensen in de samenleving, zijn daarbij aandachtspunten. Empowerment gaat dus óók om het kantelen van structuren en vertogen die bepaalde groepen in een onderdrukte of gemarginaliseerde positie houden. Hiervoor is voldoende financiële, morele en praktische inbedding nodig binnen instellingen, bestuursstructuren, in gemeenten en in het landelijke beleid. Ook op macroniveau mag daarom de kritische dialoog over empowerment niet ontbreken. De verbinding tussen de wereld 31 Dit is tevens een onderwerp van het maatschappelijk werk dat later door Geert van de Laan nog verder werd uitgediept. Mensen die graag meer willen lezen over mogelijke manieren om met dilemma’s van empowermentgerichte ondersteuning om te gaan, verwijs ik graag door naar Laan (1990/1991). *** 98 Naar het hart van empowerment van de zorg en de wereld van welzijn en participatie lijkt daarbij in toenemende mate van belang. De literatuur is over het algemeen hoopvol over actuele ontwikkelingen waarbij de traditionele scheiding tussen zorg en samenleving wordt doorbroken. Toch is een relativering ook hier op zijn plaats. Wanneer we kritisch kijken naar de huidige beleidstransities die gaande zijn in het Nederlandse zorg- en welzijnsdomein, dan valt op dat hoewel er in feite vrij consistent verbindingen worden gelegd met (ideologische) empowerment(doelen)32, veel van de beleidsdoelen niet gerealiseerd lijken te worden. Dit kan te maken hebben met het gebrek aan duidelijkheid over hoe doelen precies naar de praktijk kunnen worden vertaald, zodat ze ook daadwerkelijk impact hebben op de mensen in de gemeenschap (zie ook Asimakopoulou et al., 2012). Daarnaast heeft het te maken met strategische keuzes die tegelijkertijd gemaakt worden. Vergelijk de wijze waarop de overgang van de AWBZ naar de Zorgverzekeringswet wordt beargumenteerd. Hier wordt door de wetswijziging de zorgvrager benoemd tot consument, een notie die een krachtig beeld representeert maar waarbij in feite ook een essentieel kenmerk wordt weggelaten, namelijk dat er een zorgbehoefte bestaat. Binnen welzijn is eenzelfde proces gaande. Door de overgang van de AWBZ naar de Wmo worden mensen met fysieke, psychische en sociale gezondheidsproblemen nu steeds meer verwezen naar de gemeente en het lokaal beleid. Hier wordt door de wetswijziging de patiënt of cliënt tot burger verklaard, met ook dan als risico dat de zorgbehoefte en de kwetsbaarheid ondergesneeuwd raken. Empowerment vraagt inderdaad om het overstijgen van het idee van een lijdzame patiënt en er zijn inderdaad maatregelen nodig om meer zeggenschap over zorg en participatiemogelijkheden te creëren. Het is echter maar de vraag in hoeverre de beelden ´consument´ en ´burger´ de juiste uitwerking vormen van empowerment. De kern van empowerment is immers het aan het stuur zetten van de persoon, zonder diens kwetsbaarheden en ondersteuningsbehoeften te ontkennen. Aan de hand van theorieën van Habermas en Foucault is eenvoudig aan te tonen dat rollen als consument en burger, zeker wanneer ze worden opgelegd, waarschijnlijk niet tot empowerment leiden maar eerder tot het tegenovergestelde. Het kunnen nieuwe systemen worden waar mensen object van worden (Zie Naar het hart van empowerment). Om werkelijk empowerend beleid te maken en van daaruit empowerment maatschappelijk te faciliteren, is er inzicht nodig in de spanning tussen kwetsbaarheid en kracht, tussen zorg en zeggenschap. Een samenleving toont haar humaniteit niet door het uitsluitend faciliteren van ‘krachtigen’ en ‘machtigen’, maar juist 32 Denk aan de nadruk op kracht, regie, herstel en ‘meedoen’. Naar het hart van empowerment 99 *** door inclusief beleid dat erkent dat het leven bestaat uit kracht én kwetsbaarheid. Zij faciliteert individuele strategieën van mensen om mét hun kwetsbaarheid een zinvol leven te leiden; zij faciliteert initiatieven van groepen mensen die hen in staat stellen om, mét hun kwetsbaarheid, een volwaardige plaats in de maatschappij te vinden. En zij faciliteert professionele ondersteuning, die de kwetsbaarheid centraal stelt noch negeert, maar gericht is op het versterken van de kracht en macht van mensen om met hun kwetsbaarheid om te gaan en daarbij de regie over hun leven en hun plaats binnen de samenleving te behouden. Daarvoor is een omvattende bio-psychosociale insteek van belang, die geen scheidsmuren verdraagt tussen gezondheids- en welzijnsarrangementen. Onderzoek naar de relatie tussen beiden, alsook naar de spanning tussen kwetsbaarheid en kracht, is van belang om te achterhalen welke beleidsmaatregelen nodig zijn om dit te realiseren. Deze spanningsvelden zijn misschien wel de belangrijkste onderwerpen voor toekomstig onderzoek. *** 100 Naar het hart van empowerment Conclusies en reflectie op het onderzoek 9 In dit laatste hoofdstuk wordt een algemene conclusie van de uitgevoerde literatuurstudie gepresenteerd en worden opbrengsten en beperkingen van het onderzoek besproken. 9.1 Conclusies De hoofdvraag van deze studie was: Welke inspanningen, activiteiten, praktijken en methoden kunnen empowermentprocessen van mensen met fysieke, psychische en/ of sociale gezondheidsproblemen vooruit brengen? De thematische analyse liet zien dat er vier actoren zijn die zich kunnen inzetten voor empowerment: mensen zelf, mensen samen, professionals en de bredere samenleving. Zij kunnen empowerment vooruit brengen door respectievelijk: het ontwikkelen van persoonlijke strategieën en betekenisgeving, het engageren in praktijken van co-learning, het professioneel ondersteunen van empowerment van cliënten door middel van een samenwerkingsrelatie en het faciliteren van empowerment door middel van beleid en onderzoek. De vier inhoudsanalyses van de onderzoeksliteratuur hebben een berg kennis, informatie en aanwijzingen opgeleverd over uiteenlopende aanpakken die in deze kaders zinvol en werkzaam zijn. Kenmerkend voor alle aanpakken die in de vier inhoudsanalyses beschreven zijn, is dat ze kritisch staan tegenover ‘de beperking’ als enige insteek en ‘de methodiek’ als het enige antwoord. De kern van de aanpakken ligt dan ook niet in het afrollen van een vaststaand ‘empowerend programma’ voor een vaststaande ‘doelgroep’, maar in de bewerkstelliging van een dialoog en een leerproces waarin ruimte wordt gecreëerd om over de grenzen van de bestaande situatie heen te kijken, gezamenlijk doelen te stellen en te zoeken naar de juiste middelen om grenzen te verleggen. Positieve ontwikkeling is dat er in toenemende mate innovatieve praktijken worden ontwikkeld die in hoge mate aan dit soort kenmerken voldoen. Praktijken als de Eigen kracht conferentie, zelfhulpgroepen, WRAP, herstelgemeenschappen, cliëntgestuurde organisaties, krachtwerk, rehabilitatie, de presentiebenadering, shared decision making, IPS, kwartiermaken, FACT en sociale wijkteams zijn zo ontworpen dat er ruimte blijft bestaan om doelen en middelen gaandeweg, in dialoog, vast te stellen. Het zijn bovendien methoden die nadruk leggen op gezamenlijk leren. Hier kunnen mensen en organisaties die empowerment in de praktijk willen brengen Naar het hart van empowerment 101 *** veel inspiratie uit halen. Belangrijk is wel om ervoor te waken dat deze praktijken binnen de huidige context van zorg en welzijn alsnog vervallen tot een soort kanten-klaar recepten of afvinklijstjes, of een strategische connotatie krijgen. Er kan bovendien geconcludeerd worden dat empowerment nooit kan worden gelijkgesteld met welke dan ook van deze aanpakken maar vraagt om werkelijk inzicht in de principes die aan de aanpakken ten grondslag liggen. Daarom is dit rapport zo’n omvangrijk werk geworden en niet een eenvoudige opsomming van methoden waaruit gekozen kan worden. Het zijn de principes die als rode draad door het hele rapport lopen en bij elke deelanalyse weer in een nieuwe gedaante naar voren kwamen. Zie het rapport als een samenhangend overzicht van manieren en inspiratie om deze principes te concretiseren. De dieper liggende principes zijn in Naar het hart van empowerment (zie §2.3) reeds in abstracte zin beschreven. Empowermentaanpakken zijn altijd: • procesgericht: processen van betrokkenen staan altijd in het centrum van alle handelingen • communicatief: doelen en middelen liggen van tevoren niet vast maar worden zoveel mogelijk door betrokkenen zelf vastgesteld • dialogisch: er is sprake van een doorgaande (gelijkwaardige) dialoog en samenwerking tussen betrokkenen • waardegedreven: persoonlijke en gezamenlijke waarden zoals zinvol leven, rechtvaardigheid en ruimte om anders te zijn, zijn leidend • integraal: er is aandacht voor individu, moment en context en aandacht voor alle levensgebieden • deskundig: er wordt gebruik gemaakt van ervaringsdeskundigheid en professionele deskundigheid. Tegelijkertijd kan een tweede conclusie worden getrokken. Hoewel theoretisch gezien de verschillende deelaspecten van empowerment en de beschreven aanpakken sterk samenhangen, blijkt dat deze samenhang in de praktijk (en in het onderzoek) veelal ontbreekt. Omdat de vier deelaspecten van empowerment: persoonlijke zingeving, peer support, professionele zorg en participatie, corresponderen met totaal verschillende domeinen met eigen paradigma’s, is het nog niet zo vanzelfsprekend om ze in de praktijk met elkaar te verbinden. Empowerment bevindt zich als het ware op een kruispunt van domeinen. De cliëntenbeweging, de gezondheidszorg, de ggz, het welzijnswerk, de participatie- en inclusiebeweging, het beleid; in elk van deze domeinen wil men iets met empowerment en toch blijven het gescheiden werelden. Daarom lijken aanpakken en methodieken die voortkomen uit deze *** 102 Naar het hart van empowerment werelden ook niet altijd goed te communiceren met elkaar. Het gevolg daarvan is dat elk domein zich vooral bezighoudt met zijn eigen deelaspect, en weinig oog meer heeft voor het feit dat al die aspecten altijd samenhangen. Belangrijke conclusie over empowerment is dan ook dat het gebruiken van dezelfde term geenszins (automatisch) betekent dat er ook daadwerkelijk sprake is van (duurzame) samensmelting van doelen en werkwijzen. In feite kunnen we zelfs het tegenovergestelde waarnemen: de domeinen lijken binnen de huidige maatschappelijke ontwikkelingen (al dan niet zichtbaar) vaak tegenover elkaar te staan. Denk aan de spanning tussen professionele zorg en cliëntenorganisaties, tussen langdurige gezondheidszorg en Wmo en tussen technisch-instrumentele en normatieve professionaliteit. En ook bínnen domeinen komen opvattingen en invullingen van begrippen regelmatig op gespannen voet met elkaar. Empowerment ziet zich dus geconfronteerd met verschillende blikrichtingen. Dat zorgt voor inhoudelijke en semantische verwarring. En hoewel dit een ingewikkeld punt is van empowerment, biedt het ook juist de mogelijkheden waar we met de huidige transities anno 2015 naar zoeken. Het is immers onvermijdelijk dat domeinen hun comfortzone gaan verlaten en toenadering zoeken tot andere domeinen. Juist omdat empowerment niét terug te brengen is tot zelf doen en zin geven, of collectieve actie, of methoden van zorg, of participatie, of systeemverandering, maar dat allemaal omvat. Het erkennen van die verschillende paradigma’s en het op zoek gaan naar verbinding is nodig om een antwoord te kunnen bieden op de (ondersteunings)vragen van de toekomst. Ditzelfde kan overigens gezegd worden over het onderzoeksdomein. We zagen dat empowermentonderzoek vanuit verschillende tradities wordt ingestoken en dat kwalitatieve, kwantitatieve en kritisch-normatieve kennisbronnen niet vanzelfsprekend aan elkaar verbonden worden. Onderzoekers werken vanuit zeer verschillende paradigma’s aan dezelfde onderwerpen. Het is aannemelijk dat de kennis over empowerment daarom zo gefragmenteerd blijft. Toch kan ook hier geconcludeerd worden dat een stevige verbinding tussen objectieve kennisbronnen (kennis uit ‘hard’ wetenschappelijke onderzoek), subjectieve kennisbronnen (kennis uit kwalitatief onderzoek en ervaringsdeskundigheid) en kritisch-normatieve kennisbronnen (kennis uit beleidsreflectie, emancipatorische bronnen, filosofie, theorie en dergelijke) de enige manier is. Juist die verbinding biedt de inzichten die nodig zijn om empowerment in de toekomst verder te brengen. Naar het hart van empowerment 103 *** 9.2 Opbrengsten van het onderzoek Het onderzoek draagt bij aan de body of knowledge over empowerment van mensen met psychische, fysieke en/of sociale gezondheidsproblemen. Het heeft theoretischsamenhangende kennis opgeleverd over de verschillende aspecten en actoren van empowerment en de manieren waarop empowerment in de praktijk vorm krijgt. Het geeft een breed en gefundeerd overzicht van strategieën, activiteiten, bewegingen, initiatieven, beleid en praktijken door mensen zelf, door mensen samen, door professionals en door de bredere samenleving om empowerment mogelijk te maken en vooruit te helpen. Ook geeft het een eerste inzicht in de ervaringen met en de effecten en mogelijkheden van de verschillende aanpakken. Het wijst bovendien de weg naar verdiepende literatuur over elk afzonderlijk onderwerp. Hopelijk kan dit rapport een rol spelen in het maatschappelijk debat over zorg en welzijn en sluit het aan bij de kennisbehoefte van burgers, cliënten, professionals, onderzoekers en beleidsmakers die interesse hebben in empowerment. 9.3 Beperkingen van het onderzoek Tot slot zal nog kort stilgestaan worden bij de beperkingen van het onderzoek. De inzet van de studie was ambitieus: empowerment van alle kanten belichten, verschillende vormen van onderzoek gebruiken en kennis en inzichten over verschillende doelgroepen samenbrengen. Dat is slechts ten dele gelukt. Een aantal beperkingen van de studie worden hier besproken. Breedvoerend versus diepgaand Een beperking die onvermijdelijk is in de opzet van deze studie, was een voortdurende concurrentie tussen ‘breed’ en ‘diepgaand’. Het was immers zowel een doel om een breed overzicht te creëren als om voldoende inzichtelijk te maken wat de verschillende deelaspecten van empowerment betekenen en hoe ze samenhangen. Keuzes en afwegingen zijn gemaakt en die kunnen tot gevolg hebben dat de lezer op sommige punten onderwerpen of thema’s mist en op andere punten misschien juist diepgang en nuancering. Toch hoop ik dat de lezer voldoende van beide in het werk terugvindt en zich ook uitgenodigd voelt om op verschillende deelonderwerpen verder te lezen in de literatuur waarnaar wordt verwezen. *** 104 Naar het hart van empowerment Empirie versus theorie Een andere beperking is voor sommigen wellicht dat de focus van dit project lag op empirisch kwalitatief en kwantitatief onderzoek. Daarmee zijn kritische beschrijvingen, essays en theoretische reflecties grotendeels buiten beeld gebleven. Die zijn juist als het gaat om empowerment heel belangrijk. Deze beperking wordt hopelijk deels ondervangen door Naar het hart van empowerment, omdat daarin op een abstracter niveau over empowerment wordt gesproken. Doelgroepen In de searchstrategie (de zoektermen) zijn bewust geen doelgroepen opgenomen. Dat leek een goede keuze omdat we dan zouden kunnen zien in welke domeinen al meer en minder over empowerment en gerelateerde onderwerpen wordt nagedacht. Een ander argument is dat een uitsplitsing in doelgroepen sowieso minder voor de hand ligt bij een thema als empowerment. Empowerment gaat immers in de kern om mensen, niet om cliënten binnen een bepaald zorgdomein. Bovendien is er vaak sprake van een combinatie van problemen op verschillende vlakken. Echter, omdat de opbrengst aan artikelen zo buitenproportioneel groot was, waren we genoodzaakt bij de selectie van artikelen wel een soort filter toe te passen. We hebben publicaties geïncludeerd die van toepassing zijn op de Nederlandse context en die zich richten op: • mensen met psychische, psychiatrische of psychosociale problemen • mensen met verslavingsproblemen • mensen met (chronische) ziekten of handicaps • dak- en thuislozen. Deze keus is gemaakt omdat deze doelgroepen het meest voorkwamen in de search en in de Wmo-transitie in toenemende mate van belang zijn. Met deze afbakening van de literatuur zijn er doelgroepen uit de studie gevallen: jeugd, ouderen, mensen met intellectuele beperkingen, religieuze minderheden, migranten, vrouwen en homoseksuelen. Ook onderzoek dat te maken had met empowerment van bevolkingsgroepen in derde wereldlanden is niet meegenomen in de studie. Hoewel het aannemelijk is dat veel van de hier beschreven principes en kennis over empowerment ook in hoge mate van toepassing zijn op al deze doelgroepen, zou het zeer de moeite waard zijn als er aparte empowermentstudies aan deze doelgroepen worden gewijd. Naast het feit dat er doelgroepen missen, is er in de studie ook een nadruk ontstaan op doelgroepen met psychische problematiek. Dit kan verschillende oorzaken hebben. Ten eerste is aan het begin van de studie besloten om een aanvullende search te doen in Naar het hart van empowerment 105 *** drie psychiatrie-georiënteerde tijdschriften (zie beschrijving methode in §1.2). Dit achtten wij zinvol omdat in het Nederlandse ggz-domein veel is gepubliceerd over thema’s als empowerment, regie en herstel. Hierdoor is er echter wel veel psychiatrieliteratuur in de search terechtgekomen. Ook de sneeuwbal