Informatie vakken Hieronder staat informatie over verschillende nieuwe vakken in de Tweede Fase. Algemene natuurwetenschappen (ANW) Het vak ANW heeft veel raakvlakken met de bekende vakken biologie, natuurkunde en scheikunde. Maar laat je daardoor niet afschrikken, want ANW is veel minder technisch dan deze drie vakken. ANW is breder, want je leert bijvoorbeeld ook iets over sterrenkunde. Het allergrootste verschil is echter dat je de natuurwetenschappen bij dit vak vanuit een heel andere invalshoek bekijkt, namelijk vanuit de positie van de natuurwetenschapper zelf. Hoe gaan wetenschappers te werk? Hoe ontwikkelen ze ideeën en theorieën? En hoe deden ze dat vroeger? Je kijkt ook naar de wisselwerking tussen maatschappij en natuurwetenschap. Wat zijn de gevolgen, de grenzen en de mogelijke gevaren van de natuurwetenschap? Daarbij komen ook ethische vragen naar voren: Mogen we mensen klonen? Of mogen we embryo's gebruiken voor onderzoek naar levensbedreigende ziektes? Algemene Natuurwetenschappen (ANW) wordt alleen in de vierde klas gegeven. Hoe wordt dit vak ingevuld? Tijdens de lessen krijg je theorie aangereikt over verschillende onderwerpen zoals leven, heelal en biosfeer. Je bekijkt hoe de verschillende natuurwetenschappen hierin samenkomen. Je maakt opdrachten waarbij de volgende vier vragen over natuurwetenschappen centraal staan: Waar haal je kennis vandaan? Hoe weet je dat iets waar is? Hoe gebruik je kennis? Mag alles wat kan? Verschillende werkvormen worden afgewisseld, zoals het maken van een poster, een werkstuk of het geven van een presentatie. Ook zul je veel discussiëren over ethische dilemma's die ontstaan door de ontwikkelingen in de natuurwetenschappen. Beeldende Vorming (tekenen) Geïnspireerd door hun omgeving, fantasieën en mensen om hen heen, hebben kunstenaars van alle tijden de prachtigste dingen gemaakt. Daarbij is de mening van mensen over wat mooi is en wat niet steeds veranderd en zijn er bovendien nieuwe technieken ontwikkeld. Bij Beeldende Vorming ga je hier alles over leren. Je maakt onder andere kennis met de geschiedenis van de beeldende kunst en de verschillende stromingen die er door de eeuwen heen zijn geweest. Beeldende Vorming gaat over tastbare kunstwerken, zoals schilderijen en beeldhouwwerken. Naast het bekijken en beoordelen van bestaande kunstwerken, ga je ook zelf een eigen kunstwerk ontwerpen en maken. Beeldende Vorming wordt alleen in de bovenbouw gegeven. Hoe wordt dit vak ingevuld? Je leert het werk van bekende kunstenaars en vormgevers kennen. Je beschrijft en onderzoekt werk van grote kunstenaars als Rembrandt, Van Gogh, maar ook Herman Brood en Andy Warhol. Je leert ook iets over de kunstgeschiedenis. Daarbij leer je verschillende kunststromingen herkennen als het Kubisme, Impressionisme en Surrealisme. Je gaat zelf aan de slag met beeldende kunst en je vergelijkt je zelfgemaakte werk met dat van kunstenaars en vormgevers. Je leert je eigen beeldend werk beschrijven en evalueren Culturele en Kunstzinnige Vorming (CKV1) Iedereen heeft wel een mening over kunst en bepaalde kunstvoorwerpen. Het schilderij dat de één fantastisch vindt, vindt de ander vreselijk. Tijdens de lessen CKV ervaar je wat kunst met je kan doen. Je gaat zowel veel van kunst genieten als ook zelf kunst maken. Voor dit vak ben je daarom vaak buiten school te vinden, bijvoorbeeld in een museum of theater. Daarnaast ga je ook zelf creatief aan de slag en werk je aan een eigen kunstvoorwerp. CKV wordt alleen in de bovenbouw gegeven. Hoe wordt dit vak ingevuld? Je maakt kennis met verschillende vormen van kunst en cultuur. Je bezoekt exposities van beeldende kunst, dansvoorstellingen, film