NAVO-lidmaatschap voor de Baltische staten: een logische keuze Sander Huisman In de discussie over de uitbreiding van de NAVO hebben de Baltische staten continu een aparte positie ingenomen. Velen zijn van mening dat Estland, Letland en Litouwen niet tot het bondgenootschap horen toe te treden. Zij voeren hier voornamelijk een tweetal redenen voor aan. De eerste – politieke – reden richt zich op de reactie van Rusland. De tweede – militaire – reden betwijfelt het nut van de drie nietige landjes voor het bondgenootschap: het zouden 'free-riders' zijn. Gezien deze oppositie zal het wellicht voor velen een verrassing zijn dat de drie Baltische staten in militair opzicht de best gekwalificeerde kandidaten zijn van de negen MAP-landen. Maar ook in politiek opzicht zal het NAVO-lidmaatschap voor de drie landen een logische keuze zijn. De Baltische staten hebben een gezamenlijke bevolking van ongeveer 7,5 miljoen mensen: Estland herbergt er iets minder dan 1,5 miljoen (waarvan 28 procent Russisch is), Letland bijna 2,5 miljoen (waarvan 32 procent Russisch, en nog eens 10 procent andere nationaliteiten) en Litouwen ongeveer 3,7 miljoen (waarvan slechts 8 procent Russisch is). Hoewel de Baltische staten vaak aan elkaar gelijkgesteld worden, bestaan er onderling grote verschillen. Afgezien van de hechte trilaterale Baltische dimensie, heeft elk land vanuit internationaal en regionaal politiek perspectief een eigen karakter. Dit geldt vooral voor Estland, dat traditionele culturele banden heeft met Finland, en voor Litouwen, dat een hechte politieke en historische relatie met Polen onderhoudt. Letland is wat dit betreft als middelste Baltische staat niet voorzien van een niet-Baltische bondgenoot, hoewel het (net als de andere twee) sterke banden heeft met Duitsland, Denemarken en Zweden. Ten tijde van de Sovjet-Unie had elke Baltische sovjetrepubliek een verschillende betekenis voor Moskou. Litouwen had enige strategische waarde, omdat het aangrenzende Kaliningrad (de enig Litouws-Russische grens van vandaag) een grote militaire basis herbergde. Letland daarentegen huisvestte het hoofdkwartier van het Sovjet Baltisch Militair District en de Skundra radarbasis. Omdat de radarbasis in wapenbeheersingverdragen was vastgelegd kon Rusland hier langer aan vasthouden. Pas in 1998 werd er een overeenkomst over ontmanteling en terugtrekking gesloten (de laatste eenheden verlieten de basis eind 1999). In Estland waren weliswaar sovjeteenheden gestationeerd, maar net als in Litouwen werden deze nadat er met Rusland een verdrag werd gesloten door Moskou teruggetrokken. Na hun onafhankelijkheid in 1991 begonnen Estland, Letland en Litouwen ieder voor zich een eigen leger op te bouwen. Toen de Russische troepen hun bases verlieten werd er zorg voor gedragen dat er niets van waarde onbeschadigd achterbleef. De financiële middelen van de drie landen waren schaars, en de bevolking had een groot wantrouwen jegens strijdkrachten. Bovendien hadden de planners en beleidsmakers op ministeries die nog maar net gecreëerd waren te maken met een gebrek aan gekwalificeerd personeel. Door financiële, organisatorische en personele problemen kwam een doelgerichte opbouw van de strijdkrachten maar zeer moeilijk op gang. Bovendien werden op de ministeries van Defensie en de Generale Staven plannen gemaakt die geen enkele realiteitszin hadden, noch financieel onderbouwd waren. Na de moeizame beginjaren begon rond 1997 de daadwerkelijke ontwikkeling van de Baltische strijdkrachten. Veel NAVO-lidstaten en Scandinavische landen voorzagen de Baltische ministeries van Defensie van advies. Al snel werden 'westerse' gebruiken, blauwdrukken, en normen en waarden overgenomen, en soms te ver doorgevoerd zoals op het gebied van civiel-militaire betrekkingen. Want hoewel de meeste wetten en de