Introductie op het boek van de profeet Jesaja

advertisement
Introductie op het boek van de profeet Jesaja.
A: Historische achtergrond van het boek Jesaja.
Jes.1:1 Dit zijn de visioenen die Jesaja, de zoon van Amos, over Juda en Jeruzalem gezien
heeft, toen Uzzia, Jotam, Achaz en Hizkia in Juda regeerden.
Jesaja was in een visioen in de tempel van Jeruzalem aanwezig, toen hij door God geroepen
werd (6:1-13), waarna hij zijn werk als profeet begon in het sterfjaar van koning Uzzia van
Juda (±740 voor Chr). Onder diens langdurige regering was het rijk van Juda tot grote bloei
gekomen. Het had zijn prestige herwonnen door de onderwerping van het land Edom en de
verovering van de havenstad Elath. Maar inwendig was het rijk verzwakt door de overdaad
en de hebzucht van de rijken ten koste van de economische situatie van de armen in het
land (2:7, 3:14-23, 5:11-12 ). De overwinningen o.l.v. Uzzia hadden de ogen verblind. Juda
verbeeldde zich dat alles goed ging, omdat het land vol afgodsbeelden was (2:8), maar de
heilige God van Israël stelde heel andere eisen aan Zijn volk, en de profeet Jesaja besefte
dat Juda grondig moest worden gezuiverd.
Koning Pekah van Israël trachtte zijn wankelende troon te versterken door samen met Rezin
van Aram een rooftocht tegen Juda te houden (2Kon.15:37, Jes.7:1). Tegelijkertijd hiermee
volgde de zwakke Achaz zijn vader Jotham, de zoon van Uzzia, op; met hem als koning nam
het verval in Juda snel toe (2Kron.28:1-5). Toch waren de strooptochten van Pekah en Rezin
alleen nog maar voorboden van het echte oordeel van God. Toen Achaz daarnaast ook nog
door de Edomieten en Filistijnen bedreigd werd (2 Kron.28:17-18), deed hij het domste wat
hij kon doen; hij roofde de schatten en sieraden van Gods tempel (2Kon.16:7-8) en kocht
daarmee de hulp van Tiglath-Pilesar van Assyrië. Deze versloeg inderdaad Rezin en Pekah,
vernietigde Aram (2Kon.16:9) en voerde uit Israël veel mensen in ballingschap(2Kon.15:29).
Hierdoor verkreeg Juda verademing, maar het had al meerdere stappen gezet op de weg die
regelrecht op de ondergang zou uitlopen.
Want niet door Pekah en Rezin maar door Assyrië zou God het gericht over Juda voltrekken,
profeteerde Jesaja. Assyrië zou niet alleen Damascus en Israël vernietigen (8:4, 17:1-11),
maar ook Juda zou schade lijden. Met het teken van Immanuël profeteerde Jesaja dat alleen
Jeruzalem stand zou houden (7:14, 8:6-10). Nadat inderdaad in 722 v. Chr. het Noordelijke
rijk van Israël vernietigd was, richtten de Assyriërs zich op Juda. De binnenlandse toestand
was inmiddels verbeterd door de rechtvaardige Hizkia. Hij was zijn vader Achaz opgevolgd
en had met behulp van Jesaja en Micha de afgoden weggedaan, ondanks tegenstand van
het volk (30:9-17). Maar desondanks ging het bijna mis. Hizkia vertrouwde op de hulp van
Egypte en kwam in opstand tegen de macht van Assyrië. Sargons opvolger Sanherib trok
met een groot leger tegen hem op, maar door zijn oprechte houding en met de hulp van de
profeet Jesaja werd koning Sanherib van Assyrië diep vernederd (hfdst.36-37). Vele jaren
gingen voorbij, totdat ook Jeruzalem in 586 v. Chr. helemaal werd verwoest door koning
Nebucadnessar van Babylonië, en het volk van Juda in ballingschap werd gevoerd.
B: Achtergrond van de profeet Jesaja.
Jes.6:1-8 In het sterfjaar van koning Uzzia zag ik de Heer, gezeten op een hoogverheven
troon. De zoom van Zijn mantel vulde de hele tempel. Boven Hem stonden serafs. Elk van
hen had zes vleugels, twee om het gezicht en twee om het onderlichaam te bedekken, en
twee om mee te vliegen. Zij riepen elkaar toe: Heilig, heilig, heilig is de HEER van de
hemelse machten. Heel de aarde is vervuld van Zijn majesteit. Door het luide roepen
schudden de deurpinnen in de dorpels, en de tempel vulde zich met rook. Ik schreeuwde het
uit: Wee mij! Ik moet zwijgen, want ik ben een mens met onreine lippen, en ik leef te midden
van een volk dat onreine lippen heeft. En nu heb ik met eigen ogen de Koning, de HEER van
de hemelse machten, gezien. Toen nam een van de serafs met een tang een gloeiende kool
van het altaar en vloog daarmee op mij af. Hij raakte mijn mond ermee aan en zei: Nu zijn je
lippen gereinigd. Je schuld is geweken, je zonden zijn tenietgedaan. Daarop hoorde ik de
stem van de Heer zeggen: Wie zal Ik sturen? Wie kan namens Ons gaan? Ik antwoordde:
Hier ben ik, stuur mij.
1
Jesaja was de zoon van een zekere Amos, en 13 keer wordt hij in 2Koningen, 2Kronieken en
het boek Jesaja omschreven als Jesaja, de zoon van Amos. Zijn naam wordt gevormd door
het Hebreeuwse werkwoord yasha (= redden) en Jah, de verkorte Hebreeuwse naam van
God; zijn naam betekent dus dat Jehovah redding zal brengen. Hij was profeet van ongeveer
740-690 v. Chr. in de tijd van de koningen Uzzia, Jotam, Achaz en Hiskia, maar ook nog ten
tijde van Manasse, de zoon van Hiskia. Onder diens regering werd hem door de koning het
zwijgen opgelegd, maar omdat Jesaja weigerde te zwijgen, werd hij in een uitgeholde
boomstam gestopt, waarna de boomstam doormidden werd gezaagd. Dit wordt verteld in
Hebr.11:37, zonder dat daarbij de naam van Jesaja genoemd wordt; maar Joodse traditie
vertelt dat dit betrekking heeft op Jesaja.
De naam Jesaja wordt in het Oude Testament ook nog in 2Kon.19+20 veelvuldig genoemd,
en in 2Kron.26:22, 32:20+22; daarnaast wordt zijn naam 22 keer in het Nieuwe Testament
genoemd in de evangeliën, Handelingen en in de brief aan de Romeinen. Maar daarnaast
worden teksten van hem ook nog in andere brieven geciteerd. De Joodse traditie leert ook
dat Jesaja een kleinzoon van koning Joas van Juda, de grootvader van Uzzia, was, zodat
Jesaja dus een neef van koning Uzzia was, en dit gaf hem vrije toegang tot het koninklijk
paleis. Daar was hij veelvuldig aanwezig, totdat koning Manasse hem in een holle boomstam
doormidden liet zagen.