of toneel. Dit doe je met de hele klas, of met een groepje. Daarnaast worden er workshops georganiseerd, waarin je zelf leert om kunst te maken. Dit kan van alles zijn, van een cursus streetdance tot pottenbakken. Iedereen maakt uiteindelijk een kunstwerk, bijvoorbeeld op het gebied van handvaardigheid, tekenen of textiele werkvormen. Drama Kijk je graag naar soaps op televisie? Speel je graag toneel in de klas? Of houd je van Griekse tragedies? Bij het vak drama komt het allemaal aan de orde. Niet alleen leer je hoe je een rol speelt op het toneel of voor de camera, maar ook alles wat zich daar omheen afspeelt. Bijvoorbeeld hoe je een toneelstuk schrijft, of welke muziek je het beste kunt gebruiken om een bepaalde sfeer te creëren. Of hoe je decors bouwt. Het toneelspel zelf helpt je bij het inzetten van je lichaam als instrument in allerlei situaties. Denk maar aan een spreekbeurt voor de klas of een belangrijk gesprek met een docent. Met de juiste expressie en lichaamshouding kun je ook in alledaagse situaties veel bereiken. Bovendien kun je daardoor zekerder overkomen op je omgeving. Hoe wordt dit vak ingevuld? Tijdens de les leer je meer over de vorm en inhoud van toneelstukken. Je bezoekt verschillende toneelvoorstellingen en maakt kennis met bekende toneelschrijvers en hun stukken. Je gaat ook zelf het toneel op. Je doet allerlei spellen en oefeningen, waarbij je probeert met behulp van je lichaam en je gezichtsuitdrukking een personage neer te zetten. Ook leer je hoe je een toneelstuk kunt aankleden met behulp van licht, geluid, make-up en decors. Uiteindelijk zul je met je groep samen een stuk bedenken en ook helemaal ten uitvoer brengen. Daarbij verzorgen jullie zelf het script, de decors, de kostuums, licht en geluid, make-up en regie. Klassieke culturele vorming (KCV) De invloed van de Klassieke Oudheid (de tijd van de Grieken en de Romeinen) zie je overal om je heen. Artsen leggen nog steeds de "eed van Hippocrates" af, de democratie is in Athene bedacht, het woord “tiran” komt van het Griekse woord 'tyrannos'. Ajax was een Griekse held en Nike de Griekse godin van de overwinning. Ons woord familie komt van het Latijnse 'familia'. Beeldhouwers en schilders van alle tijden hebben onderwerpen uit de Oudheid gekozen voor hun werk. In de Renaissance (de periode na de Middeleeuwen), maar ook tegenwoordig, zijn veel architecten geïnspireerd door de klassieke bouwkunst. Bij Klassieke Culturele Vorming (KCV) maak je kennis met de cultuur van de Klassieke Oudheid. Het vak heeft veel raakvlakken met Latijn en Grieks. Je leert niet alleen verschillende verhalen, toneelstukken, kunstvoorwerpen en gebouwen uit de klassieke oudheid kennen, je ontdekt ook op welke manier deze zaken vandaag de dag onze eigen cultuur beïnvloeden. Voor vele vervolgopleidingen op het gebied van geschiedenis, taal en cultuur is KCV een waardevol vak. KCV wordt alleen in de bovenbouw gegeven. Hoe wordt dit vak ingevuld? Tijdens de lessen KCV maak je kennis met verhalen uit de Griekse en Romeinse mythologie en geschiedenis. Veel van die verhalen komen terug in zowel klassieke als ook moderne boeken, toneelstukken en kunstvoorwerpen zoals beelden en schilderijen. Deze theorie leer je niet alleen aan de hand van boeken, maar ook door het bekijken van dia's en videobeelden. Om je echt helemaal in te leven in het onderwerp zul je ook musea bezoeken en naar theatervoorstellingen gaan. Bij KCV leer je je verplaatsen in andere tijden en culturen, zodat je ook meer zult begrijpen van je eigen cultuur. Management en organisatie (M&O) Bij het vak Economie kijk je naar de economie van een land, bij het vak M&O