grondwetten zeer duidelijk de scheiding van de machten tussen de president, het parlement 1 en de regering weergeven bleven er toch enkele onduidelijkheden. Zo is volgens insiders in Estland de commandolijn tussen de president, premier en de minister van Defensie niet transparant. Daarnaast wordt er in Riga en Tallinn nog steeds gewerkt aan een duidelijke taakverdeling tussen het ministerie van Defensie en de Generale Staf, die op dit moment nog ontbreekt. Tenslotte blijkt er in Estland en Letland een misverstand te bestaan over civiele controle over het militair apparaat, wat blijkt uit het feit dat er op het ministerie van Defensie alleen burgers werken (en slechts twee officieren). In Riga klagen mensen bij de Generale Staf over het gebrek aan militaire expertise op het ministerie. De expertise buiten de defensieorganisatie is in de drie Baltische staten nog zeer bescheiden. Parlementariërs hebben veel macht, maar hun kennis is beperkt (vooral in Litouwen waar na de verkiezingen van 2000 de helft van de parlementariërs nieuw was), ook al is de informatievoorziening vanuit de ministeries van Defensie zeer volledig. Hun stafmedewerkers zijn wat dat betreft beter geïnformeerd, maar niet erg invloedrijk. Ook de rol van onafhankelijke instituten en NGOs op het gebied van internationale politiek en veiligheidsvraagstukken is zeer bescheiden in de drie landen, en de overheid haalt bij voorkeur aanvullende expertise uit het Westen. De kennis in de media laat ook te wensen over, al is er wel een kleine kern van journalisten met grote kennis van zaken aanwezig. Ook wordt er op tv en radio veel aandacht geschonken aan NAVO-kwesties. De Baltische academici, journalisten, NGOs en parlementariërs delen allen het streven van de regeringen om tot de NAVO toe te treden, en velen van hen zetten zich actief in (zowel binnen als buiten de drie landen) om aan dit doel bij te dragen. Op bestuurlijk niveau wordt de planning en het beleid sinds 1997 beter gestroomlijnd. Het defensiebudget wordt geleidelijk door de drie parlementen verhoogd, en de planning wordt beter op de actuele situatie afgestemd. In Riga, Tallinn en Vilnius bestaat een consensus onder de grootste politieke partijen over het NAVO-lidmaatschap. Alle regeringen die tot nu toe in aan de macht zijn geweest hebben zich hiervoor ingezet, en er is geen reden om aan te nemen dat dit zal veranderen met de volgende verkiezingen in Estland, Letland of Litouwen. Een gouden greep was het besluit van de drie landen om op militair gebied samen te werken. De gezamenlijke kracht van de drie (individueel zeer bescheiden) strijdkrachten nam hierdoor exponentieel toe. De samenwerking begon met de creatie van het Baltic Battalion (BALTBAT), dat eind 1993 als een peacekeeping-eenheid werd opgezet om deel te nemen aan VN-missies. In 1994 werd met hulp van Denemarken, Finland, Noorwegen, Zweden en het Verenigd Koninkrijk (en materiele hulp van andere landen) een begin gemaakt met de formatie. Het is een gecombineerd infanteriebataljon met een eigen hoofdkwartier, drie compagnieën (ESTCOY, LATCOY en LITCOY), een logistieke compagnie en staf. Elk van de drie compagnieën is gelegerd op de eigen nationale opleidingsbasis. Op dit moment worden plannen ontwikkeld om BALTBAT uit te breiden naar nationale infanteriebataljons, die voldoen aan de NAVO standaarden, en die zowel ingezet kunnen worden voor nationale defensie als voor peace support operations (PSOs). Het idee is dat elk nationaal bataljon beschikbaar is om bij te dragen aan een continue deelname van het vernieuwde BALTBAT aan internationale missies op basis van een halfjaarlijkse rotatie. Wellicht is het in de nabije toekomst mogelijk om deze structuur uit te breiden tot een Baltic Reaction Brigade ('BALTBRIG'). Naast BALTBAT zijn er ook het Baltic Naval Squadron (BALTRON) en het Baltic Air Surveillance Network (BALTNET) opgericht. BALTRON richt zich op mijnenvegen, search and rescue-activiteiten en low intensity-conflicttaken, en zal vanaf eind 2001 deel kunnen nemen aan operaties onder NAVO-leiding. BALTNET is gevestigd op het Baltic Regional Airspace Coordination Centre (RASCC) in Litouwen, en zal op korte termijn verbonden worden met het Integrated Air Defence System van de NAVO. 2 Speciale aandacht verdient de oprichting van het Baltic Defence College (BALTDEFCOL) in 1999. Het is het geesteskind van de huidige commandant, de Deense brigade generaal Michael Clemmesen, en gevestigd in Tartu (Estland). Het curriculum (gebaseerd op het NATO Defence College te Rome) voorziet in jaarlijkse cursussen voor senior stafofficieren op het gebied van logistieke, technologische, tactische en operationele zaken, politieke wetenschappen en strategie, en het Noordse 'totale defensie'-concept.1 De voertaal is Engels. Cursisten worden opgeleid voor nationale en internationale staftaken, en voor langetermijnplanningstaken op het ministerie van Defensie of de Generale Staf. Dit jaar zijn er twee nieuwe cursussen gestart: voor burgers die werkzaam zijn op ministeries van Defensie en Binnenlandse Zaken, en voor de min of meer vergeten oudere generatie van stafofficieren die leidinggevende en managementfuncties bekleden in de defensieorganisatie. Bovendien verstrekt het BALTDEFCOL handboeken en adviezen aan de drie nationale academies teneinde de onderlinge samenhang en interoperabiliteit te versterken. De trilaterale samenwerking heeft geresulteerd in een verregaande integratie van de voornaamste onderdelen van de drie strijdkrachten die beschikbaar worden gemaakt voor NAVO-doeleinden, en in een hoog opgeleide groep van stafofficieren die inzetbaar zijn voor internationale missies. Desalniettemin bestaan er nog veel verschillen tussen de drie landen. Aangezien de NAVO in november 2002 in Praag elk land afzonderlijk zal beoordelen of het klaar is om uitgenodigd te worden om toe te treden, is het noodzakelijk om een aantal van deze verschillen onder de loep te houden. Estland De schaduw van Moskou Er bevindt zich een grote Russische minderheid in Estland, die echter door de regering in Tallinn door een goed integratiebeleid meer en meer in de maatschappij wordt geïntegreerd, onder andere door Estse taalcursussen. Opiniepeilingen hebben uitgewezen dat de kennis van de Estse taal snel toeneemt. Sinds 1996 is het aantal Ests sprekenden toegenomen met 70 procent. Het hoofd van de OVSE-missie in Estland liet in juni 2001 doorschemeren dat gezien het succesvolle minderheden- en integratiebeleid de organisatie wellicht snel haar werk kon beëindigen. Met Rusland zelf onderhoudt Estland een moeizamere relatie. Tallinn ziet Moskou als de enige instabiele factor in de regio, hoewel er geen militaire dreiging van uit gaat. Als onderdeel van de Weense Documenten2 nodigt Estland Rusland elk jaar uit om inspecties te houden en waarnemers te sturen, en wordt er informatie verstrekt, maar de Russen zijn geen enthousiaste deelnemers. De voornaamste bron van Estse frustratie (naast de Russische manipulatie van de Russische opinievorming in Estland over het NAVO-lidmaatschap) is de weigering van Moskou om het grensverdrag te ondertekenen. Publieke opinie In februari 2001 verkoos de bevolking de strijdkrachten tot vierde meest betrouwbaar nationaal instituut. Dit is een grote vooruitgang in vergelijking met het begin van de jaren negentig, toen de strijdkrachten ronduit gewantrouwd werden. Volgens een andere opiniepeiling uit februari 2001 is een meerderheid van 63 procent van de bevolking voorstander van het NAVO-lidmaatschap. In oktober 2000 was dit nog 56 procent. Hoewel de steun onder de niet-Estse bevolking licht is afgenomen, is de steun onder