C: Het boek Jesaja is de kleine Bijbel.
Het boek Jesaja wordt ook wel de kleine Bijbel genoemd, want het boek is de hele Bijbel in
een miniatuuruitgave.
a) Het boek Jesaja heeft 66 hoofdstukken, zoals de Bijbel 66 boeken heeft.
b) Het eerste deel van Jesaja bestaat uit 39 hoofdstukken, zoals het Oude Testament uit 39
boeken bestaat met een gelijksoortige inhoud.
c) Het tweede deel van Jesaja bestaat uit 27 hoofdstukken, zoals het Nieuwe Testament uit
27 boeken bestaat met een gelijksoortige inhoud.
d) Het tweede deel van Jesaja begint met een profetie over Johannes de Doper (40:3-5), en
het Nieuwe Testament begint met het optreden van Johannes de Doper.
e) Het tweede deel van Jesaja eindigt met een profetie over de nieuwe hemel en de nieuwe
aarde (65:17, 66:22), en het Nieuwe Testament eindigt ook met een profetie over de
nieuwe hemel en de nieuwe aarde (Openb.21:1).
D: Het boek Jesaja openbaart de tweevoudige glorie van Jezus Christus.
Joh.12:38-41 Zo gingen de woorden van de profeet Jesaja in vervulling, die zei: Heer, wie
heeft onze boodschap geloofd? Aan wie is de macht van de Heer geopenbaard? Ze konden
niet tot geloof komen, want Jesaja heeft ook gezegd: Hij heeft hun ogen verblind en hun hart
gesloten, anders zouden zij met hun ogen zien en met hun hart begrijpen, zij zouden zich
omkeren en Ik zou hen genezen.Jesaja doelde op Jezus toen hij dit zei, omdat hij Zijn
majesteit zag.
In Joh.12:38-40 worden twee profetische woorden van Jesaja aangehaald, waarbij in vers 38
de tekst van Jes.53:1 wordt geciteerd, terwijl in vers 40 de tekst van Jes.6:9-10 geciteerd
wordt. De conclusie van Johannes in vers 41 is dat Jesaja de glorie van Jezus zag, maar hij
zag twee heel verschillende aspecten van de glorie van Jezus.
D1: De glorieuze majesteit van Koning Jezus Christus.
Jes.6:1-5 In het sterfjaar van koning Uzzia zag ik de Heer, gezeten op een hoogverheven
troon. De zoom van Zijn mantel vulde de hele tempel. Boven Hem stonden serafs. Elk van
hen had zes vleugels, twee om het gezicht en twee om het onderlichaam te bedekken, en
twee om mee te vliegen. Zij riepen elkaar toe: Heilig, heilig, heilig is de HEER van de
hemelse machten. Heel de aarde is vervuld van Zijn majesteit. Door het luide roepen
schudden de deurpinnen in de dorpels, en de tempel vulde zich met rook. Ik schreeuwde het
uit: Wee mij! Ik moet zwijgen, want ik ben een mens met onreine lippen, en ik leef te midden
van een volk dat onreine lippen heeft. En nu heb ik met eigen ogen de Koning, de HEER
van de hemelse machten, gezien.
2
In dit gedeelte ziet Jesaja de glorie van Jehovah God, die hij in vers 1 omschrijft als Adonai,
terwijl hij in vers 5 getuigt dat hij de Koning van Israël, Jehovah Tsevaoth, gezien heeft. Maar
volgens de uitleg van Johannes had Jesaja de glorie van Jezus gezien. Jezus Christus is
dus de Adonai uit vers 1 en de Koning van Israël, Jehovah Tsevaoth, uit vers 6. De profeet
Jesaja is dus een profeet over de koninklijke majesteit van Jezus Christus volgens de
conclusie van de apostel Johannes, die zelf nog veel grotere openbaring kreeg over de glorie
van Jezus in de vele visioenen van het boek Openbaring, zie o.a. Openb.1:12-18.
D2: De verborgen majesteit van de lijdende Dienaar van de HEER.
Jes.53:1-3 Wie kan geloven wat wij hebben gehoord? Aan wie is de macht van de HEER
geopenbaard? Als een loot schoot hij op onder Gods ogen, als een wortel die uitloopt in
dorre grond. Onopvallend was zijn uiterlijk, hij miste iedere schoonheid, zijn aanblik kon
ons niet bekoren. Hij werd veracht, door mensen gemeden, hij was een man die het lijden
kende en met ziekte vertrouwd was, een man die zijn gelaat voor ons verborg, veracht, door
ons verguisd en geminacht.
Terwijl Jesaja in hoofdstuk 6 de eeuwige glorie van Koning Jezus geopenbaard kreeg, zag
hij in hoofdstuk 53 de glorie van het Lam, dat onze zonden, ziekten en schuld op Zich nam;
het is de glorie van de Mens Jezus die elke natuurlijke schoonheid en aantrekkelijkheid mist.
Jesaja is bij uitstek de profeet die veelvuldig profeteert over deze tweevoudige, maar zulke
tegenstrijdige openbaring over de glorie van Jezus Christus.
D3: De tweevoudige glorie in één adem genoemd.
Jes.9:5-6a Een Kind is ons geboren, een Zoon is ons gegeven; de heerschappij rust op Zijn
schouders. Deze namen zal Hij dragen: Wonderbare Raadsman, Goddelijke Held, Eeuwige
Vader, Vredevorst. Groot is Zijn heerschappij, aan de vrede zal geen einde komen.
Jesaja zag in hoofdstuk 6 de glorie van de eeuwige Zoon van God, maar in hoofdstuk 53 zag
hij de glorie van de lijdende Mensenzoon; in hoofdstuk 9:5-6 zag hij echter deze tweevoudige
glorie in één en hetzelfde moment.
Vers 5a: Een Kind is ons geboren, een Zoon is ons gegeven; de heerschappij rust op Zijn
schouders.
Vers 6a: Groot is Zijn heerschappij, aan de vrede zal geen einde komen.
In vers 5a is Jezus de lijdende Mensenzoon, en in vers 6a is Jezus de heersende Zoon van
God; maar zowel in Zijn lijden als Lam van God als in Zijn autoriteit als Koning heeft Jezus
volledig heerschappij. Het opmerkelijke is echter dat in het Hebreeuws hier een woord wordt
gebruikt dat maar tweemaal voorkomt in het Oude Testament, en dat is het woord ‘misrah’,
dat nergens anders voorkomt. Dit woord is afgeleid van het Hebreeuwse werkwoord ‘sarah’,
dat ook maar tweemaal voorkomt in het Oude Testament.
