achtergrond en tips voor leerkrachten en directies in de

advertisement
ACHTERGROND EN TIPS
VOOR LEERKRACHTEN EN DIRECTIES
IN DE VERVOLGSCHOOL
BIJ DE OPVANG
VAN EX-ONTHAALKLASSERS
tasan
1. Algemeen
1.1. Ex-onthaalklassers: What’s in a name?................................................................................. 1
1.2. Een vangnet voor ex-onthaalklassers: hoe?.......................................................................... 1
1.3. Een zaak van de hele school! ................................................................................................ 1
1.4. In de klas: hoe pak je het aan? .............................................................................................. 4
2. Een krachtige leeromgeving in de klas
2.1. Inleiding .................................................................................................................................. 6
2.2. Doe de test ............................................................................................................................. 7
2.3. Hoe creëer je een krachtige leeromgeving in de klas? ........................................................ 10
3. Specifieke ondersteuningstips bij de TASAN
3.1. Inleiding: de TASAN in een notendop.................................................................................. 13
3.2. Vaardigheden (subscores A/B) ............................................................................................ 15
3.3. Verwerkingsniveau (subscores C) ....................................................................................... 24
3.4. Visuele en talige ondersteuning (subscores D) ................................................................... 25
3.5. Een overzicht van de ondersteuningstips ............................................................................ 27
4. Verdere aandachtspunten
4.1. Hoe ex-onthaalklassers evalueren?..................................................................................... 29
4.2. Aandachtspunten voor de leerkracht vreemde talen ........................................................... 30
5. Verder lezen
1. ALGEMEEN
Extra
ondersteuning
steeds
noodzakelijk
Een
gedeelde
verantwoordelijkheid
1.1. EX-ONTHAALKLASSERS: WHAT’S IN A NAME?
Anderstalige nieuwkomers zijn leerlingen die nog geen volledig schooljaar in het
Nederlands hebben gevolgd, niet het Nederlands als moedertaal hebben en niet de
Belgische nationaliteit hebben (zie omzendbrief 23/7/2001). Anderstalige nieuwkomers
tussen 12 en 18 jaar hebben het recht op één jaar onthaalonderwijs. In de onthaalklas
krijgen zij vooral onderwijs in taalvaardigheid Nederlands zodat zij voldoende gewapend
zijn om na dat ene jaar onthaal in het reguliere onderwijs te stappen, in een richting die
aansluit bij hun leeftijd en/of capaciteiten. Voor anderstalige nieuwkomers die de
onthaalklas verlaten, of de ‘ex-onthaalklassers’, is de overgang naar de reguliere school
geen sinecure: zij verlaten het veilige nest van de onthaalklas; ze komen terecht in een
klas met veel onbekende gezichten en met andere regels en gewoontes; ze worden met
nieuwe vakken geconfronteerd in een taal die ze ondertussen min of meer beheersen,
maar vaak toch onvoldoende om met gemak de lessen te volgen. Ex-onthaalklassers zijn
per definitie leerlingen die de nodige zorg en aandacht verdienen wanneer zij in de
vervolgschool aankomen en er les volgen. Hoewel de eigenlijke onthaalperiode achter de
rug is, is verdere begeleiding en ondersteuning allesbehalve een overbodige luxe. Voor
de meesten is het een absolute must. Het zal dus nodig zijn om je verwachtingspatroon
als leerkracht ten aanzien van de ex-onthaalklassers bij te stellen.
1.2. EEN VANGNET VOOR EX-ONTHAALKLASSERS: HOE?
Een vervolgschool moet zich bewust zijn van de specifieke behoeften en noden van exonthaalklassers. Anderzijds vraagt de opvang van ex-onthaalklassers niet noodzakelijk
een specifieke aanpak of heel wat extra werk. Het komt er vooral op neer om de
aanwezige expertise ook voor deze leerlingen te benutten en in het schoolbeleid met hen
rekening te houden. Vanuit verschillende hoeken en niveaus in de vervolgschool kan een
‘vangnet’ voor de ex-onthaalklassers worden gespannen. Dit zal niet enkel deze
leerlingen, maar ook andere leerlingen die extra zorg nodig hebben, ten goede komen.
Hoe zorg je in de vervolgschool voor een goed ‘vangnet’ voor de ex-onthaalklassers?
Op schoolniveau kunnen directies en coördinatoren eerst en vooral de opvang van exonthaalklassers bewust meenemen als een expliciet aandachtspunt in hun school(taal)beleid. Verder is samenwerking in het lerarenteam een belangrijke troef voor zowel
de leerlingen als voor de leerkrachten zelf.
Op klasniveau is het niet enkel de leerkracht Nederlands die zijn verantwoordelijkheid
moet nemen bij het verder ondersteunen van de ex-onthaalklasser in zijn taalvaardigheid
Nederlands. Leerkrachten van andere vakken dragen een even grote verantwoordelijkheid.
De opvang van ex-onthaalklassers is en blijft dus een gedeelde verantwoordelijkheid
waarbij zowel directie, coördinatoren, leerkrachten Nederlands en leerkrachten andere
vakken betrokken moeten zijn. In de volgende punten zetten we op een rijtje wat er qua
acties en interventies mogelijk is. Deze tips en suggesties kunnen een inspiratiebron zijn
voor leerkrachten en directies, maar uiteraard is elke school vrij hiervan te realiseren wat
ze zelf zinvol en haalbaar acht.
1.3. EEN ZAAK VAN DE HELE SCHOOL!
Op schoolniveau kan al veel gebeuren om ervoor te zorgen dat de ex-onthaalklassers
goed onthaald en begeleid worden. Een aantal suggesties.
1
tasan
vervolgschool
TIPS VOOR DIRECTIES EN COÖRDINATOREN
1. Informeer je vooraf over het onthaalonderwijs. Indien er op de school geen onthaalklassen zijn,
kan een bezoek aan een naburige onthaalschool een goed idee geven van wat het
onthaalonderwijs precies inhoudt. Het geeft ook de mogelijkheid om een aantal informele
contacten te leggen en ervaringen uit te wisselen.
2. Sommige onthaalscholen organiseren reeds tijdens het onthaaljaar zogenaamde ‘luister- of
snuffelstages’ waarbij ze de anderstalige nieuwkomers een aantal lesuren laten meevolgen in
een reguliere klas die aansluit bij hun leeftijd, interesses en capaciteiten. Op die manier krijgen de
anderstalige nieuwkomers een realistische kijk op de inhoud en de aanpak van bepaalde
onderwijsrichtingen en kunnen ze de gestelde verwachtingen toetsen aan hun eigen ambities. Als
potentiële vervolgschool is het ongetwijfeld interessant om hieraan mee te werken. Door deze
stages kunnen betere contacten gelegd worden met de onthaalschool en kan men ook
leerkrachten van niet-taalvakken sensibiliseren voor de opvang van ex-onthaalklassers.
3. Denk vooraf na hoe je ex-onthaalklassers zal onthalen op school: hoe zal het intakegesprek
verlopen? Hoe breng je de leerling en zijn ouders op de hoogte over het reilen en zeilen in de
school? Is er mogelijkheid om een tolk in te schakelen? Hoe zal het eerste contact met de
medeleerlingen en de vakleerkrachten verlopen?
4. Zorg dat informatie (uit de onthaalschool) over de ex-onthaalklassers doorstroomt naar de
betrokken leerkrachten zodat zij zich aan het begin van het schooljaar reeds een beeld kunnen
vormen van de leerling en hun onderwijs hierop kunnen afstemmen.
5. Neem de opvang van ex-onthaalklassers op als een aandachtspunt in het school(taal)beleid.
Zeer veel kan gebeuren in het verlengde van wat in de school aan visie en expertise aanwezig is
rond taalvaardigheidsonderwijs, Nederlands als instructietaal en intercultureel onderwijs. Exonthaalklassers die voldoen aan de voorwaarden van het gelijkekansenonderwijs1, kunnen als
doelgroepleerlingen meegerekend worden. Op deze manier kunnen sommige ex-onthaalklassers
mee profiteren van de extra voorzieningen in het regulier onderwijs.
6. Ga na welke mogelijkheden er bestaan op organisatorisch vlak om ex-onthaalklassers die dat
nodig hebben, extra te ondersteunen: zijn er mogelijkheden om de ex-onthaalklassers individueel
te begeleiden? Kan er een leerkracht vrij gemaakt worden om deze leerlingen te begeleiden? Is
het mogelijk om af en toe een tweede leerkracht in de klas in te schakelen? Kan er gerekend
worden op de hulp van eventuele vrijwilligers of van gevorderde leerlingen?
7. Sommige onthaalscholen werken met een vervolgschoolcoach. Een vervolgschoolcoach is een
contactpersoon, een soort ‘go-between’ tussen de onthaalschool en de leerkrachten en directie
van de vervolgschool. Tijdens het onthaaljaar kan de vervolgschoolcoach de ‘snuffelstages’ in de
vervolgscholen coördineren en opvolgen. Na het onthaaljaar kunnen de ex-onthaalklassers bij
deze coach terecht voor problemen op gebied van leerstof of als vertrouwenspersoon. Gegevens
over vorderingen van de ex-onthaalklassers kunnen teruggekoppeld worden naar de
onthaalschool. Omgekeerd kunnen vragen vanuit het regulier onderwijs beantwoord worden door
de onthaalleerkrachten. De vervolgschoolcoach kan ook voor een vlottere communicatie zorgen
met de ouders van de ex-onthaalklassers. De aanstelling van een vervolgschoolcoach kan
gebeuren met een deel van het jaarlijkse pakket uren-leraar van de onthaalschool (dat wordt
toegekend op basis van de telling op 1 februari en anderstalige nieuwkomers ook meerekent als
reguliere leerlingen), waarbij de uren tijdens het eerste trimester worden ingezet voor de opvolging
van de ex-onthaalklassers en tijdens het tweede en derde trimester voor de coördinatie van de
snuffelstages tijdens het onthaaljaar.
8. Duid in het team een ‘eindverantwoordelijke’ of ‘mentor’ aan die de opvolging van één of
meerdere ex-onthaalklassers op zich neemt en indien nodig contact opneemt met de
onthaalschool. Zowel voor de leerlingen, de ouders, de collega’s als de onthaalschool is het
duidelijker indien zij zich tot één persoon kunnen richten.
9. Probeer om de ouders of voogd van de ex-onthaalklassers zoveel mogelijk bij het
schoolgebeuren te betrekken. Wacht niet tot er problemen zijn of de examens achter de rug zijn
om met hen contact op te nemen. Maak hierover afspraken met externe partners zoals
schoolopbouwwerk.
10. Vraag de steun van externe partners zoals het CLB of de begeleiding, indien er nood is aan
deskundig advies over de opvolging, aanpak en ondersteuning van de ex-onthaalklassers.
2
tasan
vervolgschool
TIPS VOOR HET LEERKRACHTENTEAM
1. Hoe meer er wordt samengewerkt en uitgewisseld onder collega’s, hoe vlotter de opvang kan
gebeuren. Probeer op geregelde tijdstippen een overleg rond de ex-onthaalklassers te
organiseren in het team. Wissel onder collega’s informatie en ervaringen uit over de exonthaalklasser: wie is deze leerling? Hoe functioneert hij in de les? Wat zijn zijn moeilijkheden?
Waarbij moet hij nog ondersteund worden: vakinhoudelijk, op vlak van taalvaardigheid? Je kan
met je collega’s afspreken om gedurende een periode de leerling gericht te observeren.
2. Leg je vragen op didactisch-inhoudelijk vlak voor aan collega’s: hoe de ex-onthaalklasser
ondersteunen en evalueren in de lessen? Welke interventies leveren goede resultaten op? Een
uitwisseling van werkvormen, methodieken, materialen in het team kan heel verhelderend zijn:
oplossingen liggen soms veel dichter dan je zou denken. Waarom niet een pedagogische
studiedag hierover organiseren? Of bij elkaar gaan observeren?
3. Geef als niet-taalvak leerkracht aan de taalleerkracht door welke problemen in de taalles
kunnen worden aangepakt. De leerkracht Nederlands kan bijvoorbeeld rond hetzelfde thema
werken en belangrijke begrippen aanbrengen of een moeilijke informatieve tekst vooraf met de
leerlingen doornemen. Hij kan de leerlingen ook aanmoedigen om relevante, moeilijke woorden
per thema bij te houden in een persoonlijk schriftje, dat ook in de andere vakken kan gebruikt
worden. Geef als taalleerkracht aan de niet-taalvak leerkrachten door waarop zij in hun lessen
kunnen letten.
3
tasan
vervolgschool
1.4. IN DE KLAS: HOE PAK JE HET AAN?
Ex-onthaalklassers hebben slechts één jaar (of minder) de tijd gehad om hun
taalvaardigheid Nederlands te ontwikkelen en zullen bijgevolg verder moeten worden
ondersteund het jaar nadien. Dit kan niet alleen de verantwoordelijkheid zijn van de
leerkracht Nederlands. Het vraagt ook een engagement van de andere leerkrachten,
zowel in de taal- als niet-taalvakken.
Leerkrachten Nederlands zullen uiteraard meer gericht aan de taalvaardigheid
Nederlands van de ex-onthaalklassers kunnen werken. Hun grootste zorg is: hoe kan ik
de taalvaardigheid van deze leerlingen verhogen? Hoe zorg ik ervoor dat ze taalvaardiger
worden zodat ze ook met minder moeite de andere vakken kunnen volgen? Hoe kan ik
deze leerlingen ondersteunen zonder dat dit ten koste gaat van de andere leerlingen?
Leerkrachten niet-taalvakken worden met hetzelfde probleem geconfronteerd, maar
vanuit een andere invalshoek. Zij verwachten dat de ex-onthaalklasser de inhoud van hun
lessen voldoende begrijpt, maar stellen vaak vast dat deze leerlingen daarbij
moeilijkheden ondervinden. Belangrijke vragen zijn: hoe kan ik ervoor zorgen dat de exonthaalklassers de lessen beter begrijpen? Op welke manier kan ik hen bij de lessen
betrekken en extra ondersteunen? Hoe differentiëren zonder de andere leerlingen te
benadelen?
Leerkrachten vreemde talen staan vaak voor het probleem dat de ex-onthaalklassers
nog volop bezig zijn om het Nederlands te verwerven op het moment dat zij een nieuwe
vreemde taal moeten leren, zoals het Frans of het Engels. Voor de leerlingen betekent dit
vaak een extra belasting.
krachtige
leeromgeving als
ideale
voedingsbodem
In hoofdstuk 2 (blz. 6 ) vinden alle leerkrachten meer achtergrond over hoe zij hun lessen
kunnen aanpakken zodat alle leerlingen, de ex-onthaalklasser(s) inbegrepen, zoveel
mogelijk profiteren van het onderwijs dat ze krijgen. Een krachtige leeromgeving in de klas
vormt een ideale voedingsbodem waarop verdere ondersteuning kan worden geënt.
specifieke Specifieke ondersteuningstips zijn uitgewerkt in hoofdstuk 3 (blz. 13). Ex-onthaalklassers
ondersteunings- hebben vaak nog een extra duw in de rug nodig. Onder meer de resultaten van de
tips TASAN - maar ook de bevindingen van onthaalleerkrachten - kunnen wijzen op specifieke
tekorten. In dit hoofdstuk krijgen leerkrachten Nederlands en leerkrachten niet-taalvakken
suggesties van hoe zij in de klas specifieke aspecten van taalvaardigheid kunnen
stimuleren en op welke manier zij kunnen differentiëren in hun lessen. Onder kopje 4.2
(blz. 30) geven we kort aan wat welke aandachtspunten je als leerkracht vreemde talen
voor ogen kan houden.