de jongere Estse en niet-Estse generatie enorm hoog. Dit is gedeeltelijk te danken aan de informatiecampagne die de regering heeft opgezet, de cursussen die de overheid verzorgt over defensie en veiligheid, en door NAVO-informatiecentra. Daarnaast nemen veel burgers 3 deel aan het vrijwillige Defence League korps, dat een belangrijke plaats inneemt in de Estse defensieorganisatie. Militaire hervormingen Voor de Estse strijdkrachten staan alle hervormingen en herstructureringen in het teken van de toetreding tot de NAVO. Hiertoe zijn er in 2000 enige veranderingen geïmplementeerd. Zo werd de commandostructuur geoptimaliseerd en de Generale Staf heringedeeld. Extra uitgaven werden gedaan in verband met het verbeteren van communicatiesystemen, air surveillance en mine counter measures. Er werd een begin gemaakt met de samenstelling van drie lichte infanterie-reservebrigades, evenals met het ontwikkelingsplan van het ESTBAT. Het Estse planningproces volgt nu de Partnership Goals (PGs) van de NAVO, met als voornaamste gevolg dat de coördinatie van de financiële uitgaven beter gestroomlijnd is. De Estse regering heeft onlangs besloten om het defensiebudget te verhogen naar 2 procent van het BNP in 2002 (in 2000 lag het percentage op 1,6 procent en dit jaar op 1,8 procent). De prioriteiten voor 2001 zijn onder andere de voortzetting van modernisering van trainingsprogramma's en de vorming van een rapid reaction capability. Verder wordt er aandacht besteed aan het verbeteren van de NAVO-interoperabiliteit, de gevechtskracht van eenheden en de infrastructuur. Voor de middellange termijn (2001-2006) liggen de prioriteiten bij het afronden van de structurele hervormingen, verdere professionalisering van de marine en de luchtmacht, de vorming van drie lichte infanteriebrigades, en het verbeteren van rapid reaction capabilities. Naast het preparen van de defensieorganisatie als geheel worden ook de strijdkrachten klaargestoomd voor het NAVO-lidmaatschap. De nadruk ligt op het onderwijzen van de Engelse taal. Dit gebeurt op de Estse militaire academie zelf, op het BALTDEFCOL en in NAVO-lidstaten. Op dit moment wordt de officierstraining gestandaardiseerd, en wordt er onderwijs gecreëerd voor andere krijgsmachtonderdelen dan de infanterie, en voor commandanten van bataljons en brigades. Ook moeten er uiteindelijk jaarlijks 3000 dienstplichtigen getraind worden en zullen reservisten als eenheden getraind worden. Het militair onderwijs in Estland verschilt echter wezenlijk van het Letse en Litouwse systeem. Deze hebben hun curricula gevormd naar Amerikaanse en Britse modellen, terwijl Tallinn het Finse model heeft gekopieerd. Dit heeft tot gevolg dat de Letten en Litouwers meer de nadruk leggen op interoperabiliteit en vredesmissies, terwijl de Esten meer waarde hechten aan battle readiness en het 'totale defensie'-concept. Op het BALTDEFCOL zien een aantal personen dit verschil liever verdwijnen, om een uniformere groep te krijgen. Letland Open wonden Van de drie Baltische staten heeft Letland verreweg de moeizaamste betrekkingen met Rusland. Ook met Riga heeft Moskou nog geen grensverdrag ondertekend. De voornaamste reden voor de wederzijdse spanning is de beschuldiging van Rusland dat Letland de aanwezige Russische minderheid discrimineert, vooral de generatie die zich tussen 1945 en 1991 in Letland vestigde. Hoewel Letland enige jaren geleden een liberale naturalisatiewet heeft geïntroduceerd (na enige druk van de OVSE en de Raad van Europa) blijft Rusland de situatie bekritiseren, omdat de naturalisatie erg langzaam vordert (kennis van de Letse grondwet, geschiedenis, taal en het volkslied zijn vereist). Toch heeft Rusland gedeeltelijk gelijk: meer dan 25 procent van de Letse bevolking is geen staatsburger, en dit zijn voornamelijk de Russen die tussen 