Gen.32:29 Daarop zei hij: Voortaan zal je naam niet Jakob zijn maar Israël, want je hebt met
God en mensen gestreden en je hebt gewonnen.
Hos.12:4 Al in de moederschoot heeft hij zijn broer beetgenomen, en in de kracht van zijn
leven worstelde hij met God.
M.a.w. de heerschappij van Jezus komt voort uit een worsteling, waarin Hij triomfantelijk
heeft overwonnen. De heerschappij van Jes.9:5a rust op Zijn schouders, maar het zijn de
schouders die het kruis naar Golgotha hebben gedragen (Joh.19:17). En daaraan vooraf
gaande heeft de Mensenzoon in de tuin van Gethsemane geworsteld om de weg van het
kruis te kunnen gaan.
Luc.22:41-44 En Hij liep bij hen weg, tot ongeveer een steenworp ver, en knielde daarna
neer om te bidden. Hij bad: Vader, als U het wilt, neem dan deze beker van Mij weg. Maar
laat niet wat Ik wil, maar wat U wilt gebeuren. Uit de hemel verscheen Hem een engel om
Hem kracht te geven. Hij werd overvallen door doodsangst, maar bleef bidden; Zijn zweet
viel in grote druppels als bloed op de grond.
Lucas gebruikte voor het woord doodsangst het Griekse z.n.w. ‘agonia’, dat maar eenmaal in
het Nieuwe Testament voorkomt; het spreekt van een strijd om te overwinnen in de sport of
in de oorlog. Dit woord is afgeleid van een ander z.n.w. ‘agoon’, dat zes keer in het Nieuwe
Testament voorkomt en vertaald wordt met zware strijd (in de oorlog) of met wedloop (in een
3
sportwedstrijd). De strijd in de oorlog vinden we in Fil.1:30, Kol.2:1, 1Tess.2:2, 1Tim.6:12,
2Tim.4:7, terwijl we in Hebr.12:1 het begrip wedloop in een sportwedstrijd vinden. Jezus
voerde een zware strijd in Gethsemane, terwijl Hij hevige doodsangst ervoer; maar Hij
smeekte en bad tot de Vader die Zijn gebed verhoorde (Hebr.5:7). Tijdens Zijn strijd in
Gethsemane, op Zijn weg naar Golgotha met het kruis op Zijn schouders, en tijdens de
kruisiging op Golgotha zelf droeg Jezus de glorieuze heerschappij op Zijn schouders. Hij
droeg dit kruis als een zacht juk en een lichte last (Matt.11:30) vanwege de vreugde die voor
Hem in het verschiet lag (Hebr.12:2). Om die reden zal de heerschappij van Koning Jezus tot
in alle eeuwigheden een glorieuze heerschappij zijn die Hij bevochten heeft als Mensenzoon
op de aarde, in Gethsemane en op Golgotha. Om Zijn moeitevol lijden werd Jezus met glorie
en eer gekroond, en zal Hij Zijn eeuwige koninklijke positie delen met velen, omdat Hij voor
hen Zijn leven prijsgaf aan de dood. Zo komen de heerschappij van Zijn moeitevol lijden en
de heerschappij van Zijn eeuwige koningschap bij elkaar.
Jes.53:11-12 Na het lijden dat Hij moest doorstaan, zag Hij het licht en werd met kennis
verzadigd. Mijn rechtvaardige Dienaar verschaft velen recht, Hij neemt hun wandaden op
Zich. Daarom ken Ik Hem een plaats toe onder velen en zal Hij met machtigen delen in de
buit, omdat Hij Zijn leven prijsgaf aan de dood en Zich tot de zondaars liet rekenen. Hij droeg
echter de schuld van velen en nam het voor zondaars op.
Fil.2:6-11 Hij die de gestalte van God had, hield Zijn gelijkheid aan God niet vast, maar deed
er afstand van. Hij nam de gestalte aan van een slaaf en werd gelijk aan een mens. En als
mens verschenen, heeft Hij Zich vernederd en werd gehoorzaam tot in de dood, de dood aan
het kruis. Daarom heeft God Hem hoog verheven en Hem de naam geschonken die elke
naam te boven gaat, opdat in de naam van Jezus elke knie zich zal buigen, in de hemel, op
de aarde en onder de aarde, en elke tong zal belijden: Jezus Christus is Heer, tot eer van
God, de Vader.
E: Overzicht van het boek Jesaja.
Het boek Jesaja lijkt op het eerste gezicht een aaneenschakeling van losse profetieën te zijn
zonder dat er enig onderling verband lijkt te bestaan; maar nadat wij het boek een aantal
keren gelezen hebben, kunnen we toch een overzichtelijke indeling ontdekken. Wat we
echter moeten leren ontdekken is dat Jesaja vooral een profeet is over de gebeurtenissen
rond Israël in de eindtijd. Het boek Jesaja is de beste natuurlijke beschrijving van de eindtijd,
terwijl het boek Openbaring de beste bovennatuurlijke beschrijving van de eindtijd is, terwijl
het boek Hooglied de beste beschrijving is van de emoties van God over de eindtijd. Hier
volgt de indeling die ik na vele jaren lezen in het boek Jesaja heb ontdekt.
Jes.1 het principe van afval en herstel dat telkens terugkeert.
Jes.2-5 het eindtijdscenario voor het volk Israël.
Jes.6-12 het vijandige legers van de eindtijd door God als een bijl van Zijn oordeel gebruikt.
Jes.13-27 het oordeel over de volken der aarde en de tweede komst van Jezus.
Jes.28-35 het oordeel over Israël en de tweede komst van Jezus.
Jes.34 het oordeel over Edom.
Jes.36-39 de geschiedenis van Hiskia.
Jes.40-44a het herstel voor Israël en de komst van de Messias.
Jes.44b-48 de terugkeer van Israël m.b.v. koning Cyrus.
Jes.49-53 de lijdende Knecht van de Heer.
Jes.54-59 de uitnodiging voor Israël tot een nieuwe verbond.
Jes.60-64 de uitnodiging tot de glorie van de bruid van de Messias.
Jes.65-66 de climax van een nieuwe hemel en een nieuwe aarde.
Jesaja 1.
Hoofdstuk 1 toont het telkens terugkerende principe van geestelijk afval en herstel van het
geestelijke klimaat door bekering en verootmoediging, waarna ook sociaal en economisch
herstel zijn intrede doet.
4
Jesaja 2-5.