Geen toverformules...
Laat het duidelijk zijn: de opvang van ex-onthaalklassers begint vaak met een zoektocht
naar werkvormen, materialen, ideeën... Het is een proces van vallen en opstaan. Gun
jezelf en het hele team dan ook de nodige tijd om hieraan stap voor stap te werken. Vraag
eventueel advies aan meer ervaren leerkrachten. Wat wij hieronder aanbieden, zijn geen
toverformules. Daarvoor hangt te veel af van de concrete context waarin elke leerkracht
werkt: wat voor leerling is die ex-onthaalklasser? Hoeveel ex-onthaalklassers zijn er in de
klas? Is de klas zwak of sterk? Is er nauwe samenwerking met collega’s? enz. Toch kán
elke leerkracht heel wat doen tijdens zijn lessen om de ex-onthaalklassers te helpen en
voor hen een stevig ‘vangnet’ uit te bouwen. Sleutelbegrippen hierbij zijn:
1. Intentionaliteit
Je vertrekt van een terechte bekommernis, namelijk: je wil de ex-onthaalklassers
beter bij de lessen betrekken zodat ze beter tot leren komen.
2. Een veilige en leerlinggerichte leeromgeving
Je zorgt voor een omgeving waarin de ex-onthaalklassers zich op hun gemak voelen,
waarin ze fouten mogen maken. Daarbij worden de leerlingen beschouwd als actieve
leerders die zelf inzichten en kennis kunnen opbouwen.
3. Samenwerken
Je buit de mogelijkheden tot samenwerking zoveel mogelijk uit in de school door
samen te werken met collega’s, ook van andere vakken, door sterke en zwakkere
4
tasan
vervolgschool
leerlingen te laten samenwerken
verantwoordelijkheid te geven.
in
de
klas,
door
medeleerlingen
een
4. Differentiëren
Je zoekt naar mogelijkheden om de leerlingen op verschillende manieren rond
hetzelfde onderwerp en dezelfde activiteiten te laten bezig zijn.
We willen dit stap voor stap duidelijk maken aan de hand van concrete voorbeelden,
vragen en checklists. Wie hierover meer achtergrondinformatie wenst, vindt suggesties
voor verdere lectuur in 5. ‘Verder lezen’ en kan terecht op de nascholingen die hierover
georganiseerd worden door o.a. het Steunpunt NT2/ Centrum voor Taal en Migratie
(www.nt2.be).
5
tasan
vervolgschool
2. EEN KRACHTIGE LEEROMGEVING IN DE KLAS
2.1. INLEIDING
Geen absolute beginners meer...
Ex-onthaalklassers hebben reeds een leertraject afgelegd. Ze zijn gestart in het Vlaamse
onderwijs zonder enige voorkennis van en voeling met het Nederlands. Op één jaar tijd
hebben zij in meer of mindere mate de taal onder de knie gekregen: de ‘gemiddelde exonthaalklasser’ - voor zover je van een ‘gemiddelde leerling’ kan spreken - kan zich
behelpen in het Nederlands in alledaagse situaties, is in staat om korte, eenvoudige
tekstjes te begrijpen, kan mondelinge instructies en mededelingen in de klas begrijpen,
kan zich verstaanbaar maken tegenover een onbekende en is in staat om een eenvoudige
boodschap op te schrijven. Dit is de verdienste van de onthaalleerkrachten die zich tot het
uiterste hebben ingespannen om de anderstalige nieuwkomers taalvaardigheid
Nederlands bij te brengen, en uiteraard ook van de leerlingen zelf. Natuurlijk hebben exonthaalklassers nog heel wat te leren: hun taalvaardigheid is allesbehalve perfect, op vlak
van inhoudelijke voorkennis en andere overkoepelende vaardigheden kunnen zij nog
problemen ondervinden om met goed gevolg mee te draaien in een gewone klas.
Taalcorrectheid
is geen
prioriteit
Een ruimere
dan alleen
talige
ondersteuning
nodig
Taalvaardigheid, taalvaardigheid en nog eens taalvaardigheid...
Taalvaardigheid, en met name de taalvaardigheid die nodig is om op school te kunnen
functioneren, is een prioriteit in het onthaalonderwijs2. Dit ligt ook in de lijn van de
eindtermen Nederlands voor het secundair onderwijs. Om de lessen te kunnen volgen,
zullen de leerlingen op allerlei manieren taal moeten kunnen gebruiken: informatieve
teksten lezen, notities maken, instructies van de leerkracht begrijpen, afspraken maken
met medeleerlingen enzovoort. Taal gebruiken, dingen doen met taal is belangrijker dan
taalcorrectheid en taalkennis. Taalcorrectheid mag dan wel een bekommernis zijn van de
(taal)leerkrachten, in essentie is het ‘een laagje vernis’ dat je op de taalvaardigheid legt.
Naarmate leerlingen verder vorderen in hun taalverwervingsproces en met complexere en
formelere taalgebruikssituaties worden geconfronteerd, kan meer aandacht besteed
worden aan vormelijke vereisten. Voor ex-onthaalklassers is taalcorrectheid echter een
zware opdracht. Het is vooral op dat vlak dat nog heel wat van deze leerlingen uitvallen:
zij kunnen bijvoorbeeld nog niet foutloos schrijven, hebben geen vlekkeloze uitspraak –
wie wel? -, en kennen de grammaticale terminologie onvoldoende. Het is daarom
belangrijk om als leerkracht steeds de essentie voor ogen te houden: stimuleer de
leerlingen in de eerste plaats om de inhouden te begrijpen en zelf boodschappen op een
begrijpelijke manier over te brengen. Leg de lat op vlak van taalcorrectheid niet te hoog,
zeker in de beginfase
Aansluiten bij de reguliere vakken
In het onthaalonderwijs krijgen anderstalige nieuwkomers nog geen algemene of
praktijkvakken zoals in het regulier onderwijs. De meeste tijd wordt besteed aan de
ontwikkeling van de taalvaardigheid Nederlands. Uiteraard wordt het taalvaardigheidsonderwijs meestal heel ruim opgezet, bijvoorbeeld aan de hand van informatieve tekstjes
rond allerlei onderwerpen die jongeren aanspreken en die aansluiten bij diverse
schoolvakken. Het aanbrengen van specifieke kennis rond bepaalde vakken of het
aanleren van vakspecifieke termen is echter geen prioriteit voor het onthaalonderwijs. Op
het moment dat ex-onthaalklassers instromen in een reguliere klas, hebben zij dus
meestal niet de inhoudelijke bagage die bij bepaalde vakken verondersteld wordt.
Bovendien is het taalgebruik in de diverse vakken vaak een struikelblok voor hen: niet
alleen zijn zij nog niet vertrouwd met de vakspecifieke termen die in de lessen aan bod
komen, de taal van de handboeken en de instructies bij de taken zijn meestal moeilijk te
begrijpen omdat ze abstract van aard zijn en los van een concrete context worden
aangeboden. Ook op vlak van schoolse vaardigheden hebben bepaalde exonthaalklassers het nog lastig. Om de reguliere vakken te kunnen volgen, moeten de
leerlingen bijvoorbeeld in staat zijn om kaarten te lezen, tabellen te interpreteren,
verbanden te leggen, feiten op een tijdslijn te situeren of een woordenboek te raadplegen
en dat is voor hen niet vanzelfsprekend.
6
tasan
vervolgschool
Uiteraard ondervinden niet alle ex-onthaalklassers bovenstaande problemen in dezelfde
mate. Veel hangt af van de achtergrond van de leerlingen. Grofweg zou je twee groepen
kunnen onderscheiden. De eerste groep zijn anderstalige nieuwkomers die in hun eigen
land een degelijke vooropleiding hebben genoten, onderwijs in diverse vakken hebben
gevolgd en op die manier reeds bepaalde voorkennis hebben opgebouwd. Voor deze
leerlingen kan een begrip als ‘zwaartekracht’ bijvoorbeeld een gekend concept zijn,
waaraan zij inhoudelijk ‘vulling’ kunnen geven. Voor hen kan het volstaan een nieuw
‘etiket’ in het Nederlands aan te reiken of een talige uitleg te geven. Deze leerlingen zijn
immers meer vertrouwd met abstracte en veralgemenende boodschappen die
kenmerkend zijn voor het taalgebruik in de schoolse context. Zij hebben vaak al een
aantal schoolse vaardigheden verworven. De tweede groep anderstalige nieuwkomers, de
grote middenmoot, kunnen echter niet terugvallen op een degelijke vooropleiding en
hebben bijgevolg nog heel wat concepten niet verworven die noodzakelijk zijn om de
lessen te kunnen volgen. Daar hun voorkennis beperkt is en abstract taalgebruik een
probleem vormt, zal een loutere vertaalslag van een begrip zoals ‘zwaartekracht’ niet
volstaan. De oplossing ligt evenmin in het aanleren van bepaalde vakspecifieke termen of
het geven van een uitgebreide talige toelichting. Deze leerlingen hebben nood aan een
ruimere ondersteuning zodat zij meer ‘vulling’ kunnen geven aan nieuwe, onbekende
begrippen en inzichten kunnen opdoen over bepaalde fenomenen.
Concreet betekent dit dat je als reguliere leerkracht in de meeste gevallen meer zal
moeten zijn dan een ‘wandelend woordenboek’ om de ex-onthaalklassers daadwerkelijk
te ondersteunen. Het begint bij reflectie over de aanpak van je lessen. De mate waarin er
in de klas een krachtige leeromgeving ontstaat, is bepalend voor de wijze waarop je
verdere ondersteuning kan bieden aan ex-onthaalklassers. Ook al de andere leerlingen
zullen trouwens baat hebben bij zulk een krachtige leeromgeving. Daarom is dit een
eerste aandachtspunt waarbij we stilstaan.
2.2. DOE DE TEST
In welke mate is er in je lessen een krachtige leeromgeving aanwezig voor exonthaalklassers (en de andere leerlingen)? In volgend schema vind je een aantal vragen
die betrekking hebben op hoe je je lessen aanpakt. In principe zijn de vragen van
toepassing op om het even welke les. Tracht voor jezelf om onderstaande vragen te
beantwoorden, eventueel met een concrete les in je achterhoofd.
7
tasan
vervolgschool
DOE DE TEST
Kleur bij elke vraag het bolletje zwart van het antwoord dat het sterkst lijkt op je lespraktijk.
nooit
HET KLIMAAT IN DE KLAS
weinig
af en toe
vaak
altijd
-
Voelen de leerlingen zich op hun gemak in de klas?
(bv. durven ze spontaan aangeven dat ze iets niet
begrijpen of dat ze het niet eens zijn?)
{
{
{
{
{
-
Komen alle leerlingen gelijkwaardig aan de beurt tijdens
de les? (bv. niet alleen de sterkere leerlingen, maar ook
de zwakkere)
{
{
{
{
{
-
Worden fouten of problemen op een positieve manier
benaderd?(bv. door problemen gezamenlijk op te
lossen, door fouten op een impliciete manier te
corrigeren: herhalen op de juiste manier)
{
{
{
{
{
weinig
af en toe
vaak
altijd
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
- Worden de lessen op een motiverende manier ingeleid?
(bv. vertrekken van een prikkelende vraag zoals ‘hoe
komt het dat sommige mensen snurken?’, ‘hoe kan je
ontsnappen aan een zwerm bijen?’)
{
{
{
{
{
- Verwacht je van de leerlingen dat ze op een actieve
manier leren?(bv. zelf een probleem oplossen, zelf
principes ontdekken)
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
nooit
DE TAKEN
1. Doelstellingen
- Is het doel van je lessen gericht op inzicht verwerven en
vaardigheden ontwikkelen?(bv. leerlingen moeten
verbanden kunnen leggen tussen historische feiten ipv.
historische feiten kunnen opsommen, leerlingen moeten
een formele brief kunnen schrijven ipv. de kenmerken
van een formele brief kunnen geven)
- Moeten de leerlingen taal functioneel gebruiken om de
activiteiten te kunnen uitvoeren?(bv. met eigen woorden
bepaalde inzichten verwoorden, overleggen met een
medeleerling, elkaar uitleg geven en vragen stellen)
2. Motivatie
- Zijn de activiteiten probleemoplossend en uitdagend voor
de leerlingen?(bv. een tekst lezen om te achterhalen of
een stelling al dan niet klopt ipv. tekst lezen om nadien
vraagjes op te lossen, in groepjes informatie over
actualiteit opzoeken ter voorbereiding van discussie ipv.
luisteren naar uitleg over actuele gebeurtenissen)
3. Toegankelijkheid
- Zorg je voor een opbouw van concreet naar abstract?
(bv. leerlingen eerst laten observeren, experimenteren
en nadien uitleg geven over het onderwerp, eerst
ervaringen uitwisselen of een concrete tekst bespreken
vooraleer een abstracte tekst over het onderwerp te
laten lezen)
8
tasan
vervolgschool
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
- Wordt er in heterogene groepjes gewerkt, m.a.w. hoogen laagtaalvaardige leerlingen bij elkaar?
O
O
O
O
O
- Wat doe je als een leerling vastloopt: stimuleer je hem
om zelf een oplossing te zoeken door gerichte vragen te
stellen, positieve feedback te geven?
(bv. achterhalen waarom iets niet lukt, een probleem door
een leerling laten benoemen, niet zelf antwoorden geven)
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
- Voorzie je bij moeilijke taken extra ondersteuning voor de
zwakkere leerlingen? (bv. extra afbeeldingen, een
voorgestructureerd schema, eenvoudigere vragen of
opdrachten, gebruik van een woordenboek)
O
O
O
O
O
- Geef je de zwakkere leerlingen extra ondersteuning als
ze vastlopen? (bv. door extra toelichting te geven bij
vragen en instructies, door positieve feedback tijdens het
uitvoeren van een opdracht)
O
O
O
O
O
- Maak je afspraken met collega’s (leerkracht Nederlands,
leerkracht niet-taalvakken, coach) over de ondersteuning
van de zwakkere leerlingen? (bv. signaleren aan de
leerkracht Nederlands rond welke thema’s gewerkt wordt,
steeds weerkerende moeilijkheden op vlak van
taalvaardigheid signaleren aan de leerkracht Nederlands,
informatie over de taalvaardigheid van een leerling laten
doorstromen naar collega’s andere vakken)
O
O
O
O
O
- Hou je rekening met de aanwezige voorkennis van de
leerlingen?(bv. inspelen op wat de leerlingen al weten
over het lesonderwerp)
4. Interactie
- Moeten de leerlingen met elkaar samenwerken tijdens de
lessen? (bv. overleggen hoe ze een probleem zullen
oplossen, een medeleerling extra uitleg geven, elkaar
feedback geven op een taak)
5. Werken met teksten
- Werk je met (voor jouw leerlingen bedoelde) teksten in je
lessen? (bv. informatieve teksten uit jongerentijdschriften,
fictieve verhalen die aanspreken)
- Geef je bij de teksten vooraf een richtinggevende en
motiverende leesopdracht? (bv. leerlingen uit een reeks
tekstjes de tekst laten selecteren die bepaalde informatie
bevat, specifieke informatie laten opzoeken in een tekst)
ONDERSTEUNING
Hoe meer vragen je aan de rechterkant van de kolom kan beantwoorden, hoe krachtiger de
leeromgeving is die in je klaspraktijk aanwezig is. Activiteiten moeten echter niet noodzakelijk
aan ál deze kenmerken beantwoorden om veel leerkansen te scheppen voor leerlingen. Meer
achtergrond hierover vind je onder punt 2.3.