search is grotendeels psychiatriegeoriënteerd gebleken. Dat kan te maken hebben met het feit dat de ggz het vaste werkterrein is van de onderzoeker, waardoor de toegang tot artikelen groter is. Onderbelichte thema’s De search heeft relatief veel kennis opgeleverd over empowermentprocessen op het niveau van individuen, lotgenoten, zorg en beleid en relatief weinig kennis over de ervaringen met en effectiviteit van maatschappelijke initiatieven zoals lokale projecten, buurtprojecten, welzijnsinterventies en kwartiermaakactiviteiten. Dit is jammer, omdat dit vanuit de theorie als een zeer belangrijk onderwerp moet worden aangemerkt. Er zijn verschillende verklaringen voor te bedenken. Mogelijk is deze bias veroorzaakt door de zoektermen. Het gebruiken van termen als ‘experience’, ‘narrative’ en ‘effect’ in de zoekopdrachten kan een zekere reductie tot het medisch-psychologische domein tot gevolg hebben gehad. Deze termen zijn wellicht minder geschikt voor het vinden van onderzoek dat complexe veranderingen op gemeenschapsniveau in kaart brengt. Een andere verklaring is dat er gewoon weinig onderzoek is. Er zijn veel gegevens verzameld over diverse sociale interventies die meerdere groepen in de samenleving aangaan, zie bijvoorbeeld de vele interventies in de databank sociale interventies van Movisie https://www.movisie.nl/databank-effectieve-sociale-interventies. Veel interventies lijken echter nauwelijks internationaal systematisch te zijn onderzocht, waardoor zij niet in deze search terechtgekomen zijn. Op zich klopt het wel dat de onderzoekstraditie in dit gebied achterblijft bij bijvoorbeeld de onderzoekstraditie binnen het medisch-psychologisch domein. Dit is traditioneel het geval en heeft mede te maken met het feit dat het meten van samenlevingsverandering lastig is. Het meten van individuele verandering is zoveel gemakkelijker, wat een dominantie van individu-gericht onderzoek in de hand werkt. Ook strategische belangen en overwegingen kunnen hierbij een rol spelen. Hoe dan ook is het spijtig en zou het goed zijn als het onderzoek van maatschappelijk empowerment hoog op de onderzoeksagenda van de toekomst wordt geplaatst. De dilemma’s van empowerment Tot slot kan het als een beperking van de studie worden gezien dat de dilemma’s die gepaard gaan met empowerment en met het ondersteunen en faciliteren van empowerment, nauwelijks aan bod zijn gekomen. Nadruk in deze studie lag op wat er allemaal mogelijk is. Dat beeld heeft natuurlijk ook een andere kant. Empowerment *** 106 Naar het hart van empowerment komt niet altijd van de grond, ook al is de motivatie er en zijn de voorwaarden gecreëerd. Dit geldt voor alle vier de onderwerpen die zijn behandeld. Soms lukt het mensen gewoonweg niet om zelf strategieën te ontwikkelen of op een vruchtbare manier zin te geven aan problemen waar ze mee te kampen hebben. Regelmatig ontstaat er helemaal geen echte wederkerige steun binnen peer-support initiatieven. Samenwerking en vruchtbare dialoog tussen professionals en cliënten is lang niet altijd mogelijk. En verschillen in participatie, zeggenschap en maatschappelijke posities tussen groepen in de samenleving veranderen vaak niet, zelfs niet als beleid en lokale initiatieven erop gericht zijn. In alle vier de dimensies spelen er dilemma’s rond subject-object zijn, zelfstandigheid-afhankelijkheid, lijden-kracht, succes-tegenslag, communicatie–strategie, et cetera, die het ontstaan van empowerment in de weg zitten. Hoe mooi het ideaal van samen op een communicatieve manier stappen zetten en ondersteuning vormgeven ook klinkt, in de praktijk is het ingewikkeld om te bewerkstelligen. In Naar het hart van empowerment ging ik hier ook op in. Het nadeel van de uitgevoerde studie is dat de ingewikkeldheid van empowerment een beetje onderbelicht is gebleven. Daardoor kan de indruk ontstaan dat empowerment een groot feest is. Ik heb geprobeerd dit te ondervangen door in de discussiesectie op een wat kritischer manier naar de onderzoeksresultaten te kijken. Toch denk ik dat een vervolgstudie die expliciet ingaat op de dilemma’s van empowerment nodig is om de cirkel rond te maken. Naar het hart van empowerment 107 *** Literatuur Aardema, H. (2008). Doet hoop leven? De betekenis van hoop voor het herstelproces van cliënten met een psychotische stoornis. Emmen: GGZ Zuidoost-Drenthe. Abdoli, S., Ashktorab, T., Ahmadi, F., Parvizi, S. & Dunning, T. (2008). The empowerment process in people with diabetes: an Iranian perspective. Int Nurs Rev, 55(4):447-453. Achara-Abrahams, I., Evans, A.C. & Kenerson King, J. (2011). Recovery-focused behavioral health system transformation: A framework for change and lessons learned from Philadelphia. In: Kelly, J.F., White, W.L. (ed). Addiction recovery management: Theory, research and practice (pp. 187-208). Totowa, NJ US: Humana Press. Addenbrooke, M. (2011). Survivors of addiction: Narratives of recovery. New York: Routledge/Taylor & FrancisGroup. Adolfsson, E.T., Starrin, B., Smide, B. & Wikblad, K. (2008). Type 2 diabetic patients’ experiences of two different educational approaches - A qualitative study. International Journal of Nursing Studies, 45(7):986-994. Alexander, L.A. & Link, B.G. (2003). The impact of contact on stigmatizing attitudes toward people with mental illness. Journal of Mental Health, 12(3): 271-289. Alfano, C.M. & Rowland, J.H. (2009). The experience of survival for patients: Psychosocial adjustment. Washington, DC, US: American Psychological Association. Amering, M. (2012). Recovery in mental health: Reshaping our clinical and scientific responsibilities. Psychiatria Danubina, 24: 291-297. Anthony, W.A. (1993). Recovery from mental illness: the guiding vision of the mental health system in the 1990s. Psychosocial Rehabilitation Journal, 16(4): 11-23. Anthony, K.H. (2008). Helping partnerships that facilitate recovery from severe mental illness. Journal of Psychosocial Nursing and Mental Health Services, 46(7):25-33. Areberg, C. & Bejerholm, U. (2013). The effect of IPS on participants’ engagement, quality of life, empowerment, and motivation: a randomized controlled trial. Scand J Occup Ther, 20(6):420-8. *** 108 Naar het hart van empowerment Arvidsson, S., Bergman, S., Arvidsson, B., Fridlund, B. & Tops, A.B. (2011). Experiences of health-promoting self-care in people living with rheumatic diseases. J Adv Nurs, 67(6): 1264-1272. Asimakopoulou, K., Gilbert, D., Newton, P. & Scambler, S. (2012). Back to basics: Re-examining the role of patient empowerment in diabetes. Patient Education and Counseling, 86(3): 281-283. Aujoulat, I., d’Hoore, W. & Deccache, A. (2006). Patient empowerment in theory and practice: Polysemy or cacophony? Patient Education and Counseling, 66(1): 13-20. Aujoulat, I., Marcolongo, R., Bonadiman, L. & Deccache, A. (2008). Reconsidering patient empowerment in chronic illness: a critique of models of self-efficacy and bodily control. Soc.Sci.Med., 66(5): 1228-1239. Baars, J. E., Markus, T., Kuipers, E. J. & Woude, C. J. van der (2010). Patients’ preferences regarding shared decision-making in the treatment of inflammatory bowel disease: results from a patient-empowerment study. Digestion, 81(2): 113-119. Baart, A. (2004). Een theorie van de presentie. Utrecht: Boom Lemma Uitgevers. Bähler, M. & Oosterveld, H. (2010). Shared Decision Making - Samen keuzes maken. In: Rooijen, S. van., Weeghel, J. van. (2010). Psychiatrische Rehabilitatie Jaarboek 2010-2011. Utrecht: SWP. Bandura, A. (1977). Self-efficacy: Toward a Unifying Theory of Behavioral Change. Psychological Review, 84(2): 191-215 Barbic, S., Krupa, T. & Armstrong, I. (2009). A randomized controlled trial of the effectiveness of a modified recovery workbook program: preliminary findings. Psychiatr.Serv., 60(4): 491-497. Basset, T. & Stickley, T. (2010). Introduction. In: Basset, T., Stickley, T., (ed). Voices of experience: Narratives of mental health survivors (pp. 1-11). Hoboken, US: Wiley-Blackwell. Batifoulier, P., Domin, J.P. & Gadreau, M. (2011). Market empowerment of the patient: the French experience. Rev Soc Econ, 69(2):143-162. Naar het hart van empowerment 109 *** Baum, F., Newman, L., Biedrzycki, K. & Patterson, J. (2010). Can a regional government’s social inclusion initiative contribute to the quest for health equity? Health Promot Int, 25(4):474-482. Beek, F. van (2003). Eigen Kracht volgens plan? Onderzoek naar de plannen en follow-up van de Eigen-kracht Conferenties. Voorhout: WESP. Beek, F. van & Muntendam, M. (2011). De kleine gids. Eigen Kracht-conferentie 2011. Alphen aan den Rijn: Kluwer. Begum, S. & Por, J. (2010). The impact of the NSF for Diabetes on patient empowerment. Br.J.Nurs., 19(14): 887-890. Bekhet, A.K., Johnson, N.L. & Zauszniewski, J.A. (2012). Effects on resilience of caregivers of persons with autism spectrum disorder: the role of positive cognitions. J Am Psychiatr Nurses Assoc, 18(6):337-344. Bell, N.J., Kanitkar, K., Kerksiek, K.A., Watson, W., Das, A., Kostina-Ritchey, E. et al. (2009). “It has made college possible for me”: feedback on the impact of a university-based center for students in recovery. J.Am.Coll.Health, 57(6): 650-657. Bennett, D.H. (1997). Rehabilitatie is mensenwerk; de ontwikkeling van een visie. Passage, (2):68-75. Best, D. & Ball, G. (2011) Recovery and public policy: Driving the strategy by raising political awareness. Journal of Groups in Addiction & Recovery, 6(1-2):7-19. Bhat, C.S. (2010). Assisting unemployed adults find suitable work: A group intervention embedded in community and grounded in social action. Journal for Specialists in Group Work, 35(3): 246-254. Binde, P. (2012). A Mutual Support Group for Young Problem Gamblers. International Journal of Mental Health and Addiction, 10(4): 524-536. Biron, M. & Bamberger, P. (2010). The impact of structural empowerment on individual well-being and performance: Taking agent preferences, self-efficacy and operational constraints into account. Human Relations, 63(2):163-191. *** 110 Naar het hart van empowerment Bjørk, T., Wallin, K. & Pettersen, G. (2012). Male experiences of life after recovery from an eating disorder. Eat Disord, 20(5):460-468. Björklund, M., Sarvimaki, A. & Berg, A. (2008). Health promotion and empowerment from the perspective of individuals living with head and neck cancer. Eur J Oncol Nurs, 12(1):26-34. Boer, N. de & Lans, J. van der (2011). Burgerkracht. De toekomst van het sociaal werk in Nederland. Den Haag: Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling. Boertien, D. & Bakel, M. van (2012). Handreiking voor de inzet van ervaringsdeskundigheid vanuitde geestelijke gezondheidszorg. Utrecht: Trimbos-instituut / Kenniscentrum Phrenos. Boertien, D., Bakel, M. van & Weeghel, J. van (2012). Wellness Recovery Action Plan in Nederland. Een herstelmethode bij psychische ontwrichting. Maandblad Geestelijke volksgezondheid, 67(5): 276-283. Boevink, W. & Dröes, J. (2005). Herstelwerk van mensen met een psychische beperking en wat kunnen hulpverleners doen om hen te ondersteunen? PsychoPraxis, 7(1): 14-20. Boevink, W., Plooy, A. & Rooijen, S. van (red.) (2006). Herstel, empowerment en ervaringsdeskundigheid van mensen met psychische aandoeningen. Amsterdam: Uitgeverij SWP. Boevink, W.A. (2008A). Lijfsbehoud, levenskunst en lessen om (van) te leren. Herstel, empowerment en ervaringsdeskundigheid van mensen met psychische beperking/ handicaps. In: L. Korevaar & J. Dröes (red.) Handboek Rehabilitatie voor zorg en welzijn. Bussum: Coutinho. Boevink, W. (2008B). Mijn moeizame weg van stoornis naar samenhang. Een ervaringsdeskundige verkenning van de relatie trauma-psychose. Maandblad Geestelijke volksgezondheid, 63(11):903-911. Boevink, W. (2009). Lijfsbehoud, levenskunst en lessen om van te leren. HEE-gesch(r) ift. Utrecht, Trimbos-instituut. Naar het hart van empowerment 111 *** Boevink, W. & Corstens, D. (2012). My body remembers; I refused: Childhood trauma, dissociation and psychosis. In: J. Geekie, P. Randal, D. Lampshire & J. Read, J., (ed.) (2012). Experiencing psychosis: Personal and professional perspectives (pp. 119-126). New York, US: Routledge/Taylor & Francis Group. Boevink, W., Prinsen, M., Elfers, L., Dröes, J., Tiber, M. & Wilrycx, G. (2009). Herstelondersteunende zorg, een concept in ontwikkeling. Tijdschrift voor Rehabilitatie, 18(1):42-54. Bohanske, R.T. & Franczak, M. (2010). Transforming public behavioral health care: A case example of consumer-directed services, recovery, and the common factors. Washington, DC, US: American Association. Boisvert, R.A., Martin, L.M., Grosek, M. & Clarie, A.J. (2008). Effectiveness of a peersupport community in addiction recovery: participation as intervention. Occup.Ther. Int., 15(4):205-220. Borg, M. & Davidson, L. (2008). The nature of recovery as lived in everyday experience. Journal of Mental Health, 17(2):129-140. Borg, M., Karlsson, B. & Kim, H.S. (2009). User involvement in community mental health services-principles and practices. J Psychiatr Ment Health Nurs, 16(3):285-292. Borg, M. & Kristiansen, K. (2004). Recovery-oriented professionals: Helping relationships in mental health services. Journal of Mental Health, 13(5), 493-505. Borg, M. & Kristiansen, K. (2008). Working on the edge: The meaning of work for people recovering from severe mental distress in Norway. Disability & Society, 23(5):511-523. Borkman, T. (2008). Introduction: The twelve-step program model of AA (Rep. No. 18). New York, US: Springer Science + Business Media. Bos, F. & Knuttel, M. (2009). Dwang tot achter de eigen voordeur. Commentaar op het conceptwetsvoorstel Verplichte GGZ. Maandblad Geestelijke volksgezondheid, 12(64):1068-1079. Boumans, J. (2012A). Naar het hart van empowerment. Een onderzoek naar grondslagen van empowerment van kwetsbare doelgroepen binnen zorg en welzijn. Utrecht: Movisie. *** 112 Naar het hart van empowerment Boumans, J. (2012B). Tussen regie en repressie. Een verslag van een verkenning van het concept empowerment. Tijdschrift voor Rehabilitatie, 21 (1): 28-43. Boumans, J. & Baart, I. (2013). Het gewone en het bijzondere. Een onderzoek naar ervaringskennis van succesvolle zorgmijders. Utrecht: Trimbos-instituut. Boumans, J. & Lochtenberg, M. (2013). Op weg naar Ithaka. Reflecties op empowerment binnen zorg en welzijn. Tijdschrift voor Rehabilitatie, 22(2):4-14. Boumans, J., Muusse, C., Planije, M. & Tuynman, M. (2012). Nu leef je zelf. Een onderzoek naar zelfbeheer in de maatschappelijke opvang. Utrecht: Trimbos-instituut. Bowlby, C.G. (2008). Lessons learned from both sides of the therapy couch: A qualitative exploration of the clinical lives of recovered professionals in the field of eating disorders. US: Ann Arbor, ProQuest Information & Learning. Bowler, M. (2010). Training staff to empower people with long-term conditions to undertake self care activities. Nurs.Times, 106(9):14-16. Bradshaw, P.L. (2008). Service user involvement in the NHS in England: genuine user participation or a dogma-driven folly? J Nurs Manag, 16(6):673-681. Bradstreet, S. & McBrierty, R. (2012). Recovery in Scotland: Beyond service development. International Review of Psychiatry, 24(1):64-69. Bransford, C.L. (2011). Reconciling paternalism and empowerment in clinical practice: an intersubjective perspective. Soc Work, 56(1):33-41. Brandstetter, S., McCool, M., Wise, M. & Loss, J. (2012). Australian health promotion practitioners’ perceptions on evaluation of empowerment and participation. Health Promot Int., 29(1):70-80. Brennan, C. & Ritters, K. (2004). Consumer education in the UK: New developments in policy, strategy and implementation. International Journal of Consumer Studies, 28(2):97-107. Brink, C. (2012). Werken vanuit zelfregie: wat houdt het in? Utrecht: Movisie. Brown, W. (2008). Narratives of mental health recovery. Social Alternatives, 27(4):42-48. Naar het hart van empowerment 113 *** Brown, L.D. (2009). How People Can Benefit from Mental Health Consumer-Run Organizations. Am J Community Psychol, 43(3-4):177-188 Brown, L. D., Wituk, S. & Meissen, G. (2010). Consumer-run drop-in centers: Current state and future directions. New York, US: Springer Science + Business Media. Brown, L.D., Shepherd, M.D., Merkle, E.C., Wituk, S.A. & Meissen, G. (2008). Understanding how participation in a consumer-run organization relates to recovery. American Journal of Community Psychology, 42(1-2):167-178. Brown, C., Bornstein, E. & Wilcox, C. (2012). Partnership and empowerment program: a model for patient-centered, comprehensive, and cost-effective care. Clin.J.Oncol. Nurs., 16(1):15-17. Bunkers, S.S. (2010).The power and possibility in listening. Nurs Sci Q, 23(1):22-27. Busschbach, J. van, Swildens, W., Michon, H., Kroon, H., Os, J. van & Wiersma, D. (2010). Succesvol met de Individuele Rehabilitatie Benadering, Over verschillen in de effectiviteit van rehabilitatietrajecten. In: Van Rooijen & Van Weeghel (red.). Psychiatrische rehabilitatie. Jaarboek 2010-2011 (pp. 119-132). Amsterdam: Uitgeverij SWP. Busschbach, J.T. van, Michon, H., Vugt, M. van & Stant, A.D. (2011). Effectiviteit van Individuele Plaatsing en Steun in Nederland. Verslag van een gerandomiseerde gecontroleerde effectstudie. Basisrapport SCION-I en II; Bevindingen na 30 maanden follow-up. Groningen / Utrecht: Rob Giel Onderzoekscentrum / Trimbos-instituut. Campbell, P. (2006). Changing the mental health system-a survivor’s view. Journal of Psychiatric and Mental Health Nursing, 13(5):578-580. Carey, G. & Riley, T. (2012). Fair and just or just fair? Examining models of government--not-for-profit engagement under the Australian Social Inclusion Agenda. Health Educ Res., 27(4):691-703. Carless, D. (2008). Narrative, identity, and recovery from serious mental illness: A life history of a runner. Qualitative Research in Psychology, 5(4):233-248. Carlisle, S. (2010). Tackling health inequalities and social exclusion through partnership and community engagement? A reality check for policy and practice aspirations from a social inclusion partnership in Scotland. Critical Public Health, 20(1):117-127. *** 114 Naar het hart van empowerment Carpenter-Song, E., Hipolito, M.M. & Whitley, R. (2012). Right here is an oasis: How recovery communities contribute to recovery for people with serious mental illnesses. Psychiatric Rehabilitation Journal, 35(6):435-440. Castelein, S., Mulder, P.J., Bruggeman, R. & Knegtering, H. (2010). Lotgenotengroepen voor mensen met schizofrenie. In: S. van Rooijen & J. van Weeghel (red.). Psychiatrische rehabilitatie. Jaarboek 2010-2011. (pp. 213-22). Amsterdam: Uitgeverij SWP. Chamberlin, J. (1997). A working definition of empowerment. Psychiatric Rehabilitation Journal, 20(4):43-46. Chandler, R. & Hayward, M. (ed.) (2009). Voicing psychotic experiences: A reconsideration of recovery and diversity. Brighton, UK: OLM-Pavilion. Chen, Y.C., Pai, J.S. & Li, I.C. (2008). Haemodialysis: the effects of using the empowerment concept during the development of a mutual-support group in Taiwan. J.Clin. Nurs., 17(5):133-142. Chilton, J., Parrish, M. & Crone, D. (2011). A preliminary review of an outpatient dual diagnosis recovery group programme. Groupwork: An Interdisciplinary Journal for Working with Groups, 21(3):78-91. Chinman, M., Hamilton, A., Butler, B., Knight, E., Murray, S. & Young, A. (2008). Mental health consumer providers: a guide for clinical staff. Verkregen via: http:// www.rand.org/pubs/technical_reports/TR584.html. Ch’ng, A.M., French, D.