Hoofdstuk 2 t/m 5 beschrijft het scenario van de eindtijd, waarin Israël door de allergrootste
crisis van zijn bestaan zal gaan vanwege het verwoestende optreden van de antichrist. Maar
in dit gedeelte wordt de antichrist nog niet genoemd. Dit deel begint in hoofdstuk 2:1-5 met
het onthullen van het positieve einde nadat Jezus Christus is teruggekeerd, maar vers 6-9
laat het geestelijke afval van Israël zien voorafgaand aan de terugkeer van Jezus. Daarna
laat hoofdstuk 2:10-22 de gebeurtenissen tijdens de tweede komst van Jezus zien. Daarna
laat hoofdstuk 3 dezelfde geestelijke afval als in 2:6-9 zien, waarna hoofdstuk 4:2-6 weer de
glorie en majesteit van Jezus laat zien bij Zijn terugkeer. Hoofdstuk 5:1-7 laat zien dat Jezus
altijd grote verwachtingen heeft gehad van Zijn volk Israël, maar dat dit volk zich door alle
eeuwen heen voortdurend tegen Hem heeft gekeerd, zoals beschreven wordt in 5:8-24.
Hoofdstuk 5:25-30 beschrijft hoe de Heer in de eindtijd het wereldwijde leger van de
antichrist in Israël zal verzamelen om het oordeel van God over dit volk uit te oefenen,
voordat de Heer het hart van Israël voorgoed tot Hem zal doen terugkeren.
Jesaja 6-12.
Hoofdstuk 6:1-8 beschrijft de roeping van Jesaja tijdens een visioen dat hij ontving, waarna
vers 9-13 de boodschap van de profeet beschrijft; deze profetische boodschap heeft in elk
seizoen van Israël's bestaan een vervulling gekend, maar zal in de eindtijd volledig in
vervulling gaan. Vers 13 spreekt over het feit dat God de vijand van Israël in Zijn Goddelijk
oordeel als een scherpe bijl gebruikt om de boom Israël te vellen, waarna er slechts een
stronk van het volk overblijft. Deze bijl keert terug in Jes.7:20 als een scherp scheermes, en
daarna in Jes.10:5 als de gesel van Gods toorn, en in 10:15 als een bijl, zaag, scepter en
stok, en ten slotte in 10:34 weer als bijl. In dit gedeelte is Assyrië het instrument van Gods
toorn ofwel de bijl waarmee God de trotse boom van Israël gaat omhakken (7:17-20, 8:4-8),
maar ook dit tweede deel van het boek Jesaja zal een volledige vervulling in de eindtijd
krijgen, want hoofdstuk 11 spreekt over de tweede komst van Jezus. Hoofdstuk 12 is de
prachtige reactie van de overgebleven Joden die zich tot Jezus bekeren bij de tweede komst
van onze Heer.
Jesaja 13-27.
Jes.13:1-14:23 beschrijft Gods oordeel over Babylonië, maar 13:6-22 laat zien dat dit oordeel
zal plaatsvinden in de eindtijd, omdat in vers 6, 9 en 13 gesproken wordt over de grote dag
van de Heer. Dit oordeel van God wordt ook beschreven in Openbaring 17-18. Jes.14:4-20
beschrijft dat satan zelf de echte koning van Babel is, vooral vers 12-14 laten de motieven
van zijn rebelse opstand tegen God zien.
Jes.14:24-27 beschrijft Gods oordeel over Assyrië, maar vers 26-27 laat zien dat dit gedeelte
zijn volle vervulling in de eindtijd zal krijgen.
Jes.14:28-32 beschrijft Gods oordeel over de Filistijnen, dat zijn nu de Palestijnen.
Jes.15:1-16:14 beschrijft Gods oordeel over het volk van Moab, maar 16:5 laat zien dat deze
profetie ook de eindtijd in vervulling zal gaan, want daar wordt gesproken over de tweede
komst van Jezus.
Jes.17:1-14 beschrijft Gods oordeel over Aram (= Syrië), maar de genoemde verwoesting
van Damascus in vers 1 is nog nooit in de geschiedenis in vervulling gegaan; daarom is ook
dit een profetie over de eindtijd.
Jes.18:1-7 beschrijft Gods oordeel over Nubië, en dat is Ethiopië of het huidige Soedan.
Maar vers 7 laat zien dat ook dit een profetie over de eindtijd is.
Jes.19:1-25 beschrijft Gods oordeel over Egypte, maar vers 16-25 laten duidelijk zien dat
ook deze profetie zijn grootste vervulling in de eindtijd zal hebben.
Jes.20:1-6 is een intermezzo in dit gedeelte van Jesaja 13-27.
Jes.21:1-10 beschrijft een aanvulling op Gods oordeel over Babylonië.
Jes.21:11-12 beschrijft Gods oordeel over Duma, een andere naam voor Edom, dat ook in
Jes.34 en 63:1-6 het oordeel van God ondergaat.
5
Jes.22:1-25 beschrijft Gods oordeel over Juda, waarbij in vers 22-24 de oplossing voor Israël
wordt gegeven in een profetische beschrijving van de overwinning van Jezus, die Hij behaald
heeft op het kruis van Golgotha.
Jes.23:1-18 beschrijft Gods oordeel over Tyrus, een stad in Libanon.
Jes.24-27 beschrijven de grote crisis van de eindtijd voor de hele wereld als optelsom van
Gods oordelen in Jes.13 t/m 23, eindigend met de tweede komst van Jezus (27:1-6).
Jesaja 28-35.
Jesaja 28 t/m 35 beschrijft het natuurlijke proces van de eindtijd met Israël in het middelpunt
van de heftige gebeurtenissen, en dit gedeelte eindigt met de komst van de Messias. In
Jes.28:2 wordt over de antichrist geschreven en Jes.28:15+18-19 beschrijft hoe Israël in de
eindtijd een verbond met hem zal sluiten, maar het is een verbond met de dood. Gods
medicijn voor Zijn volk is fascinatie met de schoonheid van de Joodse Messias Jezus, zoals
beschreven wordt in Jes.28:5+16, 33:17. Jes.35 beschrijft de tweede komst van Jezus en de
terugkeer van de Joden naar het land Israël, nadat zij het land uitgevlucht zijn vanwege het
verwoestende optreden van de antichrist.
Jesaja 36-39.
Deze hoofdstukken beschrijven de geschiedenis van de rechtvaardige koning Hiskia, zoals
ook beschreven wordt in 2Kon.18:13 t/m 20:21 en in 2Kron.32. Tijdens zijn regering werd
Juda aangevallen door koning Sanherib van Assyrië, maar op een geweldige wijze werd
Juda door de Heer bevrijd.
Jesaja 40-44a.