9
tasan
vervolgschool
2.3. HOE CREËER JE EEN KRACHTIGE LEEROMGEVING IN DE KLAS?
Wat kenmerkt een krachtige leeromgeving? Waarom hebben zwakke leerders, en ex-onthaalklassers
in het bijzonder, hierbij het meeste baat? Wat betekent dit voor de andere leerlingen?
a. Het klimaat in de klas
een veilig, Een krachtige leeromgeving vertrekt van een veilig klasklimaat. Een veilig klasklimaat is
positief belangrijk voor alle leerlingen, en bij uitstek voor ex-onthaalklassers die soms al heel wat
klasklimaat te verwerken kregen op persoonlijk vlak. Onder een veilig klasklimaat verstaan we een
positieve, constructieve sfeer waarin alle leerlingen, zowel zwakkere als sterkere, zich
goed voelen en tot ontplooiing komen. Er mogen fouten gemaakt worden; de leerlingen
mogen signaleren dat ze iets niet begrijpen of hulp nodig hebben; ze mogen hun
gevoelens verwoorden en grenzen stellen tegenover hun medeleerlingen. Zwakkere
leerlingen worden aangemoedigd om spreekdurf te ontwikkelen en problemen te
signaleren. Fouten en problemen worden niet beschouwd als iets negatiefs, maar zijn net
een aanleiding om tot leren te komen. Leerlingen worden door de leerkracht (of een
sterkere medeleerling) aangemoedigd om zelf hun problemen op te lossen of hun fouten
te corrigeren. Op die manier wordt niet alleen hun denken gestimuleerd en hun
probleemoplossend vermogen versterkt, maar wordt er ook gewerkt aan een grotere
zelfredzaamheid en een hoger competentiegevoel bij de leerlingen, en een beter inzicht in
de leerstof.
b. Betekenisvolle, motiverende taken
Binnen de context van een veilig klasklimaat wordt er bij voorkeur gewerkt met
betekenisvolle, motiverende taken: taken die de leerlingen uitdagen en prikkelen en
waarbij zij als actieve leerders aan het werk worden gezet.
leren omgaan
met nieuwe
kennis en
informatie
Doelstellingen
Het onderwijs wil leerlingen een basispakket aan kennis, vaardigheden, attitudes en
inzichten bijbrengen die zij nodig hebben om in de maatschappij te functioneren en eraan
te participeren. Wat leerlingen op school leren, zou hen met andere woorden moeten
voorbereiden om kritisch en creatief te kunnen deelnemen aan de samenleving. Om in de
huidige, complexe samenleving volwaardig te kunnen participeren, is het belangrijk dat
jongeren nieuwe informatie kunnen verwerven en verwerken, dat zij zelf problemen
kunnen oplossen en nieuwe uitdagingen kunnen aangaan, dat ze kunnen samenwerken
en in interactie gaan, dat ze hun kennis creatief kunnen inzetten. De doelstellingen van
het onderwijs zouden dan ook verder moeten reiken dan het letterlijk kunnen
reproduceren van de leerstof zonder werkelijk te begrijpen wat erachter ligt. In de huidige
informatiemaatschappij hebben jongeren meer aan onderwijs dat hen confronteert met
uitdagende en relevante problemen of vragen die ze zelf moeten oplossen. Op die manier
krijgen zij de kans om gaandeweg zelf kennis op te bouwen en hun taalvaardigheid te
vergroten.
Voor leerlingen met minder inhoudelijke voorkennis en/of een beperktere taalvaardigheid
lijken dergelijke probleemoplossende taken op het eerste gezicht te moeilijk. Vanuit een
terechte bekommernis heeft men dan de neiging om taken sterk te vereenvoudigen voor
zwakkere leerders en de doelstellingen van de lessen voor hen te verlagen. Dit is een
begrijpelijke reactie wanneer men dagelijks geconfronteerd wordt met leerlingen die de
opdrachten in de lessen niet verwerkt krijgen. Toch betekent dit op lange termijn meestal
geen leerwinst, maar kan het integendeel leiden tot een laag zelfbeeld bij de zwakke
leerders: ze krijgen minder vertrouwen in wat ze kunnen en raken gedemotiveerd. Het is
dus belangrijk dat ook zwakkere leerders betekenisvolle, uitdagende taken krijgen waarbij
de doelstellingen niet verlaagd worden, maar waarbij wel de nodige ondersteuning is
voorzien (zie verder).
10
tasan
vervolgschool
Motivatie
leerlingen Taken die leerlingen actief aan het werk zetten en uitdagen, geven leerlingen het gevoel
prikkelen dat ze met iets zinvols bezig zijn. De leerstof blijft bovendien veel beter ‘hangen’ omdat er
een concrete (leer)ervaring aan vasthangt. Wordt de leerstof opgedeeld in kleinere
onderdelen (bv. moeilijke woorden in een tekst uitleggen vooraleer de lectuur te starten,
de definitie van de vierhoek geven en nadien oefeningen op maken), dan verliezen
leerlingen vaak het geheel uit het oog. Ze hebben het moeilijk om verbanden te leggen,
om de opgedane kennis te gebruiken in nieuwe contexten, om bijzaken van hoofdzaken te
onderscheiden. Gevolg is dat ze zich terecht de vraag stellen waarmee ze eigenlijk bezig
zijn. Daardoor zakt hun motivatie. Het is belangrijk om zelfs de zwakkere leerlingen aan te
spreken op hun competenties. Wanneer leerlingen voldoende ‘geprikkeld’ worden, zullen
ze veel sneller geneigd zijn om moeite te doen om een taak tot een goed einde te
brengen. Dit kan je o.a. bekomen door de lessen op een motiverende manier in te leiden,
de leerlingen actief bij het leerproces te betrekken, naar een concreet eindproduct toe te
werken, ze te laten samenwerken.
Toegankelijkheid
vertrekken van Door nieuwe kennis aan te brengen in een concrete, realistische context, krijgen
een concrete leerlingen heel wat meer houvast bij de inhoud van de lessen: ze krijgen automatisch
context meer visuele ondersteuning bij de leerstof, het taalaanbod is concreter, de mogelijkheden
tot interactie zijn uitgebreider. Vanuit concrete ervaringen en exploraties kan het
onderwerp van een les(senreeks) stapsgewijs worden opgetild tot een meer abstract en
veralgemenend niveau. Een onderwerp als feodaliteit kan bijvoorbeeld starten met het
bekijken en bespreken van een aantal prenten over het dagelijkse leven in de
Middeleeuwen, gevolgd door een aantal gerichte vragen en een zoekopdracht over de
structuur van deze samenleving. Een uitleg over het ademhalingsstelsel kan opgebouwd
worden vanuit een aantal proefondervindelijke observaties van het eigen lichaam. Het is
niet alleen belangrijk dat nieuwe leerstof wordt ingebed in een realistische context, maar
ook dat ze vertrekt van de aanwezige voorkennis bij de leerlingen. Hiermee bedoelen we
meer dan het vluchtig oproepen van wat in de vorige lessen aan bod is gekomen. Door de
leerlingen te laten vertellen over eigen ervaringen of reeds verworven inzichten met
betrekking tot het lesonderwerp te laten verwoorden, kan de leerkracht effectief nagaan
wat de leerlingen al wel of niet over een bepaald onderwerp weten.
Interactie
werken met Zwakke leerders hebben baat bij veel en kwalitatief goede interactie. Zij ondervinden veel
heterogene steun wanneer zij over de leerstof kunnen overleggen met andere leerlingen of de nodige
groepjes ondersteuning krijgen door interactie met de leerkracht. Het werken in kleinere groepjes
schept voor leerlingen, en zwakke leerlingen in het bijzonder, een veilige omgeving waarin
zij hun onbegrip kunnen uiten, extra uitleg kunnen vragen, hun mening kwijt kunnen. Dit
ligt voor hen vaak veel moeilijker in een grote groep. Sommige problemen waarmee zij
geconfronteerd worden, raken op die manier vaak spontaan opgelost, zonder dat het
extra inspanningen van de leerkracht vraagt.
Leerkrachten worstelen vaak met het probleem van grote niveauverschillen in hun
klasgroep. Omgaan met heterogeniteit in een groep is zeker niet evident, maar het kan
ook heel verrijkend zijn. Onderzoek wijst uit dat er meer en betere interactie mogelijk is
wanneer leerlingen kunnen samenwerken met een leerling van een verschillend
(taalvaardigheids)niveau. Sterke leerlingen voelen meestal minder sterk de behoefte om
zaken aan elkaar te verduidelijken; zwakke leerlingen hebben te weinig steun aan elkaar.
Zet men echter een sterke en een zwakke leerling samen, dan komt er een rijke interactie
tot stand, waarbij de sterke leerling bepaalde zaken kan verduidelijken aan de zwakke
leerling en de zwakke leerling extra ondersteuning krijgt. Uiteraard veronderstelt dit dat de
leerlingen bezig zijn met een betekenisvolle taak die hen voldoende uitdaagt en waarbij zij
bijvoorbeeld elk een stuk van de informatie moeten verwerken of een bepaalde rol
toegewezen krijgen, zodat ieders inbreng nodig en zinvol is. Het werken in (heterogene)
groepjes gaat niet van de ene dag op de andere: het is een proces waarbij zowel de
leerkracht als de leerlingen vertrouwd moeten raken met deze manier van werken.
11
tasan
vervolgschool
Werken met teksten
teksten Teksten zouden in heel wat vakken een belangrijke plaats moeten innemen, niet alleen in
functioneel het vak Nederlands, maar ook in de niet-taalvakken of in de vreemde taalvakken.
inzetten Leerlingen moeten namelijk leren omgaan met nieuwe informatie en daarvoor moeten zij
de nodige vaardigheden en strategieën kunnen ontwikkelen om informatie te verwerken.
Het is daarom belangrijk dat alle leerkrachten in hun lessen regelmatig werken met
motiverende, interessante teksten die aansluiten bij het lesonderwerp en de jongeren
aanspreken. Het kan gaan om allerlei soorten teksten zoals informatieve of verhalende
teksten. Het werken met teksten zou echter verder moeten gaan dan de lectuur van een
tekst met achteraf enkele inhoudelijke vragen. Opdat de leerlingen informatieverwerkende
vaardigheden kunnen ontwikkelen, is het belangrijk dat zij voldoende uitgedaagd worden:
dit kan door hen bijvoorbeeld voorafgaand een gerichte leesopdracht (bv. een vraag, een
probleemstelling, een stelling) bij een tekst te geven. Op die manier krijgen teksten een
functie bij het oplossen van een taak.
c. Ondersteuning
de leerkracht Leerlingen stuiten onvermijdelijk op problemen wanneer zij vrij moeilijke taken moeten
als uitvoeren. In een krachtige leeromgeving geven de leerkracht of de sterkere
begeleider medeleerlingen niet de oplossing voor een probleem, maar worden leerlingen zoveel
mogelijk aangemoedigd om zelf hun problemen op te lossen. Daarbij is de rol van de
leerkracht cruciaal: hij geeft niet zelf het antwoord, maar lokt de oplossing uit door
gerichte vragen te stellen, door de aandacht van de leerling te focussen op wat essentieel
is, door mee te kijken over de schouder van de leerling en hem zoveel mogelijk tot denken
te stimuleren. De leerkracht is dan ook meer dan een kennisoverdrager: hij is een
‘begeleider’ die de leerlingen ondersteunt wanneer dat nodig is. Niet alleen de leerkracht,
maar ook de medeleerlingen kunnen hierbij een rol opnemen. Onder het punt ‘interactie’
werd reeds gewezen op het belang van werken in heterogene groepen.
Ondersteuning gebeurt bij voorkeur tijdens het uitvoeren van de taken, maar soms is het
nodig om voorafgaand aan de taakuitvoering de zwakkere leerders extra te ondersteunen.
De leerkracht kan bijvoorbeeld extra aandacht besteden aan de instructies bij een
opdracht, zodat zeker alle leerlingen begrijpen wat van hen gevraagd wordt; de taken
kunnen vereenvoudigd worden door de leerlingen minder informatie te laten verwerken,
eenvoudigere vragen voor te leggen, meer visuele ondersteuning te bieden. Verder kan
samenwerking met collega’s (van andere vakken) ervoor zorgen dat zwakkere leerders in
verschillende vakken gerichte hulp krijgen. Meer praktische tips over hoe exonthaalklassers best ondersteund worden op diverse vlakken, zowel in de les Nederlands
als in de andere vakken, vind je in hoofdstuk 3 (blz 13).
Tot slot
stapsgewijs Bovenstaande elementen zijn cruciaal voor een krachtige leeromgeving: het zijn sleutels
opbouwen om leer- en gedragsproblemen te voorkomen, veeleer dan ze te genezen. Het vraagt
echter een mentaliteitswijziging en een praktische ommekeer van de leerkracht, want in
een dergelijke leeromgeving is de leerkracht meer dan een kennisoverdrager: hij
stimuleert en begeleidt het leerproces bij de leerlingen. Misschien herken je elementen
hiervan in je eigen klaspraktijk, misschien helemaal niet. In het laatste geval kan het
ontmoedigend lijken omdat er nog zo’n lange weg te gaan is. Dit is echter een verhaal van
vallen en opstaan. Door gaandeweg nieuwe praktijken uit te proberen en bepaalde van
bovenstaande aandachtspunten in je lessen mee te nemen, kan je de motivatie en het
leerpotentieel van de leerlingen vergroten. Soms ligt het in kleine dingen: het komt er
dikwijls op neer om aanknopingspunten te vinden waardoor de leerlingen ‘mee’ zijn, zich
willen inzetten, betrokken zijn op het lesgebeuren. Dit is een eerste stap: eenmaal de
leerlingen betrokken zijn en zich veilig voelen, zijn ze ontvankelijk om nieuwe
vaardigheden en kennis op te bouwen. Zwakke leerders, waaronder de ex-onthaalklassers, varen daar wel bij, maar ook de meer gevorderde leerlingen ondervinden er
voordelen van.
12
tasan
vervolgschool
3. SPECIFIEKE ONDERSTEUNINGSTIPS
3.1. INLEIDING: DE TASAN IN EEN NOTENDOP
schoolse
taalvaardigheid
meten,
maar niet
onderwijsoriënterend
Doel van de toets
De TASAN is bedoeld voor anderstalige nieuwkomers tussen 12 en 16 jaar die na
minimum 7 maanden onthaalonderwijs doorstromen naar de eerste graad secundair
onderwijs. De toets wordt afgenomen aan het einde van het onthaaljaar.
De TASAN gaat na of een anderstalige nieuwkomer voldoende taalvaardig is om de
lessen in de eerste graad secundair onderwijs te volgen en op welke vlakken hij nog
ondersteuning nodig heeft. De toets is niet onderwijsoriënterend: hij geeft niet aan of een
leerling naar een A-, B-richting of BUSO moet. Bij de plaatsing van de nieuwkomer na het
onthaaljaar zullen immers ook andere factoren een rol spelen. De TASAN laat wel toe
uitspraken te doen over specifieke talige vaardigheden en tekorten van de leerling: deze
meer diagnostische informatie maakt het mogelijk om doelgerichte ondersteuning te
koppelen aan de toetsresultaten (zie verder).
Er zijn twee parallelle versies van de TASAN. Leerlingen die de toets om één of andere
reden voor een tweede keer afleggen, kunnen bij de tweede afname de parallelle versie
oplossen.
