Voorbeelden van lineaire eerste-orde differentiaalvergelijkingen Hieronder vind je 8 voorbeelden waarbij een differentiaalvergelijking met behulp van het overzicht wordt opgelost. Opdracht Bestudeer de voorbeelden en de oplossingen en bepaal zelf hoe de problemen worden opgelost. Schrijf dit uit als een stappenplan (algoritme): welke stappen neem je in welke volgorde om tot een oplossing te komen. Zodra je het stappenplan klaar hebt kan je het uitproberen: • met voorbeelden die je nog niet had bestudeerd • met de toets lineaire eerste-orde differentiaalvergelijkingen 1. Bepaal de plaats bij een constante snelheid Een auto rijdt met een constante snelheid van 50 km/uur. Hoeveel afstand heeft de auto na 3 uur afgelegd? Ga uit van de differentiaalvergelijking: dx =v dt waarin x de plaats en v de snelheid is. Oplossing dx = 50 dt ⇔ lineaire groei/afname ⇒ x = x0 + 50t K = 50 m/s ⇔ de afgelegde weg is x - x0 = 50t = 50·3 = 150 km 2. Algemene oplossing van de plaats bij een constante snelheid Wellicht weet je nog van de natuurkundelessen dat x = x0 + v0 t bij een constante snelheid. Leid deze vergelijking af. Ga uit van de differentiaalvergelijking: dx =v dt waarin x de plaats en v de snelheid is. Oplossing dx = v0 dt ⇔ lineaire groei/afname ⇒ x = x 0 + v 0t K = v0 3. Temperatuurtoename in een magnetron Een magnetron met een vermogen van 900 W verwarmt een kopje met 100 g (= 100 mL) water van 20°C. De warmtecapaciteit van water is CP = 4,2 J·g-1 ·°C-1 . Hoe lang duurt het voor het water kookt? Ga uit van de differentiaalvergelijking: mCP dT =P dt waarin m de massa, CP de warmtecapaciteit en T de temperatuur van het water is en P het vermogen van de magnetron is. Oplossing mCP dT =P dt 100 ⋅ 4,2 ⇔ dT = 900 dt dT 900 = = 2,1 dt 100 ⋅ 4,2 ⇔ ⇔ lineaire groei/afname T K = 2,1 o C/s ⇒ o T0 = 20 C = T0 + 2,1t = 20 + 2,1t Het water kookt bij 100°C, zodat 100 = 20 + 2,1t ⇔ 80 = 2,1t ⇔ t = 80 = 38 s 2,1 4. Gist kweken bij bierproductie Bij de productie van bier is het belangrijk om eerst voldoende gistcellen te hebben. Elke gistcel deelt zich in 30 minuten in 2 gistcellen. Ga uit van de differentiaalvergelijking: dm m = k ⋅m = dt τ waarin m de gistmassa is en k = 1,39 uur- 1 , ofwel τ = 1/k = 0,72 uur = 1,44 maal de delingstijd (deze factor 1,44 komt doordat de tijdconstante τ iets anders is dan de halfwaarde- of verdubbeltijd: τ = t½/ln(2) = 1,44·t½). Hoeveel gistmassa heb je nodig om in 6 uur een productie van 100 kg gist te krijgen? Oplossing dm m = dt τ ⇔ dm m = dt 0,72 ⇔ 0,72 dm =m dt 0,72 dm −m=0 dt ⇔ ⇔ t exponentiele groei 0,7 2 ⇒ m = m0 e τ = 0,72 uur 6 Na 6 uur is m = 100 kg, zodat 100 = 100 m0 = = 24·10-3 kg = 24 g 4,16 ⋅ 103 m0 e 0,7 2 = m0e8,33 = 4,16·103m0 ⇔ 5. Hoort zegt het voort Praatjes hebben lange benen. Als er iets interessants gebeurt, dan lijkt het of iedereen binnen de kortste keren er vanaf weet, ook zonder tv. In een middelgrote stad (70000 inwoners) gebeurt iets en het nieuws wordt doorverteld. Iedereen die het nieuws hoort vertelt het aan gemiddeld 1 persoon per uur. Na hoeveel tijd weet de hele stad het nieuwtje als de bron 1 persoon was? Ga uit van de differentiaalvergelijking: dN = kN dt waarin N het aantal mensen is dat het nieuwtje kent en k is 0,69 maal het aantal personen dat (gemiddeld) per uur door 1 persoon wordt ingelicht. Oplossing dN = kN dt ⇔ dN = 0,69N dt ⇔ 1 dN dN = 1,44 = N 0,69 dt dt 1,44 dN −N = 0 dt ⇔ ⇔ exponentiele groei t 1, 4 4 τ = 1,44 uur = et ⇒ N = N0 e N0 = 1 N = 70000, zodat 70000 = e t 1,4 4 ⇔ ln (70000) = t = 1,44·8,85 = 12,8 uur 1,44 6. Radioactief verval van plutonium In een kernreactor wordt uranium omgezet in onder andere plutonium. Dit plutonium is een afvalproduct, dat heel langzaam in lood wordt omgezet. In 24000 jaar verdwijnt op deze manier de helft van het plutonium. Na hoeveel tijd is 90% van het plutonium omgezet in lood? Ga uit van de differentiaalvergelijking: dm m = dt 1,44t 1/2 waarin m de resterende massa plutonium en t½ de halfwaardetijd is (deze factor 1,44 komt doordat de tijdconstante τ iets anders is dan de halfwaarde- of verdubbeltijd: τ = t½/ln(2) = 1,44·t½). Oplossing dm m = dt 1,44t1/2 ⇔ dm m m = = dt 1,44 ⋅ 24000 34560 34560 dm =m dt 34560 dm −m=0 dt ⇔ ⇔ ⇔ −t exponentiele afname ⇒ m = m0e 3 4 5 6 0 τ = 34560 jaar Als er 90% wordt omgezet, dan blijft er 10% over, zodat m0 −t 3 4 e 560 ⇔ 0,1 = −t 3 4 e 560 ⇔ t = -34560ln(0,1) = 8·104 jaar ln (0,1) = −t 34560 m = 0,1m0 ⇔ 0,1m0 = 7. Radioactief verval van jodium Radioactief jodium wordt gebruikt bij medische toepassingen. Het wordt gemaakt in de reactor van Petten en heeft een halfwaardetijd van 2,3 uur. Als je 1 g radioactief jodium nodig hebt en het ligt door omstandigheden een dag (24 uur) op de plank, hoeveel radioactief jodium moet je dan (een dag van tevoren) maken om nog 1 g over te houden? Ga uit van de differentiaalvergelijking: dm m = dt 1,44t 1/2 waarin m de resterende massa plutonium en t½ de halfwaardetijd is. Oplossing dm m = dt 1,44t1/2 ⇔ dm m m = = dt 1,44 ⋅ 2,3 3,312 3,312 dm =m dt 3,312 dm −m=0 dt ⇔ ⇔ ⇔ −t exponentiele groei 3,3 1 2 ⇒ m = m0e τ = 3,312 uur −2 4 1 = m0 e 3,3 1 2 = 7,13 ⋅ 10 − 4 m0 ten liggen dus! ⇔ m0 = 1 7,13 ⋅ 10 − 4 = 1403 g = 1,4 kg. Niet te lang la- 8. Koeling van een bierflesje een flesje bier van 1 L (= 1 kg) met een temperatuur van 25°C wordt in snelstromend water van 10°C gehangen. Hoe groter het temperatuurverschil, hoe sneller de warmte uit de fles wegstroomt: Q = UA(T fles -T water), waarbij Q de warmtestroom in W is, U de warmteoverdrachtscoëfficiënt (in dit geval U = 15 W·°C -1 ·m-1 ) en A het oppervlak van de fles (0,06 m 2 ). Hoe lang duurt het tot het bier is afgekoeld tot 15°C? Ga uit van de differentiaalvergelijking: dT = −Quit dt mCP waarin m de massa, CP de warmtecapaciteit (4,2·103 J·kg-1 ·°C-1 ) en T de temperatuur van het bier is en Quit de warmte die uit de fles stroomt. Oplossing mCP dT = −Quit dt 1 ⋅ 4,2 ⋅ 103 ⇔ dT = −UA(T − Twater ) = −15 ⋅ 0,06(T − 10) dt 1 ⋅ 4,2 ⋅ 103 d T = −(T − 10) 15 ⋅ 0,06 d t ⇔ ⇔ 4667 dT = −T + 10 dt 4667 dT + T = 10 = −15 + T0 (= 25) dt ⇔ ⇔ −t T = T0 + K 1 − e τ geremde groei/afname τ = 4667 s ⇒ −t K = −15 o C T = 25 − 151 − e 4 6 6 7 De gewenste temperatuur van 15°C wordt bereikt na: −t 4667 15 = 25 − 15 1 − e ⇔ −t 4667 15 − 25 = −10 = −15 1 − e −t − 10 = 0,67 = 1 − e 4 6 6 7 − 15 ln(0,33) = −t 4667 ⇔ 0,67 - 1 = -0,33 = − −t 4 e 667 ⇔ ⇔ 0,33 = ⇔ t = -4667 ln(0,3) = 5127s = 85 min −t 4 e 667 ⇔ Opdracht (herhaling) Bestudeer de voorbeelden en de oplossingen en bepaal zelf hoe de problemen worden opgelost. Schrijf dit uit als een stappenplan (algoritme): welke stappen neem je in welke volgorde om tot een oplossing te komen. Zodra je het stappenplan klaar hebt kan je het uitproberen: • met voorbeelden die je nog niet had bestudeerd, • met de toets lineaire eerste-orde differentiaalvergelijkingen. Als dit niet lukt, neem dan contact op met je docent. Wellicht lukt het met wat uitleg. Als er basiskennis ontbreekt, dan is het verstandig eerst een andere cursus te volgen.