Jes.40:1-44:23 spreekt over het herstel van Israël in verband met zowel de eerste als de
tweede komst van de Messias. Jes.40:3-5 spreekt over het optreden van Johannes de Doper
als voorbereiding op de eerste komst van Jezus. Jes.40:6-7 spreekt over de verstrooiing van
Israël na de verwoesting van de tempel in Jeruzalem in 70 na Chr, waarna de Joden na de
opstand van Bar Kochba in 132-136 na Chr. grotendeels uit het land werden verdreven.
Jes.40:8 spreekt over de terugkeer van Israël in 1948, waarna in vers 9 Israël in de eindtijd
door de gemeente van Jezus Christus bemoedigd en jaloers gemaakt wordt. Jes.40:10-11
spreekt vervolgens over de tweede komst van Jezus. Daarna is dit gedeelte van Jesaja een
hartstochtelijke oproep van de Heer tot Israël om tot Hem terug te keren.
Jesaja 44b-48.
Dit gedeelte spreekt over de terugkeer van Israël uit de Babylonische ballingschap op
aandringen van de Perzische koning Cyrus, die in 538 v. Chr. Babylon veroverde. Cyrus
wordt in 48:28 en 45:1 bij zijn naam genoemd, hoewel hij pas 150 jaar later op het politieke
toneel zou verschijnen. Verder wordt hij genoemd in 45:13, 46:11, 48:14-15. Zijn oproep aan
Israël om terug te keren naar Jeruzalem en de tempel te herbouwen wordt beschreven in
2Kron.36:22-23 en Ezra 1:1-4.
Jesaja 49-53.
Dit gedeelte bevat de drie grote profetieën over de lijdende Dienaar van de Heer, de eerste
in Jes.49:1-7, de tweede in Jes.50:4-9, en de derde in Jes.52:13-53:12. In Jes.42:1-4 staat
de eerste profetie over de Dienaar van de Heer. Jesaja is met deze profetieën bij uitstek de
profeet die het meeste geprofeteerd over het lijden van Jezus op het kruis van Golgotha,
zoals David als psalmist het meeste gezongen heeft over het lijden van Jezus.
Jesaja 54-59.
In dit gedeelte wordt Israël uitgenodigd om een nieuw verbond met de Heer aan te gaan,
want het oude verbond heeft in geen enkel opzicht het volmaakte gebracht (Hebr.7:18-19a).
Het nieuwe verbond wordt genoemd in Jes.54:10, 55:3, 56:4+6, 59:21, 61:8. De Messias is
door God in dienst genomen ten behoeve van dit verbond (42:6, 49:8), en dit verbond maakt
een einde aan het verbond met de dood (28:15+18). Dit nieuwe verbond is een geestelijk
6
huwelijksverbond tussen de Joodse Messias en het volk Israël (54:5), dat Hij met hen zal
aangaan na afloop van de eindtijd. Dit verbond zal voor eeuwig duren (54:6-10).
Jesaja 60-64.
In dit gedeelte wordt Israël zeer nadrukkelijk uitgenodigd om zich te laten bekleden met de
glorie van de Bruidegom, de Joodse Messias, zodat dit volk voor eeuwig de schoonheid van
God aan de hele wereld kan laten zien. Jes.60:1-22 is de eerste profetische Godsspraak, en
Jes.61:1 t/m 63:6 beschrijft de tweede profetische Godsspraak. Tenslotte eindigt dit gedeelte
met een serie profetische gebeden in Jes.63:7 t/m 64:11.
Jesaja 65-66.
Dit laatste gedeelte van Jesaja is het antwoord van de Heer op de gebeden van Jes.63:7 t/m
64:11, met als climax de nieuwe hemel en de nieuwe aarde (65:17, 66:22).
F: Een overzicht van Jesaja hoofdstuk 1.
Jes.1:1 Dit zijn de visioenen die Jesaja, de zoon van Amos, over Juda en Jeruzalem gezien
heeft, toen Uzzia, Jotam, Achaz en Hizkia in Juda regeerden.
Het visioen van hoofdstuk 1 staat op zichzelf, maar vormt de ondergrond voor alle andere
visioenen in het boek Jesaja. Het conflict van dit hoofdstuk loopt als een rode draad door elk
ander visioen heen, maar de door God aangereikte oplossing loopt ook als Zijn antwoord
door alle andere visioenen heen. Dit hoofdstuk verwoordt het telkens terugkerende dilemma
tussen de God van Israël en Zijn volk vanaf de bevrijding uit Egypte, de barre reis door de
woestijn, het eeuwenlange verblijf in het beloofde land, de ballingschap naar Babylonië, de
terugkeer o.l.v. Zerubbabel en later Ezra, het herstel van de stad Jeruzalem o.l.v. Nehemia,
de periode van 400 jaar tussen het Oude en het Nieuwe Testament, de verwoesting van
Jeruzalem in 70 na Chr, de verwoesting van het land Israël na de opstand van Bar Kochba in
132-136 na Chr, de eeuwenlange verstrooiing van Israël over de hele wereld, de eerste
terugkeer van Joden aan het eind van de 19e en het begin van de 20e eeuw, de vreselijke
holocaust van de Tweede Wereldoorlog, de terugkeer van vele Joden na de oorlog, en het
steeds weer terugkerende conflict met Arabische landen. Israël zal niet met rust worden
gelaten, zolang de Joden grotendeels nog steeds weigeren om Jezus als hun Messias te
aanvaarden. Maar het dramatische conflict van de eindtijd, de laatste holocaust van het
Joodse volk, zal dit volk op de knieën brengen, zodat Jezus voor eeuwig hun Koning kan
zijn, en Jeruzalem hersteld kan worden in haar eeuwige bestemming om de glorieuze
hoofdstad van het koninkrijk van God op aarde te zijn.
F1: Het terugkerende drama van Israëls opstandigheid.
Jes.1:2-3 Hoor toe, hemel, geef gehoor, aarde, de HEER heeft gesproken: Ik heb Mijn
kinderen opgevoed en grootgebracht, maar ze zijn tegen Mij in opstand gekomen. Een rund
herkent zijn meester, een ezel kent zijn voederbak, maar Israël mist elk inzicht, Mijn volk leeft
in onwetendheid.
De oproep van de Heer aan de hemel en de aarde om naar Hem te luisteren klinkt ook in
Deut.32:1 en Ps.50:4, want ook deze twee hoofdstukken spreken over hetzelfde dilemma als
hoofdstuk 1 van Jesaja. Deut.32:1-43 is het beroemde lied dat Mozes samen met Jozua in
een duet gezongen heeft over de opstandige geschiedenis van Israël door de eeuwen heen,
en Psalm 50 is een psalm van Asaf die hij profetisch gezongen heeft over het gebrek in
Israël aan liefdevol ontzag voor de Heer. Zowel de engelen in de bovennatuurlijke wereld als
de mensen in de natuurlijke wereld moeten luisteren naar het conflictueuze dilemma tussen
Israël en zijn Messias, want de Heer heeft gesproken. De Heer zegt in vers 2 dat Hij Zijn
kinderen heeft opgevoed en grootgebracht, en de Heer heeft dat gedaan door de wetten van
Mozes, het bevrijdende optreden van de rechters, de regering van David, Josafat, Hiskia en
Josia, en het spreken van de profeten.