Toetsinhoud
geen spreekvaar- De TASAN toetst drie vaardigheden: luisteren, lezen en schrijven. Spreekvaardigheid
digheid werd niet opgenomen wegens de enorme tijdsinvestering die het toetsen van deze
vaardigheid vraagt (individuele afnames zijn noodzakelijk).
een aantal De toets bevat voor de drie vaardigheden een aantal typetaken die voorkomen in de
typetaken eerste graad van het secundair onderwijs en die variëren qua moeilijkheidsgraad. Een
overzicht vind je in onderstaande tabel. Samen weerspiegelen ze een representatieve set
van minimale taaldoelen die noodzakelijk zijn om te kunnen functioneren in de eerste
graad van het secundair onderwijs. Ter aanvulling is bij de omschrijving van elke taak
tussen haakjes opgenomen met welke eindterm Nederlands voor het basisonderwijs de
taak correspondeert.
Vaardigheid
VERSIE 1
VERSIE 2
Taak 1
Klasportret
Taak 1
Klasportret
luisteren
Taak 5
Lessenrooster
Taak 5
Lessenrooster
luisteren
Taak 3
Handen
Taak 3
Smaak
luisteren
Taak 2
Verzorgers
Taak 2
Verzorgers
lezen
Taak 7
Hoe
communiceren
dieren?
Taak 7
Kunnen
dieren
praten?
lezen
Aard van de toets
De leerlingen luisteren naar concrete
persoonsbeschrijvingen en duiden de juiste personen op
de tekening van een klasfoto aan. (ETBaO 1.1)
De leerlingen luisteren naar een uitleg over een fictief
lessenrooster. Op basis van de uitleg vervolledigen de
leerlingen een schema van een lessenrooster. (ETBaO
1.1)
De leerlingen luisteren naar een meer abstracte tekst.
Over elk stukje tekst moeten zij een inhoudelijke vraag
beantwoorden. (ETBaO 1.5)
De leerlingen lezen 6 korte tekstjes waarin telkens het
profiel van een verzorger in de zoo beschreven staat. Ze
moeten 4 uitspraken koppelen aan de juiste verzorger en
daarna nog 3 vragen over de tekst beantwoorden.
(ETBaO 1.5)
De leerlingen lezen een meer abstracte tekst en
beantwoorden daarover schriftelijk een aantal
meerkeuzevragen en meer open vragen. (ETBaO 3.4)
13
tasan
vervolgschool
Taak 4
Misdadiger
Taak 4
Misdadiger
schrijven
De leerlingen geven een schriftelijke
persoonsbeschrijving op basis van een tekening van die
persoon. Bij de beoordeling is de vormelijke correctheid
ondergeschikt aan de inhoud. (ETBaO 4.2)
Taak 6
Bloemen
kleuren
Taak 6
De proef
met het ei
schrijven
De leerlingen beschrijven de verschillende stappen van
een proefje op basis van tekeningen. Een vriend(in) die
de tekeningen niet ziet, moet op basis van de beschrijving
begrijpen hoe hij het proefje moet uitvoeren. Bij de
beoordeling is de vormelijke correctheid ondergeschikt
aan de inhoud. (ETBaO 4.2)
Interpretatie van de TASAN resultaten
verschillende Er wordt géén globale score voor de TASAN berekend. De resultaten op de TASAN
subscores worden aangegeven met verschillende subscores. De verschillende subscores van een
individuele leerling kunnen vergeleken worden met referentiepunten die zijn bepaald op
basis van de proefafnames van de TASAN. Op die manier krijgt men een genuanceerd
beeld van de taalvaardigheid van een leerling: het geeft aan waar er nog problemen zijn
op vlak van taalvaardigheid (categorieën ‘zwak’ tot ‘middelmatig zwak’) en wat de leerling
reeds onder de knie heeft (categorieën ‘sterk’ en ‘middelmatig sterk’). Volgende
subscores vind je ook terug op het rapport van de leerling:
Subscores A: Vaardigheid
Geven aan hoe goed de leerling scoort voor de afzonderlijke talige vaardigheden die de
TASAN meet : luisteren, lezen en schrijven.
Subscores B: Receptie/productie
Wijzen erop hoe goed de receptieve taalvaardigheid van de leerling (luisteren, lezen) is en
hoe die zich verhoudt tot de productieve taalvaardigheid (schrijven). Dit wordt berekend
op basis van de scores van de afzonderlijke vaardigheden.
Subscores C: Verwerkingsniveau
Duiden aan hoe goed de leerling de aangeboden of te produceren informatie kan
verwerken: met ‘beschrijvend’ verwerkingsniveau wordt bedoeld dat de leerling in staat is
om informatie min of meer in dezelfde vorm te begrijpen of weer te geven (bv. de inhoud
van een tekst begrijpen). Met ‘structurerend’ verwerkingsniveau geven we aan dat de
leerling de informatie zelf kan structureren of evalueren (bv. mondelinge informatie in een
schema weergeven, informatie uit verschillende tekstjes met elkaar vergelijken).
Subscores D: (Visuele en talige) ondersteuning
Zeggen hoe goed de leerling omgaat met boodschappen die ofwel veel, ofwel weinig
visueel en talig zijn ondersteund: bij taken met ‘weinig ondersteuning’ is nauwelijks visuele
ondersteuning (afbeeldingen bv.) en talige ondersteuning (herhalingen bv.) voorzien; bij
taken met ‘veel ondersteuning’ is er ruime visuele en/of talige ondersteuning bij de
toetstaak.
De TASAN slechts Leerlingen die op het rapport van de TASAN ‘middelmatig zwak’ of ‘zwak’ blijken te zijn
één van de voor bepaalde deelvaardigheden of specifieke aspecten van hun taalvaardigheid, hebben
richtinggevers nood aan extra ondersteuning. Suggesties en tips hiervoor worden in de volgende punten
beschreven. De meeste tips richten zich zowel naar de leerkracht Nederlands als naar de
leerkracht niet-taalvakken in de vervolgscholen.
We willen hierbij benadrukken dat de TASAN slechts één van de informatiebronnen is
waarop je je ondersteuning kan richten. Andere factoren zijn uiteraard minstens even
belangrijk om de verdere ondersteuning van de ex-onthaalklassers op te baseren: de
dagdagelijkse observaties in de klas, de eigen toetsen en examens, de gesprekken met
ouders, collega’s, clb-medewerkers en andere betrokkenen, de zelfevaluaties van de
leerling,... We raden dan ook aan om al deze gegevens mee te nemen bij de verdere
14
tasan
vervolgschool
opvolging van de ex-onthaalklasser. Bovendien zijn onderstaande suggesties ook
bruikbaar voor andere zwakkere leerders.
3.2. VAARDIGHEDEN (SUBSCORES A/B)
Hieronder vind je ondersteuningstips voor leerlingen die op vlak van taalvaardigheid
bepaalde tekorten hebben om in de klas te kunnen volgen. Volgende tips geven aan hoe
je respectievelijk de mondelinge, de lees- en de schrijfvaardigheid van de leerlingen kan
verhogen (subscores A). Om de receptieve en/of productieve vaardigheid van de
leerlingen te verhogen (subscores B), kan je je op dezelfde suggesties baseren.
Hoewel deze tips vooral direct bruikbaar zijn voor de leerkracht Nederlands, zijn ze zeker
ook nuttig voor de leerkrachten van andere vakken: ze geven aan hoe je best omgaat met
schrijfproducten van ex-onthaalklassers, hoe je leerlingen kan stimuleren om meer actief
taal te gebruiken in de klas of op welke manier de verwerking van informatieve teksten
kan worden vereenvoudigd. Meer specifieke problemen in verband met taalvaardigheid
kan je als leerkracht in een niet-taalvak signaleren aan een collega van Nederlands en
kunnen door een eventuele extra begeleider (bijvoorbeeld vervolgschoolcoach) verder
opgevolgd worden.
3.2.1.
HOE DE MONDELINGE TAALVAARDIGHEID VAN EX-ONTHAALKLASSERS
VERHOGEN?
Het is nog steeds (jammer genoeg) zo dat leerlingen het grootste deel van de tijd die ze in
de klas doorbrengen, moeten luisteren naar wat de leerkracht of een medeleerling zegt.
Ex-onthaalklassers moeten dus net als andere leerlingen beschikken over een goede
luistervaardigheid om de uitleg en vragen van de leerkracht te begrijpen, instructies te
kunnen uitvoeren of gesprekken te volgen. Spreekvaardigheid is echter eveneens een
niet te onderschatten vaardigheid: leerlingen moeten taal actief kunnen gebruiken om
vragen over de leerstof te beantwoorden, aan te geven dat ze iets niet begrijpen, hun
gevoelens en mening te uiten, ...
De mondelinge taalvaardigheid dient bovendien als basis voor de verdere
taalontwikkeling. Teksten lezen of schrijven is immers erg moeilijk voor iemand die nog
maar een beperkte mondelinge taalvaardigheid heeft. Besteed daarom voldoende
aandacht aan de ontwikkeling van de mondelinge taalvaardigheden.
Tenslotte is het belangrijk om zo snel mogelijk een goed beeld van de mondelinge
taalvaardigheid van ex-onthaalklassers te krijgen en realistische verwachtingen tegenover
hen te stellen. Het is bijvoorbeeld niet noodzakelijk zo dat een leerling die maar weinig
zegt, ook maar weinig begrijpt van wat er gezegd wordt. Anderzijds mag je van exonthaalklassers niet onmiddellijk verwachten dat zij evenveel begrijpen of kunnen
uitleggen als een andere leerling. Ook een correcte uitspraak of correct gevormde zinnen
kan je niet meteen van hen verwachten.
15
tasan
vervolgschool
ONDERSTEUNINGSTIPS VOOR ALLE LEERKRACHTEN3BIJ HET WERKEN ROND
MONDELINGE VAARDIGHEDEN
A. HOE ZORG JE VOOR EEN VEILIG KLASKLIMAAT?
Ex-onthaalklassers voelen zich vaak onzeker, waardoor ze misschien stil zijn of zelfs blokkeren.
Een veilig klasklimaat waarin leerlingen durven spreken, het opbrengen om naar elkaar te
luisteren, durven aangeven dat ze iets niet begrijpen, durven fouten maken om er daarna uit te
leren... is daarom voor ex-onthaalklassers, nog meer dan voor andere leerlingen, een noodzaak.
Enkele tips om een veilig klasklimaat te creëren:
1. Help de ex-onthaalklassers om hun assertiviteit en weerbaarheid groter te maken door hen te
bevestigen in de dingen die ze goed doen, door hen aan te moedigen, zonder hen overdreven
in de kijker te plaatsen.
2. Geef de ex-onthaalklassers de gelegenheid om aan te geven dat ze iets niet begrijpen. Ga
indien nodig samen met hen na wát het precies is dat ze niet begrijpen (want het is voor een
leerling niet altijd makkelijk om dat te zien en te formuleren). Klassikaal vragen of iedereen het
begrepen heeft, werkt niet altijd, omdat leerlingen vaak bang zijn om voor de hele klas toe te
geven dat ze iets niet begrijpen of vanuit hun culturele achtergrond niet gewoon zijn hun
persoonlijke mening te kennen te geven. Wat wel zinvol is, is bijvoorbeeld tijdens niet-klassikale
momenten in de klas rondgaan en reageren op vragen van leerlingen die vastzitten of iets niet
begrepen hebben. Sommige leerlingen zullen dit (vooral in het begin) niet zelf durven
aangeven, maar zenden op één of andere manier toch signalen uit (fronsen hun wenkbrauwen,
kijken de hele tijd bij hun buur, zitten rond te kijken, ...). Ga naar die leerlingen toe en probeer
door vragen te stellen te weten te komen wat het probleem is. Probeer leerlingen die hun
problemen niet zelf signaleren, te stimuleren om dat de volgende keer wel te doen.
3. Ex-onthaalklassers hebben vaak een achterstand te overbruggen ten opzichte van de andere
leerlingen. Als zo’n leerling niet uit zijn woorden raakt, geef hem dan de kans om het op een
andere manier uit te leggen, door bijvoorbeeld gebaren te maken, te tekenen, iets aan te
wijzen, een andere taal te gebruiken, het aan een andere leerling in de eigen taal uit te leggen
en dan te laten vertalen, iets op te zoeken in een woordenboek... Als je de boodschap van de
leerling meent begrepen te hebben, verwoord die dan zelf in het Nederlands en vraag aan de
leerling of je het juist begrepen hebt.
4. Vaak is het zo dat als een leerling er niet in slaagt om een duidelijk of goed antwoord te geven,
hij snel zijn beurt verliest. Als je de ex-onthaalklasser wat meer tijd geeft en ondersteunende
vragen stelt, kan hij misschien wel het juiste antwoord formuleren. Zorg er wel voor dat het
natuurlijk blijft en focus ook niet teveel op de ex-onthaalklasser.
5. Pas indien nodig je eigen spreektempo aan voor de ex-onthaalklasser.
6. Zorg ervoor dat alle leerlingen aan de beurt komen en niet alleen die leerlingen waarvan je op
voorhand denkt dat ze het juiste antwoord weten.
B. WELKE SOORT OPDRACHTEN BIED JE AAN?
a. Algemeen
1. Een belangrijke factor is motivatie. Zorg dat spreek- en luisteropdrachten sterk aansluiten bij
de eigen leefwereld van de leerlingen. Stel hen voor een probleem of een uitdaging4. Leerlingen
zullen dan een spreek- en luisterdrang voelen om te kunnen vertellen over eigen ervaringen,
ervaringen van anderen te horen of om tot de oplossing van een probleem te komen. Vervang
een klassieke spreekbeurt door een functionele spreekopdracht (bijvoorbeeld: laat een leerling
aan een medeleerling instructies voor een tekenopdracht geven zodat de andere leerling een
voorbeeldtekening die hij niet ziet, zo goed mogelijk kan natekenen).
2. Zorg ervoor dat leerlingen de kans krijgen om aan het woord te komen tijdens activiteiten in
tweetallen of in kleine groepjes en dus niet alleen tijdens klassikale momenten. Het voordeel
van in kleine groepjes te werken is dat de leerlingen over het algemeen minder spreekangst
en meer luisterbereidheid vertonen en de leerlingen meer kansen krijgen om zelf aan het
woord te komen.
16
tasan
vervolgschool
b. Specifiek voor ex-onthaalklassers
1. Sterkere leerlingen kunnen tijdens groepswerk de ex-onthaalklassers helpen om de opdracht
op te lossen. Veel hangt af van de manier waarop het groepswerk georganiseerd wordt. Om te
voorkomen dat de sterktaalvaardige of assertieve leerlingen de touwtjes in handen nemen,
moet je ervoor zorgen dat elke leerling van het groepje over een verschillend en essentieel stuk
informatie beschikt en dat leerlingen moeten samenwerken om tot de juiste oplossing te komen.
Je kan elke leerling, ook de ex-onthaalklasser, daarbij een specifieke taak geven (bijvoorbeeld
tijdbewaker, materiaalmeester, verslaggever).
2. Geef indien nodig meer visuele ondersteuning bij de opdracht of bij de informatie die de
leerling nodig heeft om de opdracht op te lossen.
3. Herhaal indien nodig de opdracht of formuleer het op een andere manier. Licht de instructies of
de vraag bij een opdracht mondeling toe tot de ex-onthaalklasser begrijpt wat hij moet doen.
4. Beperk indien nodig de opdracht voor de ex-onthaalklasser (bijvoorbeeld: laat de exonthaalklasser in plaats van vijf, drie argumenten geven bij de bespreking van een stelling of
laat hem in kernwoorden of kortere zinnen antwoorden).
