Examenvragen economie Juni 2012 - 30 meerkeuzevragen : vooral theoretisch , niet veel oefeningen Juni 2011 Bij een nash evenwicht: - is er minstens één persoon met dominante strategie in het evenwicht - kan er eventueel geen dominante strategie zijn - hebben beide personen dominante strategie Bij het nash evenwicht is er ten opzichte van het cournot evenwicht - hogere output en lagere prijs - hogere output en hogere prijs - lagere output en lagere prijs - lagere output en hogere prijs Het vrijbuitersprobleem bij publieke goederen komt door: - dat niemand kan worden uitgesloten - iedereen betaalt belastingen - de overheid produceert de goederen - ... Een spel gegeven: A, B....................C, D E, F.....................G, H C, D is een evenwicht bij deze voldoende voorwaarden: - C>G en D>B - C>A en D>H - C>B en D>A - ... Een spel gegeven (precieze cijfers weet ik niet meer) van 2 landen die of naar Zuid- of naar Oost-Europa exporteren. De vraag is dan welke evenwichten er zijn - 1 evenwicht: allebei naar Zuid - 1 evenwicht: allebei naar Oost - 2 evenwichten: één naar Zuid en één naar Oost - geen evenwichten -Nash evenwichten -Monopolist vs perfecte mededinging -Prijsverlagingen en V/A curve -MK voor staalproductie is even hoog voor twee markten, edoch E voor binnenlandse markt lager dan E voor export. Wat is de reactie van de fabrikant? Het vrijbuitersprobleem bij publieke goederen komt door: - dat niemand kan worden uitgesloten - iedereen betaalt belastingen - de overheid produceert de goederen - de MK voor extra consumptie is 0 Consumentensurplus bij perfecte prijsdiscriminatie is: 0 maximaal kleiner dan 0 groter dan 0 De inkomenselasticiteit van de vraag is: - de absolute verandering van het inkomen bij een absolute verandering van de gevraagde hoeveelheid - de absolute verandering gevraagd hoeveelheid bij een absolute verandering van de gevraagde hoeveelheid - de procentuele verandering van het inkomen bij een procentuele verandering van de vraag. -de procentuele verandering van de gevraagd hoeveelheid bij een procentuele verandering van het inkomen dEUS treedt gratis op voor music for life in een stadium met plaats voor 60 000 man. Vraagcurve is Q(v)=100 000 - 1000 * P. Winstmaximaliserende prijs? a)25 b)40 c)60 d)100 Welke uitspraak geldt zowel voor monopolistische en volmaakte mededinging? a) Homogene producten b) MK snijdt GK door diens minimum c) Differentiatie van producten d) vrije toetreding op lange termijn Marktsegmentatie: Q(1)= 19-0,02*P(1) Q(2)= 32-0,08*P(2) TK= 50Q+2000 Wat is de winst vd monopolist? a)0 b)900 c)4500 d)6000 De prijselasticiteit van de vraag naar treintickets is -2, de kruiselasticiteit met brandstofprijzen is 2,5. De verkoop van treintickets moet 25% naar omhoog. Wat moet daarvoor gebeuren? a) P(ticket) -7,5% of P(brandstof) +10% b) P(ticket) -12,5% of P(brandstof) +10% c) P(ticket) -7,5% of P(brandstof) +12,5% d) P(ticket) -12,5% of P(brandstof) +12,5% Q(a)= -6 + 4*P Q(v)= 12 - 2*P Belasting per eenheid van 3. Wat is de opbrengst voor de overheid? a) 6 b) 12 c) 15 d) 18 Juni 2010 Ik ga hier natuurlijk niet de meerkeuzevragen opzetten. Dat kan ik niet allemaal onthouden, maar ik kan wel al een idee geven in welke trend ze vragen stelt. Tijdens de werkzittingen had prof Mayeres gezegd dat het examen in de trend van reeks 2 zou zijn. Ik vond dit eerlijk gezegd niet echt het geval. Er stond veel meer theorie op het examen en als er een oefening was ging die in 9 van de 10 gevallen over productiviteit. Een tip dus voor de mensen van volgend jaar of van tweede zit : leer dit gedeelte goed en zorg dat je er oefeningen op kan maken want wij hadden dit nooit gedaan!