& McLean, N. (2008). Coping with the challenges of recovery from stroke: long term perspectives of stroke support group members. J Health Psychol, 13(8):1136-1146. Christensen, M.& Hewitt-Taylor, J. (2006). Empowerment in nursing: paternalism or maternalism? Br J Nurs, 15(13):695-699. Ciccone, M.M., Aquilino, A., Cortese, F., Scicchitano, P., Sassara, M., Mola, E. et al. (2010). Feasibility and effectiveness of a disease and care management model in the primary health care system for patients with heart failure and diabetes (Project Leonardo). Vasc.Health Risk Manag., 6(6): 297-305. Naar het hart van empowerment 115 *** Clement, S., Nieuwenhuizen, A. van, Kassam, A., Flach, C., Lazarus, A., Castro, M. de, McCrone, P., Norman, I.& Thornicroft, G. (2012). Filmed v. live social contact interventions to reduce stigma: randomised controlled trial. British Journal of Psychiatry, 201(1):57-64. Clossey, L. & Rowlett, A. (2008). Effective organizational transformation in psychiatric rehabilitation and recovery. J.Soc.Work Disabil.Rehabil., 7(3-4):315-339. Cohen, L., Ferguson, C., Harms, C., Pooley, J.A. & Tomlinson, S. (2011). Family systems and mental health issues: A resilience approach. Journal of Social Work Practice, 25(1):109-125. Colella, T.J.F. (2010). The effect of a professionally-guided telephone peer support intervention on early recovery outcomes in men following coronary artery bypass graft surgery (dissertation). Ann Arbor, US: ProQuest Information & Learning. Colombo, C., Moja, L., Gonzalez-Lorenzo, M., Liberati, A. & Mosconi, P. (2012). Patient empowerment as a component of health system reforms: rights, benefits and vested interests. Intern Emerg Med, 7(2):183-187. Cook, J.A., Copeland, M.E., Hamilton, M.M., Jonikas, J.A., Razzano, L.A., Floyd, C.B., Hudson, W.B., Macfarlane, R.T. & Grey, D.D. (2009). Initial outcomes of a mental illness self-management program based on wellness recovery action planning. Psychiatr Serv., 60(2):246-9. Cook, J.A., Copeland, M.E., Corey, L. et al.(2010). Developing the evidence base for peer-led services: changes among participants following wellness recovery action planning (WRAP) education in two statewide initiatives. Psychiatric Rehabilitation Journal, 34(2):113-120. Cook, J.A., Copeland, M.E., Jonikas, J.A et al.(2011). Results of a Randomized Controlled Trial of Mental Illness Self-management Using Wellness Recovery Action Planning. Schizophrenia Bulletin Advance Access. Cook, J.A., Copeland, M.E., Floyd, C.B., Jonikas, J.A., Hamilton, M.M., Razzano, L., Carter, T.M., Hudson, B., Grey, D.D. & Boyd, S. (2012). A randomized controlled trial of effects of Wellness Recovery Action Planning on depression, anxiety, and recovery. Psychiatr Serv., 63(6):541-7. *** 116 Naar het hart van empowerment Cook, J.A., Jonikas, J.A., Hamilton, M.M., Goldrick, V., Steigman, P.J., Grey, D.D., Burke, L., Carter, T.M., Razzano, L.A. & Copeland, M.E.(2013). Impact of Wellness Recovery Action Planning on service utilization and need in a randomized controlled trial. Psychiatr Rehabil J., 36(4):250-7. Coreil, J., Corvin, J.A., Nupp, R., Dyer, K. & Noble, C. (2012). Ethnicity and cultural models of recovery from breast cancer. Ethnicity & Health, 17(3):291-307. Costin, C.& Grabb, G.S. (2012). 8 keys to recovery from an eating disorder: Effective strategies from therapeutic practice and personal experience. New York, US: WW Norton & Co. Crain, M., Penhale, C., Newstead, C., Thomson, L., Heah, T. & Barclay, K. (2009). The contribution of IPS to recovery from serious mental illness: A case study. Work: Journal of Prevention, Assessment & Rehabilitation, 33(4):459-464. Cruce, G., Öjehagen, A. & Nordström, M. (2012). Recovery-promoting care as experienced by persons with severe mental illness and substance misuse. International Journal of Mental Health and Addiction, 10(5):660-669. Dankers, T. & Wilken, J.P. (2007). Arbeidsre-integratie bij mensen met psychische beperkingen. Amsterdam: SWP. Davey, M.P., Kissil, K., Nino, A. & Tubbs, C.Y. (2010). “They paid no mind to my state of mind”: African American breast cancer patients’ experiences of cancer care delivery. J Psychosoc Oncol 2010, 28(6):683-698. David, J.C. & Baron, R.C. (2010). Into the Thick of Things: Connecting Consumers to Community Life: A Compendium of Community Inclusion Initiatives For People with Psychiatric Disabilities At Consumer-Run Programs. Philadelphia, PA: Temple University Collaborative on Community Inclusion of Individuals with Psychiatric Disabilities. Available at www.tucollaborative.org. Davidson, L., Miller, R. & Flanagan, E. (2008). What’s in it for me? The utility of psychiatric treatments from the perspective of the person in recovery. Epidemiol Psichiatr Soc, 17(3):177-181. Davidson, L. (2003). Living outside mental illness: Qualitative studies of recovery in schizophrenia. New York, US: NYU Press. Naar het hart van empowerment 117 *** Davidson, L. (2008). ‘Recovery’ as a response to oppressive social structures. Chronic Illn, 4(4):305-306. Davidson, L., Flanagan, E. & Styron, T. (2012). Designing policies to foster the community inclusion of people in recovery. In: P. Ryan, S. Ramon & T. Greacen (ed.). Empowerment, lifelong learning and recovery in mental health: Towards a new paradigm. New York, US: Palgrave Macmillan. Davidson, L., O’Connell, M., Tondora, J., Styron, T. & Kangas, K. (2006). The Top Ten Concerns About Recovery Encountered in Mental Health System Transformation. Psych. Serv. 57(5):640-645. Davidson, L., Drake, R.E., Schmutte, T., Dinzeo, T. & Andres-Hyman, R. (2009). Oil and water or oil and vinegar? Evidence-based medicine meets recovery. Community Mental Health Journal, 45(5):323-332. Davidson, L., Tondora, J. & Ridgway, P. (2010). Life is not an “outcome”: Reflections on recovery as an outcome and as a process. American Journal of Psychiatric Rehabilitation, 13(1):1-8. Deegan, P. (1993). Recovering our sense of value after being labeled mentally ill. Journal of psychosocial nursing, 31(4):7-11. Deegan, P. (2005). The importance of personal medicine: a qualitative study of resilience in people with psychiatric disabilities. Scand J Public Health Suppl.,33(66):29-35. Deegan, P.E. & Drake, R.E. (2006). Shared Decision Making and medication management in the recovery process. Psych. Serv. 57(11):1636-1639. Denz-Penhey, H. & Murdoch, J.C. (2008). Personal resiliency: Serious diagnosis and prognosis with unexpected quality outcomes. Qualitative Health Research, 18(3):91-404. Desain, L. et al. (2013). Ervaringen met de inzet van ervaringsdeskundigheid. Amsterdam: Hogeschool Amsterdam, Kenniscentrum Maatschappij en Recht Di, M.V., Kent, A., Fiander, M. & Lawrence, J. (2008). Recovery from postnatal depression: a consumer’s perspective. Arch Womens Ment Health, 11(4):253-257. *** 118 Naar het hart van empowerment Dickens, J.R. (2012). The experience of recovery from alcohol/drugs (AOD). Ann Arbor, US: ProQuest Information & Learning. Dillon, J. (2012). Recovery from ‘psychosis’. In: Geekie, J., Randal, P., Lampshire, D., Read, J.,(ed). Experiencing psychosis: Personal and professional perspectives. New York, US: Routledge/Taylor & Francis Group. Din, R. (2011). A Discussion of the Origins of The Road to Recovery - the Scottish Government’s Recovery Policy for Drugs. Journal of Groups in Addiction & Recovery, 6(1-2):38-48. Distelbrink, M., Gruijter, M. de & Oudenampsen, D. (2008). Effecten van lotgenotencontact. Onderzoek bij de Vereniging Spierziekten Nederland. Utrecht: VerweyJonker Instituut. Doughty, C., Tse, S., Duncan, N. & McIntyre, L. (2008). The Wellness Recovery Action Plan (WRAP): workshop evaluation. Australas. Psychiatry, 16(6):450-456. Dowrick, C., Kokanovic, R., Hegarty, K., Griffiths, F. & Gunn, J. (2008). Resilience and depression: perspectives from primary care. Health (London), 12(4):439-452. Drake, R.E., Bond, G.R. & Becker, D.R. (2012). Individual placement and support: An evidence-based approach to supported employment. New York, US: Oxford University Press. Driessen, E., Holten, J., Huber, M., Passavanti, E., Sedney, P. & Vada Soto, X. (2013). Begrippenkader. Ervaringsdeskundigheid en aanverwante begrippen. Amsterdam: Hogeschool van Amsterdam, Kenniscentrum Maatschappij en Recht. Driessens, K. & Regenmortel, T. van (2006). Bind-Kracht in armoede. Leefwereld en hulpverlening, Boek 1. Leuven: LannooCampus. Driessens, K. & Geldof, D. (2008). Normatieve professionaliteit in het sociaal werk. Alert, 34(2):66-75. Dröes, J. (ed.) (2005). Individuele rehabilitatie, behandeling en herstel. Amsterdam: SWP. Dröes, J. & Weeghel, J. van (1994). Perspectieven van psychiatrische rehabilitatie. Maandblad Geestelijke volksgezondheid, 49(8):795-810. Naar het hart van empowerment 119 *** Dröes, J. & Witsenburg, C. (2012). Herstelondersteunende zorg. Behandeling, rehabilitatie en ervaringsdeskundigheid als hulp bij herstel van psychische aandoeningen. Amsterdam: Uitgeverij SWP. Dunn, E.C., Wewiorski, N.J. & Rogers, E.S. (2008). The meaning and importance of employment to people in recovery from serious mental illness: results of a qualitative study. Psychiatr.Rehabil.J., 32(1):59-62. East, L., Jackson, D., O’Brien, L. & Peters, K. (2010). Storytelling: an approach that can help to develop resilience. Nurse Res., 17(3):17-25. Eilertsen, G., Kirkevold, M. & Bjørk, I.T. (2010). Recovering from a stroke: A longitudinal, qualitative study of older Norwegian women. Journal of Clinical Nursing, 19(13-14):2004-2013. Elwyn, G., Frosch, D., Thomson, R., Joseph-Williams, N., Lloyd, A., Kindersley, P., Cording, E., Tomson, D., Dodd, C., Rollnick, S., Edwards, A. & Barry, M. (2012). Shared Decision Making: A Model for Clinical Practice. J Gen Intern Med., 27(10):1361-1367. Epstein, R. (2010). Exploration of the impact of the twelve steps on individuals in recovery from binge eating disorder. Ann Arbor, US: ProQuest Information & Learning. Erp, N. van, Boertien, D., Scholtens, G. & Rooijen, S. van (2011). Ervaringsdeskundigheid en herstelondersteuning. Voorbeelden uit de geestelijke gezondheidszorg. Utrecht: Trimbos-instituut/Kenniscentrum Phrenos. Erp, N. van, Rijkaart, A.M., Boertien, D., Bakel, M. van & Rooijen, S. van (2012). Vernieuwde inzet van ervaringsdeskundigheid. Evaluatieonderzoek in 18 ggz-instellingen. Utrecht: Trimbos-instituut. Faris, A.S., Cavell, T.A., Fishburne, J.W. & Britton, P.C. (2009). Examining motivational interviewing from a client agency perspective. J Clin Psychol, 65(9):955-970. Feeney, L., Jordan, I. & McCarron, P. (2013). Teaching recovery to medical students. Psychiatric Rehabilitation Journal, 36(1): 35-41. *** 120 Naar het hart van empowerment Fisher, D.B. & Chamberlin, J. (2005). The Role of Mental Health Consumers in Leading the Recovery Transformation of the Mental Health System. In: N. Cummings, W. O’Donohue & M. Cucciare, A.,(ed.). Universal healthcare: Readings for mental health professionals.(pp. 219-242). Reno, US: Context Press. Flora, K. (2012). Recovery from substance abuse: A narrative approach to understanding the motivation and ambivalence about change. Journal of Social Work Practice in the Addictions, 12(3):302-315. Foucault, M. (1989). De geschiedenis van de waanzin in de 17e en 18e eeuw. Meppel: Boom (1e druk Parijs, 1961). Fox, F.E., Rodham, K.J., Harris, M.F., Taylor, G.J., Sutton, J., Scott, J. et al. (2009). Experiencing ‘the other side’: A study of empathy and empowerment in general practitioners who have been patients. Qualitative Health Research, 19(11):1580-1588. Fox, B., Herk, B. van, Esselink, R. & Rijkschroeff, R. (1983). Psychiatrische tegenbeweging in Nederland. Amsterdam: Van Gennep. Fraas, M.R. & Calvert, M. (2009). The use of narratives to identify characteristics leading to a productive life following acquired brain injury. Am J Speech Lang Pathol, 18(4):315-328. Frankx, G., Stalmeijer, P. & Timmermans, D. (2006). Keuzehulp in de zorg: de integratie van kennis en waarden. Maandblad Geestelijke volksgezondheid, 61(7):638-644. Freire, P. (1980). De pedagogie der onderdrukten. Baarn: In den Toren/Anthosboeken (1e druk 1972). Frese, F. J., Knight, E. L. & Saks, E. (2009). Recovery from schizophrenia: with views of psychiatrists, psychologists, and others diagnosed with this disorder. Schizophr. Bull.,35 (2):370-380. Fukui, S., Starnino, V.R., Susana, M., Davidson, L.J., Cook, K., Rapp, C.A. et al. (2011). Effect of Wellness Recovery Action Plan (WRAP) participation on psychiatric symptoms, sense of hope, and recovery. Psychiatr.Rehabil.J., 34(3):214-222. Naar het hart van empowerment 121 *** Fulford, K.W. (2011). Bringing together values-based and evidence-based medicine: UK Department of Health Initiatives in the ‘Personalization’ of Care. J Eval Clin Pract., 17(2):341-3. Galanter, M. & Kaskutas, L.A. (2008). Research on Alcoholics Anonymous and spirituality in addiction recovery (Rep. No. 18). New York, US: Springer Science + Business Media. Gallagher, P. (2011). Becoming normal: a grounded theory study on the emotional process of stroke recovery. Can J Neurosci Nurs, 33(3):24-32. Gehart, D.R. (2012). The mental health recovery movement and family therapy, part I: Consumer-led reform of services to persons diagnosed with severe mental illness. Journal of Marital and Family Therapy, 38(3):429-442. Gestel-Timmermans, H. van, Brouwers, E.P., Assen, M.A. van & Nieuwenhuizen, C. van (2012). Effects of a peer-run course on recovery from serious mental illness: a randomized controlled trial. Psychiatr.Serv., 63(1):54-60. GGZ Nederland (2009). Naar herstel en gelijkwaardig burgerschap. Visie op de (langdurige) zorg aan mensen met ernstige psychische aandoeningen. Verkrijgbaar via: http://www.ggznederland.nl/uploads/assets/asset_305955.pdf Giesen, F., Erp, N. van., Weeghel, J. van., Michon, H. & Kroon, H. (2007). De implementatie van Individual Placement and Support in Nederland. Tijdschrift voor Psychiatrie, 49(9):611-621. Gijswijt-Hofstra, M. & Oosterhuis, H. (2001). Psychiatrische geschiedenissen. Bijdragen en mededelingen van de geschiedenis der Nederlanden, 116(2):162-197. Glaser, B.G. & Strauss, A.L. (1967). The discovery of grounded theory: Strategies for qualitative research. New York, US: Aldine de Gruyter. Goossensen, A. & Baart, A. (2011). Kwaliteit van zorg 2.0: menslievende, presente en zorgzame zorg. Kwaliteit in Zorg (6):4-7. Goossensen, A., Dijke, J. van, Heidinga, H. & Baart, A.