1945 en 1991 naar Letland kwamen. Bovendien zijn delen van de Letse wetgeving niet in lijn met universele rechten van de mens en minderheden. Daarnaast kent het land een zeer strikte taalwet, die de drempel voor veel niet-Letten te hoog legt waardoor deze worden buitengesloten van de arbeidsmarkt. Het 4 gevolg is dat veel Russen in Letland, zowel jong als oud, zich gemarginaliseerd en gediscrimineerd voelen. Zij keren zich juist af van de Letse staat, in plaats van er in te integreren. Publieke opinie Een grote meerderheid van de Letten is voorstander van het NAVO-lidmaatschap. Uit een opiniepeiling van oktober 2000 bleek dat ongeveer 70 procent van de Letse burgers voor toetreding waren, hoewel dit bij de Russische minderheid slechts 33 procent was. Gezien de enorme anti-NAVO propaganda van de lokale Russische media en uit Rusland zelf valt dit percentage nog hoog uit. De Letse regering is inmiddels al een Russischtalige informatiecampagne begonnen om de Russische minderheid beter in te lichten over de consequenties van een eventueel NAVO-lidmaatschap. De eerste resultaten tonen aan dat het aantal voorstanders nu sneller groeit onder de Russische minderheid dan onder de Letse bevolking zelf. Onder de jongere generatie Russen is het percentage voorstanders even hoog als bij hun Letse leeftijdgenoten. Militaire hervormingen Wegens prioriteiten van sociaal-economische aard kon Letland lange tijd maar een zeer klein percentage van het BNP aan defensie toewijzen. Het land raakte steeds verder achterop bij Estland en vooral Litouwen. Dit deed het Letse parlement in 1999 besluiten het defensiebudget jaarlijks gradueel te verhogen (de ‘NAVO-standaard’van 2 procent van het BNP wordt in 2003 gehaald, waardor er nu wel middelen voorhanden zijn om de defence capbility van de strijdkrachten te vergroten en herstructureringen in de Letse defensie door te voeren. De prioriteiten voor de korte termijn zijn de introductie van een nieuw commando en controlesysteem en een reorganisatie van de nationale garde. Voor de middellange termijn ligt de nadruk op de ontwikkeling van een C3-systeem, een logistiek systeem, een 'totale defensie' planningsysteem, drie mobiele reservebataljons, het uitrusten van trainingscentra en de implementatie van Partnership Goals. Tenslotte wordt er met buitenlandse hulp gewerkt aan een nieuw personeelsbeleid, waarin persoonlijke verantwoordelijkheid een grote plaats inneemt. Het Letse leger heeft door de grote populariteit en de goede salarissen te maken met enorm veel aanmeldingen, en kent dus strenge selectiecriteria. Speciale aandacht verdient de oprichting van het LATBAT (operationeel in 2003). Dit is een regulier gevechtsbataljon dat bestaat uit vier compagnieën: twee beroeps en twee dienstplichtige (die naderhand worden opgenomen in mobiele reservebataljons). Het LATBAT beschikt over een NAVO-standaard individuele uitrusting, en het zal de kern vormen van de toekomstige strijdmachtstructuur. Net als in Estland en in Litouwen wordt ook in Letland (met hulp van de Britten) veel aandacht besteedt aan onderwijs van de Engelse taal, en heeft een grote meerderheid van de stafofficieren een hoog niveau. De militaire academie verzorgt daarnaast onderwijs voor compagnie- en pelotoncommandanten. In september 2001 begint bovendien een cursus voor afgestudeerden die na een jaar militaire training de rang van luitenant behalen. Na een aantal jaren kunnen ze kapitein worden. Ook zijn er cursussen voor burgers die bij het ministerie van Defensie werkzaam zijn. Cursussen voor stafofficieren en hogere functies zullen in 2002 en 2003 beginnen. Korporaals en sergeanten krijgen sinds het begin van 2001 hun opleiding op een school voor non-commissioned officers. Majoors en hogere rangen volgen (net als hun Estse en Litouwse collega's) een jaar lang een Engelstalige cursus aan het BALTDEFCOL. 