onderzoek je wat er allemaal komt kijken bij het leiden (managen) van een organisatie. Organisaties heb je in allerlei vormen. Bedrijven, stichtingen, verenigingen en overheidsinstellingen zijn een paar voorbeelden. Binnen al deze organisaties moet het management keuzes maken en die keuzes hangen weer nauw samen met de gestelde doelen van de organisatie. Bij veel bedrijven is dat winst maken, maar er zijn ook organisaties waarbij het niet om de winst draait, zoals de overheid. Bij M&O onderzoek je de samenhang tussen de doelen van de organisatie en de keuzes die gemaakt moeten worden. Een paar voorbeelden hiervan zijn: Welke producten worden er gemaakt? Welke diensten worden verleend? Hoe wordt de prijs bepaald? Hoe promoten we de producten of diensten? Waar komt het kapitaal vandaan? Dit vak is een aanrader voor iedereen die later iets in het bedrijfsleven wil doen. Hoe wordt dit vak ingevuld? Tijdens de lessen maak je opdrachten, waarbij je naar het management (de dagelijkse leiding) van organisaties kijkt. Bij al deze opdrachten ga je uit van realistische casussen. Zo krijg je een goed beeld van de dagelijkse praktijk binnen organisaties. Je leert verschillende organisatievormen en de bijbehorende problematiek kennen. Je leeft je in in het management en ontdekt dat verschillende zaken een rol spelen bij de beslissingen zij moeten maken. Voor dit vak is het belangrijk dat je verbanden kunt leggen, oorzaak en gevolg kunt aangeven en conclusies kunt trekken aan de hand van teksten en cijfers. Muziek Muziek is iets wat mensen altijd heeft geboeid. Uit archeologische vondsten blijkt dat mensen altijd al muziekinstrumenten hebben gemaakt, bijvoorbeeld van hout en dierlijke materialen. Ook vandaag de dag is muziek niet meer weg te denken uit ons leven. Symfonieorkesten trekken volle zalen en ook popfestivals trekken meer bezoekers dan ooit. Veel jongeren luisteren bijna de hele dag door naar muziek, via hun mp3-speler. Op verjaardagen en bruiloften, maar ook op begrafenissen mag muziek natuurlijk niet ontbreken. Muziek is heerlijk om op te dansen, of om gewoon bij te ontspannen. Kortom muziek is iets van alle tijden en van iedereen. Plezier in muziek maken staat centraal bij het vak Muziek. Wil je meer weten over de regels van de muziek, luister je graag naar muziek en vind je het leuk om zelf muziek te maken, dan is dit vak echt iets voor jou. In de onderbouw heb je de basis gelegd, door het leren lezen van noten en het spelen van eenvoudige muziekstukken. In de bovenbouw staat het zelf musiceren centraal. Hoe wordt dit vak ingevuld? Enerzijds leer je meer over de theorie achter muziek. Denk aan noten lezen, muzieksoorten onderscheiden en ritmes herkennen. Je moet daarvoor dus ook veel naar muziek luisteren. Anderzijds zul je ook zelf actief aan de slag gaan. Met elkaar een muziekstuk schrijven, leren zingen of een bepaald instrument leren bespelen. Samen met je klasgenoten een optreden verzorgen behoort ook tot de mogelijkheden. Natuur, Leven en Techniek (NLT) NLT is er speciaal voor leerlingen die een NG-profiel of een NT-profiel willen kiezen. NLT laat zien hoe je de dingen die je bij de bètavakken leert, kunt toepassen en combineren met andere dingen die je al weet. Je leert daarnaast nieuwe dingen die bij de gewone bètavakken bijna niet aan bod komen. Zo kom je van alles te weten over de nieuwste technieken in de geneeskunde, landbouw, forensische technieken, ruimtevaart, de ontwikkeling van de aarde, de geheimen van cosmetica en nog veel meer dat te maken heeft met wetenschap en techniek. Natuur, Leven en Technologie wordt alleen in Vwo5 en Vwo6 gegeven. Hoe wordt dit vak ingevuld? De lessen