(2012). Werken vanuit de presentie theorie. Kwaliteit 2.0; over presentie, opgaven en logica´s. Sociaalbestek. Verkrijgbaar via: http://www.presentie.nl/publicaties/item/441-werken-vanuit-de-presentietheorie *** 122 Naar het hart van empowerment Gosman-Hedstrom, G. & Dahlin-Ivanoff, S. (2012). ‘Mastering an unpredictable everyday life after stroke ‘- older women’s experiences of caring and living with their partners. Scand J Caring Sci, 26(3):587-597. Gramberg, P. (2011). Eigen Kracht-conferenties: Jaarcijfers 2010. Voorhout: Bureau WESP. Graven, C., Brock, K., Hill, K., Ames, D., Cotton, S. & Joubert, L. (2011). From rehabilitation to recovery: protocol for a randomised controlled trial evaluating a goalbased intervention to reduce depression and facilitate participation post-stroke. BMC.Neurol., 11(1):73. Grealish, A., Tai, S., Hunter, A. & Morrison, A.P. (2013). Qualitative Exploration of Empowerment from the Perspective of Young People with Psychosis. Clin Psychol Psychother., 20(2):136-48. Green, C. A., Polen, M.R., Janoff, S.L., Castleton, D.K., Wisdom, J.P., Vuckovic, N. et al. (2008). Understanding how clinician-patient relationships and relational continuity of care affect recovery from serious mental illness: STARS study results. Psychiatr. Rehabil.J., 32(1):9-22. Green, T.L. & King, K.M. (2009). Experiences of male patients and wife-caregivers in the first year post-discharge following minor stroke: A descriptive qualitative study. International Journal of Nursing Studies, 46(9):1194-1200. Grieken, R.A.van, Kirkenier, A.C., Koeter, M.W., Nabitz, U.W. & Schene, A.H. (2012). Patients’ perspective on self-management during recovery from depression. Ned Tijdschr Geneeskd., 156(19):A4337. Haaster, H. van & Vesseur, J. (2002). Door cliënten gestuurd. Een onderzoek naar cliëntgestuurde projecten in Nederland. Amsterdam: Instituut voor Gebruikersparticipatie en Beleid. Hal, L.B. van, Meershoek, A., Nijhuis, F. & Horstman, K. (2012). The ‘empowered client’ in vocational rehabilitation: the excluding impact of inclusive strategies. Health Care Anal., 20(3):213-230. Hamann, J., Langer, B., Winkler, V. et al. (2006). Shared decision-making for in-patients with schizophrenia. Acta Psychiat Scand., 114(4):265–273. Naar het hart van empowerment 123 *** Heaney, T. (1995). Issues in Freirean Pedagogy. Verkrijgbaar via: http://www.paulofreire.ufpb.br/paulofreire/Files/outros/Issues_in_Freirean_Pedagogy.pdf. Heijst, A. van (2007). Menslievende zorg. Een ethische kijk op professionaliteit. Kampen: Klement. Heijst, A. van, Pijnenburg, M., Vosman, F., Leget, C., Berden, B., Irsel, H. van, Jansen, M., Rebel, A., Schouten, A. & Stegenga, M. (2010). Menslievende zorg, management en kwaliteit. Budel: Uitgeverij Damon. Henderson, A.R. (2011). A substantive theory of recovery from the effects of severe persistent mental illness. Int.J.Soc.Psychiatry, 57(6), 564-573. Hendriksen-Favier, A., Nijnens, K. Rooijen, S. van (2012). Handreiking voor de implementatie van herstelondersteunende zorg in de ggz. Utrecht: Trimbos-instituut. Henskens, R. & Muusse, C. (2009). Van beheersen naar betrokkenheid. Maandblad Geestelijke volksgezondheid, 64(6):437-449. Henwood, B.F., Padgett, D.K. & Nguyen, D. (2011). Consumer and case manager agreement on needs assessments in programs for homeless adults with serious mental illness. Journal of the Society for Social Work and Research, 2(3):143-148. Heslin, K.C., Hamilton, A.B., Singzon, T.K., Smith, J.L. & Anderson, N.L. (2011). Alternative families in recovery: fictive kin relationships among residents of sober living homes. Qual.Health Res., 21(4):477-488. Hidajattoellah, D.R.S. & Haaster, H. van (2013). Ervaring met ervaringsdeskundige medewerkers. Tijdschrift voor Rehabilitatie, 22(1):48-57. Higgins, A., Callaghan, P., DeVries, J., Keogh, B., Morrissey, J., Nash, M. et al. (2012). Evaluation of mental health recovery and Wellness Recovery Action Planning education in Ireland: a mixed methods pre-post evaluation. J.Adv.Nurs., 68 (11):2418-2428. Hof, S. van ‘t & Verstegen, T. (2002). Ervaringen gebundeld. Organisaties van patiënten, cliënten en hun familie in de GGZ. Houten/Diegem: Bohn Stafleu van Loghum. Hollander, D. den & Zewuster, J. (2005). Rehabilitatiegericht werken met mensen met ASS; Rapportage van de werkgroep Rehabilitatie en mensen met ASS. Arnhem: RIBW Arnhem & Veluwe Vallei, Leo Kannerhuis m.m.v. Storm Rehabilitatie. *** 124 Naar het hart van empowerment Holter, M. C., Mowbray, C. T., Bellamy, C. D., MacFarlane, P. & Dukarski, J. (2004). Critical Ingredients of Consumer Run Services: Results of a National Survey. Community Mental Health Journal, 40(1):47-63. Hoof, F. van, Knispel, A., Erp, N. van, Overweg, K., Place, C. & Vugt, M. van(2012). Trendrapportage GGZ 2012. Ambulantisering. Utrecht: Trimbos-instituut. Hoof, F. van, Erp, N. van, Boumans, J. & Muusse, C. (2014). Trendrapportage GGZ. Themarapport. Persoonlijk en maatschappelijk herstel van mensen met ernstige psychische aandoeningen. Ontwikkelingen in praktijk en beleid. Utrecht: Trimbos-instituut. Hoogerwerf, R., Nievers, E. & Scholten, C. (2004). De invloed van cliëntenraden. Het verzwaard adviesrecht in de dagelijkse praktijk vanuit cliëntenraadperspectief. Eindrapport. Leiden: Research voor Beleid. Huber, M. & Bouwes, T. (2011). Samensturing in de maatschappelijke opvang. De tegenstelling voorbij. Utrecht / Amsterdam: Movisie / Wmo werkplaatsen. Hunsche, P. (2008). De strijdbare patiënt. Van gekkenbeweging tot cliëntenbewustzijn. Portretten 1970-2000. Haarlem: Het Dolhuys. Hupp, D.R. (2012). A qualitative analysis of participant feedback from the Wellness Management and Recovery (WMR) program. Ann Arbor, US: ProQuest Information & Learning. Hutschemaekers, G. (2001). Hulpverleners en cliënten in de geestelijke gezondheidszorg. Hulpverleners en cliënten in de GGZ. Maandblad Geestelijke volksgezondheid, 56(9):806-827. Ibrahim, N., Michail, M. & Callaghan, P. (2014). The strengths based approach as a service delivery model for severe mental illness: a meta-analysis of clinical trials. BMC Psychiatry, 29(14):243. Jacobi, S. & MacLeod, R. (2011). Making sense of chronic illness - a therapeutic approach. J Prim Health Care, 3(2):136-141. Jacobs, G.C. (2001). De paradox van kracht en kwetsbaarheid. Empowerment in feministische hulpverlening en humanistisch raadswerk (dissertatie). Amsterdam: SWP. Naar het hart van empowerment 125 *** Jacobs, G.C. (2002). Het uithouden van de spanning. Een beschouwing over presentie, empowerment en humanistisch geestelijk werk. Tijdschrift voor Humanistiek, 3(12), 49-60. Jacobs, G.C. (2005). Participatie en empowerment in de gezondheidsbevordering. Professionals in de knel tussen ideaal en praktijk? Sociale interventie, 4:29-39. Jacobs, G., Braakman, M. & Houweling, J. (2005). Op eigen kracht naar gezond leven: empowerment in de gezondheidsbevordering; concepten, werkwijzen en onderzoeksmethoden. Utrecht: Universiteit voor de Humanistiek. Jacobs, G., Meij, R., Tenwolde, H. & Zomer, Y. (red) (2008). Goed werk. Verkenningen van normatieve professionalisering. Amsterdam: SWP. Jacobson, N. (2004). In recovery: The making of mental health policy. Amsterdam: VU University Press. Jason, L. A. & Ferrari, J. R. (2010). Oxford House Recovery Homes: Characteristics and Effectiveness. Psychol.Serv., 7(2):92-102. Jones, F., Mandy, A. & Partridge, C. (2008). Reasons for recovery after stroke: a perspective based on personal experience. Disabil Rehabil, 30(7):507-516. Jong, G.de, Schout, G., Mulder, C.L., Meijer, E., Dijk, M. van & Abma, T. (2014). Opbrengsten van Eigen Kracht-conferenties in de openbare geestelijke gezondheidszorg. Maandblad Geestelijke volksgezondheid, 69(4):37-42. Jonikas, J.A., Grey, D.D., Copeland, M.E., Razzano, L.A., Hamilton, M.M., Floyd, C.B. et al. (2011). Improving Propensity for Patient Self-Advocacy Through Wellness Recovery Action Planning: Results of a Randomized Controlled Trial. Community Ment.Health J.,49(3):260-9. Kal, D. (2010A). Rapportage over en aanbevelingen voor het cliëntgestuurde Dac Amstelveen. Amsterdam: Roads. Kal, D. (2010B). Kwartiermaken. Werken aan ruimte voor mensen met een psychiatrische achtergrond. Amsterdam: Uitgeverij Boom. Kal, D., Post, R. & Scholtens, G. (2012). Meedoen gaat niet vanzelf. Kwartiermaken in theorie en praktijk. Amsterdam: Tobi Vroegh. *** 126 Naar het hart van empowerment Kamphuis, M. (1952). Wat is social casework? (4e herziene druk). Alphen aan den Rijn: Samsom Uitgeverij. Kamphuis, M. (1977). Wat is social casework? Inleiding tot de hulpverlening aan personen en gezinnen (11e herziene druk). Alphen aan den Rijn: Samsom Uitgeverij. Keegan, K. & Moss, H.B. (2008). Chasing the high: A firsthand account of one young person’s experience with substance abuse. New York, US: Oxford University Press. Kenyon, L. & Gordon, F. (2009). Community engagement: from a professional to a public perspective. Community Pract, 82(2):22-25. Kieviet-Stijnen, A., Visser, A., Garssen, B., & Pet, A. (2004). Stilstaan bij het leven; Doelen van mensen met kanker in groepsbegeleiding. Maandblad Geestelijke volksgezondheid, 59(9):697-708. Knei-Paz, C. (2009). The central role of the therapeutic bond in a social agency setting: Clients’ and social workers’ perceptions. Journal of Social Work 2009, 9(2):178-198. Knoope, A. & Goossensen, A. (2011). Aandachtige betrekking; waarom het aanleren van presentie moeilijk is. Maatwerk, 1:10-13. Koekkoek, B. (2013). Minder middelen, meer matchen. Maandblad Geestelijke volksgezondheid, 68(2). Kolassa, E.M.M. (2011). Patient power and physician responses. Research in Social & Administrative Pharmacy, 7(1):2-3. Kromhout, M., Feijten, P., Vonk, F., Klerk, M. de, Marangos, A.M., Mensink, W., Draak, M. den & Boer, A. de (2014). De Wmo in beweging. Evaluatie Wet maatschappelijke ondersteuning 2010-2012. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau. Kunneman, H. (1985). Habermas’ Theorie van het communicatieve handelen: een samenvatting. Amsterdam: Boom. Kunneman, H. (2007). Sociaal werk als laboratorium voor normatieve professionalisering. Ethische Perspectieven, 2 (17): 92-107. Naar het hart van empowerment 127 *** Kwee, H. & Passavanti, E. (1999). Een cliëntgestuurd dagactiviteitencentrum. Maandblad Geestelijke volksgezondheid, 54(7):771-775. Kwekkeboom, M.H. & Jager-Vreugdenhil, M. (red.) (2009). De praktijk van de Wmo. Onderzoeksresultaten lectoraten social work. Amsterdam: SWP. Laan, G. van der (1990/1991). Legitimatieproblemen in het maatschappelijk werk. Amsterdam: SWP. LaBoube, J., Pruitt, K., George, P.R., Mainda, D., Gregory, W., Allen, B. et al. (2012). Partners in change: Bringing people in recovery into the process of evaluating recovery oriented services. American Journal of Psychiatric Rehabilitation, 15(3):255-273. Lafave, L., Desportes, L. & McBride, C. (2009). Treatment outcomes and perceived benefits: A qualitative and quantitative assessment of a women’s substance abuse treatment program. Women & Therapy, 32(1):51-68. Lampshire, D. (2012). The sounds of a wounded world. In: Geekie, J., Randal, P., Lampshire, D., Read, J., (ed). Experiencing psychosis: Personal and professional perspectives. (pp. 149-155). New York, US: Routledge/Taylor & Francis Group. Latimer, E.A., Bond, G.R. & Drake, R.E. (2011). Economic approaches to improving access to evidence-based and recovery-oriented services for people with severe mental illness. Canadian Journal of Psychiatry, 56(9):523-529. Lau, U. & Niekerk, A. van (2011). Restorying the self: an exploration of young burn survivors’ narratives of resilience. Qual Health Res, 21(9):1165-1181. Leontopoulou, S. (2013). A comparative study of resilience in Greece and Cyprus: The effects of negative life events, self-efficacy, and social support on mental health. In: A. Efklides & D. Moraitou, (eds.), A positive psychology perspective on quality of life (51 ed., pp. 273-294). New York, US: Springer Science + Business Media. Levack, W.M.M., Kayes, N.M. & Fadyl, J.K. (2010). Experience of recovery and outcome following traumatic brain injury: A metasynthesis of qualitative research. Disability and Rehabilitation, 32(12):986-999. Levine, K.A. (2009). Against all odds: Resilience in single mothers of children with disabilities. Social Work in Health Care, 48(4):402-419. *** 128 Naar het hart van empowerment Lietz, C.A. (2011). Empathic action and family resilience: A narrative examination of the benefits of helping others. Journal of Social Service Research, 37(3):254-265. Livingston, W., Baker, M., Jobber, S. & Atkins, B. (2011). A tale of the spontaneous emergence of a recovery group and the characteristics that are making it thrive: Exploring the politics and knowledge of recovery. Journal of Groups in Addiction & Recovery, 6(1-2):176-196. Lucksted, A., McNulty, K., Brayboy, L. & Forbes, C. (2009). Initial evaluation of the peer-to-peer program. Psychiatric Services, 60(2):250-253. Manschot, H. (2003). Als een vriend… Enkele filosofische kanttekeningen. Sociale interventie, 2:33-40. Matusek, J.A. & Knudson, R.M. (2009). Rethinking recovery from eating disorders: Spiritual and political dimensions. Qualitative Health Research, 19(5):697-707. McAllister, M., Dunn, G., Payne, K., Davies, L. & Todd, C. (2012). Patient empowerment: the need to consider it as a measurable patient-reported outcome for chronic conditions. BMC Health Serv.Res., 12:157. McCalman, J., Tsey, K., Wenitong, M., Wilson, A., McEwan, A., James, Y.C. et al. (2010). Indigenous men’s support groups and social and emotional wellbeing: a meta-synthesis of the evidence. Aust.J.Prim.Health, 16:159-166. McWhirter, E.H. (2001). Empowerment in counseling. Journal of Counseling & development, 69(3):222-227. Meehan, T. & Glover, H. (2009). Using the recovery knowledge inventory (RKI) to assess the effectiveness of a consumer-led recovery training program for service providers. Psychiatr.Rehabil.J., 32(3):223-226. Medved, M.I. (2011). Recovered or recovering: Negotiating rehabilitation after stroke. Topics in Stroke Rehabilitation, 18(1):47-51. Metze, R.N., Abma, T.A., Kwekkeboom, R.H. (2013). Family Group Conferencing: A Theoretical Underpinning. Health Care Anal. (published online) Milan, S. (2011). Personal experiences and perspectives of psychiatric intensive care and recovery. Journal of Psychiatric Intensive Care, 7(2):103-107. Naar het hart van empowerment 129 *** Miller, W.R. & Rollnick, S. (1991). Motivational interviewing: Preparing people to change addictive behavior. New York: Guilford Press. Moattari, M., Ebrahimi, M., Sharifi, N. & Rouzbeh, J. (2012). The effect of empowerment on the self-efficacy, quality of life and clinical and laboratory indicators of patients treated with hemodialysis: a randomized controlled trial. Health Qual Life Outcomes, 10:115. Moran, G.S., Russinova, Z. & Stepas, K. (2012). Toward understanding the impact of occupational characteristics on the recovery and growth processes of peer providers. Psychiatr Rehabil J, 35(5):376-380. Mundell, J.P., Visser, M.J., Makin, J.D., Forsyth, B.W. & Sikkema, K.J. (2012). Support group processes: Perspectives from HIV-infected women in South Africa. Qualitative Research in Psychology, 9(2):173-187. Nederland, T., & Duyvendak, J.W. (2004). De kunst van effectieve belangenbehartiging door de patiënten- en cliëntenbeweging. De praktijk. Utrecht: Verwey-Jonker Instituut. Nelson, G., Ochocka, J., Griffin, K. & Lord, J. (1998). Nothing about me, without me: participatory action research with self-help/mutual aid organizations for psychiatric consumer/survivors. American Journal of Community Psychology, 26(6). Ng, R.M., Pearson, V., Lam, M., Law, C.W., Chiu, C.P. & Chen, E.Y. (2008). What does recovery from schizophrenia mean? Perceptions of long-term patients. Int.J.Soc. Psychiatry, 54(2):118-130. Nordfjaern T., Rundmo T. & Hole R. (2010).Treatment and recovery as perceived by patients with substance addiction. Journal of Psychiatric and Mental Health Nursing, 17(1):46-64. Nygardh, A., Wikby, K., Malm, D. & Ahlstrom, G. (2008). Empowerment in outpatient care for patients with chronic kidney disease - from the family member’s perspective. BMC Nurs, 10:21. Nygardh, A., Malm, D., Wikby, K. & Ahlstrom, G. (2012). The experience of empowerment in the patient-staff encounter: the patient’s perspective. J.Clin.Nurs., 21(5-6):897-904. *** 130 Naar het hart van empowerment Oddli, H.W. & Ronnestad. M.H. (2012). How experienced therapists introduce the technical aspects in the initial alliance formation: powerful decision makers supporting clients’ agency. Psychother Res., 22(2):176-193. Oh, H. J. & Lee, B. (2012). The effect of computer-mediated social support in online communities on patient empowerment and doctor-patient communication. Health Commun., 27(1):30-41. Olsson, M., Lexell, J. & Soderberg, S. (2008). The meaning of women’s experiences of living with multiple sclerosis. Health Care Women Int, 29(4):416-430. Omlo, J. (2013). Een kansrijke aanpak. Empowerment als denk- en handelingskader, in: Scholte, M. & Sprinkhuizen, A., DichtErBij. Naar een andere inrichting van hulpen dienstverlening in het sociaal werk. Bussum: Coutinho. Oosterbaan, H., Bogaards, M. & Roosenschoon, B-J. (2011). ‘Cliënten over herstel; onderzoek in een rehabilitatiecentrum’. Maandblad Geestelijke volksgezondheid, 66 (3): 147-160. Ostrander, J.F. (2010). Self-determination meanings in concurrent disorders treatment and recovery experiences: A qualitative study. Ann, Arbor, US: ProQuest Information & Learning. Ostrow, L. & Adams, N. (2012). Recovery in the USA: from politics to peer support. Int Rev Psychiatry, 24(1):70-78. Oude, T. den, Oosterum, L. van & Leeuw, R. de (2011). Inzet ervaringsdeskundigheid in de ggz: van stigma naar succes. Maandblad Geestelijke volksgezondheid, 