5 Litouwen Pragmatische relatie met Rusland Waar Riga en Tallinn problematische betrekkingen hebben met Moskou, heeft Vilnius juist een bijna hartelijke relatie. Hoewel de relatie in het begin van de jaren negentig gedomineerd werd door de kwestie van Russisch transport over Litouws grondgebied naar de Russische exclave Kaliningrad, is dit sinds de ondertekening van een verdrag in 1993 opgelost. Sindsdien zet Litouwen zich in om de exclave (en Rusland) te betrekken bij samenwerking in de Baltische regio. Moskou stelt zich echter nogal terughoudend op. Ook vinden er met de exclave veel contacten en samenwerking plaats op lokaal, regionaal en nationaal niveau, die zich vooral richten op het ontwikkelen van de economie en infrastructuur. Ten tijde van de financiële crisis in Rusland in 1998 voorzag Litouwen Kaliningrad van humanitaire hulp. De slechte sociale omstandigheden in de exclave vormen een bron van zorg. Zo kent Kaliningrad verreweg het hoogste percentage HIV-dragers van de Baltische regio. Het geëngageerde beleid van Litouwen wordt door de politici in Moskou zeer gewaardeerd. Poetin heeft met de Litouwse president Valdas Adamkus verreweg de beste relatie van de drie Baltische staatshoofden. Tijdens een bezoek van Adamkus aan Moskou in maart 2001 verkondigde Poetin zelfs dat elk land het recht heeft om te kiezen in veiligheidskwesties, wat in Vilnius geïnterpreteerd werd als een Russische erkenning van de Litouwse keuze voor het NAVO-lidmaatschap. Publieke opinie In tegenstelling tot de Estse en Letse bevolking bestond er onder de Litouwers aanvankelijk geen meerderheid van voorstanders voor de toetreding tot de NAVO. Hoewel volgens een opiniepeiling uit februari 2001 onder de politieke elite 76 procent voor toetreding was, was onder de totale bevolking slechts 46 procent voorstander. Het lage percentage werd veroorzaakt door Russische anti-NAVO propaganda, en door de zeer gebrekkige informatievoorziening door de vorige minister van Defensie. Het percentage voorstanders schijnt recentelijk tot 60 te zijn gestegen, en wordt voornamelijk gevormd door de hoger opgeleide, jongere en geürbaniseerde generatie. Een reden voor de stijging ligt in de intensivering van de informatiecampagne die de regering gestart is, en waarbij de hulp is ingeroepen van NGOs en publieke beroemdheden. Een meerderheid van de voorstanders denkt bij het NAVO-lidmaatschap vooral aan extra buitenlandse investeringen, en niet zozeer aan een veiligheidsgarantie tegen een Russische dreiging. Net als in Esten en Letten denken ook Litouwers dat de NAVO een collectieve defensieorganisatie is, in plaats van een collectieve veiligheidsorganisatie. Militaire hervormingen Litouwse expats die na de verkiezingen van 1996 terugkeerden hebben een grote invloed gehad op de ontwikkeling van de defensieorganisatie. Verscheidene van hen hadden hoge posten bekleed in het Amerikaanse leger, en introduceerden in de Litouwse strijdkrachten een nieuwe cultuur en kopieerden een aantal Amerikaanse modellen, zoals het TRADOC (Training and Doctrine Command). Planning wordt uitgevoerd volgens het PPBS (Planning, Programming and Budgeting System), dat systematisch de uitvoering evalueert met de vooraf gestelde doelen en dat eind 2002 volledig zal moeten functioneren. Dit jaar al zal Litouwen 2 procent van het BNP aan het defensiebudget besteden (in 2000 was dit nog 1,7 procent). De prioriteiten liggen bij het verbeteren van kwaliteit, mobiliteit, inzetbaarheid en NAVO-interoperabiliteit. Litouwen wil in 2002 een bataljon en in 2006 een rapid reaction brigade gevormd hebben die aan NAVO-operaties kunnen deelnemen. Voor de overige strijdkrachten ligt de nadruk op territoriale defensie. 