zijn ingedeeld aan de hand van modules. Dat betekent dat je een aantal weken bezig bent met één onderwerp en er alles over leert. Daarna ga je verder met de volgende module. De thema's lopen uiteen van forensische technieken tot navigatie, effecten van alcohol, energiezuinige woningen, aërosolen en vuile lucht. Kenmerkend voor de modules is dat ze nooit bij één schoolvak horen. Het zijn altijd combinaties, zoals natuurkunde en biologie, scheikunde, wiskunde en aardrijkskunde. De werkvormen zijn heel afwisselend. Veel onderwerpen zullen worden uitgelegd aan de hand van een filmpje of presentatie. Daarna ga je zelf aan de slag met het beantwoorden van vragen en het maken van praktische opdrachten. Eigen onderzoek met de bijbehorende presentaties beslaat een groot deel van het programma. Wiskunde Wiskunde is een boeiend vak dat bij veel andere schoolvakken, studies en beroepen terugkomt. Je leert vaardigheden aan die je kunt gebruiken om eenvoudige en complexe vraagstukken op te lossen. Zo vormt Wiskunde de basis voor vakken als Natuurkunde, Scheikunde en Biologie. Bovendien loop je in beroepen als bouwkundige, bedrijfseconoom of levensmiddelentechnoloog regelmatig tegen problemen aan die je alleen kunt oplossen als je over wiskundige vaardigheden beschikt. In de onderbouw heb je de wiskundige basisvaardigheden geleerd. In de Tweede Fase ga je verder met het uitdiepen van die basisvaardigheden. Bovendien kun je in de bovenbouw kiezen uit verschillende soorten Wiskunde. Het verschil zit hem in de onderwerpen en de mate waarin je deze onderwerpen verdiept. Wiskunde-A Hoe wordt dit vak ingevuld? Bij Wiskunde-A werk je vanuit probleemstellingen uit de dagelijkse praktijk, die opgelost kunnen worden met behulp van een wiskundige berekening. Daarbij moet je ook gebruik kunnen maken van de computer. Je leert werken met verschillende functies, zoals exponentiële functies en logaritmes en de bijbehorende grafieken tekenen. Ook kansberekening, statistiek en combinatoriek horen tot de onderwerpen, evenals afgeleide functies en rekenregels. Ten slotte is er ruimte voor keuzeonderwerpen. Deze worden door de docent gekozen. Soms kun je deze keuzeonderwerpen aan de hogeschool of universiteit volgen. Wiskunde-B Hoe wordt dit vak ingevuld? Ook bij Wiskunde-B werk je vanuit concrete vraagstukken, maar ga je dieper op de wiskundige theorie in dan bij Wiskunde-A. Daarbij moet je ook gebruik kunnen maken van de computer. Bij Wiskunde-B leer je hoe je differentiequotiënten berekent en interpreteert en hoe je berekeningen uitvoert aan ruimtelijke objecten. Je leert hoe je verschillende standaardfuncties, zoals machtsfuncties, exponentiële functies, logaritmische functies en goniometrische functies, hanteert en interpreteert. Het oplossen van eenvoudige vergelijkingen en ongelijkheden en afgeleide functies komt ook aan de orde. Ten slotte is er ruimte voor keuzeonderwerpen. Deze worden door de docent gekozen. Soms kun je deze keuzeonderwerpen aan de hogeschool of universiteit volgen. Wiskunde-C Hoe wordt dit vak ingevuld? Je werkt vanuit concrete vraagstukken die je moet oplossen met behulp van de wiskunde. Ook moet je daarbij gebruik kunnen maken van de computer. Bij Wiskunde-C leer je werken met functies en grafieken, tabellen en formules, grafen en matrices. Bij het onderdeel statistiek leer je hoe je statistische gegevens kunt ordenen, verwerken en samenvatten. Je leert hoe je de standaard-normale verdeling kunt toepassen voor het oplossen van vraagstukken. Ten slotte is er ruimte voor keuzeonderwerpen. Deze worden door de docent gekozen. Soms kun je deze keuzeonderwerpen aan de hogeschool of universiteit volgen.