7/8(66):506-517. Page, N. & Czuba, C.E. (1999). Empowerment: What Is It? Journal of extension, 37(5). Palmer-House, K.E. (2008). The perceived impact of strengths-based family worker training: Workers’ learning that helped empower families. Families in Society, 89(3):428-437. Patterson, S., Weaver, T., Agath, K., Albert, E., Rhodes, T., Rutter, D. et al. (2009). ‘They can’t solve the problem without us’: a qualitative study of stakeholder perspectives on user involvement in drug treatment services in England. Health Soc Care Community, 17(1):54-62. Naar het hart van empowerment 131 *** Pearce, S. & Pickard, H. (2010). Finding the will to recover: philosophical perspectives on agency and the sick role. J Med Ethics, 36(12):831-833. Pearson, A.E. (2012). The meanings of everyday-lived experiences for individuals in stable recovery from substance dependence. Ann Arbor, US: ProQuest Information & Learning. Pena-Purcell, N.C., Boggess, M.M. & Jimenez, N. (2011). An empowerment-based diabetes self-management education program for Hispanic/Latinos: A quasi-experimental pilot study. The Diabetes Educator, 37(6):770-779. Perron, A., Rudge, T. & Holmes, D. (2010). Citizen minds, citizen bodies: the citizenship experience and the government of mentally ill persons. Nurs Philos, 11(2):100-111. Petry, D. (1995). Rehabilitatie. De zorg voor chronische en ex-psychiatrische patiënten. In: M. Nuy & E. van de Lisdonk (red.). Medicus & Maatschappij (pp. 321-339). Amsterdam: Uitgeverij SWP. Piat, M. & Lal, S. (2012). Service providers’ experiences and perspectives on recoveryoriented mental health system reform. Psychiatr Rehabil J, 35(4):289-296. Piat, M. & Sabetti, J. (2009). The development of a recovery-oriented mental health system in Canada: What the experience of Commonwealth countries tells us. Canadian Journal of Community Mental Health, 28(2):17-33. Piat, M., Sabetti, J. & Bloom, D. (2010). The transformation of mental health services to a recovery-orientated system of care: Canadian decision maker perspectives. Int J Soc Psychiatry 2010, 56(2):168-177. Pickett, S.A., Diehl, S., Steigman, P.J., Prater, J.D., Fox, A. & Cook, J.A. (2010). Early outcomes and lessons learned from a study of the Building Recovery of Individual Dreams and Goals through Education and Support (BRIDGES) program in Tennessee. Psychiatr.Rehabil.J., 34(2):96-103. Pieczanski, P. & Matusevich, D. (2010). Promoting new paradigms: Bill Fulford and values-based medicine. Vertex., 21(94):450-8. Pieters, C. (2002). Het diepwater collectief. Een vereniging van beeldend kunstenaars. SP, 66:17-21. *** 132 Naar het hart van empowerment Plooy, A. & Dröes, J. (2011). Rehabilitatie in herstelondersteunende zorg. Naar eerherstel voor rehabilitatie. In: Rooijen, S. van & Weeghel, J. van, Psychiatrische Rehabilitatie. Jaarboek 2010-2011. Amsterdam: SWP. Polcin, D.L. & Borkman, T. (2008). The impact of AA on non-professional substance abuse recovery programs and sober living houses. Recent Dev.Alcohol, 18:91-108. Pols, J., Michon, H., Depla, M. & Kroon, H. (2001). Rehabilitatie als praktijk, een etnografisch onderzoek naar twee psychiatrische ziekenhuizen. Utrecht: Trimbos-instituut. Power, S. & Hegarty, J. (2010). Facilitated peer support in breast cancer: a pre- and post-program evaluation of women’s expectations and experiences of a facilitated peer support program. Cancer Nurs, 33(2):9-16. Pranikoff, J.R. (2010). Words of recovery: Finding meaning in illness and injury (Rep. No. 71). Ann Arbor, US: ProQuest Information & Learning. Pratt, R., MacGregor, A., Reid, S. & Given, L. (2012). Wellness Recovery Action Planning (WRAP) in Self-Help and Mutual Support Groups. Psychiatric Rehabilitation Journal, 35(5):403–405. Pratt, R., Macgregor, A., Reid, S. & Given, L. (2013). Experience of wellness recovery action planning in self-help and mutual support groups for people with lived experience of mental health difficulties. ScientificWorldJournal, published online Jan 9, 2013. Randolphi, W.A. (2000). Re-thinking empowerment. Why is it so hard to achieve? Organizational Dynamics, 29(2), 94-107. Rapp, A. & Goscha, R.J. (2011). The strengths model. A recovery-oriented approach to mental health services (3e druk). Oxford/New York: Oxford University Press. Rappaport, J. (1981). In praise of paradox; a social policy of empowerment over prevention. American Journal of Community Psychology, 9(1):1-25. Rappaport, J. (1995). Empowerment meets narrative: Listening to stories and creating settings. American Journal of Community Psychology, 23(5):795-807. Naar het hart van empowerment 133 *** Read, S. &, Rickwood, D.J. (2009). Volunteering as a community mental health educator: Positives and negatives for recovery. Australian e-Journal for the Advancement of Mental Health, 8(2):1-10. Reith, G., & Dobbie, F. (2012). Lost in the game: Narratives of addiction and identity in recovery from problem gambling. Addiction Research & Theory, 20(6):511-521. Regenmortel, T. van (2008). Zwanger van empowerment. Een uitdagend kader voor sociale inclusie en moderne zorg. Eindhoven: Fontys Hogeschool Sociale Studies. Regenmortel, T. van (2009). Empowerment als uitdagend kader voor sociale inclusie. Journal of social intervention, 18(4):22-42. Regenmortel, T. van (red). (2010). Empowerment en participatie van kwetsbare burgers. Ervaringskennis als kracht. Amsterdam: SWP. Remer, P. (2013). Feminist therapy. In: J. Frew & M. Spiegler (ed). Contemporary psychotherapies for a diverse world (1st rev. ed.). (pp. 317-414). New York, US: Routledge/Taylor & Francis Group. Repper, J. & Carter, T. (2011). A review of the literature on peer support in mental health services. Journal of Mental Health, 20(4):392–411. Resnick, S.G. & Rosenheck, R.A. (2008). Integrating peer-provided services: a quasi-experimental study of recovery orientation, confidence, and empowerment. Psychiatr.Serv., 59(11):1307-1314. Resnick, S.G., Armstrong, M., Sperrazza, M., Harkness, L. & Rosenheck, R.A. (2004). A Model of Consumer-Provider Partnership: Vet-to-Vet. Psychiatric rehabilitation journal, 28(2):185-7. Rissel, C. (1994). Empowerment: the holy grail of health promotion? Health promotion International, 9(1):39-47. Rivera, J.J., Sullivan, A.M. & Valenti, S.S. (2007). Adding Consumer-Providers to Intensive Case Management: Does it Improve Outcome? Psychiatric Services, 58(6):802-809. Roberts, M. (2008). Facilitating recovery by making sense of suffering: a Nietzschean perspective. J Psychiatr Ment Health Nurs, 15(9):743-748. *** 134 Naar het hart van empowerment Roger, U., Rutten, A., Frahsa, A., Abu-Omar, K. & Morgan, A. (2011). Differences in individual empowerment outcomes of socially disadvantaged women: effects of mode of participation and structural changes in a physical activity promotion program. Int.J.Public Health, 56(5):465-473. Rusner, M., Carlsson, G., Brunt, D. & Nyström, M. (2010). A dependence that empowers - The meaning of the conditions that enable a good life with bipolar disorder. International Journal of Qualitative Studies on Health and Well-being, 5(1). Russell, L.D. (2010). Storying unspoken beginnings and endings of recovery. Health Communication, 25(1):94-96. Russinova, Z., Rogers, E.S., Ellison, M.L. & Lyass, A. (2011). Recovery-Promoting Professional Competencies: Perspectives of Mental Health Consumers, ConsumerProviders and Providers. Psychiatric Rehabilitation Journal, 34(3):177-185. Saavedra, J., Cubero, M. & Crawford, P. (2012). Everyday life, culture, and recovery: carer experiences in care homes for individuals with severe mental illness. Cult Med Psychiatry, 36(3):422-441. Saleebey, D. (2008). The strengths perspective: Putting possibility and hope to work in our practice. In: B. White, K. Sowers & C. Dulmus, (ed.). Comprehensive handbook of social work and social welfare volume 1: The profession of social work. Hoboken, NJ US: John Wiley & Sons. Salem, D. (2011). Voices from the ground up: The use of narrative in understanding recovery from serious mental illness. In: M. Aber, K. Maton & E. Seidman (ed.). Empowering settings and voices for social change. (pp. 107-133). New York, NY US: Oxford University Press. Salkeld, R., Wagstaff, C. & Tew, J. (2012). Toward a new way of relating: An evaluation of recovery training delivered jointly to service users and staff. J.Ment.Health, 22(2):165-73. Scambler, S., Newton, P., Sinclair, A.J. & Asimakopoulou, K. (2012). Barriers and opportunities of empowerment as applied in diabetes settings: a focus on health care professionals’ experiences. Diabetes Res Clin Pract, 97(1):e18-e22. Schilder, L. (2003). “Presentie in het maatschappelijk werk: wenkend perspectief of terug naar af?” Sociale Interventie, 12(2). Naar het hart van empowerment 135 *** Schippers, G.M. & Jonge, J.de. (2002). Motiverende gespreksvoering. Maandblad Geestelijke volksgezondheid, 57:250-265. Schlesinger, M. (2010). Choice cuts: parsing policymakers’ pursuit of patient empowerment from an individual perspective. Health Econ Policy Law, 5(3):365-387. Schmidt, L.A., Rieckmann, T., Abraham, A., Molfenter, T., Capoccia, V., Roman, P. et al. (2012). Advancing recovery: implementing evidence-based treatment for substance use disorders at the systems level. J Stud Alcohol Drugs, 73(3):413-422. Scholl, M.B., McGowan, A.S. & Hansen, J.T. (2012A). Introduction to humanistic perspectives on contemporary counseling issues. In: M. Scholl, A. McGowan & J. Hansen (ed.), Humanistic perspectives on contemporary counseling issues. (pp. 3-14). New York, NY US: Routledge/Taylor & Francis Group. Scholl, M.B., McGowan, A.S. & Hansen, J.T. (2012B). Humanistic perspectives on contemporary counseling issues. New York, NY US: Routledge/Taylor & Francis Group. Scholte, M. (2010). Oude waarden in nieuwe tijden. Utrecht: Movisie. Scholtens, G. (2007). Acht keer kwartiermaken. Een verkennend onderzoek naar de methodische aspecten van kwartiermaken. Utrecht: SWP. Schon, U.K. (2010). Recovery from severe mental illness, a gender perspective. Scand J Caring Sci, 24(3):557-564. Schout, G. & Jong, G. de (2010). Eigen Kracht in de OGGz: een verkenning van mogelijkheden. Maandblad Geestelijke volksgezondheid, 65(7-8):607-624. Schuurman, M. & Mulder, C. (2011). Eigen Kracht-conferenties bij gezinnen in de regio Amsterdam: Wat levert het op? Resultaten van het onderzoek. Nieuwegein/ Ermelo: Kalliope Consult / Antropol. Scotti, P. (2009). Recovery as discovery. Schizophr Bull, 35(5):844-846. Sealy, P.A. (2012). The passion journey: bringing meaning to suffering, spiritual crisis, and recovery in cancer. J Christ Nurs, 29(4):238-242. Seery, M.D. (2011). Resilience: A silver lining to experiencing adverse life events? Current Directions in Psychological Science, 20(6):390-394. *** 136 Naar het hart van empowerment Segal, S.P., Silverman, C.J. & Temkin, T.L. (2010). Self-help and community mental health agency outcomes: a recovery-focused randomized controlled trial. Psychiatr. Serv., 61(9):905-910. Shellman, A. (2009). Empowerment and resilience: A multi-method approach to understanding processes and outcomes of adventure education program experiences (Rep. No. 70). Ann Arbor, US: ProQuest Information & Learning. Shepherd, G., Boardman, J. & Slade, M. (2008). Making recovery a reality. London: Sainsbury centre for mental health. Shepherd, C., Reynolds, F.A. & Moran, J. (2010). ‘They’re battle scars, I wear them well’: A phenomenological exploration of young women’s experiences of building resilience following adversity in adolescence. Journal of Youth Studies, 13(3):273290. Shinebourne, P. (2012). I was going around with this mist in front of my eyes: Poetic representation of the experience of addiction and recovery. International Journal of Mental Health and Addiction, 10(2):174-184. Shinebourne, P. & Smith, J.A. (2011). Images of addiction and recovery: An interpretative phenomenological analysis of the experience of addiction and recovery as expressed in visual images. Drugs: Education, Prevention & Policy, 18(5):313-322. Shrubb, R. (2010). Perspectives. Volunteering is a great way to aid recovery. Ment Health Today, 25. Singer, A.R. & Dobson, K.S. (2009). The effect of the cognitive style of acceptance on negative mood in a recovered depressed sample. Depress.Anxiety., 26(5):471-479. Slade, M. (2009). Personal Recovery and Mentall Illness. A Guide for Mental Health Professionals. Cambridge, UK: Cambridge University Press. Smyth, G., Harries, P. & Dorer, G. (2011). Exploring mental health service users’ experiences of social inclusion in their community occupations. The British Journal of Occupational Therapy, 74(7):323-331. Stang, I. & Mittelmark, M.B. (2010). Intervention to enhance empowerment in breast cancer self-help groups. Nurs.Inq., 17(1):47-57. Naar het hart van empowerment 137 *** Starnino, V.R., Mariscal, S., Holter, M.C., Davidson, L.J., Cook, K.S., Fukui, S. et al. (2010). Outcomes of an illness self-management group using Wellness Recovery Action Planning. Psychiatric Rehabilitation Journal S2- Psychosocial Rehabilitation Journal, 34(1):57-60. St-Cyr, T.D., Gallagher, F., Bell, L., Caron, C., Godbout, P., Leblanc, J. et al. (2008). Empowerment interventions, knowledge translation and exchange: perspectives of home care professionals, clients and caregivers. BMC Health Serv Res 2008, 8(1):177. Stoddart, K. & Bugge, C. (2012). Uncovering the features of negotiation in developing the patient-nurse relationship. Br J Community Nurs, 17(2):77-4. Stoffel, V.C. (2008). Perception of the clubhouse experience and its impact on mental health recovery. Ann Arbor, US: ProQuest Information & Learning. Stotland, N.L., Mattson, M.G. & Bergeson, S. (2008). The recovery concept: clinician and consumer perspectives. J Psychiatr Pract, 14(2):45-54. Street, R.L. jr., Makoul, G., Arora, N.K., & Epstein, R.M. (2009). How does communication heal? Pathways linking clinician-patient communication to health outcomes. Patient.Educ.Couns., 74(3):295-301. Sumner, J. (2010). Reflection and moral maturity in a nurse’s caring practice: a critical perspective. Nurs Philos, 11(3):159-169. Syme, S.L. (2010). Towards more effective interventions to improve health: the importance of the community as an empowered partner. J.Agromedicine, 15(2):90-91 Swildens, W., Busschbach, J.T. van, Michon, H. & Kroon, H. (2007). Individuele rehabilitatiebenadering (IRB) bij ernstige psychiatrische stoornissen: effect op rehabilitatiedoelen en kwaliteit van leven. In: A. Schene et al. (red.), Jaarboek voor psychiatrie en psychotherapie 2007-2008. (pp: 335-352). Houten: Bohn Stafleu van Loghum. Swildens, W., Keijzerswaard, A. van, Wel, T.F. van, Valk, G. de & Valenkamp, M. (2003). Individuele rehabilitatie voor chronische psychiatrische patiënten: een open onderzoek. Tijdschrift voor Psychiatrie, 45(1):15-26. *** 138 Naar het hart van empowerment Swildens, W., Busschbach, J. van, Michon, H., Kroon, H., Koeter, H., Wiersma, D. & Os, J. van (2011). Effectively Working on Rehabilitation Goals: An RCT of the Boston Psychiatric Rehabilitation approach. Psychiatric Services. The Canadian Journal of Psychiatry, 56(12):751-760. Tabol, C. (2011). Bringing an ecological perspective to quality of life research: Can empowerment theory explain variance in quality of life ratings? Ann Arbor, US: ProQuest Information & Learning. Taylor, D.L. (2011). The experience of recovery from addiction for people who have added a healthy diet and an exercise plan, and developed spirituality as dimensions of their recovery process: A phenomenological study. US: Ann Arbor, ProQuest Information & Learning. Taylor, C. (2013). Reach for recovery: Evaluating a pilot study of a colorectal cancer survivorship programme. Eur.J.Oncol.Nurs., 17(2):131-137. Tengland, P.A. (2008). Empowerment: A Conceptual Discussion. Health Care Analysis, 16(2):77-96. Thomas, E.F. & McGarty, C A. (2009). The role of efficacy and moral outrage norms in creating the potential for international development activism through group-based interaction. Br.J.Soc.Psychol., 48(1):115-134. Tveiten, S.