6 Militair onderwijs wordt gecoördineerd door het gestandaardiseerde TRADOC-systeem. Basistraining wordt verzorgd in Rukla, korporaals en sergeanten worden opgeleid aan de NCO-school in Kaunas, speciale cursussen worden gegeven in een apart trainingscentrum en officieren worden onderwezen aan de militaire academie. Vanaf september 2001 wordt er een grote herziening van het curriculum doorgevoerd. Er zullen dan drie academische (civiele) opleidingen verzorgd worden en een standaard militair programma. Daarnaast verzorgt de academie cursussen voor burgers die bij het ministerie van Defensie werkzaam zijn, voor reserveofficieren (drie jaar voor afgestudeerden) en voor kapiteins (zes maanden voor officieren met drie jaar ervaring). Engelse taal wordt gegeven op NATO Standardisation Agreement – STANAG – niveau 1, 2 en 3 (in Estland en Letland worden alleen 1 en 2 verzorgt). Daarnaast is er speciale aandacht in het curriculum voor humanitaire en vredesoperaties. De politieke dimensie van een Baltisch NAVO-lidmaatschap Uit het bovenstaande blijkt dat de drie Baltische staten hun defensieorganisaties sinds een aantal jaren zeer gericht preparen teneinde in Praag in november 2002 een uitnodiging voor het NAVO-lidmaatschap te ontvangen. Hoeveel vooruitgang de drie landen de laatste jaren ook hebben geboekt, de besluitvorming in Praag blijft een puur politieke. De negentien lidstaten kunnen de Baltische wens om toetreding dus gemakkelijk naast zich neerleggen, bijvoorbeeld als zij denken dat uitbreiding naar de drie landen de veiligheid van Europa zal schaden (zoals geschreven staat in de Study on NATO Enlargement uit 1995), en zo dus meer gewicht geven aan Russische statements. Het is dus mogelijk dat de drie landen die in militair opzicht het beste uit de verf komen niet in aanmerking komen voor het lidmaatschap, en dat landen als Bulgarije, Roemenië en Slowakije een grotere kans maken, ook al zijn deze nog maar net begonnen met een daadwerkelijke herstructurering van hun grote op sovjetleest geschoeide strijdkrachten, waarvan nog maar een klein percentage NAVOinteroperabel en compatibel is. De grote vraag voor de top in Praag zal zijn hoeveel waarde de NAVO hecht aan Russische retoriek. Al sinds Polen in het begin van de jaren negentig de wens uitte om tot de NAVO toe te treden heeft Rusland zich continu categorisch uitgesproken tegen enige uitbreiding, en met name richting de Baltische staten. Toch zijn er goede redenen om aan te nemen dat dit verzet slechts symbolisch is, en dat het Kremlin eigenlijk beter weet. De eerste verklaring ligt in de ontwikkelingen in de Pools-Russische relatie na de toetreding van Polen, die anno 2001 nog nooit zo goed is geweest. Een nieuw pragmatisme zal hoogstwaarschijnlijk ook zijn intrede doen in de relaties van Moskou met Riga, Tallinn en Vilnius. Volgens een aantal Baltische militaire experts zal een Baltisch NAVO-lidmaatschap Rusland voor een voldongen feit stellen. De Koude Oorlog-retoriek die het Kremlin lang gebezigd heeft richting de drie landen zal dan verdwijnen, omdat het geen nut meer heeft. In Moskou zal Poetin de Doema waarschijnlijk de opdracht geven de drie grensverdragen te ratificeren. Dit zal een positief effect hebben op regionale verhoudingen, en op de binnenlandse politiek in de Baltische staten. Zo zal het voor de Letse regering best eens een reden kunnen zijn om de Russische minderheid coulanter te behandelen, waardoor deze geïsoleerde groep makkelijker zal integreren in de Letse maatschappij. Aldus enkele bronnen in Estland, Letland en Litouwen. Een tweede reden is het feit dat voor de Russische minderheden in de Baltische staten de NAVO geen voorname kwestie is, wat niet als bedreigend wordt ervaren. Hoewel er om persoonlijke redenen (velen hebben families in Rusland) veel waarde gehecht wordt aan een goede relatie met Rusland, wordt er niet geluisterd naar het Kremlin. De Russische minderheden zien hun toekomst in de Baltische staten, en ook zij richten zich op Brussel. Een derde verklaring vormen de meest recente signalen die uit Moskou komen. De woordkeuze van Poetin tegenover Adamkus is al aangehaald. Een ander teken aan de wand is de verklaring van de Russische vice-minister van Buitenlandse Zaken dat de NAVOuitbreiding niet gedramatiseerd moet worden. 