C. HOE GEEF JE FEEDBACK AAN EX-ONTHAALKLASSERS?
1. Stel indien nodig ondersteunende vragen die de leerling op weg helpen, maar het antwoord
niet prijs geven. Doe dit zowel tijdens klassikale activiteiten, als tijdens groeps- of paarwerk.
2. Als een leerling een juist antwoord heeft gegeven, geef dan positieve feedback. Herhaal bij
klassikale activiteiten het antwoord van de leerling niet (zelf), anders luisteren leerlingen niet
meer naar elkaar, maar alleen naar jou.
3. Hanteer verstaanbaarheid als norm. Als een leerling een vormelijke fout maakt (tegen
uitspraak, vervoeging ..), corrigeer hem dan niet op een expliciete manier, maar herfraseer het
antwoord achteraf op een correcte manier. (Bijvoorbeeld: Ll.: Die stapte af de fiets. Lk: Waarom
stapte ze van de fiets?). Als je fouten de hele tijd rechtstreeks corrigeert, is het gevaar immers
groot dat de leerling ontmoedigd raakt en toeklapt. (Bijvoorbeeld: Ll.: Die stapte af de fiets. Lk:
Ván de fiets.)
4. Als een leerling iets probeert uit te leggen, maar er niet in slaagt om de inhoud van zijn
boodschap duidelijk te maken, stel je dan op als iemand die onwetend is om de leerling er
toe aan te zetten om het nog eens te proberen. Probeer via vragen tegelijkertijd de leerling te
motiveren om verder moeite te doen en te helpen (Bijvoorbeeld: En waarom stapte ze van de
fiets? Was haar band lek?).
5. Ook bij het geven van feedback kan extra visuele of talige ondersteuning helpen.
6. Reageer ook op beperkte of niet-verbale reacties van de leerling. Stimuleer de exonthaalklasser om het antwoord eventueel toch mondeling te verwoorden door een vraag te
stellen (bijvoorbeeld: Dus jij denkt van wel? Kan je ook zeggen waarom?).
7. Hou er rekening mee dat het voor de ex-onthaalklasser moeilijk kan zijn om de juiste
formulering te vinden. Gun hem voldoende tijd om uit te spreken en duld een lager
spreektempo.
17
tasan
vervolgschool
3.2.2. HOE LEESVAARDIGHEID VAN EX-ONTHAALKLASSERS VERHOGEN?
Leesvaardigheid is van de drie getoetste vaardigheden in de TASAN de vaardigheid waarop de
leerlingen het laagst scoren bij de proefafnames. Leesvaardigheid blijkt voor de meeste nieuwkomers
nog een vrij groot probleem te zijn. Niet verwonderlijk, als je weet dat heel wat nieuwkomers in een
ander schrift dan het Latijnse zijn gealfabetiseerd en dat sommigen zelfs niet of nauwelijks
gealfabetiseerd zijn als ze hier aankomen. Nochtans is begrijpend lezen voor alle vakken in het
regulier onderwijs, en voor alle leerlingen (ook de niet-anderstalige nieuwkomers) zeer belangrijk: het
is nodig om informatie uit teksten te kunnen verwerken tijdens de les, om instructies te begrijpen of om
thuis te studeren aan de hand van notities of een handboek. Bovendien is leesvaardigheid ook heel
belangrijk om maatschappelijk te kunnen functioneren.
Waarom is ondersteuning op vlak van leesvaardigheid bij de meeste ex-onthaalklassers
noodzakelijk?
a. Voor anderstalige nieuwkomers die nog gealfabetiseerd moeten worden tijdens het
onthaalonderwijs, is één jaar meestal te kort om tot een goed ontwikkelde leesvaardigheid te
komen. Deze leerlingen hebben lezen nog niet geautomatiseerd en zijn nog volop ‘technisch’ aan
het lezen wanneer zij de onthaalklas verlaten. Maar ook voor andere ex-onthaalklassers is lezen
een moeilijke opdracht. Elk nieuw onderwerp brengt nieuwe woordenschat met zich mee, en net
als voor reguliere leerlingen blijft de schooltaal vaak een struikelblok.
b. Lespraktijk in het onthaalonderwijs: misschien gaat nog te weinig aandacht uit naar begrijpend
lezen en wordt lezen te veel beperkt tot ‘technisch lezen’. In het onthaalonderwijs moeten naast
technische aspecten van leesvaardigheid, ook leesplezier en leesbegrip gestimuleerd worden.
Zelfs met beginnende taalleerders kan van in het begin vanuit tekstbegrip gewerkt worden5.
ONDERSTEUNINGSTIPS VOOR ALLE LEERKRACHTEN
BIJ HET WERKEN ROND LEESVAARDIGHEID
A. WELKE SOORT OPDRACHTEN BIED JE AAN?
a. Algemeen
1. Schenk voldoende aandacht aan begrijpend lezen in de lessen Nederlands. Dit geldt voor alle
leerlingen, maar zeker voor de ex-onthaalklasser. Werk met allerlei soorten teksten:
informatieve, verhalende, beschouwende teksten en doe dat zoveel mogelijk op een
motiverende en uitdagende manier. Heb daarbij oog voor formeel en abstract taalgebruik dat
veel in het onderwijs wordt gebruikt en ga zeker deze woorden niet schrappen in de teksten,
maar richt er de aandacht op.
2. Kies voor interessante en relevante teksten: teksten waarin nieuwe informatie staat, die de
kennis van de wereld van de leerlingen uitbreiden, die hun aanspreken. Je kan hierbij gebruik
maken van bestaande handboeken, maar ook van allerlei interessante tijdschriften voor
jongeren en eenvoudige jeugdboeken.
3. Werk met een gerichte leesopdracht bij de teksten. Op die manier is lezen geen vrijblijvende
activiteit, maar staat het in functie van het oplossen van een vraag, een probleem of het
uitvoeren van een handeling. Dan hoef je als lezer ook niet elk woord in een tekst te begrijpen.
Bijvoorbeeld: de leerlingen moeten een aantal voorspellingen maken over het gedrag van
dieren en nagaan in de tekst of hun voorspellingen kloppen; de leerlingen moeten instructies
lezen om ze nadien uit te voeren.
b. Specifiek voor ex-onthaalklassers
1. Geef eventueel de tekst op voorhand mee aan de ex-onthaalklasser zodat deze de tekst al
thuis kan doornemen. Je kan ook aan de vervolgschoolcoach, de extra begeleider of de
leerkracht Nederlands vragen om de tekst vooraf samen met de leerling door te nemen.
2. Een andere mogelijkheid is de opdracht beperken zodat de ex-onthaalklasser bijvoorbeeld
maar een deel (het meest relevante) van de tekst moet lezen en/of slechts een deel van de
opdracht moet oplossen (bijvoorbeeld alleen de belangrijkste vragen).
3. Bied meer visuele ondersteuning aan bij de tekst door bijvoorbeeld extra afbeeldingen te
voorzien, gebruik te maken van een beeldwoordenboek of internet.
4. Richt de aandacht van de ex-onthaalklassers op de inhoud van de teksten door vragen te
stellen over de inhoud, door over de betekenis van moeilijke woorden te onderhandelen, door
vooraf ervaringen op te roepen of aan te reiken rond het onderwerp van de tekst.
18
tasan
vervolgschool
5. Laat de ex-onthaalklassers enkel luidop voorlezen indien dit echt functioneel is, bijvoorbeeld om
informatie over te brengen naar medeleerlingen die de tekst niet voor zich hebben. Luidop laten
voorlezen als oefening in verklanken is weinig zinvol voor leerlingen die nog volop hun
leesvaardigheid aan het ontwikkelen zijn. Bovendien raken andere leerlingen hierdoor snel
verveeld. Stimuleer vooral het stillezen. Op die manier kunnen de ex-onthaalklassers, en ook
de andere leerlingen, zich vooral op de inhoud van de tekst concentreren. Geef hen indien
nodig meer tijd om vooraf een tekst stil te lezen.
B. HOE BIED JE ONDERSTEUNING AAN EX-ONTHAALKLASSERS TIJDENS HET LEZEN?
1. Als een leerling vastraakt bij het lezen, kan je individuele ondersteuning bieden, terwijl de
andere leerlingen zelfstandig stillezen. Stel eerst open vragen (bijvoorbeeld: Lukt het? Waar
zit je probleem?). Richt de aandacht op de meest relevante passages wanneer de leerlingen
moeilijk hun probleem kunnen definiëren of oplossen. Doe dat door hen meer gerichte vragen
te stellen en hen zo dichter bij de oplossing te brengen (bijvoorbeeld: Hoezo? Waar heb je dat
gelezen? Kijk hier eens goed: stond hier niks over...?)
2. Leer de ex-onthaalklassers om een tekst ook globaal te benaderen door informatie te halen
uit de titel, de afbeeldingen bij een tekst, de structuur van een tekst enz. Breng deze
leesstrategieën al doende aan bij het lezen van teksten en niet als doel op zich. Schenk
voldoende aandacht aan scannend lezen en globaal tekstbegrip.
3. Bied de ex-onthaalklassers eventueel een schema of structuur aan die hen helpt om de
informatie in de tekst te verwerken op een overzichtelijke manier. Dat helpt hen ook bij het
studeren nadien.
4. Laat de ex-onthaalklasser samenwerken met een meer gevorderde leerling. Je kan de
leerlingen bijvoorbeeld in groepjes laten werken en elk een ander stukje tekst geven om te
lezen. De ex-onthaalklasser kan je eventueel een tekstje geven met minder of makkelijkere
informatie. Nadien moeten ze dan bijvoorbeeld de info van hun tekstje uitwisselen met de
andere groepsleden.
5. Ex-onthaalklassers die nog moeite hebben met technisch lezen, kan je ook op dat vlak
ondersteunen, maar zorg ervoor dat er in de leesactiviteiten voldoende aandacht blijft uitgaan
naar tekstbegrip en leesplezier.
6. Geef indien nodig de ex-onthaalklasser meer tijd om de opdracht op te lossen, terwijl de
andere leerlingen zelfstandig verder werken.
19
tasan
vervolgschool
3.2.3. HOE DE SCHRIJFVAARDIGHEID VAN EX-ONTHAALKLASSERS VERHOGEN?
Om te kunnen functioneren op school en in de klas moeten de leerlingen wat schrijfvaardigheid
betreft, in staat zijn om iets over te schrijven van het bord, om schriftelijke vragen te beantwoorden of
een schema in te vullen op basis van een tekst of een les, om schriftelijke toetsen en examens op te
lossen, om notities te maken of te noteren wat gedicteerd wordt, om een formulier in te vullen. Daarbij
zal het vooral belangrijk zijn dat de inhoud van wat ze opschrijven duidelijk is voor henzelf en voor de
leerkracht. Schrijven dient dus in de eerste plaats om een inhoudelijke boodschap over te
brengen. Dit is ook in essentie de doelstelling van het schrijfvaardigheidsonderwijs: leerlingen moeten
op begrijpelijke wijze een boodschap kunnen overbrengen aan een bekend of onbekend persoon. De
eindtermen Nederlands voor het basisonderwijs en de eerste graad secundair onderwijs onderstrepen
dit eveneens.
Schrijfvaardigheid is sterk verweven met de andere vaardigheden: als de mondelinge taalvaardigheid en leesvaardigheid van de ex-onthaalklassers verhoogt, geraken ze meer vertrouwd met de
klanken in het Nederlands, waardoor ze bijvoorbeeld minder spellingsfouten maken. Een betere
mondelinge taalvaardigheid en leesvaardigheid heeft ook als gevolg dat de woordenschat van de
leerlingen vergroot, dat leerlingen meer vertrouwd raken met de Nederlandse zinsbouw, ... wat dan
weer positieve gevolgen heeft voor de schrijfvaardigheid van de leerlingen.
ONDERSTEUNINGSTIPS VOOR DE LEERKRACHTEN NEDERLANDS6
BIJ HET WERKEN ROND SCHRIJFVAARDIGHEID
A. WAT VOOR SCHRIJFOPDRACHTEN BIED JE AAN?
a. Algemeen
Zorg voor schrijftaken die motiverend zijn:
1. door het gekozen onderwerp.
2. doordat het schrijfproduct een functie zal krijgen (bijvoorbeeld een e-mail schrijven om een
correspondentie met een andere klas te houden, een vraag om informatie sturen naar een
instantie) of omdat de schrijfopdracht in een motiverende context geplaatst wordt (bijvoorbeeld
een uitnodiging voor vrienden opstellen, een antwoord formuleren op een herkenbaar
probleem, een brochure opstellen).
3. door de werkvorm: omdat de leerlingen bijvoorbeeld mogen samenwerken.
b. Specifiek voor ex-onthaalklassers
Geef aan de ex-onthaalklassers dezelfde schrijfopdrachten als aan de andere leerlingen, maar
zorg indien nodig voor differentiatie. Differentiatie kan er onder andere als volgt uitzien:
1. Je kan een voorgesprek houden waarin je visuele ondersteuning biedt bij de opdracht, de
voorkennis van de ex-onthaalklasser aanspreekt, zijn kennis van de wereld uitbreidt,
ongekende woorden aanreikt, ...
2. Je kan de schrijfopdracht voor de ex-onthaalklasser wat beperkter houden (bijvoorbeeld bij
een opdracht waarbij leerlingen vijf korte persoonsbeschrijvingen moeten geven, de exonthaalklasser er maar drie laten geven).
3. Je kan ervoor zorgen dat de ex-onthaalklasser de schrijfopdracht eerst mondeling bespreekt
met een medeleerling, zodat hij alles al eens mondeling heeft verwoord, en rekening kan
houden met de feedback en de inbreng van de medeleerling.
4. Hou er rekening mee dat de ex-onthaalklasser vaak nog onvoldoende vertrouwd is met
bepaalde conventies op vlak van lay-out, bijvoorbeeld de manier om een brief te beginnen of
af te sluiten.
5. Geef de ex-onthaalklasser indien nodig meer tijd om een opdracht op te lossen.
20
tasan
vervolgschool
B. HOE GEEF JE FEEDBACK OP SCHRIJFOPDRACHTEN DIE JE VAN EXONTHAALKLASSERS TERUGKRIJGT?
a. Algemene tips voor feedback bij een schrijfopdracht
1. De feedback moet aangepast zijn aan de essentie van de taak: als je bijvoorbeeld de
opdracht geeft aan leerlingen om een overtuigende brief te schrijven, dan moeten ze in de
eerste plaats feedback krijgen op de overtuigingskracht van hun brief, en niet op vormelijke
aspecten.
2. Feedback moet aangepast zijn aan de fase waarin het schrijfproces zich bevindt. Als een
leerling nog volop aan het schrijven is, geef dan enkel feedback over de inhoud van de tekst en
nog niet over de vorm (een ervaren schrijver laat op zijn computer ook pas de spellingchecker
lopen als de tekst qua inhoud op punt staat).
3. Ook leerlingen kunnen elkaar feedback geven. Je hoeft er dus niet helemaal alleen voor te
staan. Geef wel duidelijk aan waar de leerlingen op moeten letten als ze elkaar feedback geven.