& Knutsen, I.R. (2011). Empowering dialogues--the patients’ perspective. Scand J Caring Sci, 25(2):333-340. Tveiten, S. & Meyer, I. (2009). ‘Easier said than done’: empowering dialogues with patients at the pain clinic - the health professionals’ perspective. J Nurs Manag, 17(7):804-812. Uden-Kraan, C.F. van, Össaert, C.H.C., Taal, E., Shaw, B.R., Seydel, E.R. & Laar, M.A.F.J. van de (2008). Empowering processes and outcomes of participation in online support groups for patients with breast cancer, arthritis, or fibromyalgia. Qualitative Health Research, 18(3): 405-417. See comment in PubMed Commons below Ungar, M. (2010). Families as navigators and negotiators: Facilitating culturally and contextually specific expressions of resilience. Family Process, 49(3):421-435. Naar het hart van empowerment 139 *** Vanderplasschen, W., Colpaert, K., Autrique, M., Rapp, R.C., Pearce, S., Broekaert, E. et al. (2013). Therapeutic communities for addictions: a review of their effectiveness from a recovery-oriented perspective. ScientificWorldJournal. Velde D. van de, Bracke, P., Hove, G. van, Josephsson, S., Devisch, I. & Vanderstraeten, G. (2012). The illusion and the paradox of being autonomous, experiences from persons with spinal cord injury in their transition period from hospital to home. Disability and Rehabilitation: An International, Multidisciplinary Journal, 34(6):491-502. Veldhuizen, R. van, Bähler, M., Polhuis, D. & Os, J. van (red.) (2008). Handboek FACT. Utrecht: De Tijdstroom. Veldhuizen, J.R. van, Bähler. M. & Teer, W. (2006). FACT: de ‘Functie ACT’. Maandblad Geestelijke volksgezondheid, 61:525-534. Verzaal, H. (2002). Empowerment in de jeugdzorg. Onderzoek naar empowermentbevorderend gedrag van hulpverleners. (Proefschrift) Amsterdam: Universiteit van Amsterdam. Vlind, M. (2012). Zelfregie in de praktijk. Een kwalitatief onderzoek naar eigen regievoering van kwetsbaren in de zelfredzame samenleving. Amsterdam / Utrecht: Vrije Universiteit Amsterdam / Movisie. Wagenaar, H. & Balder-van Seggelen, C. (2010). Inzicht in eigen kracht. De werking van empowerment in maatschappelijke activeringscentra. Utrecht: Movisie. Wahlin, I., Ek, A.C. & Idvall, E. (2009). Empowerment in intensive care: patient experiences compared to next of kin and staff beliefs. Intensive Crit Care Nurs, 25(6):332-340. Walker, G. & Bryant, W. (2013). Peer support in adult mental health services: A metasynthesis of qualitative findings. Psychiatric Rehabilitation Journal, 36(1):28-34. Wardle, I. (2012). Five years of recovery: December 2005 to December 2010. From challenge to orthodoxy. Drugs: Education, Prevention & Policy, 19(4):294-298. Weeghel, J. van & Zeelen, J. (1990). Arbeidsrehabilitatie in een vernieuwde geestelijke gezondheidszorg. Utrecht: Lemma. Weegmann, M. & Piwowoz-Hjort, E. (2009). Naught but a story: Narratives of successful AA recovery. Health Sociology Review, 18(3):273-283. *** 140 Naar het hart van empowerment Weijden T. van der, Veendendaal, H. van, Drenthen, T., Versluijs, M., Stalmeier, P., Koelewijn, L.M. van et al. (2011). Shared decision making in the Netherlands, is the time ripe for nationwide, structural implementation? Z Evid Fortbild Qual Gesundhwes, 105(4):283-288. Wertheimer, A. (2008). A dented image: Journeys of recovery from subarachnoid haemorrhage. New York, US: Routledge/Taylor & Francis Group. Wesdorp, P., Hooft, E. van, Duinkerken, G. & Geuns, R. van (2010). Het heft in eigen hand. Sturen op zelfsturing. Handreiking voor re-integratieprofessionals. Raad voor Werk en Inkomen. West, C. (2011). Powerful choices: Peer support and individualized medication selfdetermination. Schizophrenia Bulletin, 37(3):445-450. Wezep, M. van & Michon, H. (2011). Op krachten komen! Evaluatie van de implementatie van de strengths aanpak bij GGZ Noord-Holland-Noord. Utrecht: Trimbos-instituut. White, W.L. (2011). The emerging UK recovery movement. Journal of Groups in Addiction & Recovery, 6(1-2):5-6. Whitley, R. & Drake, R.E. (2010). Recovery: a dimensional approach. Psychiatr.Serv., 61(12):1248-1250. Whitley, R. & Siantz, E. (2012). Recovery centers for people with a mental illness: an emerging best practice? Psychiatric Services, 63(1):10-12. Wijnen, A. van (2010). Zelfregie versterken – Werken aan werk met de Makkekaart. Tijdschrift voor Rehabilitatie, 19(4). Wijnen-Lunenburg, P. & Beek, F. van (2008). De familie aan zet. De uitkomsten van Eigen Kracht-conferenties in de jeugdbescherming met betrekking tot veiligheid, sociale cohesie en regie. Duivendrecht / Voorhout: PI Research / WESP. Wilde, G. de (2002). Erbij horen – advies. Amsterdam: Taskforce Vermaatschappelijking Geestelijke Gezondheidszorg. Wilken, J.P. (2010). Herstellende zorg. Een bijdrage aan de theorie en praktijk van goede zorg. Amsterdam: SWP. Naar het hart van empowerment 141 *** Wilken, J.P., Bähler, M. & Meel, T. van (2010). Het krachtenmodel. In: S. van Rooijen & J. van Weeghel (red.), Psychiatrische Rehabilitatie. Jaarboek 2010-2011 (pp. 103118). Amsterdam: SWP. Wilken J.P. & Wijngaarden, B. van (2011). SRH: een schaal voor modelgetrouwheid. In: S. van Rooijen & J. van Weeghel (red.) (2010), Psychiatrische Rehabilitatie. Jaarboek 2010-2011(pp: 89-102). Amsterdam: SWP. Wilken J.P. & T. Dankers (red.) (2012). Supportgericht werken in de Wmo. Utrecht: WMO werkplaatsen/Movisie. Williams, S.L. (2009). Recovering from the psychological impact of intensive care: how constructing a story helps. Nurs Crit Care, 14(6):281-288. Williams, J. (2010). Storying resilient selves: Disability, resilience & narrative identity. Ann Arbor, US: ProQuest Information & Learning. Wilrycx, G.K., Croon, M.A., Broek, A.H. van den & Nieuwenhuizen, C. van (2012). Mental health recovery: evaluation of a recovery-oriented training program. ScientificWorldJournal. Winterling, J., Sidenvall, B., Glimelius, B. & Nordin, K. (2009). Expectations for the recovery period after cancer treatment - A qualitative study. European Journal of Cancer Care, 18(6):585-593. Wisdom, J.P., Bruce, K., Saedi, G.A., Weis, T. & Green, C.A. (2008). ‘Stealing me from myself’: Identity and recovery in personal accounts of mental illness. Australian and New Zealand Journal of Psychiatry, 42(6):489-495. Wolf, J. & Jansen, C. (2011). Krachtwerk, basismethodiek in de vrouwenopvang (methodiekboek). Nijmegen: Onderzoekscentrum maatschappelijke zorg. Wolf, J. (2013). Herstelwerk: krachtgericht werken met kwetsbare mensen: rehabilitatie in de maatschappelijke opvang. Amsterdam: SWP. Woltmann, E.M. & Whitley, R. (2010). Shared decision making in public mental health care: perspectives from consumers living with severe mental illness. Psychiatric Rehabilitation Journal, 34(1):29-36. *** 142 Naar het hart van empowerment Wood, T. E., Englander-Golden, P., Golden, D.E. & Pillai, V.K. (2010). Improving addictions treatment outcomes by empowering self and others. International Journal of Mental Health Nursing, 19(5):363-368. Yanos, P. (2000). Psychological predictors of recovery in community adjustment among individuals diagnosed with serious mental illness: A study of recipients of consumer-run and traditional mental health services. New York: St. John’s University. Yeager, J. & Saggese, M.L. (2008). Making your agency outcome informed: A guide to overcoming human resistance to change. Families in Society, 89(1):9-18. Young, L.B. (2011). Alcoholism and identity: How an alternative framing of identity can facilitate Alcoholics Anonymous research. Addiction Research & Theory S2Addiction Research, 19(3):213-223. Young, A.T., Green, C.A. & Estroff, S.E. (2008). New endeavors, risk taking, and personal growth in the recovery Process: Findings from the STARS Study. Psychiatric Services, 59(12):1430-1436. Zauszniewski, J.A., Bekhet, A.K. & Suresky, M.J. (2009). Effects on resilience of women family caregivers of adults with serious mental illness: The role of positive cognitions. Archives of Psychiatric Nursing, 23(6):412-422. Zimmerman, M.A. (1995). Psychological empowerment: Issues and illustrations. American Journal of Community Psychology, 23(5):581-599. Zimmerman, M.A. (2000). Empowerment theory: psychological, organizational and community levels of analysis. In: Rappaport, J. & Seidman, E. (ed.), Handbook of Community Psychology (pp. 43-63), New York: Kluwer Academic/Plenum Publishers. Zuidgeest, M., Luijkx, K.G., Westert, G.P. & Delnoij, D.M.J. (2011). Legal rights of client councils and their role in policy of long-term care organisations in the Netherlands. BMC Health Serv Res., 11:215. Zwet, R. van der, Kolmer Genaamd Beneken, D.M. & Schalk, R. (2011). Op weg naar een interactieve benadering van evidence-based werken in de sociale sector in Nederland. Journal of Social Intervention: Theory and Practice, 20(4):62-78. Naar het hart van empowerment 143 *** Over de auteur Jenny Boumans, Msc, is gezondheidswetenschapper en sinds 2010 werkzaam als onderzoeker bij het Trimbos-instituut waar zij zich richt op de thema’s empowerment en herstel. Naast haar onderzoek over de grondslagen van empowerment, bestudeerde zij herstelverhalen van ‘succesvolle zorgmijders’, de waarde van consumerrun organisaties en de verschillende betekenissen van het concept ervaringskennis. Zij was tevens betrokken bij projecten rond stigmatisering en cliënt-perspectieven op kwaliteit van zorg *** 144 Naar het hart van empowerment Bijlage I - Aantal geïncludeerde artikelen per database Search Bron Kwalitatief Psychinfo 968 Medline 647 Soc index 344 Kwantitatief NL tijdschriften Geïncludeerd in studie na schifting Totaal 1994 Psychinfo 1453 Medline 2326 Soc index 1936 Totaal 5715 Maandblad Geestelijke Volksgezondheid 123 Tijdschr. Rehabilitatie 134 Tijdschr. v.d Psychiatrie Sneeuwbal search Opbrengst 1410 15 Totaal 272 Totaal 455 Totaal 806 258 455 2929 (waarvan 427 gecodeerd als hoog-relevant) Naar het hart van empowerment 145 *** Bijlage II - Empowerment-ondersteunende methoden: extra informatie 1. Eigen Kracht conferentie (EK-c) Wat is het? Een EK-c is een bijeenkomst waarin de cliënt (de ‘hoofdpersoon’) en diens netwerk oplossingen zoeken voor een probleem en daarvoor gezamenlijk een plan opstellen (Beek & Muntendam, 2011). Het is een activerings- en besluitvormingsinstrument dat gericht is op krachten, mogelijkheden en (ervarings)kennis. Het plan wordt dan ook niet door professionals bedacht maar door de mensen die hulp nodig hebben zelf, samen met hun sociale netwerk. Professionals kunnen ook betrokken zijn maar zij volgen de ideeën van hun cliënten en hun netwerken (Metze et al., 2013). Waar komt het vandaan en binnen welke context wordt het toegepast? Het model van de Eigen Kracht-conferentie is gebaseerd op de Family Group Conference uit Nieuw-Zeeland. Inmiddels wordt het in diverse landen uitgevoerd (Metze et al., 2013). In Nederland worden EK-c’s sinds 2001 georganiseerd in de jeugdzorg (Schout & Jong, 2010). Ook in de openbare geestelijke gezondheidszorg (oggz) is de EK-c een opkomende praktijk (Jong et al., 2014). De methode lijkt geschikt te zijn voor uiteenlopende situaties en doelgroepen, bijvoorbeeld in de psychiatrie, de gezondheidszorg, de reclassering, het onderwijs, bij buurtoverlast echtscheiding, conflicten, dreigende huisuitzetting, misdaad, huiselijk geweld, zorg die niet meer onder de AWBZ valt, zorg voor oudere of zieke familieleden, het vinden van passend werk en bij het realiseren van een droom (www. Eigen-kracht.nl). In Nederland wordt de EK-c uitgevoerd door de Eigen Kracht Centrale. Hoe gaat het in de praktijk? Het proces van een EK-c kent vier fasen (Jong et al., 2014). In de eerste fase wordt door een professional, cliënten of familieleden contact opgenomen met de Eigen Kracht Centrale, wordt er financiering gezocht (voornamelijk Wmo-gelden) en een coördinator aangesteld. In de tweede fase kijkt de cliënt samen met de coördinator naar de contacten uit het eigen netwerk die kunnen worden uitgenodigd voor de conferentie. De derde fase betreft de conferentie zelf. De conferentie bestaat uit een informatief deel, waarin ook professionals hun perspectief op het probleem kunnen delen en mogelijke oplossingen kunnen aandragen, en een besloten deel waarin het netwerk een plan voor de toekomst formuleert. Tot slot wordt het plan in de laatste fase onder alle partijen verspreid en wordt een persoon uit het sociaal netwerk of een professional aangewezen die zorg zal dragen voor de uitvoering ervan. *** 146 Naar het hart van empowerment Is het effectief? De EK-c is inmiddels vrij uitvoerig in binnen- en buitenland onderzocht. Praktijkervaringen zijn over het algemeen positief. Deelnemers ervaren meer steun en regie en professionals zijn weliswaar niet altijd gerust op de implementatie van plannen, maar wel positief over het maken van een actieplan door betrokkenen zelf (Gramberg, 2011). Effectonderzoek laat bescheiden maar wel degelijk positieve resultaten zien. Zo laat onderzoek zien dat mensen door middel van een EK-c erin slagen de regie en verantwoordelijkheid over hun leven te nemen en ook te houden (Schuurman & Mulder, 2011). Binnen het kader van de jeugdbescherming blijkt dat de EK-c minstens zo goed presteert als een reguliere jeugdbeschermingspraktijk (Wijnen-Lunenburg & Beek, 2008). Gezinnen die hebben deelgenomen aan een EK-c ontwikkelen zich in positieve zin en na drie en negen maanden is er vooruitgang te zien wat betreft de veiligheid en het welzijn van de betrokken kinderen. Ook impliceert het onderzoek dat de sociale steun en cohesie binnen het leefsysteem zijn toegenomen en dat de regie verschuift van de hulpverlening naar het leefsysteem. Onderzoek in de context van de oggz laat zien dat de EK-c significante verbeteringen laat zien in de hoeveelheid hulpbronnen waar een beroep op kan worden gedaan, de hoeveelheid eigen kracht en de leefsituatie van de hoofdpersoon (Jong et al., 2014). Aandachtspunt bij de EK-c lijkt te zijn dat niet alle aangevraagde conferenties uiteindelijk plaatsvinden (Gramberg, 2011) en niet alle afspraken in de praktijk volledig worden uitgevoerd (Beek, 2003). Meer informatie Voor een uitgebreide beschrijving van de methode wordt verwezen naar de interventiebeschrijving in de Databank Effectieve sociale interventies van Movisie. https:// www.movisie.nl/esi/eigen-kracht-conferentie Naar het hart van empowerment 147 *** 2. Zelfhulpgroepen (voorbeeld: AA) Wat is het? Een zelfhulpgroep is een groep mensen die kampt met vergelijkbare problemen en die gezamenlijk werkt aan herstel. De groep wordt geleid door ervaringsdeskundigen, mensen die zelf ook blijvend aan hun herstel werken. De meest bekende vorm is de Alcoholics Anonymous (AA); veel andere zelfhulpprogramma’s zijn op het social model of recovery van de AA gebaseerd. De AA is een uniek, vrijwillig zelfhulpprogramma dat wereldwijd wordt toegepast. De AA is gericht op democratische groepsprocessen, gedeeld en wisselend leiderschap en ervaringskennis en heeft een geheel eigen filosofie waarbij twaalf stappen worden gevolgd (Borkman, 2008; Epstein, 2010). Waar komt het vandaan en binnen welke context wordt het toegepast? Op de Jellinek-website valt te lezen dat in 1935 de uit New York afkomstige zakenman Bill W. erachter kwam dat hij door het helpen van andere alcoholisten ook zelf de drank de baas kon blijven. Hij sprak in die tijd ook met zijn vriend, een arts die eveneens teveel dronk, Dr. Bob in Akron. Deze arts merkte dat als iemand vanuit zijn eigen ervaring sprak, dit grote indruk maakte. Als gevolg hiervan werden er gespreksgroepen opgericht van alcoholisten die wilden stoppen met drinken. De AA groeide binnen een paar jaar van 100 tot 8000 deelnemers en de schatting is dat er tegenwoordig over heel de wereld een paar miljoen deelnemers zijn. Ook in Nederland, waar in 1948 de AA werd geïntroduceerd, zijn er vele deelnemers. Inmiddels zijn er ook vergelijkbare zelfhulpgroepen voor andere doelgroepen zoals de Overeaters Anonymous (Epstein, 2010). De AA is bovendien een centrale methode geweest in de ontwikkeling van verschillende typen ervaringsdeskundige herstelprogramma’s voor diverse doelgroepen (Polcin & Borkman, 2008). Het spirituele karakter van de oorspronkelijke AA wordt daarbij deels losgelaten. Hoe gaat het in de praktijk? Een AA zelfhulpgroep komt gewoonlijk elke week bij elkaar en blijft elkaar langdurig of zelfs blijvend ondersteunen om alcoholproblemen te overwinnen. Voor mensen die al lang bij de AA zijn, is betrokkenheid bij AA-activiteiten en processen gaandeweg uitgegroeid tot een ‘gewone’, alledaagse actie, die verweven is geraakt met andere dagelijkse activiteiten (Shinebourne & Smith, 2011). Is het effectief? De AA is effectief bevonden door kwantitatief en kwalitatief onderzoek (Polcin & Borkman, 2008). Kwalitatief onderzoek naar de perspectieven van mensen die in de AA participeren en al (meer dan tien) jaren sober zijn, laat zien dat *** 148 Naar het hart van empowerment AA ondersteunend is bij het begrijpen en zin geven aan verslaving, bij overgave en acceptatie, bij karakterverandering en spirituele verandering (Weegmann & Piwowoz-Hjort, 2009; Galanter & Kaskutas, 2008; Epstein, 2010). AA ‘werkt’ omdat het een kader en richting vormt voor herstel (Galanter & Kaskutas, 2008). Het vrijwillige karakter van de AA, wat een essentieel kenmerk van de aanpak is, maakt het wel lastig om kwantitatief aan te tonen dat het effectief is in vergelijking met andere vormen van hulp. Er is namelijk sprake van een self-selection bias (Galanter & Kaskutas, 2008) waardoor onderzoek vooral geschikt lijkt om aan te tonen wat de AA voor mensen die daar zelf voor kiezen, kan betekenen. Ander probleem van het onderzoek is dat zaken als relationele identiteit en de ontwikkeling van een gemeenschappelijk narratief lastig te ‘vangen’ zijn in metingen op individuniveau. Meer informatie Informatie over AA is te vinden op http://www.aa-nederland.nl/. Informatie over zelfhulpgroepen in het algemeen kan gevonden worden op https://www.movisie.nl/ trefwoord/zelfhulp. Naar het hart van empowerment 149 *** 3. Wellness Recovery Action Plan (WRAP) Wat is het? WRAP is een concrete herstelmethode bij psychische ontwrichting. De aanpak is gericht op het hervinden van je eigen verhaal. WRAP is een vorm van methodische zelfhulp die wordt geleid door ervaringsdeskundigen (Boertien, Bakel & Weeghel, 2012). Waar komt het vandaan en binnen welke context wordt het toegepast? WRAP is ontwikkeld door het Copeland Center in de Verenigde Staten (Boertien et al., 2012). In 2012 hebben HEE! en Kenniscentrum Phrenos een plan ontwikkeld om WRAP modelgetrouw in Nederland te kunnen aanbieden, in nauwe samenwerking met de SBWU, GGZ Oost-Brabant, Pameijer, GGZ Eindhoven en de Kempen en GGZ Noord-Holland-Noord. In het najaar van 2012 hebben Nederlandse facilitators een opleiding tot ‘train-de-trainer’ gekregen van het Copeland Center. Vervolgens hebben zij andere ervaringsdeskundigen opgeleid tot facilitator. Ook is Nederlandstalig scholingsmateriaal ontwikkeld dat gecertificeerd is door het Copeland Center. Hoe gaat het in de praktijk? WRAP-cursussen worden gewoonlijk aangeboden in acht tot tien wekelijkse sessies waarin deelnemers leren hoe zij een persoonlijk plan ontwikkelen om herstel te bereiken en te behouden. De training wordt geleid door twee ervaringsdeskundige en getrainde WRAP facilitators. De persoonlijke ervaringen uit de levens van de facilitators dienen als voorbeeld om belangrijke concepten van zelfmanagement en herstel te illustreren. Om dezelfde reden is het maken van een WRAP in een groep een voordeel, omdat veelvuldig gebruik gemaakt wordt van voorbeelden uit het leven van de deelnemers. WRAP bestaat uit zeven onderdelen die allemaal afgestemd zijn op het hoofdthema: Wat heb ik in welke situatie nodig en hoe kan ik mijn welbevinden vergroten? Elk onderdeel besteedt aandacht aan een fase van meer of minder welbevinden. De onderdelen zijn: gereedschap voor een goed gevoel, plan voor dagelijks onderhoud, triggers en een actieplan, signalen van ontsporing en een actieplan, crisisplan, plan voor na de crisis. Deelnemers maken het plan voor zichzelf en het blijft ook van henzelf (Boertien et al., 2012). Is het effectief? In 2009/2010 lieten kwantitatieve studies van Cook en collega’s vele positieve effecten zien van WRAP (Cook et al., 2010; Cook et al., 2009). Ze lieten zien dat WRAP significant bijdraagt aan positieve veranderingen in zelf-managementvaardigheden en -gedragingen, hoop voor het eigen herstel, het bewustzijn van waarschuwingssignalen of decompensatie, het gebruiken van welzijnstools in de dagelijkse routine, *** 150 Naar het hart van empowerment het bewustzijn van eigen symptoomtriggers, het hebben van een crisisplan, het hebben van een plan voor het omgaan met symptomen, het hebben van een sociaal steunsysteem en de mogelijkheid om verantwoordelijkheid te nemen voor het eigen welzijn. In de jaren erna zijn er diverse andere studies gedaan. Uit de quasiexperimentele studie van Fukui et al.