Hebr.11:1 Op velerlei wijzen en langs velerlei wegen heeft God in het verleden tot de
voorouders gesproken door de profeten ......
Een rund herkent zijn meester en een ezel kent zijn voederbak (vers 3a), waarmee de Heer
7
Zichzelf identificeert als de Meester van Israël die hen leidt op Zijn wegen, maar tegelijkertijd
geeft Hij hen voedsel. De Heer spreekt dus over wie Hij voor Israël is, maar ook wat Hij hen
te geven heeft; Zijn leiderschap is zeer voortreffelijk en biedt de hoogste vorm van eeuwige
verzadiging, maar het gebrek aan inzicht en het onvoorstelbare onbegrip van Israël is ronduit
verbijsterend (vers 3b). En de consequenties voor hun ongehoorzaamheid zijn vreselijk, want
daardoor zal het volk in ballingschap gaan.
Jes.5:12b-13a Maar voor de daden van de HEER hebben zij geen oog, wat Hij tot stand
brengt zien ze niet. Daarom gaat Mijn volk in ballingschap, zonder in te zien waarom.
Hos.4:6 Mijn volk komt om doordat het niet met Mij vertrouwd is.
De achterliggende oorzaak voor gebrek aan inzicht en gehoorzaamheid is een verblinding
van het hart door ongevoeligheid voor de woorden van de Heer, waardoor herstel tenslotte
niet meer mogelijk is. Want het woord van God opent niet alleen ogen, oren en harten, maar
kan ze ook afsluiten, en dat gebeurt op basis van de reactie van mensen; het woord van God
blijft echter nooit neutraal, omdat het altijd om een reactie vraagt.
Jes.6:9-12 Toen zei Hij: Ga en profeteer het volgende tegen dit volk: Luister goed, maar
begrijpen zul je het niet; kijk goed, maar inzien zul je het niet. Maak het hart van het volk
ongevoelig, stop hun oren toe, smeer hun ogen dicht. Dan kunnen ze met hun ogen niet
zien, met hun oren niet luisteren, en tot hun hart zal het niet doordringen. Ze zullen niet naar
Mij terugkeren en geen herstel vinden. Ik vroeg: Hoe lang, Heer? Hij antwoordde: Totdat de
steden en huizen geheel verlaten zijn en er geen mens meer woont, totdat heel het land
verwoest is, één grote woestenij. Totdat de HEER de mensen heeft weggevoerd en er totale
verlatenheid heerst in het land.
Gedeelten uit deze tekst worden geciteerd in Matt.13:14-15, Joh.12:39-40, Hand.28:25-27,
en gelijksoortige profetische woorden vinden we in Jes.29:10-13, 42:19-20, 43:8, 44:18-20,
46:12, en Ezech.12:2. De geestelijke verblinding van Israël is dus een terugkerend thema in
de profeten en in het Nieuwe Testament, maar Gods oordeel over Israël heeft altijd het op
een na laatste woord, want Gods genade heeft het allerlaatste woord.
Rom.11:25-31 Er is, broeders en zusters, een Goddelijk geheim dat ik u niet wil onthouden,
omdat ik wil voorkomen dat u op uw eigen inzicht afgaat. Slechts een deel van Israël werd
onbuigzaam, en dat alleen tot het moment dat alle heidenen zijn toegetreden. Dan zal heel
Israël worden gered, zoals ook geschreven staat: De Redder zal uit Sion komen, en wentelt
dan de schuld af van Jakobs nageslacht. Dit is Mijn verbond met hen, wanneer Ik hun
zonden wegneem. Ze zijn Gods vijanden geworden opdat het evangelie aan u kon worden
verkondigd, maar God blijft hen liefhebben omdat Hij de aartsvaders heeft uitgekozen. De
genade die God schenkt neemt Hij nooit terug, wanneer Hij iemand roept maakt Hij dat
niet ongedaan. Zoals u God eens ongehoorzaam was, maar door hun ongehoorzaamheid
Gods barmhartigheid hebt ondervonden, zo zijn zij nu ongehoorzaam om door de
barmhartigheid die u ondervonden hebt, ook zelf barmhartigheid te ondervinden.
F2: De consequenties van geestelijke rebellie.
Jes.1:4-8 Wee dit ontrouwe volk, vol ongerechtigheid, volk van zondaars, een verdorven
geslacht. Zij hebben de HEER verlaten, de Heilige van Israël versmaad, Hem de rug
toegekeerd. Ben je niet genoeg geslagen, verzet je je nog altijd? Heel je hoofd doet pijn, heel
je hart is ziek. Van voetzool tot kruin, niets is ongeschonden: een en al wonden en builen en
striemen, niet verbonden, niet verzorgd, niet met olie verzacht. Je land is verwoest, je steden
zijn verbrand. Vreemden stropen onder je ogen de akkers af, vreemdelingen maken alles tot
een woestenij. Wat rest er nog van Sion? Het is als een hut in een wijngaard, een schuilkeet
in een komkommerveld, een stad in het nauw.
Vers 4 spreekt over het feit dat Juda en Jeruzalem de Heer hebben verlaten, ze hebben de
Heilige van Israël versmaad en Hem de rug toegekeerd. Onze God verhoort niet alleen onze
gebeden die in geloof zijn uitgesproken, maar Hij verhoort ook de rebellie van ons hart,
waarmee wij Hem afwijzen. Niet alleen het gelovige ja, maar ook het ongelovige nee wordt
door God verhoord, want Hij zal nooit onze vrije wil geweld aandoen. Wanneer wij Zijn liefde
afwijzen, zal Hij Zijn beschermende tegenwoordigheid van ons wegnemen, want Hij geeft
ons waar wij voor kiezen. De consequenties voor Juda waren heftig, want ze werden al
8
jarenlang aan alle kanten geslagen; volgens vers 5 deed het hoofd, het politieke leiderschap,
aan alle kanten pijn, en het hart, het religieuze leiderschap, was door en door ziek. Volgens
vers 6 was als gevolg daarvan de hele bevolking van Juda van voetzool tot kruin vreselijk
geschonden; een en al wonden en builen en striemen, niet verbonden, niet verzorgd en niet
met olie verzacht. Dat betekent dat de economische, de sociale en de maatschappelijke
omstandigheden voor de doorsnee bevolking miserabel was. Vers 7 beschrijft dan ook dat
het land verwoest was, de akkers geplunderd, en dat Jeruzalem volgens vers 8 een stad in
het nauw was. De rebellie tegen de heerschappij van de God van Israël begon bij de koning
en de priesters, maar werkte door tot in alle lagen van de bevolking.