Bij het bovenstaande voorbeeld waarbij leerlingen een overtuigende brief moeten schrijven, kan
je hen vragen aan te geven door welke argumenten uit de brief van hun medeleerling ze zich
zouden laten overtuigen en door welke helemaal niet.
b. Feedback tijdens het schrijven
1. Het schrijfproces is belangrijker dan het eindproduct. Daarom is het zinvol om al feedback
te geven tijdens het schrijfproces. De leerling krijgt dan de kans om zijn schrijfproduct nog
tijdens het schrijven verder bij te stellen. Ook ex-onthaalklassers zullen op deze manier veel
meer terechtbrengen van hun opdracht. Ze zullen minder makkelijk vastlopen en minder snel
gedemotiveerd geraken (wat is er demotiverender dan een door de leerkracht verbeterde
schrijfopdracht terug krijgen die bol staat van de rode foutmarkeringen?). Ze zullen meer leren
omdat de leerkracht onmiddellijk kan inpikken op iets dat onduidelijk is, informatie die
ontbreekt... zodat de leerling nog tijdens het schrijven kan zoeken naar een betere formulering,
aanvullende informatie en dus direct uit zijn fouten of tekorten kan leren.
2. De meest efficiënte manier om feedback tijdens schrijfopdrachten te geven, zijn
blitzbezoeken op het gepaste moment. Je loopt in de klas rond, leest (in stilte) over de
schouder van de leerlingen mee en stelt indien nodig vragen bij onduidelijkheden, ontbrekende
informatie, schrijfsels die niet aan de opdracht beantwoorden, ... Je blijft niet staan tot de
leerling alles verbeterd heeft, maar laat hem de tekst zelf herschrijven. Je gaat verder naar
een andere leerling en komt later wel terug om te zien of die eerste leerling begrepen heeft wat
er fout was of ontbrak en of zijn tekst ondertussen is verbeterd of aanvuld.
3. Als een ex-onthaalklasser vastloopt bij zijn schrijfopdracht, treed dan in mondelinge interactie
met de leerling en focus vooral op de inhoud die de leerling wil overbrengen. Bekijk in eerste
instantie de inhoud van de tekst: wat zegt de leerling hier? Snap ik globaal wat hij bedoelt? Is
hij in staat om de boodschap over te brengen op een verstaanbare manier? Wat ontbreekt hier?
Waarom snap ik dat niet? Gebruikt hij een creatief idee? Hoe redt de leerling zich als hij een
bepaald woord niet kent? Spelling en vorm bekijk je pas op het einde als de ideeën vorm
hebben gekregen.
4. Tijdens het schrijfproces moet je jezelf niet als een te welwillende verstaander opstellen,
maar speel je de verwarring van de lezer die probeert te begrijpen wat er staat, maar daar bij
onduidelijke passages niet in slaagt. Geef feedback door stimulerende vragen te stellen
waarop je niet zelf het antwoord geeft.
5. Ga in op vormelijke fouten die de begrijpelijkheid in de weg staan. Doe dit door vragen te
stellen waarmee je nagaat wat de leerling precies bedoelt. Verwacht nog geen perfecte
volzinnen of antwoorden zonder spellingsfouten van de ex-onthaalklasser.
6. Moedig de zelfredzaamheid van de leerling aan. Leer de ex-onthaalklassers al doende
schrijfstrategieën te hanteren waardoor ze hun nog beperkte schrijfvaardigheid wat kunnen
compenseren: iets in andere woorden omschrijven, er een illustratie bij maken of kleven, een
woordenboek gebruiken, de hulp inroepen van een medeleerling...
7. Het is belangrijk dat ex-onthaalklassers ook stilaan leren hoe ze hun eigen tekst kunnen
reviseren. Een manier om dit te doen bij meer gevorderde ex-onthaalklassers is een andere
leerling feedback laten geven. Als de opdracht bijvoorbeeld is 'een stukje voor de klaskrant
schrijven' en de leerling die het artikeltje naleest, geeft aan dat hij bepaalde stukken niet
begrijpt, dan zal de ex-onthaalklasser geleidelijk aan leren rekening te houden met zijn publiek.
Dit is echter een proces van lange duur en vraagt bovendien een veilig klasklimaat.
21
tasan
vervolgschool
c. Feedback op de eerste versie
1. De leerlingen geven hun eerste versie af. Je kijkt de schrijfproducten na. In je feedback hierop
stel je concrete vragen over inhoudelijke dingen die niet duidelijk zijn. Moedig de exonthaalklasser aan om te schrijven wat hij kan.
2. Wat de vorm betreft: weeg af welke fouten echt belangrijk zijn en welke niet. Daarvoor
baseer je je op de doelstellingen die je met de leerlingen moet bereiken en van de
taalontwikkeling van de leerling (hoever staat hij op vlak van taalvaardigheid?).
3. Als je feedback wil geven op de vorm, kan je dit bijvoorbeeld doen door in de marge van de
tekst een kruisje te zetten. Met de leerlingen spreek je af dat dit wil zeggen dat er in die regel
ergens een fout staat tegen de vorm, maar dat ze zelf moeten achterhalen welke fout ze
gemaakt hebben. Als dit te moeilijk is voor de leerling, kan je ook de fout onderstrepen, maar
niet zelf verbeteren. Dat moeten de leerlingen doen.
4. De leerlingen krijgen hun eerste versie terug en herschrijven de tekst tot een definitieve versie.
d. Feedback op de definitieve versie
1. Bij de beoordeling van de tekst neem je deze keer wel de houding aan van een ‘welwillende
lezer’. Dit wil zeggen dat je je als een goede verstaander opstelt, niet verwacht dat alles perfect
en correct geformuleerd wordt, maar een zekere mildheid aan de dag legt. Je houdt er met
andere woorden rekening mee dat de tekst geschreven is door een leerling die slechts één jaar
of minder de tijd heeft gehad om te leren schrijven in een andere taal en vaak zelfs in een ander
alfabet. Je probeert dus om globaal de essentie van de boodschap te begrijpen.
2. Vorm en inhoud beoordeel je los van elkaar. Voor vorm kijk je of de leerling rekening houdt
met een aantal vormelijke basisregels (gebruikt de leerling onderwerp en persoonsvorm?
bakent hij zijn zinnen af?). Je kan hier geleidelijk aan hogere eisen gaan stellen naar gelang de
talige ontwikkeling van de leerling. Voor inhoud kijk je enkel en alleen naar de inhoud van de
boodschap en maak je abstractie van de vorm. Bij het beoordelen van de inhoud probeer je dus
over bepaalde vormelijke fouten heen te lezen.
3. Je duidt met rood spellingsfouten aan tegen regels waarvan je weet dat ex-onthaalklassers ze
gezien hebben. Deze fouten moeten de leerlingen zelf verbeteren. Andere fouten onderstreep
je met groen en verbeter je zelf.
4. Als je een beoordelingscijfer wilt geven, zorg dan dat de verdeling van de cijfers voor inhoud
en vorm in verhouding staat met de opdracht die je gegeven hebt. Als je bijvoorbeeld de
opdracht hebt gegeven om instructies voor een bepaalde handeling op een duidelijke manier te
formuleren naar een leeftijdsgenoot, is de vorm minder belangrijk en zou een verdeling van 2
punten op vorm en 18 op inhoud bijvoorbeeld redelijk zijn. Gaat het daarentegen om een
formele brief naar een of andere instantie, dan is vorm belangrijker en dan zou je bijvoorbeeld
kunnen afspreken dat de vorm op 5 punten staat en de inhoud op 15. Verder is het ook
belangrijk dat je bij de beoordeling van de vorm alleen die elementen in rekening neemt die de
ex-onthaalklasser echt al zou moeten verworven hebben.
ONDERSTEUNINGSTIPS VOOR DE LEERKRACHTEN NIET-TAALVAKKEN
BIJ HET WERKEN ROND SCHRIJFVAARDIGHEID
Als leerkracht van een niet-taalvak geef je niet echt schrijfopdrachten aan je leerlingen. Maar toch
moeten leerlingen ook in niet-taalvakken over de nodige schrijfvaardigheid beschikken, bijvoorbeeld
om iets over te schrijven van het bord, om notities te maken, om een oefening of een schema in te
vullen, om toetsvragen of examenvragen te beantwoorden.
Vaak ondervinden ex-onthaalklassers hierbij problemen. Hieronder vind je enkele tips om aan deze
problemen tegemoet te komen.
1. Als de ex-onthaalklasser moeite heeft met (over)schrijven, kan het, zeker in het begin, nuttig
zijn om de leerling tijdens de les een kopie van het bordschema uit je lesvoorbereiding te
bezorgen, zodat de ex-onthaalklasser zich vooral kan concentreren op de inhoud van de les.
Notities dienen immers om het begrip van de leerlingen over de leerstof te verhogen.
2. Laat de ex-onthaalklasser bij het maken van een invuloefening samenwerken met een sterk
taalvaardige leerling.
3. Open vragen zijn moeilijk op te lossen voor ex-onthaalklassers die nog maar over een beperkte
schrijfvaardigheid beschikken. Een manier om dit te ondervangen is voor de ex-onthaalklasser
22
tasan
vervolgschool
4.
5.
6.
7.
de open vragen te vervangen door meerkeuzevragen of invulvragen waarbij hij moet kiezen
uit verschillende mogelijke antwoorden die bovenaan de oefening staan. Een andere
mogelijkheid is dat je hem laat antwoorden in kernwoorden in plaats van in volledige zinnen.
Als de opdracht het toelaat kan je aan de ex-onthaalklasser de opdracht geven het antwoord te
tekenen of aan te duiden op een afbeelding in plaats van het antwoord in woorden op te
schrijven.
Geef de leerling indien nodig meer tijd om een opdracht, een toets of een examen op te lossen.
Je kan de ex-onthaalklasser bij een opdracht of toets ook mondeling laten antwoorden op
vragen die de andere leerlingen schriftelijk moeten beantwoorden.
Verwacht geen perfecte volzinnen of antwoorden zonder spelfouten. Let in de eerste plaats op
de inhoud van de boodschap. Taalcorrectheid is nog moeilijk voor de ex-onthaalklassers.
Weeg eventueel af wat qua vorm belangrijk is en vraag hierover advies aan de leerkracht
Nederlands. Fouten die veel voorkomen, kan je eventueel doorgeven aan de leerkracht
Nederlands.
23
tasan
vervolgschool
3.3. VERWERKINGSNIVEAU (SUBSCORES C)
Het verwerken van nieuwe informatie vraagt van leerlingen de nodige talige en cognitieve
vaardigheden. Dit is zeker het geval wanneer leerlingen de aangeboden informatie niet zomaar
moeten begrijpen maar er meer van hen verwacht wordt: zij moeten bijvoorbeeld de hoofdgedachte uit
een tekst halen, informatie weergeven in een schema, tekstjes met elkaar vergelijken of een eigen
mening formuleren. Voor ex-onthaalklassers is dat vaak nog extra moeilijk omdat het begrijpen of het
zelf kunnen formuleren van een boodschap nog hun volle aandacht vraagt. We geven hier aan hoe je
ex-onthaalklassers kan ondersteunen bij opdrachten die een vrij moeilijke verwerking vragen
(structurerende of evaluerende verwerking). Deze tips gelden zowel voor de taal- als voor de niettaalleerkrachten.
Vooraf
Bekijk vooraf goed de opdrachten en de vragen bij je lessen.
1. Ga na of het doel van de opdracht en de formulering ervan helder genoeg is. Is de volgorde
van de vragen logisch? Is er een eventuele opbouw van makkelijk naar moeilijk? Van concreet
naar abstract? Licht de opdracht of de vragen eventueel nog eens extra mondeling toe (na
klassikale instructie) als blijkt dat de ex-onthaalklasser onvoldoende begrijpt wat van hem
verwacht wordt.
2. Geef de ex-onthaalklasser eventueel vooraf een in te vullen schema of antwoordblad.
3. Laat hetzelfde soort vragen en opdrachten terugkomen zodat de ex-onthaalklasser hiermee
vertrouwd raakt en stilaan met dergelijke opdrachten zelfstandig aan de slag kan, bv. het
zoeken naar een hoofdgedachte in een tekst. Je kan er in het begin ook op letten om de
opdrachten op dezelfde wijze te formuleren. Maak hierover afspraken maken met collega’s.
4. Kies zoveel mogelijk voor functionele opdrachten, die uitdagend zijn: de ex-onthaalklasser
kan misschien meer dan je denkt, als hij maar gemotiveerd wordt. Meer complexe opdrachten
hoef je niet per definitie te vermijden of te versimpelen.
5. Start de les met een meer oriënterende opdracht vooraleer de leerlingen nieuwe informatie
moeten verwerken, door bijvoorbeeld voorkennis of een concrete ervaring op te roepen, door
verbanden te leggen met de vorige lessen, door voorspellingen te laten doen aan de hand van
illustraties bij een tekst.
6. Maak de inhoud toegankelijker door extra visuele en talige ondersteuning (zie 3.4).
7. Bepaal een geschikte werkvorm bij moeilijkere opdrachten: laat de ex-onthaalklasser
bijvoorbeeld samenwerken met een sterkere leerling of laat de sterkere leerlingen zelfstandig
werken zodat je de ex-onthaalklasser individueel kan begeleiden.
8. Laat de ex-onthaalklasser eventueel vooraf een eenvoudige opdracht maken ter voorbereiding, thuis of tijdens de extra begeleiding op school. Spreek af met collega’s.
Tijdens het uitvoeren van de taken
1. Ondersteun de ex-onthaalklasser tijdens het uitvoeren van de opdracht (zie ook 3.2.). Help
de leerling op weg met gerichte vragen, breng het denkproces op gang, maar geef de
antwoorden niet zelf (eerst open vragen, vervolgens meer gesloten; waarmee gaan we
beginnen? Zou je dit eerst doen of dat? Waarom? Stel dat ik dat eerst doe, gaat dat?). Neem
denkstapjes, herlees samen met de leerling de vraag, bespreek met hem wat er verwacht
wordt, in welke volgorde er gewerkt moet worden en breng de leerling op die manier dichter bij
de oplossing.
2. Besteed aandacht aan de inhoud van de antwoorden of oplossingen door middel van een
nabespreking. Laat de leerlingen bijvoorbeeld eerst in tweetallen of in groepjes de oplossingen
bespreken en laat nadien alle groepjes hun antwoord geven in een klassikale nabespreking.
Overloop met de leerlingen hoe zij tot hun antwoorden of oplossingen zijn gekomen (waar
gevonden? Hoe aangepakt? Wat eerst gedaan?). Ga na waarom sommige antwoorden fout
zijn, wat mogelijke alternatieven zijn. Op die manier krijg je ook een beter zicht op mogelijke
problemen. Hou voor ogen dat inhoud steeds primeert op vorm.
24
tasan
vervolgschool
Verwerkingsniveau van de taak aanpassen
Je kan een taak vooraf ook aanpassen voor de ex-onthaalklasser door het niveau waarop de taak
moet worden verwerkt, te verlagen. De leerlingen werken dan allemaal rond dezelfde inhoud, maar
aan de ex-onthaalklasser worden minder eisen gesteld qua verwerking. Dit is uiteraard slechts zinvol
als je daarmee niet aan de essentie van een taak raakt. Een opdracht waarbij de leerlingen
bijvoorbeeld op basis van een tekst een aantal uitvindingen chronologisch op een tijdslijn moeten
situeren, kan je vereenvoudigen door de ex-onthaalklasser een tijdslijn te geven waarop al een aantal
uitvindingen zijn ingevuld of een tekst te geven met minder uitvindingen.
1. Voorzie een andere opdracht bij eenzelfde tekst of tekeningen. Geef de ex-onthaalklasser
bijvoorbeeld meer globale vragen bij een tekst in plaats van detailvragen.
2. Laat de ex-onthaalklasser de informatie receptief in plaats van productief verwerken: geef
hem bijvoorbeeld een meerkeuzevraag of invulvraag in plaats van een open vraag waarop
schriftelijk moet worden gereageerd; stel een meer gesloten vraag (ja/nee vraag) in plaats van
een uitgebreid antwoord op een open vraag te verwachten.