(2011) blijkt dat WRAP leidt tot significant minder symptomen en significant meer hoop. Het gerandomiseerde onderzoek dat later gedaan is, bevestigt dit beeld. In deze studie onder 519 personen met ernstige psychische aandoeningen blijkt dat de WRAP-deelnemers (vergeleken met mensen uit de controlegroep) zowel onmiddellijk na de interventie als zes maanden later minder last hebben van symptomen van depressie en angst, meer hoop en zelfvertrouwen hebben en een hogere kwaliteit van leven ervaren. Ook blijken de WRAP-deelnemers beter voor hun eigen behoeften en belangen op te komen in hun contacten met ggz-hulpverleners. Tenslotte lijken ook het zorggebruik en de zorgbehoefte van WRAP-deelnemers af te nemen (Cook et al., 2013). WRAP kan beschouwd worden als een evidence based herstelgerichte interventie (Cook et al., 2011; Cook et al., 2012; Jonikas et al., 2011; zie ook Starnino et al., 2010). In evaluatiestudies komt verder naar voren dat WRAP enthousiast wordt ontvangen door deelnemers en dat het de kennis over en houding ten opzichte van herstel significant verandert (Doughty et al., 2008), al lijkt dit laatste resultaat niet zeer duurzaam (Higgins et al., 2012). In een kwalitatieve studie van Pratt et al.(2013) geven deelnemers aan dat WRAP een positieve impact heeft op het leren over herstel en het ontwikkelen van zelfbewustzijn om de WRAP-benadering te integreren in het dagelijks leven. Hetzelfde lijkt te gelden voor WRAP-facilitators die door het geven van WRAP-trainingen zelf ook doorgroeien in hun herstel (Pratt et al., 2012). Meer informatie De meest uitgebreide informatie over WRAP is te vinden op de website van het Copeland Center: http://www.mentalhealthrecovery.com/. Naar het hart van empowerment 151 *** 4. Strengths model / krachtenmodel Wat is het? Het Strengths Model is een benadering die de eigen mogelijkheden van cliënten als uitgangspunt kiest, in combinatie met hulpbronnen die de omgeving biedt om mensen als burger in de samenleving te laten participeren (Rapp & Goscha, 2011). Deze krachtenbenadering stimuleert de veerkracht van cliënten. Het is de taak van de hulpverlener om de kracht samen met de hulpvrager en diens omgeving op te sporen en te mobiliseren. Daarbij wordt ingezet op zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie (Wolf & Jansen, 2011). Waar komt het vandaan en binnen welke context wordt het toegepast? Het oorspronkelijke Strengths Model is in de VS ontwikkeld door Charles Rapp in de context van de psychiatrie. Inmiddels zijn er echter allerlei krachtenbenadering-varianten ontwikkeld in diverse landen en voor diverse doelgroepen. In Nederland heeft het Centrum Opleidingen Langdurige & Complexe Zorg van de RINO Groep samen met het Kenniscentrum Sociale Innovatie van de Hogeschool Utrecht het trainingsmateriaal van het krachtenmodel vertaald en een basistraining uitgewerkt. In 2008 gingen de eerste teams in Nederland met het krachtenmodel aan de slag in twee FACT-teams van GGZ Noord-Holland-Noord en een team voor intensieve klinische zorg bij Emergis. Tevens heeft de Academische Werkplaats Maatschappelijke Opvang & OGGz van de Radboud Universiteit Nijmegen toepassingen van het krachtenmodel ontwikkeld voor de maatschappelijke opvang en de vrouwenopvang. Dit resulteerde in de basismethodiek Krachtwerk. Anno 2013 is de krachtgerichte basismethodiek in het kader van het verbeterplan vrouwenopvang in vrijwel alle vrouwenopvangvoorzieningen in Nederland ingevoerd en zijn ruim tien maatschappelijke opvangvoorzieningen, waaronder HVO Querido, Zienn, RIMO, De Binnenvest en Iriszorg op deze methodiek overgegaan (Wolf, 2013). Hoe gaat het in de praktijk? De oorspronkelijke methodiek van het krachtenmodel kent vijf onderdelen: 1. Contact maken en het ontwikkelen van een helpende samenwerkingsrelatie. 2. Het maken van een krachteninventarisatie (strengths assessment). De levensdomeinen wonen, werken, opleiding, vrije tijd, financiën/verzekeringen, gezondheid en sociale contacten van een cliënt worden onderzocht. Er wordt informatie verzameld over de huidige situatie, over wensen, over activiteiten uit het verleden. Hulpbronnen worden in kaart gebracht. Het doel is om informatie te verzamelen over kwaliteiten van de persoon en de omgeving die ingezet kunnen worden om een gewenst doel te bereiken. 3. *** Het formuleren van doelstelling en planning. In deze fase wordt een 152 Naar het hart van empowerment gemeenschappelijk plan gemaakt, gericht op het bereiken van de gestelde doelen. Er wordt een zo uitgebreid mogelijke lijst samengesteld van mogelijkheden die beschikbaar zijn of gecreëerd zouden kunnen worden om dat doel te realiseren. De cliënt kiest dan de optie die het best aansluit. 4. Het verwerven van hulpbronnen uit de omgeving. Een belangrijk doel is om de verbindingen met de omgeving te herstellen en uitsluiting te verminderen. 5. Voortdurende samenwerking en geleidelijke losmaking. Het proces staat niet vast maar is afhankelijk van betrokken personen en hun interactie. Het doel is dat de cliënt steeds meer op een creatieve wijze zijn eigen talenten en de bronnen in de samenleving gaat gebruiken. Is het effectief? De onderzoeksresultaten met betrekking tot de krachtenbenadering zijn enigszins tegenstrijdig. Uit evaluaties blijkt dat cliënten de methode overwegend als positief ervaren. De principes lijken goed aan te sluiten bij wensen van cliënten. Er lijkt bij deze methode echter het risico te bestaan dat een aantal aspecten in de praktijk niet zo goed uit de verf komt, vooral het tempo volgen van de cliënt en het door middel van conversatie achterhalen van kwaliteiten en talenten en dit ook continu bijhouden (Wezep & Michon, 2011). Effectonderzoek van Wilken, Bähler & Meel (2010) naar de effectiviteit van het krachtenmodel in de psychiatrie suggereert dat bij cliënten de vaardigheden in het omgaan met de psychiatrische kwetsbaarheid meer toenemen dan bij cliënten uit de controlegroep. Ook leidt de toepassing van het krachtenmodel tot minder opnames en minder gebruik van crisisdiensten. In een recente meta-analyse van Ibrahim, Michail & Callaghan (2014) blijkt er echter weer geen duidelijk positief effect te kunnen worden vastgesteld. Overigens geven de auteurs van deze laatste studie aan dat de kwaliteit van de ingesloten studies niet optimaal is. Meer informatie De meest uitgebreide informatie over de oorspronkelijke krachtenbenadering is te vinden in: Rapp, A., Goscha, R.J. (2011). The strengths model. A recovery-oriented approach to mental health services (3e druk). Oxford/New York: Oxford University Press. Naar het hart van empowerment 153 *** 5. Rehabilitatiemethodieken (voorbeelden: IRB & SRH) Wat is het? Rehabilitatie is een vorm van hulp en begeleiding aan mensen met langdurige problematiek. De aanpak is gericht op herstel binnen verschillende levensgebieden zoals wonen, werken, vrije tijdsbesteding, leren, sociale relaties, familiecontacten, financiën, et cetera. Twee specifieke methoden die in Nederland veel worden toegepast, zijn de Individuele Rehabilitatiebenadering (IRB) en het Systematisch Rehabilitatiegericht handelen (SRH). Waar komt het vandaan en binnen welke context wordt het toegepast? IRB is ontwikkeld door het Center for Psychiatric Rehabilitation in Boston (VS). Stichting Rehabilitatie ’92 is verantwoordelijk voor de Nederlandse toepassing van IRB. De stichting biedt een uitgebreid scholingsprogramma op het terrein van IRB, vertaald naar de Nederlandse praktijk. Ook ondersteunt ze de implementatie van IRB in Nederlandse instellingen op het gebied van zorg en welzijn. Hierbij wordt veel nadruk gelegd op het herstelondersteunende karakter van IRB (Dröes, 2005; Busschbach et al., 2010 in: Rooijen & Weeghel, 2011). SRH is als methodiek vanaf ongeveer 1990 ontwikkeld en op grond van de ervaringen in de praktijk zijn in de loop van de jaren diverse verbeteringen aangebracht (Wilken & Wijngaarden, 2011). Beide methoden worden vooral toegepast in de context van psychische en sociale problematiek. Hoe gaat het in de praktijk? Rehabilitatiemethoden trachten via individuele gesprekken en activiteiten ondersteuning te bieden bij het verkennen, kiezen, verkrijgen en behouden van eigen doelen op alle levensgebieden. De cliënt bepaalt inhoud, doel en tempo van het traject en er is veel ruimte om koers te wijzigen. Beide methoden worden naast regulier zorgaanbod, zoals behandeling of verpleegkundige zorg, toegepast. De IRB-methode omvat drie stappen: kiezen, verkrijgen en behouden. Bij de eerste stap praten cliënten met IRB-begeleiders over wat zij graag zouden willen veranderen. Hierbij wordt aandacht besteed aan doelvaardigheid, de mate waarin mensen nog geloven in verandering en het onderzoeken wat nog wél mogelijk is. De tweede stap omvat het bepalen van acties om het gestelde doel te behalen. In samenspraak worden benodigde vaardigheden geïdentificeerd. Ook worden interventies gekozen en hulpbronnen ingeschakeld om de gewenste verandering te bewerkstelligen. Bij stap drie wordt onderzocht wat iemand nodig heeft om wat bereikt is, vast te houden. Daarbij worden hindernissen en problemen opgespoord en wordt hulp geboden om daarmee om te gaan (Swildens et al., 2007). *** 154 Naar het hart van empowerment In de methode SRH worden zes fasen onderscheiden (Wilken & Van Wijngaarden, 2011): 1. Een samenwerkingsrelatie opbouwen. 2. Informatie verzamelen over wensen, persoonlijke voorkeuren, mogelijkheden en kwetsbaarheden. 3. De cliënt helpen keuzes te maken en doel(en) te formuleren. 4. Ondersteuning van de cliënt bij het maken van een persoonlijk (toekomst)plan en een ondersteuningsplan. 5. Uitvoering van het plan, waarbij de focus ligt op individuele ontwikkeling en optimalisering van de omgeving, inclusief de kwaliteit van het sociale netwerk. 6. Evaluatie en bijstelling: gedurende alle fasen toetsen of het proces naar wens verloopt, dan wel bijgesteld dient te worden. Is het effectief? In een Nederlandse RCT (Swildens et al., 2011) is de effectiviteit van IRB ten opzichte van een ‘gewoon’ rehabilitatieprogramma onderzocht. Uit het onderzoek blijkt dat cliënten met IRB-begeleiding vaker hun persoonlijke doelen behalen dan cliënten met andere begeleiding maar dat cliënten met IRB niet sterker vooruit gaan wat betreft sociaal functioneren, zorgbehoeften en kwaliteit van leven. Eerder onderzoek naar IRB wijst uit dat hulpverleners opgeleid in de IRB-methode, in vergelijking met reguliere begeleiding, beter in staat zijn cliënten te ondersteunen bij het realiseren van door henzelf geformuleerde wensen dan hulpverleners die deze achtergrond niet hebben (Swildens et al., 2003; Swildens et al., 2007). Evaluatieonderzoeken van SRH wijzen onder andere op betere communicatie, doelgerichter samenwerken, meer aandacht voor de relatie met de cliënt en diens mogelijkheden, wensen en krachten, meer respect en begrip (Pols et al., 2001; Hollander & Zewuster, 2005; Dankers & Wilken, 2007). Effectonderzoek naar SRH in ambulante settings laat nog op zich wachten. Meer informatie Van zowel IRB als SRH zijn interventiebeschrijvingen beschikbaar in de Databank effectieve sociale interventies van Movisie. Zie: https://www.movisie.nl/esi/ individuele-rehabilitatie-benadering-irb https://www.movisie.nl/esi/systematisch-rehabilitatiegericht-handelen Naar het hart van empowerment 155 *** 6. Motiverende gespreksvoering (MI) Wat is het? Motiverende gespreksvoering is een methode om mensen voor te bereiden op verandering. Elke gespreksmethode besteedt aandacht aan verandering, maar MI is anders omdat het zich explicieter richt op het tot stand komen van verandering (Schippers & Jonge, 2002). Verandering is immers een van de moeilijkste dingen voor een mens om voor elkaar te krijgen. Door middel van verschillende gesprekstechnieken wordt getracht de ambivalentie ten aanzien van verandering te verkennen en intrinsieke motivatie van de cliënt aan te boren. Vervolgens wordt er een plan ontwikkeld om verandering te realiseren. De cliënt wordt door het stellen van vragen gestimuleerd om zijn of haar eigen wensen en plannen te bedenken. Waar komt het vandaan en binnen welke context wordt het toegepast? De theorie van de cliëntgerichte interpersoonlijke relatie van Rogers uit 1959 vormt een belangrijke basis voor motiverende gespreksvoering. De methode is oorspronkelijk door Miller & Rollnick (1991) ontwikkeld voor mensen met verslavingsproblemen, maar wordt steeds meer ook voor allerlei andere doelgroepen toegepast (Schippers & Jonge, 2002). Hoe gaat het in de praktijk? Motiverende gespreksvoering stoelt op twee principes: onvoorwaardelijke acceptatie en constructieve zelfconfrontatie. De hulpverlener bouwt aan een relatie die gebaseerd is op samenwerking, eigen verantwoordelijkheid en vrijheid van gedragskeuze. Het principe van onvoorwaardelijke acceptatie houdt in dat de hulpverlener geen gedrag veroordeelt, ook al is het zelfdestructief. Het uiteindelijke doel van de hulpverlener is niet gedragsverandering, maar harmonie van wensen en gedrag. De voorwaarde om probleemgedrag niet moraliserend tegemoet te treden, maakt het toepassen van motiverende gespreksvoering moeilijk voor al degenen die niet bereid en in staat zijn hun eigen (voor)oordelen over probleemgedrag op te schorten. Constructieve zelfconfrontatie verwijst ernaar dat voor verandering van gedrag vaak wel een confrontatie nodig is − niet met de wensen en opvattingen van anderen, maar met de tegenstrijdigheden in zichzelf. De kern van motiverende gespreksvoering bestaat dan ook uit het selectief, maar niet moraliserend, voorhouden van gegevens die de hulpverlener weet van de persoon zelf (Schippers & Jonge, 2002). Is het effectief? De werking van motiverende gespreksvoering berust op de mobilisering van intrinsieke bronnen van motivatie, leren, creativiteit, probleemoplossing en doelgerichte activiteit. Belangrijke elementen lijken de fundamentele ‘spirit’, de functie *** 156 Naar het hart van empowerment van het overstijgen van ambivalentie, het belang van praten over verandering en de mogelijkheid om MI te combineren met andere aanpakken (Faris et al., 2009). Motiverende gespreksvoering wordt gezien als een evidence based methode. Er is veel onderzoek gedaan naar effecten van motiverende gespreksvoering, vooral op het terrein van de verslavingszorg en de preventieve gezondheidszorg. Helaas zijn hier nauwelijks empowerment- of herstelgerichte uitkomsten in gebruikt. Uit deze onderzoeken blijkt onder meer dat motiverende gespreksvoering positieve effecten heeft op motivatie en therapietrouw. Meer informatie Voor een uitgebreide beschrijving van de methode wordt verwezen naar de interventiebeschrijving in de Databank Effectieve sociale