F3: Het gelovige overblijfsel door de genade van God.
Jes.1:9 Had de HEER van de hemelse machten ons niet een laatste rest gelaten, het zou
ons zijn vergaan als Sodom en Gomorra.
Rom.11:28b Maar God blijft hen liefhebben omdat Hij de aartsvaders heeft uitgekozen.
Israël is een volk met een eeuwige roeping, en God is een God die nooit Zijn genade terug
neemt, want wanneer Hij iemand roept maakt Hij dat niet ongedaan (Rom.11:29). Om die
reden zal Israël nooit ophouden te bestaan vanwege de uitverkiezing van de aartsvaders.
God verbreekt Zijn beloften aan Abraham, Isaäk en Jakob nooit, zoals Hij nooit Zijn beloften
aan de mensheid verbreekt volgens Zijn verbond met Noach (Gen.9:8-17). Maar dat wil nog
niet zeggen dat alle erfgenamen van het verbond door God gespaard worden, want vers 9
spreekt over een laatste rest die door de genade van God overblijft. Het is God die in Zijn
genade een klein restant overlaat om Zijn genade te tonen aan dit overblijfsel.
Rom.11:5 Zo is ook nu een klein deel over dat God uit genade uitgekozen heeft.
Dit restant van Israël wordt veelvuldig in Jesaja genoemd, zie 4:2, 6:13, 7:22, 10:20-22,
11:11, 17:6, 28:5, 30:17, 37:4+32, 46:3, 65:8-9. Jeremia was een profeet van Gods oordelen
over Juda maar ook van Zijn genade, want er was geen volledige vernietiging; ook hij sprak
over een restant uit genade. Israël krijgt de straf die het verdient, maar zal geen volledige
vernietiging ondergaan, zie Jer.4:27, 5:10+18, 30:11, 46:28.
Jer.3:12 Kom terug, ontrouw Israël, spreekt de HEER, dan zal Ik Mijn woede laten varen,
want Ik ben vol genade, niet eeuwig duurt Mijn toorn, spreekt de HEER.
F4: Gods afschuw van religie zonder relatie.
Jes.1:10-15 Hoor de woorden van de HEER, leiders van Sodom, geef gehoor aan het
onderricht van onze God, volk van Gomorra. Wat moet Ik met al jullie offers? zegt de HEER.
Ik heb genoeg van die schapen, die vetgemeste kalveren; het bloed van stieren, rammen en
bokken wil Ik niet meer. En wanneer jullie voor Mij verschijnen, wie heeft je gevraagd Mijn
voorhoven plat te lopen? Houd op met die zinloze offergaven. Ik heb een afschuw van jullie
wierook; jullie feesten, nieuwemaan en sabbat, Ik duld ze niet naast al dat wangedrag. Van
jullie nieuwemaan, van ál jullie feesten heb Ik een afkeer, ze hinderen Mij, ik kan ze niet
langer verdragen. Wanneer jullie je handen opheffen, wend Ik mijn ogen af, ook als je
aanhoudend bidt, luister Ik niet. Aan jullie handen kleeft bloed!
De koning, de priesters en de bevolking van Jeruzalem camoufleerden hun zonden door
allerlei religieuze rituelen, maar God haatte hun religieuze expressie van ongehoorzaamheid.
Religie legt namelijk de nadruk op wat mensen denken te moeten doen voor God.
Geloof legt vooral de nadruk op wat God in Zijn liefde graag voor de mensen wil doen.
Religie legt altijd de nadruk op menselijke transpiratie.
Geloof legt altijd de nadruk op Goddelijke inspiratie.
Religie legt de nadruk op werken voor God.
Geloof legt de nadruk op relatie met God.
God haat religie, omdat religie gericht is op theologische kennis zonder het cultiveren van
een relatie met God Zelf; religie komt voort uit de boom van de kennis van goed en kwaad,
maar relatie komt voort uit de boom van het leven.
Joh.5:39-40 U bestudeert de Schriften en u denkt daardoor eeuwig leven te hebben. Welnu,
de Schriften getuigen over Mij, maar bij Mij wilt u niet komen om leven te ontvangen.
De Joodse farizeeën waren hartstochtelijk ijverig in het bestuderen van Gods woord, maar ze
9
weigerden de Hoofdpersoon van het woord in hun leven toe te laten, waardoor ze geen
eeuwig leven konden ontvangen. Uiteindelijk ging zelfs de tempel in Jeruzalem definitief op
slot voor het evangelie met alle rampzalige gevolgen vandien.
Hand.21:30 De hele stad raakte in rep en roer en er ontstond een volksoploop. Paulus werd
hardhandig de tempel uit gesleurd, en meteen werden de tempelpoorten gesloten.
De vurige religieuze mentaliteit van de Joden verhinderde hen om tot levend geloof in Jezus
te komen, omdat ze met heel hun hart vertrouwden op hun religieuze inspanning voor God
(Rom.9:31 t/m 10:3). Paulus kende deze mentaliteit maar al te goed uit zijn eigen verleden,
want ook hij was verstrikt geraakt in de valkuil van vurige religie zonder relatie met God Zelf
(Gal.1:13-14, Fil.3:4-6). Door hun heftige religieuze mentaliteit weigerde de meerderheid van
de Joden het evangelie van Jezus Christus te aanvaarden, waardoor ze de apostelen hevig
vervolgden om zo de verspreiding van het evangelie te blokkeren. Uiteindelijk gingen zelfs
de tempelpoorten definitief op slot voor het evangelie, zodat zij de genade van God aan zich
zagen voorbijgaan waarmee ze de weg baanden voor het oordeel van God.
1Tess.2:14b-16 Het is u vergaan, broeders en zusters, als Gods gemeenten in Judea die
Christus Jezus toebehoren. U hebt even zwaar onder uw stadsgenoten geleden als zij onder
de Joden. Die hebben de Heer Jezus en de profeten gedood en ons tot het uiterste vervolgd.
Ze mishagen God en zijn alle mensen vijandig gezind, omdat ze ons beletten de andere
volken bekend te maken hoe ze kunnen worden gered. De maat van hun zonden raakt
nu vol, en Gods veroordeling is ten volle over hen gekomen.
F5: Een indringende oproep tot bekering.
Jes.1:16-23 Was je, reinig je, maak een eind aan je misdaden, Ik kan ze niet meer zien.