3. Laat de ex-onthaalklasser minder informatie verwerken: focus bijvoorbeeld op de meest
relevante passages van een tekst; geef hem minder tekeningen waarover hij iets moet
schrijven; geef hem een kortere versie van een verhaal.
4. Lees een tekst voor of laat een tekst voorlezen door een sterkere medeleerling zodat de exonthaalklasser zich op de inhoud kan concentreren.
5. Zorg dat de ex-onthaalklasser minimaal de nieuwe informatie moet begrijpen of zelf een
begrijpelijke boodschap moet geven. Verlaag het verwerkingsniveau niet tot het louter
kopiërende niveau, zoals het overschrijven of luidop voorlezen van een tekst, het nazeggen
van een antwoord. Zorg dat de opdrachten steeds betekenisvol blijven.
3.4. VISUELE EN TALIGE ONDERSTEUNING (SUBSCORES D)
De mate waarin een taak veel of weinig visuele en talige ondersteuning voorziet, blijkt voor exonthaalklassers te bepalen of ze een taak al dan niet tot een goed einde brengen. Sommige exonthaalklassers hebben het met andere woorden moeilijk wanneer zij een opdracht moeten uitvoeren
waarbij ze geen of nauwelijks visuele hulp krijgen en waarbij ze ook op talig vlak weinig ondersteund
worden. Vaak gaat het dan om inhouden die op een meer abstracte manier benaderd worden en
daardoor minder toegankelijk zijn voor de leerlingen. Leerlingen worden vaak met dit soort van
boodschappen geconfronteerd, bijvoorbeeld in de handboeken die op school gebruikt worden: teksten
bevatten compacte informatie (er wordt veel gezegd op korte tijd), de illustraties bij een tekst zijn niet
altijd verhelderend, de leerlingen moeten zelf verbanden leggen tussen verschillende elementen.
Leerlingen, ook ex-onthaalklassers, moeten leren omgaan met dit soort van boodschappen, maar
wanneer dit voor hen een onoverkomelijke struikelblok blijkt te zijn, zal extra ondersteuning op dat vlak
nodig zijn. Hieronder geven we een aantal tips van hoe je dat kan doen. Deze tips kunnen in alle
vakken toegepast worden.
Meer visuele ondersteuning bieden
Uiteraard is het niet mogelijk om bij elke les meer visuele ondersteuning te voorzien. Bij sommige
onderwerpen ligt dit meer voor de hand dan bij andere; het vraagt bovendien extra inspanningen van
de leerkracht die niet altijd haalbaar zijn.
1. We gaven in hoofdstuk 2 (‘Een krachtige leeromgeving in de klas’) reeds aan dat nieuwe
lesinhouden het best geïntroduceerd worden in een concrete, realistische context, vanuit een
herkenbaar probleem dat de leerlingen aanspreekt. Door de leerlingen eerst te laten
experimenteren met magneten en nadien de meer theoretische uitleg over magneten te geven,
krijgen ze automatisch meer houvast bij de les. Het vraagt een zekere ommekeer in de opbouw
en het verloop van je lessen, maar het kan je heel wat extra moeite besparen die je anders
achteraf moet steken in het geven van extra uitleg of het zoeken naar extra prentjes. Tracht
vooral te zoeken naar concrete situaties, problemen of handelingen waaraan je je lesonderwerp
kan ophangen.
25
tasan
vervolgschool
2. Meer visuele ondersteuning betekent niet per definitie: meer prentjes of voorwerpen bij de
les tonen. Het is belangrijk dat de visuele ondersteuning de leerlingen daadwerkelijk helpt. Een
sfeerfoto over de Noordzee vertelt weinig over de werking van eb en vloed. Een steen zegt
weinig over hoe een steengroeve eruitziet, een concrete foto of dia van een steengroeve
daarentegen wel.
3. Veel hangt ook af van wat er precies met de visuele informatie wordt gedaan in de klas: een
demonstratie door de leerkracht zal minder blijven hangen dan een proefje dat de leerlingen zelf
mogen uitvoeren, een klassikale brainstorm rond afbeeldingen over de Middeleeuwen levert
meer op dan een uitleg van de leerkracht bij de afbeeldingen. Hoe meer de leerlingen de kans
krijgen om zelf actief betrokken te zijn bij de les, hoe meer kans dat ze er ook werkelijk iets van
meepikken.
4. Wanneer je bij opdrachten of toetsen meer visuele ondersteuning wil aanbieden aan de
leerlingen, zorg je er best voor dat afbeeldingen, gebaren, voorwerpen of handelingen effectief
een steun voor de leerling betekenen. Je kan de ex-onthaalklasser bijvoorbeeld zijn antwoord
laten aanduiden of aanwijzen op een tekening of kaart in plaats van het antwoord te laten
zeggen of opschrijven. Je kan de leerling een voorgestructureerd schema aanbieden waarin hij
de informatie moet verwerken.
5. Laat de ex-onthaalklasser eventueel gebruik maken van allerlei visuele hulpmiddelen, zoals
een beeldwoordenboek, CD-roms, internet.
Meer talige ondersteuning bieden
Ook hierbij geldt dat je als leerkracht niet noodzakelijk het taalaanbod in je lessen hoeft te
vereenvoudigen om meer talige ondersteuning aan de leerlingen te kunnen bieden. Het is niet
haalbaar en evenmin wenselijk om bijvoorbeeld teksten uit je handboek te herschrijven. Leerlingen,
ook ex-onthaalklassers, moeten leren omgaan met meer complexe teksten en inhouden.
1. Een goede opstap om zwakkere leerders te ondersteunen is opnieuw: zoveel mogelijk
vertrekken van concrete, realistische contexten (zie hierboven) en vanuit deze concrete
ervaringen gradueel meer abstracte en dus compacte taal introduceren. De taal die in de lessen
wordt gebruikt, kan in die zin voortdurend pendelen tussen meer concreet en meer abstract
taalgebruik.
2. Verwoord zoveel mogelijk wat je doet of toont, zonder dat het onnatuurlijk wordt. Gebruik
zeker niet minder taal bij het lesgebeuren omdat er zwakke leerders in de klasgroep zitten.
3. Zorg voor verschillende formuleringswijzen bij de lesinhoud door gebruik te maken van
herhalingen, omschrijvingen, definities, voorbeelden en synoniemen.
4. Ga zoveel mogelijk in interactie met de leerling wanneer hij iets niet begrijpt en dit (eventueel
op een niet-verbale manier) aangeeft. Tracht door middel van gerichte vragen na te gaan waar
het probleem ligt en speel daarop in (zie ook 3.2.1.).
5. Laat de leerlingen regelmatig per twee of in groepjes samenwerken rond zinvolle, uitdagende
opdrachten waarin elke leerling zijn inbreng moet doen. Laat de ex-onthaalkasser
samenwerken met een sterkere leerling: op die manier komt er heel wat rijke interactie op gang.
De leerlingen kunnen elkaar vragen stellen, extra uitleg geven, elkaar bijsturen (zie ook
3.2.1.,3.2.2.).
6. Bespreek met de leerlingen de verbanden die impliciet in een tekst zitten: tracht samen met hen
deze verbanden bloot te leggen en te verduidelijken.
7. Laat de leerlingen gebruik maken van een woordenboek. Hou er echter rekening mee dat
sommige ex-onthaalklassers het heel lastig hebben om een naslagwerk te raadplegen. Besteed
hieraan eventueel de nodige aandacht of bespreek dit met je collega Nederlands.
8. Laat de ex-onthaalklasser zelf een woordenlijstje maken met woorden of formuleringen
waarover hij makkelijk struikelt of die hij moeilijk onthoudt. Hij kan dit schriftje meenemen naar
de verschillende vakken en telkens aanvullen.
9. Maak een duidelijk bordschema. Zet de kernwoorden van de les op het bord.
10. Laat een medeleerling die dezelfde moedertaal spreekt, indien nodig iets uitleggen, verklaren,
toelichten in de eigen taal of een tussentaal. Doe dit in afgebakende contexten, bijvoorbeeld
wanneer een ex-onthaalklasser vastloopt en zowel extra talige als niet-verbale uitleg niet echt
helpen. Koppel de uitleg ook steeds terug naar het Nederlands.
26
tasan
vervolgschool
3.5. EEN OVERZICHT VAN DE ONDERSTEUNINGSTIPS
Hieronder worden de belangrijkste ondersteuningstips die in de vorige punten uitgebreid aan bod zijn
gekomen nog eens schematisch weergegeven.
Je kan dit ondersteuningsschema gebruiken als inspiratiebron bij de opvang van één of meerdere exonthaalklassers in je groep. Het geeft ideeën over wat er aan ondersteuning mogelijk is in de reguliere
klas. Je kan ook op geregelde tijdstippen voor jezelf nagaan welke handelswijzen je al toepast en dit
aankruisen in het schema. Misschien doe je bepaalde acties niet of nauwelijks: hoe komt dat? Zijn er
daarvoor duidelijke redenen? Zou je hiervoor een oplossing kunnen bedenken? Misschien moet je
hiervoor ook eens te rade gaan bij een collega vakleerkracht: hoe pakt hij dat aan?
ONDERSTEUNINGSMOGELIJKHEDEN VOOR EX-ONTHAALKLASSERS (EO)
OP VLAK VAN DE WERELD
kruis aan
wereld ‘dichterbij’ brengen
de leerkracht vraagt naar en legt verbanden met de eigen ervaringen van de EO
de leerkracht peilt naar en activeert de aanwezige voorkennis van de EO
andere:
visuele context vergroten
de leerkracht visualiseert met afbeeldingen
de leerkracht visualiseert met gebaren
de leerkracht visualiseert met concrete voorwerpen
de leerkracht laat beeldwoordenboek of CD-roms als naslagwerk gebruiken
andere:
talige context vergroten
de leerkracht herhaalt een instructie, mededeling of vraag met andere woorden en
besteedt aandacht aan de schooltaalwoorden
de leerkracht illustreert, geeft een voorbeeld, omschrijft
de leerkracht stimuleert de interactie met een meer gevorderde leerling d.m.v. een
probleemoplossende groepsopdracht
de leerkracht laat info opzoeken in de eigen taal
de leerkracht laat iets vertalen in de eigen taal
de leerkracht vertaalt iets in een tussentaal
de leerkracht noteert kernwoorden van de les op het bord
andere:
27
tasan
vervolgschool
OP VLAK VAN DE TAAK
modaliteit (hoe antwoorden?)
de leerkracht vraagt een niet-verbale reactie (bv. iets aanwijzen, aankruisen)
de leerkracht vraagt een beperkte talige reactie (bv. nummer opschrijven, ja-nee
antwoord)
de leerkracht vraagt een mondelinge ipv. schriftelijke reactie
andere:
verwerkingsniveau verlagen (wat doen met info?)
de leerkracht geeft niet zelf het antwoord, maar stelt extra vragen, bv. gesloten vragen
i.p.v. open vragen (bv. meerkeuzevraag, meer gerichte vraag)
de leerkracht leest zelf een tekst voor aan de hele klas of aan de EO
de leerkracht biedt een structuur aan voor de verwerking van de info (bv. een in te vullen
schema, een meer stapsgewijze bespreking)
de leerkracht laat de leerling zelf een probleem verwoorden
de leerkracht stimuleert de leerling om zelf een oplossingsstrategie te vinden door bv.
denkstimulerende vragen te stellen, te focussen op relevante informatie
de leerkracht laat de EO een tekst globaal in plaats van meer gedetailleerd benaderen
de leerkracht beperkt de opdracht (bv. 3 i.p.v. 5 argumenten laten geven)
andere:
OP VLAK VAN ORGANISATIE
de leerkracht laat de EO samenwerken met een meer gevorderde leerling
de leerkracht laat de EO iets thuis voorbereiden, bv. lezen van een tekst
de leerkracht geeft een geschreven neerslag, een voorgestructureerd schema aan de EO,
voorafgaand of tijdens de les
de leerkracht laat de sterkere leerlingen meer zelf doen tijdens dezelfde taak en geeft
intussen intensieve en aangepaste begeleiding aan de EO
de leerkracht geeft meer tijd aan de EO om een tekst te lezen (bv. terwijl de andere
leerlingen zelfstandig werken), iets over te schrijven, een antwoord te formuleren, een
toets op te lossen
de leerkracht schakelt een andere leerkracht in om de EO te helpen terwijl hij met de
andere leerlingen dezelfde taak uitvoert
de leerkracht stelt een ‘mentor’ aan voor de EO, bv. een landgenoot die dezelfde
moedertaal spreekt of een hulpvaardige medeleerling
de EO krijgt extra individuele begeleiding na de lesuren door een coach die de leerling
ondersteunt bij bepaalde vakken
andere:
28
tasan
vervolgschool
4. VERDERE AANDACHTSPUNTEN
4.1. HOE EX-ONTHAALKLASSERS EVALUEREN?
Aan het begin van het schooljaar vertrek je als leerkracht, vaak onbewust, van een
verwachtingspatroon ten aanzien van je leerlingen. Je wil dat ze bepaalde vaardigheden en kennis
hebben opgedaan aan het einde van het schooljaar. Het kan heel frustrerend zijn om te merken dat
leerlingen de vooropgestelde verwachtingen niet halen, ook al heb je hiervoor heel wat inspanningen
geleverd. Ex-onthaalklassers zijn niet per definitie zwakke leerders, maar het gebeurt dikwijls dat zij
onder de verwachtingen van de reguliere leerkrachten presteren. In hoofdstuk 3 is al aangegeven hoe
je kan proberen om ex-onthaalklassers die moeilijkheden ondervinden, bij de lessen te betrekken en
hoe je hen de nodige ondersteuning kan bieden. Maar je zit als leerkracht vaak met heel wat vragen
op het ‘uur van de waarheid’, bij de evaluaties en vooral bij de eindevaluatie, waarbij beslist moet
worden of de leerling het heeft gehaald of niet. Bij ex-onthaalklassers gaat dat niet zelden gepaard
met veel wikken en wegen: laten we deze leerling erdoor of niet? Gebruiken we dezelfde
beoordelingscriteria als voor de andere leerlingen? Vragen die hieraan voorafgaan, zijn minstens even
belangrijk: hoe kan je ex-onthaalklassers best evalueren tijdens of aan het einde van het jaar? Waar
hou je rekening mee? Hoe objectief moet evaluatie zijn? We geven hier kort een aantal suggesties:
Hoe evalueren?
1. Hou bij evaluaties steeds de beginsituatie van de ex-onthaalklasser voor ogen. Tracht aan het
begin van het jaar in te schatten wat de leerling reeds aan voorkennis over je vak heeft en stel
op basis daarvan je verwachtingen tegenover deze leerling bij. Dit betekent uiteraard niet dat je
per definitie van een ex-onthaalklasser minder verwacht dan van een reguliere leerling, wel dat
je rekening houdt met zijn achtergrond.
2. Toets enkel de doelstellingen die je voor de ex-onthaalklasser relevant en haalbaar acht,
uitgaande van zijn beginsituatie. Stel je de vraag: wat zou deze leerling minimaal moeten
bereiken? Welke doelstellingen zijn minder relevant of prioritair en hoeft hij niet bereikt te
hebben? Stel eventueel een handelingsplan op waarin je stapsgewijs aangeeft welke doelen
wanneer bereikt zouden moeten zijn. Dit kan impliceren dat je niet alle vakdoelen toetst bij de
ex-onthaalklasser, maar dat je een verantwoorde selectie maakt van de relevante leerstof of dat
je de leerstof door de ex-onthaalklasser op een lager niveau laat verwerken (zie 3.3).