7 Bovendien lijken de Verenigde Staten niet te willen toegeven aan externe druk, en lijkt het er juist op dat de steun voor het NAVO-lidmaatschap voor de drie Baltische staten onder zowel Republikeinen als Democraten snel groeit. Tenminste, dat is wat politici (inclusief president Bush) zeggen. Dit zou kunnen inhouden dat Amerika geen trade-off met Rusland wil over de goedkeuring van het NMD ten koste van een Baltisch NAVO-lidmaatschap. Wellicht zullen in Praag de negen MAP-landen dan toch op hun eigen merites beoordeeld worden. Conclusie: ready, willing and able Het zal duidelijk zijn dat de drie Baltische staten slechts een bescheiden bijdrage kunnen leveren met hun kleine legers en hun gezamenlijke 'BALT'-projecten. Maar het is evenzeer waar dat deze defensieorganisaties individueel en als groep zeer verdienstelijke keuzes hebben gemaakt waardoor datgene waar ze over beschikken van een hoogwaardige kwaliteit is. Dit is iets waar waarschijnlijk geen andere kandidaat-lidstaat aan kan tippen. De voornaamste voorbeelden zijn wel de resultaten die behaald zijn met de 'BALT'-projecten. Al in 1999, toen het BALTBAT vijf jaar bestond, hadden al 2000 soldaten minimaal zes maanden deelgenomen aan NAVO-geleide operaties. Dit is ongeveer 15-30 procent van de totale strijdkrachten in vredestijd. Naast de praktische deelname in internationale missies heeft het BALTBAT ook geleid tot beter gestroomlijnde interne besluitvorming en procedures. Hetzelfde geldt voor de jongere BALTRON- en BALTNET-projecten. Het BALTDEFCOL is wellicht de kroon op de hechte Baltische militaire samenwerking, omdat hier een hele Baltische militaire gemeenschap gevormd wordt in de Engelse taal, die volledig interoperabel en compatibel is met de 'NAVO-standaard'. Juist door de kleine omvang van de Baltische strijdkrachten hebben zoveel eenheden al deelgenomen aan internationale missies en vredesoperaties, en hebben vrijwel alle stafofficieren trainingen en opleidingen gevolgd in het Westen of aan het BALTDEFCOL. De voordelen reiken van een hoog niveau Engelse taalvaardigheid tot praktische en operationele ervaringen. De kloof in professionele competentie die gaapt tussen de drie landen en de NAVO-lidstaten is hierdoor miniem. Hoewel de keuzes in Praag in november 2002 van politieke aard zullen zijn en elk land individueel gewogen wordt, tonen de drie Baltische staten in militair opzicht aan klaar te zijn om en bloc toe te treden. Drs. S. Huisman is als Programme Manager verbonden aan het Centre for European Security Studies te Groningen. Dit artikel put voornamelijk uit informatie die de auteur heeft verkregen tijdens interviews met academici, beleidsmakers op ministeries van Defensie en Buitenlandse Zaken, docenten van militaire academies, journalisten, NGO-vertegenwoordigers en parlementariërs in Vilnius, Riga, Tartu, Tallinn en Narva (10-17 juni 2001). Noten 1. 2. Dit concept houdt in dat – door middel van de dienstplicht, de militaire training van legereenheden en reservisten, en de fysieke betrokkenheid van staatsburgers – alle middelen van een land kunnen worden aangewend om agressie van buitenaf te weerstaan. De Weense Documenten verplichten de deelnemende OVSE-landen (waaronder de Baltische staten en Rusland) onder andere om jaarlijks militaire informatie uit te wisselen, onderling te overleggen en te coördineren over militaire activiteiten, en uitwisselingscontacten te organiseren. 8