Vermijd alle kwaad en leer goed te doen. Zoek het recht, houd tirannen in toom, bied wezen
bescherming, sta weduwen bij. De HEER zegt: Laten we zien wie er in zijn recht staat. Al zijn
je zonden rood als scharlaken, ze worden wit als sneeuw, al zijn ze rood als purper, ze
worden wit als wol. Als je weer naar Mij wilt luisteren, zal het beste van het land je ten deel
vallen. Als je koppig bent en niet wilt luisteren, zul je vallen door het zwaard. De HEER heeft
gesproken. 21 Ach, de trouwe stad is een hoer geworden. Waar eens recht heerste en
gerechtigheid woonde, daar huizen nu moordenaars. Je zilver is zwart en dof geworden, je
wijn versneden met water. Je vorsten zijn schurken, ze houden het met dieven, ze denken
alleen aan geschenken en steekpenningen. Wezen bieden ze geen bescherming, het lot van
weduwen laat hen koud.
Elke oproep tot bekering heeft twee kanten; zij die luisteren en zich bekeren van de zonde in
hun leven, zullen de zegen van God ontvangen, maar zij die weigeren om te luisteren zullen
het oordeel van God ondergaan. De Heer belooft in dit gedeelte dat Zijn mensen weer rein
kunnen worden als witte sneeuw, maar rebelse koppigheid roept altijd het zwaard van Gods
oordeel over zich af. In vers 18 is de Heer de Verlosser die Zijn volk wil reinigen van hun
zonde, in vers 19 is Hij de grote Erfgenaam die Zijn erfenis met Zijn volk wil delen, maar in
vers 20 is Hij de Rechter die Zijn oordeel zal vellen wanneer mensen weigeren zich tot Hem
te bekeren. In vers 21 is Jeruzalem een hoer geworden, wat aangeeft dat onze Heer het
emotionele hart van een Bruidegom heeft. Vanuit al deze aspecten van Zijn karakter roept de
Heer Zijn volk tot Zich terug, want anders moet Hij Zijn jaloerse hart laten spreken. En in Zijn
Goddelijke jaloersheid zal de Heer alles verwijderen wat Zijn eeuwige liefde in de weg staat,
en Hij zal niets en niemand ontzien om het eeuwige doel van Zijn liefde te realiseren.
Deut.4:24 Want de HEER, uw God, is een verterend vuur, Hij duldt geen andere goden naast
zich.
De Heer noemt Zichzelf een jaloerse God in Ex.20:5, 34:14, Deut.5:9, 6:15, Joz.24:19, en in
Nah.1:2; en Hij gebruikt het verterende vuur van Zijn liefde en oordeel om Zijn Goddelijke
doelen te realiseren, zie Deut.9:3, Jes.30:27, 33:14, Hebr.12:29.
F6: De jaloerse Bruidegom-God.
Jes.1:24-31 Daarom, zo spreekt de HEER van de hemelse machten, de sterke God van
Israël: Wee hun, Ik zal Me wreken op Mijn tegenstanders, Mijn woede koelen op Mijn
vijanden. Ik zal Mij tegen je keren, je zilver zuiver Ik met loog, al je vuil verwijder Ik. Ik breng
10
je rechters en raadgevers tot inkeer, het zal weer worden als voorheen. Dan zul je deze
naam dragen: ‘Stad van gerechtigheid’, ‘Stad van trouw’. Sion zal verlost worden door recht
en wie zich bekeert door gerechtigheid. Maar opstandige zondaars worden gebroken, wie de
HEER verlaat, gaat ten onder. Dan zal men schande spreken van de terebinten die jullie zo
vurig vereerden, men zal zich schamen voor de tuinen waar jullie hart naar uitging. Jullie
worden als een terebint waarvan het blad verwelkt, als een tuin zonder water. Verworven
schatten worden tot kaf en wie ze vergaarde tot een vonk; samen zullen ze branden en
niemand dooft het vuur.
De vurige liefde van de Heer zal de stad Jeruzalem reinigen van alle vuil d.m.v. Zijn oordeel,
zodat de stad weer haar oorspronkelijke roeping kan vervullen, namelijk een stad van God,
dat is een stad van gerechtigheid en trouw. De Heer belooft dat Hij Sion zal verlossen door
recht en gerechtigheid, wanneer haar inwoners zich tot Hem bekeren. Maar het scherpe
zwaard van Zijn woord (Hebr.4:12) snijdt aan twee kanten, want opstandige zondaars zullen
worden gebroken en ten ondergaan. Zij begeerden de terebinten met heel hun hart, want dat
is de plaats waar zij offers brachten aan afgoden, maar ze zullen zelf worden als een terebint
waarvan het blad verwelkt. En hun hart ging uit naar de tuinen waar ze vele schandelijke
daden bedreven, maar ze zullen worden als een tuin zonder water. De les is dat mensen
gelijk worden aan datgene wat zij met heel hun hart aanbidden.
Jes.2:8-9 Ze vulden hun huizen met afgoden, vereerden wat zij zelf hadden gemaakt, goden
die ze vormden met hun eigen handen. Ze zullen vernederd worden, buigen zullen ze.
Nee, vergeef het hun niet!
Ps.115:4-8 Hun goden zijn van zilver en goud, gemaakt door mensenhanden. Ze hebben
een mond, maar kunnen niet spreken, ze hebben ogen, maar kunnen niet zien, ze hebben
oren, maar kunnen niet horen, ze hebben een neus, maar kunnen niet ruiken. Hun handen
kunnen niet tasten, hun voeten kunnen niet lopen, geen geluid komt uit hun keel. Zoals zij,
zo worden ook hun makers, en ieder die op hen vertrouwt.
En het boek Jesaja eindigt met de boodschap waarmee het boek ook begint, namelijk dat de
Heer het vuur van Zijn liefde en oordeel gebruikt om zowel Zijn eigen volk alsook de hele
mensheid doormidden te splijten. De Heer zal iedereen redden die zich met hart en ziel tot
Hem bekeert en de reddende boodschap van Zijn evangelie aanvaardt, maar Hij zal ieder
mens rechtvaardig oordelen die weigert Hem te aanvaarden.
Jes.66:22-24 Zoals de nieuwe hemel en de nieuwe aarde die Ik maak zullen voortbestaan,
spreekt de HEER, zo zullen jullie naam en jullie nageslacht voortbestaan. Elke nieuwemaan
en elke sabbat opnieuw zal alles wat leeft hierheen komen om zich voor Mij neer te buigen,
zegt de HEER. Bij het verlaten van de stad zien ze de lijken van hen die tegen Mij in opstand
kwamen: de worm die aan hen knaagt zal niet sterven, en het vuur waarin ze branden zal
niet doven; ze worden verafschuwd door alles wat leeft.
V.v.d.B. 
11
Download