3. De ex-onthaalklasser die dat nodig heeft, kan je gerichte ondersteuning bieden bij een toets
of examen, door bijvoorbeeld een toets of examen mondeling in plaats van schriftelijk te laten
afleggen, door vooraf de vragen en instructies mondeling toe te lichten zodat de leerlingen heel
goed weten wat van hen gevraagd wordt, door eventueel onbekende of minder frequente
woorden die ze nodig hebben bij een antwoord of een schrijfopdracht op te geven bij de
opgave, door de leerlingen hulpmiddelen zoals een woordenboek te laten gebruiken, door
meerkeuzevragen of meer gesloten vragen (bv. invulvragen) te stellen in plaats van meer open
vragen of door meer visuele of talige ondersteuning te voorzien bij de toets of het examen. Zorg
steeds voor een veilig klasklimaat tijdens het toetsen.
4. Hou voor ogen dat de inhoud van de boodschap steeds primeert op de vorm. Straf de exonthaalklasser nooit af op spellingsfouten of andere vormelijke fouten, zeker niet in het
begin.
5. Zorg voor een permanente evaluatie tijdens het jaar door op geregelde tijdstippen na te gaan
wat de leerling reeds heeft verworven en wat niet. Evalueren hoeft zich niet te beperken tot
toetsen. Er zijn nog heel wat andere manieren om de verworvenheden en vorderingen van een
leerling na te gaan, zoals observaties in de klas, werkjes of presentaties van de leerling,
verslagen van groepswerk of een groepsdiscussie, gesprekken met de leerling.
6. Zorg dat de evaluatie zich niet beperkt tot het beoordelen van een eindproduct, maar hou ook
(en vooral) rekening met het leerproces en de vorderingen van de ex-onthaalklasser.
7. Evaluatie hoeft niet (alleen) te eindigen in een ‘cijfer’. Commentaar op een toets of werkje is
voor de leerling meestal veel interessanter: het geeft op een meer genuanceerde manier aan
waar hij staat en op welk vlak er nog tekortkomingen zijn. Een dergelijke evaluatie is voor de exonthaalklasser, maar ook voor de andere leerlingen, heel zinvol: het biedt mogelijkheden om
het leerproces van de leerling bij te sturen en te werken aan zaken waar hij het nog moeilijk
mee heeft. Bovendien werkt dit meer stimulerend dan een negatief cijfer op een rapport.
29
tasan
vervolgschool
8. Zorg voor een gebruiksvriendelijk rapport voor de ouders. Werk eventueel met pictogrammen
om één en ander toe te lichten. Wacht niet om contact op te nemen met de ouders of andere
betrokkenen tot er problemen zijn.
De eindevaluatie
1. Het heeft geen zin om een ex-onthaalklasser te laten zittenblijven omwille van een slechte
score voor één of enkele vakken, zeker niet wanneer hij op andere vlakken goede vorderingen
heeft gemaakt. Leg de nodige soepelheid aan de dag: hou steeds rekening met de
beginsituatie van de leerling, zijn inzet en motivatie tijdens het jaar en zijn vorderingen. Weeg
ook af hoe belangrijk de vakken zijn waarop de leerling minder goed scoort. Een leerling hoeft
niet per definitie voor alle vakken de psychologische drempel van 50% te halen. Uiteraard
beslist de klassenraad hierover volledig autonoom.
2. Vergelijk de eindscore van de ex-onthaalklasser niet enkel met die van zijn leeftijdgenoten. Het
is ook belangrijk om zelfgericht te evalueren, met name om na te gaan hoe de leerling is
geëvolueerd tijdens het jaar.
3. Factoren als inzet en motivatie van de leerling zouden een even grote rol moeten spelen bij de
eindevaluatie als de cijfers. Een leerling met een vrij laag cijfer die zich hard heeft ingespannen,
kan gestimuleerd worden om door te zetten, mits hij ook het jaar nadien de nodige
ondersteuning mag verwachten. Het zogenaamd ‘objectief meten’ aan de hand van een
examen geeft slechts een eenzijdig beeld over de leerling.
4. Zorg dat de informatie over de leerling doorstroomt naar de collega’s van het volgende jaar.
Geef hen meer dan cijfers, maar bezorg hen ook de relevante achtergrondinformatie over de
leerling. Maak met de collega’s afspraken over de verdere opvang en ondersteuning van de
leerling.
4.2. AANDACHTSPUNTEN VOOR DE LEERKRACHT VREEMDE TALEN
Het onderwijs in vreemde talen is voor ex-onthaalklassers vaak een grote struikelblok. Ze zijn nog
volop het Nederlands aan het verwerven wanneer zij in de reguliere klas één of meerdere nieuwe
talen ‘er bovenop’ krijgen. Meestal hebben zij nog geen enkele voorkennis op dat vlak en is bijgevolg
de kloof met hun reguliere leeftijdgenoten groot. Hoe pak je dat aan?
In de onthaalklas gaat de prioriteit uit naar het verwerven van het Nederlands zodat de anderstalige
nieuwkomers voldoende taalvaardig zijn om het jaar nadien de reguliere vakken te kunnen volgen in
de onderwijstaal. Logisch dus dat het onderwijs in vreemde talen nog niet aan bod komt tijdens het
onthaaljaar. Sommige onthaalleerkrachten ervaren echter dat bepaalde ex-onthaalklassers onder
andere door hun achterstand voor vreemde talen moeilijkheden ondervinden in het regulier onderwijs
en organiseren daarom lessen Frans en/of Engels voor de meer gevorderde nieuwkomers. Of ze
stimuleren de anderstalige nieuwkomers om buiten de schooluren extra lessen te volgen. Dit is een
begrijpelijke reactie: men wil de kansen op slagen van de ex-onthaalklassers verhogen. Anderzijds
betekent dit voor deze leerlingen een enorme belasting, want op dat moment moeten zij nog alle
aandacht kunnen geven aan hun taalvaardigheid Nederlands. Niet zozeer de onthaalleerkrachten,
maar wel de reguliere leerkrachten in de vervolgscholen dragen hiervoor de grootste
verantwoordelijkheid: zij zijn niet alleen de experten van hun vak, maar het behoort ook tot hun taak
om de ex-onthaalklassers zo goed mogelijk op te vangen en te ondersteunen. Hoe dan ook zullen
reguliere leerkrachten in vreemde talen rekening moeten houden met de ex-onthaalklassers, hoe
groot de verschillen met de andere leerlingen van de klasgroep ook zijn.
Wat bereiken met de ex-onthaalklassers?
1. Werk doelgericht: tracht aan het begin van het schooljaar een juiste inschatting te maken van
de beginsituatie van de ex-onthaalklasser: heeft hij al enige voorkennis van de vreemde taal?
Hoe staat het met zijn taalvaardigheid Nederlands? Overleg hiervoor met je collega’s van de
andere vakken.
2. Ga vervolgens na wat de leerlingen minimaal zouden moeten kunnen volgens de respectieve
eindtermen. Bepaal vooraf welke doelstellingen je met de ex-onthaalklasser zou willen bereiken
30
tasan
vervolgschool
3.
4.
5.
6.
7.
tegen het einde van het jaar. Durf hierbij ook de relevantie van jouw vak voor de exonthaalklasser in kwestie in vraag te stellen. Selecteer de meest relevante doelstellingen, met
andere woorden: de doelstellingen die voor deze leerling het meest zinvol en haalbaar zijn. Hou
hierbij rekening met zijn beginsituatie. Het is niet zinvol de verwachtingen ten aanzien van een
absolute beginner af te zetten tegenover de verwachtingen ten aanzien van een reguliere
leerling die reeds enkele jaren onderwijs in een vreemde taal heeft gehad.
Stel samen met je collega’s een handelingsplan op waarin je concrete en realistische doelen
opneemt: wat moet de leerling minimaal bereiken over welke periode? Het inhaalmanoeuvre
kan perfect worden uitgetekend over een langere periode: de ex-onthaalklasser hoeft aan het
einde van het eerste jaar niet even ver te staan als de andere leerlingen.
Observeer en evalueer de ex-onthaalklassers regelmatig en hou daarbij vooral het leerproces
voor ogen: maakt de leerling vorderingen? Zo ja, welke? Zo nee, hoe zou dat komen? Wat kan
eventueel bijgestuurd worden? Focus op het leerproces, niet op de eindproducten.
Indien de mogelijkheid bestaat, kan je overwegen om een ex-onthaalklasser een tijdje les te
laten volgen in een lager jaar of een lagere graad, zeker in het begin. Zorg er in dit geval voor
dat de leerling stapsgewijs terug kan integreren in zijn eigen groep. Volg daarom de leerling
goed op.
Extra begeleiding kan de leerling ook vooruithelpen, bijvoorbeeld door een leerlingbegeleider
of een coach op de school (zie 1.3.).
Hou bij de evaluatie aan het einde van het schooljaar rekening met de principes die in punt 4.1
zijn aangehaald. Het is belangrijk om bij de eindevaluatie het volledige plaatje te bekijken en je
niet vast te pinnen op je eigen vak.
Hoe differentiëren in de klas?
1. Leg de nadruk op de meest prioritaire vaardigheden en kennis. Selecteer de leerinhouden
die relevant zijn voor de ex-onthaalklasser. Geef hem minder leerstof om te verwerken door
bijvoorbeeld de belangrijkste vragen en opdrachten te laten uitvoeren en minder belangrijke
achterwege te laten.
2. Hou voor ogen dat de inhoud van de boodschap steeds primeert op de vorm. Straf de exonthaalklasser nooit af op vormelijke fouten, zeker niet in de beginfase.
3. Geef de ex-onthaalklasser meer tijd om een opdracht of een toets op te lossen indien hij dat
nodig heeft.
4. Ondersteun de ex-onthaalklasser waar nodig bij het uitvoeren van een opdracht of een toets
door bijvoorbeeld extra toelichting te geven bij vragen en instructies, door gerichte vragen te
stellen, door ze hulpmiddelen zoals een woordenboek te laten gebruiken of door hen een
voorgestructureerd schema of meerkeuzevragen te laten invullen in plaats van een open
opdracht.
5. Stimuleer de zelfredzaamheid van de ex-onthaalklasser. Besteed aandacht aan
overkoepelende vaardigheden die hem ook kunnen helpen bij de andere vakken, door hem
bijvoorbeeld een woordenboek te leren gebruiken, een schriftje te laten bijhouden met woorden
die voor hem moeilijk zijn, zijn spreekdurf aan te moedigen, hem te stimuleren om zich in een
vreemde taal te ‘beredderen’ of moeilijke teksten globaal te laten benaderen via
compenserende strategieën (bv. door voorspellingen te maken op basis van bijhorende
illustraties).
6. Laat de ex-onthaalklasser samenwerken met een meer gevorderde leerling. De
medeleerlingen kunnen extra uitleg geven waar nodig en dit maakt ook de belasting van de
leerkracht minder groot.
7. Laat de meer gevorderde leerlingen af en toe zelfstandig werken zodat je tijd kan nemen om de
ex-onthaalklasser individueel te begeleiden.
Meer ondersteuningstips vind je in 3.5. ‘Een overzicht van ondersteuningstips’ (blz.27). Deze
ondersteuningstips zijn verder uitgewerkt en geïllustreerd in de voorafgaande punten. Onder 3.2.
Vaardigheden (blz.15) vind je onder andere heel wat didactische wenken bij het
taalvaardigheidsonderwijs aan ex-onthaalklassers. Heel wat suggesties voor het vak Nederlands,
kunnen ook gebruikt worden voor het onderwijs in vreemde talen.
31
tasan
vervolgschool
5. VERDER LEZEN
Achtergrond
Bogaert, N. (2001), Genezen of voorkomen? Taalbeleid en de zaakvakken, in: Vonk (Themanummer
taalbeleid), jg. 31, nr 1 (september -oktober), blz. 44-56.
Bogaert, N., Smet, G. & M. Smeyers (2001), Taalvaardigheidstoets Aanvang Secundair onderwijs,
Steunpunt NT2, Leuven.
Gysen, S. & G. Ramaut (2003), Hoe moeilijk zijn toetstaken? Het gebruik van een complexiteitsmeter,
geïllustreerd aan de hand van de TASAN, in: Koole, T. (red.), Artikelen van de vierde sociolinguïstische conferentie, Eburon, Delft, blz. 172-181.
Ramaut, G. (2002), Pas aangekomen in leesland. Leesbevordering bij de opvang van anderstalige
nieuwkomers in de (onthaal)klas, in: Colpin, M., Ramaut, G. e. a. (red.), Leesrijk school- en
klasklimaat. Een schat aan le(e)sideeën voor het basisonderwijs, Leuven, Garant, p. 119 – 128.
Ramaut, G. (2002), Een aparte aanpak? De opvang van ex-onthaalklassers in het reguliere secundair
onderwijs, in: Vonk, jg. 32, nr 2 (nov.-dec.), blz. 3 – 21.
Sterckx, Mie (1997), Met vereende (leer)krachten. Decentrale opvang van anderstalige nieuwkomers
in het secundair onderwijs, in: Vonk, jg. 26, nr 5 (mei-juni), blz. 22-36.
Van de Laarschot, M. & G. Lemmens (1999), Nederlands als tweede taal in het voortgezet onderwijs.
Handboek voor docenten in de eerste opvang, Amsterdam: Meulenhoff Educatief.
Van der Zanden, A. (1999), Taal in vakonderwijs aan nieuwkomers. Handreiking voor vakdocenten in
de eerste opvang vo, Rotterdam: het Projectbureau.
Lesmaterialen
Klaar? Af!, Taalkit 1, Taalkit 2, Eerste en verdere opvang van anderstalige nieuwkomers in de
onthaalklas, Werkgroep Anderstalige nieuwkomers, Steunpunt NT2, Leuven, 1998, 1999, 2000.
Sesam. Inhaalbeweging taalvaardigheid aanvang secundair onderwijs (1. Beetgenomen, 2. Slim
bedacht, 3. Anders dan gewoon, 4. Toeren zonder grenzen), Steunpunt NT2, Leuven, 2002.
1
Meer info over de regelgeving in verband met het gelijke onderwijskansenbeleid en het structuuronderdeel anderstalige
nieuwkomers dat hierin is opgenomen, vind je op www.edulex.vlaanderen.be.
2
Ministerie van Onderwijs, Onthaalonderwijs voor anderstalige nieuwkomers in het gewoon voltijds secundair onderwijs
(omzendbrief SO75, 23/7/2001), www.edulex.vlaanderen.be.
3
Zie: Van den Branden, K. (1998). Leerkrachtvaardigheden in spreek- en luisteronderwijs, in: Vonk, 27 (5): 24-38 en Van de
Laarschot, M. & G. Lemmens (1999), Nederlands als tweede taal in het voortgezet onderwijs. Handboek voor docenten in de
eerste opvang. Meulenhoff Educatief, Amsterdam, blz. 70-85.
4
Voor leuke ideeën, zie Verboog, M. (1999). Leren spreken. Een didactische handleiding voor docenten NT2, Coutinho,
Bussum.
5
Meer informatie hierover vind je in de inleiding van ‘Taalkit 1’.
6
Een interessant artikel over schrijfvaardigheid is: Van den Branden, K. (2002). Leren schrijven doe je niet alleen! Naar een
taakgerichte schrijfdidactiek in het basisonderwijs, in: Schokla 43:173, 18-22.
32
tasan
vervolgschool
Download