interventies van Movisie. https:// www.movisie.nl/esi/motiverende-gespreksvoering Naar het hart van empowerment 157 *** 7. Presentiebenadering Wat is het? Presentie beschrijft een vorm van normatieve professionaliteit waarbij professionals een nabije, gelijkwaardige relatie aangaan met hun cliënten. Het is een praktijk waarbij de zorggever zich aandachtig en toegewijd op de ander betrekt, zo leert zien wat er bij die ander op het spel staat – van verlangens tot angst – en in aansluiting daarbij gaat begrijpen wat er in de desbetreffende situatie gedaan zou kunnen worden en wie hij/zij daarbij voor de ander kan zijn. Wat gedaan kan worden, wordt dan ook gedaan. Een manier van doen, die slechts verwezenlijkt kan worden met gevoel voor subtiliteit, vakmanschap, met praktische wijsheid en liefdevolle trouw (definitie op www.presentie.nl). Waar komt het vandaan en binnen welke context wordt het toegepast? De theorie van de presentie is aan de hand van theoretisch en uitgebreid onderzoek door Andries Baart en collega’s ontwikkeld vanuit en voor de praktijk van het oude-wijkenpastoraat die intensief meeleeft met bewoners van achterstandsbuurten (Baart, 2004). Inmiddels wordt de relevantie ervan voor allerlei doelgroepen in Nederland en Vlaanderen alom erkend (zie bijvoorbeeld Jacobs, 2002; Schilder, 2003; Manschot, 2003). Zo is er geëxperimenteerd met presentie binnen de context van jeugdgezondheidszorg, de zorg voor mensen met psychiatrische problemen, in de opvang van dakloze gezinnen en op het kleinschalig wonen voor dementerende ouderen. Hoe gaat het in de praktijk? De presentiebeoefenaar stemt nauwgezet af op degene die zijn bijstand zoekt. Kenmerken van de presentiebenadering in de praktijk zijn (Baart, 2004): • Beweging, plaats en tijd: de hulpverlener gaat naar de cliënt toe in plaats van omgekeerd. De hulpverlener maakt tijd voor de cliënt en is gemakkelijk benaderbaar. Het ritme van werken is afgestemd op het leefritme van de cliënt. • Ruimte en begrenzing: de hulpverlener is niet alleen aanspreekbaar op één type probleem of hulpvraag. Openheid, domeinoverschrijding en brede inzetbaarheid zijn trefwoorden. • Aansluiting: er wordt nauw aangesloten bij de leefwereld en levensloop van de betrokkenen. Niet de problemen van de cliënt staan centraal, maar het vinden van een bevredigende verhouding tot het leven. Hierdoor oogt de presentiebeoefening vaak heel alledaags. Zij bedient zich ook van alledaagse omgangs- en werkvormen. *** 158 Naar het hart van empowerment • Afstemming en openheid: de hulpverlener heeft een open agenda die de ander mag invullen. De hulpverlener laat zich verrassen, schort zijn oordeel en handelen op en stelt zich open voor de cliënt. • Betekenis: de presentiebenadering is in het bijzonder geschikt voor contact met mensen in de marge van onze samenleving, met moeilijk bereikbare, chaotische en teruggetrokken mensen bij wie zich de problemen opstapelen. Is het effectief? De presentiebenadering is vanwege haar aard lastig kwantitatief te onderzoeken. Onderbouwing komt dan ook vanuit theorie en kwalitatief onderzoek. De presentiebenadering is ontwikkeld op basis van dertien deelprojecten, die gedurende tien jaar met wisselende professionele medeonderzoekers zijn uitgevoerd. Het ontwerp van het totale empirische onderzoek (zes van de dertien deelprojecten) is een kwalitatieve meervoudige gevalsstudie. Een grote verscheidenheid van kwalitatieve dataverzamelingsmethoden is toegepast: documentenverzameling (onder meer werkverslagen, dagboeken, kwartaalverslagen, notities) en zeer veel individuele en groepsinterviews en reflectieve gesprekken met de pastores (Baart, 2004). Meer informatie Uitgebreide informatie is te vinden in het boek Een theorie van de presentie (Baart, 2004) en op http://www.presentie.nl. Naar het hart van empowerment 159 *** 8. Shared decision making (SDM) Wat is het? Shared Decision Making (SDM) is een methode die erop gericht is dat de behandelaar en hulpvrager tot een gezamenlijk besluitvormingsproces komen op basis van: A) de ervaringskennis van de cliënt, B) wetenschappelijke richtlijnen en C) de inzichten van de hulpverlener (Deegan & Drake, 2006). Shared decision making overstijgt de dichotomie van aanbodgestuurdheid – vraaggestuurdheid, waarbij in het eerste model de arts beslissingen neemt en in het tweede geval puur de vraag van de cliënt wordt gevolgd. Bij SDM werken de hulpverlener en de cliënt, die elkaar erkennen als expert, samen om informatie (bijvoorbeeld over ziekte, behandelmogelijkheden, mogelijke bijwerkingen), ervaringsverhalen (van cliënt en van hulpverleners) en waarden (bijvoorbeeld met betrekking tot kwaliteit van leven en kwaliteit van zorg) te delen om te komen tot een weloverwogen beslissing ten aanzien van de behandeling. SDM wordt gefaciliteerd door een ICT-ondersteunde vragenlijst over krachten, beperkingen en doelen van behandeling, die de cliënt voorafgaand aan elk contact met de professional invult. Deze vragenlijst helpt om voortgang te monitoren (Hendriksen-Favier et al., 2012). Waar komt het vandaan en binnen welke context wordt het toegepast? SDM is ontwikkeld in de Verenigde Staten in de context van ethische vraagstukken omtrent medische besluitvorming. Het is ingebed in de toegenomen aandacht voor patiënt-gecentreerde zorg en de erkenning van de autonomie van patiënten in de gezondheidszorg sinds de jaren zeventig. Het model is oorspronkelijk gebaseerd op het idee van democratische consensus over de meest wenselijke behandeling in de medische context. Het model wordt in de decennia daarna echter ook steeds meer in andere contexten, in het bijzonder de rehabilitatie, toegepast waar het wordt gekoppeld aan herstel en regie van mensen met psychische problemen (Deegan & Drake, 2006). In Nederland worden principes van SDM gekoppeld aan de hervormingen binnen zorg en welzijn die moeten leiden tot meer patiënt-gecentreerde en vraaggerichte zorg (Weijden et al., 2011). In 2011 is er een Nederlandse versie ontwikkeld, genaamd ‘Samen keuzes maken’, voor toepassing in de ggz (Bähler & Oosterveld, 2010). Ook zijn er aan SDM gelieerde instrumenten ontwikkeld, de zogenaamde keuzehulpen, die worden toegepast in de context van somatische aandoeningen en psychische aandoeningen. Keuzehulpen ondersteunen dat cliënten goed geïnformeerd zijn en hun eigen wensen kennen (Frankx, Stalmeijer & Timmermans, 2006). *** 160 Naar het hart van empowerment Hoe gaat het in de praktijk? Het is de bedoeling van SDM dat er eerst een goede relatie wordt opgebouwd tussen hulpverlener en cliënt en er vervolgens een aantal stappen wordt gezet. Elwyn et al.(2012) benoemen er drie: het introduceren van keuzemogelijkheid, het beschrijven van de verschillende opties en het gezamenlijk onderzoeken van de opties in relatie tot waarden en voorkeuren van de cliënt. De auteurs benadrukken dat het slagen van SDM in de praktijk compleet afhangt van de kwaliteit van de relatie die is opgebouwd tussen de professional en de cliënt. Als die relatie goed is, kan er vrijelijk informatie worden gedeeld en worden cliënten werkelijk ondersteund om te beraadslagen en hun voorkeuren en ideeën te uiten (Elwyn et al., 2012). Onderzoek naar het cliëntenperspectief op SDM onderstreept ook het belang van de relatie. Cliënten vinden de relatie met de hulpverlener zelfs veel belangrijker dan het zoveel mogelijk informatie verzamelen en afwegen daarvan (Woltmann & Witney, 2010). Is het effectief? Uit een RCT naar Shared Decision Making onder cliënten met schizofrenie in een kliniek komen positieve resultaten naar voren (Hamann et al., 2006). Cliënten uit de groep met SDM blijken beter geïnformeerd te zijn over hun ziekte en meer betrokken te zijn bij besluiten omtrent hun behandeling dan cliënten uit de controlegroep. Ook blijkt uit deze studie dat SDM voor de meeste cliënten haalbaar is en dat het de behandelaar niet meer tijd kost. De auteurs concluderen daarom dat SDM een belangrijk instrument is om de behandeling te verbeteren en stigmatisering van cliënten te verminderen. De Nederlandse versie van SDM, Samen Keuzes Maken (SKM), is uitgevoerd in drie teams: twee FACT-teams van GGZ Noord-Holland-Noord en één klinische voorziening van InGeest. Daarnaast zijn er pilots bij Emergis, GGZ Breburg en Meerkanten uitgevoerd. De eerste ervaringen met SKM zijn positief. Cliënten geven aan dat zij beter voorbereid naar het gesprek met hun hulpverlener gaan. De ondersteuning door een ervaringswerker bij het invullen van de lijst helpt cliënten bij het benoemen wat ze willen en wat helpt. Dit is vooral nuttig voor cliënten die langdurig in zorg zijn en bij wie de wensen naar de achtergrond zijn geraakt (Bähler & Oosterveld, 2011). Meer informatie Een informatieve rapportage over Shared Decision Making binnen de gezondheidszorg is die van de Raad voor de Volksgezondheid & Zorg: http://rvz.net/uploads/docs/ De_participerende_patient.pdf Naar het hart van empowerment 161 *** 9. Individual Placement & Support (IPS) Wat is het? Individual Placement & Support (IPS) is een aanpak voor arbeidsbegeleiding van mensen met psychische aandoeningen die de wens hebben om regulier betaald werk te vinden. De aanpak verschilt in een aantal opzichten van de gangbare arbeidsintegratie: regulier werk staat centraal, er wordt snel naar een (reguliere) baan gezocht, er wordt langdurige ondersteuning geboden en de arbeidsintegratie is onderdeel van de bredere ggz-hulp (Giesen et al., 2007). Er wordt geen gebruik gemaakt van speciaal gecreëerde banen, werkplaatsen onder de vlag van de ggz of sociale werkvoorziening en vrijwilligerswerk. Waar komt het vandaan en binnen welke context wordt het toegepast? Individual Placement and Support (IPS) is in de VS ontwikkeld. IPS wordt sinds enige jaren ook en met toenemend succes in Nederland toegepast. IPS is bedoeld voor mensen met ernstige, vaak langdurende, psychische beperkingen. In de praktijk wordt IPS vooral aangeboden aan cliënten van ambulante ggz-teams, zoals case managementteams, ACT- en FACT-teams en ambulante teams die jongeren met een eerste psychotische episode behandelen. Hoe gaat het in de praktijk? Langdurige trainingen vooraf (‘train then place’) blijven achterwege. Deelnemers worden snel in de gekozen functie geplaatst en daarna gericht getraind in de benodigde werkvaardigheden (‘place then train’). De werkwijze van IPS is gebaseerd op de volgende uitgangspunten en principes. 1. De wens van de cliënt om werk te vinden staat centraal en is leidend voor de arbeidsbegeleiding: ieder die betaald werk wil vinden en behouden, kan IPSbegeleiding krijgen. Cliënten worden niet uitgesloten of naar andere trajecten verwezen op grond van andere factoren zoals hun arbeidscompetenties, arbeidsverleden of psychiatrische symptomen. 2. De arbeidsbegeleider helpt cliënten zo snel en zo gericht mogelijk bij het zoeken naar betaald werk (hierbij wordt dus geen gebruik gemaakt van uitgebreid onderzoek van arbeidsvaardigheden, werkervaringsprojecten, et cetera). De voorkeuren van de cliënt staan centraal. Arbeidsbegeleider en cliënt zoeken samen een arbeidsplaats die aansluit bij de wensen, mogelijkheden en werkervaring van de cliënt. 3. Het inschatten van arbeidsmogelijkheden vindt doorlopend plaats en zoveel mogelijk na plaatsing in de arbeidssituatie, gebaseerd op concrete werkervaringen. Ook het trainen in vaardigheden en de coaching vinden zoveel mogelijk plaats op grond van de concrete ervaringen en het functioneren in de baan. *** 162 Naar het hart van empowerment Het contact wordt niet afgebouwd bij een geslaagde plaatsing. Ook als cliënten werken, krijgen zij en personen uit hun werkomgeving ondersteuning, zolang zij daaraan behoefte hebben (www.movisie.nl). Is het effectief? De kwalitatieve case study van Crain et al.(2009) laat zien dat de voortdurende en individuele steun die IPS biedt, gewaardeerd wordt. De case study suggereert bovendien dat het werken in een betaalde baan is geassocieerd met verbeterde gezondheidsuitkomsten en een vermindering van afspraken met de ggz. Ook worden verbeterde sociale vaardigheden en self-efficacy gerapporteerd. De auteurs concluderen dat het aanbieden van IPS binnen een multidisciplinair team, de bewerkstelliging van duurzame arbeid kan stimuleren. Ook kwantitatieve onderzoeken hebben positieve resultaten. Drake et al.(2012) laten zien dat IPS effectief is voor het vinden van een reguliere baan. Van de IPS-deelnemers vindt 61% een reguliere baan tegenover 23% van de deelnemers aan andere vormen van arbeidsbegeleiding. Ook werken zij meer uren en houden zij hun baan langer. Uit een RCT van Areberg & Bejerholm (2013) naar niet-beroepsgerichte uitkomsten van IPS, blijkt dat IPS deelnemers significant hoger scoren op metingen van kwaliteit van leven, empowerment en werkmotivatie na 18 maanden, in vergelijking met deelnemers aan een regulier arbeidsrehabilitatietraject. Auteurs concluderen dat IPS onderdeel kan zijn van een herstelproces omdat het bijdraagt aan een toename van levenstevredenheid en tijd die doorgebracht wordt in dagelijkse bezigheden en het gemeenschapsleven. In Nederland is IPS ook onderzocht. Een RCT van Busschbach et al.(2011) maakt duidelijk dat IPS beduidend meer mensen met psychische problemen aan betaald werk helpt dan reguliere trajecten (44% tegen 25%). Bovendien blijkt ook hier dat IPS een positieve invloed heeft op de psychische gezondheid, zelfwaardering en kwaliteit van leven, al worden in dit geval deze effecten ook gevonden bij andere vormen van arbeidsbegeleiding. Meer informatie Er is in de database van Movisie een interventiebeschrijving beschikbaar van een op IPS gebaseerde methode voor arbeidsondersteuning: https://www.movisie.nl/ esi/begeleid-werken-individuele-vraaggerichte-benadering. Voor informatie over de traditionele IPS wordt verwezen naar: Drake, R. E., Bond, G. R., & Becker, D. R. (2012). Individual placement and support: An evidence-based approach to supported employment. New York, US: Oxford University Press. Naar het hart van empowerment 163 *** Movisie is het landelijke kennisinstituut en adviesbureau voor toepasbare kennis, adviezen en oplossingen bij de aanpak van sociale vraagstukken op het terrein van welzijn, participatie, sociale zorg en sociale veiligheid. Onze activiteiten zijn georganiseerd in vijf actuele programma’s: effectiviteit en vakmanschap, participatie en actief burgerschap, sociale zorg, huiselijk en seksueel geweld en gebiedsgericht werken. Onze ambitie is het realiseren van een krachtige samenleving waarin burgers zoveel mogelijk zelfredzaam kunnen zijn. 19 Deel 19 in de serie publicaties vanuit het onderzoeksprogramma ‘Inzicht in sociale interventies’ van kennisinstituut Movisie Empowerment is nodig om antwoord te kunnen geven op de ondersteuningsvragen van de toekomst. Het is verleidelijk om binnen de huidige transities in zorg en welzijn het concept empowerment te definiëren als regie, kracht of zelfredzaamheid. Maar het gaat om meer. Empowerment gaat over toenemende kracht én toenemende macht. Meer grip krijgen op persoonlijke kwetsbaarheden én meer invloed kunnen uitoefenen op collectieve levensomstandigheden. Maar wat werkt nu eigenlijk empowerend? Welke acties, activiteiten en methoden kunnen empowermentprocessen van mensen met beperkingen verder brengen, ondersteunen of faciliteren? Dat zijn de centrale vragen in deze publicatie. Niet eerder werd hier zo intensief onderzoek naar gedaan. Via een search in de wetenschappelijke literatuur zijn vele uiteenlopende mogelijkheden verkend. Het onderzoek laat zien dat empowerment eerst en vooral vraagt om aandacht voor persoonlijke strategieën en zingeving. Andere aantoonbare werkzame elementen zijn peer support en co-learning. Samen reflecteren en samen werken kan een krachtig middel vormen voor empowerment. Duidelijk is ook hoe belangrijk het is dat professionele ondersteuning gericht is op een goede samenwerking met de cliënt. Tenslotte dienen empowermentinitiatieven maatschappelijk gedragen en gefaciliteerd te worden. Zorggebruikers moeten in staat zijn invloed uit te oefenen op de zorg die zij ontvangen. In de publicatie komen initiatieven uit verschillende blikrichtingen bij elkaar: empowerende praktijken van patiënten- en cliëntenorganisaties worden afgewisseld met initiatieven uit de gezondheidszorg en de welzijnspraktijk. Het kijken in andermans keuken is inspirerend. Het nodigt uit om uit de eigen comfortzone te stappen en met elkaar te werken aan het vooruitbrengen van empowermentprocessen. Dit samenhangende overzicht van initiatieven en onderzoek kan cliënten, professionals, beleidsmakers en onderzoekers verder op weg helpen naar werkzame, integrale initiatieven van empowerment. Het onderzoek naar empowerment is uitgevoerd in opdracht van Movisie in het kader van het onderzoeksprogramma ‘Inzicht in sociale interventies’. Vragen die in dit programma gesteld worden zijn: Wat is de effectiviteit van in de sociale sector toegepaste methoden? En welke vormen van onderzoek lenen zich het beste om te weten te komen wat wel of niet werkt? Het onderzoeksprogramma is gefinancierd door het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Movisie * Postbus 19129 * 3501 DC Utrecht * T 030 789 20 00 * F 030 789 21 11 www.movisie.nl * [email protected]